Allereerst 1 Thessalonicenzen 4 v 15 - 17: "Want dit zeggen wij u met een woord des Heren: wij levenden, die achterblijven tot de komst des Heren, zullen in geen geval de ontslapenen voorgaan, want de Here zelf zal op een teken, bij het roepen van een aartsengel en bij het geklank ener bazuin Gods, nederdalen van de hemel, en zij, die in Christus gestorven zijn, zullen het eerst opstaan...daarna zullen wij levenden, die achterbleven , samen met hen op de wolken in een oogwenk weggenomen worden, de Here tegemoet in de lucht, en zó zullen wij altijd met de Here wezen".
Paulus spreekt hier niet op eigen gezag.Hij beroept zich op 'een woord des Heren'. Mogelijk heeft hij dit inzicht gekregen van onze Heer Jezus in een speciale openbaring van de verheerlijkte Christus. Dat is Paulus enkele keren overkomen.
Wannneer Paulus spreekt over "wij levenden", kan hij zichzelf niet bedoelen, immers de tijd van wederkomst van de Heer Jezus is een geheimenis, dat God voor zichzelf houdt tot het moment daár is.
Maar verder is dit duidelijk: wanneer Onze Heer Jezus Christus weerkeert, gaan de overledenen, die tijdens hun leven hecht met Hem verbonden waren, het eerst. Daarna komen de dan levenden, die hecht met hun Heer verbonden waren. Zij zijn door hun gevorderd geloof in staat, door de genade van God, om zelf naar de hemel te varen, over te gaan van de zichtbare naar de onzichtbare wereld, en daar hun Heer tegemoet te gaan. En wat betekent 'tegemoetgaan': dat je met de feestelijk ingehaalde ook weer terugkeert naar de aarde.
Maar wie zijn de dan levenden? Zijn dat alle Christenen. Nee, want in die enkele ogenblikken, die verlopen, voordat zij 'het luchtruim kiezen', worden zij vol verbazing over hun glorie en heerlijkheid gadegeslagen, ( 2 Thess 1 v 10)...ik neem aan door andere Christenen, die niet zo vergevorderd waren als zij. Ongelovigen weten helemaal niet, wat er gebeurt.
Want om deel te hebben aan die genade om Jezus tegemoet te gaan in de lucht, moet er wel een verbazingwekkende geloofsontwikkeling hebben plaats gegrepen. Lees maar, wat er in Openbaring 11 daarover gezegd wordt: - er zijn 'de twee getuigen', die symbolisch staan voor de 'ware gemeente van de eindtijd'. (Openb 11). - en terwijl de van Christus in feite afgevallenen de grondvesten van het Godsrijk trachten te vernielen, staat de ware gemeenter pal voor die grondwaarheden, bijvoorbeeld: "Jezus Christus is de weg en de waarheid en het leven".(v 3) -En tijdens het woeden van de antichrist staat ze daar, de gemeente, machtig en gezaghebbend . En geestelijk vuur uit hun mond doodt hun tegenstanders geestelijk, (5).
Er is dus geen sprake van de gedachte: "Wanneer de soesah met de antichrist begint, zijn wij toch allemaal al lekker weg, omdat wij deel hebben aan de vooropname. Wie het verder oplost, zie ze dan wel, maar het is ons 'pakkie an' niet meer".
Jezus Christus heeft ook zelf gezegd: "Haalt eerst het onkruid bijeen en verbrandt het".(Matth 13 v 30). Nooit heeft hij gezegd, dat zijn bevel aan de engelen zou zijn: "Haalt eerst de gelovigen , volgens onduidelijke maatstaven, bijeen".
En wanneer de gemeente van de eindtijd, de twee getuigen, helemaal en helemaal gereed is met haar getuigenis, dan richt de woede van de antichrist zich op hen en hij doodt hen, (7-10).
Maar de schijnbaar verslagenen worden: - net als hun Heer - na volkomen voltooid werk - na 3½ dag opgewekt uit de doden en....varen ten hemel.
Dat zijn dus niet álle trouwe volgelingen van Jezus. Er zijn er, die deel hebben aan die harde strijd, maar die niet gedood worden en nog even wachten op de komst van de Heer Jezus, die nu zeer spoedig volgt. Mogelijk doelt Danií«l 12 v 11 hierop, wanneer gesproken wordt van: - 1.290 dagen - 1.335 dagen.
Wat hier nu verder van zij.... het is taaie stof ....het is zeer aan te raden om je altijd voor te bereiden op de toekomst, teneinde dan in een voldoende conditie te zijn om deel te hebben aan het heerlijkste, wat de Heer te bieden heeft aan zijn Geestvervulde geliefden: de genade om zulk een geloof te hebben, dat je kunt overgaan van de zichtbare wereld in de onzichtbare wereld en zo ook in dit opzicht gelijkvormig wordt met Onze Heer Jezus Christus.
Nee; geen vooropname. Harde strijd, groeiend geloof en aan het eind de door God terecht geachte beloning voor het ultieme volhouden.
Mark; laat je nooit meeslepen door de zoetgevooisde idee: "Ach....het loopt wel los. Voór de antichtist komt, zijn wij al weg. Het kan best wat kalmpjes aan".
Mark ....het kan nóoit: vrolijk fluitend, met je handen in je zakken, achter de Heer Jezus aan, op je zeven gemakken, op een klaarstaand wolkje, de hemel binnenwandelen.
Er is strijd voor nodig. En al zou je persoonlijk níet te maken krijgen met de antichrist....ongetwijfeld zul je met heel veel zaken te maken krijgen, die van jou de uiterste krachtinspanning in geestelijk opzicht vergen.
Alles past in Gods volmaakte plan. Dan kies ik dus niet, maar hij kiest in mij...tóch ?
Mijn antwoord:
Dit wordt een 'herhaling van zetten'. Alle argumenten zijn nu wel gebruikt. (Achteraf bleek er zelfs nu, bij deze op twee na laatste vraag nog een nieuwe invalshoek mogelijk).
Gods eeuwige tempel , waar het voor zijn kinderen tot in eeuwigheid 'veilig wonen' is, die tempel is nog steeds aan het verrijzen.
Rondom dat geweldige gebouw is een hele opbouw van steigers en kranen , die daar tijdelijk is.
Dat zijn de negatieve daden en gedachten, die door mensen en afgevallen engelen, ( demonen) gedaan en gedacht worden. Die negatieve daden en gedachten beïnvloedenn weer anderen zodanig, dat zij misschien juist positieve dingen gaan doen.
Voorbeeld; Om helemaal zeker van zijn zaak te zijn, dat hij een mens vakkundig van het heil heeft afgesloten , blaast de duivel zo'n mens in, dat hij ' niet kan....en niet heeft....en niet wil...en niet deugt', gelijk een geschrift uit de 18 de eeuw leert.
Maar de mens is een moeilijk wezen, ook voor satan. Er wordt bij die mens, ook door dingen, die hij weer van anderen hoort, een volkomen verrassende reactie op gang gebracht.
Zo'n mens kan gaan zeggen: "Maar Paulus zei toch ook zo iets in Romeinen 7. En hij vond de sleutel toch wé tot ontkoming aan die doem, door alles aan Gids genade toe te vertrouwen, die zich het heerlijkst openbaarde in Jezus Christus. Op die genade, op die Jezus ga ik een beroep doen om te verrichten, wat ik niet kan. Want door Gods genade wordt het: "iK kan wél.....ik heb wél....ik wil wél....en uiteindelijk ook nog eens....ik deug wél.
De negatieve influisteringen van de duivel en zijn trawanten en de slechte voorbeelen van andere mensen kunnen een kettingreactie teweegbrengen, die satan 'op zijn neus doet kijken', zodat hij verbouwereerd zegt: "Ïk had het mij heel ánders voorgesteld ! ".
En zo moet je ook Gods eindeloos wijze reactie trachten te benaderen. We hebben al eerder gezien, dat lang niet alles naar zijn wil is. Maar al dat steigerwerk verdwijnt.
Een voorbeeld: bij ons in de gemeente werd een groot gebouw neergezet. Bijna tot de laatste dag was het ´niet om áan te zien´: steigers, van dat gekleurde gaas aan de buitenkant daarvan, alles zo vormloos. Maar daarbinnen wist je dat het gebouw groeide. En toen werd uiteindelijk in éen dag dat steigerwerk opgeruimd en het terrein geëffend. En daar stónd op eens dat gebouw: een sieraad voor de stad.
En zo moet je het met de wereldgeschiedenis ook bekijken,. Op het eind van deze periode, ten tijde van de antichrist...'ziet het er niet úit´. En dan klinken de bazuinen en verdwijnt het steigerwerk. En....je zíet het gebouw. Met alle positieve en negatieve daden en gedachten in samenwerking.... want: steigerwerk is nodig ....wordt het eindresutaalt goed, Je zult zeggen: "Maar met het opruimen van die bouwketen en die steigers en die betonmolens zijn we er toch nog niet"
Ja, dat weet ik ook wel: - het bouwterrein moet vrij gemaakt worden van rommel - het moet worden geëgaliseerd, nieuw ingericht met bloemen en planten - ...enz.
Maar voor dat slotkarwei hebben we dan weer tijd genoeg gedurende 'het duizendjarig rijk'.
Terugkomende op jouw vraag|: - satan doet, met meewerking van veel mensen, zelfs van Christenen op ondoordachte momenten, veel negatieve dingen. - de Heer werkt met positieve daden en gedachten tegen hem in. - blijf jij bij Jezus, bid dat je vrij blijft van 'steigerwerk' en ingezet wordt voor de constructie van al die muren, zalen en pilaren. Kies voor God, dan pas je positief in zijn plan en dan kiest hij 'in jou'.
Maar door dat alles heen komt inderdaad Gods tempel steeds maar meer naar de voltooiing toe.
In Openbaring 20 wordt de onthulling van dat gebouw getoond. Zorg, dat je dan in die tempel aan het aanbidden bent, (Openbaring 11).
God weet toch alles van te voren...hoe zit het dan met onze daden
Dag Hurtwounded,
Je elfde vraag
God kent aan het begin al alle dingen, die gaan gebeuren. Betekent dat nu, dat hij het wel zíet, maar dat wij het dóen.
Mijn antwoord:
Ik lees met jou Jeremia 1 v 4 - 7:
"De HEER richtte zich tot mij, (Jeremia): 'Voordat ik je vormde in de moederschoot, had ik je al uitgekozen, voordat je de moederschoot verliet, had ik je al aan mij gewijd, je een profeet voor de volken gemaakt'. .... Ik riep: 'Nee HEER, mijn God ! Ik kan het woord niet voeren, ik ben jóng'. ......... Maar de HEER antwoordde: 'Zeg niet: ik ben te jong' ".
Uit deze tekst is allereerst af te leiden, voor zover je aan psalm 139 niet genoeg hebt, dat de Heer voor elk mens, dat ooit geleefd heeft, leeft of zal leven, reeds van de eeuwigheid af een positief levensprogramma heeft opgesteld, een leven, dat positief de raad van de Heer voor de levenstijd van de desbetreffende mens zal vervullen,
Zo staat over David geschreven, (Handelingen 13 v 36): "David heeft de mensen uit zijn tijd gediend, overeenkomstig Gods wil". Hoewel David veel heerlijke psalmen heeft gedicht, zijn er toch zeer donkere plekken in zijn leven aan te wijzen. Al die positieve en negatieve dingen waren overeenkomstig Gods raad, Gods wil.
De roepstem van de Heer komt vroeg of laat tot ieder mens.
Als we 'Ja 'zeggen tegen God ( en dat als blijvende levensrichting) , zoals Jeremia en David, passen onze positieve daden in Gods plan en ze doen ons door zijn genade, eeuwig nut. Ook onze negatieve daden passen in Gods plan, want buiten zijn almacht kan niemand treden.. Maar ze doen ons geen nut maar schade, waarvan wij ons dienen te bekeren.
Als we 'Nee' zeggen tegen Gods plan ( en dat als blijvende levensrichting) passen onze negatieve daden, waartoe wij onszelf veroordelen, in zijn plan, want buiten zijn almacht kan niemand treden. Maar die negatieve daden doen ons eeuwige schade.
In eerste aanleg "Nee"zeggen, betekent nog niet, dat alles verloren is. Ik kan zélf getuigen dat de Heer mij talloze kansen geboden heeft en nóg biedt. En ik weet dat ik sommige keren "Nee" gezegd heb. Maar de Heer ging door met 'kansen bieden'.
Zo had ik onlangs nog een ervaring, die misschien even op een zijweg leidt, (nu ja, dat zien we dan wel). Ik klaage tegen de Heer, dat ik zo afgeleid werd tijdens mijn gebed. God zei: "Weet je, wat in jouw situatie voor jou goed zou zijn: wanneer je je gebed niet alleen in je gedachten uitzei, maar hardop. Je zult zien dat je gedachten dan niet afgeleid worden". Het werkt.
Nu ja, dit past niet zo goed in de lijn van het betoog, maar ik laat het toch maar staan. Wie weet, waar het goed voor is.
Maar Hurt....afrondend wil ik dit zeggen: "De verborgen dingen zijn voor de Heer onze God, (Deut 29 v 29)
Laat die in vertrouwen en geloof aan hem over. maar probeer zijn stem te verstaan, Zeg maar vaak, zoals Jeremia toch ook deed... ( het joch was overigens nog maar 14, toen de stem van God tot hem kwam, te vergelijken met een jongen van 18 in onze cultuur en tijd). ....."Ja", wanneer je een vriendelijke stem goede raad hoort geven. Zeg niet te vaak "nee", denkende: "Nou hoor....broer Ger heeft toch ook vaak genoeg 'nee' gezegd". Ik heb echt wel heel wat kansen verspeeld...geen voorbeeld ter navolging.
Danií«l 7 heeft het volgende verband met Openbaring:
In Danií«ls tijd is het boek, dat wij nu 'Bijbel' noemen, nog volop in ontwikkeling. Het licht, dat God laat schijnen over de wereldontwikkeling, is nog gedempt. Langzamerhand wordt dat licht helderder en in Openbaring, waarmee 'het boek' vele eeuwen later is afgerond, verschijnt in 'de bijbel' het volle licht, waarmee wij nu verder helemaal en helemaal toekunnen.
Naar het licht van zijn dagen ziet Danií«l het volk van God van die dagen omringd door boze vijanden, allerlei grootmachten, die het belagen en ontwortelen van zijn bodem en in ballingschap weg voeren.
En de vier dieren, die hij in zijn gezicht aanschouwt, stellen de grootmachten voor, zoals hij zich die op dat moment en in de toekomst voorstelt.
Hijo; het is in dit aanvangsbericht mijnerzijds nog niet de bedoeling om diep in te gaan op de geaardheid en achtergronden van elk van deze vier dieren. Laat ik het er nu bij houden, dat de absolute klemtoon valt op dat laatste dier, dat verschilt van de andere drie dieren.
Wie denkt hier niet aan het geestelijke rijk van de antichrist, zoals dat opgericht wordt aan het einde van deze bedéling, welke bedéling eindigt met de wederkomst van onze Heer Jezus Christus.
De boodschap, die dus voortkomt uit het nog beperkte blikveld van Danií«l is deze: "Tot het eind der tijden zullen er steeds grote machten zijn in de wereld, zoals de machten, die ik nu heb meegemaakt of waarvan ik heb gehoord, dat ze er in het verleden waren, of waarvan ik mij kan voorstellen, dat ze er in de toekomst zullen zijn. Ze zullen culmineren in éen verschrikkelijke, van alle andere machten verschillende brute macht. Maar ook voor die 'slotmacht' zal er als uiteindelijke bestemming zijn: de teloorgang. En het rijk van de komende Verlosser zal heersen tot in alle eeuwigheden.
Maar in Openbaring brandt Gods openbaringslicht volkomen helder.
De gedachte, die er van het boek 'Openbaring' uitgaat, is deze: Er is uiteindelijk maar éen strijd belangrijk: - niet het onderling woelen en woeden van de volkeren in steeds wisselende samenstelling - maar de groeiende tegenstelling, van hen, die bij de komende Bevrijder, inmiddels bekend geworden als Onze Heer Jezus Christus, horen -....en zij, die zéggen bij Hem te horen.
Denk hier aan die belangrijke gelijkenis van Onze Heer over het goede zaad en het slechte zaad, dat 'in de nacht' door 'een vijandig mens' tussen het goede zaad werd gestrooid.
En heel Openbaring gaat over deze tot een climax groeiende tegenstelling.
Het oude gezicht van Danií«l en het meer volkomen gezicht volgens Openbaring ontmoeten elkaar in de persoon van 'het vierde beest'.
De antichrist, met zijn rijk, helemaal verschillend van welke aardse grootmacht dan ook, neemt volgens Openbaring helemaal bezit van de 'valse kerk', dat zijn diegenen, die niet wérkelijk bij de Heer Jezus behoren, hoewel ze dat wel zéggen en belaagt van daaruit de 'ware gemeente'.
Maar bij Danií«l én bij Openbaring is dit de slotsom: "Het koningschap, de macht en de grootheid der koninkrijken onder de ganse hemel zal gegeven worden aan het volk van de heiligen des Allerhoogsten: zijn koningschap is een eeuwig koningschap, en alle machten zullen het dienen en gehoorzamen, (7 v 27)
En in Openbaring is het overeenkomstige woord: "En ik zag tronen en zij zetten zich daarop , en het oordeel werd hun gegeven....en zij heersten als koningen met Christus....", (20 v 4).
Hijo; je zult begrijpen, dat ik maar een zeer globale inleiding geef. Ik ben gaarne bereid op deze aangelegenheid dieper in te gaan.
Je tiende vraag; "Is alles wat er gebeuirt, de wil van God".
Mijn antwoord:
Nee, dat is niet zo. Lees alleen maar eens Genesis 6 v 6: "De HEER zag, dat alle mensen op aarde slecht waren; alles wat zij uitdachten was steeds even slecht. Hij kreeg er spijt van dat hij mensen had gemaakt en voelde zich diep gekwetst'.
En in Amos 5 v 21 -24 spreekt toch ook een Almachtige, die zeer duidelijk 'not amused' is:
"Ik heb een afkeer van jullie feesten; ik wijs ze af , jullie samenkomsten verdráag ik niet. Ik schep geen behagen in de brand- en graanoffers, die jullie mij brengen; de vetgemeste beesten van jullie vredeoffers keur ik geen blik waardig. Bespáar mij het geluid van jullie liederen; de klank van jullie harpen wil ik niet hóren. Laat liever het recht stromen als water, en de gerechtigheid als een altijd voortvloeiende beek".
Hierbij wilde ik het maar even later.
God is heel direct op alles wat wij doen betrokken. En hij heeft er een zeer levendige mening over.
Nu zou je kunnen zeggen: "....'diep gekwetst...afkeer van...niet verdrágen....geen behagen in....geen blik waardig keuren...bespaar mij dit alles....ik wil het niet hóren' ...dat is toch geen taal voor hem, die Almachtig is".
Maar Huirtwounded, ik had al eerder gezegd, dat God voor ons niet te doorgronden is. Als hij in zijn eeuwige raad nu al heeft vastgelegd, dat een eredienst zogenaamd te zijner ere, maar met uiteindelijk diep-zondige gronden, hem een gruwel is. wat zullen wij tegen dat besluit inbrengen. En wanneer hij beslist, niet direct in te grijpen, dan kunnen wij dienaagaande toch geen critiek hebben
Waar de ware op God gerichte liefde en de gehoorzaamheid met als diepste doel, Hem blij te stemmen , ontbreken, daar iis bij hem sprake van gekwetstheid en verdriet. Wanneer er geen offeren is van het diepste harten-innerlijk, dan kijkt de Heer maar liever 'een andere kant uit'. En al dat hevige en enthousiaste gezang, terwijl men de eigenlijke gaven van de Heer niet wíl, doen hem uitroepen: "Houd daarmee OP !!"
God duldt al deze dingen nú. Maar op de grote oordeelsdag van Matth 25 komt Jezus Christus op al deze zaken terug, voorzover niet dankbaar erkend is, dat het offer van Jezus er is geweest voor een volomen verzoening van ál onze zonden.
Terwijl er dan velen zijn, die versteld zullen staan van de barmhartigheden van God, ( 14 - 40) , zullen er ook velen zijn, die zijn straf zullen leren kennen, ( 41 -46).
God heeft ervoor gekozen om de zonde nú te laten geworden en er stráks mee af te rekenen. Wij willen ons niet verzetten tegen zijn beslissing.
Alleen Hurtwounded, wíj weten, wat ons te doen staat: - goed zijn in het oog van de Heer, ons grondende op het offer van Christus en ons latende leiden door de Heilige Geest - goede dingen denken, die de Heer vreugd doen, dingen van liefde, vreugde en vrede.(Genesis 6 v 6) - geen feest meer vieren op grote christeljke toogdagen met als enig oogmerk: louter- zielse, ongeestelijke doelstellingen. - geen samenkomst-bezoek met als enig blijvende overweging: ze zingen zo leuk en de liturgie is zo eigentijds. - niet gul geven van je overvloed, met als enig bedenken: kan ik het van mijn inkomen aftrekken. - enz enz.
Altijd er naar streven, om de Heer welbehagelijk te zijn. En dat hoeft heus niet allemaal zo bovenmenselijk te zijn, want wat vraagt hij anders van ons, dan wat staat in Micha 6 v 8: " Er is jou, mens, gezegd wat goed is, je wéet wat de HEER van je wil : niets anders dan recht te doen, trouw te betrachten en nederig de weg te gaan van je God".
Je vijftiende vraag; "Ikzelf hecht toch ook weer heel veel aan die materií«le welstand. Soms denk ik wel eens aan het verhaal van die rijke jongeling, die best wel van alles met en voor Jezus wilde doen, maar zijn rijkdom toch niet in de waagschaal wilde stellen".
Mijn antwoord: Eigenlijk vroeg de Heer Jezus aan de 'rijke jongeling': "Ik heb een nieuwe, positieve, volkomen verzoening schenkende levensroeping voor jou: Mij volgen als discipel. Ik wil je op de speciaal voor jou geldende manier van 'verkopen van al je bezittingen' brengen tot geloofsovergave aan God en aan de komst van zijn koninkrijk. Nu heb je je schat nog op de aarde. Maar ik heb een schat voor je in de hemel".
En dan is er bij 'de jongeling' dat diepe verdriet: hij had zo graag uit de mond van Onze Heer gehoord, dat hij het eeuwig leven zou beí«rven. Maar al zijn goederen.....; hij was immers heel, heel erg rijk. Hij zal overlegd hebben: "Voor het eeuwige leven behoef ik mijn ríjkdom toch niet prijs te geven!". Zoals zovelen in die tijd -en nu nog wel- meende hij de wet te kunnen volbrengen en het eeuwige leven te kunnen beí«rven, zonder de radicale eis der geloofsovergave op Jezus' bevel te aanvaarden.
(Even tussendoor: een heleboel mooie woorden typ ik gewoon uit mijn bronnen over Deidre. Natuurlijk zijn die woorden wél door mij heengegaan en meng ik ze met bij mij opkomende gedachten. Maar ik zeg dit maar weer eens even, zodat je niet gaat denken: "Die Ger.....wat een DENKRAAM").
Deidre; aan ieder mens stelt de Heer de vraag, zoals Hij die aan de 'rijke jongeling' in diens speciale context stelde. Deze vraag: "Wil je je in het geloof helemaal aan mij overgeven. Ben je bereid om je niet meer aan de door jou zo belangrijk geachte zaken allereerst te wijden. Wil je, inplaats van de eer van de wereld, delen in mijn vernedering, (Matth 16 v 24). Wordt het gebod der liefde , in al zijn cosequenties, jou levensbeginsel".
Deidre; de Heer laat die oproep ook tot jou uitgaan. Hij stelt bij het vreugdevol volgen van Hem heus geen hogere eisen dan jij hebben kunt. Ik weet het: je ouders gaven je een paard voor de door jou zo geliefde ruitersport. Welk kind zal het hebben. Maar de Heer vraagt ook niet van je om dat paard te verkopen. Hij vraagt alleen maar aan je, of je dat paard desnoods....desnoods...na overleg met je ouders... zou willen verkopen om een jaar bijbelstudie op een gerenommeerde bijbelschool te bekostigen, wanneer je hart je dat -onder 's Heren leiding- in zou geven.
Let wel; Deidre, wat ik nu zei over dat paard, is maar een losse zinsnede. Ga daar nu niet verder over piekeren.
Wel goed is het, wanneer je in eigen bewoordingen tegen de Heer zegt: "Heer...U hebt mij al zulke schatten laten zien en zulke goede dingen binnen mijn bereik gebracht. Ja Heer...ik wil U volgen. Ik wil komen langs de weg van gebed en 'bijbellezing met een geopend hart' tot volkomen overgave aan U en uw rijk".
De Heer wil je weg gaan leiden. Daarbij is het verhaal van 'de rijke jongelling' voor jou een leerzame geschiedenis, maar geen regel, die onverkort voor jou zou gelden.
Waarom belijd je soms aan God, dat je bepaalde dingen wel wilt, maar niet kunt....en dan doet God het in je...hoe werkt dat.
Mijn antwoord:
Wij gaan daarvoor eerst eens naar Romeinen 7. Daar schrijft Paulus: " Ik WIL het goede wel, maar het goede DOEN, kan ik niet", (v 16).
Dat is dus net zo, als jij het hier zegt; "Ik wíl bepaalde dingen wel, maar ik kán ze niet".
En dan doen Paulus en jij daarna hetzelfde: jullie belijden je onmacht aan de Heer. Paulus zegt het zo mooi: "Wie zal mij, ongelukkig mens , redden uit dit bestaan dat beheerst wordt door de dood ? ". Gode zij gedankt door Jezus Christus"
Jij hebt beleden, dat je het zelf niet kunt. En Paulus erkent dat hij het zelf niet kan. En het antwoord is voor Paulus: Jezus.
Wat is er aan de hand: Door onze menselijke natuur zijn wij uitgeleverd aan de zonde, v 12
Het is voor ons een raadsel: want wat de nieuw-ontstaande geestelijke mens in ons zo vurig wil, doen wij niet. Wij zitten te vast aan onze oude, zielse natuur, die niet tegen satan op kan. De duivel is onzichtbaar en speelt vanuit die sterke positie met ons zijn valse, altijd winnende spel, want Romeinen 3 v 23 zegt: "Ïedereen heeft gezondigd en ontbeert de nabijheid van God". Het 'lam' van onze zich baanbrekende, geestelijke persoonlijkheid kan nog niet op tegen de 'tijger' van de zonde, die zich zó in onze gedachten verschanst heeft, dar hij daarvan deel lijkt uit te maken. Het kwaad dringt zich aan ons op, v 21 , terwijl wij het goede al willen, maar dat niet kunnen laten doorbreken.
En nu jubelt Paulus al over de overwinning in Jezus Christus, die 'het lam' in ons kracht geeft door de goede voeding, die de Heilige Geest aandraagt. En 'de tijger' ligt machteloos neer.
Maar jij Hurt.... en nu ontrdek ik opeens iets, tenminste denk iets te ontdekken ....jij Hurt vraagt aan God of hij het wil doen. Eigenlijk hoor ik je niet zo veel over Jezus, door wie de genade en de waarheid tot ons zijn gekomen,, Johannes 1 v 17.
Je hebt wel iets heel belangrijks ontdekt Hurt: aan de genade van God hangt alles. Paulus zei het al op de Areopagus: ( Hand 19 v 28): "Ïn God beleven wij, bewegen wij en ZIJN wij".
Elke seconde zijn alle mensen in zijn hand. En wanneer wij ons gelovig, vertrouwend aan de genade van God overgeven , dan kan hij aan het werk. En daarom, ....al de dingen, waar jij zo'n moeite mee had, werden stil en lief door hem opgelost, toen zijn genade eindelijk in jouw leven aan het werk kon.
Maar Hurt....denk er altijd goed aan, dat die genade alleen vrijuit en goed kan werken, wanneer wij de Heer God eren en verheerlijken in zijn grootste gave , Jezus Christus. Want door dat Christus aan het kruis alle zonden weggedragen heeft, is de weg naar Gods genade open, alhoewel alleen voor degenen, die zich gronden op dat offer.
Graag had ik even jullie mening gevraagd i.v.m. reïncarnatie. De definitie is naar ik denk de volgende: Het geloof dat men eenmaal of meerdere malen achtereen opnieuw geboren wordt, hetzij als mens of als dier. Doorgaans gaat het om een ontastbare "ziel" die, zo gelooft men, in een ander lichaam wedergeboren wordt.
Mijn antwoorde Winkler Prins- encyclopedie heeft hierover het volgende: ................ 'Zielsverhuizng' of reïncarnatie stelt als uitgangspunt dat de ziel volledige vrijheid heeft ten opzichte van het lichaam. Zij kan het lichaam achterlaten, zoals men van kleding verwisselt. Eigenlijk zegt zij, dat alles verandert, wisselt en vergaat, inzonderheid het lichaam. alleen de ziel blijft constant. De zielsverhuizing of reïncarnatie kan derhalve alleen een plaats vinden als leerstuk in die religies, die niet met de mens als geheel rekenen. Zij vooronderstelt de dualiteit van lichaam en ziel. Zij komt dan ookl niet voor: - in de primitieve religies - in de Israelitisch-Christelijke religies. .......... Hier wordt al iets heel interessants gezegd: in de Christelijke heilsleer is geen plaats voor de reïncarnatie. 1 Thessalonicenzen 5 vc 23 zegt dit ook nog eens duidelijk: "Moge de God van de vrede zelf uw leven in alle opzichten heiligemn en mogen heel uw geest, ziel en lichaam zuiver bewaard zijn bij de komst van onze Heer Jezus Christus".
Het Christendom ziet geest ziel en lichaam als een duidelijk eenheid. Jezus wil al de drie elementen van deze heerlijkste schepping van God , de mens, zuiver bewaren, indien wij 'medewerkers aan die genade 'zijn.
Laten wij tegen alle verwarrende omstandigheden blij en jichend het woord van God stellen, dat ons de enig juist perpectieven biedt.
Wat een troost, dat God zo goed voor de zijnen zorgt, dat alles aan hun totale wezen bij zijn oordeelsdag , Matth 25, blij en zonder vlek, smet of rimpel ter beschikking staat van het voor eeuwig blijvende heil.
Hoe zit het nu met die vier paarden uit Openbaring 6
Dag Hijo,
Je vroeg, hoe het met 'de vier paarden uit 'Openbaring 6' zat.
Laten wij eerst de bijbelteksten erbij zoeken:
Openbaring 6 v 2; "En ik (Johannes) zag en zie!:een wit paard en die erop zat, had een boog en hem werd een kroon gegeven , en hij trok er op uit, overwinnende en om te overwinnen"
Vers 4: "En een tweede, een rossig paard, kwam en hem, die erop zat, werd gegeven, de vrede van de aarde weg te nemen , en dat zij elkander zouden slachten; en hem werd een groot zwaard gegeven".
vers 5: "En ik zag en zie!: een zwart paard, en die erop zat, had een weegschaal in zijn hand. En ik hoorde een stem........... zeggen: 'Een maat tarwe voor een schelling; en drie maten gerst voor een schelling; en breng geen schade toe aan de olie en de wijn'".
vers 8; "En ik zag en zie: een vaal paard, en die daarop zat...: zie zijn naam was: de dood...en het dodenrijk volgde achter hem. En hun werd macht gegeven over het vierde deel der aarde, om te doden met het zwaard, met de honger, met de zwarte dood, en door de wilde dieren der aarde".
Hijo; je kunt niet zeggen: "Dan en dan worden de zegels geopend en dan gaat 'dat met die paarden' begínnen.
Denk aan de sleutelgelijkenis van 'het goede zaad en het slechte zaad', (Matth 13). Weet je nog van dat vijandig mens, die 's nachts, toen de mensen sliepen, slecht zaad temidden van het goede zaad, dat eerder was uitgestrooid, uitwierp.
Dat goede zaad, waarmee alles begint, wordt nu weer symbolisch voorgesteld door 'het eerste paard'. En de ellende, die al het slechte zaad teweegbrengt, wordt voorgesteld door die drie lelijke paarden met hun op slechtheid beluste berijders.
Die paarden rijden al uit vanaf het begin van Jezus' omwandeling op aarde en blijven daarmee bezig. Die paarden rijden NU!
De dappere strijder, met zijn boog en met zijn kroon...wie is het anders dan onze Heer Jezus, die 'voorspoedig uitrijdt voor de zaak van waarheid, ootmoed en recht, ...uw pijlen zijn gescherpt- volken zijn onder u- zij dringen in het hart van des konings vijanden', (Psalm 45 v 5 en 6).
Hij is het, die in beginsel de overheden en machten tentoongesteld en over hen gezegevierd heeft, (Colossenzen 2 v 15). En- al voortrijdende met steeds meer dappere strijders in zijn gevolg ( Openb 19 v 11-16), zet Hij dat werk van het tenonderbrengen van satan voort. En de kroon, die Hij draagt, zullen ook zij dragen, want Hij zegt: "Ik geef u de kroon des levens", (Openb 2 v 10)
Onze Heer Jezus zal over alle lasteraars triomferen. Plotseling zal Hij hen met zijn pijl treffen, (Ps 64 v 8) En ook de leugenaars zullen zijn absolute meerderheid moeten erkennen. Want van Jezus wordt geprofeteerd: "Werp uw pijlen en breng hen in verwarring, ((Ps 144 v 6). (Denk nu niet bij 'lasteraars' en 'leugenaars' aan mensen, die eens zowat roddelen of die een jokkentje verzinnen, wat natuurlijk niet goed is; neen, dit gaat echt dieper)
Maar die heerlijke, overwinnende ruiter wordt gevolgd door zijn volkomen tegenbeelden.
Eerst dat rossige paard. Dat rossig wijst op iets demonisch, iets van de hel, iets van het vuur, dat daar woedt. Van dat rossige paard moet je echt geen harmonie, blijdschap en gerechtigheid verwachten. De Heer Jezus heeft gezegd; "Vrede laat ik u, mijn vrede geef Ik u". Maar zulke wonderbaar heerlijke taal heeft de berijder van het rossige paard niet in zijn boekje staan.
Wat is er in de kerk van onze Heer niet gemoord, geslacht en gekweld. Wat heeft 'het slechte zaad' bitter gewoed in vervolgingen en lijden 'van binnen uit'. Denk aan de heksenvervolging, de inquisitie, de godsdienstoorlogen, de scheuringen, de verbanningen, de excommunicaties, de schavotten en de brandstapels en zelfs de onverdraagzaamheden ook nú nog in Christelijke kring. Niet van belang is in eeuwig opzicht, wat er allemaal in allerlei landen, die je op de wereldkaart vindt, aan gruwelen gebeurt...nee; Openbaring spreekt van : - de ware gemeente - ....en de valse kerk.
En je kunt geen van beiden precies traceren. Beide, de ware gemeente en de valse kerk hebben hun vertakkingen overal, je kunt ze nu nog niet scheiden. Ze hebben hun vertakkingen tot in onze harten toe.
En dat derde paard; daar word je ook al niet vrolijk van. In de vele eeuwen, die voorbijgegaan zijn, sedert Onze Heer dat allesbepalende woord sprak: "Volbracht", is er van alles gebeurd om 'de gang eruit te halen'. Eeuwenlang heeft de boze door allerlei mensen heen de voortgang van het evangelie gestuit. De moeite , die het heeft gekost, voor de volledige bijbel aan ieder mens bekend kon zijn. En toen in de zeventiende eeuw die bijbel daar dan eindelijk....eindelijk...door de zegen ook van de boekdrukkunst... lag...voor ieder mens toegankelijk, kwamen er weer allerlei belijdenisgeschriften, die de zoekende 'Christenen van de toekomst' bonden aan de inzichten van 'de Christenen van het heden'. En zo zaten mensen van 1800 en 1900 vast aan waarheden, die naar de gang van het woord door de eeuwen aan eerdere geslachten bekend waren geworden, naar het licht, dat zíj bezaten.En nieuwe, heerlijke waarheden konden niet uit dat star geworden harnas uitbreken.
En toch lag daar de belofte: "De dorsvloeren zullen vol koren zijn en de perskuipen van most en olie overstromen, (Joí«l 2 v 24).
En daarom zorgde God ervoor, dat in de tijden van bittere, geestelijke armoede, die er waren en die er zijn, de olie en de wijn bewaard blijven tot de vreugdevolle tijden, die er ook al waren en die er nu zeker ZIJN.
En dan het vierde paard. Met in zijn gevolg de geestelijke 'zwarte dood'. De magie, de toverkunst, soms heel onschuldig vermomd in het zeggen: "De belijdenisgeschriften uit de zeventiende eeuw zijn ons heilig". Maar het occultisme is ook tegenwoordig in zijn meest brute vorm een verschijnsel, dat duizenden geestelijk doodt. En de wilde dieren....daar is wat over afgefantaseerd. Maar denk eens aan de boze geesten, altijd verziekend, altijd verstikkend, altijd verscheurend.
De goede ruiter heeft zijn heerlijke, overwinnende oorlogsplan.
Maar de drie slechte ruiters hebben hun gezamenlijke, vreselijke, tot nederlaag bestemde plan: - de eerste kwade ruiter voert met zijn valse leringen, zijn zwaard, mensen van de goede weg af - de tweede zorgt er voor, dat mensen, die geen waarachtig, geestelijk voedsel meer ontvangen, omkomen van honger. - de derde kwade ruiter biedt allerlei schijntroost aan , ook in de vorm van allerlei vormen van occultisme.
Ik ken zo'n lieve jongen....maar hij is niet Christelijk
Lady...lieve kind,
Je brief raakte me zo. Wat is er heerlijker dan verliefd te zijn op de jongen, die nu juist 'degene is, die je altijd al zocht'.
En toch Lady...ik moet het je afraden. Je zult denken: " O...nu komt natuurlijk: 2 Corinthe 6 v 14: 'Loop niet in een en hetzelfde span met ongelovigen' ".
Natuurlijk is dat juist. De harde practijk leert honderdmaal, dat een ongelovvige wel een gelovige meetrekt, maar niet andersom. Tegen al degenen, die in de loop der jaren tegen me gezegd hebben: "Ik krijg hem best wel mee naar de kerk of naar de sam", heb ik moeten zeggen, dikwijls met bloedend hart: "Dream on baby".
Maar voor jou Lady, had ik dit keer toch ander, weinig gebruikt geschut. En waarom wordt het geschut, dat ik ga noemen, zo weinig gebruikt. Omdat er zoveel bijkomende dingen zijn, die de bruikbaarheid vernevelen.
Ik bedoel Ezra 9 en 10 en het slot van Nehemia 13 ( vanaf vers 23). Ezra en Nehemia zagen, dat de uit de ballingschap teruggekeerde Israelieten op vrij grote schaal begonnen waren vrouwen uit andere volken te huwen. Als dat zo zou doorgaan, zouden de weinige Israelieten, die teruggekeerd waren, zeer binnenkort geassimileerd zijn in andere volken. Dan zou een volkomen in andere volken opgegaan Israel nooit de plaats hebben kunnen worden, waar de komende verlosser ove 400 jaar een sfeer aan zou treffen, die - hoe versteend en veruiterlijkt ook- een decor aanbood, waarin hij zou kunnen schitteren met het leven temidden van dode vormen.
Maar in het algemeen , ontdaan van elke 'couleur locale' blijkt toch wel, dat ongelovigen voor gelovigen in hun eigenheid een dodelijk gevaar vormen.
Daarom, Lady, ik ben je zeer toegenegen, maar....het is toch pas een week....verbreek de verliefdheidsbanden met deze, ongetwijfeld aardige jongen. Ik weet zeker, dat de Heer, in zijn rijkdom, een oprecht gelovige jongeman voor je klaar heeft. Kijk nu met kerstmis eens goed rond. Overal zijn kerstevents in de avonduren. En er zijn allerlei kerstfeesten, waar je misschien jongens kunt ontmoeten, die wel de Heer liefhebben, maar die je nog niet in het oog gekregen hebt, omdat ze naar een andere kerk of sam gaan. Of....wacht het voorjaar af met al zijn E.O.-dagen, en meer van die jeugd-ontmoetingsdagen. Ga er niet alleen heen, dat is zo ostentatief. Ga met een vriendin, zodat, wanneer je hart dán op een ideetje komt, je altijd nog die vriendin hebt om jullie gevoelens onderling te testen.
Houd contact met God, vertel hem alles, wat je aan mij verteld hebt en nog veel meer, dat ik niet hoef te weten. God wordt nooit boos bij 'open kaart spelen' uit een toegenegen of in ieder geval om raad schreeuwend hart.
God doet toch alles. Kunnen wij gaan zitten wachten ?
Dag Hurtwounded,
Je achtste vraag:
" God is het die zowel het willen als het werken werkt. Moeten wij meewerken of kunnen wij met de handen over elkaar gaan zitten".
Mijn antwoord: Ik neem eerst even deze tekst op naar de 'nieuwe bijbelvertaling'.
Filippenzen 2 v 13: "Het is God, die zowel het willen als het handelen bij u teweegbrengt, omdat het hem behaagt".
En nu toch ook maar even de NBG: " God is het, die om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in u werkt"
De kanttekeningen geven zulke diepe gedachten, dat ik ze hieronder overschrijf: ................ " Dat God 'om zijn welbehagen zowel het willen als het werken in ons werkt' - is BEMOEDIGEND en VERTROOSTEND; - het is het is ook een opscherping om onze behoudenis met vreze en beven te bewerken, alleen lettend op God; - het is verder ook een aansporing om er niet te veel aandacht aan te schenken of de apostel aanwezig dan wel afwezig is; - het is ook het motief om onze behoudenis te bewerken; dit nalaten zou zijn het tegenwerken van God en zijn welbehagen".
God is.... al maar doorgaande.... zijn genadige en vrijmachtige beschikking tot onze behoudenis verder te bewerken". ................ En dan wordt er nog verwezen naar Ef.1 v 5. Maar dat behandel ik nu verder niet. Kijk dat zelf maar na.
Inderdaad: je kunt zeggen: "Nou....God kijkt wel eens. Ik wacht het maar af".
Maar is dat de goede instelling, gezien de posiieve inhoud van deze tekst. Nee natuurlijk.
' Gods genade is verschenen, heilbrengend voor alle mensen' . En dan is er onder al die duizenden: Hurtwounded, die het zo lekker oppikt. En wat moet het dan voor Hurt een vertroosting en bemoediging zijn, dat God in de voortgang van zijn werk in jou zo fel geïnteresseerd is, dat hij met niet aflatende ijver meehelpt om die voortgang verder uit en op te bouwen.
Laat ik even onderbreken Hurt voor een eigen belevenis. ........... Op de dag van mijn 85 ste verjaardag hoorde ik opeens een vreselijk geluid, gevolgd door een doffe klap en noodkreten: mijn vrouw was van de trap gevallen. Ik ijlde de trap af, de Heer aanroepende als nooit tevoren misschien. En toen ik bij mijn vrouw neerknielde , zei God de Heilige Geest in mijn hart: ( Psalm 50 v 23): " Wie een dankoffer brengt, geeft mij (God) alle eer, wie zo zijn weg gaat, zal zien dat God redt". En- het uitsnikkende- heb ik toch de Heer gedankt en lof en eer gebracht voor 'de wegen , die hij ging wijzen'.
We staan nu 1½ maand na dit gebeuren. En God heeft ' de weg gewezen'. Die liep over ' thuisverpleging' en ' Kortdurende opvang' naar een veilig woonzorgcentrum,. waar zij de rest van haar leven veilig kan verblijven. Dit mag naar buiten toe nu niet zo'n geweldige oplossing, (weg) lijken. Maar ikzelf ben volkomen eenswillend. Zo helpt de Heer , ook in cruciale situaties. ............. En dat is bemoedigend en vertrooostend. Jij, als jong mens, hebt nog heel niet te maken met de noden van een oud echtpaar, maar het weten, dat God altijd voor je aan de gang is, dat is zo'n blijmakend iets.
Je bent ook niet gered om dan na een poosje te zeggen: "Nou even weer wat anders". De almachtige God is intensief voor jou aan het werk...een God, waarvoor je toch onbeperkt ontzag dient te hebben, ( met vreze en beven)....en mag je zo'n lieve , hemelse Vader, die zoveel in jou geïnvesteerd heeft en nog dagelijks meer in jou belegt....mag je zo'n lieverd teleurstellen, ja tegenwerken.
En je hoeft er ook niet ongerust over te zijn, dat éenmaal Ger er niet meer zal zijn met zijn bemoedigende woorden. De grote Trooster, de Heilige Geest blijft altijd bij je.
En dan ga je er toch niet over zitten tobben, of sommigen ' in valse lijdelijkheid'..... een ouderwetse uitdrukking om aan te geven, dat mensen hun onwil soms vermommen als ' diepe vroomheid', .....of verblindheid... wat jou oproept om de blinddoek weg te halen door je voorbede ...al dit heerlijke aan zich voorbij laten gaan.
Kan je het ook een beetje vanuit deze hoek bezien Hurt.
Het heeft God behaagd... als het eens aan de koningin behaagt om jou 'een lintje te laten geven door de burgemeester'... wat zal je vereerd zijn. Maar het heeft God behaagd....dat is nog wel iets anders.
Waarom staat er zo vaak in de bijbel: Kies. Als God alles al uitgemaakt heeft, waarom moeten wij dan nog kiezen.
Mijn antwoord: God is kennelijk minder strikt dan jij, Hurt. Want in 2 Kronieken 24 v 11-12 staat: Drie straffen leg ik je voor. Kies er een uit, die zal ik je opleggen.
God laat David, die weer eens fout gehandeld heeft, de keus uit drie straffen God laat dus een ruim gebied over voor de mens, waarin hij bewegingsvrijheid heeft. Als David iets anders gekozen had dan drie dagen pest dan had God dát gedaan.
Maar heel anders spreekt weer Jeremia 10 v 23: Ik erken o Heer, dat het niet aan de mens is zijn weg te bepalen, zijn pad uit te zetten, te kiezen, waarheen hij zal gaan.
En dit lijkt ook wel in overeenstemming met Spreuken 16 v 9, waar staat: Een mens stippelt zijn weg uit, De Heer bepaalt de richting die hij gaat
Psalm 37 v 23 en 24 zeggen overigens: Wie de HEER welgevallig is, ,mag zijn weg gaan met vaste tred. Al komt hij ten val, hij blijft niet liggen,. Want de HEER richt hem op.
Jeremia 11 v 23 laat zonder meer de vrijmacht van de Heer zien. Maar hierbij dient in aanmerking genomen te worden, dat een diep- zondig volk zich hier beklaagt over het lot, dat wacht: ballingschap.
Spreuken 16 v 9 laat óok de Goddelijke kant zien, zoals wij daarover al bij de eerste beantwoording spraken.
Psalm 37 v 23 laat een troostend geluid horen. Want aan wie heeft de Heer een welgevallen: aan hen, die in zijn wegen gaan. En de eigenlijke weg, die hij altijd wijst, is de weg van Johannes 3 v 16: Alzo lief heeft God de wereld gehad, dat hij zijn Zoon gezonden heeft, opdat een ieder die in die Zoon, Jezus Christus, gelooft, niet verloren ga, maar eeuwig leven hebbe.. De Goddelijke kant, zozeer door Jeremia en Spreuken belicht, mag voor ons toch een hoopvol perspectief hebben. Want jij en ik, Hurt, hebben de Heer Jezus lief en wij volgen de nadere aanduidingen, die God de Heilige Geest ons dagelijks geeft, om Jezus steeds meer te kennen en tot God de Vader steeds dichter te naderen. Zo zijn, wij, alweer door Gods genade, de Heer welgevallig en mogen wij onze weg gaan met vaste trede, ook al zegt Jeremia , dat het niet aan de mens staat om zijn weg te kiezen en ook al zegt Spreuken, dat wij onze weg wel uitstippelen, maar dat de Heer de richting bepaalt.
En als we al eens vallen, wie richt ons op: juist: de Heer zelf.
En zo, Hurt , heb ik , binnen de beperking van mijn menselijke mogelijkheden, jou een antwoord gegeven, dat toch wel troost en houvast biedt., dacht ik.
Nu ga ik trachten, in éen enkele posting al je resterende vragen te beantwoorden, die ik hierna nog even opsom:
17 b: Wat zegt mij Romeinen 8: 1 18 : Wat moet ik nu eigenlijk concreet doen, wanneer ik zondig 19 : wat moet ik doen, wanneer ik telkens wéer zondig 20 : en wat moet ik doen, wanneer ik niet kan vergeven.
Deidre; je weet, dat de sleutel ligt bij Romeinen 17 v 13 tot 8 v 2:
Laten wij die nu eens vrij weergeven naar de woorden van Paulus. Hij gebruikt de tegenwoordige tijd om de actualiteit voor alle tijdgenoten, uit wier midden hij is voortgekomen, (de Farizeeí«n), te onderstrepen. Maar in vers 5 , dat wij nu niet behandelen, heeft hij duidelijk gezegd, dat ook hij 'een van hen WAS'.
Daarom gebruik ik in het hiernavolgende de verleden tijd. ....... Romeinen 7 v 13 heb ik al met je behandeld. Ik ga verder met vers 14: ............ Ik - Paulus-heb altijd geweten, dat de wet een geestelijke zaak is, een zaak van de ónzichtbare wereld. Maar in mijn oude staat was ik een vleselijk mens....een 'ziels' mens, die geen ander strijdmiddel had dan zijn zieleleven, dat gefocust was op de zíchtbare wereld. Ik was onderworpen aan een kwade geestelijke macht, de duivel, die sterker was dan mijn 'zielse' persoonlijkheid. De duivel behoort immers ook tot de onzichtbare wereld, die alle toegangen heeft tot mij, terwijl ik, levende in de zichtbare wereld, geen enkele toegang heb tot de onzichtbare wereld.
En naar mijn innerlijke natuur was het altijd al zo, dat ik echt wel: "Aan des HEREN wet mijn welgevallen had en die wet overpeinsde bij dag en nacht, (Psalm 1 v 2). Ik wist altijd al, dat de bevelen des HEREN waarachtig zijn en het hart verheugen, (Psalm 19 v 9). Naar mijn innerlijke mens verlustigde ik mij altijd al in Gods inzettingen, ( psalm 119 v 16).Maar het pakte altijd verkeerd uit. De goede dingen, die ik oprecht wilde, deed ik niet. En de kwade , waarvan ik een afkeer had, die deed ik wél, (Romeinen 7 v 15).
Maar in al mijn strijd ging er toch een lichtje voor mij op; de wet van God was goed, en die kant wilde ik naar mijn diepste wezen uit. Maar dan was datgene, wat mij tegenhield, niet mijn echte persoonlijkheid, maar de macht van de zonde, van de duivel, die, opererende vanuit de krachtiger onzienlijke wereld, mij altijd de baas was, (16 en 17).
Dus....het kwade, dat ik tegen mijn zin deed, werd bewerkt door de boze macht, die mij voortdurend van mijn bestemming van 'Godlover' afhield. Dat maakte mij niet verontschuldigbaar, want ik werd wel verantwoordelijk gehouden voor mijn slechte daden. En dat was wel zó'n dilemma!: anders willen, maar niet anders kunnen, terwijl jezelf toch de rekening gepresenteerd krijgt. Wat een ellendig idee: krijgsgevangene te zijn en toch zélf afgerekend worden op de kwade werken, die je als zodanig gedwongen bent te doen.(18-23)
En toen brak het inzicht baan: Onze Heer Jezus Christus heeft door zijn volkomen centrale en beslissende woord "Volbracht" mij toegang gegeven tot de onzichtbare wereld, waar ik nu de boze macht kan bestraffen en bestrijden en jubelen: "Ik ben geéstelijk. Ik kan, door de genade Gods in Christus en door de ondersteuning van de Heilige Geest wél doen, watr ik wens: God loven en prijzen en dienen en aanbidden en vrucht voor Hem dragen. Ik kán overwinning hebben over de dingen, waar ik een afkeer van heb. Ik kán ontvlochten zijn van de macht van de zonde, die zo vast omstrengeld was met mijn innerlijke mens, maar nu, losgemaakt daarvan, knarsetandend wijkt. Ik kán mij vrijuit verlustigen in de wet van God, de nieuwe wet van de vrijheid, die mij heeft vrijgemaakt.
O...ik was een rampzalig mens, maar nu ben ik zó gelukkig...ik ben vrij!!!"
Kijk Deidre en nu zijn daar 18 t.m.20 van je vragen:
18 Wanneer je zondigt, doe je eigenlijk het volgende; wanneer God "Nee" zegt, dan zeg jij "Ja" en omgekeerd. Dat is de duivelse macht, die sterker is dan jouw natuur zónder Jezus.
'Zondigen' zal voor een tiener zoals jij daarin bestaan, dat je zonder zelfbeheersing tegen je ouders schreeuwt, wanneer zij jou iets onwelgevalligs zeggen. Op zo'n moment 'zondig je concreet'.
Zeg dan gewoon tegen de Heer: "Lieve Heer....zonder U kan ik hier niet tegen op. Ik wil niet een zondige Deidre zijn met een vroom sausje overgoten. Dat is het engste, wat voorstelbaar is. Ik wil een overwínnende Deidre zijn. Och Heer....wilt U me helpen, om een keer níet te schreeuwen, wanneer ma zegt: 'Ruim nu eindelijk die troep op je kamer eens op'. Wilt U mij kracht geven om tam te zeggen:'Ja ma' en het dan ook te dóen. Wat zal dat verrukkelijk zijn, wanneer ma later zegt: 'Zeker voor éen keer met je goede been uit bed gestapt hí¨!'"
En wanneer je , na een paar gelukte oefeningen in zelfbeheersing toch weer met de deur slaat: "U hebt ook altijd wat", wanneer je moeder alleen maar zegt: "We doen de deur aan de klink open en dicht en niet aan het hout!", zeg dan aan de Heer: "Lieve Heer....die zondemacht in mij weet maar niet van wijken. Helpt U mij bij de ontvlechting Heer"(vraag 19)
En wanneer je niet kán vergeven, dan spreek je met de Heer: "Lieve Heer....er is een bittere wortel in mij, die verwarring zaait, (Hebr 12 v 15). Ik slaag er niet in, deze kwade troef van de duivel, zo vlak bij mijn hart, bij mijn wil, bij mijn diepste wens, weg te krijgen. Aan uw hand Jezus, wil ik gaan en samen met U ook dit kwaad achter mij laten. Dank U Heer, (vraag 20).
En hiermee Deidre, zijn wij aan het eind gekomen van de grootste aaneengesloten vragenserie van éen persoon, die ik ooit behandelde.
Niet alleen jij hebt er voordeel van gehad, (naar ik aanneem), maar je bent door deze openhartige vraagstelling voor honderden anderen van nut geweest of gaat dat nog zijn.
Nog éen ding: bij sommigen van de vele meelezers zal de vraag rijzen: "Maar hoe moet het dan met de miljarden, die net als Paulus, wel wilden, maar niet konden en die niet de ontdekking deden, die Paulus deed, bijvoorbeeld omdat Jezus nog niet op aarde was gekomen".
Lui....altijd is er het gebed geweest als een toegang tot de onzienlijke wereld. En ik ben er zeker van, dat het gebed velen redt, die de sleutel, in Jezus aangereikt, nooit hebben gevonden of zelfs niet hebben kúnnen vinden
Wat is 'verharden van het hart'. Is dat een streek van God om mensen die hij niet mag, even te grazen te nemen.
Ik had al gezegd dat je dit misschien wat te scherp geformuleerd zou vinden . Maar je hebt niet geprotesteerd. Dus laat ik dat nu maar verder.
Ik vind een begin van antwoord weer in Romeinen, vlak bij het gedeelte, dat in het vorige antwoord behandeld is. We lezen nu Romeinen 9 v 17 en 18:
" Zo zegt God volgens de Schrift tegen de farao: ' Ik heb u alleen in leven gelaten om u mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie ik ben' . Dus....God is barmhartig voor wie hij wil en...maakt halstarrig, (verhardt) wie hij wil".
Even iets als ' amuse', (aardigheidje vooraf) : in de statenvertaling zegt God tegen de farao: " Tot ditzelve heb ik u verwekt". In de tijd dat deze vertaling gereed kwam was een dusgenaamde uitverkiezingsleer gangbaar. Door deze vertaling, die nergens op steunde, wilde men schriftbewijs leveren voor de kwalijke leer, dat God mensen, in dit geval farao, reeds voor de geboorte bestemd had om verhard te worden, (halstarrig te worden), teneinde van farao een monument te maken voor Gods oordeel. En deze leer, door Calvijn uitgebouwd, bracht in de loop van vele generaties velen tot het idee, dat zij, net als de farao, voorbestemd waren om kwade dingen te gaan doen. Dit is fnuikend voor het geloof. Met een toefje erfzonde, erfschuld en erfsmet erbij, ook zo'n valse leer, nu gelukkig in het vergeetboek geraakt, was dit net voldoende om mensen alle lust tot ' geloven in God' te ontnemen. Alleen al hierom is God zo 'awful', zo ontzagwekkend...dat hij zijn volk in de loop van vele eeuwen door al die vreselijke verwarringen heeft heengeleid.
Terecht zegt psalm 22 in vers 4: "Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij". Je kunt bij dat 'donkere dal' ook denken aan al die afschuwelijke, knijperige leringen, die over Gods volk zijn heengegaan.
Maar goed...met deze 'amuse' zijn we al een heel eind op streek.
God heeft zijn vaste plan met de mensheid. Hij openbaart dat plan beetje voor beetje. Ten tijde van Noach was over dit plan maar heel weinig bekend. Noach kon alleen zeggen: "God heeft mij met mijn gezin in het leven gelaten om met mij een blijvende start te maken, omdat ik in zijn wil ben en bij hem genade heb gevonden".( Genesis 6 v 8). En later kreeg hij een klein stukje van het plan van God onthuld, toen hij zei: "Geprezen zij de HEER, de God van Sem". ( Genesis 9 v 26). Nóg bitter weinig. Maar Abraham, een afstammeling van Sem, had al vele beloften. En wie zich bij Abraham voegde, voegde zich bij de nog in nevelen gehulde ' lijn van God'. Eliëzer, de Damascener, (Gen 15 v 2) voegde zich bij Abraham en kreeg een eervolle plaats in Gods woord. Hij werd gebruikt om Izaäk te verbinden aan Rebekka, die een voormoeder werd van de Heer Jezus. En Lot scheidde zich van Abraham(Gen 13) af en het liep sneu met hem af.(Gen 19 v 3o-38)
En de heersende farao van Egypte kende de lijn van God, zoals die was gevorderd tot het volk Israel. Zijn voorvader had de Israelieten van zijn dagen goed behandeld. Die man wist , uit de wonderbare geschiedenis van Jozef, dat diens God niet ' zomaar een god was'.
Maar de farao van de uittocht behandelde het groot-gegroeide volk Israel slecht en wilde het niet laten gaan. Hij wilde niets leren uit de voorgeschiedenis. Hij wilde niets leren uit de plagen, die over zijn land gingen. Hij wilde niets leren van de waarschuwingen van - nota bene- zijn tovenaars: "Pas op, dit is de vinger van God".(Exodus 8 v 15)
Hij zat 'in de verkeerde poot van de 'V' en gleed steeds verder af voor eigen verantwoordelijkheid. En tenslotte had hij alleen dit nog als nut met dat halstarrige, dik geworden innerlijk van hem: God kon via wat farao overkwam, zijn macht tonen en alle alle mensen van alle tijden laten zien, wie hij was.
Verharding is dus geen grilligheid van God, (die oude calvinistische gedachte).
Verharding is een vervolg , datr God aan jouw eigen diepste begeren geeft. Als je dan 'nee'wilt zeggen en daarbij blijven, dan komt het tenslotte tot een verharding, een blijvend halstarrig worden.
Maar zo is het toch met ons niet, hè Hurt. Wij loven en prijzen de Heer, dat wij door zijn genade in de goede poot van de ' V' zijn gekomen en juichend snellen wij verder naar het licht.
Je vijfde vraag: Äls alles van God komt, waarom worden dan nog mensen verantwoordelijk gesteld".
Voor het antwoord zijn enkele verzen uit Romeinen zeer nuttig. Ik bedoel de verzen 19-23. ....... Maar nu zult u vragen: " Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording ? Niemand gaat toch in tegen zijn wil ?"
Wie bént u eigenlijk, dat u - een mens- iets tegen God zou inbrengen ? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenmaker: "Waarom hebt u mij zo gemaakt zoals ik er uitzie ?" Heeft de pottenbakker niet de vrijheid om van dezelfde klomp klei - zowel een kostbare vaas - als een alledaagse pot te maken? God heeft degenen, die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang, met veel geduld verdragen , omdat hij: - zijn toorn ook wil tonen - en zijn macht kenbaar wil maken. En omdat hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft hij degenen, die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen. ................ Zie je wel Hurtwounded. ook in de dagen van Paulus was die vijfde vraag van jou er al. En daarop antwoordt Paulus nu eerst met een zekere verontwaardiging: "Wie denk je wel dat je bent. Critiek leveren op hem, die veel te hoog is voor welk mensenkind dan ook om maar een miljoenste gedeelte van zijn gedachten te kunnen peilen. Hij is toch 'de heel andere'. de ' oneindig veel hogere'.
Maar na dit eerst te hebben vastgesteld, zegt Paulus: "Word nu eens redelijk, denk eens even na: - een beeldje van een beeldhouwer kan toch ook niet tegen zijn maker zeggen: "Waarom heb je mij zo gemaakt en niet zo". Zo'n beeldhouwer heeft toch een vrije wil.
En een pottenbakker met een klomp klei voor zich, zegt toch ook in volkomen vrijheid: "Zo....nu eerst eens een fraaie vaas maken. En daarna nog wat potten voor vleesnat en zo". Zo'n pottenbakker gaat toch ook niet zitten voor zijn draaischijf, roepende: "Nou ga ik iets onbruikbaars maken".
God zat voor die grote klomp klei, de hele mensheid, die er geweest is, die er is en die er nog komt. Hij, de Algoede , uit wiens hand niets verkeerds kan komen, had zijn plan. Toen hij Noach formeerde in de eeuwigheid, toen Noach in de verste verte als mens nog niet bestond, zei God: Ïk ga nu een kostbare vaas maken, die mijn belofte aan de mensheid gaat waarnmaken. Hij zal die mensheid voortzetten".
En datzelfde zei hij bij Abraham: "deze ´vaas´wordt de vader van alle gelovigen. Eens zal ik van hem kunnen zeggen: ' Abraham vertrouwde God en deze rekende hem dit tot gerechtigjheid' " .
En die kostbare vazen maakte hij ook, toen hij Izaäk en Jakob maakte. En tenslotte maakte hij die uiterst kostbare vaas, Onze Heer Jezus Christus.
En daartussendoor maakte hij mijarden malen zo veel gewone gebruiksvoorwerpen, jou en mij en Ismael, en Ezau en de Farao van Egypte. Niks mis mee. Gods plan met alle mensen is goed en hij heeft voor iedereen een blijde, belangrijke taak.
Maar....Ismael wilde niet erkennen dat ´de lijn van Gods voortgaande werk ´nu eenmaal via Izaäk liep. En Ezau wilde niet erkennen dat 'de lijn' nu eenmaal via Jacob liep.
En de Farao wilde niet erkennen dat 'de lijn' nu eenmaal via het volk Israel liep. En toen hij in beginsel weigerde om hen te laten gaan, ging het fout met hem.
God kneedde zijn schaal en kneedde die nog eens en liet de farao nota bene via zijn eigen tovenaars waarschuwen voor de ondergang . En toen werd de Faroa een ´voorwerp van Gods toorn´voor eigen verantwoordelijkheid. En nadat God de farao met veel geduld een tijdlang had verdragen, - maakte hij via deze vorst zijn macht bekend - en toonde hij aan deze vorst zijn toorn. Dit is ons ter lering. Wij zingen zo veel van "Prachtige God", maar het is ook wel eens goed om bij een toornende God en een machtige God stil te staan.
Faro werd gekneed en herkneed , maar hij deugde niet en werd verbrijzeld
Maar jij en ik - alledaags vaatwerk- want 'de lijn' loopt nu eenmaal niet via ons....wij zijn toch niet zo als Ismael en Ezau, die zich niet naar die lijn wilden voegen. Toen 'de lijn' uitkwam bij Jezus, hebben jij en ik ons daartegen niet verzet; maar wij vereren Jezus , zoals wij zijn Vader vereren en zoals wij de Heilige Geest vereren.
En dan wordt aan jou en mij, eenvoudige pot en pan, deze heerlijke waarheid vervuld: Wij gaan delen door Gods barmhartigheid in zijn glorie. Zo toont de Heer aan jou en mij zijn genade.
Hurtwounded...het is waar: je kunt zeggen nu: "Ik krijg het toch niet helemaal rond". Maar dat is weer, wat altijd meespeelt: Deuteronomium 29 v 28: "De verborgen dingen zijn voor de HEER onze God".
Wat fijn hí¨, dat je naar de e.o.-jongerendag kon. En de schorheid van het harde zingen en juichen zal al wel over zijn.
En nu je vraag: "Is 'donorzijn' nu verkeerd of goed?"
Maike, toen de mogelijkheid om je daarvoor aan te melden, werd gegeven, heb ik me met het grootst mogelijke enthousiasme aangemeld.
Want....is er een heerlijker idee denkbaar dan zo een ander mens te kunnen helpen. Je zult toch maar een jongen zijn van 18 met een enorme levensdrang, maar met een versleten hart en ze zullen tegen je zeggen: "Er is net iemand overleden van 81, maar we hebben van alles nagegaan: en...zijn hart zou door jou verdragen kunnen worden".
Ik zie niet in, wat op bijbelse gronden tegen deze vreugdevolle gedachte zou kunnen worden ingebracht.
Er zijn wel mensen, die zeggen, dat wij ons hart of onze lever niet mogen afstaan, of welk orgaan dan ook, omdat wij bij de wederopstanding dan niet volledig zouden kunnen zijn.
Maar 1 Corinthe 15 en andere schriftplaatsen leren ons toch, dat wij door de Heer opgewekt worden met een opstandingslichaam, dat volledig overeenstemt met de grootheid in 's Heren oog, van wat wij hier op aarde hebben verricht. Onze daden worden als het ware 'naar boven geschoten' en daaruit wordt 'ons kleed van gerechtigheid ' geweven. Als die daden goed waren in 's Heren oog, wordt ons 'kleed van gerechtigheid' heerlijk, waren die daden eigenlijk niet de daden, die God van ons wilde, dan wordt dat kleed heel nederig en Danií«l voegt nog een dimensie toe: als onze daden in de ogen van de Heer apert onjuist waren, dan geldt: "Velen van hen, die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot een eeuwig afgrijzen, 12 v 2.
Pieker daar niet verder over Maike, in ieder geval: ons lichaam, zoals het na onze dood ter aarde wordt besteld, heeft met ons opstandingslichaam niets te maken. Het vergaat in de kortste keren tot stof en is dan nergens meer nuttig voor. Daarom: laat dit aardse lichaam nuttig zijn door het terbeschikking te stellen na je dood, aan mensen, die hongeren naar een nieuwe nier of ....vul maar in.
Mensen zeggen ook soms, dat je lichaam, zoals het op dit moment is, een vast gegeven is, dat onveranderlijk is. Dat is ook niet juist. Al je lichaamscellen worden om de zeven jaar vervangen, je hersencellen zelfs een maal in de drie jaar. Dat betekent , dat ik met mijn 81, nu al aan mijn twaalfde lichaam bezig ben en aan mijn 27 ste stel hersenen. Het bepalende voor de mens in zijn levensgeest , die in hem woont.
Daarom Maike, zet je naam gerust in het donor-registratiesysteem en doe met je levensgeest daden, die goed zijn in de ogen van God. Wat zul je dan staan te kíjken van je opstandingslichaam.
Mijn antwoord: Bij een serie vragen, zoals nu deze van jou, komen op de duur vele argumenten voor , die al in een eerdere beantwoording zijn genoemd.
Ik zou hier kunnen verwijzen naar de niet-op-te-lossen spanning voor ons - schepsels- tussen; - Gods souvereine wil - de veranwoordelijkheid van de mens. en zeggen, zoals ik het een vorig maal heb gezegd: "Laten wij in ieder geval ons deel doen: vertrouwen op en geloven in de Heer en daarnaar handelen" .
Maar ik wil ditmaal toch nog iets verder gaan. In Jesaja 43 v 6 en 7 staat: "Breng mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde, allen over wie mijn naam is uitgeroepen, en die ik omwille van mijn majesteit (mijn eer) geschapen heb, gemaakt en gevormd" .
Heel voorzichtig, aftastend zou ik willen zeggen: kan het ook zijn, dat God redenen uit zichzelf heeft genomen om niet van alle eeuwigheden tot alle eeuwigheden, voortdurend in zichzelf genoeg zijnde, altijd maar doende te blijven, voortdurend liefde door te sluizen van God de Vader via God de Heilige Geest naar God de Zoon en weer terug.
Zou het kunnen zijn, dat God redenen vond in zichzelf om zich te omringen met een schare van toegewijden- mensen en engelen- die zijn liefde zouden kunnen ontvangen en terugkaatsen.
En zou het dan zo kunnen zijn, dat- zoals elk ding en elk individu- die trouw en die liefde moesten bewezen worden door het afleggen van een proef.
De proef kwam voor de engelen, die alles van God wisten, voor zover dat 'alles' voor een schepsel te kennen is...En die proef was voor de engelen ' eenmalig': - kan je er mee leven, wanneer blijkt, dat jullie dienaars zijn en een nog te scheppen wezen, de mens, de hogere status van 'zoon' krijgt.
Satan- toen nog ' de perfecte' uit Ez 28- en zijn bentgenoten zakten voor die proef en kwamen buiten het beoogde heil te staan, dat God voor zijn beminden had bereid in zijn ín wording zijnde ' eeuwige tempel'.
Maar toen de mens geschapen werd, kreeg de voormalige 'Perfecte', Ezechiël 28, nu duivel geworden, een nieuwe functie: "Beproef de mens, of hij een 'jazegger' is of ook een 'neezegger'. Want in mijn hemelse heiligdom komen alleen diegenen binnen, die een proef hebben doorstaan".
Satan kwijt zich met alle ijver van die taak en test elke wereldburger af, of hij waardig is om de tempel van God in de eeuwigheid binnen te gaan.
Alle mensen.... en dat is iets anders dan jij het formuleert ....hébben geloof. Dat hoort bij hun mens-zijn , evenals het aan hen gegeven verstand. Maar waarom het gaat...geloof dat zich op God richt....dát moet bewezen worden onder de keiharde verzoekingen van satan.
De 'neezeggers' sorteren zichzelf uit. Dat is voor eigen verantwoordelijkheid.
Daarmee is de vraag van jou: "Waarom geeft God niet aan alle mensen geloof", min-of-meer beantwoord. Elk mens krijgt in zijn leven.... anders dan de 'alles wetende' engelen ....vele kansen. Benut iemand de kansen niet, zoals ze hem door jouw mond heen geboden worden....wel: hij krijgt nog meerdere mogelijkheden, vele, zeer vele , maar niet onbeperkt.
En ergens blijft toch de onbeantwoorde vraag: "Gods almacht heeft alles van te voren vastgelegd".
Maar altijd weer deze conclusie: "Komt tot de wateren..."(Jesaja 55 v 1)
"Door mijn geloof word ik behouden..maar toch is anderszins geloof een gave van God".
Mijn antwoord: Over 'behouden worden door je geloof' hoef ik verder niets te zeggen. Dat staat zovele malen in de bijbel; goed: éentje dan; die bloedvloeiende vrouw, uit Matth 9 v 22: "Jezus draaide zich om en bij het zien van de vrouw zei hij: ' Wees gerust, uw geloof heeft u gered' ".
Maar dat andere: 'geloof is een gave van God'. Als Efeze 2 v 8 'zoiets' lijkt te zeggen, ís dat dan eigenlijk wel zo. Laten wij dat vers er eens bij halen:
NBG: "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf; het is een gave Gods".
NBV: "Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat ( gered zijn) dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God".
Al direct bij lezing van de NBG moet je jezelf afvragen: "Hier klopt iets niet". Immers , in 1 Thess 1 v 8 staat;(NBG): " Allerwegen is uw geloof dat zich op God richt, bekend geworden". (Dit staat nu weer iets minder duidelijk in de NBV).
Het geloof is een scheppingsgave in ieder mens, evenals het verstand. Dieren kunnen niet geloven, noch hun verstand gebruiken.
In het oorspronkelijk staat er ook 'doron' en niet 'charisma'.
Er staat niet dat het geloof een gave zou zijn in de zin van 'charisma'. Er staat alleen, dat de genade er is voor alle mensen., zoals ook Titus 2 v v 11 zegt: "Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen".
Vele mensen verschuilen zich ten onrechte achter deze tekst in de NBG- vertaling en oudere vertalingen. Ze zeggen: "Geloof is een gave, het moet je gegeven worden. Mij is het niet gegeven. Dus doe ik maar niets". ' Afwachten tot het God behaagt ons geloof te schenken' , neemt elke verantwoordelijkheid van de mens weg. Later-Matth 25- zal blijken, dat die eigen verantwoordelijkheid er wel terdege is, ook al koesterden sommigen zich in de schijnzekerheid: " Ik heb gewacht, maar God kwam maar niet met het geloof".
Maar zo ís het dus niet. Genade is een heerlijk goed uit de onzienlijke wereld en kan alleen gegrepen worden door geloof, ook een goed uit de onzienlijke wereld.
Wat een drogreden ook . God is allang gekomen met genade voor alle mensen en zij, die zo redeneren hebben dit pure , geestelijke goud niet willen oprapen.
Je bent een tikje gepuzzleerd door twee bijbelteksten uit 1 Johannes:
Hoewel je ze zelf ook al voluit neerschreef, doe ik dat ook nog eens een keer. Want nieuwe lezers kúnnen niet genoeg de echte, originele woorden van 'het goede boek' tot zich nemen. Komen ze:
2 v 1: "Als iemand gezondigd heeft....: wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige;....en Hij is een verzoening voor onze zonden...en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld...!" 3 v 9: "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem....en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren..."
En dan neem ik er nog bij3 v 6) "Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend".
Nu geef ik jou eerst een paar overwegingen vanuit de 'kanttekeningen':
Bij vers 6: Bedoeld is: aanhoudend zondigen, léven in de zonde. Zulk soort mensen heeft de bedoeling van Christus' komst niet doorzien en verstaan, ook al praat die iemand misschien heel veel over 'het geloof'.
Bij vers 9: Het beginsel , waaruit de wedergeborene leeft, verhindert hem, werkelijk 'in de zonde te leven'.
En nu borduur ik daarop door met het volgende:
Niem.....God werkt haast altijd langs lijnen van geleidelijkheid. Neem nu 'bekering'. Bij 'het laatste avondmaal' zegt Jezus tegen Petrus: "...als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt...versterk uw broeders.."
Wat nu....wat nu!?...Petrus wás toch al bekeerd!? Hij geloofde toch al van harte in de Here!? Dat erge....die verloochening had nog geen plaats gehad. Maar....Petrus kende zichzelf en eigen zwakheid en verdorvenheid nog niet. Hij stond nog te veel in eigen kracht. Hij moest zich ook nog van díe verkeerdheid bekeren.
Wat zien wij hieruit. Naast 'bekering' is er ook nog 'de voortgaande bekering'. Daarin leert de Heer ons in zijn genade, een heel leven lang, steeds maar exacter:'de puntjes op de i te zetten'.
En denk eens aan de 'vervulling met de Heilige Geest'. Een jongen, die in een 'Holy Ghost rally' naar voren is gegaan om zich de handen op te laten leggen, die zal toch ook niet overleggen: "Zo,,....dit heb ik nu ook weer....dat is ook weer klaar". Welnee; als het goed is, dan weet hij, dat hij aan het begin staat van een lange , heerlijke weg, een weg, waarvan ik zojuist toevallig schreef aan Talitha: "Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht...dat steeds helderder straalt tot de volle dag".
En zo is het nu ook met de wedergeboorte. Het stralende eindpunt daarvan is: "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde, want het zaad Gods blijft in hem en hj kan niet zondigen".
Maar, hoewel de wedergeboorte, die kiem van een nieuw hemels leven, door God in zijn vrijmachtige genade, in ons hart wordt gelegd, is het daarmee niet gelijk gereed. Wij moeten ook in dezen 'onze roeping en verkiezing vast maken', bevestigen, (2 Petrus 1 v 10).
Op de weg naar het stralende 'voorlopige eindpunt' zal er voor een kind van God geen sprake meer zijn van' zondigen uit beginsel'. De duivel kan hem soms op een heel gemene manier terugzuigen, maar : "de rechtvaardige valt zeven maal, doch staat weer op", (Spreuken 24 v 16). ( zeven is hier een getal voor een 'volheid' van miskleunen).
En zo zijn die bijbelteksten uit 1 Johannes te rijmen met elkaar.
Niem; jij neemt waar, dat je nog zondigt. Maar je leest je bijbel met warmte en toegenegenheid. Want uit 1 Petrus 1 v 23 weet je: "....wedergeboren ...niet uit vergankelijk , maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God"....en wedergeboren worden, ja!....dat wíl je.
En méer vervuld worden met de Heilige Geest....já!....dat wil je...
En 'dieper, steeds nmaar dieper bekeerd worden, ja....dat WIL je.
En...als het op die koninklijke weg naar het 'wenkend ideaal': helemaal en helemaal bij God horen, een keer of 'zeven keer' fout gaat, dan is daar altijd Onze Heer Jezus Christus , jouw voorspraak bij God de Vader.
Maar het einddoel van én bekering én vervulling met de Heilige Geest én wedergeboorte blijft wenken: - volop genieten van Gods genade en liefde - stralend blij zijn met reinging van schuld, herstel, heling en genezing. - Gods zaad, zijn geestelijk 'sperma' niet meer willen loslaten...nooit - in geest, ziel en lichaam het Goddelijke vernieuwingsproces beléven - eindelijk een goede boom zijn, die alleen maar goede vrucht kan voortbrengen, (Matth 7 v 18).
Zo een beetje duidelijker alles, Niem.
Je vraagt maar hoor.
Ik ben er voor om 'de heiligen steeds maar verder toe te rusten'.
Allereerst is het goed om deze twee teksten tegenover elkaar te stellen uit een groot aantal beschikbare teksten.
Jesaja 55 v 1: " Hierheen...!!!; HIERHEEN ...!!! hier is water, voor iedereen, die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom...koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling".
Johannes 6 v 44: (Jezus zei): "Niemand kan bij mij komen, tenzij mijn Vader, die mij gezonden heeft, hem bij mij brengt..."
Ja...dat willen we allemaal wel: op dat hemelse water en die hemelse wijn van bekering, wedergeboorte en doop in de Heilige Geest afstormen. En we weten best, dat we geen geld hebben, dat we niets in te brengen hebben dan lege briefjes. Maar dat hemelse voedsel van de liefde van de Drieënige God is gratis, is genadebrood, dat wij willen hébben, waar wij naar snakken.
Maar wat is dat ? Worden wij nu tegengehouden ? Is daar een hand, die ons opzij schuift. Worden we NIET bij Jezus gebracht door God de Vader ??
Wat is de oplossing: God is God. Hij is niet na te speuren. Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen. Dat is de ene kant. Als wij bij Jezus gebracht worden, dan is het de Vader, die ons bij hem brengt. Maar hij kan ook 'niet brengen'.
En tegelijk wordt gezegd: "Je kúnt toch komen. je hebt toch benen om te lopen. Je hebt toch een dieper leven dat God toe kan juichen: "Ja...ik wil".
Die twee zijn niet te rijmen. En de oorzaak is zo groots. Wij hebben een hoogverheven God, die zo ontzaglijk is dat hij niet te omvamen is. Laten wij dan hem 'in zijn waarde laten' en niet trachten, dit gedeelte van zijn grote plan met ons te doorgronden. En laten wij tegelijk op hem toestuiven om zijn water te drinken, zijn brood te eten, van zijn wijn en melk gratis te genieten. Dat is onze kant. Mozes zei het al in Deuteronomium 29 v 29: "Wat verborgen is, behoort de HEER onze God toe; wat openbaar is, komt ons toe". En er is zo veel openbaar.
Misschien zeg je: "Nou...dun hoor...heel dun". Maar het is maar een eerste beantwoording. Er volgen er nog dertien.