Dag E,
Je vraag was dus: Mag je predikanten critiseren".
Mijn antwoord:
Dat woord 'critiseren' is te armelijk. Zou het in een zeldzaam geval eens volkomen duidelijk zijn, dat een predikant iets apert fouts zei, dan nóg mag er alleeen sprake zijn - evenals overigens altíjd- van een 'liefdevolle terechtwijzing'.
Hoor naar het volgene geval, beschreven in Galaten 2 vanaf vers 11:
Als er nu toch éen predikant was met een geweldige status, dan was het wel Petrus. En tóch maakte die Petrus eens een kanjer van een fout, hij beging een pastorale blunder van de ergste soort.
Hij at altijd gewoon met de 'Christenen uit de heidenen' mee, volgens die 'verrukkelijke wet van de vrijheid', door onze Heer Jezus Christus geïntroduceerd. Maar toen kwamen er Judaïsten op bezoek en at Petrus nadien alleen nog maar met de Joden, terugkerende van 'de wet van de vrijheid' tot die armelijke, versleten, Joodse riten, rijp voor de ondergang. Een groot grevaar vooor de zich pril ontwikkelende Christelijke kerk.
Maar Paulus zag dat gevaar en waarschuwde hem openlijk tegen dit verwerpelijke gedrag, dat zelfs Barnabas in de war bracht, ( 2 en 13).
Paulus handelde hier volgens 'het ambt van alle gelovingen', zoals wij dat bij' 'liefdevolle terechtwijzing' beschreven zien in Romeinen 15 v 14, Col 3 v 16 en 2 Thess 3 v 15.; een recht dat zonder onderscheid geldt ook ten aanzien van gezaghébbende gelovigen.
In het moeilijk denkbare geval, dat jij tegenover een ambstdrager zou staan met een terechte waarschuwing en je die blozend en hakkelend zou hebben uitgesproken, wat zal dan de houding van de ander zijn.
Je hebt alle kans, dat hij alsdan de woorden van Psalm 141 v 5 zal aanhalen: " Zou een rechtvaardige mij slaan, het was mij een weldaad, zou hij mij straffen, het was balsem op mijn hoofd".
Misschien zal hij er zelfs aan toevoegen:, (naar Spreuken 9 v 9): "Ëen wijze wordt nog wijzer als je hem berispt, een rechtvaardige vergroot zijn inzicht door wat je hem leert".
en - naar Spr 9 v 8 zullen jullie als nóg betere vrienden scheiden.
Ikzélf stond eens tegenover een vrolijk, kwiek meisje van - zeg- 19, die tegen mij zei: "Broer...u laat uw profetieën altijd voorafdgaan door enkele woorden in klanktaal, die u onvertaald laat. U doet dat om uzelf 'vrij te bidden'- ik weethet-. Maar 1 Korinthe 14 leert ons in verzen 27 en 28, dat ook díe woorden voor de gemeente vertaald moeten worden. Mag ik die vertáling voortaan óok van u horen".
En al die woorden uit Spreuken werden aan mij bewaarheid. Ik voelde mij zo opgefrist en heb er nadien altijd mij aan gehouden.
Daag Ger
|