Beverse Weetjes in een andere taal lezen klik hier.
Dropbox
Druk op onderstaande knop om een foto en bijhorende tekst te versturen.
E-mail Beverse Weetjes
Uw vereniging organiseert een activiteit, u hebt iets te vieren, u hebt een nieuwtje te melden... Druk op onderstaande knop en stuur uw activiteit...., door.
E.H. Luc Suys was de laatste pastoor in Beveren-Leie. Van 1990 tot eervol ontslag in 2011. Eind april 2014 ging hij zich in zijn geboortedorp, Lauwe vestigen. Overleden op 12 december 2016.
Schijn bedriegt...
Schijn bedriegt soms zozeer dat je zou willen dat mensen, net als levensmiddelen, voorzien waren van een etiket met de ingrediënten.
Bron: Blog Valerieke's Ditjes en Datjes
Plaatselijke info
Onderwijs
Beverse verenigingen
Leonard Lodewijk De Bo Beveren-Leie 27-09-1826 Poperinge 25-08-1885 Klik hier om het Westvlaamsch Idioticon te lezen
Pleckerke ligt op ons kerkhof begraven onder een berg arduin en processie en tuinfeest zijn weggedeemsterd tot al vager wordende herinneringen. Enkel De Leievrienden blazen nog, fleuriger en snediger dan ooit.
Door de jaren heen heb ik een hele verzameling doodsprentjes bij elkaar geharkt. Je zou er zeker meer dan een meter hebben, moest je ze allemaal netjes na elkaar rechtop zetten. Sommigen vinden dit maar een lugubere collectie. Ze bekijken me eens vragend als ik daarvan vertel. Als ze durfden zouden ze eens veelbetekenend op hun voorhoofd tikken. Ik vermoed dat ze het laten omwille van de vriendschap. Er is nochtans niets akeligs aan die hobby. Alleen moeten we daaruit besluiten dat ook ons eigen doodsprentje misschien ooit in dergelijke verzameling zal steken. Wat is daar nu voor afschrikwekkends aan?
Slechter ware als we hier moesten blijven rondlopen met onze kwalen en hinken en hijgen als versleten paarden. Sommige van die doodsprentjes zijn reeds oud. Honderd jaar en erboven. Ja, in die tijd stierven de mensen ook. De doodsoorzaken? Vuur in de buik. Verknoopte darm. Cholera of tyfus. Bloed dat in water veranderd was van het verschot. Sommigen kwamen doodgewoon om van honger, of omdat ze te oud geworden waren om nog verder te leven. De doodsoorzaken zijn nu moderner, maar ze maken een mens evengoed dood als een eeuw geleden.
Als schooljongens hadden we natuurlijk een afschuw van dode mensen. Niet van doodsbeenderen echter. Dat zijn twee heel verschillende zaken. Als we er kans toe zagen, maakten we op het kerkhof jacht op bovenliggende doodsbeenderen. Het eerste lijk dat ik gezien heb, was dat van pastoor Lebbe zaliger. We moesten met de hoogste klassen gaan kijken toen hij gestorven was. Ze hadden hem een albe en een kazuifel aangetrokken en hem op een schoon praalbed gelegd in een kamer van zijn Van zijn pastorie. Lebbeke lag vreemd stil en zijn gelaat stond streng. Strenger dan we het bij zijn leven ooit gezien hadden. We waren blij toen we weer buiten stonden, want dat was ons Lebbeke niet meer.
Hoe dikwijls hadden we pastoor Lebbe niet gezien, toen hij op een of andere kant van het dorp een stervende ging berechten. De koster of een misdienaar stapten voor hem uit met brandende lantaarn en lieten helder belgetingel over de stille velden en wegen huppelen, Waar ze voorbijtrokken kwamen de mensen uit hun huis en knielden eerbiedig voor het Allerheiligste dat Lebbeke op zijn borst droeg. Voor wie zou het deze keer zijn. Ze vroegen het zich meewarig af en oogden de in het wit geklede gestalten na, tot ze aan de hoek of een kromming van de weg verdwenen waren.
Als de zieke in kwestie zijn pijp nog niet uitgeklopt had tegen de volgende zondag, werd hij op de preekstoel gerikmendeerd (nvdr in de gebeden aanbevolen). Lebbeke schoof dan zijn bril op het voorhoofd, neep zijn ogen toe en zei dat een gebed gevraagd werd voor die of die, onder de gerechten van onze Moeder de Heilige Kerk. Dat van die gerechten was een zonderling iets en we snapten het eigenlijk niet zo goed. We wisten echter drommels goed dat je een vogel voor de kat was, als ze dat woord voor jou bezigden.
Wij schoolkinderen maakten er ons echter geen zwaar hoofd in en de grote mensen eigenlijk evenmin. Na de hoogmis filosofeerden die maar wat over de berechte, onder het drinken van druppels en pinten in een der dorpsherbergen. Jaja, hij heeft zijn ogen maar meer toe te nijpen. Hij ligt op zijn laatste en zal algauw zijn pak gaan maken. Och, we moeten er allemaal komen. Er leven gene meer van over honderd jaar. Doe ze nog maar eens vol, Suzanne! Weldra meer