Veertigste feest van de cultuurraad Voor de veertigste keer zet de Waregemse cultuurraad zijn laureaten in de bloemetjes. Zowel jubilerende verenigingen, bijzondere prestaties als verdienstelijke personen worden bekroond op zaterdag 2 maart 2019 om 20.00u. in de Schouwburg van Cultuurcentrum De Schakel.
Koninklijke Muziekvereniging De Leiezonen uit Desselgem viert hun 125-jarig bestaan, VTB Fotoclub en Sint-Gregorius Zanggilde (gemengd koor nvdr) vieren hun 50-jarig bestaan en ook Initiatief Waregem bestaat 25 jaar. Germain Courtens bewees dan weer zijn jarenlange inzet voor het Bevers Harmonieorkest. Steffi Marreel haalde de eerste prijs in de kunstwedstrijd Arnoevoo en Pieter Fraeyman toonde zijn wijnkennis en werd bekroond als Sommelier van het jaar. VTI Waregem haalde met enkele klassen podiumplaatsen in de Robocontest in Kortrijk en leerlingen van het Heilig-Hart College wonnen een award op het internationaal theaterfestival in Malta. Lotus Decraene (8) mocht België vertegenwoordigen op het wereldkampioenschap schaken in Santiago De Compostella. Mauro Iacopucci (11) uit Beveren-Leie won de Vlaamse wiskunde olympiade klik hier.
Uittredend voorzitter Nico Vandenberghe wordt in de bloemetjes gezet voor zijn algemene verdienste voor het Waregemse cultuurleven & zijn jarenlange inzet (meer dan 35 jaar!) als voorzitter van de cultuurraad klik hier.
Tijdens het feest van de cultuurraad worden de huldigingen afgewisseld met een optreden van de Koninklijke Muziekvereniging De Leiezonen en diverse projecties van de gehuldigden. Nadien volgt een receptie, aangeboden door de Waregemse cultuurraad. Toegang is gratis. Iedereen is welkom op deze jaarlijkse prijsuitreiking van de cultuurraad.
De geschiedenis van de Sint-Gregorius Zanggilde (tot 1972) ligt al geruime tijd in ons schuif en kunnen we naar aanleiding van 50 jaar gemengd koor publiceren. Daarvoor danken we de Beverse heemkundigen, in het bijzonder wijlen Michel Debrouwere die de toelating gaf om dit ten gepaste tijde eens te publiceren. Dat doen we in enkele delen, weldra dan ook het vervolg.
"Oorsprong, Groei en bloei van het Beverse St.-Gregoriuskoor (deel 1) Proloog Het Sint-Gregoriuskoor maakt zich op om over een paar maanden het gouden zangersjubileum te vieren van Arthur Kerkhove, zijn voorzitter, en daarbij tevens André Nolf te feesten die reeds vijf en veertig jaar koster van onze parochie is. Tuur en de koster! Twee zielen in een zak. De een gehuwd met Maria en de andere met Anna Ducatteeuw. Twee mensen die onopvallend en alsof het de gewoonste zaak van de wereld was, hun jarenlange dienst bij het koor hebben verricht.
Hoevelen kunnen op zulke prestatie terugblikken? Is dit niet weggelegd voor de allerbesten en allertrouwsten? Velen zijn gekomen en velen zijn gegaan tijdens hun ambtsperiode. Aan allen hebben ze even gul hun vriendschap geschonken. En de vriendschap van zulke mensen is een voorrecht. We zijn er dankbaar om. Omdat het Sint-Gregoriuskoor een koninginnestuk in hun leven is, willen we pogen bij deze gelegenheid de geschiedenis ervan vast te leggen. Geen dode geschiedenis, want het koor is altijd sprankelend van leven geweest. Tevens willen we kort het leven omheen het dokzaal schetsen zoals het in vroegere tijden geweest is. Het koor immers is de bekroning van een jarenlange ontwikkeling. Volgaarne dragen we deze geschiedenis dan op aan: - Arthur Kerkhove, de voorzitter. - André Nolf, de koster-orgelist. - Gentiel Callewaert, de dirigent. - al de vrienden en vriendinnen van het zangkoor, waarbij we zelf het beste deel van ons leven gesleten hebben. Michael. Beveren-Leie, januari 1972 Een stuk voorgeschiedenis . Wat we weten over de Beverse Kosters. We mogen gerust een beetje breedsprakerig beweren dat de oorsprong van de kerkzang in Beveren in de nevelen der tijden verborgen ligt. Daarmee is meteen duidelijk gemaakt dat we er geen sikkepit over te vertellen hebben. Inderdaad! En hoe zou het anders kunnen trouwens. Er wordt voor het eerst van een Beverse kerk gesproken in het jaar 964 en dan moeten we zevenhonderd jaar wachten tot we de eerste koster bij name vermeld vinden. Die koster is PIETER VANDEPUTTE. Pieter zong zijn hymnen en psalmen in het laatste kwart van de jaren zestienhonderd. Van alles wat daaraan voorafging weten we helemaal niets af. Toch is het zo klaar als een klontje dat Pieter Vandeputte tientallen voorgangers gehad moet hebben. Wat is een kerk nu zonder koster? Wat moet een pastoor aanvangen zonder iemand die de gewaden voor hem klaarlegt, de kannetjes vult en 's Heren lof zingt op velerlei tonen en wijzen?
Omstreeks het jaar 1720 vinden we ANTOON VANDEPUTTE vermeld als koster. Deze Antoon was vermoedelijk de zoon van Pieter. Hij woonde in de afspanning" Het Leckerke" op de oude plaats. We hebben derhalve niet veel moeite om aan te nemen dat toenmalige kerkzangers hem gulhartig hun zondagse drinkpenning zullen gegund hebben. Na Antoon Vandeputte schijnt het kosterambt zowat een voorrecht geworden te zijn van de familie D'hont. Zie maar: - WILLEM D'HONT omstreeks 1735. - JAN D'HONT omstreeks 1760. - PIETER D'HONT omstreeks 1780.
Al deze kosters hebben hun ambt nog uitgeoefend in de kerk die er gestaan heeft van circa 1250 tot 1781. Pieter D'hont was door de Gentse Sint-Pietersabdij zelfs belast met de verkoop van afbraakmateriaal toen die kerk eenmaal werd afgebroken. Deze Pieter was het ook die de eerste koster werd in de nieuwe kerk, net zoals André Nolf het werd in de kerk die in 1970 in gebruik werd genomen. Omstreeks de tijd van de Franse Revolutie was het de beurt aan V.T.COUSSELIN om de Beverse gelovigen te stichten met zijn gezang en orgelspel. Een beste naam zal deze Cousselin bij de toenmalige Bevernaren niet gehad hebben. Het waren bange jaren toen. De Fransen waren ons komen "bevrijden" van de Oostenrijkers en de kasteel¬heren, en in ruil daarvoor sleepten ze uit onze kerken en kloos¬ters alles weg wat maar een schijntje van waarde had. Van de priesters eisten ze ook een eed van trouw aan de Franse Republiek. Die priesters waren evenwel niet al te happig naar die eed. Hadden ze immers niet gehoord hoe brutaal de bevrijders in hun eigen land met de geestelijkheid omgesprongen waren? Hadden vluchtelingen geen verhalen gedaan over kerken die ont¬heiligd werden en over kloosterlingen die werden verjaagd en zelfs gehalsrecht ? Neenee, op die Franse Sansculotten hadden onze pastoors het niet begrepen en de sterken onder hen wei¬gerden dan ook de eed af te leggen.
Zo een sterke was Petrus Delahousse, onze toenmalige pastoor. Hij vertikte het de eed af te leggen, alhoewel hij heel goed wist welke narigheid hij zich hiermee op de hals zou halen. Koster Cousselin was evenwel een andere mening toegedaan. Hij oordeelde het heel wat veiliger platte broodjes te bakken met de bezetter en hij ging zelfs zo ver pastoor Delahousse te verzoeken zijn pastorij te verlaten, omdat hij daar zelf een school wilde openen. Wilde de pastoor niet? Goed! Maar dan moest hij zien dat hij het klaarspeelde met de Franse gendarmes.
Delahousse zwichtte en ging zich op afgelegen hoeven en in de bossen verschuilen. Zal Cousselin het dan niet grondig bij de Bevernaars verkorven hebben? Die hebben immers angstvallig zorg gedragen voor hun voortvluchtige pastoor. Vijf jaar leefde hij ondergedoken en nooit heeft iemand hem aan de Franse gendarmes verklikt, alhoewel er een prijs op zijn hoofd was gesteld. In alle geval hoefde Cousselin zijn kostersambt niet uit te oefenen tijdens die beruchte Beloken tijd. De kerk was gesloten en alles wat ook maar enige waarde had was door de Fransen weggesleept. Over Cousselin hebben we verder nooit meer iets gehoord. Omstreeks 1830 vinden we FLORENTINUS SURMONT vermeld als koster. Hij was geboortig van Helkijn, en was de schoonvader van Ivo Depoorter, de eerste onderwijzer aan de Beverse Gemeentelijke Jongensschool. De eerstvolgende koster die we dan tegen het lijf lopen is PETRUS BOUCKAERT. Dit dan omstreeks 1870. Vermoedelijk zullen er tussen hem en Florentinus Surmont nog wel een paar andere kosters dienst gedaan hebben, maar tot op heden hebben we er geen spoor van gevonden.
Die Petrus Bouckaert was een Beverse Boerenzoon, alhoewel de familie uit Lendelede herkomstig schijnt te zijn. Hij was gehuwd met Eugenie De Bo, de jongste zuster van deken Leonard-Lodewijk De Bo, en woonde met zijn gezin op de hoeve langs de Gentse Steenweg waar ook de deken geboren was. Na Petrus Bouckaert, die te Desselgem overleed op 11 april 1900 kregen we ACHIEL VANDElJEGHE als koster. Die vertrok op 8 september 1900 naar Ledegem, omdat hij dacht daar kansen op een ietwat weelderiger belegde boterham te hebben. De Beverse kosterij moet in die dagen vermoedelijk een armtierig geval geweest zijn. Vijftienhonderd inwoners slechts in de parochie en geen van allen erg rijk. Nog dat eigenste jaar 1900 kwam LEO SCHOTTE onze kosterloze pastoor uit de nood helpen. Hij was de zoon van de koster van Jonkershove. Leo ging op de Plaats wonen en, om zijn mager kostersloon wat bij te werken, verkocht en repareerde hij horloges en bood zijn diensten aan als drukker. Lang bleef koster Schotte niet aan zijn horloges morrelen. Zijn naaste buur immers was Karel Dewaele en samen met hem begon hij weefgetouwen in elkaar te steken. Tenslotte liet Leo zijn orgel voor wat het was en vertrok in september 1907 naar Harelbeke, waar hij samen met Karel de getouwenfabriek Schotte-Dewaele oprichtte.
Enkele jaren later had hij een ongeval met zijn motorfiets en schijnt aan de gevolgen daarvan overleden te zijn. Leo Schotte was de broer van onze meester Marcel Schotte en de vader van de nog in Beveren geboren pater Antoon Schotte, thans missionaris in Singapore".
|