Deze teksten geef ik je achtereenvolgens in de '2004' en de '1951'- vertaling. 2004: "Laat daarom iedereen zichzelf eerst toetsen voordat hij van het brood eet en van de beker drinkt, want wie eet en drinkt en niet beseft, dat het om het lichaam van de Heer gaat, roept zijn veroordeling af over zichzelf"
1951: "Maar iedereen beproeve zichzelf en ete DAN van het brood en drinke uit de beker. Want wie eet en drinkt, eet en drinkt tot zijn eigen oordeel, als hij het lichaam niet onderscheidt"
Paulus geeft- om te beginnen- een algemene regel: zichzelf eerst toetsen, voordat je eet en drinkt. Wat houdt dat 'toetsen' in?: we onderzoeken onszelf of we in de juiste geestesgesteldheid aan de tafel des Heren zitten: - stá ik in het geloof - stá ik er werkelijk in, dat míjn schuld vergeven is, dat ík door Gods genadige beschikkingen nu een rechtvaardige ben. - leef ik ook als een rechtvaardige.
En dan komt de positieve instelling van Paulus naar voren; in '1951' nog wat duidelijker dan in '2004': "Hij ete dán". Voor Paulus lijdt het geen twijfel; al die broeders en zusters van hem zullen 'ja' kunnen zeggen op al die vragen, al zal het 'leven als een rechtvaardige' nog maar 'in beginsel'zijn.
Maar dán; men kan aan de tafel van de Heer aanzitten, maar niet beseffen, dat het hier een helige gemeeente is, die aanzit, dat aangenomen moet worden, dat ieder, die aanzit, voor zichzélf de proef heeft genomen en tot een blij "Ja" is gekomen. Er staat immers, dat men zichzélf mmoet beproeven. Wij zijn niet gehouden om de andere avondmaalgangers te toetsen en te onderzoeken. Wij zijn geen keurmeesters van elkaar. We behoren bescheiden en ootmoedig te zijn en ons ervoor te wachten om ons een ongunstig oordeel aan te matigen over onze broeders en zusters. Het is immers zó, dat niemand weet, wat in een mens is dan des mensen eigen geest, die in hem is, (1 Kor 2 v 2). Natuurlijk; zouden er aanwijsbare en onbeleden, 'uitbrekende zonden' zijn , dan is er volgens 1 Cor 5 een taak voor de opzieners, maar zulke extreme gevallen worden hier niet bedoeld.
Men neemt dus aan, dat Gods heilige gemeente aan de tafel aanzit. Wanneer iemand zou zeggen: "Ik ben bij deze kerk ingeschreven, ik heb belijdenis gedaan, ik heb er récht op om hier te zitten, ook al ben ik niet bekeerd", dan eet zo iemand onwaardig en onderscheidt hij niet, in welk een gezegende kring hij aanzit. De gemeente is 'het lichaam', zoals ook in 10 v 17 en 12 v 12 vermeld.
En onwaardig etende en drinkende, brengt men zichzelf geestelijk in steeds mindere conditie, roept men over zichzelf een veroordeling af.
Dit alles houdt niet in, dat elke lezer van deze posting nu onrustig over zijn stoel zou moeten heen en weer schuiven, zeggende: - o...maar dan heb ik het dikwijls fout gedaan, ik heb daar gezeten, gedachtenloos, automatisch etende en drinkende, alleen maar denkende: "Dat wordt een latertje vandaag....altíjd met het avondmaal" - ik heb inderdaad wel eens gedacht: "Moet je zien, wie er toch allemaal aanschuift!"
Laten er in het veleden dingen fout zijn gegaan: niet achteromzien. Vanaf nú met een nieuwe motivatie aangaan. En -als er in het verleden iets fout zou zijn gegaan- dit aan de Heer belijden en vergeving vragen.
Hoe handelt men, wanneer men een ander de naam van God slécht hoort gebruiken".
Dji....: allereerst is het zo, dat je daaronder niet onbewogen kunt blijven. Het gaat over jouw hemelse Vader, oneindig hoog verheven boven alles en allen, die toch in Christus jouw liefdevolle zorgzame vader wil zijn. Wanneer die God gesmaad wordt, dan blijft een 'kind van God' daar niet rustig onder.
Overzie de situatie; wat heb je in huis: allereerst zelfbeheersing, die je tegenhoudt van onberaden reactie. En dan: macht tegenover satan, die de vloeker of bespotter in zijn greep heeft. Je kunt die macht van satan bestraffen, door INNERLIJK de strijd aan te gaan en in je innerlijk te zeggen: "Vloekgeest, spotgeest, haatgeest...ik bind jouw macht over deze mens in de naam van Jezus".
Maar bij deze innerlijkheden hoef je het niet te laten.
Je kunt op een gunstig ogenblik, dat je zelf kunt bepalen door de Heilige Geest, die in je werkt, daarnáast hoorbare woorden zeggen, die kunnen variëren van: "De naam, die je zoëven noemde, betekent heel veel voor me" tot: alles, wat je onder de leiding van de Heilige Geest gegeven wordt om te zeggen, want de Heilige Geest zal je zeker de woorden geven.
In ieder geval: een gelovige zal niet werkeloos toe kunnen zien, wanneer de naam van zijn Heer en Heiland wordt gehoond of als stopwoord wordt gebruikt.
Misschien zal de situatie zó delicaat zijn, dat je de ander in verlegenheid zou brengen, wanneer je hem of haar publiekelijk zou bestraffen.
Ik maakte het eens mee, dat in groot gezelschap iemand een grof iets in de voornoemde geest zei. Iemand uit het gezelschap gaf gelijk 'lik op stuk' met een duidelijke, openbare bestraffing en bleef maar aan de gang.
De aangesprokene zei heel onbehaaglijk: (het was in een Engels sprekend gebied): "Yes yes...you have made your point absolutely clear". Om de een of andere manier vond ik de 'bestraffing' wat te zwaar voor de situatie, zoals die was.
Dji....uit het voorgaande zul je, naar ik aanneem, wel het een en ander kunnen opmaken omtrent je handelen in voorkomende gevallen.
Soms zul je zelfs moeten 'zwijgen in je liefde', (Zefanje 3 v 17). Maar laat ook dan je 'uitstraling' en je 'op een ander onderwerp overgaan eventueel' voor zichzelf spreken.
Een bijzonder geval kan zich voordoen, wanneer in een t.v.stuk of radiostuk gevloekt wordt. Zet zulke programma's uit, tenzij de Heilige geest je aanraadt om anders te handelen, bijvoorbeeld, wanneer Hij jou iets negatiefs wil laten zien, dat je nodig hebt voor je positieve geestelijke vorming. Maar blijf dan wel geestelijk actief.
Je vraagt ongeveer, hoe we ons het gebedsleven van de Heer Jezus , tijdens zijn verblijf op aarde moeten voorstellen.
Eerst even een voorbeeld.
Onze koningin gaat wel eens incognito naar het buitenland. Ze blijft dan wel koningin, maar tijdens haar verblijf in het buitenland doet 'de gravin van Buren', zoals zij zich dan noemt, geen enkel beroep op haar koninklijke waardigheid. Er behoeven geen officiële onvangsten te zijn, niets van dat alles.
(Natuurlijk is het in de practijk zo dat het ministerie van Buitenlandse Zaken wel de instanties in het buitenland heeft ingelicht. Officieus is best wel wat 'beweeg', maar officieel wordt dat niet).
Stel je dat nu ook zo een beetje voor van 'de Tweede Persoon van het Goddelijk Wezen', Gods Woord. Je weet: God is ondeelbaar en maakt zich toch kenbaar aan ons via drie verschijningsvormen, de Vader, de Zoon en de Heilige Geest.
God de Zoon gaat dus naar de aarde met als opdracht: "Draag de zonden van de mensheid . Doe dat als mens. Door een mens (Adam)heeft de duive; de zonde in de wereld ingebracht. De eerste mens werd door de duivel verslagen. Een méns moet nu de duivel verslaan en voor al degenen, die in hém geloven, de zonde weer uit de wereld verdrijven".
Maar als mens 'het buitenland binnenkomende', was God de Zoon hier incognoto. Hij moest het helemaal hebben van 'zijn menselijke natuur'.
God gaf hem echter een almachtig hulpmiddel, dat voor alle mensen ter beschikking zou gaan staan: de vervulling met zijn Goddelijke Geest. Deze komst tot Jezus van ´de derde Persoon van het Goddelijk Wezen´wordt beschreven in Matth 3 v 16 en 17.
Jezus was toen 33. Ik neem aan, dat Gods Geest hem al eerder vervulde, al zal hij in zijn baby-, peuter-en kleuterjaren en ook verder als jong kind, door God de Vader zijn beschermd, zodat hij ook tóen niet zondigde.
Als Geestvervuld mens deed onze Heer toen alle wonderbare dingen, die over hem vermeld staan. Daarom kan Jezus ook over de met Gods Geest vervulde mensen, die na hem in menigte kwamen, het volgende zeggen: Johannes 14 v 12: "Waarachtig, ik verzeker jullie: wie op mij vertrouwt zal hetzelfde als ik, en zelfs méer dan dat ...ik ga immers naar de Vader".
Dus: aan alle mensen, met Gods Geest vervuld, zal dezelfde macht en kracht gegeven worden als aan Jezus, naar de mate, waarin ze vervuld zijn met Gods Geest. Dan moet er overigens nog heel wat groei komen. Hoe ooit het plaatje zal worden, zie je omschreven in Openbaring 11.
Jezus had, op aarde incognito wandelende, dezelfde contacten nodig als ieder gelovige. ook als ieder met Gods Geest vervulde gelovige: het voortdurende gebedscontact.
Tenslotte bleek hij zo onoverwinnelijk, dat hij de geheel enige daad kon verrichten, waartoe ook de ´geestelijke reuzen´die er eéns zullen komen, niet in staat zijn: het wegdragen van alle zonden van alle mensen van alle tijden, in zoverre die mensen in geloof een beroep doen op zijn ´plaatsbekledende offerande´.
Maar voor jou geldt, wat al op jouw armbandje stond, dat armbandje dat nu ergens in een hoekje ligt: wwJd, what would Jesus do.
Hij bad intens, hij was vervuld met Gods Geest. Streef jij ook naar een diepe persoonlijke relate met God en met Jezus en streef ook jij naar de doop in de Heilige geest.
Onlangs hoorde ik een goede preek. En met een 'uittreksel' daarvan heb ik -naar ik hoop- Talitha kunnen dienen.
Maar....zondag jongstleden hoorde ik ook een goede preek. En met een uittreksel daaruit hoop ik nu jou -als eerste- te kunnen dienen.
Vóor we van start gaan, Steffanie, even dit: de bijbel zegt: (Hebr 10 v 25): "Laten wij, in plaats van weg te blijven van onze samenkomsten, zoals sommigen doen, elkaar juist bemoedigen en dat des te meer naarmate u de dag van Jezus' komst ziet naderen".
Wanneer ik toch die samenkomsten had verzuimd, wat zou ik veel gemist hebben! En wat voor mij geldt, dat geldt voor jullie allen.
Maar nu die preek van zondag; Kort samengevat komt het hierop neer: In Matth 25 v 14 -30 wordt onder andere verteld van mensen, die vijf talenten te leen kregen en er vijf talenten bijverdienden.
De gebruikelijke les die wij er uit trekken is deze; Wanneer wij ons hele leven in dienst van de Heer Jezus stellen, dan bespeuren wij blij verrast, dat wij zélf in innerlijke waarde toenemen. Wij bespeuren bij onszelf onvermoede karaktereigenschappen, die wij kunnen gebruiken ten dienst van de Heer. Steeds meer van die innerlijke schatten bloeien open. Houd die gedachte vooral vást.
Maar let daarnaast eens op wat Jezus in Johannes 17 zegt: "Ik heb aan de mensen, die u mij uit de wereld gegeven hebt uw naam bekend gemaakt. Ze waren van u , maar u hebt hen aan mij gegeven".
En dan legt Jezus verantwoording af aan God over de aan hem gegeven mensen. Hij heeft ze innerlijk 'opgewaardeerd'. Ze zijn mensen geworden, die innerlijk hoger van gehalte zijn geworden.
Lijkt dat niet precies op de mensen van Matth 25, die met hun talenten aan de slag moesten.
En toen kwam in de preek déze oproep: "Alle mensen, die jullie pad kruisen, zijn in zekere zin jullie talenten. Tracht zó te zijn voor hen, dat zij geestelijk dichter bij God en zijn rijk en zijn schatten komen en daardoor ook zelf 'upgraded'worden".
Ik luisterde geboeid. En opeens wist ik: "Op ' Vraag het Ger heb ik nu honderdduizend inputs gehad. En ik heb geprobeerd aan al die mensen goede dingen van God te vertellen. O wat een kansen door Gods genade. Dank u Heer".
En tegen jou Steffanie, zeg ik dit: - jou pa naast jou in de kerk - die Russin, di een waardevol contact blijkt - die collega's op kantoor - die jongen in de trein.
O Steffanie....: wat een kansen voor jou en voor mij en voor iedereen.
Zo; onze eerste postingwisseling rond de jaarwisseling. 'Het beste' heb ik je al gewenst, (zie boven), dus wij kunnen direct aan de slag.
Wat mij in je brief vooral opvalt, is dít:
Je maakt je zorgen over je vriendin en je tobt nog over de jongen, die zelfmoord heeft gepleegd.
Maar Tallie, is dat nu de bedoeling?! Wat zegt de Heer; Jesaja 46 v 4: "Tot in je ouderdom blijf ik dezelfde, tot in je grijsheid zal ik je steunen. Wat ik gedaan heb, zal ik blijven doen, ik zal je steunen en beschermen".
Nu wéet ik sinds kort, dat je net twintig bent geworden. Dus sprake van grijsheid is er nog niet. Maar lees dit gedeelte nu eens zó: "Talitha... De Heer heeft je door je jeugd-en tienerjaren heengeleid en beschermd....dat zal hij blijven doen".
Maar wat hier en nu van belang is: de Heer dráagt. Jij bent er niet voor geschapen om te dragen, maar om gedragen te worden.
Die vriendin van jou hè...ga er nu niet onderdoor, dat zij die nare problemen heeft. Doe net als de vier mannen, die hun verlamde vriend bij Jezus brachten. Zij braken het dek boven de Heer Jezus open en lieten hun vriend zakken vóor de voeten van de Heer, Markus 2 v 4. Draag jij ook zo jouw vriendin in je gebeden voor de Heer Jezus, breek desnoods 'het dak open' met je gebeden, Maar als je haar in je gebeden bij Jezus hebt gebracht, blijf voor haar bidden, maar: LAAT HET LOS.
Een tobberij, zoals over die kennis van je, die zelfmoord heeft gepleegd, ga je soms met je meedragen, het wordt een last voor je. Maar wat zegt Jesaja 46 v 1 over deze aangelegenheden: "Bel is gebroken, Nebo ligt geveld. Eens droegen jullie hen plechtig rond, maar nu zijn hun beelden voor de lastdieren, een zware last voor uitgeputte beesten".
Wat wordt hier bedoeld? De Babiloniërs droegen plechtig hun afgoden in processies en zo rond. Maar de vijanden kwamen en richtten het Babylonische rijk te gronde. De overwonnenen vluchtten en laadden de afgoden op lastdieren, die het gewicht niet konden dragen. En even later lagen die beelden nutteloos weggeworpen, zie ook Jesaja 2 v 20: "de afdgoden zullen prijs worden gegeven aan ratten en vleermuizen".
Zo kan jouw getob over die jongen en over dat meisje tot afgoden van tobberij worden, die je als een last meetorst en die uiteindelijk nutteloos worden en weggesmeten worden, als het te laat is om van de last van die afdgoden volledig te herstellen. Maar Talitha....de Heer is er toch om te dragen en te torsen. Jij bent er toch om- na je gebeden en tijdens je voortgezette gebeden- gedragen te worden door Jezus.
Dat lijkt mij een lieve gedachte om je derde decennium én het nieuwe jaar mee in te gaan.
Antwoord op een vraag over het lijden van goede mensen
Je formuleert niet helemaal precies denk ik, wanneer je zegt, dat 'de goeden lijden en de slechte heidenen feestvieren'.
Het zit toch iets anders.
Toen de Heer het heelal met de engelen, (de hemel, Genesis 1 v 1) schiep, kwam er na verloop van tijd opstand. Een zeer voorname aartsengel ontvlamde in bittere haat tegen de Eeuwige en besloot alles, wat God had gemaakt, te vernietigen. Hoe en waarom dit nu allemaal gebeurde, voert te ver, om daar nu op in te gaan. maar in ieder geval: toen de Heer na de onzichtbare wereld, de hemel, ook het heelal schiep, de zichtbare wereld, waaronder de planeet Aarde, kwam de haat van de aartsengel tot uiting en werd hij uit de hemel gebannnen.
Uit wraak vernielde hij de aarde in opbouw in een reusachtige ontploffing, Genesis 1 v 2.
Maar God herformeerde de aarde en schiep als laatste en grootste scheppingswerk, hem ter ere, de mens.
De gevallen aartsengel, later bij ons bekend geworden als 'satan' probeerde daarna, uit haat tegen God, de mens te verleiden tot opstand tegen God. Hij slaagde daarin.
Maar God, de Onvoorslaanbare, hij die altijd overwint, zond op zijn tijd, toen de door de duivel, de satan, veroorzaakte verwarring onherstelbaar leek, zijn hemelse Zoon, God,zoals hij, die herstelwerk startte.
En in die tijd leven wij. De duivel probeert bij steeds meer mensen alles te verzieken. Maar Jezus slaagt er in, doordat de Heilige Geest, (evenzeer God als God de Vader en God de Zoon), de mensheid bij de hand wil nemen, om steeds meer mensen van het verderf te redden en naar Gods liefde en blijdschap en vrede te voeren.
Nu begrijp je, dat de duivel in het bijzonder gebeten is op de mensen, die Jezus volgen. Omdat zij vrienden van God zijn, daarom zijn ze zíjn vijanden en hij probeert ze lijden te bezorgen en hij zorgt ook voor mensen, die vérleiden, gelijk jij nu net hebt ervaren.
Daarentegen probeert hij de mensen, die hem welgezind zijn, zoveel mogelijk te bevoordelen; dat is immers zijn belang.
Maar dat is een moeizaam bezigzijn. De mensen, die satan welgezind zijn, doen slechte dingen. En op het doen van slechte dingen is een mens niet gebouwd. Dus: terwijl de duivel ze een tijdlang troetelt, gaan ze toch een keer aan hun slechtigheid te gronde.
Daarentegen : de kinderen van God, de 'vijanden van satan': wel probeert de duivel hen kwaad te doen, maar naar hun innerlijheid worden ze beschermd door God. Die staat echter wel toe, dat zij naar het uiterlijk beproefd worden, (wat dan overeenkomt met 'verzoeken door de satan').
Los daarvan gaat van Gods vijand een bedervende invloed uit op de hele wereld, terwijl God door Jezus Christus en door talloos vele andere omstandigheden goede impulsen uitzendt.
Dit alles tezamen geeft een voor mensen onontwarbaar geheel. Maar in Gods sterke handen komt alles tezamen en tenslotte lost hij alles op in een eeuwige heerlijkheid voor Gods beminden.
En in dat hele bestel ben jij nu als nieuwgeboren kind van God binnengetreden. Welkom!!!
Wij van HQ, die ook aan de Heer toebehoren, staan gereed om je van dienst te zijn.
Mijn hele topic, 'Vraag het Ger' staat daarnaast tot jouw beschikking. Kom maar met je vragen.
Kunnen ruwe dingen, die je zegt, je wezenlijk schaden
"Wat kunnen de gevolgen zijn voor het geloofsleven van allerlei scheldwoorden en krachttermen, ook buitenlandse".
Dat effect kon wel eens groter zijn dan menigeen denkt. Efeze 5 v 4 zegt: "Dubbelzinnige, oppervlakkige en platvloerse taal is ongepast- spreek liever woorden van dank".
In'1954' staat dit zó geformuleerd: "Maar er mag onder u zelfs geen sprake zijn van....onwelvoeglijkheid en zotte of losse taal , die geen pas geven, doch veeleer van dankzegging".
'Van den Brink' schrijft hier: "Onwelvoeglijk is datgene wat zich niet voegt naar de wetten van God en de goede zeden. Het woord bedoelt gemeenheid, dat zijn -in dit verband- vuile taal en dubbelzinnigheden en 'onbehoorlijke bewegingen'. 'Bij dat laatste is te denken aan wijzen op het voorhoofd, om daarmee aan te geven, dat de ander gek is of de middelvinger omhoogsteken om daarmee aan te geven, dat men de ander minacht, omdat hij -bijvoorbeeld- een andere landaard heeft. Zelf kun je daarbij nog allerlei andere gebaren voegen, die je weet te bedenken, maar span je maar niet te veel dienaangaande in'.
"Zotte taal ziet op vulgaire platheden en op schuine moppen, die bij 'het gewone volk' gewild waren. 'En vele voormalige tieners herinneren zich dergelijke gesprekken, gevoerd met andere jongelingen en jongedochters, terwijl er des avonds geflaneerd werd over de uitgaansroutes van stad of dorp. En die ouder geworden personen zullen nu veelal bespeuren, dat de toen gevoerde gesprekken niet levenswijsheid gevend waren, maar integendeel wijsheidrovend'.
"Losse taal bedoelt de geestige scherts door zogenaamd beschaafde standen, die toespelingen maakt op het sexuele leven. Denk in onze tijd aan kluchten, toneelstukken , voordrachten, aan bepaalde t.v. en radioprogramma's. Toendertijd hadden de gecultiveerde Grieken, zoals Aristoteles 'gekkernijen', (Statenveertaling) tot een deugd verheven, die de gesprekken 'veraangenaamden'. Dergelijke zaken geven geen pas. Ze zijn een belediging van God. Ze zijn niet te rijmen met de heiligheid vazn de gemeente des Heren. In vuile woorden schuilt een negatieve en ontbindende kracht, die de mens verontreinigt.
Als tegenstelling noemt Paulus de dankzegging, waarin de Christen zijn blijdschap te kennen geeft en zijn God verheerlijkt en Hem lof toebrengt. Dit is een bewijs van een innerlijke gaafheid en gezondheid, waarbij men deel heeft aan de 'vreugde des Heren'. Dankzegging voor het goede neemt bij de Christen de plaats in van de vuile taal ".
Tot zover 'VdB', hier en daar door mij wat uitgebreid met eigentijdse voorbeelden.
Dus Djmexx.....wanneer jij- naar school willende gaan, bemerkt, dat je fietsband te zacht is, niet meer: 'sh..' of Sch..... of 'me...", uitingen, die vele jeugdigen ontschieten, maar bedenken, dat je band al dágen zacht was en dat je nooit de fut had om hem eens op te pompen, altijd maar denkende: "Ach...het gáat nog wel, ik heb nou haast", tot het je nu méer tijd kost, met het risico, dat de 'te zachte band' nog lekgeworden is ook. Elk grof gepraat brengt je wéer wat meer uít conditie, terwijl de bedoeling is, dat je door 'de Heer loven en prijzen' ín coditie komt.
Djmexzx; ik wil nog even iets aanroeren, wat voor jou nu niet zozeer leeft, maar wat aan anderen wel eens overkomt, bijvoorbeeld wanneer zij hun vroegere zondegeschiedenis en hun latere bekering schetsen: Efeze 5 v 12 zegt: " Wat...aan 'vruchteloze practijken' zoal gebeurt 'in de duisternis'...is te schandelijk voor woorden". Ik heb wel gehoord, dat Christen te lang stilstonden bij het noemen van dergelijke missatanden , die ze teveel 'en détail' beschreven, daarbij in strijd komende met '1954' op dit punt: "Want het is zelfs schandelijk om te noemen". Zelfs door 'te uitvoerig noemen' van 'de dingen van satan' kan men zich verontreinigen.
De vraag was dus: "Mag je als Christen zelfmoord plegen".
Deze vraag zou ik als volgt willen 'ombuigen':
"Mag een mens zelfmoord plegen".
Een standaard-antwoord hierop kan luiden: "Niemand heeft het recht om leven, door God gegeven, te beëindigen".
Je weet dat dit een globale regel is, waarbij eindeloze discussies mogelijk zijn, bijvoorbeeld over het geoorloofd zijn van oorlogvoering, discussies, die op het ogenblik hier en nu niet aan de orde zijn.
Eerst eens wat bijbelse voorbeelden: Ik ken maar vier zelfmoorden in de bijbel: - 1 Samuel 31 v 4 en 5: Saul en zijn wapendrager. - Achitofel, die David veraadde in diens strijd tegen Absalom, 2 Samuel 17 v 23. - En natuurlijk Judas, die Jezus veraadde; (Matth 27 v 5).
Maar geen van die extreme voorbeelden is te vergelijken met de situaties, waarmee wij, medemensen van deze ongelukkigen, te maken krijgen.
Dikwijls betreft het mensen- ook Christenen- waarvan ieder achteraf moet zeggen: "Ze hebben in een moment van verstandsverbijstering gehandeld".
Uiteraard ken ik -zoals alle oudere mensen- vele gevallen van zelfmoord. Maar steeds was er sprake van een overweldiging door satan in een zeer zwak moment.
Natuurlijk zijn er gevallen.... zoals bij Hitler en Goering, die zelf een eind aan hun leven maakten ...waarvan je zegt: "Zo móesten deze levens wel eindigen". Maar de gevallen, die ik ken, waren nooit zodanig.
En ik geloof, dat bij het grote oordeel van Matth 25 , Jezus, die alle bij hem bekende factoren laat meewegen- en dat zijn er véle- een volkomen rechtvaardig oordeel zal vellen over deze stakkers.
Laten wij deze zaken aan God overlaten en onze best doen om biddend mensen te begeleiden, die in onze omgeving zijn, en tevens in grote nood. En door de Geestesgave van 'onderscheiden van geesten' worden wij bij de herkenning geholpen.
Die nood kan bijvoorbeeld veroorzaakt worden door; - een groot gevoel van paniek bij jeugdigen, die opeens het nog zo onbekende, volwassen leven op zich aan zien komen - een telkens weer opduikende depressie - een hardnekking zelfmoordverlangen, door satan ingeblazen - een zwangerschap, waarmee het betrokken meisje geen raad weet. - enz. , (vul zelf maar in) Wees waakzaam.
"Hoe dient men te handelen, wanneer men door roddel benaderd wordt".
Allereerst deze wereldse wijsheid: "Wie tegen jou roddelt over anderen, zal te zijner tijd ook tegen anderen roddelen over jou".
En dan een bijbelse wijsheid: Spreuken 26 v 22: "De woorden van een lasteraar, (roddelaar) neemt men gulzig in zich op, ze zijn een lekkernij, die de buik verzadigt".
Dat bedoelt te zeggen, dat het aanhoren van verhalen over domheden, die anderen begaan, ons latent aanwezig gevoel van hoogmoed streelt: "Ik doe zo gek niet". Er zit dus een verzoeking in het weerloos aanhoren van ellendige praat. Men behoort actief te zijn in zijn innerlijk, met gebed, raadplegen van de Heer. Ik maakte een geval mede, dat iemand afschuwelijk tegen mijn vrouw en mij roddelde. Mijn vrouw nam het initiatief na enige tijd geluisterd te hebben met 'innerlijk overleg'. Ze zei ferm: "Hoor eens hier....aan ieder van ons zit wel iets min of meer scheef...daar wil ik het maar bij houden". De roddelaarster viel stil. Ik denk, dat het -gezien de ambiance- het beste was, wat mijn vrouw of wie dan ook had kunnen zeggen op dat moment.
Andere teksten: Spreuken 16 v 28: "Een lasteraar drijft vrienden uit elkaar". Spreuken 26 v 20: "Als de lasteraar verdwijnt, eindigt de ruzie".
Maar Djmexx....ook jegens de lasteraar heb je een taak. In de korte spanne tijds, dat hij begint: "Zeg heb je dat gehoord van die mooie afdelingschef van ons. Ze zeggen , dat..." kun je al beginnen te bidden voor hem in een kort schietgebed: "Heer...genees hem....breng hem tot inkeer". Hij is voor jou eigenlijk een vijand. Maar houd jij niet op om voor hem een vriend te zijn, hoewel voorzichtig met de sfeer, die van hem uitstraalt.
Nou, dat was even geen 'sunshine' hè. Maar wat deed je er wijs aan, je ergernis even van je af te schrijven. Wanneer je het uitgezegd hebt tegen iemand, dan is het net of je een beetje opgelucht bent en dat ís ook wel zo.
Laat mij eerst een verhaaltje vertellen uit 1898.
Mijn moeder was toen een jonge blom van achttien en ze had verkering. Dat raakte uit. En een paar weken later zag ze haar ex met haar beste vriendin bij zich.
Bitter bedroefd dus. Maar een tijdje later ontmoette ze ene 'Koos' en het raakte 'aan' en het bléef aan. En luttele tijd daarna ontmoette ze- samen met Koos- haar ex en 'dat andere meisje' en ze wist, dat haar Koos de ex was van dat andere meisje. En zo stonden die twee stellen daar even lachend tegenover elkaar. En bij beide stellen was er de opluchting: "Alles goed gekomen".
Waarom ik dit eenvoudige verhaal nu even weergeef, een verhaal van zo lang geleden. In alle eeuwen zijn er van die perikelen geweest. En ze gaan weer over.
Zo zal het ook met jou gaan.
Natuurlijk zijn er met deze jongen diepere vriendschapsbanden gegroeid in die jaren verkering. Je gaat door een soort rouwproces. En hem nu met een ander meisje te zien, terwijl jij nog geen andere jongen hebt, kan aanleiding zijn voor negatieve gedachten: - is hij soms beter dan ik omdat hij meer gezegend wordt - heb ik het stom aangepakt indertijd - ben ik wel leuk genoeg voor jongens, allemaal gedachten, die je zelfbeeld kunnen beschadigen. En wie kan er belang bij hebben om jouw zelfbeeld te beschadigen. Juist: de duivel.
Weersta hem in de naaam van Jezus vanaf het begin van zijn vervelende pogen.
Leg deze zaak ook maar weer eens aan de Heer voor. Je zou bijvoorbeeld iets kunnen zeggen in deze geest: ............ Lieve Heer Jezus, U weet, dat er nog steeds een pijnpunt ligt. En u weet, dat ik uw steun nodig heb om het geboor van satan in de muur van mijn levenshuis te weerstaan. Dank u Heer dat u die steun geeft. ................
En houd ook met mij contact hoor, wanneer het nodig is.
Volgens de leer van de Rooms-Katholieke Kerk de toestand, plaats of situatie in het hiernamaals . . . waar de zielen van degenen die in genade sterven maar nog niet vrij zijn van alle onvolmaaktheid, boete doen voor niet vergeven dagelijkse zonden, of de tijdelijke straf wegens dagelijkse zonden en doodzonden die reeds zijn vergeven, uitboeten en zodoende gelouterd worden voordat zij de hemel binnengaan" .
Mijn antwoord:
Ik zag deze definitie gaarne door een andere vervangen . Om hiertoe te komen, geef ik eerst wat schriftplaatsen
Openbaring 2 v 11: Wie overwint zal van de tweede dood geen schade lijden Openbaring 20 v 6 : Gelukkig en heilig zijn zij die deel hebben aan de eerste opstanding. De tweede dood heeft geen macht over hen Openbaring 20 v 14: Toen werden de dood en het dodenrijk in de vuurpoel gegooid. Dit is de tweede dood : de vuurpoel. Openbaring 21 v 8; Maar voor hen die laf en trouweloos zijn geweest, die zich hebben ingelaten met gruwelijke dingen, met moord, ontucht, toverij of afgodendienst, voor allen die de leugen hebben gediend: hun deel is de vuurpoel met brandende zwavel, dat is de tweede dood.
Een eerste conclusie kan zijn: - er zijn gelukkigen, die NIET door de 'tweede dood' beschadigd worden - die gelukkigen hebben deel aan een éerste opstanding - de tweede dood, die kan beschadigen, is de hel. - Maar voor mensen die in de zonde zijn gebléven, is er geen sprake van beschadiging door de hel. De hel is hun déel.
Nu een tweede groep teksten, die spreken over beschadigend vuur, hellevuur.
1 Corinthe 3 v 11 - 15: Niemand kan een ander fundament leggen dan er al ligt- Jezus Christus zelf. Of er op dat fundament nu verder wordt gebouwd met goud, zilver en edelstenen of met hout, hooi en stro, van ieders werk zal duidelijk worden wat het waard is. Op de dag van het oordeel zal dat blijken, want dan zal het door het vuur aan het licht gebracht worden. Het vuur zal laten zien, wat ieders werk waard is. Wanneer iemands bouwwerk blijft staan, zal hij worden beloond. Wanneer het verbrandt, zal hij daarvoor de prijs betalen; hijzelf zal echter worden gered, maar...door het vuur heen.
Bij deze teksten gaat het over mensen, die -evenals Abraham en Lazarus- (Lucas 16), zich aan de goede kant van het dodenrijk bevinden. Zij hebben bewust of onbewust, (Romeinen 2 v 14) gebouwd op het enig mogelijke fundament, Jezus Christus. Daarom genieten zij nu een onvoorstelbare zaligheid. Uit de conversatie tussen Abraham en 'de rijke man in de hel' blijkt, dat er na de dood een -zelfs verscherpt- bewustzijn bestaat. Alle mensen aan de goede zijde van het dodenrijk zullen weten of hun werk op aarde voor Jezus 'goud, zilver en edelgesteente 'was of 'hout, stro en stoppelen'. Zij zullen ook weten, dat er een dag komt, in Matth 25 voorzegd, waarop hun werk wordt getoetst, een dag, die pijnlijk kan zijn voor hen, omdat de vlammen van de tweede dood wellicht aan hen raken, terwijl hun gebouw van aardse daden ineenstort en vergaat. Maar de droefheid om die komende dag zal weer worden 'overklast' door de vreugde om dit weten: " Na die laatste, beschamende ervaring, zullen wij nochtans Gods rijk betreden en door het geboomte des levens worden genezen", (Openbaring 22 v 2).
In deze laatste regels is de nieuwe definitie gegeven.
Je had wat vragen bij Spreuken 22 v 2: In de nieuwe vertaling luidt die spreuk: "Eer aan God, omdat hij dingen verbergt, eer aan de koning, omdat hij dingen onderzoekt".
In déze vertaling kan het zo zijn, dat je er een loflied in leest: "Wat is het goed, wat is het een genade om een regering te hebben, die met wijze en vooruitziende blik ons land regeert.
Maar wat is het ook goed om een God te hebben, zo onpeilbaar hoog verheven, dat hij dingen voor ons verbergt,die voor ons te zwaar zouden zijn en waarvoor hij- op zijn tijd- de oplossingen geeft, die wij nooit zouden bedenken".
Misschien, Martino, zeg je: "O...nu begrijp ik het Ger...en ik heb wéer meer stof tot juichen".
Maar er is ook een mogelijkheid, dat je zegt: "Nou neu....kom met wat anders".
Daartoer lees ik je eerst deze tekst in de NBG-vertaling: "Het is Gods eer een zaak te verbergen, maar der konigen eer, een zaak uit te vorsen".
De kanttekeningen zeggen hierbij: "De heerlijkheid van God komt hierin uit, dat Hij toont, dat Híj alleen God is. Hij staat boven alle schepselen. Hij beheerst hen allen. Hij bepaalt hun aller lot, maar zelf is Hij de onbegrijpelijke. Niemand zal ooit God kunnen doorgronden. Hij openbaart zijn goddelijke heerlijkheid daarin, dat Hij, hoewel met de mens in gemeenschap tredende, toch voor dezen de Ondoorgrondelijke blijft. De mens moge de drang in zich hebben om van alle dingen de achtergrond te leren kennen, dus door te stoten tot de diepste levenskern. Ten aanzien van God is dit niet mogelijk. In zijn openbaring is ook altijd verberging. De mens leert God wel kénnen, maar niet begríjpen. In dat verbergen toont God zijn Goddelijke heerlijkheid. 'Hoewel Ik mij aan u openbaar, o mens en hoewel Ik u uitnodig, alle dingen na te vorsen, zult gij mij nooit geheel leren doorgronden'. (En wat de mensen betreft): de koningen hebben als rechters de taak, de moeilijke gevallen in het staatkundig en burgerlijk leven tot een oplossing te brengen".
Martino; ik kan mij voorstellen, dat je zegt; "Ik kan hier zo een twee drie geen troostrijke gedachte uit halen".
Bestudeer deze uitleg nog maar eens goed. En bedenk ook, dat de gelovigen, die vervuld zijn met God de Heilige Geest'... de Geest, die zelfs de diepten van God doorzoekt ....dat die gelovigen er veel beter voor staan dan de oud-testamentische gelovigen, omdat zij eerlang, bij staag doorgaan aan de hand van Jezus Christus, God zullen leren zien, zoals Hij ís. (Om volledig te zijn ; alle gelovigen, uit de tijden vóor en ná Jezus zullen éens de volle heerlijkheid bereiken)
En denk dan ook eens het volgende: "O....wat is het goed, dat ik, door genade een gedoopte ben met de Heilige Geest, bij volharding eens in het duizendjarig rijk als koning zal heersen met Jezus Christus (Jesaja 32 v 1) en dat ik dit doen kan, zoals het een koning betaamt, vol onbeneveld inzicht in moeilijkheden en oplossingen, zoals die zich dán zullen voordoen.
En wat een heerlijk idee, o Heer....dat zelfs in de heerlijke toekomsten , die er eens zullen zijn,ik steeds weer mijn geloof, hoop en liefde op U mag richten en dat U mij steeds meer tot in alle diepten zult inleiden, zonder dat ik- maar dat hoeft ook niet Heer- ooit in staat zal zijn, om uw diepten volledig te peilen.
Ik hoor nog wel nader van je, Martino, of je hier iets mee kunt.
Die vraag is al wel eens eerder gesteld. Wel niet zozeer: "Waarom bestaat God", maar toch wel een 'aanverwante' vraag.
Mozes vraagt aan God tijdens de eerste ontmoeting bij het brandende braambos: "Als de Israeliten mij vragen: 'Wat is de naam van die God'....wat moet ik dan zeggen'", (Exodus 3 v 13)
En dan antwoordt de HERE: "Ik ben die er zijn zal".(v 14).
Hier wordt ook eigenlijk een 'onmogelijke' vraag gesteld. Er is geen mensenwoord dat God omschrijven kan of dat weer kan geven, dat hij er ís.
En daarom volstaat God ermee, om dit antwoord te geven.
Iets dergelijks zien wij ook bij Manoach, de vader van de -toen nog niet geboren- Simson: Hij vraagt aan de Engel des HEREN, (de tweede persoon van het Goddelijk wezen): " Zeg ons uw naam?!". (Richteren 13 v 17)
Het antwoord is echter: "Waarom vraagt u naar mijn naam. Die is voor u toch te wonderbaarlijk", (1.
Maar om tot je oorspronkelijke vraag terug te komen: "Waarom bestaat God": geef ik je nog even Hebr 11 v 6: "Zondere geloof is het onmogelijk God vreugde te geven; wie hem wil naderen, moet geloven, dat hij BESTAAT , en wie hem zoekt, zal door hem worden beloond".
Wel, zóveel ken ik je al wel uit andere correspondentie, dat jij: - God vreugde wil geven door je geloof - God wil naderen - God wil zoeken - Gods genadebeloningen gaarne wil ontvangen.
Dan is het goed om voortaan de vraag 'Waarom bestaat God' maar niet meer te stellen, maar je te verheugen ín zijn bestaan, te wonderbaarlijk vóor ons, te onzegbaar áan ons, maar heel , heel reëel.
Richt je geloof op God inplaats van op allerlei vragen omtrent hem; aanvaard met je geest dat hij een realiteit is, dan zal hij zich aan je openbaren, waarbij alle vragen verstommen . En ook zul je hem echt vinden, je zult zijn gedachten leren verstaan, die vasthouden en leren ernaar te leven.
Je vierde vraag: "Wat mag ik bedenken bij Openbaring 2 v 26, 27 begin: 'Wie overwint en mij navolgt tot het einde, zal ik macht geven over alle volken. Met een ijzeren herdersstaf zal hij hen hoeden, als aardewerk worden zij verbrijzeld. Ik geef hem macht, zoals mijn Vader die aan mij heeft gegeven.En....ik zal hem ook de morgenster geven' ".
Wie is een overwinnaar ? De mens, die overeind blijft in de strijd tegen de zonde- en leugenmachten. En dat is vooral nu, naarmate de tijd vordert, geen geringe zaak. Ikzelf maakte gisteren nog mede, dat mij e-mail-postbus opeens gevuld was met aanbiedingen van prostituées. Een virus was aan het werk geweest. Nu zul je begrijpen, dat een 82-jarige meer ontsteld is dan geprikkeld door dit soort schrijfsels. Maar vooral in deze tijd , nu de grote ontknoping nadert, is er veel afleiding, (laten wij het zomaar noemen) en dringt de zonde zich erger op dan voordien meestal het geval was. En om in deze tijd de hoop op Gods glorierijke toekomst onverwrikt vast te houden: geen kleine zaak, waarvoor eigenlijk alleen de 'vervulling met God de Heilige Geest' borg staat.Maar Johannes 5 v 17 zegt : "Mijn (Jezus') vader werkt tot nu toe en ik werk ook". God de Vader werkt aan het herstel van de schepping. Jezus deed en doet dat ook en hij verwacht van zijn overwinnaars, dat zij ook zo staan in het leven. Het werkplan is: de schepping herstellen , die door de boze machten misleid, onderdrukt en beschadigd is.
Jezus had (en heeft) volkomen gezag en macht over de onreine geesten. Hij belooft diezelfde macht aan zijn overwinnaars. De volken bukken zich onder allerlei afgoden, tegenwoordig hebben wij bijvoorbeeld : - de ietsisten, "ik geloof wel, dat er iets is" - de nietsisten; "ik geloof, dat er niets is". In wezen gaat het hier over afgodendienst en daarachter over dienst aan de boze geesten.
Jezus had (en heeft) het ijzeren wapen van zijn woord. En zo'n zelfde wapen zegt hij hun toe, die als zijn soldaten voor hem strijden.
Uiteindelijk zullen deze fronttroepers macht hebben over de gehele legermacht van de vijand, (Lucas 10 v 19). Zó volledig zullen zij de boze geesten vernietigen, dat deze , als gebroken vaatwerk iedere waarde tot gebruik verliezen.
En wanneer de Heer Jezus uiteindelijk in Harmageddon (Openb 19 v 15) zijn vijanden zó verplettert, gaat zijn keurbende achter hem aan, zoals de wapendrager van Jonathan achter Jonathan aanging.
En dan tenslotte het grote eindgeschenk: Jezus is de blinkende morgenster, een van zijn vele namen. De overwinnaars worden met zijn schittering overstraald, nu zij volkomen in zijn voetsporen wandelen en aan zijn beeld gelijkvormig worden.
Betty....de almachtige , eeuwige, alomtegenwoordige God heeft een eeuwig plan: hij wil in een eeuwige tempel, die alle menselijke begrippen te boven gaat, met een volkomen gelukkige schare tot steeds hogere toppen van zaligheid stijgen, die voor ons niet wél in woorden zijn uit te drukken, ( 2 Corinthe 12 v 4).
Ik zeg expres niet: 'had een eeuwig plan'. Bij de Onvolprezene is geen verleden. Hij leeft in een eeuwig 'nu'.
Hij besluit om een schare van tweeërlei wezens te scheppen: engelen als zijn dienaars, mensen als zijn zonen.
Hij besluit om aan die wezens een vrije wil te geven, omdat hij gediend wil worden door wezens, die "Ja" tegen hem zeggen, die hem liefhebben, zoals hij een en al liefde is.
Omdat hun eventueel 'neezeggen' moet passen binnen zijn almacht, werkt hij zijn plan zó uit, dat de 'zeker komende neezeggers' tot taak krijgen alle andere engelen en mensen af te testen, of zij in het diepst van hun wezen 'Ja' of 'Nee' tegen hem, (God) zeggen. Gezegd zou kunnen worden, dat deze 'negatieve knechten' steigerbouwers zijn aan Gods eeuwige tempel. En wat gebeurt er met steigerwerk? Zodra het gebouw gereed is, wordt het steigerwerk weggedaan.
Zodra er volkomen duidelijkheid is, alle engelen en mensen zijn afgetest en kleur hebben bekend, is het gebouw gereed om de 'jazeggers' te ontvangen.
En dan worden de 'neezeggers' weggeruimd voor eeuwig.
Wanneer God als eerste machtsdaad 'de hemel' geschapen heeft, (de onzienlijke wereld), met daarin de engelen, (Genesis 1 v 1), openbaart zich daar een 'neezegger'. Een machtige engel gaat de strijd met God aan en wordt 'Gods negatievce knecht'. Vanaf dat ogenblik trekt hij te veld om de andere engelen te verleiden. Een grote minderheid laat zich verleiden en wordt demon, wanneer hij van aartsengel tot satan wordt door het almachtige woord van God.
Vervolgens schept God de zichtbare wereld, (Genesis 1 v 1) en daarin als kroon van alles wat hij schept, de mens. Als volkomen toppunt blaast hij zijn goddelijke adem, zijn genen, in de neusgaten van die mens, (Genesis 2 v 7).
Zo gauw hij maar kans ziet, werpt satan zich op die mens en brengt een breuk teweeg tussen God en mens.
Daarmee blijft satan alle millennia bezig. God echter brengt op een gegeven ogenblik de oplossing. Hij komt zelf naar de aarde en herstelt in beginsel voor hen die zijn oplossing aanvaarden, de breuk tussen hem en de mens, culminerend in de triomfkreet: "Het is volbracht". Zelfs mensen, die 'steigerbouwers' zijn geweest, kunnen, bij het aanvaarden van Gods oplossing, gegeven onder de naam: 'Jezus Christus onze Heer''overstappen' naar de 'deelhebbers aan Gods gebouw'.
En nu kom ik bij jou terug Betty:
In dit grote gebeuren speel jij een rol. Satan komt ook bij jou om zo mogelijk jouw blijvend en definitief 'nee' tegen God uit jou te persen. Maar God ondersteunt jou, zodat het 'ja' er bij jou uitkomt. Alle ervaringen, die jij in jouw leven al hebt gehad, zijn deel van die strijd. Betty....ik wens jou Gods kracht toe om als slotsom van jouw leven je 'Ja' tegen God uit te jubelen. Dat 'ja' is de zin van jouw leven en geeft jou toegang tot de vreugde- en wijsheidsoorden van God.
Kom gerust naar 'Vraag het Ger', als je verdere vragen hebt. En voor alle anderen, die dit lezen geldt: "Open huis bij 'Vraag het Ger'".
Wat fijn zeg, dat je een zegen ontleende aan mijn topic BIJBELSTUDIE. Nu kan ik er weer een hele tijd tegen. Want schrijven in BIJBELSTUDIE is maar een 'eenzame' bezigheid. Anders dan 'serie 11' geeft dit gedenk geen directe reacties. Nu heb ik mijzelf die mogelijkheid ook ontnomen, want ik heb gesteld: "Reacties uitsluitend in de hoogst lopende serie".
Maar goed....ook dáar hoor ik nooit zoveel. Maar nu vertel jíj me, dat je er zoveel wíl van had. Prima toch.
Overigens; je eindigt toch weer in mineur: - je bent zo bang, dat 'het goede gevoel' weer weg gaat; dat heb je al zoveel maal meegemaakt. En de tekst: "De rechtvaardige zal door zijn GELOOF leven",(Habakuk 2 v 4), is je klaarblijkelijk nog even ontgaan. - je wilt het geloof zo graag 'beetpakken', maar het blijft altijd onbereikbaar - je wílt geen rookslaaf en geen blowslaaf meer zijn....maar dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan - al dat achternarennen van dat onbereikbare maakt je zo moe - je wilt datgene, wat je van God wegtrekt, de zonden zo graag de baas, maar het lukt maar niet. - en die schaamte om van het geloof te getuigen...o, wat zou je die graag kwijt willen.
En dan vraag je: "Ger....wil je voor mij bidden".
Dat wil ik best, maar laten we eerst kijken of er wat teksten zijn, die je kunnen helpen:
Nee...eerst een vergelijking: Vroeger, in de tijd, dat er nog hondenkarren waren, had de persoon, die op die kar zat, wel eens een stok in de hand, waaraan een worst bungelde. De hond voor de kar rende en rende, zonder ooit die worst te pakken te krijgen. Die verplaatste zich immers net zo snel als de hond zelf en bleef altijd huiten het bereik van de hond.
Nu ben jij in zoverre níet met die hond te vergelijken.... Zeg Dji; ben jij wel eens ooit met een hond vergeleken . Ne hè. Flink blijven hoor, nu ik die vergelijking wat verder uitspin.
...jíj hebt wel eens van die worst mogen proeven. Een enkele keer heb jij wel eens ervaren, hoe heerlijk, bevrijdend en feestelijk het evangelie, de blijde boodschap van Jezus Christus is. Maar telkens gleed dat geloof toch weer weg. Och; elke vergelijking gaat mank, dat weet jij en dat weet ik.
Maar Dji, zal ik jou eens een tip geven. Jij rent maar en rent maar IN EIGEN KRACHT. Dat is geen verwijt hoor, dat doet in beginsel iedereen. En omdat je bouwt op die krachtige jongemannenwil ,ontglipt het geloof je telkens weer. Want....je eigen inspanning is er niet voor bestemd om het geloof definitief te grijpen. Het zou goed zijn, wanneer jij nu zelf eens ging bidden: ............... "Lieve Heer God...ik wéet, dat U van me houdt. Heer....ik ren maar en ik ren maar....'met mijn tong uit mijn mond'...'mijn pootjes doen er zeer van'. Natuurlijk Heer....U bent niet de berijder van die hondenkar...U gunt mij het beste. Ik laat me door de duivel in de luren leggen...ik weet het...ik wéet het. Maar Heer; mag ik uitrusten bij U...in uw genade. U heeft zelf gezegd, dat alle goede dingen van U uit uw genade tot mij komen. Dank U Heer....o; ik word al blij van het uitrusten". ............... En even later begint dan het weten door te dringen: - al gaat het misschien nog een keer fout, in beginsel hoor ik nu bij de Heer Jezue en de Heer God....het gaat niet blíjvend meer fout - en dat verlangen naar een sigaret en naar een blowtje; het is nu zo heerlijk weg. En ik weet, dat het niet eens erg is, wanneer het- en dat zal het doen- weer terugkomt. In mijn rust bij God zullen de 'setbacks' mij niet langer wanhopig maken. Ik weet, dat de angel eruit is en dat die verlangens verzwolgen zullen worden in mijn steeds meer genieten van de rust, die er voor Gods volk is, (Hebr 4 v 9)...de eeuwige rust van een altijd maar voortdurende 'feestdag'. - En die hinderlijke beschaamdheid, dat ze op school zullen zeggen: "Wat nou...wat nou...Dji...reliknuppeltje geworden hè", het is wég. Ik weet, dat ik veel meer heb dan zij en ik voel zoveel liefde voor hen, dat ik moet spreken tegen hen over de goede dingen uit de volheid van mijn hart.
En alle vermoeidheid en beladenheid wijkt, nu je de Heer Jezus in je hart voelt zeggen: "Komt allen tot mij en Ik zal u rust geven", (Matth 11 v 2. - en je hoeft ook niet meer zo erg de zonde te verslaan, want je weet, dat een Ander de beslissende slag al heeft gewonnen, toen Hij riep: "VOLBRACHT". - en je leert te rusten in je geloof en steunt niet meer op al je wankele gevoelens. Als je gevoel zegt: "Je voelt je rot hè!", dan wéet je: "Maar in Christus ben ik meer dan overwinnaar, (Romeinen 8 v 37). En dat weten is blijvend en jaagt de verslagenheid van dit moment weg".
Dji; zou ik nu nog voor je gaan bidden, nu je zelf al zo fijn gebeden hebt? Toch maar?!
Goed dan; ............ Lieve Heer God...U kent mijn kameraad Dji. Ik zou hem graag verder helpen. maar Heer...U weet van de lieve stukjes , die hij wel eens schrijft op HQ. Hij is soms zo goed bezig. Wilt U zich persoonlijk met hem in contact stellen en hem dat duwtje geven, dat hij verdient en waarnaar hij zo verlangt en dat ik hem toch niet geven kan. Dank U Heer". .................
O ja Dji; als je ergens naar mag jagen, dan is het wel naar 'de doop in de Heilige Geest'. Maar niet meer op de oude, jachterige manier hoor. De Heer wil jou de Heilige Geest net zo graag geven als een gewone vader gewoon voedsel aan zijn kinderen.(Lucas 11 v 11-13 Pleit daar maar op.
Voor het moment hoop ik je wat 'teerkost op de weg' te hebben gegeven. Schrijf mij, wanneer je rugzak weer leeg is en zoek mensen op, die je kunnen helpen op weg naar 'de doop in de Heilige Geest'. En Dji; wanneer je rugzak nooit meer leeg wordt, kom dan toch langs. Want vragen blijven er altijd, al was het maar, waar Kaïn zijn vrouw vandaan haalde.
Eerst lezen we samen 1 Korinthe 14 v 34 en 35 , zoals die in '2004' luiden.
"Vrouwen moeten gedurende uw samenkomsten zwijgen. Ze mogen niet spreken , maar moeten ondergeschikt blijven, zoals ook in de wet staat. Als ze iets willen leren, moeten ze het thuis aan hun man vragen, want het is een schande voor een vrouw als ze tijdens een samenkomst spreekt".
In 1 Corinthe 11 staat, dat de vrouwen evengoed als de mannen baden en profeteerden. waarom dan deze harde regel.
De apostel haalt hier gewoon een uitspraak van de Judaïserende broeders aan. Omdat in de Joodse tradities de vrouw in de kerk geen enkele stem had, zeiden die, wat als tekst hierboven staat en wat dan weer aangehaald wordt als een uitspraak van Paulus. Want....wat is 'de wet'. Dat is gewoon de wet van de Joodse traditie. Die ging dwars tegen de schrift in, die in het Oude testament vele voorbeelden geeft van gelovige vrouwen, die wel degelijk hun mondje roerden.- Wat denk je bijvoorbeeld van de dochters van Zelafead uit Numeri 27 - wat denk je van een erkende profetes als Mirjam, die met andere vrouwen het refrein zong bij het lied van Mozes uit Exodus 15. - de proefetes Debora uit Richteren 4 en 5 - de profetes Hulda uit 2 Koningen 22 v 14.
En het nieuwe testament gaat daarmee door.
Hoogstens kan men in deze verzen iets bespeuren van Paulus' lichte waarschuwing aan de vrouwen in de gemeente om niet al te veel op de voorgrond te treden. Dan komt er deze les voor ons allen uit te voorschijn: de Christen dient zo te leven, dat hij of zij niet al te zeer opvalt door af te wijken van de in zijn tijd geldende traditie. De Christen heeft al genoeg tegenkanting alleen al door zijn Christenzijn. Daar hoeft nog niet iets extra's zelfverzonnens bij te komen.
Ziet men de verzen 34 en 35 helemaal als een 'kopje' , waarin Paulus een bepaalde, in Corinthe heersende opvatting even aanduidt, om daarna zijn commentaar te geven...
( Dat doet Paulus in deze brief wel vaker; In hoofdstuk 6 v 12 haalt hij 'de sterken in de gemeente' aan, die als het ware roepen: "Alles is mij geoorloofd", waarop Paulus dan weer antwoordt met : "Maar niet alles is nuttig"),
dan hebben de verzen 36 t.m. 40 de bedoeling om op het 'kopje' , gevormd door '34 en 35' door te gaan met zo'n soort opmerking als: " Gunst....wat weten jullie het goed. Het lijkt wel alsof jullie het evangelie hebben uitgevonden. Broers en zussen: streef naar het profeteren en laat alles in goede orde gebeuren".
- Is jouw hele leven op God gericht? - Staat alles wat jij doet in het teken van God? - Ben je pas een goed christen als je hele leven op God is gericht?
Je hebt op die drie vragen al goede antwoorden gekregen. Je bent er ook heel tevreden over. En toch zou ik aan de jou aangeboden ruiker nog wel een bloem willen toevoegen.
Laten we de eerste vraag eens nemen: "Is jouw leven op God gericht ?".
Je leven is pas dán volledig op God gericht, wanneer je volkomen in zijn sfeer bent, wanneer je volkomen met zijn Geest vervuld bent. Jezus was zo iemand. En hij is dat uiteraard nú nóg. Maar ook voor de andere Christenen is deze status-door-genade-voor-ons te bereiken. Ik wijs daartoe op 0penbaring 11, waar ons Christenen worden getekend, die 'hun Heer volkomen gelijkvormig zijn geworden, (Romeinen 8 v 29)'. - zij getuigen onverschrokken temidden van een 'teruggegleden'Christenheid, evenals Jezus in zijn dagen temidden van een verstard jodendom. - zij worden uiteindelijk gedood, net als hij. - zij staan op uit de doden, net als hij. - dat opstaan is er na 3½ dag, net als bij hem - zij worden uitgenodigd om bij God te komen en varen ten hemel , net als hij.
Sommige van hun vergevorderde broers en zussen ervaren al dit heerlijks op iets andere, maar soortgelijke wijze, (1 Thess 4 v 17).
Nu zijn wij nog niet zo ver. maar de bijbel leert ons, dat het zover kómt, misschien wel voor jou of mij.
Je tweede vraag: Staat alles bij jou in het teken van God ?
Het antwoord kan niet moeilijk zijn: het is nog niet zo, maar de heerlijke belofte ligt er, dat het zover kan komen voor hen, die zich volledig met de heilige Geest willen laten vervullen.
En de derde vraag: of je pas een goed Christen bent, wanneer je leven volledig op God gericht is'', kan dit antwoord ontvangen; Een goede Christen ben je, waneer je de Heer Jezus lief hebt en hem eert als jouw redder, verlosser, bevrijder en doper met de heilige Geest....en wanneer je er naar streeft om in dat spoor te blijven en verder te gaan, (Philipp 3 v 16).
Ik geef die pericoop nog maar weer eens, zoals hij in de NBV staat: ............ Zo kwamen er steeds meer mensen op aarde , en zij kregen dochters. De zonen van de goden zagen hoe mooi de dochters van de mensen waren, en ze kozen uit hen de vrouwen die ze maar wilden. Toen dacht de HEER. Mijn levensgeest mag niet voor altoos in de mens blijven, hij is immers niets dan vlees, hij mag niet langer dan honderdtwintig jaar leven. In die tijd EN OOK DAARNA NOG, zolang de zonen van de goden gemeenschap hadden met de dochters van de mensen en kinderen bij hen kregen, leefden de giganten op aarde. Dat zijn de befaamde helden uit het verre verleden. De Heer zag dat alle mensen op aarde slecht waren; alles wat ze uitdachten was steeds even slecht". ................... Faith; ik geef je eerst even 'een getemde verklaring', die vele jaren heeft 'voldaan'. ............. Geleidelijk aan vervaagden de grenzen tussen de mensen, die in God geloofden en de mensen, die steeds verder van hen vervreemd raakten. En toen kwamen er gemengde huwelijkewn en ging het bergaf. En dit is de lering voor deze tijd: "Trouw niet met een ongelovige, dat brengt op de duur ellende, zo al niet direct voor jezelf, dan toch zeker voor je nageslacht". ............ In het algemeen zit er wel veel goeds in deze gedachte. maar de tekst wordt er toch niet volledig door gedekt.
Zelf ben ik op dit ogenblik zóver met mijn gedachten gevorderd, dat ik nu denk: ................ De mensen van tóen, die bijna duizend jaar konden worden, zullen sterker en groter geweest zijn dan de mensen nú. En onder al die grote mensen zullen er ook wel extra grote zijn geweest, zoals dat ook nu nog het geval is....vandaar nog 'in die tijd en ook daarna nog'.
Op een gegeven ogenblik was het aan de duivel en zijn trawanten, hier als collectief: 'zonen van de goden' genoemd, gelukt om zoveel bressen in het oorspronkelijke, fantastisch geweldige, Goddelijke concept te slaan, dat zij vrije toegang kregen tot de breinen van steeds meer mensen en naar eigen , lage , verziekte gedachten, in die breinen konden huishouden. Dat gesproken wordt van dochters en kinderen krijgen en 'vrouwen nemen' dient geestelijk verstaan te worden. Hoe dikwijls wordt het volk Israel, mannnen én vrouwen,in de bijbel niet 'dochter Sions' genoemd, (2 Koningen 19 v 21 en zo nog tientallen schriftplaatsen meer). (Ook wel: vrouwe Sion).
De demonen zagen de heerlijkheid van God in al die mensen en 'hun handen jeukten' om dat mooie van God te bederven.
Ze kozen zich uit die grote, sterke mensen met voorliefde de extra opvallend lange uit om te zien, of ze daar iets bedervends mee konden beginnen. Want zo'n lange, imponerende figuur kon goed gebruikt worden, om -gedemoniseerd- de andere mensen schrik aan te jagen en als 'gigant' zich 'een naam te maken op aarde', die nog lang zou doorklinken.
En....de demonen hadden destijds langer de gelegenheid om mensen te bederven en te vervormen dan tegenwoordig. In 900 jaar kun je meer doen dan in 90.
En het ging met de mensheid steil bergaf. Op een gegeven moment was het zo, dat geen mens op de aarde nog onberoerd was door de zonde; sterker: ze waren helemaal bedorven. Natuurlijk waren er nog wel mensen in de heilige linie over. Men heeft berekend, dat enkele van de oervaders uit Genesis 5 in het jaar van de vloed zijn gestorven. Dit geldt met name voor Methusalem. Hij overleed in het jaar van de vloed. Dat wil niet zeggen, dat hij in die vloed is verdronken, hij kan ook net in dat jaar zijn overleden door andere oorzaak.
Maar goed: 'im groszen Ganzen' was het toch zo, dat er met de mensheid 'geen goeds garen meer te spinnen was'. En dat leidde de Heer tot deze beslissing: "Daar zit niets geestelijks meer in, zoals het nog éen keer zo heerlijk tot uiting kwam bij Henoch(5 v 23). Ik geef ze nog 120 jaar om zich te bekeren, onder andere, doordat de enig overgebleven getrouwe, Noach, hen waarschuwt, onder andere door het bouwen van een heel groot schip, de Ark. En dan is het afgelopen met deze verdorvenen". .................. Zover zijn mijn gedachten gevorderd tot op dit ogenblik. Je jeugdleider zal er veel van zijn eigen gedachten in terugvinden.
Wat heb je nou toch een last mee te dragen, vlindertje. Vlindertjes zijn er toch helemaal niet op gebouwd om lasten te dragen. En dan loop jij met zo'n probleem rond te sjouwen: "O....ik heb faalangst".
Vlinder....ik ga hier wat stevig op in, zo stevig, dat jij zult zeggen: "Nou Ger....zo zwaar hoeft het nou toch ook weer niet !".
Maar Vlinder....eigenlijk is die faalangst van jou een verschijningsvorm van iets heel algemeens onder ons mensen. En wanneer ik dit schrijf, dan zijn er misschien heel veel lezers en lezeressen, die zeggen: "Hé...hier kan ík ook wat mee !".
Lees je met mij mee in Marcus 2 ?! Het schriftgedeelte is wat te zwaar voor jouw situatie. Maar goed, later breien wij dat wel weer recht.
Vier vrienden hebben als probleem : die zieke vriend van hen. En wat dóen ze. Ze nemen de zieke, de verlamde en brengen hem naar Jezus toe. Ze droegen niet hun eigen last, maar ze droegen elkaars last, zoals Galaten 6 v 2* zegt. Ze droegen die ander, die zieke , als last, tot ze bij Jezus kwamen. Je kunt daarin deze gedachte vinden; ik breng mijn probleem bij Jezus. Ik dráag het wel, maar wanneer ik bij hem ben, dan leg ik het bij hem neer.
Dat kunnen die mannen ook heel goed doen op grond van de schrift. Want in Jesaja 46 v 4 zegt de bijbel: "Tot in je ouderdom blijf ik dezelfde, tot in je grijsheid zal ik je steunen. Wat ik gedaan heb, zal ik blijven doen, ik zal je steunen en beschermen" ("ik zal je dragen en torsen", zegt een andere vertaling).
En Vader en Zoon zijn éen. Zoals God wil dragen, zo wil Jezus dragen.
Even tussendoor: Je kunt mogelijk zeggen: "Wat heb ík daar nu mee te maken. Ik ben harstikke jong". Maar twee dingen: - je hebt met deze tekst wat voorraad voor véel later - ook anderen behoren aan dit antwoord iets te hebben.
En nu naar jou: die faalangst is toch wel een last voor jou. Nu niet zeggen; "Hè Ger....wat leg je het er dik op. Ik vroeg zo maar wat. Jij maakt van een mug een olifant".
Een vlinder dient zelfs geen múg met zich mee te dragen.
Doe nu zó; ga met die faalangst naar Jezus toe. Breek desnoods 'het dak maar open' met een krachtig gebed: "Heer....net als die mannen met hun zieke vriend draag ik dit vervelende angstje tot bij u. En wilt u het dragen. Dragen is mijn vak niet, het uwe wél. Ik ben alleen maar geroepen om door u gedragen te worden.
Heer...u hebt mij meegenomen in die mooie auto van u, toen ik ging geloven, dat u mijn redder en verlosser bent. En nu zít ik in die auto en mijn rugzak met -onder andere- die faalangst erin, heb ik nog steeds op mijn rug. En nu pas luister ik werkelijk naar uw stem, die zegt: 'Gooi die rugzak toch op de achterbank'.
Dank U Heer...voor alles".
Vlinder...mijn antwoord aan jou was wél: 'met een kanon op een vlieg schieten'. Maar ik wilde ook anderen bereiken. Er zijn er zovelen, die een zwaar probleem als een soort afgod aan het dragen zijn. - hun ongelovige kinderen - hun zieke echtgenoot - ...ach..noem maar op.
Die anderen wil ik via jouw 'faalangst-probleem' óok bereiken.
En ik zeg tegen die allen: wanneer je die niet te dragen last van welke probleem dan ook, aan Gods liefdevol dragen overgeeft, dan komt God weer op de troon van je hart, waar even dat probleem zat.
Vlinder...nog een leuk weetje; maandenlang zag ik telkens weer die vraag van jou. Maar na een preek van Kees Goedhart dacht ik: "Ik ga riemen snijden van zíjn leer. Ik ga pronken met zijn veren".
Maar dat vindt Kees wel goed, dacht ik toch wel...een beetje...misschien...tóch?!
Vlindetrje...Kom je eens op 'Vraag het Ger' ?
Daag Ger
* Nog leuk als weetje voor schriftonderzoekers: Galaten 6 v 2 luidde in de 'statenvertaling': Draagt elkanders lasten. In de NBG werd deze tekst afgeblust tot: verdraagt elkanders moeilijkheden. In de NBV werd het weer: draagt elkanders lasten. Doe hier iets mee of doe er niets mee. G