Bij onze grootouders overkapte een reuze notenboom de ganse binnenkoer.
In mijn geheugen waren de zomers toen heel erg warm (cfr het blogje over de Tour) en was die reuze parasol de garantie op een frisse binnenplaats en dito woonkamer. Anderzijds was de notelaar met alle daglicht weg, waardoor iedereen die binnen kwam, steeds meteen de lichtschakelaar zocht. Maar eens het bezoek weg, ging dat licht meteen weer uit...
Waar we in onze jeugd elk weekend naar moemoe en bonpa gingen, ze woonden in het pre-autostrade tijdperk behoorlijk ver in Geel, namen we daar toen ze ouder waren de midweek bij.
Woensdagnamiddag reserveerde ons mama voor haar ouders, om samen boodschappen te doen in 't dorp (al is Geel een stad) en vermits ik heel graag auto reed, mocht ik achter het stuur.
Ook toen ik lesgaf en nog later zelf kleine kindjes had
bleef de woensdagse afspraak overeind tot ... zij er niet meer waren.
Met het ouder worden, zag moemoe er tegenop naar de kapster te gaan. (erfelijk
) .
"Ons Myriam zal uw haar eens doen. Die heeft daar genoeg voor geoefend" (!)
een uitspraak, waarvan alleen wij twee de draagwijdte kenden.
Het is als fezelen in het bijzijn van derden, dat doe je niet en wie A zegt, moet ook B zeggen
Dus even een zijsprongetje
Als ik op mijn kamer zat te studeren, kwam een van de ouders wel eens met de deur in huis vallen, toen was dat heel gewoon en niet strafbaar
Blijkbaar was ik nogal vaak naarstig krulspelden aan t indraaien. Ijzeren rollen met zwarte harde stekels in de cilinder, waardoor dan een ijzeren pin werd gestoken, op gevaar af de hoofdhuid te perforeren
En altijd kwam diezelde opmerking:en dat om te gaan slapen? Ja, dus. Op die ijzerwinkel legde ik mijn hoofd te rusten
De tram van 7h15 halen, volstond om niet alleen bij regenachtig of mistig weer, maar gewoon al van de sprint, geen enkel spoor van de nachtelijke marteling terug te vinden. Maar zowiezo baart oefening kunst
en die kwam van pas.
Gewapend met de grote blikken doos krulspelden, de ijzeren pinnen, het plixke: een paars-blauwe versteviger, de bus Elnett- satin haarlak, de puntkammen en last but not least
de appelblauwzeegroene, draagbare haardroger Nova, ging het richting de barmhartige stede. Eéns per maand hadden we méér dan eerbied voor haar grijze haren
Alles verliep voorspoedig, tot de haardroger werd geïnstalleerd.
De schuifknop voor temperatuurregeling in de hand, liet ze gewillig de droogkap over haar hoofd schuiven. Tot ze er plots onderuit dook met de verontschuldiging: die pinnekens branden in mijn hoofd Dat fenomeen was me niet bekend, want mijn haar droogde in bed, zonder warmtebron
Maar gelijk had ze, bij het versteken van de pinnen, kon je voelen hoe gloeiend heet ze waren. Op den duur werden ook de randen van die ijzeren spelden heet en dan zei moemoe altijd lachend, t is goed dat t voor niks is, dan kan een mens al wat meer verdragen
Dat was het einde van de metalen pinnekens en de intrede van hun plastieken soortgenoten.
Als de krulspelden terug netjes in de Koninklijke koekentrommel lagen, de pinnekens gesorteerd, moemoes haar opgekamd- en in een ragfijne nevel van haarlak gehuld was, deed ze steevast haar schort uit, streek haar kleed glad om in de spiegel te gaan kijken
Heerlijk hoe ze dan draaide en keerde en ik een dikke knuffel kreeg
Bij mooi weer gingen we dan samen buiten zitten op de bank onder de notelaar, want daar kwamen geen muggen
dus als Kobe Ilsen voor Volt naar een afdoend middel tegen muggen zoekt, is hier het advies: onder de notelaar. De koffie met een eierkoek of rozijnen boterhammetje smaakte nergens zo goed als bij moemoe en bonpa van Geel.
Op een van die memorabele middagen, toen de massa noten opgeraapt en verdeeld waren, vertelde ik dat ik al een paar keer een noot geplant had in de tuin, maar zonder resultaat. Daarop wees moemoe naar een ogenschijnlijk onkruidje dat naast de grote boom uit de grond priemde. Dat is al een scheutje, zei ze, probeer dat eens.
Met de schop haalde ik voorzichtig het amper tien centimeter hoge groene stengeltje met één blaadje aan, uit de grond. De schelp waaruit het geboren was, hing er nog aan en met de grootste omzichtigheid werd het in een lege wekpot gestoken, klaar voor de transfer.
31 jaar later
siert een kathedraal van een notelaar onze tuin. Een levend erfstuk met evenveel mooie herinneringen als er noten onder liggen. Precies een paasklokkenboom riep Alexander in de spontane open tijden, toen hij niet kon bijhouden om de vallende noten te verzamelen.
Uitgerekend onder die boom zat hij toen de eerste week/week regeling was geweest. Hij zat daar zo ver van iedereen af, alleen op de bank. Ik ging naast hem zitten en even later zei hij zomaar uit het niets: Stom he, oma. Ik heb mijn arm rond hem gelegd en gezegd, ja, heel stom jongen, maar onthoud altijd, dat één ding NOOIT verandert: dat jij onze liefste lieveling van de grote jongens bent
en dat zal altijd zo blijven. Volledig overtuigd, met grote opengesperde blauwe kijkers knikte hij en zei heel lief: ja, dat weet ik
, sprong van de bank en vroeg of ik de schommel zou duwen
De mand noten, de notelaar, de bank
de haarfijne herinneringen
dit blogje
'A thing of beauty is a joy for ever
'