Toen we als kind
en dat was in onze tijd tot we volwassen waren
onze vraag begonnen met dat kleine woordje « als »
volgde steevast moekes antwoord: als ons kat een koe was, konden we ze onder de stoof melken
De inhoud van de vraag deed er weinig toe, het antwoord bevestigde dat ze tenminste op het verkeerd moment gesteld werd.
Een helse nacht, die deze dag vooraf ging, dwingt me tot dit schrijfseltje. Tussen waak en slaap word ik onafgebroken belaagd. Voortdurend sta ik op een tweesprong. Eender welke kant ik kies, telkens word ik teruggespoeld tot op de tweesprong
Toch moet ik verder, dus kiezen. Veel vooruitkijken kan niet, want beide wegen bochten
er is ook niemand te zien, niet voor, noch achter mij. In opperste versnelling, rustige onopvallende wandelpas, sluipend als een dief in de nacht
er valt geen meter winst te boeken, welke tactiek ik ook inschakel.
Eindigt mijn traject hier? Geen keuzes meer ? Wat als
geen optie meer. Vluchten kan niet meer, schuilen dan? Maar waar, bij wie? Tot hier was ik steeds de schuilkelder, de opvangplaats
en hier is geen kat
in de verte hoor ik enkel geraas van een autosnelweg, waar iedereen blijkbaar weet waar naartoe
Bekaf, compleet van de kaart, helemaal uitgeput houd ik mijn blik op de tweesprong gericht. Af en toe dichterbij sluipend in de vermetele hoop dat mogelijks de onzichtbare wacht een moment verstrooid is en ik hem kan verschalken
De pogingen zijn veelvuldig, afmattend. Iedere desillusie verzwaart mijn rugzak met lood.
Het lijkt of zelfs de ruimte tussen al de gebeurtenissen waarvan ik de stempels in die rugtas meezeul, in zware stenen zijn veranderd. Ze verschuiven bij elke uithaal en priemen tot tussen mijn ruggenwervels. Mijn hoofd draait als een tol en voor mijn ogen ontvouwt zich een labyrint waar ik schele hoofdpijn van krijg
als een Prince de Galles die op een slecht televisiebeeld schettert.
Voor mij, in vogelperspectief, mijn parcours in die levensdoolhof duidelijk ingekleurd
vele tweesprongen die overbrugd werden. Foute afslagen die gaandeweg herberekend werden op mijn levens GPS en opnieuw naar begaanbare wegen leidden. Bloeiende bloemen, doornen die in mijn huid kerven, hitte, kolkende rivieren, ijskoude wind, sneeuw die in mijn handpalmen smelt en handen die pijn doen
Maar allemaal zo levensecht, in real time
In het labyrint, mijn kinderen die op mij wachten terwijl ik het gekozen pad snel afloop en controleer of het niet doodloopt. Dan weer de hele weg terug en ook de andere keuze afslag op mijnenvelden verken. Daar gaan we, met in mijn kielzog één en al vertrouwen, wat gemor, een lach en een traan, maar vooral veel liefde.
Vorderend in het labyrint, lopen ze op de duur al voor mij uit, enkel aan de tweesprongen is er overleg. Tot waar het pad versmalt, we niet meer samen door kunnen en ze alleen verder gaan. Ze kijken geregeld om, wuiven en lachen, en ik zie me teken doen dat het goed is, ze verder mogen trekken. Een grote beweging die ik écht maak, want ik sla met mijn hand tegen de hoek van mijn nachtkastje
Ai.
Slechts even denk ik: oef, een droom
maar hij wordt niet onderbroken, in tegendeel, angst snoert me de keel. Hoe hard ik ook loop, ze geraken steeds verder voorop. Mezelf vermannend dat ze voorbereid zijn, overloop ik lijstjes: degelijk gekleed, stevig schoeisel, een flinke dosis intellect, een diploma, hoofd vol gezond verstand, hart van goud en de bezemwegen altijd binnen bereik
het is ok.
Het voelt of ik voortdurend buk, dingen opraap, doorgeef
en mijn hand doet nu écht pijn
Badend in ijskoud zweet, tuur ik in het labyrint, maar niet meer in vogelvlucht. Ik sta er middenin , de hagen zijn gegroeid, welke afslagen zijn ontmijnd, niet alle wegen zijn verkend en ik zie ze niet meer allemaal samen
.
Ik zie Ann- Marie met haar gezin, onze Chris duikt af en toe op, boven de hoge hagen, maar waar is ons Munde
ik krijg ze niet meer in t vizier. Ik hoor haar zoontjes, maar kan ze niet vinden
ik wil vliegen en van bovenuit zoeken, maar ik mis vleugels
Als bezeten ren ik door het labyrint, raak buiten adem, hoor het kolkend riviertje klateren net als bij de verhoogde zuurstoftoevoer
mijn hart bonst in paniek, maar ik laat het niet toe, want ik moet vinden
een run tegen de tijd, terugspoelen, nu en snel
Langzaam komt een vertrouwd gezicht uit het labyrint te voorschijn, daarmee ook het pijnlijk besef dat deze droom geen bedrog is en ik hiermee verder MOET
ik zal ze koesteren 'the touch of Rose', ook al vervaagt ze langzaam bij anderen, ik blijf ze doorgeven... onsterfelijk maken, Roosje, mijn eeuwige trouw.
Il est 5heures, Anvers s' éveille... dan maar koffie zetten want barstende hoofdpijn.
Wat "als" we de andere afslag hadden genomen, wat "als" meteen een correcte diagnose was gesteld, wat "als" andere mensen haar pad gekruist hadden, wat "als" ...
Later "ALS" ik groot, nee, dood zal zijn, dan zal ik alles weten... zou het? Eerlijk gezegd, ik wil het geloven, hoop het en bid dat ook dat derde woordje van kracht blijft, LIEFDE. Want zelfs "als" ik dood zal zijn, zal ik ze nog allemaal doodgraag zien... is het niet figuurlijk, dan alvast letterlijk...
Nu toch maar even kijken of mijn nachtkastje nog wel intact is.