Foto
Inhoud blog
  • GOMMAAR TIMMERMANS OVERLEDEN
  • Toespraak bij de opening van uitgeverij
  • Speciale tekening van Felix Timmermans
  • Wat andere kunstenaars over de kunst van Timmermans schreven - Flor van Reeth
  • Intervieuw met Tonet Timmermans - Jooris van Hulle
  • Beste bezoeker
  • Op bezoek bij Tonet Timmermans - Denijs Peeters
  • Timmermans in Baarn - Huub van der Aa
  • Felix Timmermans en Camille Melloy - Etienne De Smedt
  • Ge zijt uw eigen baas en uw eigen koning - Bart Van Loo
  • Boerenpsalm tentoonstelling in Mol
  • Felix Timmermans was voor alles Dichter - Erik Verstraete
  • Laat het nu stil worden - Herman-Emiel Mertens
  • De Stille Timmermans - Marcel Janssens
  • Pallieter - Fons Sarneel
  • Begrafenis van Felix Timmermans op 28/01/1947 - Gaston Durnez
  • Job Deckers en de lokroep van Schoon Lier - Roger Vlemings
  • En waar de ster bleef stille staan - Felix Timmermans
  • De Fé herleeft in Lier - Paul Depondt en Pierre De Moor
  • " E Vloms keuningske " - Gaston Durnez
  • Sint Gommarus - Felix Timmermans
  • Timmermans ter ere, een selectie uit zijn picturaal werk - G. Carpentier-Lebeer
  • Bij de heilige Anna klinkt hardrock-muziek - Frans van Schoonderwalt
  • En als de Ster bleef stille staan... - J.J. Vürtheim Gzn
  • Felix Timmermans, de Liersche Breughel - Caty Verbeek
  • Het afscheid van Felix Timmermans - Redactie
  • De Poëzie van Felix Timmermans - De Nieuwe Gazet 09/08/1947
  • Uniek dat auteur alles van zijn werk heeft bewaard - Frans Keijsper
  • De fijne nostalgie van Felix Timmermans - Rigoberto Cordero y Léon
  • Lier gegroet, nog duizend pluimen op uw hoed - Willem Hartering
  • De Timmermans-tegeltjes - Ward Poppe en Philip Vermoortel
  • Pallieter wint het van Wortel - Gaston Durnez
  • Het spekbuikige Brabant en het magere Kempen land - Marcel Pira
  • De Zeemeermin - Bert Peleman herdenking op 11/07/1986
  • Profiel van Felix Timmermans - Etienne De Ryck
  • Lia Timmermans - zo was mijn vader - Manu Adriaens
  • Felix Timmermans in Waalwijk - Arthur Lens
  • Overeenkomst - Van Kampen
  • Ronald
  • Mooie Faience steentjes van de Fé
  • Mooie opdrachten - uniek materiaal
  • Bij de recente Duitse vertaling van Adagio - Stijn Vanclooster
  • Dit schreef Gommaar
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 1) - Viktor Claes
  • Waarom ik van Timmermans hou. (deel 2) - Viktor Claes
  • Felix Timmermans - Uit mijn rommelkas
  • Felix Timmermans, zijn succes en zijn schrijversplannen - Redactie
  • Een Tafelspeech en een Interview - Karel Horemans
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 1
  • De Muziek in het werk van Timmermans - Louis Vercammen deel 2
  • Streuvels en Timmermans - Jan Schepens
  • Reimond Kimpe - Joos Florquin
  • Pallieter in Holland - Cees Visser
  • Intimations of Death - Schemeringen van de Dood
  • De Blijdschap van Guido Gezelle en Felix Timmermans. - Gaston Durnez
  • Toespraak gehouden in Hof van Aragon - Philip Vermoortel
  • De schrijver Antoon Coolen in Hilversum - P.J.J.M Timmer
  • Felix Coolen
  • Pallieter verboden - redactie Het Vaderland
  • Over Pallieter. - Voordracht in het Foyer-Concertgebouw op 24 januari 1919.
  • Beste vrienden - redactie
  • 'Ik heb mijn kinderdroom waargemaakt' - Lieve Wouters
  • De man achter GOT - Andy Arnts
  • Gestopt met tellen, Hoeveel boeken ik geschreven heb - P. Anthonissen
  • Liefde is nooit verboden - Frans Verleyen
  • Felix Timmermans overleed vandaag - Bertje Warson
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Timmermans op de planken - Daniël De Vos
  • Gaston Durnez Exclusief - Etienne Van Neygen
  • Vlaamser dan Vlaams. - Hans Avontuur
  • Felix Timmermans en Averbode - G.J. Gorissen
  • Een tweede leven voor Timmermans en Claes - Patrick Lateur
  • Een Brief aan Felix Timmermans - Johan De Maegt
  • Dichter und Zeichner seines Volk - Adolf von Hatzfeld
  • In de Koninklijke Vlaai - Felix Timmermans
  • Fred Bogaerts - Adriaan De Bruyn
  • De Natuur blijft verbazen
  • Kluizekerk sloot definitief - redactie
  • Timmermans heeft geen Fascistisch Bloed - Lode Zielens
  • Om er even bij stil te staan - Etienne De Smet
  • Tekeningen
  • Aan boord met Felix Timmermans - Anton van Duinkerke
  • Gommaar Timmermans - GoT 90 jaar
  • Het Menu - Bonni Konings
  • Onuitgegeven handschrift van Felix Timmermans
  • Zet uw ziel in de zon - Gaston Durnez
  • Stijn Streuvels 70 jaar - Felix Timmermans
  • Anton Pieck: een vriend van Vlaanderen - K. Van Camp
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 1
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 2
  • De Pallieter kalenders. - Marc Somers - Deel 3
  • Zelfportret - Felix Timmermans
  • Ik had zo graag Felix geheten! - Daniël De Vos
  • Tony Fittelaer: « Kozijn Felix was een buitengewoon mens » - Vandecruys Geert
  • In en over Juffrouw Symforosa - Arthur Lens
  • Bij Pallieter thuis - Redactie
  • Kalender 1932 - Felix Timmermans
  • Mijn eerste boek - Felix Timmermans
  • De Fé vulde een kamer - Martine Cuyt
  • Met Timmermans op literaire bedevaart naar Lier - Jaak Dreesen
  • De Toverfé - Wannes Alverdinck
  • " Er gebeurt iets… Timmermans herdacht " - Jan Vaes
  • Bij Marieke is de Fee nog thuis - Marc Andries
  • Oosters Geschenk van Clara Timmermans (Haiku's)
  • Een soep met vier troostende mergpijpen - Gaston Durnez
  • Met Felix Timmermans op stap door Lier - Jos Vermeiren
  • Professor Keersmaekers over Felix Timmermans - Jaak Dreesen
  • Honderd jaar geleden werd Felix Timmermans geboren
  • Tonet Timmermans overleden 26/03/1926 - 16/04/2020
  • Briljante vertegenwoordiger van de volkskunst ! - Al. Slendsens
  • De goede Fee op zoek naar de Kern - Gaston Durnez
  • Saluut bij een honderdste verjaardag - Marc Andries
  • Een ministadje uit de voltooid verleden tijd - Frans Verstreken
  • Felix Timmermans, Tekenaar en Schilder - Denijs Peeters
  • In defence of Timmermans - Godfried Bomans
  • Hoe Pallieter werd onthaald door Nederlands publiek - Karel van den Oever
  • Adriaan Brouwer - Sirius
  • De Pallieter rel - Lode Zielens
  • Boerenpsalm - Willem Rueder
  • De zachte Keel - Frans Verstreken
  • Feestelijke Groeten
  • Merkwaardige gesprekken - Gommaar Timmermans
  • En als de Ster bleef stille staan - Top Naeff
  • Gaston Durnez - Overleden
  • Felix Timmermans - Rond het ontstaan van Pallieter
  • Een barre winter in Schoon Lier - Henk Boeke en Claus Brockhaus
  • Interview met Gommaar Timmermans - Bertje Warson
  • Felix Timmermans werd onrecht aangedaan - W. Roggeman
  • Gesloten wegens nieuwe schoenen - Toon Horsten
  • Boerenpsalm - Peter Claeys
  • Gommaar Timmermans - Paul Jacobs
  • Ernest Claes - Felix Timmermans en voordrachten in Duitsland
  • De Molen van Fransoo - Felix Timmermans
  • De Vroolijkheid in de Kunst - Carel Scharten
  • Adagio - Felix Timmermans
  • Hoe ik verteller werd - Felix Timmermans
  • Pallieter wordt honderd jaar - Bertje Warson
  • Openingstoespraken - Timmermans-Opsomerhuis 1968
  • Toespraak Artur Lens Archivaris - 1968
  • Toespraak Hubert Lampo - 1968
  • Timmermans als Schilder en Etser - Floris Van Reeth
  • Felix Timmermans, Dichter und Zeichner seines Volk.
  • Felix Timmermans - Theo Rutten
  • Gesprek onder vier ogen - Fred Bogaerts 70 jaar
  • Timmermans over De Pastoor in den bloeienden Wijngaerdt
  • Tooneel te Brussel
  • De vroolijkheid in de Kunst
  • Stamboom van Felix Timmermans
  • Timmermans over "De Pastoor uit den Bloeienden Wijngaert
  • Felix Timmermans over den Vlaamschen humor
  • Adagio - Lia Timmermans
  • De nachtelijke Dauw - Felix Timmermans
  • Felix Timmermans geschilderd door Tony Claesen - 2018
  • De Nood van Sinterklaas - Felix Timmermans
  • De Vlietjesdemping te Lier - Felix Timmermans
  • Pallieter naast Boerenpsalm
  • Pallieter in het klooster - Cees Visser
  • Info FT Genootschap
  • F T Fring bestaat 25 jaar
  • Timmermans en de Muziek - Daniël De Vos
  • Fons De Roeck
  • Is Timmermans Groot ? - Felix Morlion O.P.
  • Renaat Veremans vertelt - José De Ceulaer
  • Vacantie bij de oude boeken - Gaston Durnez
  • Foto's van Oude Lier 1
  • De Pastoor uit den Bloeyenden Wijngaerdt
  • Brief Gommer Lemmens - 11/06/2013
  • 70 jaar geleden ....
  • Overlijden van de Fé
  • Luisterspel Pallieter 2016
  • Bibliotheek van de stad Lier
  • Anton Thiry - Gaston Durnez
  • postkaarten
  • Een Mandeke Brabants fruit
  • Clara Timmermans overleden
  • Covers van Pallieter
  • Pallieter en Felix Timmermans
  • Toespraken 25/6/2016 - Kevin Absillis, Kris Van Steenberge en Gerda Dendooven
  • De Lierse Lente - Ronald De Preter
  • Felix Timmermans - Emiel Jan Janssen
  • Pallieter honderd jaar - Gaston Durnez
  • Adagio - Frans Verstreken (Hermes)
  • Pallieter, een aanval en verdediging
  • Foto's 1
  • Driekoningen-Tryptiek - Jacques De Haas
  • Over Pallieter (25/01/1919)
  • Timmermans' werk in het buitenland
  • De Eerste Dag - Felix Timmermans
  • Het Kindeke Jezus in Vlaanderen
  • Fred Bogaerts - Felix Timmermans
  • De Harp van Sint Franciscus - Gabriël Smit
  • Timmermans en Tijl Uilenspiegel
  • Felix Timmermans ter Gedachtenis
  • De Vlaamse Timmermans - Paul Hardy
  • Timmermans was Einmalig - José De Ceulaer
  • Levenslied in schemering van de dood - Gaston Durnez
  • Expositie in De Brakke Grond te Amsterdam
  • Bij de Hilversumsche Gymnasiastenbond
  • Timmermans als schilder en tekenaar - W.A.M. van Heugten
  • De onsterfelijke Pallieter - Tom Vos
    Zoeken in blog

    Beoordeel dit blog
      Zeer goed
      Goed
      Voldoende
      Nog wat bijwerken
      Nog veel werk aan
     
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Foto
    Felix Timmermans
    Vlaamse schrijver, dichter en schilder * 1886 - 1947 *
    07-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans vertelt over Pallieter

    Timmermans over "Pallieter."

    Uit de Middelburgsche courant van 12/04/1919
         Uitgenoodigd door het bestuur der openbare leeszaal en bibliotheek hield Felix Timmermans donderdagavond in het gebouw der Vrijzinnig Hervormden een lezing over zijn boek "Pallieter".

    Spreker begon met te zeggen, dat hij over Pallieter zelf, niet kan, zal en mag spreken.
    Wel daarentegen over het ontstaan van dit werk, dat de vrucht is van een verkeerd geleefd leven. Wat men allerminst van dit boek zou verwachten: aan Pallieter kleven tranen. Het is geboren uit groote smart en het zieleproces waaruit het ontstaan is zal spreker nu nader ontwikkelen.

         Het is niet zooals velen denken, geschreven tijdens den oorlog, want het laatste deel verscheen in een tijdschrift in den zomer van 1914.
    De voorgeschiedenis van Pallieter moet gezocht worden in de vele studies die door den schrijver gemaakt zijn op het gebied van occultisme, kabalisme, spiritisme, theosophie etc.
    Al deze onderzoekingen hebben zijn geest verward, maakten hem zwaarmoedig en verstoorden zijn evenwicht.

         Hij werd door zijn moeder gewaarschuwd, doch ging voort het occultisme te bestudeeren, totdat hij zag dat hij geen houvast meer aan het leven had.
    Evenwel kon hij toen niet meer terug, hoewel hij alles beproefde om weer te keeren tot de innerlijke rust en vrede van vroeger.
    Eerst zonderde hij zich af in de bosschen, doch zonder resultaat. Na drie maanden alleen te hebben doorgebracht met zijn gedachten, keerde hij vermagerd huiswaarts.

    Vervolgens trachtte hij genezing te zoeken in het Trappisten-klooster bij Mechelen, doch ook hier vond hij geen herstel voor zijn gestoorden geestestoestand.
    Daarna begaf hij zich naar een Begijnenhof, waar hem door den pastoor een kamer gewezen werd, doch daar zijn vrienden hem kwamen opzoeken en de spiritistische séances wederom voortgezet werden, moest hij ook hier vertrekken zonder de rust gevonden te hebben die hij zocht.
    In zulk een stemming nu van angst en dood en nostalgie schreef Timmermans "de Schemeringen van den Dood".

         Toen kwam er, wat spreker noemt, gelukkig een ongeluk.

    Hij moest geopereerd worden en daar zijn toestand hoogst ernstig was lag hij eigenljjk te wachten op den dood, waarnaar hij vroeger dikwijls als een verlosser had uitgezien.
    Maar thans wenschte hij plotseling te leven met alle kracht die in hem was en juist deze ommekeer bracht genezing voor zjjn verwarden geest. Ook lichamelijk werd hij gelukkig gezond, zoodat hij volgens zijn moeder tweemaal genezen was, van binnen en van buiten.

         Zijn herstel had plaats in het voorjaar, als de natuur ontwaakt en de drang naar nieuw leven heel de wereld vervult.
    Toen ging hjj de velden in waar hij de lente genoot en waar de zekerheid in hem groeide een boek te zullen schrijven en wel een lofzang op de ontluikende aarde.
    Maar hoewel de inspiratie noodig is voor een kunstenaar, moet er toch hard gewerkt worden en zoo heeft Timmermans dan ook vier jaar noodig gehad voor hij zijn Pallieter voltooid had.
    Vooral de bijfiguren hebben hem dikwijls last bezorgd met name de weerbarstige Charlot, de schilder, de pastoor en ook Marieke.

         Spreker verhaalde vervolgens hoe heel Pallieter een verbeelding is zoowel wat personen aangaat als wat het landschap betreft. Wel zijn er dikwijls aanleidingen geweest die tot het ontstaan van een of andere figuur hebben geleid, doch steeds heeft 's schrijvers fantasie een groote rol gespeeld.
         Ook de naam van het boek zelf is op eigenaardige wijze ontstaan.
    Toen hij met een zijner vrienden over zijn werk sprak en deze hem vroeg hoe het nu eigenlijk heette, wist hij dit zelf nog niet, maar daar er natuurlijk een antwoord verwacht werd, noemde hij den eersten naam die hem inviel, Pallieter.
    Sommige gedeelten zijn door Timmermans met veel moeite geschreven, zoo b.v. de beschrijving der kermis, terwijl daarentegen "de Hoorn des Overvloeds" ontstond terwjjl er vijf kinderen rond hem heen sprongen.

         Ten slotte deelde spreker nog mede dat vele menschen meer achter Pallieter willen zoeken dan ermee bedoeld is. Pallieter is uitsluitend een uiting van levensblijheid en als zoodanig moet het boek dus worden opgevat.
         Na de pauze werd door Timmermans nog iets voorgelezen uit andere werken, waarna de talrijke aanwezigen door langdurig applaus hun ingenomenheid te kennen gaven voor het wie schoone, hun dezen avond gebracht.

    ********

    07-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 3/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefde voor al wat leeft - Pieck en Timmermans

    Liefde voor al wat leeft...

    Anton Pieck, dank zij Felix Timmermans, goede vriend van het Vlaamse land.

    Uit de Leeuwaarder Courant – 30/7/1955.

         Anton Pieck, graficus en illustrator van wereldvermaardheid, heeft zich voor een belangrijk deel van zijn werk laten inspireren door het kleurrijke Vlaamse land en volk.

    Zijn belangstelling voor Vlaanderen die later uitgroeide tot een hartstochtelijk beleden liefde, dateert reeds van 1918, toen hij "Pallieter" van Felix Timmermans las. Het boek trof hem zo zeer, dat hij besloot het te illustreren. Zijn bescheidenheid weerhield hem er echter van, contact te zoeken met de schrijver. Tegelijkertijd liep Felix Timmermans rond met drie etsplaatjes, die hij graag aan een goede pers wilde toevertrouwen. Vrienden verwezen hem daartoe naar Anton Pieck, de jonge graficus, die de plaatjes graag voor hem zou afdrukken.

         De bescheidenheid van Timmermans was kleiner dan die van Pieck. En zo kwam het contact tot stand tussen de beide kunstenaars. Het contact, dat later zou uitgroeien tot een warme vriendschap en dat van onschatbare betekenis zou worden zowel voor de ontwikkeling van de kunst van Anton Pieck als voor het gehele Noord- en Zuid-Nederlandse kunstleven De belangstelling van Anton Pieck voor Vlaanderen is een deel van zijn wezen geworden. Zijn kunst is doordrenkt van de Vlaamse geest. De Vlaamse letterkunde en Anton Pieck zijn bijna onafscheidelijk aan elkaar verbonden.

         Een oprechte hulde als blijk van genegenheid voor het verdienstelijke werk dat hij sinds 1918 aan Vlaanderen heeft bewezen, zal Anton Pieck thans ten deel vallen Zaterdag a.s. zal de graficus in Antwerpen de Rockox-onderscheiding ontvangen. Een onderdeel van deze huldiging is het verschijnen van een kunstmonografie van de bekende kunstcriticus Denijs Peeters over "Anton Pieck en Vlaanderen."
    Dit prachtig uitgevoerde boekje, waarin een groot aantal illustraties en schilderijen van Pieck is gereproduceerd, is verschenen bij de uitgeverijen Grafiek — Kolvo (Gent) en Ad. M. C. Stok (Den Haag).
    Het zal niet alleen "beneden de Moerdijk" met open armen worden ontvangen.

         In 1920 dan verscheen een luxe uitgave van "Pallieter" met tekeningen van Anton Pieck. Het was het eerste boek, dat deze illustreerde. Pieck kende Vlaanderen nog niet en Felix Timmermans heeft hem daarom bijgestaan bij het maken van de tekeningen. Pieck gaf daar echter een eigen, persoonlijke vorm aan, zodat zich al vroeg de later zovelen zo vertrouwde Anton Pieck-stijl ontstond.

         Het contact met Timmermans deed Pieck evenwel al spoedig naar Vlaanderen trekken, waar hij zich niet alleen uitleefde in het portretteren van de vele prachtige plekjes, waaraan de oude Vlaamse stadjes zo rijk zijn, maar waar hij vooral zijn levensblik verruimde. Hij maakte kennis met de Vlaamse levensblijheid met haar veelal weemoedige bespiegelende achtergrond. Uit ervaring weten wij, dat niemand die — ook nu nog — met het Vlaamse gemeenschapsleven kennismaakt, ontkomt aan de invloed daarvan. Zo ook Anton Pieck niet. De vriendschap met de imponerende persoonlijkheid van Felix Timmermans en ook van de bouwmeester-schilder Flor van Reeth, lieten niet na hun stempel te drukken op Anton Pieck.

         Vooral de invloed van Timmermans is onmiskenbaar op het werk van Pieck, zonder dat deze nochtans zijn persoonlijke techniek daardoor liet veranderen. Wel werd hij minder naturalistisch zou men kunnen zeggen : zijn kijk op de werkelijkheid werd ruimer, zijn tekeningen wonnen aan kracht, doordat ze meer strakheid kregen, directer werden.
         Anton Pieck ging het wezen van de dingen beter onderkennen, de vorm waarin iets bestaat en leeft, ontdaan van overdreven securigheidjes. Het was de geest van Felix Timmermans die doorwerkte in de techniek van Anton Pieck. De geest, die een waarachtige liefde ademt voor al wat leeft, die de humor kent van de stille lach, de weemoed van de verdrongen traan.
         Niet alleen in zijn etsen en houtsneden toont Anton Pieck zich een vriend van het Vlaamse land. Ook in zijn schilderijen. Felix Timmermans was trouwens ook degene, die hem de waarde van de kleur bijbracht. Een eigenlijke schilder is Pieck echter nooit geworden;zijn schilderijen bleven meer gekleurde tekeningen dan dat het schilderijen werden. Hun eigen stijl is evenwel ook hier die van strakheid, die onmiddellijk aanspreekt, doordat de kunstenaar in enkele beelden 'n sfeer volmaakt kan treffen en een heel verhaal kan samenbollen. "Iedere illustratie is afzonderlijk een volledig verhaal van de eenvoudigheid van het Vlaamse landschap en van de diepe geest van het Vlaamse volk", zo schrijft Denijs Peeters, die in zijn monografie uitvoerig ingaat op de techniek van Anton Pieck :
         "De techniek is hier de verwezenlijking van twee motieven, waarnaar Pieck heeft gestreefd om deze in zijn werk te bereiken : ziel en leven. Dit is voor iedere kunstenaar de grootste eis die hij aan zichzelf stelt, maar hoe weinig kunstenaars hebben het in hun werk gekund, de ziel en het leven in eenzelfde uitbeeldingsvorm te verwezenlijken".
         "Ieder beeld over Vlaanderen dat hij geeft is volledig, ieder onderwerp is met een warme belangstelling beleefd". Het is het beste compliment, dat een Vlaming over Anton Pieck en Vlaanderen kan geven. Een compliment, dat op 30 Juli nog wel uitvoerig zal worden herhaald. En terecht, want Anton Pieck verdient de volle aandacht, al ware het alleen al om het contact, dat hij heeft gelegd tussen het Noorden en het Zuiden.

    Een contact, dat vooral op cultureel gebied zeker nog voor uitbouw vatbaar is.

    *******

    05-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een boek van Pallieter - Erik Dams

    Een Boek van Pallieter.

    Uit Tijdingen van 9 maart 1994 - door Erik Dams.
         Dode schrijvers leven voort. In hun werk en in hun romanfiguren. Soms ook in hun eigen museum. Tijdingen doet in een reeks artikelen een aantal schrijversmusea aan. En onderzoekt tegelijkertijd of zo'n museum een impact heeft op de lokale boekenverkoop. We beginnen bij Timmermans. Niet zonder reden, want ooit was Timmermans heel groot in Vlaanderen.

         "Wie is de populairste auteur van Vlaanderen?" In 1938 stelde de VBVB die vraag aan de lezers van Het Boek in Vlaanderen. Zij mochten de tien Vlaamse auteurs opsommen die hun voorkeur hadden. De VBVB ontving liefst 20.000 antwoordformulieren. Felix Timmermans kwam als 'winnaar' uit de bus met 15.564 vermeldingen. Daarmee ging hij Ernest Claes (14.529), Hendrik Conscience (12.685). Stijn Streuvels (10.712) en Gerard Walschap (6.720) vooraf. Roem en glorie zijn echter vergankelijk. Wie van de vermelde 'groten' staat in 1994 nog met stip in de top tien?
         In Lier prijkt Felix Timmermans nog bovenaan. Want Lier is onlosmakelijk verbonden met Felix Timmermans. Hij werd er geboren in 1886 en stierf er in 1947. Timmermans is bij het grote publiek vooral bekend met zijn werken Pallieter en Boerenpsalm.

    Ook Driekoningentriptiek (in toneelversie En waar de ster bleef stille staan...). Schoon Lier en De zeer schone uren van Juffrouw Symforosa, begijntje, doen nog een belletje rinkelen. Timmermans leeft voort in het Timmermans-Opsomerhuis. Het Felix Timmermans Genootschap en de Felix Timmermans Kring. En vooral in de naam Pallieter. Want waar je in Lier gaat of staat, overal kom je hem tegen : herberg 'Pallieter', reisbureau 'Pallieter', fotografiekring 'Pallieter'... In Lier is middenstander Pallieter de winnaar. 'De naam Pallieter is nu inderdaad meer bekend dan de naam Timmermans.' zegt Job Deckers van de Felix Timmermans Kring en zaakvoerder van het antiquariaat 'Schoon Lier'. Vaak lopen hier mensen langs die mij een boek van "Pallieter" vragen, waarmee ze Felix Timmermans bedoelen. De romanfiguur overleeft zijn schepper.'

         Tijdens zijn leven gaf men aan Timmermans al de naam 'Pallieter'. Dat bevestigt Frans Verstreken, secretaris van het Felix Timmermans Genootschap: 'Ik heb Timmermans nog gekend. Af en toe kwam hij bij mijn vader op bezoek. Mijn vader had een kledingzaak en voor de erg imposante Timmermans moest telkens een aangepast maatpak gemaakt worden. Iedereen keek toen op naar die stille, rustige man, soms Pallieter genoemd.
    Ga je tegenwoordig een café binnen en vraag je waar de naam Pallieter vandaan komt, dan krijg je als antwoord dat hij symbool staat voor de vrolijke Lierenaar. Een verwijziging naar Timmermans wordt zeldzaam. Timmermans had voor zijn romanfiguur trouwens verschillende namen verzonnen en uiteindelijk is het Pallieter geworden. Het woord 'Pallieter' staat in Van Dale. Pas in recentere uitgaven hebben ze de naam correct met dubbele l gespeld!'

    Eén schrijver, twee verenigingen
         Het Felix Timmermans Genootschap werd in 1972 opgericht, 25 jaar na het overlijden van Timmermans. Met als doel "Timmermans' nagedachtenis levend te houden en de kennis van zijn literair en plastisch werk te bevorderen". Dat komt vooral tot uiting in de waardevolle reeks jaarboeken die sindsdien werden uitgegeven. Ze bevatten studies over het werk van Timmermans vanuit zeer diverse invalshoeken (van Timmermans en het activisme tot Timmermans in Scandinavië) en af en toe zeldzame of niet eerder gepubliceerde teksten van de schrijver. Bij de oprichters vinden we bekende namen, onder meer Bertus Aafjes, Gaston Durnez, Hubert Lampo, Walter Opsomer (zoon van schilder Opsomer), Ludo Simons, Lia Timmermans, Louis Vercammen en Albert Westerlinck. Timmermans-biograaf José De Ceulaer was voorzitter, hij werd later opgevolgd door Marc Somers.

         Waarom werd er pas in 1972, en niet vroeger, een Felix Timmermans Genootschap opgericht? Frans Verstreken wijst erop dat het Timmermans-Opsomerhuis in 1968 geopend werd : 'De oprichting van het Felix Timmermans Genootschap, enkele jaren later, was daar een onrechtstreeks gevolg van. Sindsdien hebben we er dan ook echt werk van gemaakt.

    De jaarboeken spreken voor zich.' Voor de verspreiding van zijn jaarboeken heeft het Felix Timmermans Genootschap een bijzonder systeem uitgedokterd.

    Frans Verstreken licht toe : 'Wij laten de boeken drukken bij Sanderus in Oudenaarde.
    Die boeken gaan dan naar Uitgeverij J. Van In, die als Liers bedrijf een gebaar wil stellen. Heel de oplage wordt er opgeslagen. Iedereen die lid is, krijgt automatisch een jaarboek toegestuurd. J. Van In neemt dus de praktische kant voor zijn rekening, wat ons een hoop beslommeringen bespaart. Uitgeverij J. Van In verzorgt ook de distributie van het jaarboek naar de boekhandel toe. Dat gebeurt echter niet zoveel, want het lidgeld bedraagt slechts 500 frank. Het aantal leden schommelt per jaar. afhankelijk van de in het jaarboek behandelde onderwerpen. De laatste jaren ligt het aantal altijd tussen 600 en 650.'

         Natuurlijk draagt de inhoud van de jaarboeken bij tot het succes ervan. Frans Verstreken vreest niet dat de onderwerpen uitgeput raken : 'Wij staan er zelf van versteld waar we het blijven halen. Er was bijvoorbeeld een jaarnummer over de poëzie van Timmermans.
    Daarna kregen we automatisch nieuwe stof van lezers die geïnspireerd waren door de verschenen artikelen. Via de universiteiten krijgen we ook materiaal van studenten die hun eindverhandeling maken over Timmermans, hoewel dat niet frequent meer gebeurt."
         Het Felix Timmermans Genootschap organiseert bijna jaarlijks een ledendag rond een specifiek thema dat vaak in verband staat met de jaarboeken. 'Meer activiteitgerichte organisaties zijn in handen van onze Felix Timmermans Kring.' zegt Job Deckers. 'Wij zijn in 1990 gestart en willen de sporen van Timmermans nagaan.
         Ook willen wij de jongere generatie vertrouwd maken met de warme wereld van Timmermans, met voordrachten en wandelingen, of zelfs met een reis naar Italië, 'Naar waar de appelsienen groeien'. Ten slotte streven wij ernaar zeldzame werken op te sporen en eventueel uit te geven. Wij berichten daarover in ons tijdschrift 'Zilveren Verpozingen', dat tweemaal per jaar uitkomt. Wij stellen vast dat het publiek voor Timmermans vanaf de veertigers begint. Meestal zijn het mensen met heimwee naar hun jeugd, het 'rijke Roomse leven en de ongerepte natuur. Die elementen vind je natuurlijk ten overvloede in het werk van Timmermans.'

    Timmermans' woordenboek
         Felix Timmermans hanteerde een taal die bol stond van dialectwoorden, neologismen en archaïsche termen. Het Felix Timmermans Genootschap heeft lange tijd een woordenlijst aangelegd met termen die specifiek in het werk van Timmermans voorkomen.

    Dat woordgebruik blijkt trouwens de struikelsteen te zijn voor het gebruik van zijn teksten in het onderwijs. Frans Verstreken : "Bij de dichtbundel Adagio stak Albert Westerlinck een handje toe om Timmermans' taal zo zuiver mogelijk te houden. Voor zijn romans echter moet je een zekere kennis van de dialecten uit de Kempen bezitten om alles te kunnen begrijpen. Voor Lierenaars is die taal nog zeer toegankelijk. Maar uit de soms zeer eigenaardige vertalingen van Timmermans' werk blijkt duidelijk dat aan sommige woorden door niet-ingewijden totaal verkeerde betekenissen gegeven zijn.'
         Op het einde van de eerste wereldoorlog vertrok Felix Timmermans voor twee jaar naar Nederland. Voor het dagblad Het Vaderland schreef hij stukjes onder de titel 'Pallieter in Holland', een verslag van zijn Nederlands verblijf. In Nederland en Duitsland bleek Pallieter meteen aan te slaan. Ook nu nog bestaat er vanuit Nederland interesse voor het werk van Timmermans. Zo ontvangt het Timmermans-Opsomerhuis jaarlijks een behoorlijk percentage Nederlandse bezoekers en ook boekhandel J. Van In krijgt regelmatig Nederlandse toeristen over de vloer, op zoek naar een boek van Timmermans. Ook in Duitsland kennen de vertalingen van Timmermans nog succes. Timmermans-kenner Ignaas Dom woont trouwens in Duitsland en heeft er ook een Duitse Timmermansvereniging gesticht.

    Timmermans-Opsomerhuis
         Het achttiende-eeuwse Hof Van Geertruyen. ook wel de Groote Hofstadt genoemd, werd in 1968 omgedoopt tot het Timmermans-Opsomerhuis. 'Om publicitaire redenen' sprak men niet over een museum. Oorspronkelijk gaf het huis een overzicht van het oeuvre van Felix Timmermans en kunstschilder baron Isidoor Opsomer. In de loop der jaren bouwde men het Timmermans-Opsomerhuis uit tot een plaats waar ook andere Lierse kunstenaars uit het verleden aan bod komen, bijvoorbeeld kunstsmid Lodewijk Van Boeckel, componist Renaat Veremans en Jan Baptist David, naar wie het Davidsfonds genoemd werd.

         Naar aanleiding van de honderdste geboortedag van Felix Timmermans organiseerde de stad Lier in 1986 de tentoonstelling 'Met pen en penseel'. Toen bezochten meer dan 31.000 mensen het Timmermans-Opsomerhuis. In een 'gewoon' jaar schommelt het aantal bezoekers rond 6.000. De grootste toeristische trekpleister in Lier blijft de Zimmertoren.
         In het Timmermans-Opsomerhuis vindt de bezoeker een chronologisch overzicht van leven en werken van Timmermans. Het geheel is duidelijk en gemakkelijk leesbaar voorgesteld. Ook een aantal wetenswaardigheden ontbreken niet. Zo kan de bezoeker zien dat in de eerste druk van Pallieter bladzijde 48 ontbrak. Later werd die bladzijde als '48*' verspreid. Spijtig genoeg blijken de schilderijen aan de wanden meestal reprodukties.
    'Het is heel moeilijk om nog aan origineel literair en vooral grafisch werk van Timmermans te komen.' zegt Luc Coenen van de stedelijke dienst voor archieven en musea. 'In de stadsbibliotheek hebben we wel een Timmermansarchief, maar dat is verre van volledig.'

    Een vaste waarde
         Dan maar naar de boekhandel getogen, waar Timmermans, en vooral Lier prominent aanwezig is. 'Boekjes met daarin Lierse humor vormen een jaarlijks weerkerend kassucces', zegt men bij J Van In. Timmermans blijft natuurlijk een vaste waarde, maar spreekt toch voornamelijk een ouder publiek aan. De jaarboeken van het Felix Timmermans Genootschap en de door het Davidsfonds uitstekend verzorgde nieuwe uitgave van zijn werken dragen natuurlijk bij tot een regelmatige verkoop. En dat kan men bij het Davidsfonds inderdaad bevestigen. Veerle van den Bosch, redacteur literatuur van Davidsfonds Uitgeverij, meldt dat al bijna 85.000 exemplaren van de heruitgegeven boeken van Timmermans de deur uit zijn. Een opmerkelijk cijfer.


    Een Timmermansjaar in 1997 - Timmermans overleed in 1947 zou de interesse in Timmermans nog kunnen versterken, maar niemand heeft al zo ver vooruit gedacht.
    'Eerst de gemeenteraadsverkiezingen afwachten.' zegt elke wijze Lierenaar.

    *******

    01-11-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    05-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Eeuwfeest Tony Bergmann

    Eeuwfeest Tony Bergmann, schrijver van Ernest Staas herdacht.

    Een baanbrekend Lierenaar.

    Het Nieuws van de Dag voor Nederlands-Indië - 9/8/1935.

    Felix Timmermans huldigt zijn voorlooper
         De Bruselsche correspondent van het Amsterdamsch "Hbld." schrijft aan zijn blad:

    Honderd jaar geleden, in Juni 1835, werd te Lier Tony Bergmann geboren, de vermaarde auteur van "Ernest Staas". Hij was de kleinzoon van een Duitscher die, na geruimen tijd in het Hollandsche leger te hebben gediend, zich in de Nethestad was komen vestigen en er kort daarop met een meisje van de streek in het huwelijk was getreden.
         Orangist in hart en nieren week hij, na de gebeurtenissen van 1830, naar Holland uit met zijn gansche gezin, behalve een zoon, George, die te Lier achterbleef en er het beroep van advocaat uitoefende. Zeer geziene persoonlijkheid, bekleedde George Bergmann zelfs jarenlang het Burgemeestersambt zijner geboortestad.
    Hij liet gedenkschriften na — en o.m. een zoon, die dan Anton (Tony) was.

         Te Lier, hoe de zaken ook draaien en keeren, valt alles prachtig uit. De geboortedag van Tony Bergmann valt onder de locale kermisdagen. Maar niet vooral daarom heeft men er van Liersche zijde aan gedacht, den auteur van Ernest Staas nu hij honderd jaar te voren was geboren, te vieren.
         Populair zijn de beelden en schetsen van Tony, voor het eerst in 1873 verschenen, immers gebleven; elke Vlaamsche jongeman, elk jong meisje, nog op de schoolbanken, heeft Ernest Staas gelezen. Noch vóór zij De Witte en Pallieter onder de oogen kregen.
    Verder was Tony, na zijn vader George, te Lier de leider geweest van de liberale partij, die destijds vrij actief optrad. En in de provincie vereert men, tot in lengte van dagen, hen die eens het sieraad van de partij zijn geweest.
         Zoodat, ondanks den wensch van Tony's weduwe, zelf bijna een honderdjarige, die de herdenking van haar echtgenoot het liefst in alle stilte had zien gebeuren, gedurende een week elken dag vóór het monument van den schrijver op de lommerrijke veste der Nethestad, betoogingen plaats hadden vanwege de verschillende stedelijke korpsen en vereenigingen, met zang en klank, cantates en redevoeringen.

         Deze halve-weekfeesten, in de rijkelijk bevlagde stad, werden besloten met een Academische zitting, op verzoek van het Huldigings-comité, speciaal door de Koninklijke Vlaamsche Academie te Lier belegd.
    Op het Stationsplein werden de leden der Academie, die vrij talrijk waren opgekomen, — Lier trekt de harten aan, — vanwege de stads-regeering afgehaald, naar het oude mooie stadhuis stoetsgewijze geleid, waar te hunner eere een receptie plaats had. Naast den Burgemeester, de wethouders, de raadsleden der stad en vele notabelen, was op deze plechtigheid de familie van Tony Bergmann, — zijn dochter en zijn kleinkinderen, — aanwezig. De eerewijn werd geschonken.

         En in de zaal "Vredeburg", een vanouds bekend lokaal waar ook Tony Bergmann vaak naar concerten is komen luisteren, vaak vergaderingen heeft bijgewoond, was de feestzitting. Zij werd voorafgegaan door een symphonisch concert door de orkestklas der stedelijke muziek-academie gegeven onder de leiding van haar bestuurder, den heer Frans Boogaerts: Grieg, Brahms, Jan Blockx, Brabançonne, Vlaamsche Leeuw. Waarna Mej. Blanca Gijselen, op waarlijk voortrefelijke wijze, enkele bladzijden uit Ernest Staas voordroeg.
         Zelden heb ik op zulke eenvoudige, maar diep-gevoelde, aangrijpende wijze proza hooren voordragen. En daarna kwamen de heeren van de Koninklijke Vlaamsche Academie aan de beurt, in wier naam zouden spreken F. V. Toussaint van Boelaere, bestuurder der Academie, en Felix Timmermans : een Lierenaar over een Lierenaar.
    Zij spraken op het podium, omringd van hun medeleden.

         De heer F. V. Toussaint van Boelaere stelde Tony Bergmann's beteekenis in het licht : met een ietwat ouderwetsch maar sprekend beeld was Bergmann de schoonste parel aan de kroon van Lier. En geen schooner geschenk heeft Lier aan het Vlaamsche volk geschonken: Lier het heerlijke stadje met zijn eigen gezond leven, zijn eigenaardige gebruiken, zijn eigen kleur en geur, waarvan de gansche wereld, dank zij, Timmermans, alles afweet, zoodat het buitenland is gaan denken dat gansch Vlaanderen er uitziet als " Lierke Plezierke! "
    Van die stad is Bergmann een zoon, omdat hij uit het specifiek Liersche milieu is opgegroeid.       Op Bergmann's literair werk is Lier's atmosfeer van overwegenden invloed geweest. Van zijn eerste novellen af, die Dr. Van Vloten destijds hoog roemde, en die kunnen gelden als het eerste Vlaamsche prozawerk, dat het intimisme in de Vlaamsche literatuur invoerde, — kunst die later Sabbe en Timmermans oefenen.

         Een baanbreker was Tony dus; ook met zijn "Geschiedenis der stad Lier" was hij baanbrekend. Die monografie is inderdaad een model van plaatselijke geschiedschrijfkunde. Doch in "Ernest Staas" heeft hij zich het zuiverst en het schoonst uitgesproken. Geen sterke constructie, geen zuivere taal. Stukken en brokken en een taal vol gallicismen en zonder plasticiteit. Maar het werk heeft andere qualiteiten die er duurzame beteekenis aan verzekeren: overal immers in het verhaal hoort men de schoone stem van het gemoed; rake opmerkingen volgen elkaar op; de humor is er bij voortduring fijn en subtiel; sommige typen zijn daarbij uitgebeeld met een scherpte, die telkens weer verrast en verrukt.
         Het is een avontuur, dat elk beleeft dat Tony ons verhaalt, het eeuwige avontuur van elken jongen man. Daarom blijft het frisch en jong, — Tony droeg in zich een wereld, gekleurd door de atmosfeer van Lier, — in zijn werk bloeit Lier's schoonheid voor altjjd.

    Daarna kwam Felix Timmermans aan het woord.
         De historie van Ernest Staas heeft hij, toen hij nog een klein manneke was, van zijn vader vernomen. Fel was hij onder den indruk en gaarne had hij zelf zoo’n vrijage als tusschen Ernest en Bertha willen beleven.

         Hij hoorde van zijn vader dat Tony zoo'n fijne meheer was, dien iedereen, zelfs zijn politieke tegenstanders, gaarne groette, met wien een elk een praatje op de straat trachtte te houden, die rijk was, voor de arme menschen in de bres sprong, een groot kunstenaar was. Die op zijn buitengoed groote voorname heeren ontving.
         Timmermans vertelt verder van het Pannenhuis, van het geboortehuis van Tony op de markt, van dien ouden tijd, die oude herbergen, de diligentie, kortom van het oude Lier, een halve eeuw geleden.
    Timmermans meent ook dat Bergmann met Gezelle en Conscience een klaverdrieblad vormt; dat Bergmann in de literatuur den schilder De Braeckeleer evenaart.
    En in zijn sappig Liersch Vlaamsch vertelt hij verder van die goede oude mevrouw Bergmann, die den winkel van zijn ouders bezocht, van zijn eigen vreugde toen hij heel wat later zelf Ernest Staas las en den held van het verhaal, tot de vrijage toe wilde navolgen; hoe Bergmann, vader en zoon, twee advocaten, elkaar goed verstonden en begrepen; hoe Lier in Ernest Staas leeft. Hoe dat boek is ontstaan in een tijd van "papieren letterkunde", in een tijd van gefronste wenkbrauwen, — en hoe hij zelf zijn eerste werk in het licht van "Ernest Staas" heeft geschreven. En gansch het Vlaamsche volk vereert Tony Bergmann.

         Na een dankwoord van F. V. Toussaint van Boelaere begaf de Koninklijke Vlaamsche Academie zich met de plaatselijke autoriteiten naar het monument op de Veste, ter eere van Bergmann opgericht.
    Aan den voet van het gedenkteeken lagen talrijke kransen en bloemstukken met linten van alle kleuren, Belgische, Vlaamsche, Hollandsche. In den avond werd het beeld verlicht.

    Het staat op een open plek tusschen hooge populieren. Een breede gracht daarnaast.
    Talrijke wandelaars, onder wie Ernest en Bertha, want die zijn eeuwige figuren.

    ************

    05-10-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-10-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Sterre in Frans-Vlaanderen - Jan Hardeman

    "De Sterre" in Frans-Vlaanderen

    Door Jan Hardeman - Westouter 1956

    Ter intentie van alle Vlaamse profs die menen de wetenschap te moeten dienen door in Nederland en in onze Akademie te gaan vertellen dat Zuid-Vlaanderen dood is. Qui potest capere, capiat.

         Bij de tiende vertoning van "En waar de Sterre bleef stille staan ", in Frans Vlaanderen, door "De Verbroedering " uit Westouter.

         Nummer tien is achter de rug, het kan wellicht interessant zijn 's terug te kijken naar wat voorbij is. Zo verliep het : Reeds vóór de oorlog - in 1936 - toen "De Sterre" van Felix Timmermans opgevoerd werd te Westouter, droomde men ervan dit spel te spelen over de grens. Doch het bleef bij plannen. Tot pater Joris de Clercq, bij sommigen beter gekend als Djoös Utendoale, zich aan het werk zette en een meesterlijke omzetting leverde van "de Sterre". Het werk werd niet alleen letterlijk omgezet, maar ook aangepast aan de eigen geest van Zuid-Vlaanderen. Alles wat enigszins vreemd aandeed voor onze Zuid-vlaamse mensen werd geschrapt. De tipisch Brabants klinkende naam "Schrobberbeek" werd vervangen door het meer eigene "Djoös". De palingvisser van de Nete werd een pensejager uit het Bolland. Zelfs de figuur van het omendom gekende "Pater Smetje" werd er opgeroepen.

         Op Kerstmis en Tweede Kerstdag 1954 werd het stuk eerst en vooral opgevoerd te Westouter zelf, waar het een overweldigend sukses kende – het grootste in de geschiedenis van de toneelkring. Twee avonden na elkaar een bomvolle zaal. Ook over de grens moest het slagen.
         Eerst en vooral kwamen de officiële regelingen. Bezoek bij de doeane, bij de heer ontvanger, bij de heer brigadier; alles kwam in orde, mits het opmaken van een uitgebreide inventaris van wat over de grens moest... van een "échte achtergemakte sterre" tot een kartonnen duivel.
         Op zondag, 16 januari 1955, kwam de eerste opvoering in Zuid-Vlaanderen, te Sint-Janskapel. Het werd een zware dag. Reeds een paar uur vóór de vertoning goot het water.
    En toch was er volk in het parochiezaaltje. Z.E.H. pastoor had trouwens goed propaganda gemaakt... geen affiches... maar een hartelijk woordje van op de kansel.

         Nu, het was ook voor een "goed werk" ; de opbrengst was bestemd voor een nieuw Mariabeeld achter aan de kerk. Het volk leefde mee, zelfs toen er door het onweder geen elektriciteit meer was en er moest gespeeld met de hulp van kaarsen en zaklampen.
    Volgende zondag, weer te Sint-Janskapel, was het zaaltje bomvol. Wie er de eerste dag geweest was had het verteld en het sukses was verzekerd.
         Zondag, 30 januari, kwam Boeschepe aan de beurt. Reeds vooraf waren alle kaarten uitverkocht en nog vóór de deur gesloten werd moesten kaarten voor staanplaatsen geweigerd worden. Daar zorgden de pompiers voor.
    Bemoedigend was het in de zaal veel vooraanstaande geestelijken te vinden, die daardoor blijk gaven van interesse voor het werk. Van de burgemeester van Boeschepe, de heer Decanter, werd gezegd dat hij voor de eerste maal een toneelvertoning tot het einde toe bijwoonde.

         Verder kwamen de opvoeringen te Abele, op 27 februari, en te Steenvoorde, op 13 maart.
    Uit verschillende richtingen kregen we aanmoedigingen, zelfs mochten we na de opvoering te Boeschepe een lovend artikeltje vinden in "La Voix du Nord", waaruit we het volgende citeren : "Nous ne sommes pas dans les secrets des dieux, mais nous croyons pouvoir affirmer que cette représentation ne sera pas la dernière donnée dans la région des Flandres. - Tantmieux".

         Ook "La Croix du Nord" liet zich niet onbetuigd en na de vertoning te Steenvoorde verscheen onder de titel "On s'en souviendra" een artikeltje, dat begint met het treffende "il y avait foule dans la salle de fête..."
    Nu, wat ons "La Voix" wenste, bleef niet uit. Reeds in de zomer 1955 startte een nieuwe toernee.
         Ter gelegenheid van Westouter-kermis werd door de toneelvereniging een opvoering gegeven van "Leentje uit het Hemelrijk", het frisse spel van Gaston Martens. Onmiddellijk werd het omgezet in het dialekt. De nodige regelingen werden getroffen en op maandag, 27 juni, kende het zijn Fransvlaamse première te Godewaarsvelde, nadat eerst de Westouterse fanfare op de kiosk gespeeld had.
         De speaker te Godewaarsvelde kondigde parmantig aan "Et maintenant, la troupe théâtrale de Westouter jouera une brillante comédie, notamment "Hélène au Paradis".
    Na Godewaarsvelde kwam Boeschepe op kermis-maandag, 4 juli, en op zondag, 21 augustus, kwam een opvoering te Sint-Janskapel, eveneens ter gelegenheid van de kermis.

         Met het nieuwe speelseizoen '55 - '56 kwam weer "De Sterre", en dit op algemene aanvraag, want met "De Sterre" hebben we het hart getroffen van onze Zuid-Vlamingen. Meneer pastoor van Sint-Janskapel zei het zo goed "De Sterre, mo dat is koekebroöd voe nuze menschen..."

         Te Steenvoorde werden we zeer hartelijk door de deken ontvangen. Hoe zei hij het ook weer, toen hij van op het podium zijn parochianen toesprak ? "Dien Timmermans, dat is eën van de nuze. Zúkke mann lik Pietje Veugel of Suskewiet, je viengt dat ier overol en dat "Kowverkot" kuste oezewâl 't Boerenhol êwist ên, en dien Schoere Djoös ê Schooier van 't Ryveld". Ook te Ekelsbeke en te Eringem kende de "Sterre" hetzelfde sukses en hoorden we steeds "toet ter joarent".
         Beter dan welke aktie ook heeft deze toneeltoernee iets losgemaakt in de harten van onze Zuidvlaamse mensen : de liefde voor hun moedertaal, "nuus Vlêmsche", dat overal verstoken wordt. Ook op onze tiende vertoning in Frans-Vlaanderen, in de parochiezaal te Meteren, konden we dat zo goed aanvoelen: bij het binnenkomen van de zaal spraken de mensen meestal Frans en bij het buitengaan hoorde men alleen Vlêmsche. Meneer kapelaan van Meteren was een en al entoeziasme bij deze Vlaamse avond.
         Tussen de verschillende taferelen sprak hij de Meternaars toe in het Vlêmsche, en wat hij zei was ook niet zonder betekenis : "Menschen, ol 't Frânsche roent nuus en is mo vernisch, mo dit Vlêmsche goa na 't herte. Diengen die êzeid zyn in 't Vlêmsche goa' zo vele dieper. O 'k zoun oek zo geern otmets êtwot kunn zeggen up 'n preekstoel in 't Vlêmsche, je verstoat dat toen ol zo vele beter... 't Vlêmsche, dat is de toale van nuze vorouders, van nuus gelove, dat is nuze toale.

         Met deze tien opvoeringen van "En waar de Sterre bleef stille staan" heeft "De Verbroedering" duidelijk bewezen dat Zuid-Vlaanderen nog niet dood is. Verre van daar.
    De 2.600 toegangskaarten, de tien avonden, de vele brieven, de groep Zuidvlamingen die vóór enkele weken de grens over kwam om nu eens toneel te "zien", de ontvangsten van onze groep, de persreakties zijn tegen wie ook een bewijs dat er iets te doen is in Zuid-Vlaanderen.
    Mocht Westouter spoedig navolgers krijgen en mochten ook andere Westvlaamse toneelgroepen uit onze bloeiende grensdorpen de stap naar het Zuiden wagen.

    Op 17 januari van dit jaar ging de groep naar Ieper met een laatst opvoering van "De Sterre", een "jubel"-opvoering, want ons "waagstuk" is gelukt...
    Dit is geen einde, maar het begin van een nieuwe inzet...

    *****

    01-10-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans over zijn werk en de Vlaamschen humor

    Felix Timmermans over zijn werk en over den Vlaamschen humor.

    Uit Leeuwarder Nieuwsblad (NL)
    - 30/10/1930.                                        
         — Breed geschouderd, 'n vriendelijke, forsche kop niet 'n groote, zwarte krullebos en 'n paar heldere, telkens van uitdrukking wisselende bruine oogen, dat is Felix Timmermans de groote Vlaamschrijver. En hij vertelde gemoedelijk, zooals hij dat in zijn boeken doet, maar zonder dat zoete, zachtvloeiende van taal, dat zijn geschriften kenmerkt en dat eens een bekend criticus aanleiding gaf hem een woord-virtuoos te noemen.

         Zoo eenvoudig verhaalde hij van de boeken die hij "gemaakt" had (wij spreken altijd heel eerbiedig van scheppen) en hoe ze in zijn brein waren ontstaan. Hij vertelde van zijn vader, de kantenkoopman, van zijn zestien broers en zusters en van het eenvoudige, blijmoedige Vlaamsche land, zoodat de avond omvloog.

         Nog al lang bleef de schrijver stil staan bij "De schemeringen van den dood". Dat boek, zei Felix Timmermans dat maakte ik door al dat gepraat van mijn vriend over occultisme, spiritisme en nog een heele massa "ismes" meer. Wat voelde ik me trotsch, ingewijd te worden in de geheimenissen van al die wetenschappen. Ik zag er de oplossing in van allerlei levensvragen, ik voelde me superieur, ver verheven boven al m'n stadgenooten, die van al die mysterieuse dingen niets wisten. Ik ging naar het Trapistenklooster met een heel boekje vol "ismes" in mijn zak en in het Bagijnenhof, waar ik woonde, keek ik er veel in. Mijn vrienden kwamen, deden de tafel dansen en, de stoelen janken! Toen werd ik ziek, moest geopereerd worden en in mij kwam 'n groote angst voor den dood.

    — In die dagen was het, dat ik dat boek schreef.
    — Naast de vrees voor den dood kwam echter de vurige wensch om te mogen blijven leven in mij op en in dezen gemoedstoestand vielen alle "ismes" van mij af! — O, toen ik toen weer beter was, wat een vreugde over het leven steeg er in mij, wat was ik dankbaar en blij!

    En in die stemming schreef ik Pallieter. Ik heb er lang werk over gehad. Het boek dat gij kent, is n.l. niet de eenige Pallieter. Bij mij thuis, boven op den zolder, liggen nog een heele boel andere Pallieters, maar dit leek mij tenslotte de beste. Na Pallieter schreef ik "Het kindeke Jezus in Vlaanderen". Dat kwam door mijn vader.
         Vader was kantenkoopman en als hij terug kwam van zijn reizen, vertelde hij ons vele, mooie verhalen. De meeste menschen beginnen altijd met "Er was eens", maar mijn vader niet, die zei altijd: Ik was eens. Hij was de man die roodkapje redde en hij was de man, die de drie Koningen ontmoette in Vlaanderen. Later vertelde mijn leeraar mij, dat het in Palestina was en ik moest 't wel gelooven, anders kreeg ik geen prijzen. Maar toen vele jaren daarna in den bangen oorlogstijd mijn schoonmoeder bad: "De drie Koningen zagen den ster; wees gegroet", toen zag ik de drie Koningen niet in Palestina, maar in Vlaanderen, zooals mijn vader mij vertelde, dat hij ze was tegen gekomen.

    * * *

         Anne-Marie schreef ik na het "Kindeke Jezus in Vlaanderen". Het kwam eigenlijk door een oud portret en 'n man, die een lied zong in den nacht, ik stuurde het eerste gedeelte naar Kloos, maar die zei heel wat anders dan gewoonlijk, wanneer hij mijn werk ontvangen had; hij zei, dat hij geen ziel had. Dat rook naar iets, ik begreep, dat ik mis was, dat ik den waren draad niet te pakken had. Maar het motief : een vrouw, die van een man houd!, maar moet ervaren, dat hij getrouwd is, bleef en na een tijdje begon ik toch weer met de uitwerking.

         Aan de notaris Pirroen zou ik aanvankelijk maar twee regels te wijden, maar in plaats van die twee regels heb ik het halve boek aan hem gewijd en ik heb er geen oogenblik spijt van gehad. Hoe ik aan Pirroen gekomen ben? Heel eenvoudig. Ik liep over de markt te Lier en zag een man over den markt stappen, kort en vierkantig als een doos was hij gebouwd. — Dat is mijn notaris dacht ik, daar heb ik hem heelemaal! De bij-figuren Van de Nast, Livinus, Corenhemel, zijn gedeelten uit menschen die ik gekend heb.
         Spreker vertelt dan in 't kort den inhoud van "Anne-Marie", dit prachtig werk, vol echt Vlaamsche humor waarin zonder zwaarwichtigheid zonder moeizaam-kervende psychologie, de verborgen roerselen van het zoo ingewikkelde menschenleven worden blootgelegd.

    Anne-Marie is een adellijke jonge vrouw, die, meer nog gedreven door weemoed dan door de erfeniskwestie waarom notaris Pirroen haar naar Lier roept, besluit naar Vlaanderen te gaan en daar een jaar in het stille stadje te gaan wonen. Ze ziet daar onder de Dolfijnen een club van mannen, onder voorzitterschap van notaris Pirroen, een die haar bizonder aantrekt, van wien ze gaat houden — te laat echter verneemt zij dat hij getrouwd is.... Daartusschen door speelt de geschiedenis van den notaris, die 20 jaar en langer wacht op zijn Cézarine!

         Na de pauze sprak Felix Timmermans over den Vlaamschen humor, die voor hem niets anders is dan de uitbloeseming van het leven, de kunst om een traan met een lach te vermengen. 'n Vriend van mij heeft 't eens zoo mooi en juist gezegd, zei Felix Timmermans. Hij zei : De humor schiet zijn wortelen in de tragiek van het menschenleven. Het Vlaamsche volk,het is altijd overmand geweest met tragiek, het is altijd overheerscht geworden door vreemden, er is veel gestreden en veel geleden. Maar het volk, het Vlaamsche volk bleef, ondanks al die ellende bestaan, omdat het als spek in het zout lag, met welk zout ik bedoel de levensvreugde, zonder welke het zeker ten onder zou zijn gegaan. De verpersoonlijking van die levensvreugde is "Reinaar de Vos", de verpersoonlijking van den echte Vlaamschen humor Tijl Uilenspiegel.

         En dan hebben wij nog Pieter Breugel. Wat 'n levensverheuging gaat er van hem uit!

    En nu ging Felix Timmermans echt Vlaamschen humor vertellen, en de mensen lachten, lachten zoals er bij ‘t Nut — Felix Timmermans sprak gister tot de Maatschappij tot Nut van ‘t Algemeen — in langen tijd niet gelachen is. Een voorbeeld : Twee mannen trokken met een vaatje jenever 't veld in om de boeren die in 't hooiland stonden, ’n borrel te schenken, maar het ging regenen, de boeren trokken naar huis en hadden geen behoefte aan 'n borrel. De mannen rolden 't vaatje weer stadwaarts, hadden zelf verbazend veel trek in een glaasje, maar durfden 't elkaar niet bekennen. Eindelijk diepte de een drie centen — de prijs van ’n borrel — uit zijn broekzak en kocht er een glaasje van zijn makker, die, zoodra hij de drie centen had, voor dat geld 'n borrel van den ander kocht, die op zijn beurt voor dezelfde 3 centen weer een borrel van hèm kocht en zoo ging 't door tot 't vaatje leeg was!

         En wat is er gelachen om de grappen van pastoor Van Aken, die door zijn ambtsbroeders gewaarschuwd werd voor een vrouw, die altijd, altijd maar kwam biechten en nooit uitgepraat raakte. "Bij mij komt ze maar één keer"' zei Pastoor Van Aken. De vrouw kwam, praatte drie kwartier aaneen en toen ze eindelijk vroeg: Hoe vindt u 't, mijnheer de pastoor? kreeg ze geen antwoord. Mijnheer pastoor hield zich slapende.
         Het Vlaamsche volk, besloot de heer Timmermans feest, feest altijd door, om iedere kleinigheid wordt alles en ieder bij elkaar getrommeld en men feest, maar gewoonlijk hebben die feesten toch wel 'n godsdienstigen grondslag.
    Hartelijk toegejuicht verliet de heer Timmermans 't podium.

    — 't Nut had een prachtigen avond gehad.

    *******

    06-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    02-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans als schilder - Georg Hermanowski

    Felix Timmermans als schilder

    Bonn, Georg Hermanowski
         Dit artikel van Timmermans' meest bekende en verdienstelijke vertaler verscheen in het Juni- nummer van het Münchener-Freiburger maandblad « Stimmen der Zeit ». Het werd geschreven naar aanleiding van een bezoek aan onze Timmermanstentoonstelling te Antwerpen. Bij de opening van dezelfde tentoonstelling in ons Gents Arteveldehuis achten we het belangwekkend een overzetting van Hermanowski's oordeel te publiceren.

         Dat Felix Timmermans zijn eigen en ook de boeken van zijn vrienden illustreerde, weet ieder, die een werk van hem gelezen heeft. Dat deze begenadigde schrijver echter ook zelfstandige tekeningen, waterverfschilderingen en pastelschetsen heeft voortgebracht, is slechts diegenen bekend, die tijdens de eerste oorlogsjaren het mooie, door Hatzfeld samengestelde herinneringsboek hebben kunnen bemachtigen.

         Sinds de eerste dagen van Januari l947 rust Felix Timmermans onder een eenvoudige witte steen, die slechts zijn naam draagt, op de stille begraafplaats van zijn geboortestad Lier, als slachtoffer van de tijdsomstandigheden veel te vroeg heengegaan.
         Ter herinnering aan de schilder Felix Timmermans heeft de Vlaamse Toeristenbond thans een tentoonstelling geopend, waarin een goed deel van zijn nog onbekende scheppingen werden verzameld.
    Benevens door kostbare, door hem geïllustreerde handschriften en de bekende tekeningen voor « Pallieter » en « Het kindeke Jezus in Vlaanderen », wordt de bezoeker dezer tentoonstelling verrast door olieverfschilderingen van aanmerkelijke omvang, ja zelfs door een groot ontwerp voor gebrandschilderd glasraam uitgevoerd met een kleurenvolheid en een kompositorische schoonheid zoals men ze tegenwoordig slechts zelden aantreft.

         Felix Timmermans heeft als schilder zijn eigenaardigheden die hem van alle andere schilders duidelijk onderscheiden. Zoals zijn taal is ook zijn penseelstreek eenvoudig en ongekunsteld. Diepe vroomheid komt tot uiting naast soms wrange humor, stralende zonneschijn naast de sombere trekken, waarmee hij zijn onder de last des levens neergedrukte personages uitbeeldt.
         De kinderlijke vroomheid, zoals wij ze uit zijn laatste gedichten kennen, zoals zij in het heerlijke late werk « Minneke poes », totnogtoe in Duitsland onbekend naar voren treedt, leeft ook in de laatste uitingen van de schilder Timmermans. Opvallend is in deze tentoonstelling hoeveel prenten Felix Timmermans rond de stof van « Sint Franciscus » geschilderd heeft. Voortdurend houdt het leven van deze heilige hem bezig ; hij heeft een Sint-Franciscuskalender voortgebracht en in een groots werk de dood van de heilige uitgebeeld. Steeds opnieuw toont hij hem in zijn Godsverknochtheid, in die zachte kleurschakeringen, die de verzen van zijn Sint-Franciscussonnet vertolken :

    In zulke pure mens wil God staan branden,
    Boort hem zijn vuur door voeten, hart en handen.
    Uit elke wonde juicht het zonnelied.

         Processies, kermistonelen, het bonte Vlaamsche leven nemen in de scheppingen van de schilder evenveel plaats in als in de werken van de schrijver Timmermans. Daarnaast staan de landschappen ; zij verraden de oorsprong van die schone lyrische taferelen, waarmede zijn prozawerk steeds doorvlochten is. Nochtans vinden wij de grote gewrochten van een ziener, waarin we Bruegeliaanse trekken onderkennen, slechts in zijn beeldende kunst.
    Felix Timmermans gaf in zijn geschriften steeds de voorkeur aan het realistisch milieu : zijn tekenpen bracht echter eveneens apokalyptische tonelen voort. Maar ook die zijn op de aarde teruggebracht : zij ademen aardse zwaarheid en de liefde tot deze wereld, waardoor het oeuvre van Felix Timmermans gedragen werd.

         Wat de bezoeker aan deze tentoonstelling wel het meest zal treffen, is de artistieke eenheid in het werk van de auteur en van de schilder. Er bestaat een eigenaardige harmonie tussen geschrift en borstelstreek ; wat Timmermans zegde — hetzij in woorden, hetzij in beelden — is steeds onmiskenbaar « Felix Timmermans ». Wanneer wij ons zijn eigen verklaring herinneren, dat het eenmaal maar weinig gescheeld heeft of hij was schilder geworden, of, zoals hij het schertsend zei : « Enkel het vroeg opstaan ter akademie. waaraan ik maar niet gewennen kon, is de oorzaak... », dan blijkt uit deze eerste tentoonstelling van zijn schilderwerk nog meer wat ons aan deze kunstenaar is « verloren gegaan ».

         Een overweging welt in deze tentoonstelling bij de bezoeker op : Vergelijken wij het schilderwerk van deze kunstenaar met de vele tentoonstellingen zijner tijdgenoten, die als schilders roem en eer verworven hebben, dan zien we hier het werkelijk gezonde en ware temidden van een ontaarde wereld, en merken we wat diepe Godsverknochtheid en echte liefde tot het heem ook nu nog, in deze wereld, die uit haar voegen gerukt is, vermogen voort te brengen. Het schilderwerk van Felix Timmermans getuigt van een kunstenaar, die de wereld met al haar licht- en schaduwzijden beleefde, thans, midden onder ons, en wie de genade deelachtig werd dit beleven vruchtbaar gestalte te geven.

    *****

    02-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    01-09-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans en Schoon Lier - V. Wouters

    Felix Timmermans en Schoon Lier

     

    Uit Land Levend 1986 – door V. Wouters
    Bij de herdenking van een volks verteller 

         De Netestad dommelt nog rustig op het ritme van een vredige winterslaap. Die laatste februaridag jaagt een nijdige wind - bar en boos - de inwoners uit de stille straten. En toch wagen we het langs huizen en pleinen en langs de dichtgevroren Nete te dwalen Niet om Zimmers befaamd astronomisch uurwerk te bewonderen in zijn stoere toren, noch om Gummarus - de Lierse «huisheilige» - te dienen in zijn prachtige kerk waar de Brabantse hoog-gotiek triomfeert, maar om Felix Timmermans te herdenken. Honderd jaar geleden werd immers deze onvergetelijke verteller geboren die zo kleurrijk zijn «Schoon Lier» wijde bekendheid schonk.

     

    DROOMSTAD

         Lier ligt juist op die plek waar de drie Nethen hun loop tot een zilveren strik tesamen binden, op de scheiding van Brabant - het spekbuikige, overvloedhoornige Brabant - en het Kempenland - 't mijmerend, magere Kempenland - fris en kleurig in de zon als een mandeken met schoon Brabants fruit waarvan de kerk de meloen is. "Eenvoudig, rustig, kleurig en gelukkig als een droom van Vermeer uit Delft", zo typeerde Timmermans de droomstad uit zijn jeugdjaren, waar de mensen God loven «met een stuk spek in de mond». Op de Grote Markt pronkt het stadhuis nog steeds met een gotisch torentje, maar verder heeft het niets arrogants in zijn notarisdeftig, sober en smaakvol Louis XV-kleed. De dunne, lenige gotieke belforttoren steekt als de silhouet van een uitgesneden lans in de lucht.

     

         Enkele decoratieve oude gildehuizen sieren de ruime marktplaats zoals het gratievolle Vleeshuis, de barokke d' Eycken Boom en 't Schaakberd, de 17de-eeuwse gemeentelijke brouwerij. In de schaduw van stadhuis en belfort droomt de Spaanse Sint-Jacobskapel, die er in 1383 werd neergezet. Over de Netebrug gaat het verder naar de Sint-Gummaruskerk met zijn peperbustoren in leverworstkoleur, waar in een zilveren reliekschrijn de beenderen en de gordelriem van de stichter van de stad rusten. De «kast» weegt wel 800 kg. Rijzige pijlers schragen de hoge gewelven. Het kantwerk in witte zandsteen van het monumentale doksaal maakt ons bewonderend stil.

    Het werd gekapt door de Mechelaars Jan Wishaegen en Franciscus Mijnsheeren.

     

         Vanuit zijn schrijfkamer zag de Fee "het edel schip van de kerk als een ivoren galjoen boven de golven der rode daken drijven."

    De nabijgelegen laatromaanse Sint-Pieterskapel is «het ei waar Lier werd uitgebroed».

    We wandelen langs de Zimmertoren - goed voor duizenden klokkenkijkers per jaar - naar het Begijnhof waar Tony Bergmann «Ernest met Bertha liet vrijen». Het dagtekent uit de 13de eeuw en beslaat 2 ha, met stemmige straatjes en intieme hoekjes en vroom, op ieder hoek een statie van de kruisweg. Het begijnhof, "waar de stilte naar zichzelf luistert", "d'amandelboon van Lier" was de geliefkoosde pleisterplaats van de Fee, die er een atelier had.

     

    SCHRIJVEN IS TE BIECHTEN GAAN

         We luisteren even naar het levensverhaal van de schrijver. «Als ik in dit stadje op de wereld geblazen werd, bij 't nachtlicht van den vijfden July 1886, was ik het dertiende kind van veertien. Ik was een overschotje...

         Mijn vader was de zoon van een kanthandelaar, mijn moeder de dochter van een zachten smid, die uit de Kempen kwam. Hun trapgevelhuizen stonden tegenover elkander...

    Mijn vader verkocht kantenmutsen en ging daarmee te voet den buiten op, de binnenwegen van de Kempen in, en trok van hoeve tot hoeve, van dorp tot dorp, altijd gekleed als een boer...

         Vader leerde ons oude volksliederen en speelde 's zondags voor ons met een klein poppentheater, met houten poppekens van één cent. Van jongs af dacht ik er aan een kunstschilder te worden. Geen papier of lege plek of er stonds seffens een manneken op, een molen of een bloem, een vogel of een hond ...»

     

         Timmermans ging maar tot zijn vijftiende naar school. Hij hielp vader in de kanthandel met het tekenen van patronen. Op zijn 17de schreef hij gedichten. In 1910 verscheen zijn sombere verhalenbundel «Schemeringen van de dood» en in 1911 «Begijnhofsproken». Een ziekte brengt de Fee aan de hand van de dood; hij leeft vol angst. Doch hij komt deze periode te boven. Het schrijven van «Pallieter» (1916) - een lofzang op het leven - is voor hem als een bevrijding. «De kreet van een verloste ziel», schrijft stadsgenoot Frans Verstreken. Zijn vruchtbare literaire periode sluit af met een ander meesterwerk «Boerenpsalm» in 1935.

     

         De Fee schrijft over de dagelijkse voorvallen van simpele lieden in een proza tintelend van humor en in een sappige met dialect doorspekte taal. Op ontroerende wijze vertelt hij over zijn stad : «Is het hier vroeger het Aardsch Paradijs niet geweest ?»

    Schrijven was zijn beroep, schilderen zijn hobby. «Tekenen en schilderen, ik ben er door bezeten. Ik versta nog altijd niet hoe ik geen schilder geworden ben in plaats van schrijver.» «Tekenen was voor de Fee een vertelsel», getuigt Renaat Veremans.

    Zelfs zei hij eens : «Schrijven is voor mij te biechten gaan, tekenen te kommunie gaan».

    De Fee verliet voor eeuwig zijn geliefde Lier op 24 januari 1947. Dit jaar zal hij er evenwel weer tot leven gebracht worden in tal van vieringen waarvoor het Timmermanscomité borg staat. We nemen afscheid van Lier waar mystiek en zinnelijkheid zich bijeen mengen, en men meer dan ergens het verdeelde hart vindt : de herberg naast de kerk, met een verwarmende pint Caves, een bierke van Kirië – Eleison, zoals de levenslustige Fee het typeerde.

     

    ADAGIO

    Een van de laatste gedichten uit «Adagio», de bundel die postuum verscheen, bevat als het ware het testament van FelixTimmermans.

     

    De kern van alle dingen

    is stil en eindeloos.

    Alleen de dingen zingen

    Ons lied is kort en broos.

    En donker zingt mijn bloed,

    van heimwee zwaar doorwogen.

    Ik zeil langs regenbogen

    Gods stilte tegemoet

    ********

    01-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 5/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pallieter verboden - 2/11/1920

    Pallieter verboden!

    Uit De Tijd, godsdienstig, staatkundig dagblad - 2/11/1920

         "Het Vaderland" blijft hardnekkig; volhouden, ditmaal op gezag van den zeer eerw. pater Molkenboer O.P. — dat het den Katholieken niet verboden is Pallieter te lezen.


    Het blad schrijft :

    "De Tijd" is met hare commentaren aan het verkeerde adres. "Onze commentaren" waren "niet misleidend, maar een zuivere weergave van wat pater Molkenboer had geschreven
         Pater Molkenboer heeft in de " N. R. Ct " echter alleen maar de door dit blad uitgesproken dwaling rechtgezet, dat Pallieter op den Index zou zijn geplaatst, wat inderdaad onjuist is. Over de officieële mededeeling van het Nederlandsch Episcopaat, dat de lezing van Pallieter verboden was, heeft Pater Molkenboer in genoemd blad niet gerept.Dat hij echter dit feit als van voldoende bekendheid veronderstelde, bleek uit het ingezonden stuk in ons blad, waarin hij sprak van "verbod". Ook "Het Vad"heeft dit ingezonden stuk gelezen en schrijft nu :
    "Dat is in strijd met wat hij zelf als een zoo goed als officieële verklaring in de "N.R.Ct." schreef." Het is er geenszins mee in strijd, als de redactie maar goed wil lezen. Hoe zij ook de zaak keere of wende, de commentaar is vals, dat de lezing van Pallieter niet verboden zou zijn.

         Die lezing; is, blijkens uitdrukkelijk bericht van het Doorluchtig Episcopaat, wel verboden.
    Ook een nieuwe poging van "Het Vad", om den tekst der Congregatie van het H. Officie in bedoelden zin, den door haar gewenschte zin uit te leggen, is mislukt. Deze tekst luidde volgens mededeeling van het Aartsbisdom Mechelen aan den "Msb." correspondent:

    Suprema S. C S. Offici, Romae, die Julii 1920.
    Eme ac Rme Domine,

    Delatum est ad supremam hanc Congregationem Sancti Officii opus cui Titulus "Felix Timmermans (Amsterdam P. N. van Kampen en Zoon)" Quo accurate perpenso, Emi ac Rmi Cardinales una mecum Inquisitores Generales in consessu habito feria IV. die 9 decurrentis mensis, indicarunt illud, utpote sensuum voluptatem fovens, pietatis exercitia haud reverenter tractans, ipsasque fidei veritates quasi ludibrio exponens, animabus periculosum esse, ideoque mandarunt ut singuli Episcopi Belgici et Hollandici fideles moneant opus ipsum legi non posse.
    Haec ego Eminentiae Tuae significans emni cum veneratione manus Tuae deosculor

    Eminentiae Tuae addictissimus
    R. CARD. MERRY DEL VAL.

    Hetgeen vertaald aldus luidt:


    Congregatie van het H. Officie. Rome, Juli 1920.

    Eerwaardigste Heer en Eminentie. Onder de aandacht van de verheven Congregatie van het H. Officie is gebracht het werk, getiteld "Felix Timmermans (Amsterdam P. N. Van Kampen en Zoon)". Dit werk is na nauwkeurige bestudeering door hunne Eminenties, de Eerwaardigste Kardinalen, die gelijk met mij de opperste Inquisitie vormen, in de zitting van Donderdag den 9en van de afgeloopen maand gequalificeerd als den wellust der zinnen streelend de godsdienstige ceremonieën op oneerbiedige wijze behandelend, terwijl het de waarheden des Geloofs zelfs als het ware bepottelijk maakt, zoodat het voor de Geloovigen vol gevaar is.
    Daarom hebben wij gelast, dat iedere Belgische en Hollandsche Bisschop de Geloovigen zal vermanen, dat dit werk niet gelezen kan worden.
    Terwijl ik dit aan Uwe Eminentie schrijf, breng ik U de aan Uwe waardigheid verschuldigde eerbetuiging.

    Van Uwe Eminentie de zeer toegenegene
    KARDINAAL MERRY DEL VAL.

         Naar aanleiding van bovenstaande lastgeving heeft het Doorluchtig Nederlandsch Episcopaat het verbod der lezing van Pallieter ter kennis van de geloovigen gebracht.


    Voor Katholieken is dus het verbod bindend, door welke misleidende redeneeringen dan ook de redactie van het liberale "Vad." tracht niet-Katholieken van de dwaasheid, de onrechtmatigheid en.... het niet bestaande van dit verbod te overtuigen.

    ***********

    01-09-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (5 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    18-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Timmermans over het verbod van Pallieter

    Timmermans over het verbod van Pallieter.

    De Tijd: godsdienstig-staatkundig dagblad - 22-10-1920

         De schrijver van Pallieter, de heer Felix Timmermans, heeft het noodig geoordeeld in het liberale "Vaderland", van welk Haagsch blad hij medewerker is, eenige kritische beschouwingen ten beste te geven over het verbod der lezing van zijn boek, door de Kerkelijke Overheid te Rome aan H.H. D.D. H.H. de Bisschoppen van Nederland en België ter toepassing voor de geloovigen medegedeeld. Ziehier hoe hij zich tegen dezen kerklijken maatregelverweert :

         Het eerste nieuws kreeg ik begin Augustus, ik zat toen om drie uren aan Anna-Marie te schrijven en ik smoorde lijk een expres. Er ging een dun onweerken opkomen, als de facteur, haastig om voor 't onweer thuis te zijn, twee brieven in mijn bus liet vallen. Op mijn zeven gemakken ging ik ze halen, deed er een open; hij kwam van den heer de Lorm uit de Bazaarstraat, den Haag, ge weet wel dat fijn kunstwinkeltje. Ik las, las ik goed? "Index", "Indexcering". Pallieter verbannen, verdoemd. Ik kost mijn oogen niet gelooven, las nog eens, zag naar den almanak of het geen 1ste April was. 't Stond er klaar en duidelijk : Pallieter op den Index. "Goede Pallieter", zei ik, "wie heeft u dat nu gelapt! " Haastig scheurde ik den anderen brief open, die was van Maria Viola. "Onderwerp je, zooals Pallieter zich zou onderwerpen."

         't Was dus waar! Ge kunt peinzen hoe ik verschoot! Zooveel jaren aan Pallieter geschreven, hem zooveel jaren gedrukt weten, en altijd gedacht hebben, dat boek heb ik als Katholiek geschreven, het is als Katholiek door Katholieken geprezen en nu duwt men, door opstook van een macht, die nooit zeggen zal: "Dat heb ik gedaan." Pallieter zoo maar in een hoek. Dat is niet fair, en ik geef gelijk waar Leon Bloy zegt : "L'Index est un guichet derrière lequel 1'Eglise se déshonore." (De Index is een loket, waarachter de Kerk zich onteert).
    Als Katholiek, of beter als iemand, die een goede Katholiek probeert te zijn, was dat een hevige stoot op mijn gemoed. En 't eerste wat ik zei was: "Ik onderwerp mij voorwaardelijk! Eerst moet ik zien, hoe de zaak ineen zit, waarom en waarvoor."

    Hebt gij er verder geen nieuws over gekregen? Ik ook niet.

         't Zijn alleen een paar vrienden, die mij derde-handsnieuws brachten, maar ik verzeker u dat dit nieuws toch betrouwbaar is. En ik kan u. mij op hun betrouwbaar woord steunend, zeggen, dat noch de aartsbisschop van Utrecht, noch de aartsbisschop van Mechelen, er voor gewerkt heeft om het op den Index te krijgen, maar dat het wel van Holland uitgaat.

    Ik versta die veroordeeling niet, en menig Vlaamsen priester, en Hollandsche ook niet.
    Ik spreek niet alleen van letterkundige priesters, maar van gewone priesters, die niets van letterkunde kennen; en er zijn daar asceten en opvoeders onder. Als die het niet verstaan, hoe zou ik het dan verstaan? En mijn en hun redenen zijn menigvuldig. En Rabelais dan?
    En Rubens, waar de braafste Katholiek toch ook zijn oogen niet voor toe doet. Zie maar eens zijn mythologische onderwerpen! Maar er is een heele boel redenen, een heel Vaderland vol, en 't papier is te duur.

         Zeker is het niet altijd een boek om aan kleine kinderen te laten lezen. Maar ik schrijf niet voor kinderen. Ik schrijf voor menschen. En als kinderen het dan nog lezen, dan verstaan ze er toch den zin niet van. En groote menschen zullen er geen graten in vinden, omdat er geen in zijn.
    Tenzij het azijnp....rs waren. Vergeet niet dat wij Vlamingen zijn!

    En wat den godsdienst betreft? Ik heb slechts gelachen en niet gespot met het domme bijgeloof in onzen schoonen godsdienst en 't ware goed, dat dit veel gedaan wierd ter eere van den godsdienst zelf. Dat wil nu niet zeggen, dat ik een vierkantig voorbeeld van Katholiek ben. Ik probeer slechts een goede Katholiek te zijn.
         En de waarheden des geloofs heb ik niet aangeroerd, Nergens. Gerard of Eduard Brom — ik ben den voornaam vergeten — heeft over de eerste uitgave mij er op gewezen, dat er "walgelijke godslasteringen" in stonden. Dat "van mijn God op te eten". Ik had het goed bedoeld, omdat ik het zelf heb gehoord uit den mond van een Katholiek, die 's morgens was ter communie geweest. Gewillig heb ik het uit de andere uitgaven weggelaten, omdat het een zin was, die in 't algemeen slecht begrepen wierd. En dan "Pantheïsme! " Met dat stokske heeft men Sint Franciscus, Ruysbroeck en Guido Gezelle ook willen buiten kegelen. Ik kan u verzekeren, dat ik innerlijk niet pantheïstisch voel, en wat men niet voelt kan men niet het zijne maken. En....
         Maar is 't nu precies niet dat ik mij verderf? Dat wil ik niet doen.
    En spijts dit alles, dat ik goed weet, dat mijn bedoelingen zuiver, ik durf bijna zegen edel zijn, zou ik mij toch onderwerpen, omdat ik een goed Katholiek probeer te zijn. Al is het dan nog; zoo hard om te slikken.

    Maar wil ik u eens wat zeggen? Nu ik dezen brief overschrijf,   omdat mijn geschrift toch zoo slecht is, is mij tusschen die twee het nieuws toegekomen, weeral derde-hands-nieuws, maar zoo betrouwbaar lijk ik weet niet wat, dat Pallieter niet op den Index staat! Maar slechts op een lijst van boeken, waarvan het geraadzaam is voor Katholieken ze niet te lezen tot ze verbeterd zijn.
         Nu weet ik wel, die raad is zoo goed als een verbod — geldig voor Holland en België. (In België hebben het de Bisschoppen niet afgekondigd).
    En daar ik een goed Katholiek probeer te zijn (is dat nu reeds de vijfde maal niet dat ik dat zeg?) wil ik weer zoo gewillig zijn, Pallieter, die zelf ook gewillig is, zoodoende te verbeteren dat hij zoo niet geraadzaam, dan toch niet ongeraadzaam om te lezen is. Dit doe ik alleen, omdat ik een goed...., maar neen, ik zeg het geen zesden keer meer.

    Ik hoop alleen dat Pallieter dan niet zal heeten : Pallieter, een boek voor kinderen en.... Katholieken.

         Indien de heer Timmermans meent, dat hij zijn Katholicisme vooral moet bewijzen door tot vervelens toe te herhalen, dat hij zoo katholiek is, in plaats dit Katholicisme door katholieke daden te toonen, dan moge hij door zulk een manoeuvre de lezers van liberale dagbladen misleiden, te wier gerieve hij schrijft, maar hij wete tevens, dat zijn houding Katholieken slechts kan bedroeven en ergeren.

         Een geloofsgenoote, die waarlijk getoond had ook zijn bewonderenswaardige kunst te vereeren, Maria Viola, gaf hem den raad, den verstandigen raad eener welmeenende vriendschap: "Onderwerp je." Maar in stee dien raad offervaardig uit te voeren — want Katholiek zijn beteekent offers brengen — volgt de heer Timmermans de ingevingen van een alles behalve katholiek ego en begint hij een pleit tegen de kerkelijke overheid in een liberaal blad, waar zijn schimpscheuten tegen den index, " 'n loket, waarachter de Kerk zich onteert" enz., bijzonder weerzinwekkend aandoen.

         Als hij zich dan ook in de plaats van zijn kerkelijke overheid stelt, om over de zuiverheid van zijn Katholicisme te oordeelen, en telkens verzekert, dat hij "als Katholiek dat boek heeft geschreven" e.d., maken die zelf-belijdenissen in woorden zonder daad niet den minsten indruk. Indien hij zich werkelijk moeite gave een goed Katholiek te zijn, zooals hij verzekert, dan zou hij zijn wrok niet hebben gelucht in de insinuatie: "Nu duwt men, door opstook van een macht, die nooit zeggen zal "Dat heb ik gedaan", Pallieter zoo maar in een hoek, dat is niet fair." Immers de macht, die dit gedaan heeft, is zeer wel bekend, maar verre verheven boven de opstokerijen en unfairheden, welke de heer Timmermans, die een kind der Kerk wil heeten, haar in een liberaal blad durft verwijten zonder eenigen schijn of schaduw van bewijs.

         Over de voorwaardelijke onderwerping, waarmee de schrijver van Pallieter zijn geloofsgenooten minder zal stichten dan ontstichten, zullen wij evenzeer het zwijgen doen als over zijn fijne zinspeling op de verbeterde uitgave van het boek, dat nu wellicht zal worden "een boek voor kinderen en Katholieken".
         Het verbod der lezing van Pallieter trof noch den ongemeen begaafden kunstenaar Timmermans noch zijn prachtige kunst. Nu echter de op een katholieken naam prijsstellende schrijver een alles behalve katholieke mentaliteit toont te bezitten in het eigen geding, dat hij tegen de beschikkingen der kerkelijke overheid komt uitspelen ten genoegen van een liberaal milieu, wordt het noodig, dat hem in een katholiek blad te verstaan worde gegeven, hoe anti-katholiek en onbetamelijk zulk een houding is.

    ******

    18-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    16-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Fred Bogaerts, de Liersche Breugel

    Fred Bogaerts, de Liersche Breughel.

    22 februari 1935

         Felix Timmermans, die er zeker wat van kennen kan ! — schreef enkele jaren terug een ode van bewondering als inleiding tot "Het Werk van Fred Bogaerts"— een groote map met dertig reproducties, uitgegeven te Den Haag in 1930. Maar we hebben den rechtmatigen lof van den Fee niet eens noodig om dadelijk de sterke kwaliteiten van Bogaerts' teekeningen en akwarellen te waardeeren, om seffens in te zien, dat we hier staan voor een rijkbegaafd en door-Vlaamseh talent. Hoewel hij in kunst- en uitgeversmiddens uitzonderlijk geprezen wordt, is hem toch zelden de kans gegeven aan zijn volk te worden voorgesteld.

         En dat komt vanwege zijn haast misdadige nederigheid ! In zijn huisje te Lier op de Maasfortbaan wordt hij niet graag ontdekt of gestoord. Liever zou hij in een hoekje willen wegkruipen dan voor het publiek suksesvol op te treden. Maar in eenzame stilte neemt hij op z'n schuchterheid kranig revanche. Dan laat hij pen en verbeelding vrij gaan, en er verschijnen op 't papier eigenaardige typen, roerende tafereeltjes, kernachtige snapshots uit het Vlaamsche volksleven, historische hersamenstellingen of grootere composities van folkloristischen inslag.
         Men weet niet juist wat men bij dezen artiest het meest moet bewonderen : zijn scherpen opmerkingsgeest, die 't hem mogelijk maakt alles zoo natuurgetrouw en naar de ziel weer te geven — ofwel zijn verbazende knapheid van compositie, van rake uitbeelding dikwijls slechts bij middel van een paar typische details. Bezie maar eens dien rapen-boer, zijn Kempische muts, zijn leuke broek en zijn schuw gezicht ! Daarneven de boerin, die ginder een mogelijken kooper of 'n concurrent in de gaten heeft, bezie de franjes van haar sjaal en de kromgewroete handen. Enkele lijntjes, enkele krabbels maar, doch hoe volmaakt, hoe waar, hoe welsprekend !

         Een oppervlakkig criticus heeft Bogaerts vroeger eens verweten, onze menschjes slechts tot koddige caricaturen te misvormen. Wel, dan kan men Breughel, Jordaens, Jan Steen of Laermans ook caricaturisten noemen, die ons volk langs minderwaardige kanten zouden belachelijk gemaakt hebben. Neen, door den fijnzinnigen humor van dit werk straalt een weemoedig begrijpen van de tragedie onzer sjofele menschjes, een warm aanvoelen van hun kinderlijke godsvrucht, gelijk ze te lande nog zoo naief schoon tot uiting komt, een sterk meeleven van onzen kleur- en vormenrijken volksaard. Wie bij Pieter Breughel de Oude ook niets meer kan ontdekken dan kwinkslagen en drolligheden, bewijst dat hij voor het daarachter schuilend drama niet vatbaar is.
    Het is dan ook niet verwonderlijk, dat Bogaerts op de markantste episoden uit het Breughel-boek van Timmermans, een reeks fantastische kleurteekeningen gemaakt heeft, waaraan Breughel zelf duimen en vingers zou aflikken! Ge moet maar eens het hallucinante gevecht tusschen de Vetten en de Mageren bekijken, om van Bogaerts' meesterschap in dit genre overtuigd te zijn.

         Fred Bogaerts, die nooit een academische opleiding genoot en er daarom des te frisscher, des te origineeler op gebleven is — ontdekte eerst na de oorlogsjaren, dat hij waarachtig goed schetsen en kleuren kon. Nu, midden in de veertig en vergrijsd onder allerlei tegenslagen, heeft hij toch zijn levenslustige filosofie weten te bewaren, zijn scherpen opmerkingszin, zijn liefde voor al de gezonde kracht en het typisch-schoone van het gaaf gebleven volksleven.
    Als knap illustrator heeft hij al heel wat op zijn actief. Er zijn boeken, waar men zonder respijt z'n mooie teekeningen zou kunnen uitknippen, om ze als een bestendig genot in een lijstje aan den muur te zien hangen. Zoo illustreerde hij "Black" van Ernest Claes, de Zwemkampioen, Goden, Harslucht van Jozef Simons, Koben van Van Mieghem, een prachtigen wandalmanak, Slimke, Van een wonderen dokter, enz... enz...

    Voor de jaargangen '30 tot '34 van den Sint-Michielsalmanak (uitg. te Uden) leverde hij ook vele verluchtingen, alsook voor het Kerstnummer '27 van de Haagsche Post.

         Te Lier zelf maakten zijn tentoonstellingen steeds furore. Omdat onze menschen, hoewel niet altijd hoog-artistiek van inzicht, in 't werk van Bogaerts toch spontaan aanvoelen die scherpe directheid van vormgeving, dit juist begrijpen van onzen volksaard, dit warm meeleven met al wat daarin schoon en natuurlijk is — een honderdvoudige weerspiegeling, een treffend portret van de Vlaamsche volksziel.

    *****

    16-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (3 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    14-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vlaamschen brieven van Felix Timmermans
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vlaamsche Brieven van Felix Timmermans.

    We plaatsen weder een brief van Felix Timmermans.
    Uit Het Vaderland : staat- en letterkundig nieuwsblad - 01-06-1920

         Zoo ineens, terwijl men overal nog putten uit de steenen kloeg, terwijl er bezig waren guldens, ponden en dollars nog wat hooger te laten komen, terwijl de bladen voorspelden van vererging en men op de torens ging staan om te zien of er geen man, de man opdaagde, die heel den ondergang tegenhouden moest met ijzeren vuist, Reynaerts-beleid en kapitalistische filosofie, (ach wat een lange zin!) zakte op een week tijd de financieel thermometer met groote schokken naar omlaag, of zooals ge wilt klom hij op. Die waren bezaten, die hun coffie-forto dik stonden, krabden in hun haar en kregen de poeper. Zij lazen nerveus de gazetten, herlazen ze drie, vier keeren, het bloed golfde naar hunne slapen, ze bezagen hun vrouw, of waar de vrouw de beurs houdt, bezag de vrouw hare echtgenoot, er lag angstige verwachting in hun oogen, maar hun mond ging langs één kant omhoog in een dunnen lach, 't was maar korte geldgril (want dat heeft ook grillen) dachten ze, morgen zou het weer al hooger staan.

         Den anderen dag de gazet afgewacht en direkt de neus op beurs en wisselkoers. Weer al lager! met tientallen lager! En dan in 't bed tusschen man en vrouw aan elkander raad gevraagd om te houden of te verkoopen. In elk geval wisten ze reeds van niets bij te koopen. Ze zouden nog eens een dag uitstellen; den anderen dag weer dezelfde historie, gejaagder, met rillende gedachten en bezweette voorhoofden, ’t eten smaakte niet, en dan, na een vijf à tien dagen, geaarzeld en getreuzeld te hebben, de man zeffus naar den wisselagent, en terug, onderwegen uitrekenende hoeveel hij verloren had. Ruzie in 't huishouden, zuchten en gebalde vuisten om de stommigheid van niet eerder verkocht te hebben. En dan toch den anderen een beetje blijdschap omdat het geld weeral lager stond en zij dus een schimachtige winst konden boeken.

         En bij de winkeliers en magazijniers van schoenen, kleeren, kammen, en alles wat niet direkt moet verkocht worden lijk fruit en taartjes, waren de zaken heelemaal in de war. 't Eerste dat gedaan wier, direkt de nog niet toegekomene bestellingen per express afgeschreven, en den eersten voiyageur die binnen kwam kreeg nog de gelegenheid niet om hun valiesken met stalen op te doen. De voiyageur kreeg overal dezelfde tragedie, was triestig, bezonder als hij op percent vouageerde, en ziende dat al zijn praten: "dat de waren nu eerst fijn gingen opslagen", een plaaster op een houten been was, ging wandelen, ging de standbeelden zien als er waren, of ging een uur of twee te vroeg in de statie zijnen trein afwachten.

         De winkeliers waren en zijn nog (want wat ik schrijf gebeurde gisteren, gebeurt vandaag en morgen ook) heelemaal de kluts kwijt. Ze staan achter hunnen toog en ze hooren de menschen buiten zeggen, aan de vitrien: "Ik zou niet geerne me een paar schoenen koopen, den afslag is er in, en eer het een week voort is staan ze de helft minder". De menschen staan voor de vitrien, gaan er voorbij en de winkeldeur komt niemand binnen, dan alleen om een vingerhoed, een bobijntje garen of om een envelop. Waar een winkeldochter is, zit ze haar nagelen te kuischen of een feuilleton te lezen, terwijl de patroon nog eens de facturen rap doorbladert. De woorden van buiten maken zijn hart een erwt groot, hij ook is nerveus, en gourt eens even in de geburen zien of daar de prijzen al zijn afgeslagen.

         En den eigensten avond, als de store naar omlaag wordt getrokken, worden de prijzen van de uitgestalde waren weggenomen, opdat men er buiten niet meer zou kunnen over vitten. Des anderdaags wordt er nog niet gekocht en nu begint hij in zijn bed te denken van het wat af te slagen. Met schokskes, voorzichtig maakt hij andere prijskaartjes en vergelijkt met een lang gezicht de prijzen van gisteren en nu.
    Ineens krijgt hij nen bots op ziin hert. Er komt iemand zeggen dat Zus of Jan, een straat verder wonende, voor zijn vitrien een groot plakkaat heeft doen plakken met vette letters en uitroepteekens : "20 % afslag !!! "

         Er is gevloek en knarsing der tanden, 't Is de ramp, de catastrophe, den afgrond, de duisternis, 't failliet, peinzen de heete hersenen. Als er niet rap gehandeld wordt, ligt zijn affaire op haar achterste, en den anderen dag plakt er ook voor zijn vitrien een plakkaat met nog grootere letters en meer uitroepingsteekens; "25 % afslag!!!!!! " Met dikke portefeuilles gaan de wisselagenten, creanciers, makelaars in nootjes, koffie, vet en suiker, naar de beurs. Zeep-barons halen fondsen uit hunnen binnenzak met heelder tasten. Ze zijn zenuwachtig, beleefd, en ze drinken een Pale Ale (uitspreken lijk het er staat!) om hun altratie te kalmeeren.

         In de herbergen, de treinen, trams, theater, cinema, hommelt en gonst het over den afslag. En degeen die met veel fondsen en waren op hun kot zitten, zeggen, moeilijk hun schouders ophalend: "Ik weet niet, zal 't nog wel omhoog gaan. Zoolang Rusland,..." Ze probeeren stemming te verwekken, maar 't is te machtig, 't gaat boven hunnen kop. Er zijn er, die 't met een kwinkslag willen uitmaken, maar een minuut nadien zien ze groen. Maar voor diegenen die niets hebben, die altijd de slachtoffers geweest zijn van de veto’s der O. W.'rs, der speculanten, der bankiers, der winkeliers en boeren, roepen hun vreugde uit op straat. Ze schampen en spotten luidop en kwetsen met woorden de menschen, die zoo 't schijnt in den laatsten tijd zijn rijk geworden.

         En bij hen wordt gewacht met koopen. Met den zomer, tijd der kermissen, stoeten en feesten worden er blouzen, hoeden en costumes en schoenen en weet ik allemaal, gekocht, maar nu stellen ze uit, als een treitering ,als een uitdaging tegenover winkeliers en kleer- en schoenmakers. En de werkmannen lachen nu met de "hebbers", maar de "hebbers" voelen zich een weinig gewrocht, daar nu ook de loonen zullen afslagen. Ik heb al gehoord, dat men in Brussel vijf frank minder voor 't maken van een paar schoenen geeft, en andere geruchten van dien aard.
    't Zijn alleen de schoolmeesters, de kleine beambten, die 't blijdste zijn, maar die hebben dan weeral de vrees, dat de duurte-bijslag van hun loon zal worden afgetrokken.
    En zoo zitten ze allemaal in de gazetten te neuzelen, en te vertellen over de zeven vette jaren die gaan beginnen. De zeven magere zijn bijna voorbij. Met waterige oogen van de deugd zien er al velen naar de toekomst, als een eetmaal met wijn inbegrepen, met een buigenden kellner rond u, en een strijkmuziekske in de fond, weer vijf frank zal kosten. En de boekenlezers zullen weer eens boeken kunnen koopen aan ƒ0.95 fr , en een heele roman aan 0.10 cm.!

    Wij staan in dezen tijd, we beleven die fïnancieele economische zwevingen, en later zullen de geschiedschrijvers daar boeken over schrijven, o.a.: "De geldnood van Europa in de eerste helft der twintigste eeuw", of : "Het jaar na den oorlog of het geheim van het munstuk". En dan zullen die schrijvers afkomen met statistieken en cijfers, wenken en bespiegelingen, het opblazen als een kermisballon. En zij zullen aanhalingen doen uit geschriften en bedenkingen uit onzen tijd, maar ze zullen vergeten te denken dat het noch innerlijk, noch uiterlijk een sikkepit het menschdom veranderd of wijzer heeft gemaakt.

    Want alles is hetzelfde gebleven!

    **************

    14-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    12-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Over Pallieter - Lezing door Felix Timmermans

    Over Pallieter.
    Door Felix Timmermans

    Lezing in het Foyer-Concertgebouw op 24 Januari 1919.
    Uit De Gooi- en Eemlander : nieuws- en advertentieblad - 25/1/1919

         "Pallieter", Felix Timmermans' bekend, ja, wel beroemd boek, is het vreugdige beeld van den zonkant van het Vlaamsche natuurleven. Het is vol zuiver levensgenot en een geneesmiddel tegen alle sombere gedachten. Dat is het voor den schrijver zelf ook geweest; en daarvan kwam hij voor een stampvolle aandachtige zaal boeiend, eenvoudig Vlaamsch en grappig vaak, vertellen.

         Vooreerst zei Timmermans, dat hij over "Pallieter" zelf niets nieuws meer mededeelen kon. Al wat er in het boek staat, weet u en wat er niet in staat weet ik ook niet. Wat is er met "Pallieter" geworden, wat is er met den drieling geworden? Ik weet het niet en doe er liefst het zwijgen toe. Ik kan enkel spreken over Pallieter's ontstaan. Hij is niet uit de wolken ge vallen — ik ben niet op een schoonen dag wakker geworden om te schrijven over lekker eten en veel drinken, om de menschen te laten lachen — Pallieter is de vrucht van een verkeerd geleefd leven. Er zit een zieleproces achter. Het boek is geschreven voor den oorlog, van 1911 — '14. Wie het begin van Pallieter wil lezen moet mijn "Schemeringen van den dood" naslaan, ik schreef dit boek in schrik en duisternis, onder invloed van occultisme en theosofie. Ik leefde toen nog spontaan, begon aan m'n eerste onderkin — en besefte ineens zeven lichamen te hebben in plaats van èèn. Ik verdoolde in gnosticisme in kabalisme en in Blavatsky's geheime leer.

         Ik zocht den steen der wijsheid, en mijn goede moeder zeide: "Pas op, ge zult nog zot worden". Ik was ten slotte bang te leven, maar wilde voor me-zelf niet bekennen, dat ik verkeerd en ziekelijk leefde. Ik had geen houvast meer, had alles verloren, was verdwaald in het labyrinth van de metafysica. Ik zocht toen vrede in afzondering; in het woud en de kloosters. Een kuur van stilte moest ik doen. Maar in de afzondering vond ik geen vrede. Ik moest weer naar de menschen, al vond ik ze ook banaal. Ik ging toen naar de Bagijntjes, maar bleef in mijn wereld van bleeke vraagteekens, in een paddestoelen-atmosfeer. Ik werd zoo mager als een paaltje. Toen schreef ik de "Schemeringen van den dood". Ik zat in mijn donkere kamer en buiten straalde de zon, en sloegen de jubelende seizoenen over de wereld. Ik werd ziek, kwam op den drempel van den dood en had niets meer te doen dan den laatsten asem uit te blazen. Toen, bij het naderen van bleeken Hendrik, gebeurde het mirakel. Ik wilde leven. Ik snakte om te leven, haakte naar licht en zon en schitterende couleuren. Ik besefte dat ik in den kelder gezeten had, terwijl boven mij 't leven gonsde. Ik was geestelijk genezen, maar m'n lichaam lag nog altijd plat als een strijkplank. Ik wenschte licht en muziek, zon en gras — en ik genas. En m'n moeder, die 't zag, zei verrukt: "Ons manneke geneest".

         Het nonneke dat mij bediende, was een blozende Vlaamsche dochter. Die bracht mij een potje met hyacinthen, een roze en een blauwe. Die bloemetjes hebben 't eerste zaad van Pallieter in mij gelegd. Ik zei bij me zelf : ik zal m'n scha wel inhalen, ik wil het leven herleven. En ik stelde mij voor een man, die goed staat met God en de menschen, die het goede van de dingen ziet. Telkens ontsnapte de figuur en toen ik beter was, smolt zij geheel, als een fondant, alleen wijl ik zoo blij was om 't leven zelf. Eerder dan ik mocht was ik in 't veld. Ik was als het kieken, dat uit het ei komt. Ik zag de boeren, de schaapherders, de schepen. Awel, dacht ik, daar is iets van te maken. Ik wou een dagboek van de natuur maken, een loflied der aarde. Ik kocht een boekske van zacht papier, twee ronde pennen en twee kleuren inkt — ik wilde schrijven als de monniken in de Middeleeuwen. Maar na vijf dagen wist ik het niet meer. Ik had den mensch vergeten. Zoo kwam Pallieter in mijn boek, Pallieter, die het verlangen is. Hij is niet bang van een vloek, maar ook niet van het gebed, hij drinkt jenever, maar ook water, hij roemt het madeliefje, maar kan ook eten dat zijn broek los moet. Ik stuurde elk nieuw hoofdstuk naar "De Meuwe Gids", en het werd aanvaard. Dan begon ik weer een nieuw, zonder dat ik wist wat er in zou komen. Ik heb vier jaar aan Pallieter gewerkt en het manuscript weegt wel vijf kilo. Dikwijls heb ik geweend als ik bladzijden die te veel waren, moest wegdoen.

    Pallieter ging dood — maar ik zei: je moet leven. Charlotte was bijzonder weerbarstig; de pastoor was gemakkelijk. Van de vijf kilo is maar twee honderd gram overgebleven.
    Pallieter is louter verbeelding, al zijn er in ons Vlaanderen, die van de streken van Pallieter weg hebben. Tijdens het schrijven van het boek ben ik eer droevig dan blij geweest; ik moest zooveel levensvreugde inhalen en dat leidde vaak tot conflicten.

    Ten slotte vertelde Timmermans op humoristische wijze over 't ontstaan van tal van tooneeltjes uit het boek.

    Na de pauze las Timmermans brokjes voor uit zïjn nieuw boek : "De zeer schoone uren van juffrouw Symforosa begjjntjen''.
    Het publiek vermaakte zich kostelijk en toonde zich aan 't eind hoogelijk geestdriftig.

    *********

    12-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    10-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een Vlaamsch Kunstwerk - Vincent Cleerdin

    Een Vlaamsch Kunstwerk

    Door Vincent Cleerdin - uit de Tilburgsche Courant - 5/9/1918.
        
    "Onze taal : — zuchtte; Hugo Verriest de voorman der jongere Vlamingen, in zijne voordrachten — onze taal. Lacy zij ook, zij doolde misprezen, als een vreemde dienstmeid; mocht staan waar de bezem staat, en leeger werk doen. Waartoe diende zij ook? Waartoe kon men met dat Vlaamsch geraken? En waar ook mocht men ze spreken, preudsch, heusch, eerlijk en, grootsch? Noch in wet, noch in bestuur, noch in gerecht, noch in onderwijs, noch in kunst noch in beleefde wereld, noch ergens betamelijk in de buitenwereld. Zij bleef ongekend, ongebruikt ongeacht, onbemind: vreemde! — Hare macht en grootschheid, hare grepe en veerdigheid, hare plooibare sierlijkheid, hare leuschheid en mooie dracht, haar zoetgevooisde tonge- en lippenspel, hare lust en hare leutigheid, hare vrije, pronte levendheid waren ons onbekend en vreemde........''

         Dat zei Verriest, nu een twintigtal jaren geleden. En zijn klacht wekte nieuwe krachten, zijn frisch woord wekte nieuw leven in Vlaanderen,. Grootscher en sterker ontplooiden zich de talenten in Vlaanderenland, — totdat de verschrikkelijke oorlog kwam, de onverwerpende en verlammende oorlog.
         Het werd in België een dubbele oorlog. Want terwijl het groote kanon donderde, gromde ook de innerlijke strijd om Vlaamsche en Waalsche heerschappij... Droevig verschijnsel dat ook ons, Nederlanders, vaak zoo pijnlijk getroffen heeft ! Ons, Brabanders, vooral, die wel het innigst door oude, maar niet uitgesleten verwantschap met het Vlaamsche volk verbonden zijn!

    Vlaanderen lééft!
         Zelfs onder den druk der zware Pruisische laarzen roert het zich en arbeidt het.

    Zijne zonen, die in ballingschap zwerven, in Nederland en in Engeland, doen van zich hooren en werken voort met een benijdenswaardige taaiheid en een bewonderingwekkede levenskracht. Zij laten het hoofd niet hangen, hoe hevig de tegenslag hen ook hebbe aangegrepen.
    De dichters daarginds blijven hunne liederen uitzingen, klagend soms hun nood en hun rouw, maar lachend toch ook en juichend in het volle bewustzijn van hun geestelijke sterkte.
    Zoo Felix Timmermans, de jeugdige Lierenaar, die een schrijver is van ongeëvenaarde begaafdheid. Midden in het oorlogsland zit hij te droomen van schoonheid en geluk, — en hij vertrouwt zijn heerlijke, naïeve verbeeldingen toe aan het papier, zooals in oude tijden de groote schrijvende kunstenaars deden : kalm en fijn, met weinige woorden en korte zinnen, waarnaast hij zelf soms een prentje teekent.

         Indertijd heeft men veef gerucht gemaakt rondom Stijn Streuvels, die waarlijk een natuurschrijver is, maar zich door zijn succes tot ongenietbare langdradigheden verlieden het. Wat zou men, nu moeten doen rondom Timmermans? Hij overtreft Streuvels tot nu toe in alles. Hij is fijner en kleuriger, sterker en bondiger. Een enkelen keer tuimelt hij nog tegen den grond en zegt hij dingen, waarvan hij later wel een spijt zal hebben.
         Maar in het afgemeen genomen, ja, dan is hij eene verschijning van groote beteekenis in ons letterkundig leven. Iemand om te bewonderen en te beminnen!.
    Onlangs is de tweede druk verschenen van een werk, dat zijn eerste druk vond in "de Nieuwe Gids", namelijk "Het Kindeken Jezus in Vlaanderen". Dit boek van Timmermans behoort tot de merkwaardigste voortbrengselen der literatuur van de laatste jaren. Vreemd en toch heel eenvoudig, naief en toch indrukwekkend verdient dit werk een geheel eigen plaats.
         Aardig leidt Timmermans zichzelf in: "In de kader en de landschappen van ons schoon en goed Vlaanderen, heb ik mij het Goddelijk verhaal van het kindeken Jezus, zijne zoete moeder en zijn goeden voedstervader verbeeld, en met wat letterkunde in groot genoegen omsierd."

         Men zal misschien meenen, dat van dit verhaal niet veel meer te maken is, wat aanspraak maken kan op oorspronkelijkheid, nu de schrijvers en dichters, predikers en schilders van twintig eeuwen ongeveer af het verbeeldbare uit de jeugd des Verlossers hebben verbeeld en de mannen der wetenschap alles hebben uitgeplozen wat ermede in verband staat.
    Het feit alleen reeds, dat "de Nieutwe Gids" blij was "Het Kindeken" te kunnen publiceeren wijst op een zekere verdienste, die buiten de keus van het onderwerp liggen moet.
    Timmermans heeft van deze "tafereelkens" waarlijks iets nieuws gemaakt voor onze letteren. Hij heeft aansluiting gezocht aan den arbeid der middeleeuwsche Vlaamsche schilders, die met zulke verrukkelijke fantasie het leven van het jeugdige Christuskind hebhen verklaard aan het eenvoudige volk.
         Zij daalden af tot de gebruiken en gewoonten van den kleinen man, zij verbeeldden zich Palestina in het Vlaamsche land en zoo brachten zij in zangen van zoete kleur en zachte, volkomen begrijpelijke lijnen opnieuw de blijde boodschap aan de kijkende middeleeuwers. Zij spraken tot de eenvoudigen, — maar heden ten, dage zou een wereldstad-museum al te zeer verarmen, indien het ook maar één schilderij der zoogenaamde Vlaamsche primitieven afstaan moest Naar die eeuwenoude tafereelkens kijkt heel de ontwikkelde en beschaafde wereld en sommige twijfelaars en ongeloovigen zijn door die treffende schilderijen zoo ontroerd, dat zij daarlangs den weg hervonden naar de beschermster der vrome kunst, de bewaarster der oude geschiedenissen en overleveringen, de Katholieke Kerk.

         In een paar woorden kan ik niet zeggen, hoe Timmermans zijn "Kindeken'' gedicht heeft. Hij moet, tijdens de oorlogsjaren, veel hebben gepeinsd over de eerste jaren van Christus' leven, hij moet zich zeer diep; hebben ingeleefd in dien wonderen tijd, toen de wijzen uit het Oosten door eene schitterende ster werden geleid naar een kindeke, dat geboren was uit eene maagd. Heel het verheven gebeuren heeft hij van alle zijden bezien met een groote genegenheid en met den eenvoud van een ouderwetschen geloovige. Ja, in de historie, zooals wij die kennen uit de Evangeliën tast hij wel eens mis, — maar och, dat hebben de Vlaamsche schilders ook meermalen en onopzettelijk gedaan.
    Het heele boek met tafereelkens ademt zulk een fijn gevoel, zulk een innig geloof, zulk een onverstoorbaren humor, dat men soms aan een diepe ontroering niet ontkomen kan, terwijl men die teekenende, schilderachtige Vlaamsche zinnekens en zoete woordekens, die treffende vergelijkingen en schoone ontboezemingen leest.

         Tientallen bladzijden zou ik kunnen overleggen, om u onder den weldoenden indruk te brengen van Timmermans' heerlijk werk, dat vooral aan geestelijk volwassenen een groot genot verschaffen kan. Doch ik beperk mij tot eene, die een interieurtje laat zien van het huisje van Nazareth, zooals de oude Vlamingen dat in kleurenweelde hebben gepenseeld : "Er schijnen nog ,geen sterren, maar de zilveren draad van 't jonge manesikkeltje buigt zich helder op het groene goud van den uitgaanden dag.
    Vrede weegt over de aarde, en de boomen omhullen zich met trage schemering. Zij zullen weldra slapen.
         Er hangt een geur van fruit allerwegen, want we zijn in September; en op het veld brandt een rood patattenvuur dat luie strepen smoor voor de hooge boomen weeft. Een laat vledermuisken trilt donker op de lucht.
    Daar in de witte woning waar Josef, Maria en het kind in vrede wonen, staat het venster open. Er brandt nog geen licht, de geur der donkere rozen hangt tot in de schemerduistere kamer, en van weerskanten van de tafel waarop brood en koffie staat, liggen in biddende houding de handen van een man en die van eene vrouw gevouwen. Terwijl een mannestem brommend als een hommel den zegen des hemels over het eten roept, slaan de bolle handekens van een kind een houten lepel rumoerig op de tafel. Dit is allereenvoudigst, zeer zuivere kunst, zooals de meeste bladzijden van het mooie boek : een geluk en een verrassing in dezen zwarten tijd van Vlaanderen's leven.

    *******

    10-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    08-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pijp en Toebak - E. Elias

    "Pijp en toebak."

    Door E. Elias - Uit Leeuwarder Courant (NL) - 23/12/1933
         De boekbespreker die zich van zijn.... nu ja roeping dan toch wel bewust is, komt bij sommige boeken, die hij te beoordeelen krijgt, op een tweesprong van zijn geweten te staan. Die schrijvers en schrijfsters vooral zijn de populaire, de véél gelezene. eigenlijk — en dit maakt dan de taak van den recensent wel even moeilijk : de eenigen, die de groote massa nog binden aan de litteratuur, voor zoover die al niet afgedwaald is tot de geneugten des levens, die zich buiten "het hoogere" in zoo ontstellende hoeveelheid voordoen.


    Wie van de boeken houdt, wie zijn grootste genegenheid geeft aan de letterkunde, moet dit wel bedenken : niet iedereen mag geacht worden de hoogste trappen van het letterkundig inzicht bereikt te hebben en als nu Alie Smeding, of Jo van Ammers of Felix Timmermans duizenden menschen met hun boekjes in hun hoekjes goede uren van vermaak bezorgen, mag dan de recensent komen en de vensters van den hoogsten trans van zijn waren toren openstooten en met een hooghartigen mond zeggen: "menschen jullie hebben geen smaak, jullie lezen banaliteiten, jullie moet Gide lezen en Upton Sinclair en Dostojefski"?

         Dat zou wel erg flink van dien boekbeoordeelaar zijn. maar het resultaat zou wellicht zijn, dat de meneeren en mevrouwen hun boeken dichtklapten en opstonden uit hun hoekje bij den haard en het licht uitdraaiden en zeggen zouden : ."dan gaan we naar de Zesdaagsche of dan besteden wij de rijksdaalders, die wij voor Alie, Jo en Felix hadden gereserveerd maar liever aan een entréekaart voor een ruize-mets ... Aangenomen dat de menschen zich iets zouden laten gezeggen door den meneer van de boekbespreking.
         Welnu en nu ligt er weer een nieuw boekje van Timmermans voor me. Ik heb het in een langen-avond-bij-het-vuur uitgelezen en als ik éérlijk overdenk wat er, nu het boek dichtgeslagen is, bij mij is overgebleven, dan zeg ik: het is niets en het is allemaal wel verschrikkelük goedkoop en den Fée is niet vies van allemaal handige trucjes met de taal en de sentimentaliteit, en tóch was het gezellig, toch heb ik mij dezen avond echt geamuseerd, al zal mij niets van al dit liefs en zoets en molligs bij blijven.
         Ik weet heel goed dat dit geen boekcritiek is en dat men van een ernstig scribent over boeken mag verwachten, dat hij zegt dat Felix Timmermans een hoogelijk banaal tuinier is in de gaarde der schoone letteren, dat alles wat hij schrijft langs het leven gaat en langs het angstig of smartelijk. of verrukt klopende hart der menschheid. maar — zooals ik boven zeide — moet ik er niet rekening mede houden, dat het toch in ieder geval wel prettig is om te erkennen dat Timmermans toch nog héél wat menschen gelukkig maakt en dat hij dat in ieder geval op een beschaafder en aangenamer wijze doet, dan zij, die het groote gros der menschheid van de afleiding van het dagelijksche leven voorzien?

         Ik ga even een klein stukje uit één van de vele kleine stukjes, die te zamen dit boek vormen, voor u overschrijven; zoo maar een enkele korte episode uit "de Oranjebloemekens", dat zijn de bloemekens, die juffrouw Dymphinia mèt haar paraplu meebracht naar het klooster, waar zij wonen ging als pensionnaire:
    "Intuschen scheen de zon, warm en krakend van licht. En 't zonnige vierkant der open vensters stond hevig-helder in de kamer, zoodat de rest er haast donker van werd. Het bed was verlicht en de witte gordijnen, het propere plankier en het versleten tapijtje.

    Het zonnevierkant verschoof stillekens aan met den tijd, 't kwam op den muur en geraakte de kast in slechten eik geschilderd. Het licht geraakte de uitgestrekte hand van het Jezusbeeld en 't schoof op de bloemekens onder de glazen stolp, die te glinsteren begon en heel de kamer en een stuk van den hof weerspiegelde. Eindelijk stond heel het gevulde korfken te blinken in de zon. Het straalde vinnig, het wapperde van 't licht.      En de zon warmde de glazen stolp, en in die zonnige stilte, waarin een dol bromde, begonnen als bij afspraak de gele, matte bloemknoppen te blinken met een stralend lichtje.

    Ze wierden al grooter en schenen te groeien, en een lek viel van een knop, en nog een, en nog een : en de wassen bloemekens begonnen te smilten en te drunpelen. Tik, tik, tik. Ze dropen en ze klasten hun wassen omhulsel af, in glinsterende druppels, het eene op het andere, ze plakten tegeneen, dropen dan weer heviger, 't Geheel wierd een pappige massa, die maar lekte en lekte en geleek aan een druipenden, dunnen deeg. Het mandeken wierd er mee besmeurd als met kaarsriet, en 't lekken ging voort: 't vloeide tegen de binnenwanden der stolp en 't drong van onder uit den barst. En van de knoppen, waar de was afgesmolten was, bleven er over watten proppen, die zwollen van vochtigheid. De zon juichte en de stolp glinsterde lijk een kermis".

         Ziet, dit is maar een geheel willekeurig citaat. En ge kunt gemakkelijk erkennen: aan zulk een kleine kleinigheid wijdt Timmermans zoo veel regels. Gewoon maar het smelten van wassen bloemen onder een stolp. Ook in één regel had hij dit kunnen zeggen en die ééne regel, vloeiend van een harder en scherper penne-punt dan de zijne, zou méér-zeggend en treffender geweest kunnen zijn. Ja, dit zoudt gij en zou ik gemakkelijker en met méér kans op applaus uit de ivoren torens waar de gróóten wonen hebben kunnen zeggen en zonder eenigen twijfel zoudt gij en zou ik gelijk hebben gehad. Maar zóó oenvoudig is het geval-Timmermans toch niet. Want onze afkeuring voor den babbelkous, den oppervlakkigen, innig-kleinburgerlijken zwetser wordt toch wel verzacht door de teederheid van zijn taal, al is die dan ook, als ge er goed doorheen kunt zien, een manier geworden, handig gestreken pleister op een hol graf, waar de knekels van den mensch, droog en hard op hun verpulvering te wachten liggen.

         Timmermans heeft niets met letterkunde, met kunst en ontroering te maken. Dat is voor dit boekje te zeggen, waarin een aantal bijster onbetoekenende verhaaltjes saam gebundeld zijn en dit is van al zijn boeken te zeggen, den eersteling, Pallieter, misschien uitgezonderd. Timmermans is een handige jongen-in-de-letteren. Een goochelaar met het woord.
    Een jongleur met kleuren en klanken en zachte sentimenten. Maar als wij dat zeggen, moeten wij óók erkennen: als handige-jongen èn als goochelaar heeft hij zijn weerga niet.
         En zijn er niet héél veel kinderen onder ons, bedaagden in de zaken der schoone letteren, wien het watervlugge gemanipuleer van den goochelaar een prettige afwisseling is in den doodelijken ernst der alledaagsche bezigheden met onalledaagsche dingen?

         Het schrijven van een critiek op boeken als dit "Pijp en Toebak" is een werk dat nauwelijks bevrediging verschaft. Want ik kan niet zeggen waarom ik het een "slecht" boek vind, dat mij toch prettige uren heeft verschaft. Niets is gemakkelijker dan dit pijpje in kleine stukjes te breken en in den afvalemmer te gooien en dan de toebak op de handpalm te leggen en met één kwaadaardigen ademtocht te verstrooien in het niets. Maar ook in de aangelegenheid des boeks gelden de inponderabilia, de dingen, die ge zuiver voelt in het hart, doch met de pen niet kunt aanraken. Ook in de zaken der letterkunde is er die stemming, die ge sfeer of sentiment noemen kunt en die regelrecht tegenovergesteld is aan de verstandelijke redeneering. Zijn er niet ook in uw leven, waarde en ernstige en wèl van het zwaarwichtige der boeken doordrongen lezer, oogenblikken, dat ge op een stillen avond liever wat babbelt met uw lieve, oude, domme tante, dan dat ge ernstige betoogen aanhoort van een belangrijk en wijs man?

    *********

    08-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    07-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tooneel in een kleine stad - Felix Timmermans

    Tooneel in de Kleine Stad

    Door Felix Timmermans - Uit Het Vaderland - 25/1/1920
         Als dit slecht weer weegt op mijn inspiratie; ik kan bijna niet schrijven; Ik tracht naar zon en blauwe lucht met frissche, witte wolken, maar de hemel blijft gesloten en jachtig; en men begint te droomen van het land waar de citroenen bloeien, van Californië waar de vruchten om ter grootste doen, van St. Moritz waar de sneeuw dik ligt met de champagnegulden zon overschitterd. En om mijn dag door te brengen en met wat zon, wat verbeeldingszon mijn uren te vergulden, frutsel ik maar heelder dagen in mijn rommelkas, vol schoone en blijde herinneringen.


         Een dezer dagen heb ik heelemaal van achter oude programma's gevonden van tooneelvertooningen, gespeeld door liefhebbers, schoenmakers, beenhouwers, herbergiers enz. die in hun vrije uren, na pekdraad en smidshamer in den hoek te hebben geworpen, zich met alle vuur en geestdrift wijdden aan die edele kunst van Rhetorycke: het Tooneel. Er zijn thans in ons stedeken meer dan driehonderd van die speelders, verdeeld in zeven à tien maatschappijen, die elk tweemaal 's jaars een drama en een kluchtspel op de planken van den stedelijken Theater laten ontrollen. Er komen daar voor den dag, juist lijk bij heele grooten, Ibsen, Fabricius, Heyermans c. a. Men komt er zich in verblijden, dat ook daar, in zoo'n buiten de groote wegen gelegen stedeken men met den tijd meegaat en de "Draken" bak-af zijn. Maar ik vind er iets spijtigs aan, het gemoedelijke van voor en na de vertooning is er ook mee weg, het sappige is uit de doening der tooneelliefhebbers weggeloopen.

         Nu speelt men zoo goed mogelijk, toen speelde men zoo fel mogelijk. Mijn vader heeft mij dikwijls verteld hoe het er in zijnen jongen tijd toeging en hoe ernstig de spelers en de toeschouwers het opnamen. Zooiets., wat toen gebeurde is nu niet meer denkbaar. Men speelde altijd stukken met een dubbelen titel, bv. "Lucie de schijndoode bruid of de ijsvelden van Siberië en twintig jaar later" — "De kinderroofster of het verdriet eener moeder" — "De schipbreukeling of het geheim van den biechtvader". Men hield er van om altijd iets uit vorige tijden te spelen, om schoone costumes te kunnen dragen, en vele maatschappijen hebben dikwijls op 't springen gestaan bij de rolverdeelingen, daar elke speler een koning of een graaf wou voorstellen. 't Was soms ruzie onder de leden voor 't schoonste costuum.

         Zoo gebeurde het eens, dat den dag der vertooning een der bestspelende leden, een graaf voorstellende, niet op de planken wou komen of hij moest het costuum van den koning dragen, dat veel schooner was dan 't zijne. En 't was in dien vent zijnen kop niet te spijkeren, dat een graaf minder prachtig gekleed moet zijn dan een koning. Die koppigaard heeft inderdaad met het costuum van een vorst de rol van een graaf gespeeld.
    Wie eenmaal de rol van Amoureux gespeeld had, wou dit blijven doen, want dit was wel in d'oogen van 't publiek de grootste artiest, de echte poëet! Is hij het niet die (in d'oude draken) de verhevenste woorde en de hoogdravendste zinnen uitspreekt? En nu zat het er bij de toeschouwers in, dat die man al die woorden daar op de planken min of meer uit zijnen duim zoog, dat hij zelf ook zinnen maakte, en zich door zijn nobel gevoel liet meeslijpen. Voor hem dan ook altijd het luidste handgeklap en den grootsten bijval. De meeste toeschouwers dachten er niet aan, dat het te spelen stuk geschreven was op het papier; zij geloofden dat repetities maar voorbereidingen waren een soort van proef, krachtmetingen, maar dat het stuk al spelend voor hun oogen wierd gemaakt en ineengestooten. De tooneelspelers ondergingen min of meer ditzelfde gevoel, en een goed speler leende zich zelden tot de rol van "traître". Want in die oude draken moest er altijd een "traître" zijn, dat is een falsaris. Judas, hartsvreter, bloedzuiger, of iets in dien aard.

         Nu wou een maatschappij op zekeren keer een stuk spelen waarin de rol van "traître" de moeilijkste en de gewichtigste was. Niemand was er voor te vinden die rol te vervullen, niemand dierf het, tot eindelijk een bakker opstond en de rol op zich nam. Zijne vrienden raadden het hem af, en zijn vrouw smartte en weende opdat hij het toch niet zou aangaan.
    Hij deed het toch. Het was een stuk, waarin hij, jonker zijnde aan het hof des konings, de geliefde van zijn vriend de zijne wou maken; daar dit niet gelukte met zoetigheid werkte hij met booze plannen, deed door allerlei listen zijn vriend bij de koning in ongenade vallen; ja kon het zelfs zoo ver brengen, dat hij hem met valsche papieren kon laten veroordeelen tot den dood. 't Spreekt vanzelf dat de geliefde jonkvrouwe ondertussen ijverig werkzaam was om de onschuld van haren beminde te bewijzen. Het kwam dan zoo ver, dat de onschuldige jongeling de trappen van het schavot beklom, en de bakker, als graaf gekleed, wreef verblijd in zijne handen. De toeschouwers nu, als zij dat zagen, begosten te huilen en te tieren: "Deugniet! Judas! gooit hem buiten! Slaagt hem dood! "

         En een hagel van hazelnoten, appelen en appelsienen vloog hardnekkig naar zijn kop, toen gelukkiglijk, de bijl, de moordende, geheven boven het hoofd des onschuldigen veroordeelden in tweeën kraakte en voor de voeten van den valschaard nederviel. Toen kwam het treurige meisje opgeloopen met het bewijs in handen, dat de koning haren geliefde, de vrijheid schonk. Het volk in de zaal was ten uiterste, men riep bravo voor den vrijgekomene, awoert voor den bakker, men wou inderdaad dezen laatsten van het tooneel halen en hem vol verontwaardiging aframmelen, slechts alleen door vlug het schof te laten vallen, kon de bakker zich nog van een paar blauwe oogen redden. Den anderen dag sprak bijna iedereen er van dat den onschuldige zeker en vast den dood zou gevonden hebben indien de bijl niet gebroken ware geweest. En, nu waren er verschillende menschen, die geen brood meer wilden koopen van dien bakker, omdat hij zoo een felle Judas was!...
    Dat blaast de keers uit !

    ***********

    07-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-08-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Openingswoord tentoonstelling 1957 - Leo Arras

    Openingswoord bij de opening van de
    Timmermans-tentoonstelling.

    Door Leo Arras - 16/6/1957.

         Nu wij, na zovele jaren, eindelijk in de Timmermansstede het verzamelde werk van Felix Timmermans – zij het dan ook onvolledig – nog eens hebben kunnen bij mekaar brengen om het te kijken te stellen voor de vele duizende vrienden, die de tiende verjaardag van het verscheiden van deze Vlaamse artist niet hebben willen laten voorbijgaan zonder hem een diepgevoelde en warme hulde te brengen, nu moest - naast het litteraire oeuvre ook het grafisch werk van deze uitnemende kunstenaar wel eens onder de loupe genomen worden. Het gaat niet op in het korte bestek van deze kleine uiteenzetting het zeer omvangrijke werk van de artist volledig te belichten. Laten wij dan genoegen nemen om, samen, de algemene aspecten er van te overschouwen en de voornaamste karakteristieken er van te ontleden.

         Dat Timmermans een schilder was, een schilder zijn moest, blijkt reeds overduidelijk voor wie zijn boeken van nabij kent. Ook met zijn pen schilderde hij voortdurend: schilderde landschappen, tekende personnages, gaf vorm aan de – hoofdzakelijk uiterlijke – karakteristieken van zijn onderwerpen. Hij wist hun eigen-aardigheid, hun eigen geaardheid zo plastisch, zo scherp omlijnd te beschrijven, dat al die beelden uit de vele honderden bladzijden van zijn boeken als zovele tekeningen oprijzen.
         En zoals hij een schilder was met de pen, zo is hij ook – in heel zijn grafisch werk – een verteller met het penseel, met de etsnaald, met het potlood. Het kan dan ook niet verwonderen dat er een nauwe, een zeer enge verwantschap bestaat tussen het litteraire werk en het grafisch oeuvre van Felix Timmermans.
    Dezelfde motieven, die hem naar de pen deden grijpen, zullen de onderwerpen uitmaken van zijn schilderijen en tekeningen. Dezelfde emoties, die hij in zijn boeken vertolkte, zullen de grondslag vormen voor zijn grafisch werk.

         Dat grafisch werk dat geboren is uit drang en uit liefde.
    Timmermans heeft nooit enige opleiding gehad voor het schildersvak. Hij heeft nooit academie gelopen, heeft nooit school gelopen bij welke vooraanstaande artist van zijn tijd. Hij is alleen met open oog en oor door Gods lieve wereld gewandeld en al de vreugde, die hij daarbij opdeed, vond een dankbaar klankbord in zijn ziel.

         Felix Timmermans was een van de weinigen, die zich gelukkig achtten met wat het lieve leven biedt. Gelukkig om zijn familie, gelukkig om zijn stad Lier, gelukkig om zijn land: die hij alle buiten mate heeft lief gehad en daarom ook buiten mate heeft gediend.
    Gelukkig met wat Onze Lieve Heer hem dag voor dag schonk kende hij ook niet de onrust van de zoeker, niet de drang naar de wijde verten, niet de "Hang" naar andere horizonnen, naar andere gezichten, naar andere landen.

         Vlaanderen, Lier en zijn huiskring waren hem genoeg.
    Dat geluk moest hij uitzingen... ook in de verf. Dat heeft hij gedaan met een overgave en een liefde, die geen palen kenden. En dat zullen wij dan ook allereerst in zijn werken bewonderen en waarderen: zijn oprechtheid, de warmte van zijn gevoelens, de heftigheid van zijn liefde. Nergens één teken van opstandigheid, van strijdlust. Steeds en overal een liefdevol neerbuigen over de eenvoudigen, de kleinen, de armen. Eerst en vooral dan: over de kleinste en de eenvoudigste wezens in Gods schepping: de kinderen.
         Kan het dan verwonderen dat hij zoveel verhalen voor de kinderen schreef en vooral; zoveel kinderboeken illustreerde? Hij heeft me nu zo lang reeds terug – toevertrouwd hoe moeilijk hij het dikwijls vond voor kinderen te tekenen. Maar dan ga ik naar de kinderen zelf; zegde ie, naar mijn kinderen en ik vertel hun het verhaal en ik laat hen de prentjes kijken.       Vinden zij het niet goed, dan scheur ik ze doodgewoon stuk. Maar als zij er plezier aan beleven, waarom zouden ook andere kinderen mijn tekeningen dan niet "geerne zien".

    Ik geloof niet dat Felix Timmermans er ooit veel heeft moeten stukscheuren. Want de kinderlijke eenvoud, waarmee hijzelf het leven benaderde, spreekt duidelijke taal uit heel zijn werk. De eenvoud is wellicht de scherpste karakteristiek van zijn werk. Het lijkt alles zo natuurlijk, zo ongezocht, zo ongeknusteld, zo gemakkelijk haast. 't Is om een buitenstaander te doen zeggen: dat kan ik ook. Maar probeer het eens, probeer het eens zoals Timmermans het deed. En dadelijk zult ge voelen welk warm hart er bloeide achter iedere tekening, iedere schilderij van Timmermans.

    De onderwerpen van zij oeuvre?
         Denk eerst en vooral aan zijn boeken en kijk dan even rond langs de vier muren van deze twee zalen, die een rijk gevarieerde keuze uit Timmermans' grafisch werk bevatten.
    Dan kent ge dadelijk zijn werk, dan herkent ge dadelijk en duidelijk Felix Timmermans. Neen, dan herkent ge dadelijk Vlaanderen en de Vlaamse mensen. Het Vlaamse landschap met zijn kruisende molens, de schoonheid van Brabant, dat Onze Lieve Heer "verschoond" heeft, – zoals Timmermans zelf zei – door in zijn effenheid hier en daar 'nen bult te blazen en vooral de Vlaamse mensen met hun eenvoudige zielen, met hun dikwijls grove gebaren, maar met hun vroom en naar God hunkerend hart. Ge zult in Timmermans' grafisch werk zovele beelden herkennen, die U de mooiste bladzijden en de sterkste typen uit zijn litterair werk voor ogen roepen: 'ne Schrobberbeeck of 'n Pitjevogel, 'ne Pastoor uit de bloeyende Wijngaerdt of een zachtmoedige juffrouw Symforosa, een keiharde Boer wortel of een pittige Mijnheer Pirroen.

         Timmermans had er nood aan om ook in plastisch beeld om te zetten al de figuren waarover hij in zijn boeken aan 't vertellen was. En het resultaat daarvan hangt hier tegen deze wanden.
    Hoe kon het dan ook anders of zijn hart moest worden aangegrepen door de figuren van die Vlaamse schilders, waarmee hij zich nauw verwant gevoelde: door Pieter Brueghel in de allereerste plaats, wiens werk hij ontdekt had in het Musseum voor Schone Kunsten te Antwerpen, toen hij nog jong was. En dat werk heeft hem nooit meer losgelaten, zodat én in vorm én in kleur heel dikwijls zijn werk naar dat van Brueghel teruggaat.
         En later, wellicht nog sterker, door Adriaan Brouwer, wiens visie op het menselijk individu zo dicht lag bij Timmermans' visie op de mens van deze tijd.

    Het zou ons te ver leiden moesten we – al was het slechts in de beide boeken die hij aan Brueghel en Brouwer heeft gewijd – de honderden uitspraken gaan ontleden, die Timmermans heeft neergeschreven over "de schilder" of over " het genot van de verf".

         Maar dat tot en met de laatste dagen van zijn aardse leven, de schildersdrang hem in het bloed heeft gezeten, moge blijken uit wat hij, slechts enkele luttele weken voor zijn dood aan de vriend Flor Van Reeth heeft geschreven:
    " Nu zit ik weer hevig met schildersvisioenen in de kop. Als ’t goed weer wordt zou ik eens enige jaren almachtig veel willen aan 't schilderen gaan. Maar wat, weet ik nog niet. 
         't Zouden symfoniën, cascaden van kleuren moeten zijn. Zo iets als muziek. Zoals de ziel de dingen ziet en aanvoelt. In elk geval, ik zit op vinkenslag en ik droom en ijver er geestelijk rond. 't Moet nieuw zijn, anders, verlost van aardse verplichtingen, want kunst kent geen wetten. En daarom mag dan ook iedereen op zijn kop staan draaien, het zot, dwaas of wat ook vinden. Ik zal het doen, vrij, los van alles en iedereen, zelfs los van mij zelve. Ik wil mij eens vrij uiten, uit de hele.

    Dat moet lijk een gebed zijn. 't Gaat tussen God en mij".

         Klinkt het niet als een stuk testament van de schilder Timmermans, op het ogenblik dat hij volledig en geheel naar God toe aan ’t groeien was. Maar een testament, waarin dan toch weer opnieuw liggen gekristalliseerd de karakteristieken van zijn schilderkunst: uit drang en liefde geboren.

    *******

    03-08-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 2/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    15-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Leefkamers van Felix Timmermans - Frans Verstreken

    De Leefkamers van Felix Timmermans.

    Door Frans VERSTREKEN - 2 december 1972

    Zesendertig jaar voor Lefèvre en Florquin.
         Ach, het is reeds negen jaar geleden dat John Fitzgerald Kennedy op verkiezingstoernee te Dallas (Texas) werd vermoord. De aanslag op Amerika's jongste president, op 22 november 1963, ligt nog fris in het geheugen.

    Over heel de wereld spoelde een golf van afschuw en verslagenheid.
         Dezelfde avond nog legde eersteminister Theo Lefèvre voor de televisie een verklaring af, waarin hij het rouwbeklag van de regering en de Belgische bevolking vertolkte. In het begin van zijn toespraak kwam volgende zin voor :

    «Ik kwam thuis, liep door de 'leefkamer' en zag het gezicht van de nieuwslezer...»

         Meteen keken velen verrast op, bij het horen van dit «nieuwe» woord. Vermoedelijk was het Engelse «living» door Lefèvres hoofd geschoten en bedacht hij — om een anglikanisme te vermijden — vlug een ekwivalente vernederlandsing. Of viel hem spontaan, naar hij later zelf beweerde, een woord te binnen, dat in de streek van Gent mondgemeen is ? Uit een kleine enquête is later gebleken dat het woord slechts in zeer zeldzame gevallen door enkelingen werd gebruikt. Sommigen vonden «leefkamer» een ongelukkig knutselwoord, een uiting van onbewuste humor; anderen zagen er een bruikbaar neologisme in.

    Ten huize van Florquin
         Er is heel wat om te doen geweest en het woord maakte spoedig geschiedenis. Die taalvondst-van-de-beeldbuis was natuurlijk dankbaar voer voor de tuiniers in onze Nederlandse woordenschat. Moesten wij het onkruid wieden of de nieuwe kruising met zorg kultiveren ?

    Maarten van Nierop wijdde tussen 23 mei en 24 juni 1964 in 'De Standaard' niet minder dan zes Taaltuinen aan het verschijnsel. Daaruit blijkt dat «leefkamer» de vertaling kan zijn van het uit het Engels ontleende «living», de verkorting van «living-room». Dit in de Verenigde Staten ontstane woord bereikte ons via Frankrijk. Het modewoord «living», dat niet strookt met ons taaleigen, is hier pas na de Tweede Wereldoorlog in zwang gekomen, als statussymbool. Het begrip slaat op een ruim vertrek, dat een kombinatie is van eet-, zit- en woonkamer. Als kamertype is «leefkamer» dus niet bruikbaar.
         Maar «leefkamer» kan ook als een niet te verwerpen Nederlandse woordvorming voorkomen, ter vervanging van huis- of woonkamer met de nadruk op de 'kamer waarin zich het dagelijkse leven afspeelt'. Aldus Van Nierop.

    Dr. Marc Galle maakt een duidelijk onderscheid tussen 'leven' en 'wonen' en acht «leefkamer» in strijd met het Nederlands taaleigen.
    Dat de h. Lefèvre met zijn «Teologische» term een tijdje navolging vond, is bekend. Soms in ernst vaak als spot Maar intussen werd het ook duidelijk dat professor Dr. Joos Florquin de eersteminister enkele maanden vóór was en reeds in de TV-uitzending 'Ten huize van Aloïs de Mayer' van 25 juni 1963 Annie van Avermaet liet zeggen : 'Ook in deze huiskamer, die zijn "leefkamer" is, wordt men steeds aan de IJzer herinnerd.' Hij gebruikte de nieuwigheid naar analogie met de traditionele woorden als «slaapkamer», «zitkamer», «eetkamer», «studeerkamer». Hij bedoelde er kennelijk het verblijf mee, waar men een belangrijk deel van zijn leven in doorbrengt.
         Ook in zijn boeken naar de merkwaardige TV-serie 'Ten huize van...' duiken bij Florquin af en toe «leefkamers» op. Zijn professorale inspanningen om het woord in ons taalgebruik ingang te doen vinden, deden wat kunstmatig aan.

    De woordenboeken van Van Daele, Koenen-Endepols, Verschueren en Kramers vermelden het woord niet,evenmin als het veeldelige «Woordenboek der Nederlandse Taal».
    De taalhandboekjes van Heidbuchel, Grauls. Galle, Paardekooper en Van Nierop verzwijgen eveneens de «leefkamer». Maar Joos Florquin komt er, in zijn pockets met taaltips, een paar keren op terug. In 'Hier spreekt men Nederlands 2' lezen we: 'Leefkamer is uitstekend Nederlands net als «Leeftocht» of «leefruimte». We hebben het woord leefkamer trouwens zelf uitgevonden, maar de h. Theo Lefèvre heeft er carrière mee gemaakt...' (pp. 110-111). Inmiddels is het woord «leefmilieu» de reeks komen aanvullen.

    Timmermans heeft de primeur
         Groot was mijn verbazing, toen ik vóór een tweetal jaren, bij het herlezen van het literaire oeuvre van Felix Timmermans, op het woord «leefkamer» stuitte ! En dit in zijn boek 'De Familie Hernat', dat in 1942 verscheen. Het is de roman van drie geslachten van de Hernats in Nivesdonck, waarin men Lier kon herkennen. Tegen het einde beschrijft Timmermans «een van de schemer-donkere kamers» van baron Karel-Jan Hernat, die zijn fortuin heeft verspild : 'In die eetkamer, die ook «leefkamer» was en waar hij zijn vrienden uitnoodigde om te komen praten, of Roselie uitnoodigde om te komen domino spelen, hing het groot portret van Stefan Hernat, en op een kastje daaronder lag, in fluweel geborgen, de oude viool' (p. 368).

         Toen was het woord «living» zeker niet tot zijn omgangstaal doorgedrongen. Timmermans, die allerminst een taalpurist kan worden genoemd, schreef het spontaan neer, in zijn onbewuste drang tot originele verwoording. En het is bovendien overduidelijk, dat de Lierse schrijver in deze zin «leefkamer» gebruikte, om een vertrek aan te duiden, waarin gepraat, gespeeld, gegeten, kortom : geleefd wordt. Hiermee was hij 22 jaren vooruit op de «kreatie» van professor Florquin en op de gedenkwaardige uitspraak van premier Lefèvre.

         Men zou deze simpele en modern aandoende samenstelling niet bij Felix Timmermans verwachten. Hij was immers vooral sterk in het smeden van spitsvondige, meestal vrij ingewikkelde substantieven. Ik plukte voor u een ruiker vreemdsoortige taalbloemen : een «distelglimlach », een «Tandenborstelsnor», «nijlpaardmuren», een «blotevoetenpater», een «straatkeerdersgezicht», «wijwatervatmonden», «bloemkoolwolken » en een «bakkersovenwarmte».
         Een paraplu noemt hij vaak een «regenschuiler» en ergens zelfs een «regenwaterstokdoek» ! Vele woordvormingen ontstonden bij de Fé omwille van de speelse humor of om een beeldspraak te kondenseren.
    Hij schiep er soms genoegen in zeer lange samenstellingen te bedenken, als «armemensenhemdenreuk» of «allerzielenkoekenbakkendeeg».
         Om nog even een zonderlinge «kamer bij deze auteur te citeren, grijp ik naar zijn «Pallieter» (1916). Toen de «dagenmelker» en Marieke vanop het paard Beiaard het Netedal overschouwden, zei Pallieter: 'Dat is man beste kamer! Man «salon!» De loecht is man plafon, de zon man horloge, het gers is man tapijt, de regen man gordijnen, mor..', man bed is zonder vrijw ! (p. 87). Alleszins een oorspronkelijke manier om een landschap te vergelijken met een pronkkamer. Het Pallieterland, dat zich uitstrekt langsheen de Nete tussen Lier en halfweg Duffel, werd aldus gedoopt door Timmermans' jongere vriend, de Lierse letterkundige Jozef Arras.

         In een briefkaart aan zijn vriend architekt-schilder Flor van Reeth gebruikte Felix  Timmermans op 4 augustus 1927 reeds het woord «leefkamer» (zevende zin vanaf onder te tellen). Daarin schreef hij over een tentoonstelling van «De Pelgrim», waarvoor hij bezwaarlijk een nieuw schilderij kon maken, omdat hij druk aan zijn 'Pieter Bruegel' werkte.
         Begin januari 1926 was de familie Timmermans verhuisd van de Boomlaarstraat (waar zij het huis betrok van illustrator Fred Bogaerts) naar de De Heyderstraat nr. 30. In verband met de inrichting van de nieuwe woning, vroeg de Fé in hetzelfde kaartje raad aan Van Reeth: «Maar ge moet toch eens rap naar Lier komen. Die voorste kamer zou ik willen inrichten voor schilderijen en etsen te hangen, de tweede ook en er toch «leefkamers» van te houden. Ge moet eens komen om te zien wat er aan te doen is, wat een papier er in de voorste kamer moet komen, want er moet verandering zijn. Gij hebt smaak, goesting, vinding, en 'k verwacht er weer heel veel van. Gij kunt dat »

    José de Ceulaer lichtte een fragmentje uit dit schrijven voor zijn zopas verschenen en biezonder rijk gedokumenteerde «Kroniek van Felix Timmermans».
         Hier heeft «Leefkamer» klaarblijkelijk dezelfde gevoelswaarde als in 'De Familie Hernat': de suite mocht geen museumsfeer krijgen; ze moesten hun gezelligheid behouden om er te kunnen in leven.

    Zesendertig jaren vooraleer de staatsman en Pascal-kenner «zijn» leefkamer in de ether stuurde en bijna even lang vóór de vondst van Joos Florquin, schreef Timmermans het woord achteloos op een open kaartje naar zijn vriend in Deurne-Antwerpen. Was hij er de uitvinder van ? Voorlopig wel...

    Totdat een aandachtig lezer hetzelfde woord bij een oudere auteur ontdekt.

    **************

    15-07-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 0/5 - (0 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    06-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het weergalooze Lier - Jeanne De Bruyn

    Het weergalooze Lier

    Door Jeanne de Bruyn uit Volk en Staat - 20/12/1943
         «Schuins over ons huis woonde er destijds een oud manneken, dat wij zoo dikwijls over zijne halve deur hebben zien liggen ; men noemde hem in de wandeling Peke Crabeels.

    Het was bij Peke Crabeels dat een flinke, lang opgeschoten jongen met een lief gezichtje, met een koppel zwarte oogen en met een zwart krollebolken verbleef; hij was geboortig van Bouchout bij Lier en heette Jan-Frans Willems, men noemde hem gewoonlijk Suske Willems; hij kon zoowat twaalf, dertien jaren oud zijn.

         Zoodra Suske Willems vernomen had, dat mijn vader onderwijs aan zijne kinderen gaf, liet hij hem vragen of hij mede mocht komen leeren ; die vraag werd gereedelijk toegestaan en Suske Willems kwam dadelijk met mijne broeders en zusters medeleeren. Suske overtrof eerlang zijne schoolkameraden, ofschoon mijn oudste broeder een zeer vernuftig knaapje was; wel is waar dat hij wat jonger was, maar buiten dat erkenden dadelijk mijne broeders en zusters in Willems hunnen meester, en zij waren niet jaloersch op hem; hij bezat dan ook eenen buitengewonen aanleg om te leeren en zijn geheugen was zoo sterk, dat hij, na het eindigen van elke les, bijna letterlijk kon herhalen hetgeen mijn vader onderwezen had.
         Maar Suske Willems bleef niet alleen de leerkameraad mijner broeders en zusters, hij werd nog hun beste speelkameraad : alle uren, waarover hij kon beschikken, kwam hij in onze familie doorbrengen, hij was als 't ware betooverd om bij ons te zijn ».

         Deze passus uit de gedenkschriften van George Bergmann's, den vader van Anton, haal ik niet enkel aan om op de beteekenis van Lier voor de hernieuwde Vlaamsche letteren te wijzen en het aandeel van de familie Bergmann bij die hernieuwing in 't licht te stellen.
    Wat mij getroffen heeft toen ik dat las, en wat u zeker ook treft, is een verwantschap van toon, vooral in de eerste regelen, tusschen den stijl van Willems' tijdgenoot en dien van... ja, waarachtig, van Timmermans.
         Dat oud manneken, dat over zijn halve deur ligt, en Peke Crabeels heet. Die vinnige krollebol, dien men Suske Willems noemt. En dan dat woordje «betooverd», zoo natuurlijk en veelzeggend in dit verband gebruikt. Werkelijk, hier hebben we iets,van dat eigene, dat teekenend Liersche, waardoor Felix Timmermans, die het tot zijn rijkste en genoeglijkste expressie heeft opgevoerd; niet slechts de beide Nederlanden, maar ook het gemoed van duizenden Duitschers veroverd heeft. Want Timmermans is niet slechts een persoonlijkheid, hij is ook een vat van ontvankelijkheid. In hem is al het kleurige, malsche, lollige en oubollige van Lier samengevloeid, zooals in het artistieke Lier dat thans zoo wijdberoemd is, al wat innig en stemmig is met het overmoedige en sappige van het Brabantsche land samenvloeide.

    Het Lier van de letterkunde, dat is eerst en vooral stemming. Dat is uit geuren en «koleuren», uit klokkenklank en geschuifel van begijnenvoeten, uit vlekken zomerzon op processies, uit schaduwen en tabaksrook in door den tijd gebruinde taveernen, uit kermislawaai en avondstilte ontstaan. In dat Lier waren de schrijvers zooals Anton Bergmann en Felix Timmermans zelf met hart en ziel gevangen, voordat zij er anderen in konden vangen.
    Dat Lier van de lyrische realisten heeft, over bewogen eeuwen heen, het zuiverst aangeknoopt bij de kunst van Pieter Breughel die zoo zorgvuldig zijn spruitjesplukkend vrouwtje schilderde, een beetje terzijde van het gewoel der Inschrijving te Bethleem, en zoo helder de witte stilte van de winterbeemden wist op te roepen, terwijl hij op den voorgrond een gekleed varken liet schreeuwen en al de drukte van een marktdag liet krioelen.

         Felix Timmermans heeft, zoowel in HET KINDEKE JEZUS IN VLAANDEREN als in zijn BREUGHEL-boeken, zijn liefde tot dien meester der Brabantsche poëzie genoeg beleden, opdat men er telkens weer aan zou denken als men over Lier spreekt. In zijn laatste boekje, EEN LEPEL HERINNERINGEN, schrijft hij er weer over naar aanleiding van zijn eerste, avontuurlijk bezoek aan het Antwerpsche museum :
         « Maar daar zag ik in een andere zaal werken van Pieter Brueshel, waar ik nog nooit één woord had hooren over zeggen. Een vreemde aandoening greep mij aan. Het was nu niet meer alsof ik tegenover een koning stond (te voren heeft hij Rubens' werken gezien), maar als een kind, dat plotseling zijn ouders weervindt. Geen verbazing maar een diep geluk doorvloeide mij. Het kwam mij voor alsof ik daar al jaren naar gezocht had»
         Het werk van Tony, dien anderen Lierenaar, heeft niets van Brueghel in zijn vorm, en men vraagt zich af of die geestige, zwierige, fijne advokaat, levend in den tijd van de romantiek, wel ooit iets van een verwantschap met den boerenschilder zou bespeurd hebben, indien deze — maar er bestond toen geen Brueghel-mode ! — in den kring van zijn aandacht was getreden. Toch blijft een der voornaamste waarden, ook in zijn werk, die levensnabije stemmingslyriek, die vasthangt aan de herinneringen uit zijn kinderjaren, het Begijnhof, de oordjesschool, het Pannenhuis, de Liersche kwajongensstreken en jeugdvrijagies.
    En die kern van zijn werk is Brabantsch, is doortrokken met dezelfde levensblije en weemoedige innigheid, die ons zoowel bij Timmermans als bij Brueghel bekoort. Door die sfeer — al is Tony een man van de wereld, met de groote steden vertrouwd — blijft ook ERNEST STAES heimatliteratuur, wat in dit geval volstrekt geen begrenzing van horizont beteekent, maar alleen aanduidt, dat dit werk, diep en veelvuldig verworteld is in een traditie door vele geslachten geschapen.

         Men heeft me eens verteld, dat men te Lier iemand die er al twintig jaar woont nog maar niet direkt als een Lierenaar beschouwt. Liersch-zijn is iets wat door zeer oude inburgering en tevens door innerlijke geschiktheid moet verworven worden. De Bergmann's waren niet van Lierschen, maar van Duitschen stam, doch de grootvader van Anton was reeds onder het Fransche bewind in de stad komen wonen. Uit Westerburg in Nassau geboortig, had hij in het Hollandsche leger als officier gediend. Na de verovering van Bergen-op-Zoom door de legers van de Fransche Republiek, werd hij gedwongen zich te Lier te vestigen. Dat het hem op den duur niet zwaar viel, bewees hij door te trouwen met Catharina Van Zinnicq, uit een Brabantsche familie die al sedert de 17e eeuw te Lier woonde, en aan de stad twee burgemeesters had geschonken.
    Zelf werd hij onder het Fransche bewind « officier municipal », lid van den gemeenteraad, en toen men aan zijn katholieke kollega's eischen stelden die met hun geweten streden, toonde hij, de protestant, zich manmoedig solidair met hen. Van dat oogenblik af zal men hem wel algemeen als «een echten Lierenaar» hebben beschouwd. Zijn zoon Georges, de vader van Anton, was het zeker dubbel en dwars. Hij werd advokaat en burgemeester van de stad, die hij moderniseerde en verfraaide.

         In zijn inleiding tot de nieuwe uitgave van ERNEST STAAS, (Feniksreeks van Het Kompas, Antwerpen. 30 Fr. ing. 40 Fr. geb.) doet Felix Timmermans de figuur van dien vroegeren burgervader ook even herleven. «Die vader Bergmann (zoo hoorde hijzelf nog van zijn vader) kon vertellen, zoo fijn, zoo boeiend en kleurig van taal, dat men zich de ooren van het hoofd luisterde. Het is van hem dat Tony het talent van schrijven en het geestig vertellen in het bloed heeft meegekregen. Lees later maar eens de herinneringen van Vader Bergmann zelf en ge zult zien welk een innig verband van geest en uitdrukking er tusschen de twee is.» Het stukje dat ik daarstraks aanhaalde schijnt dit oordeel te staven.

         En wat nu Tony zelf betreft: «Hebt gij dien mijnheer Bergmann nog gekend, vroegen wij. Heel goed, zei mijn vader, hij was slechts tien jaar ouder dan ik. Ik heb dikwijls mijnen hoed voor hem afgedaan, en nu en dan al eens met hem een woordeke gesproken... Het was een slanke, jonge man, met pekzwart krulhaar, een hoog, breed voorhoofd en schitterende zwarte oogen. Een getuigenis van een Noord-Nederlandschen tijdgenoot, Jan Ten Brink, komt die beschrijving aanvullen : « Wie het voorrecht had hem te leeren kennen, was aanstonds ingenomen met den beminnelijken jongen man, oogenblikkelijk getroffen door den fijnen geest, die uit al zijn gesprekken straalde.» Als men bij Timmermans leest, hoe Tony graag wandelde langs de stille straten, naast de vlieten, over 't Begijnhof en op de wallen waar toen nog molens draaiden, en hoe hij in een open rijtuig naar zijn kasteeltje van Nazareth aan de Nethe reed om er zich te vermeien in zijn groot schoon park, dan zegt men: «Benijdenswaardige Tony ! » Hij beleefde, al was het in minder uitbundigen trans, datgene waarvan de latere Lierenaars in Pallieter en Carolus en Annemarie zouden droomen.

         Hij was, en dat onderscheidt hem van zijn opvolgers, een aristokraat, maar van het geslacht dergenen, die aan Vlaanderen door hun onverpoosd werk en hun milden steun aan opgroeiende talenten hebben goedgemaakt wat de verfranschte adel en haute bourgeoisie misdeden. Als advokaat was hij buitengewoon bedrijvig en stond hij ten dienste van de armen zoowel als van de rijken (zijn sociaal gevoel blijkt trouwens op ontroerende manier uit de hoofdstukken Het Werkboekje en De Vriendschappelijke Eigenaars in zijn roman). Maar hij voelde zich ook geroepen om te studeeren en te schrijven. Het succes van zijn eerste schetsen en novellen in studententijdschriften was groot geweest. Iedereen merkte, dat hier een geboren verteller, een sympathieke spotvogel en tevens een man met een hart aan ’t woord was. «De eerste liefde van Frans», een verhaaltje uit het jaar 1855 — hij was toen pas 20 — bevat in de kiem zijn Ernest Staas, die pas in 1874 van de pers kwam, een paar weken voor zijn al te vroegen dood. Tusschen die eerste proeven en den roman, die hem in heel het Nederlandsch taalgebied beroemd maakte (ook in Zuid-Afrika vond Ernest Staas een goed onthaal) kwam dan nog een klein bundeltje, Twee Rijnlandsche novellen, en een lijvige Geschiedenis der stad Lier, die de waardeering van de kenners opwekte.

         Interessant is het, in dat werk den groei en het verval van Lier als kultuurcentrum na te gaan, met de opkomst der rederijkerskamers «De groeinde Boom» en «De Ongeleerden» (De Jenettebloem) in de 15e eeuw, het schitterend Landjuweel van 1561, het verval in de 17e eeuw en de ondergang in den Franschen tijd, maar het nieuwe ontwaken onder het Hollandsch bewind, en de tweede bloei met Willems, David, Jan van Beers, Sleeckx, Mevr. Courtmans...
         Niet in een onaanzienlijk, onbenullig klein nest ontstond plotseling dat meesterwerkje van tintelenden humor en spontaan gevoel, dat Beets bewonderde en waardoor de Vlaamsche letterkunde bij iedereen in het Noorden waardeering afdwong. Ernest Staas is de vrucht van een familie- en een stadstraditie, die men beide hoog moet schatten.

         EEN LEPEL HERINNERINGEN van Timmermans, waarvan het handschrift, door den auteur verlucht, geheel in facsimiledruk werd uitgegeven door Het Kompas ter gelegenheid van zijn 10-jarig bestaan (dit aardige boekie is jammer genoeg niet in den handel), vertelt ons dan hoe deze Lierenaar in zijn kinderjaren, in een andere familietraditie, in een moderner maar toch nog zoo gemoedelijk Lier, de motieven vond voor zijn verbeeldingen, die minder kristalklaar en verfijnd, maar breeder en weelderiger zijn.
    Ja Lier heeft meer dan één koord op zijn boog; in den grond echter blijft het als inspiratiebron en voedingsbodem zichzelf gelijk. Dat voelt men, bij het lezen van dit klassiekgeworden werk en deze Timmermans-causerietjes, veel beter dan men het zeggen kan.

    *********

    06-07-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)
    03-07-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Felix Timmermans te Lier gehuldigd

    Felix Timmermans te Lier gehuldigd.

    Dagblad van het zuiden voor Eindhoven - 8/7/1942

    STADSWANDELING HERDOOPT.
    GEDENKSTEEN ONTHULD EN HERINNERINGSBOOM GEPLANT.

         Het Nethestadje Lier vierde dezer dagen zijn grooten zoon, Felix Timmermans naar aanleiding van het feit, dat hij den Rembramdtprijs voor het jaar 1942 heeft ontvangen.

    In den ochtend vond een ontvangst plaats in het stadhuis, waarbij talrijke vooraanstaande Vlaamsche en Duitsche personen aanwezig waren, personen aanwezig waren, o.a. dr. J. Grauls, gouverneur der prov. Antwerpen, U. van de Voorde namens het ministerie van onderwijs, dr. A. Borms, prof. Anton Jacob, Baron Is. Opsomer, Ernest Claes, Ernest van der Halle, Renaat Veremans, J Sterckens

         Na een hartelijke toespraak door burgemeester Alfred van der Halle sprak Kreiscommandant Majoor von Maercker, om den schrijver van "Boerenpsalm" te eeren. Namens de provincie bracht ook Dr. Jan Grauls hulde aan den schrijver. In naam van den rector en de professoren van de Hansische Universiteit te Hamburg hield Prof. Dr. Noack een rede waarbij hij op de cultureele wisselwerking wees tusschen Vlaanderen en het Duitsche Rijk.
    Mevrouw Timmermans deelde met bloemen in de hulde, waarop de .,fee" op de hem eigen sappige wijze dankte : "In mijn voordracht te Antwerpen, vertelde ik, dat ik blij was, dat Onze Lieve Heer me op de werekd had geblazen. Ik had eigenlijk willen zeggen dat ik blij was dat ik te Lier geboren was. Maar te Antwerpen mocht ik dat toch zoo botweg niet zeggen. Ik werd er toch zo goed ontvangen en die mannen uit de grootstad, willen van iedereen "ne sinjoor" maken.

    Hier op mijn eigen kassei, kan ik het evenwel zeggen, want ik houd toch zoo veel van Lier. Als er een nieuwen Bisschop, of een nieuwen Minister of nen nieuwen Baron benoemd of aangesteld wordt, dan ben ik blij, dat die Bisschop, of die Minister of die Baron van Lier zijn. Ik kan over Lier hooren spreken en er naar luisteren, als naar 't schoonste vertelsel. In den vreemde, bij het beste glas, heb ik heimwee naar Lier.
    En Timmermans besloot zijn rede met de woorden: "Ik ben blij, dat ik vandaag — nu ik 56 jaar oud geworden ben — ook sedert 56 jaar de lucht van Lier inasem. Hoe de hemel er uit ziet, weet ik niet, maar ik hoop dat het een tweede schoon Lier is en, in dit geloof wil ik leven en nog niet sterven"....
    En daarop werd de eerewijn geschonken.

    De verdere huldiging.
    's Namiddags had, onder overgroote belangstelling in het museum Wuyts-van Campen de academische zitting plaats, ingericht door het Vlaamsche kunstenaarsgilde der stad Lier.

    Redevoeringen werden uitgesproken door Ernest van der Hallen, voorzitter der kamer van letterkundigen, onderafdeeling van het kunstenaarsgilde, Ernest Claes en Thomas de Backer, voorzitter van den provincialen cultuurdienst. De schrijver van "De Witte" sprak daarop tot Timmermans, als de "vriend". Over uw oeuvre is alles reeds gezegd. Menschen, die er nog meer over willen weten, moeten maar uw boeken lezen. Het is de vriend en de mensen, die ik heden huldigen wil. Timmermans, u staat thans in de periode van volle rijpheid. U weet thans wat goed is en wat u kunt.........

    In Vlaanderen beleven wij thans een zware tijd. Als wij werkelijk Vlaanderen sterk willen maken, dan moeten wij steunen op de oude beproefde waarden, n.l. op onze kunst en onze kunstenaars. Hoe grooter onze kunstenaars zijn, hoe meer rechten Vlaanderen zal kunnen doen gelden op eigen zelfstandigheid.
    "De Fee" heeft veel gedaan tot de vestiging van die zelfstandigheid in Vlaanderen. Op dit gebied heeft Timmermans zelfs meer diensten bewezen, dan 20 Vlaamsche ministeries.

    Vriend Timmermans, aan al die feestvieringen komt thans ook een einde. Morgen is het weer werkdag. God geve u de gezondheid om uw werk voort te zetten. Dit wenscht u uw trouwste vriend.
    Muziek en zang; sloten dezen middag af. Den geheelen avond werden verder de feestelijkheden nog voortgezet.

         Te 17 uur 30 begaven de genoodigden zich naar de stadswandeling "Begijnhof-Pallieterland", welke officieel door den burgemeester tot "Felix Timmermans Wandeling" werd gedoopt. Aan de Begijnhofstraat werd vervolgens een gedenksteen, geplaatst, waarbij de heer Alfred van der Halle, een toespraak hield. Hierna moest de schrijver eigenhandig een lindenboom planten, welke voor het nageslacht, de gedachtenis van Timmmermans zal bestendigen. Al deze plechtigheden werden door een dichte mensenmassa gevolgd.
    Het Vlaamsch gemengd koor "t En zal", van Lier en het koper-ensemble Jan Bolle zorgden voor een passende muzikale omlijsting. ,
    's Avonds werd de woning van Timmermans door buren en afvaardigingen van de verschillende stadswijken in de bloemekens gezet.

    ********

    03-07-2014 om 00:00 geschreven door Mon

    0 1 2 3 4 5 - Gemiddelde waardering: 1/5 - (1 Stemmen)
    >> Reageer (0)


    Foto

    Archief per maand
  • 05-2023
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 02-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 09-2021
  • 08-2021
  • 07-2021
  • 06-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 02-2021
  • 01-2021
  • 11-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 06-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 01-2020
  • 12-2019
  • 11-2019
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 12-2018
  • 11-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 07-2018
  • 05-2018
  • 04-2018
  • 03-2018
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 05-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 10-2016
  • 09-2016
  • 08-2016
  • 07-2016
  • 06-2016
  • 04-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 06-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 05-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 04-2009
  • 09-2008
  • 06-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 12-2007
  • 10-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 01-2006
  • 05-1982


    E-mail mij

    Druk op onderstaande knop om mij te e-mailen.


    Gastenboek

    Druk op onderstaande knop om een berichtje achter te laten in mijn gastenboek


    Blog als favoriet !

    Over mijzelf
    Ik ben Mon Van den heuvel
    Ik ben een man en woon in Lier (België) en mijn beroep is op pensioen.
    Ik ben geboren op 19/06/1944 en ben nu dus 79 jaar jong.
    Mijn hobby's zijn: Felix Timmermans - Geschiedenis van Lier in de ruimste zin genomen.

    Een interessant adres?

    Mijn favorieten websites
  • Thuispagina Louis Jacobs
  • Guido Gezelle
  • Ernest Claes Genootschap
  • Oscar Van Rompay
  • Felix Timmermans Genootschap
  • Schrijversgewijs
  • Kempens erfgoed

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto

    Foto


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!