Hier is dan deel 43 en tevens het laatste van deze reeks.
'Kroniek van zeven zonnige jaren'. Stonkie kon vertellen dat je er uur en tijd bij vergat. Van de oude tijd, toen alles veel goedkoper was en de mensen nog content waren. Van gevaarten en tegenkomsten op zijn nachtelijke strooptochten langs veld en beemd. Van gemeenschappelijke kennissen die al jaren bij de Heer waren. Af en toe speekte hij eens in de kolenbak. Een dun straaltje dat hij heel precies mikken kon. Ik heb dat ook nog geprobeerd, maar verder dan tot wat zeversel op mijn kin heb ik het nooit gebracht.
Ik heb dikwijls bij Stonkie gestaan als hij in zijn schuurtje aan het dorsen was met de vlegel of aan het tremelen met de tremelmolen. Vooral die tremelmolen was een ware tentatie. Hij werkte met een zwengel en een paar tandraderen en binnen in de houten kast zat een as met schoepen. Als je maar rap genoeg aan de zwengel draaide, joegen die schoepen wind over het gedorsen graan of het gebote lijnzaad dat in de tremel gegoten werd. Het kaf werd aan de achterkant van de molen buitengejaagd en graan of zaad reuzelden door de schuddende zeven naar beneden.
Ik ben eens met mijn pink tussen de tandraderen van Stonkies tremelmolen terecht gekomen. Een diepe wonde natuurlijk. Moeders onfeilbare remedie van lelieblaadjes-op-cognac deed het ook hier, alhoewel nu nog altijd een litteken zichtbaar is. Tiste, Stonkies broer, was van heel ander allooi. Hij leek deftiger. Nooit kwam hij buiten zonder jas. Je kon hem aanzien dat hij eigenlijk Jean-Baptiste heette. Tiste was niet zo dikwijls op straat te zien als Stonkie van de Roopoorte. Hij zou ook nooit bij grootvader Vandenbroucke binnengegaan zijn voor een koutje bij de buizestoof, maar als ze elkaar ergens ontmoetten, konden ze ellenlange gesprekken houden over het weer.
Vreemd hoe die oude buitenmensen van toen het weer konden voorspellen. Het was net of ze het roken aan de lucht of aan de grond. Of ze het aflazen uit het zeilen van de wolken, de vlucht van de vogels, of de kleur van de morgen- of avondhemel. Let op wat ik je zeg, Vandenbroucke: rood voor zon, regen voor avond! De zonne gaat rood onder, Vandenbroucke. Morgen waait het. De zwalms vliegen hoog, Tiste. Het zal vlagen! Het verwarmt, Tist: we krijgen sneeuw! Hun weerspreuken leken onuitputtelijk. Ze hadden gemakkelijk elk blaadje van de Druivelaar van een zegsel kunnen voorzien.
Clotje was de huishoudster en de herbergierster van de Roopoorte. Onze Clotter - zei Stonkie als ze het niet hoorde. Het was een klein vernepen wijveke dat altijd in zijn handen wreef alsof het iets plezierigs verwachtte. Met profijtige pasjes dribbelde het over de vloer en even profijtig vulde het pinten en glaasjes voor de stamgasten die een kaartje kwamen leggen in de ruim twee eeuwen oude Roopoorte. Mensen die het konden weten zeiden dat Clotje in haar tijd een schoonheid geweest was. Een ware herbergprinses. Ze had gevrijd ook. Heellang zelfs. Maar ja... !
Ook Remi Mahieu en zijn vrouw Mathilde Haerinck hebben we altijd een schalkse genegenheid toegedragen. Ze woonden in een laag en ietwat verzakt huisje, daar waar het oude Kerkwegeltje de Barmstraat dwarste. Het was een van die plaatsen waar we water gingen bedelen als de dorst ons in zijn greep kreeg. Remi ging met een stok of met krukken. Zijn benen wilden zijn zwaar gestuikt lijf niet te best meer dragen. Hij liep nooit ver natuurlijk. Dat was te lastig. Als het goed weer was zat hij altijd ergens buiten te zonnen. Op het lage hondekot langs de gevel, of tegen de hoge berm langs de Barmstraat. Hij had een hard leven achter de rug. Labeur op het geleeg van steenovens en zoo die zon op zijn oude versleten botten moet hem deugd gedaan hebben.
Tiele, zijn vrouw, was daarentegen bijna altijd op schok. Je kwam haar altijd ergens tegen in het dorp, een zware boodschappentas in de hand en gaan als een beurzensnijder. Was er ergens in huis of stal een plaag die gediend moest worden, dan sprak men Tiele ervoor aan. Ze trok dan op bedevaart naar de heilige onder wiens jurisdictie de plaag ressorteerde, deed er haar devoties en kwam welgezind weer naar huis. Tiele was eigenlijk altijd welgezind en altijd wist ze hele resems te vertellen. Je moest soms wel een beetje geduld hebben. Dat is waar.
In die tijd kwam Tiele wekelijks grootvader afhalen om samen karnemelk te gaan halen op het Hoveke bij de Verschueres. Dat staat me nog altijd levendig voor de geest, omdat het zulk een koddig paar was zoals ze dan opstapten. De ernstige zwijgzame grootvader Vandenbroucke die schreed met lange trage passen en daarnaast de kwetterende Tiele met haar korte dribbelpasjes.
Toen de dood Remi van zijn eeuwige pijnen in rug en benen was komen verlossen, heeft Tiele het nog een hele tijd uitgehouden. Ze was van bijzonder taai ras. Het kwam wel zo ver dat ze niet alles meer verstond wat men zei, maar haar lustig gekwebbel heeft ze nooit gelaten. Meer dan waarschijnlijk is ze kwebbelend bij haar Remi gearriveerd, aan de overkant van de grote schreef.
Adieu dan oude speeltuin! Ik sta weer voor het raam. Boven, aan de achterkant van het huis. Net zoals ik deed toen ik deze herinneringen begon neer te schrijven. Weer vlaagt wind over door regen verzopen land. Najaarswind dit keer. Waar hij toen echter nog onbelemmerd over bloot kouterland kon jagen, joelt hij nu om de huizen die er intussen gebouwd werden.
Het gaat inderdaad snel op ons dorp. Heel snel. Het gelijkt in niets meer op de plaats waar mijn generatie haar kinderjaren gesleten heeft. Grauwe najaarswolken drijvend over het land. Het beste weer om vaarwel te zeggen. Om afscheid te nemen van beelden die in niets meer aan de werkelijkheid beantwoorden.
Deze herinneringen aan onze kindertijd? Dit doorbladeren van oude prentenboeken? Het lijkt mooi en het was ook werkelijk mooi. Maar heimwee is een slechte gids. Als mijn eigen kinderen nu vertellen over hun kindertijd, krijg ik de indruk dat die minstens even mooi was als de mijne. Iedere generatie heeft haar speeltuin. Telkens opnieuw en telkens anders. Maar daarom niet minder aantrekkelijk.
Het aantrekkelijke ligt in het vermogen van het kind om van alles een spel en een sprookje te maken. Mijn kleinkinderen dartelen thans door de speeltuin van hun leven. Ik hoop dat ze er met evenveel genoegen kunnen aan terugdenken als wij. Wat kan een grootvader beter wensen. Sint-Hubertusdag 1979 M. Debrouwere.
23-06-2010, 00:00 geschreven door Beverse Weetjes
|