Nu ga ik trachten, in éen enkele posting al je resterende vragen te beantwoorden, die ik hierna nog even opsom:
17 b: Wat zegt mij Romeinen 8: 1 18 : Wat moet ik nu eigenlijk concreet doen, wanneer ik zondig 19 : wat moet ik doen, wanneer ik telkens wéer zondig 20 : en wat moet ik doen, wanneer ik niet kan vergeven.
Deidre; je weet, dat de sleutel ligt bij Romeinen 17 v 13 tot 8 v 2:
Laten wij die nu eens vrij weergeven naar de woorden van Paulus. Hij gebruikt de tegenwoordige tijd om de actualiteit voor alle tijdgenoten, uit wier midden hij is voortgekomen, (de Farizeeí«n), te onderstrepen. Maar in vers 5 , dat wij nu niet behandelen, heeft hij duidelijk gezegd, dat ook hij 'een van hen WAS'.
Daarom gebruik ik in het hiernavolgende de verleden tijd. ....... Romeinen 7 v 13 heb ik al met je behandeld. Ik ga verder met vers 14: ............ Ik - Paulus-heb altijd geweten, dat de wet een geestelijke zaak is, een zaak van de ónzichtbare wereld. Maar in mijn oude staat was ik een vleselijk mens....een 'ziels' mens, die geen ander strijdmiddel had dan zijn zieleleven, dat gefocust was op de zíchtbare wereld. Ik was onderworpen aan een kwade geestelijke macht, de duivel, die sterker was dan mijn 'zielse' persoonlijkheid. De duivel behoort immers ook tot de onzichtbare wereld, die alle toegangen heeft tot mij, terwijl ik, levende in de zichtbare wereld, geen enkele toegang heb tot de onzichtbare wereld.
En naar mijn innerlijke natuur was het altijd al zo, dat ik echt wel: "Aan des HEREN wet mijn welgevallen had en die wet overpeinsde bij dag en nacht, (Psalm 1 v 2). Ik wist altijd al, dat de bevelen des HEREN waarachtig zijn en het hart verheugen, (Psalm 19 v 9). Naar mijn innerlijke mens verlustigde ik mij altijd al in Gods inzettingen, ( psalm 119 v 16).Maar het pakte altijd verkeerd uit. De goede dingen, die ik oprecht wilde, deed ik niet. En de kwade , waarvan ik een afkeer had, die deed ik wél, (Romeinen 7 v 15).
Maar in al mijn strijd ging er toch een lichtje voor mij op; de wet van God was goed, en die kant wilde ik naar mijn diepste wezen uit. Maar dan was datgene, wat mij tegenhield, niet mijn echte persoonlijkheid, maar de macht van de zonde, van de duivel, die, opererende vanuit de krachtiger onzienlijke wereld, mij altijd de baas was, (16 en 17).
Dus....het kwade, dat ik tegen mijn zin deed, werd bewerkt door de boze macht, die mij voortdurend van mijn bestemming van 'Godlover' afhield. Dat maakte mij niet verontschuldigbaar, want ik werd wel verantwoordelijk gehouden voor mijn slechte daden. En dat was wel zó'n dilemma!: anders willen, maar niet anders kunnen, terwijl jezelf toch de rekening gepresenteerd krijgt. Wat een ellendig idee: krijgsgevangene te zijn en toch zélf afgerekend worden op de kwade werken, die je als zodanig gedwongen bent te doen.(18-23)
En toen brak het inzicht baan: Onze Heer Jezus Christus heeft door zijn volkomen centrale en beslissende woord "Volbracht" mij toegang gegeven tot de onzichtbare wereld, waar ik nu de boze macht kan bestraffen en bestrijden en jubelen: "Ik ben geéstelijk. Ik kan, door de genade Gods in Christus en door de ondersteuning van de Heilige Geest wél doen, watr ik wens: God loven en prijzen en dienen en aanbidden en vrucht voor Hem dragen. Ik kán overwinning hebben over de dingen, waar ik een afkeer van heb. Ik kán ontvlochten zijn van de macht van de zonde, die zo vast omstrengeld was met mijn innerlijke mens, maar nu, losgemaakt daarvan, knarsetandend wijkt. Ik kán mij vrijuit verlustigen in de wet van God, de nieuwe wet van de vrijheid, die mij heeft vrijgemaakt.
O...ik was een rampzalig mens, maar nu ben ik zó gelukkig...ik ben vrij!!!"
Kijk Deidre en nu zijn daar 18 t.m.20 van je vragen:
18 Wanneer je zondigt, doe je eigenlijk het volgende; wanneer God "Nee" zegt, dan zeg jij "Ja" en omgekeerd. Dat is de duivelse macht, die sterker is dan jouw natuur zónder Jezus.
'Zondigen' zal voor een tiener zoals jij daarin bestaan, dat je zonder zelfbeheersing tegen je ouders schreeuwt, wanneer zij jou iets onwelgevalligs zeggen. Op zo'n moment 'zondig je concreet'.
Zeg dan gewoon tegen de Heer: "Lieve Heer....zonder U kan ik hier niet tegen op. Ik wil niet een zondige Deidre zijn met een vroom sausje overgoten. Dat is het engste, wat voorstelbaar is. Ik wil een overwínnende Deidre zijn. Och Heer....wilt U me helpen, om een keer níet te schreeuwen, wanneer ma zegt: 'Ruim nu eindelijk die troep op je kamer eens op'. Wilt U mij kracht geven om tam te zeggen:'Ja ma' en het dan ook te dóen. Wat zal dat verrukkelijk zijn, wanneer ma later zegt: 'Zeker voor éen keer met je goede been uit bed gestapt hí¨!'"
En wanneer je , na een paar gelukte oefeningen in zelfbeheersing toch weer met de deur slaat: "U hebt ook altijd wat", wanneer je moeder alleen maar zegt: "We doen de deur aan de klink open en dicht en niet aan het hout!", zeg dan aan de Heer: "Lieve Heer....die zondemacht in mij weet maar niet van wijken. Helpt U mij bij de ontvlechting Heer"(vraag 19)
En wanneer je niet kán vergeven, dan spreek je met de Heer: "Lieve Heer....er is een bittere wortel in mij, die verwarring zaait, (Hebr 12 v 15). Ik slaag er niet in, deze kwade troef van de duivel, zo vlak bij mijn hart, bij mijn wil, bij mijn diepste wens, weg te krijgen. Aan uw hand Jezus, wil ik gaan en samen met U ook dit kwaad achter mij laten. Dank U Heer, (vraag 20).
En hiermee Deidre, zijn wij aan het eind gekomen van de grootste aaneengesloten vragenserie van éen persoon, die ik ooit behandelde.
Niet alleen jij hebt er voordeel van gehad, (naar ik aanneem), maar je bent door deze openhartige vraagstelling voor honderden anderen van nut geweest of gaat dat nog zijn.
Nog éen ding: bij sommigen van de vele meelezers zal de vraag rijzen: "Maar hoe moet het dan met de miljarden, die net als Paulus, wel wilden, maar niet konden en die niet de ontdekking deden, die Paulus deed, bijvoorbeeld omdat Jezus nog niet op aarde was gekomen".
Lui....altijd is er het gebed geweest als een toegang tot de onzienlijke wereld. En ik ben er zeker van, dat het gebed velen redt, die de sleutel, in Jezus aangereikt, nooit hebben gevonden of zelfs niet hebben kúnnen vinden
Wat is 'verharden van het hart'. Is dat een streek van God om mensen die hij niet mag, even te grazen te nemen.
Ik had al gezegd dat je dit misschien wat te scherp geformuleerd zou vinden . Maar je hebt niet geprotesteerd. Dus laat ik dat nu maar verder.
Ik vind een begin van antwoord weer in Romeinen, vlak bij het gedeelte, dat in het vorige antwoord behandeld is. We lezen nu Romeinen 9 v 17 en 18:
" Zo zegt God volgens de Schrift tegen de farao: ' Ik heb u alleen in leven gelaten om u mijn macht te tonen en om iedereen op aarde te laten weten wie ik ben' . Dus....God is barmhartig voor wie hij wil en...maakt halstarrig, (verhardt) wie hij wil".
Even iets als ' amuse', (aardigheidje vooraf) : in de statenvertaling zegt God tegen de farao: " Tot ditzelve heb ik u verwekt". In de tijd dat deze vertaling gereed kwam was een dusgenaamde uitverkiezingsleer gangbaar. Door deze vertaling, die nergens op steunde, wilde men schriftbewijs leveren voor de kwalijke leer, dat God mensen, in dit geval farao, reeds voor de geboorte bestemd had om verhard te worden, (halstarrig te worden), teneinde van farao een monument te maken voor Gods oordeel. En deze leer, door Calvijn uitgebouwd, bracht in de loop van vele generaties velen tot het idee, dat zij, net als de farao, voorbestemd waren om kwade dingen te gaan doen. Dit is fnuikend voor het geloof. Met een toefje erfzonde, erfschuld en erfsmet erbij, ook zo'n valse leer, nu gelukkig in het vergeetboek geraakt, was dit net voldoende om mensen alle lust tot ' geloven in God' te ontnemen. Alleen al hierom is God zo 'awful', zo ontzagwekkend...dat hij zijn volk in de loop van vele eeuwen door al die vreselijke verwarringen heeft heengeleid.
Terecht zegt psalm 22 in vers 4: "Al gaat mijn weg door een donker dal, ik vrees geen gevaar, want u bent bij mij". Je kunt bij dat 'donkere dal' ook denken aan al die afschuwelijke, knijperige leringen, die over Gods volk zijn heengegaan.
Maar goed...met deze 'amuse' zijn we al een heel eind op streek.
God heeft zijn vaste plan met de mensheid. Hij openbaart dat plan beetje voor beetje. Ten tijde van Noach was over dit plan maar heel weinig bekend. Noach kon alleen zeggen: "God heeft mij met mijn gezin in het leven gelaten om met mij een blijvende start te maken, omdat ik in zijn wil ben en bij hem genade heb gevonden".( Genesis 6 v 8). En later kreeg hij een klein stukje van het plan van God onthuld, toen hij zei: "Geprezen zij de HEER, de God van Sem". ( Genesis 9 v 26). Nóg bitter weinig. Maar Abraham, een afstammeling van Sem, had al vele beloften. En wie zich bij Abraham voegde, voegde zich bij de nog in nevelen gehulde ' lijn van God'. Eliëzer, de Damascener, (Gen 15 v 2) voegde zich bij Abraham en kreeg een eervolle plaats in Gods woord. Hij werd gebruikt om Izaäk te verbinden aan Rebekka, die een voormoeder werd van de Heer Jezus. En Lot scheidde zich van Abraham(Gen 13) af en het liep sneu met hem af.(Gen 19 v 3o-38)
En de heersende farao van Egypte kende de lijn van God, zoals die was gevorderd tot het volk Israel. Zijn voorvader had de Israelieten van zijn dagen goed behandeld. Die man wist , uit de wonderbare geschiedenis van Jozef, dat diens God niet ' zomaar een god was'.
Maar de farao van de uittocht behandelde het groot-gegroeide volk Israel slecht en wilde het niet laten gaan. Hij wilde niets leren uit de voorgeschiedenis. Hij wilde niets leren uit de plagen, die over zijn land gingen. Hij wilde niets leren van de waarschuwingen van - nota bene- zijn tovenaars: "Pas op, dit is de vinger van God".(Exodus 8 v 15)
Hij zat 'in de verkeerde poot van de 'V' en gleed steeds verder af voor eigen verantwoordelijkheid. En tenslotte had hij alleen dit nog als nut met dat halstarrige, dik geworden innerlijk van hem: God kon via wat farao overkwam, zijn macht tonen en alle alle mensen van alle tijden laten zien, wie hij was.
Verharding is dus geen grilligheid van God, (die oude calvinistische gedachte).
Verharding is een vervolg , datr God aan jouw eigen diepste begeren geeft. Als je dan 'nee'wilt zeggen en daarbij blijven, dan komt het tenslotte tot een verharding, een blijvend halstarrig worden.
Maar zo is het toch met ons niet, hè Hurt. Wij loven en prijzen de Heer, dat wij door zijn genade in de goede poot van de ' V' zijn gekomen en juichend snellen wij verder naar het licht.
Je vijfde vraag: Äls alles van God komt, waarom worden dan nog mensen verantwoordelijk gesteld".
Voor het antwoord zijn enkele verzen uit Romeinen zeer nuttig. Ik bedoel de verzen 19-23. ....... Maar nu zult u vragen: " Waarom roept God ons dan nog ter verantwoording ? Niemand gaat toch in tegen zijn wil ?"
Wie bént u eigenlijk, dat u - een mens- iets tegen God zou inbrengen ? Vraagt het aardewerk soms aan de pottenmaker: "Waarom hebt u mij zo gemaakt zoals ik er uitzie ?" Heeft de pottenbakker niet de vrijheid om van dezelfde klomp klei - zowel een kostbare vaas - als een alledaagse pot te maken? God heeft degenen, die het voorwerp van zijn toorn zijn en die hij heeft bestemd voor de ondergang, met veel geduld verdragen , omdat hij: - zijn toorn ook wil tonen - en zijn macht kenbaar wil maken. En omdat hij zijn overweldigende majesteit wil tonen, heeft hij degenen, die het voorwerp zijn van zijn barmhartigheid ertoe voorbestemd om in zijn majesteit te delen. ................ Zie je wel Hurtwounded. ook in de dagen van Paulus was die vijfde vraag van jou er al. En daarop antwoordt Paulus nu eerst met een zekere verontwaardiging: "Wie denk je wel dat je bent. Critiek leveren op hem, die veel te hoog is voor welk mensenkind dan ook om maar een miljoenste gedeelte van zijn gedachten te kunnen peilen. Hij is toch 'de heel andere'. de ' oneindig veel hogere'.
Maar na dit eerst te hebben vastgesteld, zegt Paulus: "Word nu eens redelijk, denk eens even na: - een beeldje van een beeldhouwer kan toch ook niet tegen zijn maker zeggen: "Waarom heb je mij zo gemaakt en niet zo". Zo'n beeldhouwer heeft toch een vrije wil.
En een pottenbakker met een klomp klei voor zich, zegt toch ook in volkomen vrijheid: "Zo....nu eerst eens een fraaie vaas maken. En daarna nog wat potten voor vleesnat en zo". Zo'n pottenbakker gaat toch ook niet zitten voor zijn draaischijf, roepende: "Nou ga ik iets onbruikbaars maken".
God zat voor die grote klomp klei, de hele mensheid, die er geweest is, die er is en die er nog komt. Hij, de Algoede , uit wiens hand niets verkeerds kan komen, had zijn plan. Toen hij Noach formeerde in de eeuwigheid, toen Noach in de verste verte als mens nog niet bestond, zei God: Ïk ga nu een kostbare vaas maken, die mijn belofte aan de mensheid gaat waarnmaken. Hij zal die mensheid voortzetten".
En datzelfde zei hij bij Abraham: "deze ´vaas´wordt de vader van alle gelovigen. Eens zal ik van hem kunnen zeggen: ' Abraham vertrouwde God en deze rekende hem dit tot gerechtigjheid' " .
En die kostbare vazen maakte hij ook, toen hij Izaäk en Jakob maakte. En tenslotte maakte hij die uiterst kostbare vaas, Onze Heer Jezus Christus.
En daartussendoor maakte hij mijarden malen zo veel gewone gebruiksvoorwerpen, jou en mij en Ismael, en Ezau en de Farao van Egypte. Niks mis mee. Gods plan met alle mensen is goed en hij heeft voor iedereen een blijde, belangrijke taak.
Maar....Ismael wilde niet erkennen dat ´de lijn van Gods voortgaande werk ´nu eenmaal via Izaäk liep. En Ezau wilde niet erkennen dat 'de lijn' nu eenmaal via Jacob liep.
En de Farao wilde niet erkennen dat 'de lijn' nu eenmaal via het volk Israel liep. En toen hij in beginsel weigerde om hen te laten gaan, ging het fout met hem.
God kneedde zijn schaal en kneedde die nog eens en liet de farao nota bene via zijn eigen tovenaars waarschuwen voor de ondergang . En toen werd de Faroa een ´voorwerp van Gods toorn´voor eigen verantwoordelijkheid. En nadat God de farao met veel geduld een tijdlang had verdragen, - maakte hij via deze vorst zijn macht bekend - en toonde hij aan deze vorst zijn toorn. Dit is ons ter lering. Wij zingen zo veel van "Prachtige God", maar het is ook wel eens goed om bij een toornende God en een machtige God stil te staan.
Faro werd gekneed en herkneed , maar hij deugde niet en werd verbrijzeld
Maar jij en ik - alledaags vaatwerk- want 'de lijn' loopt nu eenmaal niet via ons....wij zijn toch niet zo als Ismael en Ezau, die zich niet naar die lijn wilden voegen. Toen 'de lijn' uitkwam bij Jezus, hebben jij en ik ons daartegen niet verzet; maar wij vereren Jezus , zoals wij zijn Vader vereren en zoals wij de Heilige Geest vereren.
En dan wordt aan jou en mij, eenvoudige pot en pan, deze heerlijke waarheid vervuld: Wij gaan delen door Gods barmhartigheid in zijn glorie. Zo toont de Heer aan jou en mij zijn genade.
Hurtwounded...het is waar: je kunt zeggen nu: "Ik krijg het toch niet helemaal rond". Maar dat is weer, wat altijd meespeelt: Deuteronomium 29 v 28: "De verborgen dingen zijn voor de HEER onze God".
Wat fijn hí¨, dat je naar de e.o.-jongerendag kon. En de schorheid van het harde zingen en juichen zal al wel over zijn.
En nu je vraag: "Is 'donorzijn' nu verkeerd of goed?"
Maike, toen de mogelijkheid om je daarvoor aan te melden, werd gegeven, heb ik me met het grootst mogelijke enthousiasme aangemeld.
Want....is er een heerlijker idee denkbaar dan zo een ander mens te kunnen helpen. Je zult toch maar een jongen zijn van 18 met een enorme levensdrang, maar met een versleten hart en ze zullen tegen je zeggen: "Er is net iemand overleden van 81, maar we hebben van alles nagegaan: en...zijn hart zou door jou verdragen kunnen worden".
Ik zie niet in, wat op bijbelse gronden tegen deze vreugdevolle gedachte zou kunnen worden ingebracht.
Er zijn wel mensen, die zeggen, dat wij ons hart of onze lever niet mogen afstaan, of welk orgaan dan ook, omdat wij bij de wederopstanding dan niet volledig zouden kunnen zijn.
Maar 1 Corinthe 15 en andere schriftplaatsen leren ons toch, dat wij door de Heer opgewekt worden met een opstandingslichaam, dat volledig overeenstemt met de grootheid in 's Heren oog, van wat wij hier op aarde hebben verricht. Onze daden worden als het ware 'naar boven geschoten' en daaruit wordt 'ons kleed van gerechtigheid ' geweven. Als die daden goed waren in 's Heren oog, wordt ons 'kleed van gerechtigheid' heerlijk, waren die daden eigenlijk niet de daden, die God van ons wilde, dan wordt dat kleed heel nederig en Danií«l voegt nog een dimensie toe: als onze daden in de ogen van de Heer apert onjuist waren, dan geldt: "Velen van hen, die slapen in het stof der aarde, zullen ontwaken, dezen tot eeuwig leven en genen tot versmading, tot een eeuwig afgrijzen, 12 v 2.
Pieker daar niet verder over Maike, in ieder geval: ons lichaam, zoals het na onze dood ter aarde wordt besteld, heeft met ons opstandingslichaam niets te maken. Het vergaat in de kortste keren tot stof en is dan nergens meer nuttig voor. Daarom: laat dit aardse lichaam nuttig zijn door het terbeschikking te stellen na je dood, aan mensen, die hongeren naar een nieuwe nier of ....vul maar in.
Mensen zeggen ook soms, dat je lichaam, zoals het op dit moment is, een vast gegeven is, dat onveranderlijk is. Dat is ook niet juist. Al je lichaamscellen worden om de zeven jaar vervangen, je hersencellen zelfs een maal in de drie jaar. Dat betekent , dat ik met mijn 81, nu al aan mijn twaalfde lichaam bezig ben en aan mijn 27 ste stel hersenen. Het bepalende voor de mens in zijn levensgeest , die in hem woont.
Daarom Maike, zet je naam gerust in het donor-registratiesysteem en doe met je levensgeest daden, die goed zijn in de ogen van God. Wat zul je dan staan te kíjken van je opstandingslichaam.
Mijn antwoord: Bij een serie vragen, zoals nu deze van jou, komen op de duur vele argumenten voor , die al in een eerdere beantwoording zijn genoemd.
Ik zou hier kunnen verwijzen naar de niet-op-te-lossen spanning voor ons - schepsels- tussen; - Gods souvereine wil - de veranwoordelijkheid van de mens. en zeggen, zoals ik het een vorig maal heb gezegd: "Laten wij in ieder geval ons deel doen: vertrouwen op en geloven in de Heer en daarnaar handelen" .
Maar ik wil ditmaal toch nog iets verder gaan. In Jesaja 43 v 6 en 7 staat: "Breng mijn zonen terug van verre, mijn dochters van de einden der aarde, allen over wie mijn naam is uitgeroepen, en die ik omwille van mijn majesteit (mijn eer) geschapen heb, gemaakt en gevormd" .
Heel voorzichtig, aftastend zou ik willen zeggen: kan het ook zijn, dat God redenen uit zichzelf heeft genomen om niet van alle eeuwigheden tot alle eeuwigheden, voortdurend in zichzelf genoeg zijnde, altijd maar doende te blijven, voortdurend liefde door te sluizen van God de Vader via God de Heilige Geest naar God de Zoon en weer terug.
Zou het kunnen zijn, dat God redenen vond in zichzelf om zich te omringen met een schare van toegewijden- mensen en engelen- die zijn liefde zouden kunnen ontvangen en terugkaatsen.
En zou het dan zo kunnen zijn, dat- zoals elk ding en elk individu- die trouw en die liefde moesten bewezen worden door het afleggen van een proef.
De proef kwam voor de engelen, die alles van God wisten, voor zover dat 'alles' voor een schepsel te kennen is...En die proef was voor de engelen ' eenmalig': - kan je er mee leven, wanneer blijkt, dat jullie dienaars zijn en een nog te scheppen wezen, de mens, de hogere status van 'zoon' krijgt.
Satan- toen nog ' de perfecte' uit Ez 28- en zijn bentgenoten zakten voor die proef en kwamen buiten het beoogde heil te staan, dat God voor zijn beminden had bereid in zijn ín wording zijnde ' eeuwige tempel'.
Maar toen de mens geschapen werd, kreeg de voormalige 'Perfecte', Ezechiël 28, nu duivel geworden, een nieuwe functie: "Beproef de mens, of hij een 'jazegger' is of ook een 'neezegger'. Want in mijn hemelse heiligdom komen alleen diegenen binnen, die een proef hebben doorstaan".
Satan kwijt zich met alle ijver van die taak en test elke wereldburger af, of hij waardig is om de tempel van God in de eeuwigheid binnen te gaan.
Alle mensen.... en dat is iets anders dan jij het formuleert ....hébben geloof. Dat hoort bij hun mens-zijn , evenals het aan hen gegeven verstand. Maar waarom het gaat...geloof dat zich op God richt....dát moet bewezen worden onder de keiharde verzoekingen van satan.
De 'neezeggers' sorteren zichzelf uit. Dat is voor eigen verantwoordelijkheid.
Daarmee is de vraag van jou: "Waarom geeft God niet aan alle mensen geloof", min-of-meer beantwoord. Elk mens krijgt in zijn leven.... anders dan de 'alles wetende' engelen ....vele kansen. Benut iemand de kansen niet, zoals ze hem door jouw mond heen geboden worden....wel: hij krijgt nog meerdere mogelijkheden, vele, zeer vele , maar niet onbeperkt.
En ergens blijft toch de onbeantwoorde vraag: "Gods almacht heeft alles van te voren vastgelegd".
Maar altijd weer deze conclusie: "Komt tot de wateren..."(Jesaja 55 v 1)
"Door mijn geloof word ik behouden..maar toch is anderszins geloof een gave van God".
Mijn antwoord: Over 'behouden worden door je geloof' hoef ik verder niets te zeggen. Dat staat zovele malen in de bijbel; goed: éentje dan; die bloedvloeiende vrouw, uit Matth 9 v 22: "Jezus draaide zich om en bij het zien van de vrouw zei hij: ' Wees gerust, uw geloof heeft u gered' ".
Maar dat andere: 'geloof is een gave van God'. Als Efeze 2 v 8 'zoiets' lijkt te zeggen, ís dat dan eigenlijk wel zo. Laten wij dat vers er eens bij halen:
NBG: "Want door genade zijt gij behouden, door het geloof, en dat niet uit uzelf; het is een gave Gods".
NBV: "Door zijn genade bent u nu immers gered, dankzij uw geloof. Maar dat ( gered zijn) dankt u niet aan uzelf; het is een geschenk van God".
Al direct bij lezing van de NBG moet je jezelf afvragen: "Hier klopt iets niet". Immers , in 1 Thess 1 v 8 staat;(NBG): " Allerwegen is uw geloof dat zich op God richt, bekend geworden". (Dit staat nu weer iets minder duidelijk in de NBV).
Het geloof is een scheppingsgave in ieder mens, evenals het verstand. Dieren kunnen niet geloven, noch hun verstand gebruiken.
In het oorspronkelijk staat er ook 'doron' en niet 'charisma'.
Er staat niet dat het geloof een gave zou zijn in de zin van 'charisma'. Er staat alleen, dat de genade er is voor alle mensen., zoals ook Titus 2 v v 11 zegt: "Gods genade is openbaar geworden tot redding van alle mensen".
Vele mensen verschuilen zich ten onrechte achter deze tekst in de NBG- vertaling en oudere vertalingen. Ze zeggen: "Geloof is een gave, het moet je gegeven worden. Mij is het niet gegeven. Dus doe ik maar niets". ' Afwachten tot het God behaagt ons geloof te schenken' , neemt elke verantwoordelijkheid van de mens weg. Later-Matth 25- zal blijken, dat die eigen verantwoordelijkheid er wel terdege is, ook al koesterden sommigen zich in de schijnzekerheid: " Ik heb gewacht, maar God kwam maar niet met het geloof".
Maar zo ís het dus niet. Genade is een heerlijk goed uit de onzienlijke wereld en kan alleen gegrepen worden door geloof, ook een goed uit de onzienlijke wereld.
Wat een drogreden ook . God is allang gekomen met genade voor alle mensen en zij, die zo redeneren hebben dit pure , geestelijke goud niet willen oprapen.
Je bent een tikje gepuzzleerd door twee bijbelteksten uit 1 Johannes:
Hoewel je ze zelf ook al voluit neerschreef, doe ik dat ook nog eens een keer. Want nieuwe lezers kúnnen niet genoeg de echte, originele woorden van 'het goede boek' tot zich nemen. Komen ze:
2 v 1: "Als iemand gezondigd heeft....: wij hebben een voorspraak bij de Vader, Jezus Christus, de Rechtvaardige;....en Hij is een verzoening voor onze zonden...en niet alleen voor de onze, maar ook voor die der gehele wereld...!" 3 v 9: "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde; want het zaad Gods blijft in hem....en hij kan niet zondigen, want hij is uit God geboren..."
En dan neem ik er nog bij3 v 6) "Een ieder, die in Hem blijft, zondigt niet; een ieder, die zondigt, heeft Hem niet gezien en heeft Hem niet gekend".
Nu geef ik jou eerst een paar overwegingen vanuit de 'kanttekeningen':
Bij vers 6: Bedoeld is: aanhoudend zondigen, léven in de zonde. Zulk soort mensen heeft de bedoeling van Christus' komst niet doorzien en verstaan, ook al praat die iemand misschien heel veel over 'het geloof'.
Bij vers 9: Het beginsel , waaruit de wedergeborene leeft, verhindert hem, werkelijk 'in de zonde te leven'.
En nu borduur ik daarop door met het volgende:
Niem.....God werkt haast altijd langs lijnen van geleidelijkheid. Neem nu 'bekering'. Bij 'het laatste avondmaal' zegt Jezus tegen Petrus: "...als gij eenmaal tot bekering gekomen zijt...versterk uw broeders.."
Wat nu....wat nu!?...Petrus wás toch al bekeerd!? Hij geloofde toch al van harte in de Here!? Dat erge....die verloochening had nog geen plaats gehad. Maar....Petrus kende zichzelf en eigen zwakheid en verdorvenheid nog niet. Hij stond nog te veel in eigen kracht. Hij moest zich ook nog van díe verkeerdheid bekeren.
Wat zien wij hieruit. Naast 'bekering' is er ook nog 'de voortgaande bekering'. Daarin leert de Heer ons in zijn genade, een heel leven lang, steeds maar exacter:'de puntjes op de i te zetten'.
En denk eens aan de 'vervulling met de Heilige Geest'. Een jongen, die in een 'Holy Ghost rally' naar voren is gegaan om zich de handen op te laten leggen, die zal toch ook niet overleggen: "Zo,,....dit heb ik nu ook weer....dat is ook weer klaar". Welnee; als het goed is, dan weet hij, dat hij aan het begin staat van een lange , heerlijke weg, een weg, waarvan ik zojuist toevallig schreef aan Talitha: "Het pad van de rechtvaardige is als het glanzende morgenlicht...dat steeds helderder straalt tot de volle dag".
En zo is het nu ook met de wedergeboorte. Het stralende eindpunt daarvan is: "Een ieder, die uit God geboren is, doet geen zonde, want het zaad Gods blijft in hem en hj kan niet zondigen".
Maar, hoewel de wedergeboorte, die kiem van een nieuw hemels leven, door God in zijn vrijmachtige genade, in ons hart wordt gelegd, is het daarmee niet gelijk gereed. Wij moeten ook in dezen 'onze roeping en verkiezing vast maken', bevestigen, (2 Petrus 1 v 10).
Op de weg naar het stralende 'voorlopige eindpunt' zal er voor een kind van God geen sprake meer zijn van' zondigen uit beginsel'. De duivel kan hem soms op een heel gemene manier terugzuigen, maar : "de rechtvaardige valt zeven maal, doch staat weer op", (Spreuken 24 v 16). ( zeven is hier een getal voor een 'volheid' van miskleunen).
En zo zijn die bijbelteksten uit 1 Johannes te rijmen met elkaar.
Niem; jij neemt waar, dat je nog zondigt. Maar je leest je bijbel met warmte en toegenegenheid. Want uit 1 Petrus 1 v 23 weet je: "....wedergeboren ...niet uit vergankelijk , maar uit onvergankelijk zaad, door het levende en blijvende woord van God"....en wedergeboren worden, ja!....dat wíl je.
En méer vervuld worden met de Heilige Geest....já!....dat wil je...
En 'dieper, steeds nmaar dieper bekeerd worden, ja....dat WIL je.
En...als het op die koninklijke weg naar het 'wenkend ideaal': helemaal en helemaal bij God horen, een keer of 'zeven keer' fout gaat, dan is daar altijd Onze Heer Jezus Christus , jouw voorspraak bij God de Vader.
Maar het einddoel van én bekering én vervulling met de Heilige Geest én wedergeboorte blijft wenken: - volop genieten van Gods genade en liefde - stralend blij zijn met reinging van schuld, herstel, heling en genezing. - Gods zaad, zijn geestelijk 'sperma' niet meer willen loslaten...nooit - in geest, ziel en lichaam het Goddelijke vernieuwingsproces beléven - eindelijk een goede boom zijn, die alleen maar goede vrucht kan voortbrengen, (Matth 7 v 18).
Zo een beetje duidelijker alles, Niem.
Je vraagt maar hoor.
Ik ben er voor om 'de heiligen steeds maar verder toe te rusten'.
Allereerst is het goed om deze twee teksten tegenover elkaar te stellen uit een groot aantal beschikbare teksten.
Jesaja 55 v 1: " Hierheen...!!!; HIERHEEN ...!!! hier is water, voor iedereen, die dorst heeft. Kom, ook al heb je geen geld. Koop hier je voedsel en eet. Kom...koop voedsel zonder geld, koop wijn en melk zonder betaling".
Johannes 6 v 44: (Jezus zei): "Niemand kan bij mij komen, tenzij mijn Vader, die mij gezonden heeft, hem bij mij brengt..."
Ja...dat willen we allemaal wel: op dat hemelse water en die hemelse wijn van bekering, wedergeboorte en doop in de Heilige Geest afstormen. En we weten best, dat we geen geld hebben, dat we niets in te brengen hebben dan lege briefjes. Maar dat hemelse voedsel van de liefde van de Drieënige God is gratis, is genadebrood, dat wij willen hébben, waar wij naar snakken.
Maar wat is dat ? Worden wij nu tegengehouden ? Is daar een hand, die ons opzij schuift. Worden we NIET bij Jezus gebracht door God de Vader ??
Wat is de oplossing: God is God. Hij is niet na te speuren. Zijn wegen zijn hoger dan onze wegen. Dat is de ene kant. Als wij bij Jezus gebracht worden, dan is het de Vader, die ons bij hem brengt. Maar hij kan ook 'niet brengen'.
En tegelijk wordt gezegd: "Je kúnt toch komen. je hebt toch benen om te lopen. Je hebt toch een dieper leven dat God toe kan juichen: "Ja...ik wil".
Die twee zijn niet te rijmen. En de oorzaak is zo groots. Wij hebben een hoogverheven God, die zo ontzaglijk is dat hij niet te omvamen is. Laten wij dan hem 'in zijn waarde laten' en niet trachten, dit gedeelte van zijn grote plan met ons te doorgronden. En laten wij tegelijk op hem toestuiven om zijn water te drinken, zijn brood te eten, van zijn wijn en melk gratis te genieten. Dat is onze kant. Mozes zei het al in Deuteronomium 29 v 29: "Wat verborgen is, behoort de HEER onze God toe; wat openbaar is, komt ons toe". En er is zo veel openbaar.
Misschien zeg je: "Nou...dun hoor...heel dun". Maar het is maar een eerste beantwoording. Er volgen er nog dertien.
Wat vraagt Jezus veel terug voor dat 'eventjes aan het kruis'
De vraag:
Kan iemand die beperkt lijden heeft ondergaan voor een ander die ander een eeuwigdurende straf opleggen bij blijvende ongehoorzaamheid?
Mijn antwoord:
Mag ik deze vraag iets anders formuleren om hem wat 'handzamer' te maken.
Komt ie:
" Waar haalt Jezus het recht vandaan om voor die paar uurtjes lijden aan het kruis van mij te eisen om hem te volgen en bij afwezigheid van dat volgen mij met de eeuwige hellestraf op te zadelen".
Deze vraag valt uiteen in de volgende deel - stellingen: - die paar uurtjes aan het kruis - ...mag in ruil daarvoor zo'n eis gesteld worden met zo'n bedreiging annex.
Mijn antwoord:
God de Zoon heeft zich van eeuwigheid bereid verklaard om voor alle mensen van alle tijden een plaatsvervangend lijden te ondergaan. In psalm 40 v 7 tot 9 lezen wij: "Offers en gaven verlangt u niet, brand- en reinigingsoffers vraagt u niet. Nee....u hebt mijn oren voor u geopend 8: en nu kan ik zeggen: ' Hier ben ik, over mij is in de boekrol geschreven' . 9: Uw wil te doen, mijn God, verlang ik, diep in mij koester ik uw wet".
En Hebr 10 v 5-10 zegt, dat het hier wel degelijk om de Christus gaat. Immers; hier staat; ....... Daarom zegt Christus bij zijn komst in de wereld: " Offers en gaven hebt u niet verlangd, maar u hebt mij een lichaam gegeven; brand- en reinigingsoffers behaagden u niet. Toen heb ik gezegd: 'Hier ben ik'. Want dit staat in de boekrol over mij geschreven: ' Ik ben gekomen, God, om uw wil te doen' ".
Alle besluiten van God vallen in zijn raad, die van eeuwigheid is. Daarom meen ik ook te kunnen zeggen, dat het altaar, dat aan Jesaja in 6 v 6 getoond wordt, het volgende voorstelt: het eeuwige bereid zijn van Jezus om het offer van zijn leven te brengen. Immers: wanneer een kool van dat altaarvuur de lippen van Jesaja aanraakt, wordt door de seraf tegen hem gezegd: - nu zijn je lippen gereinigd - nu is je schuld geweken - nu zijn je zonden tenietgedaan, ( 7). En wie kan dit anders zeggen of laten zeggen dan Jezus.
En díe Jezus heeft maar niet 'een paar uur pijn geleden aan het kruis' . Nee; het was heel anders: - van eeuwigheid bereid - van eeuwigheid onder de claim liggend van wat zou gaan gebeuren - en als het uur daar is: een kruisweg van 33½ jaar, versneld in de laatste 3½ jaar, tot het uiterste versneld, toen op 'donderdagavond' de beker werd leeggedronken en Jezus 'dood was in de misdaden en zonden', niet zijn eigen zonden, maar de zonden van misschien wel duizend miljard mensen. (Vanaf Noach.... daarvóor durft niemand een schatting te maken ....hebben er tot op heden wel 100 miljard mensen geleefd. En wie zal zeggen, hoevelen er nog in deze bedeling en in het duizendjarig rijk komen).
En al die niet te peilen geestelijke nood, die zeker een euwigheid geduurd heeft, want Gods eeuwigheid is niet te vergelijken met onze tijd, doe jij dan af met : "Die paar uurtjes pijn aan het kruis". die alleen al een intens lichamelijk lijden en een zeer diep zielenlijden inhielden, nog afgezien van het niet- te- peilen geestelijk lijden.
Nee,dat is wel het meest complete 'understatement' dat ik ooit gehoord heb.
En wie deze gave van God wegwuift en denkt, dat het met zijn zonden wel mee zal vallen in het eindgericht van Matth 25......die wordt niet door Jézus in de eeuwige rampzaligheid geworpen....; nee hij springt er zelf in.
Doe dat nu niet , mijn vriend, maar hoor tot degenen, die ingaan in de heerlijkheid van Jezus' eeuwig rijk.( Matth 25 v 34).
- Wat gebeurt er met gehandicapten die soms wel soms niet in staat zijn om het geloof te aanvaarden door hun beperkingen?
Mijn antwoord:
Het eindoordeel over alle mensen, die ooit geleefd hebben, leven of nog zúllen leven, ligt in de handen van de heer Jezus, zoals onder andere Mattheüs 25 dat aangeeft.
Zijn oordeel is volkomen rechtvaardig en Hebr 4 v 12 zegt van dat oordeel van Jezus, die naast mens ook God is, het volgende: "Levend en krachtig is het woord van God , en scherper dan een twee snijdend zwaard; het dringt diep door tot waar ziel en geest, been en merg elkaar raken, en het is in staat de opvattingen en gedachten van het hart te ontleden (13): Niets van wat geschapen is, blijft voor hem verborgen, alles is onverhuld en volkomen zichtbaar voor de ogen van hem aan wien wij rekenschap moeten afleggen".
Je kunt het oordeel over gehandicapten, die soms op jouw een zielige en verloren indruk maken, vooral wanneer zij volslagen idioot zijn, met een gerust hart aan de Heer Jezus overlaten. Niets kan er in de eindbeoordeling fout gaan. Hij, die in staat is om het innerlijk van elk mens volkomen juist in te schatten, heeft elk mens, die ooit geleefd heeft, volkomen verantwoordelijk gemaakt. Want Romeinen 1 v 19 en 20 zeggen: "Want wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. 20: Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. ER IS NIETS, WAARDOOR ZIJ TE VERONTSCHULDIGEN ZIJN".
Maar daarna heeft God ook in Romeinen 2 v 14 en volgende laten zeggen: "Wanneer namelijk heidenen, die de wet niet hebben, de wet van nature naleven, dan zijn ze zichzelf tot wet, ook al hebben ze hem niet. 15: Ze bewijzen door hun daden , dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten. 16: Dit alles zal blijken op de dag waarop, volgens het evangelie dat ik verkondig God door Jezus Christus oordeelt over wat in de mens verborgen is".
Deze laatste heerlijke tekst is niet alleen bestemd voor mensen in een ver verleden tijd in verre landen... (ik zeg bijvoorbeeld wel eens : een Indiaan in Vuurland, in de tweede eeuw voor Christus,) ....nee: de strekking is wijder. Zelfs nu, in Nederland, kunnen er ' jazeggers' zijn, bedolven onder zo'n berg rotsblokken van misverstanden, dat ze Jezus niet kunnen ontdekken. Maar ik neem wel aan, dat Jezus, door die dikke laag afleiding en leugens en 'schaamte voor de anderen' heenbrekende, hen - evenzeer als Paulus- zal brengen tot de vreugdevolle uitroep: "O...nu zie ik hem, waarnaar ik mijn hele leven heb gehunkerd".
Dus, lieve vragensteller; laat de gehandicapten nu maar aan God over en doe vooral dit: let op Lucas 13 v 23 en 24: "Iemand vroeg Jezus: 'Heer, zijn er maar weinigen, die worden gered ?' Jezus antwoordde: 'Doe alle moeite om door de smalle deur naar binnen te gaan, want velen, zeg ik jullie, zullen proberen naar binnen te gaan maar er niet in slagen".
Jezus antwoordt deze man niet eens persoonlijk. Mogelijk was het een Jood, die dacht: "Als zoon van Abraham zit ik wel goed...maar al die anderen". Laten ook wij niet denken: "Met mij zit het wel goed. Ik ben 'van het volle Evangelie' " ...of wat je maar kiest. Net zoals je hartslag weinig speling kent, zo is ook de deur naar het heil een deur met weinig speling. Maar evenals er bij die beperkte keus in hartslag binnen die ruimte plek genoeg is, zo is ook voor diegene, die Jezus liefheeft en dat in zijn leven toont, ruimte genoeg.
Eerst je vraag over 1 Samuel 19 v 9: "Maar de boze geest des HEREN kwam over Saul, toen hij in zijn huis zat, met zijn speer in de hand en David tokkelde de snaren".
Je weet het; Saul grijpt die speer, maar David- zeker wel beschermd door de Heer- weet hem te ontwijken.
Maar daarover gaat het jou nu niet. Je vriend en jij hebben tegen elkaar gezegd:
"Wastanou?!....een boze geest van de Heer God".
Nu eerst even een uitwijding Gerben. Zo dikwijls vragen mensen: "Hoe is nu toch al het verschrikkelijke, dat op aarde gebeurt, te rijmen met de almacht van God"
Kijk Gerben; De Heer God is bezig een geestelijke tempel op te richten van onvoorstelbare pracht. Maar voor elk bouwwerk is steigerwerk nodig.En....de satan en zijn boze geesten en alle slechte daden, begaan door mensen, maken deel uit van dat steigerwerk, dat toch ook nodig is om Gods schitterende, eeuwige bouwwerk te doen verrijzen.
En zo passen alle negatieve daden, die mensen en engelen voor eigen verantwoordelijkheid begaan, nochtans precies in het eeuwige raadsbestek van God, volgens hetwelk Hij zijn tempel door alle eeuwigheden heen gestalte geeft.
En....wanneer het bouwwerk gereed is en al Gods beminden daar- door zijn genade, waarin zij eeuwig roemen- zijn ingepast, dan wordt het steigwerwerk voor eeuwig weggeruimd, zoals dat gaat met steigerwerk.
En....zo bezien, doen de boze geesten niet anders dan Gods plan volvoeren.
Een voorbeeld: in het gezin van Izaí¤k ligt daar de duidelijke opdracht, bij een profetie gegeven, dat de oudste, Ezau, de jongste, Jacob, dienstbaar zal zijn. De echte zegen is voor Jacob. Hoewel Izaí¤k zeker van die opdracht zal hebben geweten, is hij vast van plan, de grote zegen aan de onverschillige bonk, Ezau, te geven, omdat hij die nu eenmaal voortrekt.
Maar Gods plan is, dat Jacob die zegen moet krijgen. En....je kent de geschiedenis , zoals ik die ken: door minderwaardig verraad van Jacob, hem ten dele ingefluisterd door zijn moeder Rebekka, ( die zich weer zal hebben laten ophitsen door een boze geest)komt de grote zegen toch bij Jacob terecht. Gods grote plan gaat door, maar wat hebben Rebekka en Jacob voor hun grove zonde moeten boeten. Rebekka heeft haar dierbare zoon nooit meer teruggezien en Jacob kreeg vroeg en laat van Laban een 'koekje van eigen deeg'. Het 'steigerwerk van hun zonden' had gediend om Gods plan te verwezenlijken, maar wat hebben deze steigerbouwers voor hun zonden moeten boeten!
Nu terug naar die boze geest. Die boze geest is wel een schepsel van God, maar de boosheid van die geest vindt in God niet zijn oorsprong. De Heer gebruikt deze boze geest om Saul te tuchtigen en te straffen. Zo kan dus gezegd worden, dat deze geest 'van de HERE kwam'. Alles geschiedt naar de raad en wil van God....
Hier volg ik dus de onderaantekeningen bij de 'Nieuwe vertaling'.
Maar de boze geest vindt deze opdracht wel lekker. Uit eigen aandrift komt hij Saul benauwen en beangstigen. Hij doet de boosheid naar eigen behagen en voor eigen verantwoording. De Heer gebruikt de boze geest naar zíjn wil in zíjn dienst, maar het is de boze geest, die naar eigen begeren het boze werkt, en het is ook Saul zélf, die door eigen zonde en schuld de boze geest vat op zich geeft.
Gerben; je eerste vraag acht ik zo genoegzaam beantwoord. Wil je aanvullende informatie, dan ben ik altijd bereid om die te geven.
De bijbel was oorspronkelijk wel waar en Gods woord, maar: - nu is hij onder de helemaal veranderde omstandigheden verouderd - de bijbel is ook achterhaald door de steeds vorderende wetenschap - de bijbel is door allerlei ingebrachte interpretaties bij talloze vertalingen onherkenbaar veranderd , vergeleken bij het ooit bestaan hebbende oorspronkelijk.
Ik ga op deze belangrijke stelling binnenkort in.
Daag Ger
Mijn antwoord:
Dat argmument: 'door de veranderende omstandigheden helemaal verouderd' is echt niet houdbaar. Als je toch al die bijbelse mensen ziet, met hun flinkheid soms en bangheid dikwijls; je zou daarvoor mensen uit de tegenwoordige tijd kunnen invullen. En dan al die Spreuken van Salomo. Het zijn er duizend. En eigenlijk allemaal wel: vol lering voor elke situatie vandaag. En het Hooglied. De zuivere liefde van een plattelandsmeisje voor een dorpsgenoot. En ook koning Salomo kan haar door zijn rijkdom niet van haar ' innig geliefde' aftrekken. En aan het eind vinden de geliefden elkaar in een rein begonnen huwelijk. Zo'n les in normen en waarden voor vandaag-de-dag nog. Och en zo zou ik kunnen doorgaan. Maar je kunt de bijbel eigenlijk allen maar steeds meer liefhebben en alle antwoorden voor alle tijden daaruit putten, wanneer je hem met een liefdevol-, geestelijk open hart leest.
En dan: 'door de wetenschap achterhaald'. De moderne wetenschap staat verwonderd over de wijze hygiënische maatregelen, die de Heer in Leviticus gaf; met een cultische betekenis annex, omdat de Israelieten dat beter begrepen. Maar toch: maatregelen bij melaatsheid, besnijdenis in zijn hygiënische betekenis in die stoffige landen, niet- aanraken van lijken of dierenkadavers, geen gemeenschap bij menstruatie, huwelijksregels ter voorkoming van inteelt, ach noem maar op. God wist toen al, wat de medische wetenschap in een moeizaam proces van eeuwen bezig is, zich eigen te maken.
En tenslotte dat 'onherkenbaar veranderd zijn bij al die talloze vertalingen'.
Maar al die vertalingen grijpen terug op het oorspronkelijk. En als er een ouder document wordt ontdekt, nog meer vlak bij het verdwenen origineel liggend, dan wordt dat oude, meer zuivere, meer oorspronkelijk document gebruikt. Het gaat nooit over 'vertalingen van vertalingen', maar altijd geldt: terug naar de grondtekst. Zeker: er werden in de vertaling soms 'eigen gedachten 'gelegd. Maar die verdwenen wel bij een volgende vertaling, omdat een latere generatie weer andere stokpaardjes had. Een voorbeeld: De statenvertaling van 1651 (?) zag met ergernis, dat er eigenlijk niets over 'de kinderdoop' in de bijbel stond. En om toch ergens een suggestie te wekken, dat de kinderdoop wél in de bijbel stond, werd Markus 16 v 16 als volgt vertaald: "Wie geloofd zal hebben en gedoopt zal zijn". Ach; een klein stoutigheidje, verder een beste vertaling. Maar in 1951 schreef men: "Wie gelooft en zich laat dopen", misschien wel wat overtrokken om zich vooral maar van die eerdere vertaling te distantiëren. En in 2004 werd het weer anders: "Wie gelooft en gedoopt is".
Oude stokpaardjes verdwijnen, nieuwe komen ervoor in de plaats en verdwijnen ook weer, maar de oersterke tekst gaat toch van geslacht op geslacht over.
Neen hoor, lees de bijbel en die bijbel maakt je blij, zoals hij miljarden mensen vóor jou heeft blijgemaakt en nog miljarden mensen ná jou..
Wat handel jij dat systematisch af; nu psalm 2 dus.
Dat de psalm van de Heer Jezus getuigt, is wel zeker. Maar daarbij is nog weer een fijn onderscheid: er zijn teksten in de bijbel, die direct van de Heer Jezus getuigen, denk aan Jesaja 53. Maar er zijn ook teksten, die over een gebeuren met een aardse koning spreken en die in onze tijd, in het licht van alles, wat later gebeurde, als 'indirect Messiaans' worden aasngemerkt.
We zouden hier kunnen spreken van 'indirect Messiaans. Er is een nieuwe koning gekomen in Israel en dat is gebeurd in een tijd van allerlei nationale en internationale beroeringen. En nu zegt de dichter van allerlei dingen over die nieuwe koning van Israel. Je mag daarbij bedenken, dat de koning van Israel in een heel apart licht stond. Immers; er waren voorspellingen, dat eens de grote Bevrijder zou opstaan als nazaat van de vigerende koning. Daarom waren troonbestijgingsliederen altijd wat 'geweldig', bombastisch zouden wij dat noemen. De bovenliggende gedachte is deze: wat zijn er toch internationale spanningen rond de troonbestijging van onze koning. Maar dat is toch dwaasheid. Onze koning is de drager van grote beloften. Hij is de voorloper van de grote 'Bevrijder' en diens licht straalt nu al op onze koning af. Hij is door de aan hem bewezen eer eigenlijk als een zoon van God te beschouwen en zijn aanwijzing tot 'de heilige troon' is bij wijze van spreken een 'verwekken door God tot deze hoge eer'.
Maar wij gaan nu na in hoeverre deze psalm al iets van Onze Heer Jezus Christus vermeldt.
En wie denkt bij dat eerste: "Waarom woelen de volken en zinnen de natií«n op ijdelheid? De koningen der aarde scharen zich in slagorde en de machthebbers spannen samen tegen de Heer en zijn Gezalfde". ...wie denkt níet aan de spannende eindtijd. Dan zal de antichrist boze geesten doen uitgaan over de gehele aarde en van alle kanten zullen volken aansnellen voor een vruchteloze, vreselijke strijd tegen de Heer Jezus en tegen God, (Openbaring 16 v 13 en 14). En er is de algemene gezindheid van rebellie, die er al in de antichtrist en in de boze geest, die hem bezielt huist. (Openb 13 v 6). Maar nu wordt de kreet wereldwijd: "Laat ons hun banden vcerscheuren en hun touwen van ons werpen".
Want de liefdebanden, waarmee God de zijnen tot zich trekt, worden door de vijanden van God en degenen, die gemene zaak maken met de kern van het verzet, gezien als knellende banden.
Maar niemand van die mensen realiseert zich, dat tegen de Almachtige God, die hemel een aarde geschapen heeft en wienst wegen hoger zijn dan onze wegen, omdat Hij van een andere, een eeuwige dimensie is, geen strijden baant. En dat de HERE lacht en hen bespot, moet je niet zo zien, dat daar boven in die andere wereld een soort sadist huist. Nee; het is in menselijk taal uitgedrukt, hoezeer de Heer God ver, peilloos ver verheven is, zelfs boven een machtig iemand als de antichrist, tezamen met de verschrikkelijke geest, die in hem huist.
En dan komt de Heer ten gerichte. En Hij giet zijn toorn uit over het rijk van de antichrist en zij zijn op staande voet van trotse brallers aan het worden tot verliezers. Maar in hun nood blijven zij God lasteren, (Openb 16 v 10 en 11).
God heeft zijn eeuwige plannen: de Heer Jezus, dezelfde, die eenmaal dat woord sprak: "Het is volbracht", zal als president de hele wereld regeren.
In de bovenlaag van deze psalm is het nu de koning, die sprekende ten tonele wordt gevoerd. Ik ga daar nu even aan voorbij. Ten diepste is het de Zoon van God, die je hoort spreken naar aanleiding van het eeuwig raadsbesluit van God, dat al vastligt voor tijd en ruimte werden geschapen. De Zoon van God, de Tweede Persoon van het Goddelijk Wezen zegt hier; "Mijn Vader, God, heeft tot Mij gesproken en gezegd, dat Hij het is, die Mij van eeuwigheid verwekt heeft tot zijn Zoon. En in het kader van ons tweegesprek heeft God tegen Mij gezegd, dat Ik over alles zal regeren en dat alles onder mijn voeten wordt gesteld. En ook de vijandige macht, die zich eens tegen Mij zal stellen, zal ik overwinnen"
En dan is dit de gevolgtrekking: het is beter, elk verzet tegen de Heer God te staken en goede raad aan te nemen. Het is goed en aanbevelenswaardig om de Heer God met eerbied en liefde te dienen en je te verheugen in de goede toekomst met Hem....een vreugde, wél doorhuiverd van zorgvuldigheid om dit grote goed niet te verspelen.
Het is ook goed om de Heer Jezus te begroeten met een kus van liefde, overdrachtelijk, geestelijk gezien dan. Zonder de Heer Jezus in je innerlijk ga je op de dikwijls moeilijke levensweg gegarandeerd te gronde. Je kunt het risico niet nemen, dat zijn toorn zich tegen jou richt, omdat je zijn bescherming niet wilt aannemen. Dat ontbranden van zijn toorn kan heel spoedig geschieden. Ook jonge mensen kunnen door een dodelijk ongeluk getroffen worden.
En waarom zou je "Nee" zegen tegen de grote Verlosser. Het is immers goed om bij Hem te schuilen.
Hes; deze psalm is nu actueel. Er zijn in deze tijd zoveel tendenzen, die een mens aan het denken zetten: is het soms al de tijd van de zeven bazuinen. Anderen zouden kunnen zeggen: "Ach.....dat dachten ze in het jaar duizend ook al". Maar voor de goede waarnemer is het wel 'zeker': bíjvullen die kruiken met de olie van de Heilige Geest die we toch al door de genade van God bij ons dragen door de vervulling met de Heilige Geest.
Vraag; Zou reïncanatie niet een rechtvaardigheid van God kunnen zijn jegens die mensen, die nooit van hem, laat staan van Jezus, hebben kunnen horen en die dus eigenlijk 'onverdiend' naar de hel moeten.
Dan zouden zij in een volgend leven een herkansing kunnen krijgen.
Antwoord:
Leuk bedacht dat er eigenlijk zo'n 'regeling' zou moeten zijn. Maar: - wat hier wordt voorgesteld, is onmogelijk. De bijbel spreekt niet over reïncarnatie, zegt zelfs in Prediker 11 v 3: "Naar welke kant een boom ook valt, naar het noorden of zuiden, hij blijft liggen op de plaats waar hij valt".
En toen de bomen van 'de rijke man' en 'de arme Lazarus' vielen, bleven zij voor eeuwig op de plaats, waarheen ze gevallen waren. De rijke man kon het 'nog niet eens overdoen'.(Lukas 16)
Maar de Heer heeft een andere 'regeling getroffen': Allereerst staat er in Romeinen 1 v 19 en 20: " Wat een mens over God kan weten is hun bekend omdat God het aan hen kenbaar heeft gemaakt. Zijn onzichtbare eigenschappen zijn vanaf de schepping van de wereld zichtbaar in zijn werken, zijn eeuwige kracht en goddelijkheid zijn voor het verstand waarneembaar. Er is niets waardoor zij te verontschuldigen zijn".
Alle mensen, die ooit geleefd hebben, leven of zullen leven, zullen uit de schepping weten, dat er niet zomaar een 'iets' is, maar een 'Iemand'.
Maar wanneer zo de gehele mensheid tot doelgroep is gemaakt en niemand zich kan beroepen op: "Ik heb het niet geweten", is er ook nog Romeinen 2 v 14 en volgende: "Wanneer namelijk heidenen , die de wet niet hebben, de wet van nature naleven, dan zijn ze zichzelf tot wet, ook al hebben ze hem niet. Ze bewijzen door hun daden, dat wat de wet eist in hun hart geschreven staat; en hun geweten bevestigt dit, omdat ze zichzelf met hun gedachten beschuldigen of vrijpleiten. Dit alles zal blijken op de dag waarop volgens het evangelie, (Matth 25), dat ik verkondig , God door Jezus Christus oordeelt over wat er in ieder mens verborgen is".
Dit houdt dus in dat God alle mensen, die ooit, waar dan ook, (al was het in het huidige Oezbekistan in de vijfde eeuw voor Christus), geleefd hebben, verantwoordelijk houdt en aan hen de minimale gegevens heeft verstrekt over zijn scheppingsmacht.
En voor allen heeft hij de mogelijkheid tot redding gegeven, wanneer zij naar het beginsel, dat in hun hart was, "ja" zeiden tegen God.
Er zijn niet meerdere levens mogelijk of nodig. In dit leven kunnen alle mensen behouden worden, wanneer zij naar de mate van hun inzicht God liefhebben en daardoor een goed werkend geweten hebben.
Deze mensen zullen, de Heer Jezus in zijn glorie ziende, Matth 25, weten, dat hij het was, op wien zij ongeweten hun hoop hadden gevestigd.
Ik had een vraag.Is vanuit het geloof hypnosen verkeerd?Om je dingen die redelijk van belang zijn weer boven te laten komen?Om zo een trauma beter te kunnen verwerken
Mijn antwoord. Achter elkaar kreeg ik twee vragen: - is 'roken' een zonde - is 'cremeren' een zonde. - en nu dus: is 'je laten hypnotiseren' een zonde.
MIjn antwoord zal zich naar dezelfde regels richten als bij die eerdere vragen. Lees de betreffende antwoorden maar eens door. Je zult ook Engelse tekst tegenkomen, maar dat mag in de tegenwoordige tijd geen overgroot bezwaar meer zijn.
Allereerst: het woord hypnose komt in de bijbel niet voor, eenvoudig omdat dit begrip nog niet bestond, of- als het al voorkwam- niet in de bijbel ter sprake is gekomen.
Hoe omschrijft 'de Winkler Prins' hypnose.: ............... Hypnose is een toestand van verlaagd bewustzijn, waarin zeer vele mensen door suggestie gebracht kunnen worden. Deze suggestie kan: - alleen in woorden worden gegeven - ook in woorden, ondersteund door suggestieve maatregelen als het laten fixeren van een punt in de omgeving. In de hypnotische toestand is de patiënt uitermate suggestibel. Hypnose mag alleen door uiterst deskundigen worden toegepast. .......... Dat klinkt allmaal 'bloedlink'. Allereerst : gedoe op de kermis en in zalen is so wie so al iets waar je verre van moet blijven, maar dan: Hoe gevaarlijk een en ander kan zijn, blijkt uit Amerikaanse voorbeelden, waarin mensen met onzuivere, 'naam willende maken' bedoelingen..... (en zeker geen betrouwbare degelijke deskundigen) ....een onder hypnose gebrachte persoon zich een situatie van 'verkrachting door de eigen vader' aanpraatten, wat grote schade veroorzaakte, ook toen werkelijk deskundigen het 'over de schreef gaan' hadden bewezen en de naam van de vader was gezuiverd. Maar er bleven altijd mensen, die zeiden: "Waar rook is, daar zal ook wel vuur zijn.".
Hypnose is niet iets om luchtigjes overheen te stappen. maar ontkend kan niet worden, en het is ook een zegen van de Heer, dat de medische wetenschap op alle mogelijke terreinen vordert.
En een uiterst liefdevolle, deskundige, liefst Christelijke specialist zou met de nieuwste hypnosetechnieken wellicht- zonder enige pressie in een bepaalde gewenste richtng -mogelijk in staat zijn om een naar de diepe lagen van de persoonlijkheid verbannen indruk vlot te trekken.
Ik wil elke vorm van hypnose niet zonder meer naar het rijk van het occultisme verbannen. Ik zeg zeker niet: 'je onder hypnose laten brengen' is een zonde'.
Maar ik volg weer de lijn die ik ook bij 'roken' en 'crematie' volgde. Voor een Christen, die zich uitstrekt naar diepe bekering, wedergeboorte en doop met de Heilige geest, zijn er zoveel heerlijker oplossingen.
Als er nu toch ergens een deskundige is, dan is het de Heer God wel. Psalm 139 vertelt van hem dat hij: - ons kent en doorgrondt - van verre onze gedachten doorziet - met al onze wegen vertrouwd is - ons geboorteproces heeft begeleid, (13) - ons in zijn boek had geschreven, toen er nog geen van onze dagen bestond (NBG).
Wij - door de genade van God- 'dieper ingeleiden' ...... ( en nu komt er iets heel parmantigs) ....(Hebr 13 v 10) "Wij hebben een altaar waarvan zij die in de tent dienst doen niet mogen eten".
Met 'die in de tent dienst doen', wordt bedoeld: "zij die ten dieptste het volle heil in Christus niet kennen".
Door de genade van God mogen Christenen- toch eigenlijk wel álle Christenen- zeggen; "Vader....wilt u wat in het diepste van mijn hart verborgen ligt, aan de dag laten komen, zodat uw helend licht ook daarover kan schijnen. Dat hoeven niet altijd zonden te zijn Heer, maar ook ooit opgedane ervaringen, die nooit verwerkt zijn en altijd pijn zijn blijven doen, zonder dat wij wisten, wat en hoe en waarom".
En dan kunnen wij ook nog even denken aan David. Wanneer hij enkele heel hevige dingen gezegd heeft in psalm 139 zegt hij, beetje geschrokken misschien23 en 24) "Doorgrond mij, God en ken mijn hart, peil mij, weet wat mij kwelt (!), zie of ik geen verkeerde weg ga, en leid mij over de weg die eeuwig is".
De beste, meest integere hypnotiseur blijft toch altijd amateurswerk leveren, vergeleken bij hem, die in onze Heer Jezus Christus onze Vader wil zijn.
We mogen nu dus even spreken over dat intrigerende getal: 666:
Eerst even de teksten: Openbaring 13 v 16-18: En het (beeld van het beest) maakt, dat aan allen, de kleinen en de groten, de rijken en de armen, de vrijen en de slaven, een merkteken gegeven wordt op hun rechterhand of op hun voorhoofd, en dat niemand kan kopen of verkopen, dan wie het merkteken, de naam van het beest, of het getal van zijn naam heeft. Hier is de wijsheid: wie verstand heeft, berekene het getal van het beest, want het is een getal van een mens, en zijn getal ís: ZESHONDERDZESENZESTIG.
Tom....wat een heerlijk geheimzinnigs iets...dat getal!!
Er zijn al zoveel woordspelletjes mee gedaan, maar dat is de bedoeling niet.
Kijk; een bekeerd, wedergeboren, met Gods Geest vervuld mens gaat een merkteken dragen. Zulke mensen nóemen niet alleen de naam van de Heer, maar zij breken ook met de ongerechtigheid, (2 Tim 2 v 19). Zij krijgen geleidelijk aan een positie, die wel iets lijkt op die van Noach, de prediker van de gerechtigheid in de wereld van de voortijd, (2 Petrus 2 v 5).Zij zijn met de Heilige Geest van de belofte verzegeld, (Openb 7 v 4). Reken maar, dat 'kenners' iets van die verzegeling zien in de uitstraling van zulke gezegenden; en de kenners zullen zeggen; "Ha....een levensgeur ten leven" of "wegwezen jongens; een doodsgeur ten dode", (2 Cor 2 v 16).
Je ziet hier dus al, dat het 'teken' een geestelijke zaak is, niet met het natuurlijke oog te zien, al zal zelfs het natuurlijke oog iets bemerken van de rust, die de gekenden van de Heer (Galaten 4 v 9). uitstralen.
Maar in de eindtijd tekent zich een tegenbeeld van de ware gemeente af. Zoals in de ware gemeente de lijn loopt van God via de Heilige Geest, die Gods heilig kind Jezus ten volle doordringt en aan Onze Heer Jezus Christus een zalige gemeente geeft, zo is daar ook iets heel verschrikkelijks. De duivel, 'de aap van God', geeft al zijn kracht en macht aan het beest, een walgelijke, zeer sterke geest van occultisme. En die dodelijke geest beheerst geheel en al... is deel van een mens, de antichrist. En die antichrist schept zich een gemeente, een tegengemeente, die genoemd wordt: het beeld van het beest. En door het lidmaatschap van die tegengemeente krijgen de 'gemeenteleden' van die verschirikkelijke 'antikerk' ook een 'teken' - zij breken niet met de ongerechtigheid, nee....ze worden er éen mee - zij zijn geen predikers van de gerechtigheid, maar van de ongerechtigheid. - ze zijn niet met de Heilige Geest van de belofte verzegeld...nee zij zijn gebrandmerkt door de geest van de antichrist. In hen werkt de wetteloosheid. Er wannneer er wordt gezegd: "Een teken aan hun voorhoofd of aan hun rechterhand", dan bedoelt dit te zeggen: hun hele denken en handelen staat rechtstreeks onder invloed van het rijk van de duisternis. Hun wereld is niet 'het koninkrijk van God', maar 'het koninkrijk van de antichrist'. Die tegengemeente omvat mensen uit alle schakeringen van de wereldbevolking, evenals de ware gemeente zijn kleinen en groten enz kent. (11 v 18).
De volgelingen van de antichrist haten en smaden, in navolging van hun kwalijke meester, (Danií«l 7 v 25). de goddelijke wetten. Deze mensen noemen het kwade goed en het goede kwaad; zij stellen de duisternis voor als licht en licht als duisternis. Zij doen bitter doorgaan voor zoet en zoet voor bitter. Daarom roept Jesaja het 'wee' over hen uit, (5 v 20).
Reken maar, dat ook zó'n merkteken zichtbaar zal zijn voor degenen, die er oog voor hebben. En in de eindtijd zullen 'het goede teken van God' en 'het kwade teken van de antichrist zo duidelijk zijn, dat er heel veel mensen 'feeling voor zullen hebben.
In 'het rijk van het kwaad' zal het voor de volgelingen van 'het goede teken' niet meer leefbaar zijn. Ze zullen daar zogezegd niet meer kunnen kopen en verkopen. Gelukkig worden zij door God bewaard in die verschrikkelijke tijden.
Maar Tom....je zult zeggen: "Dat is nu allemaal best wel aardig Ger, maar kom nu eindelijk eens voor de draad met '666' ".
Tom; ik gaf al een aanwijzing: het zijn geen 'lettertjes op je voorhoofd', maar het is een geestelijke zaak.
En kijk nu eens naar 17 v 9. daar wordt gesproken over 'de zesde kop', die van het occultisme.
Je zult zeggen: "Ach....occultisme...zo oud als de mensheid".
Maar daar lígt een sleutel. In Nebukadnezars tijden werd afschuwelijke afgoderij bedreven via een afgodsbeeld. Dat afgodsbeeld had al 'buitenmenselijke' vormen, het was tien maal zo hoog als breed, (Danií«l 3 v 1), maar het was een beeld, een afgod.
En nu is dit het kenmerk van de volstrekte eindtijd. Het gaat nu niet meer om indirecte aanbidding van demonen door middel van afgoden, maar om directe gemeenschap met de draak, (de duivel) en het beest, (het occultisme) langs paranormale weg. De antichristerlijke kerk is een spititualistische kerk. Vroeger had men nog wel eens contact met -zogenaamde- overledenen, (maar men sprak in feite met de demonenen, de kwade machten, die zich vermomden als zodanig). Maar hier is: - rechtstreekste doelbewuste aanbidding van de duivel - rechtstreeks doelbewust contact met satan.
- En terwijl de ware gemeente rechtstreeks doelbewust, de Geest van God, God zelf aanbidt... - en terwijl de ware gemeente rechtstreeks contact heeft met God... - zo is dat bij de tegengemeente bewust precies andersom.
En om die tweevoudige verdieping van het occutltisme aan te geven, daarom gebruikt Johannes nu niet het getal '6' , om daarmee eenvoudig de zonde van occultisme aan te geven, maar met '666' accentueert hij de tweevoudige verdieping van dit verschijnsel.
Tom; je weet nu eens te meer, wat je te doen staat: verdieping en activering van je bekering...streven naar wedergeboorte en doop in de Heilige Geest.
Wannner, tijdens je geloofdsopbouw, ontrvang je de Heilige geest
De vraag
14 Toen de apostelen in Jeruzalem hoorden dat de inwoners van Samaria het woord van God hadden aanvaard, stuurden ze Petrus en Johannes naar hen toe. 15 Nadat ze waren aangekomen, baden ze dat ook de Samaritanen de heilige Geest mochten ontvangen, 16 want deze was nog op niemand van hen neergedaald; ze waren alleen gedoopt in de naam van de Heer Jezus. 17 Na het gebed legden Petrus en Johannes hun de handen op, en zo ontvingen ze de heilige Geest.
Hoe moet je dit lezen? Blijkbaar is het niet zo dat je de Geest ontvangt wanneer je gelooft! Maar hoe/wanneer dan wel??
Het antwoord.
Kan je het wellicht zo zien: Eind augustus verzamelen zich bij elke Havo/ Vwo een groep 'brugpiepers'
En hoe gaat dat dan verder: - er zijn altijd uitvallers, drop-outs, die je nooit meer tegenkomt daar. Vroeger of later vallen ze af, verlaten de school zonder 'startkwalificatie'.
Een aantal gaat vroeg of later ' éen of meerdere toontjes lager zingen'. VWO wordt onbereikbaar. Er wordt gas teruggenomen naar HAVO, of VWO. Maar toch: een 'startkwalificatie'.
Slechts een deel van die brugpiepers zijn er op de huldigingsavond van de geslaaden VWO.
En daar ontvouwen ze hun grote plannen: welke vervolgstudie het zal worden.
En wanneer je dan verder gaat ondezoeken, blijken er in verdere stadia weer een aantal voor de voortgezette studie niet voldoende in huis te hebben aan karaktervastheid enz.
Dit kan toegepast worden op de gang van het evangelie in mensenharten. Daarover uit de bijbel nu eerst een kleine toelichting. Matth 13 v 47: "Het is met het koninkrijk van de hemel als met een sleepnet dat in een meer werd geworpen en waarmee allerlei soorten vis werden gevangen. Toen het net vol was , trok men het op de oever en ging men zitten om de goede vis in kuipen te doen; de slechte vis werd weggegooid".
Nu weet ik wel, dat de volgende tekst begint met: "Zo zal het gaan bij de voltooiing van deze wereld..." , maar ook voor het tijdelijke is er een les uit te halen.
De Korte Verklaring schrijft: "De prediking van het koninkrijk trekt allerlei soorten van mensen aan. De vissers laten zich daardoor echter niet ophouden. Straks , wamnneer het net op het strand getrokken wordt, zullen zij rustig het goede van het ondeugdelijke afzonderen".
Een beetje kil voorbeeld. maar in het geval van de mensen, die met het evangelie in aanraking komen, sorteert de vis zich, gaande het proces zélf uit.
In massa-campagnes komen van de vele aanwezigen toch hele stromen mensen naar voren, die zich laten vangen in de netten van de blijde, eeuwige, gelukkigmakende, boodschap.
Maar sommigen van de samengebrachten zie je nooit meer ergens. Zij zijn de ' drop outs' voor eigen verantwoording. Er zijn er ook, die de naam van Jezus tot hun heil blijven aanroepen. Ze worden wel zalig voor de eeuwigheid, want de bijbel zegt: "Wie de naam des Heren zal aanroepen, die zal behouden worden",(Hand 2 v 21)
Maar er is zoveel heerlijks dat dan niet openbaar wordt.
Zo zijn de bekeerden voor een ogenblik al eerder weg, (Matth 13 v 21) en nu zijn ook de minimummensen , zij met een 'minimum-startkwalificatie' in de voor hen bestemde 'vaten' om het bijbels voorbeeld maar eens te gebruiken.
Maar er zijn ' doordouwers', die door allerlei moeilijkheden echt bekeerd worden tot in het diepst van hun 'inner person', hun geest. En wanneer dezulken doorgaan met trouw bijbellezen, komt het tot zo iets heerlijks als ' de wedergeboorte', (1 Petrus 1 v 23).
Maar als dat niet verder gaat en als het daarbij blijft, dan komt er een wat betere startkwalificatie dan' diploma vwo'....dan wordt het bijvoorbeeld MAVO.
Maar dan de knaap, die wel wil verder komen, ( maar dat 'willen' is dan toch ook weer anderzijds genade van God, want stof tot roemen is er nooit). Hij krijgt oog voor de doop in de Heilige Geest, net als die mensen in Handelingen 8. vanaf vers 4. Ze hadden zich al laten dopen, (12); Ze waren vol vreugde, , belangstelling en ontzag; (6)...maar de Heilige Geest ontbrak nog. Die ontbrak ook aan die sympathieke volgelingen van Johannes de Doper in Efeze , (Hand 19)...die Heilige Geest kwam niet automatisch, die moest uitgestort worden.
En de persoon , die zich laat dopen met de Heilige Geest, die gaat werken met de Geestesgaven en de Geestesvrucht, die komt zeker wel aan zijn geestelijk Havo- of VWO- diploma toe. (bij wijze van spreken).
En zelfs dán is er nog gelegenheid om te mislukken en te blijven steken. Hebr 6 spreekt over zulke mensen, - ze zijn door het licht van God beschenen, - ze hebben geproefd van de gaven van de Geest - ze hebben een inkijk gehad in nog wachtende geestelijke schatten - en toch zijn ze nog ergens gestruikeld, ( 4 - 6 ). Iedereen kent ze wel; de mensen in het natuurlijk leven, die bijna jurist of dokter of(enz)...zijnde, toch ergens moesten afhaken door een gebrek , een tekort, een fout, een pekelzonde of wat dan ook, die alsniog aan de dag trad.
Tracht ernaar, steeds met de Heer door te gaan, voll liefde, blijdschap en vrede in je hart. Blijf geduldig en vriendelijk. Blijf trouw en mild, heb zelfbeheersing in alle zware proeven, die wachten . En genade zal je binnenbrengen in steeds meer heerlijkheden, hoewel hier benden gemengd met verdrukkingen.
Lees mijn bijbelstudies, toevalligerwijze vooral de laatste, net vandaag voltooid. ( Betreft de Hollandse editie, die al verder is dan de Vlaamse).
Hoe leer ik nu eens, met mijn hele hart op God te vertrouwen
Dag Lilith,
Wat was ik blij met je brief. Eindelijk eens níet over Openbaring...allemaal van die zware vragen, al beantwoord ik die graag en is het mijn speciale gebied van interesse..maar: zo'n eenvoudige, lieve vraag: "Hoe leer ik om met mijn hele hart op God te vertrouwen?"
Kind...wat denk je van psalm 9 v 11: "Daarom vertrouwen op U, wie uw náam kennen, want Gij hebt nooit verlaten, wie U zoeken o HERE"
Lilith....om de Heer te vertrouwen, moet je toch iets van Hem wéten. Ik ken jou persoonlijke omstandigheden niet, maar stel, dat er nu eens een jongeman in je leven zou komen, dan zou toch ook voor hém gelden: "O....wat zou ik graag met mijn hele hart op hem vertrouwen".
En de enig goede basis lijkt mij, dat je in de verkeringstijd zijn karakter leert kennen.
Wel; en nu zegt de Heer: "Leer nu mijn naam eens kennen".
Dat houdt dit in Lilith, dat je best kunt gaan beginnen te vertrouwen op de Heer, maar dat dit vertrouwen 'body' krijgt, wanneer je hem leert kennen.
Stel, dat een jongedame.... ik maak het nu meer abstract allemaal, ik abstraheer van jou ....een jongen tegenkomt, waarvan de eerste indruk is: "Juist de jongen, die ik zoek", dan gaat zo iemand toch niet over éen nacht ijs. Zij polst hem met woorden en overdenkt zijn reacties: - hij praat wel plat - maar hij heeft wel een lieve stem - maar al te veel woorden heeft hij niet; zijn woordenschat lijkt me niet groot - enz enz.
Zo is het goed om met de Heer God een gesprek te beginnen...gewoon een gebed te beginnen en te zeggen: "Lieve Heer God....wilt U mij eens wat meer informatie geven over Uzelf".
Alle kans, dat er dan gedachten bij je opkomen: "Maar Hij heeft mij toch een liefdesbrief geschreven :de Bijbel".
Want evenals een meisje haar jongen beter leert kennen uit de e-mails, die ze wisselen, zo leer je de Heer God beter kennen uit jouw gebeden naar Hem toe, aan de antwoorden, die Hij in jouw gedachten legt en aan zijn brieven aan jou.
Nu zou je kunnen zeggen: "Ik heb al eens geprobeerd te lezen uit de Bijbel, maar toevallig kwam ik in het boek Job terecht en dat was allemaal erg moeilijk en onbegrijpelijk".
Maar Lilith; zou dít een idee kunnen zijn: ik heb in 'Vraag het Ger' al 2500 antwoorden gegeven in serie 1 tm 10 en al die antwoorden zijn allemaal te bereiken. In al die antwoorden samen gaan wij de hele bijbel door en er komen vele basisvragen aan de orde.
Wanneer je die eens zou bestuderen, bijvoorbeeld aan de hand van de vragenverzamelingen, dan krijg je een veel beter inzicht in de naam van God, die zijn Wezen uitdrukt. Dan leer je ook zien, dat die naam Liefde is, zoals zijn Wezen liefde is. Dan ga je ontdekken, dat God nooit zijn liefde duidelijker aan ons betoonde, dan toen Hij onder de naam 'Onze Heer Jezus Christus' bij ons kwam wonen en altijd bij ons wil blijven.
En als je zo de naam kent, dan ga je ook steeds vaster op de Heer God vertrouwen.
Lilith...blijf hier komen, dan wandelen wij samen verder in die prachtige hof van de Heer. Dan kan ik je uit mijn jarenlange ervaring veel schatten, veel geestelijke heerlijkheden ,tonen.
Openbaring 9 v 3: "En uit de rook kwamen sprinkhanen op aarde tevoorschijn en hun werd macht gegeven, gelijk de schorpioenen der aarde macht hebben".
Je kunt het eigenlijk helemaal volgen en begrijpen, wat hier gebeurt. Eerst ziet Johannes de rook; daarna komt de rook dichterbij en onderscheidt hij in de rook de details. En die liegen er niet om. Het verderf kruipt over de hele aarde voort. Bij aarde nu niet zozeer denken: "Hé...dus afgelegen gebieden als Tristan da Cunha worden er uiteindelijk ook door bereikt".
Nee....over de hele mensenzee, die niet door een levend, Geestvervuld geloof met de Heer God is verbonden, trekt deze rook als een sprinkhanenzwerm. De boze geesten uit de afgrond, zo lang geketend en wetend, dat zij binnenkort weer geketend zullen worden, proberen met hun verstikkende, vergiftigende druk alle geestelijk leven op aarde te vernietigen.
Wie heeft de mensheid dit kunstje geflikt om deze uiterst onwelkome zwerm te ontketenen. De spititualistische 'antikerk', het 'beeld van het beest', heeft zoveel kennis van de kwalijke kant van de geestenwereld, dat zij deze massale invasie weet op te roepen. En deze boze geesten krijgen macht. Ja; wanneer de mensen zélf deze geesten gaan oproepen, dan geeft God aan deze kwade krachten ook macht. In Romeinen 1 v 24 staat immers ook, dat God mensen in hun hartstochten aan onreinheid heeft overgegeven...enz..om te doen , wat niet betaamt, (v 28).
Naast alles leeg etende en alles rovende sprinkhanen worden deze opkomende machten ook vergeleken met schorpioenen. Een vrolijk beestje. De Christelijke Encyclopedie schrijft over dit ongedierte: "Hij heeft acht poten en meestal ook acht ogen. Voor de mondopening bevinden zich twee grote scharen, die in wezen het tweede kaakpaar vormen. Het achterlijf eindigt in een kromme, holle gifstekel, in verbinding staande met gifklieren. Dit achterlijf kan over de rug gekromd worden en de stekel komt dan ter hoogte van de kop. De prooi wordt met de scharen gegrepen, omhoog geheven, met behulp van de grote ogen gekeurd en dan door een of meer steken verlamd of gedood. (Even tussendoor: toen ik in Afrika werkte, kwam het daar wel voor, dat mensen door schorpioenen werden gebeten. Zulke mensen gingen dan hallucineren, raakten helemaal buiten zinnen).
Geestelijk vertaald betekent dit: - de demon, die langs de weg van het spiritisme wordt opgeroepen, krijgt zijn slachtoffer volkomen in zijn greep - dit slachtoffer wordt als het ware gebiologeerd door de grote, duistere ogen. - dan verlamt de kwade macht zijn prooi.
In deze boze tijden kunnen alleen degenen, die met de Heilige Geest gedoopt zijn en die het zegel van God op hun voorhoofd hebben, door de kracht van de Heilige Geest op bovennatuurlijke wijze strijden en weerstand bieden.
Iemand zou kunnen zeggen: "Zeg Ger....weet je niets leukers dan ons de stuipen op het lijf te jagen met deze ongein".
Lui; terwijl ik het allemaal neertyp, voel ik ook de onbehaaglijkheid. Maar ...nu alles zo gelopen is door de aard van de voortgaande vraagstelling...gemixt met allerlei andere vragen ,werk ik toch 'de vijfde en ook de zesde bazuin' maar af. Deze dingen staan toch niet voor niets in de bijbel.
En ik herhaal maar weer: "Wees gewapend. Dan hoef je nooit in die duistere ogen te zien".
Nog zou iemand kunnen vragen: "Komt er dan niemand doorheen dan de 'fronttroepers'?" Ook gewone Christenen overleven en worden gered, maar 'als door vuur'.(1 Cor 3 v 15). En....wanneer de commando's van de Heer Jezus opvaren in de onzienlijke wereld om hun Heer te ontmoeten en samen met Hem in triomf terug te keren, worden zij vol verbazing om hun plotseling blijkende heerlijkheid gezien door anderen, (2 Thess 1 v 10)
Een beetje spijtig idee: "Ik had hierbij kunnen zijn".
Maar goed; je bent er nog. En op de aarde-in-herstelling gaan de Christenen, die geen stoottroepers wilden of konden worden, nochtans een blijde toekomst tegemoet, als zij in hun nood de naam des Heren hebben aangeroepen.
Zeg nu niet, mensen: "Haalt Ger dáar even 'de druk van de ketel'. Nu weet ik het wel weer; kalmpjes aan....er zullen voor mij heus geen schorpioenen zijn. Ach wat.....de soep wordt niet zo heet gegeten als hij wordt opgediend".
Niet doen lui. Blijf streven naar een tien.... uiteraard niet uit werken der wet, maar uit geloofswerken, door God ingegeven, (Jacobus 2 v 14) Dan heb je in ieder geval speling.
Zeg niet: "Zachtjes aan, dan breekt het lijntje niet. Een zes kan ook wel".
Met 'zes' heb je zo helemaal geen speling hí¨, als je begrijpt, wat ik bedoel.
Op deze vraag zo spoedig mogelijk mijn antwoord. Ger
Eigenlijk een veelbesproken onderwerp, maar nog niet op HQ tegengekomen: ROKEN
Hoe staan jullie hier tegenover? Wel of niet roken? Kan dit als Christen? Is het Bijbels gezien verantwoord? Is het een afknapper in de liefde of ergens anders in?
Vertel!
Hallo....
Sommige bijbelteksten kunnen ons ergens op het spoor zetten van een antwoord.
Ik denk nu allereerst aan nieuw-testamentische teksten met daarin het woord 'zwakke', als zelfstandig naamwoord, althans in de NBG, in de NBV is dat wel eens anders..
Romeinen 14 v 1: "Aanvaard mensen met een zwak geloof zonder hun overtuiging te bestrijden".
Deze tekst kan ons alleen maar zijdelings dienen, want het gaat hier over spijswetten en zo. (Nader zal blijken, dat ik aan deze tekst al genoeg had).
Zondag zag ik na de sam enkele jonge, krachtige , veelbelovende samenkomst bezoekers buiten een sigaret opsteken. In mijn ogen waren deze jonge lui zwak in het geloof, omdat iedereen toch uit alle berichten kan weten; - dat roken je hersencapaciteit aantast, zodat je minder slim wordt dan je zou kunnen worden - dat roken de basis legt voor allerlei enge ziekten - enz enz - en dus in tegenspraak is met het duidelijke bijbelse gegeven, dat je je lichaam , als een tempel van de Heilige Geest in de best mogelijke conditie dient te houden. Maar ik aanvaardde deze jonge mensen van ganser harte en ging niet naar hen toe om iets van dat roken te zeggen. Innerlijk bad ik sterk voor hen. Achteraf kreeg ik nog een zelf-corrigerende gedachte: ja maar; ik snoep misschien wel iets te veel en ik zorg in dat opzicht ook niet voldoende voor de conditie van mijn lichaam. En ik nam mij voor, en sprak daarover ook een gebed uit, dat ik allerlei dingen zou kunnen laten staan.
Ik had dus hun 'overtuiging' of hun 'verslaving': "Ïk moet toch doorgaan met roken" niet bestreden, want Prediker 8 v 5 zegt:: "Een wijs mens doet alles op de juiste tijd, want hij weet: voor alles wat er gebeurt is er een juiste tijd".
Zeg nu niet: "Gunst, wie zegt nu van zichzelf dat hij een wijs mens is". Maar iemand die al vele jaren met zijn Heer leeft , mag dit zeggen, wetende, dat ook dit genade is. Christenen mogen dus best roken, zolang de verdieping van hun geloofsleven ze nog niet over deze zwakheid heen heeft gezet. Geef ze de tijd. Bid voor ze . Laat ze even met rust. Misschien is het inderdaad een reageren op tegenvallers op enig gebied. Breng dat eventueel in je gebed in.
Maar ik denk dat het bijbels gezien verantwoord is om maar niet te veel over God te praten met deze geloofsgenoten, maar wel veel met God te praten over deze geloofsgenoten.