mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
08-02-2011
God is liefde
Godsdienst is voor de mens een vorm van opium die hij
zichzelf toedient. De rechtvaardigheid die moet bedongen en soms bevochten
worden, stelt hij uit tot later, wanneer ze automatisch zal opgelegd worden
door God: het nieuwe Jeruzalem. De rituelen en het slaafs volgen van de
kerkelijke voorschriften is dan de garantie dat bij de eindafrekening de
gelovige aan het langste eind zal trekken. Het godsdienstig verhaal is ook een
manier om de plaats van de mens in het universum te duiden en de samenhang der
dingen; er is een metafysica die de fysica verklaart. Dat ontslaat de mens van
verder nadenken over de materie en de sociale verhoudingen: alles is immers van
bij den beginne vastgelegd door een almachtig hoger wezen; wetenschappelijke verklaringen
zijn overbodig, zinloos zelfs; economische, sociale en politieke vernieuwing
zijn overbodig en contestatie is uit den boze: er is immers niets te winnen in
het ondermaanse, alles wordt bepaald door het tijdloze, het hiernamaals. Men
moet er dus alles aan doen opdat de godsdienst zou floreren en de maatschappij
op theocratische basis inrichten.
De kerken spelen handig in en bouwen voort op een
voorwetenschappelijke manier van denken die de mens spontaan aankleeft. De
priesterkaste en vele acolieten parasiteren op die goedgelovigheid. Toch is elke
zinnige mens in staat dat primitieve denken te overstijgen, gewoon op basis van
het gezond verstand. Het metafysische model is immers onbevredigend, het hangt
met haken en ogen aaneen, het zit vol interne tegenspraak en steunt
uiteindelijk op een blind aanvaarden van een geopenbaarde waarheid. Ook als
inspiratie voor sociale actie is het niet efficiënt: godsdienst moet
uiteindelijk steeds aanleunen bij de gevestigde macht, anders kunnen de kerken
niet overleven, zij zouden bestreden worden door de burgerlijke macht of door
rivaliserende kerken.
Het religieus discours is dus gekenmerkt door vaagheid,
oncontroleerbare apodictische uitspraken, mysteries, metafysische
bespiegelingen en een kinderlijk idealisme dat gelooft dat alles in orde zal
komen als iedereen zijn best doet, als we elkaar maar graag zien, als we onze
aandacht maar richten op het schone, het goede, het nobele. Het grote woord is
liefde. Het is een panacee, een dooddoener. Deus caritas est. Christus heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn
leven voor hen gegeven heeft. God heeft de mens zo liefgehad dat hij zijn eigen
zoon heeft gezonden. Wij moeten elkaar liefhebben zoals onszelf, we moeten
zelfs onze vijanden liefhebben. Als we iets willen begrijpen, moet dat gebeuren
door liefde. Als mensen samenleven, kan dat alleen goed aflopen als ze elkaar
liefhebben. Alles draait om de liefde, lees het maar bij Paulus:
1 Korintiërs 13,1-13 De liefde
1 Al sprak ik de talen van alle mensen en die van de engelen
had ik de liefde niet, ik zou niet meer zijn dan een dreunende gong of een
schelle cimbaal. 2 Al had ik de gave om te profeteren en doorgrondde ik alle
geheimen, al bezat ik alle kennis en had ik het geloof dat bergen kan
verplaatsen had ik de liefde niet, ik zou niets zijn. 3 Al verkocht ik mijn
bezittingen omdat ik voedsel aan de armen wilde geven, al gaf ik mijn lichaam
prijs en kon ik daar trots op zijn had ik de liefde niet, het zou mij niet
baten.
4 De liefde is geduldig en vol goedheid. De liefde kent geen
afgunst, geen ijdel vertoon en geen zelfgenoegzaamheid. 5 Ze is niet grof en
niet zelfzuchtig, ze laat zich niet boos maken en rekent het kwaad niet aan, 6
ze verheugt zich niet over het onrecht maar vindt vreugde in de waarheid. 7
Alles verdraagt ze, alles gelooft ze, alles hoopt ze, in alles volhardt ze.
8 De liefde zal nooit vergaan. Profetieën zullen verdwijnen,
klanktaal zal verstommen, kennis verloren gaan 9 want ons kennen schiet
tekort en ons profeteren is beperkt. 10 Wanneer het volmaakte komt zal wat
beperkt is verdwijnen. 11 Toen ik nog een kind was sprak ik als een kind, dacht
ik als een kind, redeneerde ik als een kind. Nu ik volwassen ben heb ik al het
kinderlijke achter me gelaten. 12 Nu kijken we nog in een wazige spiegel, maar
straks staan we oog in oog. Nu is mijn kennen nog beperkt, maar straks zal ik
volledig kennen, zoals ik zelf gekend ben. 13 Ons resten geloof, hoop en
liefde, deze drie, maar de grootste daarvan is de liefde.
Dat klinkt misschien goed, maar niet als je het aandachtig leest. Probeer het eens?
Ik voor mezelf heb er geen enkele moeite mee om te bekennen dat wanneer men over de liefde spreekt, ik geen flauw idee heb waarover men het precies heeft. Liefde is voor mij een zo goed als onbruikbaar begrip. Het dekt zovele ladingen, kent zoveel interpretaties, dat niemand goed weet wat ermee bedoeld is. Een uitdrukking als : God is liefde, Deus caritas est, is voor mij dan ook totaal onbegrijpelijk en irrelevant, het brengt niets bij aan mijn verstaan van God.
Categorie:God of geen god?
06-02-2011
Brahms compleet
Aimez-vousBrahms? vroeg Françoise Sagan ooit, maar dat is lang geleden en wie heeft er zelfs toen het boekje gelezen? Wie kent haar nu nog?
Brahms kennen we beter, denk ik. We hebben zeker allemaal al iets van hem gehoord. Meer dan waarschijnlijk was dat zijn meeslepende en opgewekte academische feestouverture, die gebaseerd is op studentenliederen zoals Gaudeamus igitur. Zeker de ouderen onder ons kunnen die zo mee neuriën. Ook zijn Hongaarse dansen zijn vrij populair, op piano of omgezet voor orkest. Wat mij steeds het meest plezier geeft bij het beluisteren van zijn muziek is zijn gulheid. Zijn composities voor orkest zijn altijd ruim bemeten, geen nouvellecuisine voor hem. Dat blijkt ook uit zijn figuur. Die leent zich uitstekend tot karikaturen. Hij hield van de klassieke keuken. Daarin vind je genoeg room en boter in de saus om je cholesterolgehalte voor enkele weken in de stratosfeer te doen belanden. Brahms is niet zuinig met de instrumenten, er spelen er altijd een heleboel tegelijk, of met zijn melodieën die steeds verrassen en charmeren. Kortom, zijn muziek is welig en aangenaam.
Op een dag, heel lang geleden was ik samen met mijn oudste broer aan het schilderen op een zolder die hij had ingericht als kinderkamer. Op de radio hoorden we een stuk kamermuziek dat ik niet kon thuiswijzen. Bij de afkondiging bleek het om een sextet van Brahms te gaan. Ik herinner me mijn reactie van toen nog: het lijkt wel Beethoven, maar het is hem niet. En dat is nog steeds zo: Brahms heeft goed naar Beethoven geluisterd, maar hij is daarbij niet blijven stilstaan, hij is verder gegaan op de weg die zijn grote voorbeeld had ingeslagen. Jarenlang heb ik, misschien mede daarom, Brahms wat links laten liggen. Waarom naar een epigoon (dat is een geleerd woord voor een navolger) luisteren als je het origineel bij de hand hebt?
Later is dat veranderd en heb ik echt zin gekregen in Brahms, zodat ik nu volmondig bevestigend kan antwoorden op Françoises vraag: oui, je laime bien, moi, Brahms.
Johannes Brahms werd geboren in Hamburg in 1833. Zijn vader was daar stadsmuzikant en moest allerlei officiële gelegenheden op alle mogelijke instrumenten luister bijzetten. Daarnaast speelde hij om den brode in restaurantjes en zelfs havencafés. Maar zijn begaafdheid en zijn ambitie brachten hem hogerop en uiteindelijk werd hij contrabasspeler in het stedelijk orkest, dat ook in de opera speelde. Zoon Brahms kreeg een goede opvoeding, ook muzikaal, maar moest met vader mee in de cafés en de schouwburgen. Zijn talent werd al heel vroeg duidelijk. Op zijn tiende was hij al bekend als wonderkind aan de piano. Toen hij eenentwintig was trok hij samen met een violist te voet door Duitsland en speelde overal waar hij kon; dat was dan Bach, Beethoven, populaire stukken, maar ook zijn eigen muziek, alles uit het hoofd, natuurlijk. Hij ontmoette tijdens de reis de beroemde Josef Joachim, violist en concertmeester, die hem bewonderde en hielp. Hij kwam ook in contact met Liszt, maar tussen die twee en ook met Wagner heeft het nooit geklikt. Het werd er niet beter op na een controverse over muziek, die in de pers enorm opgeschroefd werd. Kunst, en zeker klassieke muziek was toen een belangrijk onderwerp van gesprek en ook in de media.
Brahms werd door Joachim geïntroduceerd in de kringen van het echtpaar Robert Schumann en Clara Wieck. Dat was een zeer gelukkige ontmoeting van rasmuzikanten die elkaar uitstekend aanvoelden en heerlijk konden samenspelen. Schumann was in de wolken over de composities van Brahms en schreef er lovend over in muziektijdschriften. Maar Schumanns geestelijke gezondheid was toen al bedenkelijk. Datzelfde jaar nog trachtte hij een eind te maken aan zijn leven door in de Rijn te springen. Hij werd opgenomen in een instelling en overleed in 1856.
Uit die tijd dateert de hechte vriendschap tussen Brahms en Clara Wieck-Schumann. Zij was zijn muze, maar zelf ook een uiterst begaafde pianiste en meer dan verdienstelijke componiste. Van haar echtgenoot had ze verbod gekregen om na hun huwelijk nog te componeren. Dat zou nu niet meer lukken... Ook na het overlijden van Schumann bleef het tussen die twee bij een zeer warme en intense vriendschap, die gedurende meer dan veertig jaar een zeer grote plaats in hun leven heeft ingenomen. Brahms is nooit getrouwd, al waren er natuurlijk wel vrouwen in zijn leven, even zelfs de dochter van Clara
Vanaf 1862 verbleef Brahms in Wenen, de hoofdstad van de wereld in die tijd. Hij was er een belangrijke figuur in het muziekleven en daar schreef hij zijn bekende werken, vaak na vakanties in het gebergte. In Ein Deutsches Requiem vinden koor en groot orkest elkaar in ontroerende, ruisende zeeën van klank. Hij schreef nog vier symfonieën, twee pianoconcerten, een vioolconcert, een concert voor viool en cello, de Hongaarse dansen, een groot aantal werken voor koor, vaak met orkestbegeleiding en met solos voor alt of bariton, honderden liederen, sonates en kortere stukken voor piano, voor viool en piano, trios, strijkkwartetten, kwintetten en sextetten. Hij kreeg eredoctoraten van twee universiteiten. Voor dat van Breslau schreef hij als dank de Academische Festouverture.
Brahms is ongetwijfeld een van de groten van de romantiek en zelfs van de hele klassieke muziekgeschiedenis. Hij was misschien niet de grote vernieuwer die Beethoven was. Als je de muziek van voor Beethoven vergelijkt met die erna, valt meteen op hoe verschillend die twee zijn; dat is met Brahms niet zo; hij bleef trouw aan wat hij geleerd had van zijn voorgangers en bleef zijn leven lang muziek schrijven op die prachtige basis. Wie de moeite doet om naar zijn muziek te luisteren, komt niet bedrogen uit. Enkele jaren geleden, tijdens een pianorecital in de Grote Aula van het Maria Theresiacollege in Leuven begon Radu Lupu met enkele betoverende Franse stukken, Ravel, Debussy. Toen hij daarna een sonate van Brahms bracht, kon je het verschil overduidelijk horen. Eerst het lichtvoetige maar wat oppervlakkige Franse aquarelwerk en dan het machtige olie-op-doek landschap van Brahms, substantieel, feilloos opgebouwd, meeslepend, begeesterend, zoals de Duitsers zeggen.
Brahms was een vakman tot en met, in alle genres. Maar hij was ook steeds geïnspireerd, leverde nooit levenloos maakwerk af. Daarbij getuigt zijn muziek steeds van uitzonderlijk goede smaak: hij vindt een perfect evenwicht tussen ernst en luim, tussen mannelijke en vrouwelijke benaderingen, tussen orde en vrijheid, tussen engagement en bespiegeling.
Het is moeilijk om niet van Brahms te houden, Françoise, eens je hem wat beter hebt leren kennen. Dat is wel vaker zo met mensen, maar bij Brahms is de moeite die je moet doen niet erg groot. Als je in de bibliotheek komt, ga naar de cd-afdeling, kies een strijkkwartet, een symfonie of een pianosonate en als je thuiskomt, maak jezelf een kop goede thee of koffie klaar, misschien met een chocolaatje van Neuhauss, zet je stereo op, plof neer in je luie zetel en geniet zoals ik.
Laatst was ik op zoek naar een goede uitvoering van de pianosonates van Brahms. Ik vond op Amazon.fr een aantrekkelijk geprijsde box bij Brillant Classics. Maar toen ik nog wat verder keek, merkte ik van dezelfde producent een volledige uitgave, alles van Brahms, liefst 60 cds, voor ongeveer dezelfde prijs als voor het pianowerk alleen. Waarom dan nog aarzelen? Ik betaalde bij een Amazon-verkoper in Frankrijk 25 plus 3,40 verzendingskosten, dat is niet eens twee euro per cd. De uitvoeringen zijn uitstekend, de opnametechniek voorbeeldig. Wel uitkijken waar je de box koopt, want bij Amazon.fr zelf betaal je maar liefst 80,95 en bij Proxis-Azur nog vijf euro meer! Laat je niet afschrikken door het kopen op internet, zeker niet bij Amazon. Ik heb er al tientallen boeken en cds en dvds gekocht en ik heb nog nooit problemen gehad; je moet wel een kredietkaart hebben, maar wie heeft dat tegenwoordig niet? Het is al bij al een veilig betaalmiddel. Bij Argenta krijg je Mastercard gratis, bij anderen betaal je een beperkte som per jaar.
Veel luistergenot!
Categorie:samenleving Tags:muziek
04-02-2011
Waarom ik geen socialist ben.
Waarom ben ik geen socialist?
Socialisme, communisme zijn dat immers niet de logische consequenties van de leuze: vrijheid, gelijkheid, broederlijkheid? Logisch wel, maar in de praktijk? Waar het communisme verkeerd ging, is in het ondemocratisch karakter van de bestuursvorm die zeer snel verwerd tot een abjecte, bloedige dictatuur. Het socialisme heeft een betere pedigree. Wat is er dan verkeerd mee? Laat ons beginnen met enkele storende kantjes.
In Vlaanderen hebben de socialisten hun Belgicistisch-nationalistische en internationalistische idealen altijd laten primeren op een gezond en solidair streven naar Vlaamse autonomie. Dat is al genoeg volksvreemdheid om nooit meer op een socialist te stemmen. Ook vandaag nog heeft de partijleiding haar les nog niet geleerd. De verkiezingsresultaten laten aan duidelijkheid nochtans niets over.
Vervolgens identificeren we socialisme ook met syndicalisme en wel met een blind soort fanatiek syndicalisme dat altijd en overal partij kiest voor de werkmens, ook als die ongelijk heeft en tegen de bazen, zelfs als die gelijk hebben. Het extreem beschermd statuut van de délégué, de vakbondsafgevaardigde, is daarvan een pijnlijk voorbeeld.
Economisch gezien is het socialisme vis nog vlees. Ze zijn tegen privatisering en voor staatsbedrijven, maar wat ze ervan maken, bijvoorbeeld in de ziekteverzekering, de post en de spoorwegen, is geen groot succes. Het ziet ernaar uit dat het economisch initiatief het best bij individuen blijft. Maar die eisen dan terecht een groter aandeel op in de winst, als de prijs voor hun inzet en voor de risicos die ze nemen met hun kapitaal, en een hogere plaats in het bestuur van hun bedrijf. Het socialisme aanvaardt dat, maar gaat dan onverbiddelijk de strijd aan met de bazen voor beter loon voor de arbeider, dus minder winst voor de baas en voor meer medezeggenschap voor de werknemers, maar dan zonder dat die bijdragen in het kapitaal, dus zonder dat ze de risicos nemen die de baas neemt en vaak ook zonder dezelfde inzet.
Socialisme is dus geen communisme, maar ook geen kapitalisme, het is een vervelende en onverantwoordelijke spelbreker voor beide. De enigen die profijt hebben van dat soort van syndicaal socialisme zijn de vele vrijgestelden en de vele partijleden voor wie nutteloze postjes gecreëerd worden of die zonder de vereiste bekwaamheden benoemd worden en zo parasiteren op de rug van de arbeider. De arbeider krijgt de indruk dat het syndicaat hem beschermt, terwijl hij in feite nog moet betalen voor het syndicaat en de leeglopers en dus nog minder verdient. Dat het syndicalisme in de loop van de geschiedenis het lot van de arbeider sterk verbeterd heeft (8-urendag, vakantie, ziekteverzekering ) is slechts gedeeltelijk waar: ook de bazen hebben hun verdienste en het is vooral de politiek die de wetten heeft gestemd en de stakingen heeft georganiseerd om de wetten erdoor te krijgen.
Het socialisme deelt met het communisme de verabsolutering van het gelijkheidsprincipe. Mensen zijn gelijkwaardig voor een aantal fundamentele rechten, maar verder zijn ze verre van gelijk. Ze hebben een individuele persoonlijkheid en die is belangrijker dan de basisrechten die ze gemeen hebben. Men moet dus meer aandacht besteden aan de verschillen dan aan de gelijkenissen. Gelijk loon voor gelijk werk is een goed principe, maar wanneer is werk echt gelijk? Als het aantal uren werk de enige regel is, dan is dat een aanfluiting van het gelijkheidsprincipe. Men moet de inspanning waarderen, maar ook de prestaties. Wie verantwoordelijkheid draagt en leiding geeft, moet met mate beter betaald worden &c. Dus veel minder algemene afspraken en meer echt loon naar werken, dat is de motor op de arbeidsplaats en van de economie. Daarbij moeten ook intellectuele prestaties gewaardeerd worden, waar nodig zelfs hoger dan louter manuele, want wie zou anders bereid zijn om zich ook intellectueel te engageren? In een kenniseconomie is er steeds minder plaats voor domme handenarbeid.
Traditioneel wordt het syndicaal socialisme geassocieerd met de verdediging van de handarbeiders met de laagste lonen, niet van de intellectueel, die als een parasiet en bondgenoot van de bazen wordt aangezien. Het socialisme verdedigt aldus slechts een gedeelte van het (werk)volk en is mede verantwoordelijk voor de nefaste verdeeldheid onder de werknemers.
Gelijkheid onder mensen is geen eenvormigheid, het is een gelijkheid van politieke rechten en plichten, niet van economische of sociale status. Het is niet de taak van de staat om alle middelen, alle bezit voortdurend gelijkmatig te herverdelen onder alle burgers, dat is trouwens een eindeloze en dus onmogelijke taak. De staat moet wel de elementaire vrijheden garanderen en de fundamentele gelijkheid van allen. Maar de staat kan en mag niet verhinderen dat mensen zich van elkaar onderscheiden op alle mogelijke manieren, tenzij daarbij geraakt wordt aan de fundamentele rechten van anderen.
De staat zal zich dus vooral moeten bezig houden met universele voorzieningen, vanuit het principe dat wat door veel mensen gebruikt wordt, het best centraal voorzien wordt, zoals openbaar vervoer, wegen en al hun toebehoren zoals riolering &c.; gas, elektriciteit en andere energievoorzieningen voor huishoudelijk gebruik, water Maar onmiddellijk stelt zich de vraag waarom sommige wel, zoals gas, maar niet stookolie en benzine? Waarom de postbedeling? Waarom niet internet? Waarom kindergeld? Dienstencheques? Hoever moet een staat gaan in zijn inmenging in het leven van zijn leden? Hier bij ons (en in andere landen, zoals de BBC en Radio France) was vroeger de radio een monopolistische staatsinstelling, er was niets anders. In Amerika was radio niet genationaliseerd. En intussen is het ook bij ons veranderd en er staan ons nog veel dergelijke veranderingen te wachten want de EU is op dat punt globaal veeleer liberaal dan socialistisch.
De Sovjet-Unie was het tegendeel: alles werd verdeeld, ook het werk. Als er niet genoeg werk was, werkte iedereen minder. Iedereen was werknemer van de staat, artsen verdienden niet meer dan handarbeiders, hun studies waren betaald door de staat. Al de communistische systemen zijn teloorgegaan. Ze werken niet, ze moedigen de mens niet aan om te werken. Idealisme, altruïsme, egalitarisme zijn duidelijk geen algemeen menselijke gevoelens en het lijkt ook niet mogelijk om die blijvend, definitief aan te leren, laat staan universeel op te leggen. De mens zorgt in de eerste plaats voor zichzelf, dat is iets dat je hem en haar niet kan afleren, laat staan verbieden.
Est modus in rebus: egalitarisme is maar aanvaardbaar als het slaat op een minimum, een overlevingsbasis, een leefloon, waarbij iedereen die zelf niet voldoende verdient door de staat onderhouden wordt zodat hij of zij niet omkomt, maar niet veel meer dan dat, anders wordt het sociaal vangnet een hangmat.
Wat dan met de universele voorzieningen? Me dunkt dat daar vooral moet uitgegaan worden van enerzijds het subsidiariteitsbeginsel (leg de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijk niveau) en de eis van de grootst mogelijke efficiëntie.
Het partijprogramma van de SP-A laat er echter geen twijfel over bestaan: Zonder tussenkomst van de politiek leiden krachten in de samenleving spontaan tot sociale achteruitgang.
Ik ben het daarmee niet eens. Het is een gedachte die getuigt van een fundamenteel pessimisme, een overtuiging dat de mens, individueel en/of collectief, slecht is. Dat kan en wil ik niet aanvaarden.
Het is overduidelijk dat alle pogingen om de mensen zoveel mogelijk werkelijk gelijk te maken in de praktijk, faliekant aflopen. Sociale vooruitgang mag niet leiden tot een massa van identieke robotten. De mens is te verscheiden in zijn mogelijkheden om hem te herleiden tot een nummer, een anonieme klant van het staatsbestel, niet te onderscheiden van zijn buur.
Bovendien stelt zich onvermijdelijk de vraag waarom het met de politiek zoveel beter zou gaan dan wanneer men de maatschappij meer op haar beloop zou laten gaan. Waar halen de politiekers dan wel hun wijsheid vandaan? Wat hebben zij zoal bewezen als maatschappijhervormers? Denk aan Stalin, denk aan Hitler, denk aan Mao Overigens is de politiek (gelukkig) veel ruimer dan alleen de socialistische partij of de linkse partijen in het algemeen. Een zin als die ik hier citeerde zal je niet vinden in het liberale programma of bij een centrum- of rechtse partij. Die staan veeleer voor een beperking van de rol van de staat.
In de Sovjet-Unie was er niets anders dan politiek en zie maar hoe het geëindigd is voor de mens in een dergelijk systeem. Politiek heeft het laatste woord in een democratie, maar politiek moet vooral bescheiden zijn, anders is het een dictatuur. Er zijn andere krachten in een maatschappij dan alleen de politieke, bijvoorbeeld economische, sociale, artistieke en ook ideologische en religieuze. En er is nog altijd het autonome individu.
Als de politiek alles voor het zeggen heeft, worden de andere democratische krachten gekneveld. Er moet dus slechts zo veel politiek zijn als nodig en zo weinig als noodzakelijk.
Daarom ben ik geen socialist.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
02-02-2011
Lichtmis, Chandeleur, Candlemas
2 februari, Lichtmis. Tijdens mijn loopbaan van bijna
veertig jaar aan de Leuvense Universiteit heb ik jaarlijks het patroonsfeest
meegemaakt: Maria, de Moeder Gods, met de eretitel Sedes Sapientiae, Zetel van Wijsheid, was en is de patrones van de
Katholieke Universiteit. Op die dag zijn er geen colleges, de kantoren zijn
gesloten. Om tien uur gaan de togati in stoet naar de Sint-Pieterskerk, daarna
volgt een academische zitting tijdens dewelke een aantal eredoctoraten verleend
worden aan wetenschappers, kunstenaars of publieke figuren.
Lichtmis, in het Latijn Candelaria,
in het Frans la Chandeleur, in het
Duits Lichtmesse, kreeg die naam
omdat tijdens de processie kaarsen worden meegedragen. Die processie werd door
paus Sergius I (687-701) ingevoerd om dit Mariafeest luister bij te zetten.
Zoals de Joodse wet voorschrijft, zou Maria haar eerstgeboren zoon naar de
tempel hebben gebracht op de veertigste dag na zijn geboorte en hem aan Jahweh
hebben aangeboden.
Lucas 2,22-40 Toewijding
van Jezus in de tempel
22 Toen de tijd was
aangebroken dat ze zich overeenkomstig de wet van Mozes rein moesten laten
verklaren, brachten ze hem naar Jeruzalem om hem aan de Heer aan te bieden, 23
zoals is voorgeschreven in de wet van de Heer: Elke eerstgeboren zoon moet aan
de Heer worden toegewijd. 24 Ook wilden ze het offer brengen dat de wet van de
Heer voorschrijft: een koppel tortelduiven of twee jonge gewone duiven.
25 Er woonde toen in
Jeruzalem een zekere Simeon. Hij was een rechtvaardig en vroom man, die uitzag
naar de tijd dat God Israël vertroosting zou schenken, en de heilige Geest
rustte op hem. 26 Het was hem door de heilige Geest geopenbaard dat hij niet
zou sterven voordat hij de messias van de Heer zou hebben gezien. 27 Gedreven
door de Geest kwam hij naar de tempel, en toen Jezus ouders hun kind daar
binnenbrachten om met hem te doen wat volgens de wet gebruikelijk is, 28 nam
hij het in zijn armen en loofde hij God met de woorden:
29 Nu laat u, Heer,
uw dienaar in vrede heengaan,
zoals u hebt beloofd.
30 Want met eigen ogen
heb ik de redding gezien
31 die u bewerkt hebt
ten overstaan van alle volken:
32 een licht dat geopenbaard wordt aan de
heidenen
en dat tot eer strekt
van Israël, uw volk.
33 Zijn vader en
moeder waren verbaasd over wat er over hem werd gezegd. 34 Simeon zegende hen
en zei tegen Maria, zijn moeder: Weet wel dat velen in Israël door hem ten val
zullen komen of juist zullen opstaan. Hij zal een teken zijn dat betwist wordt,
35 en zelf zult u als door een zwaard doorstoken worden. Zo zal de gezindheid
van velen aan het licht komen.
36 Er was daar ook een
profetes, Hanna, de dochter van Fanuel, uit de stam Aser. Ze was hoogbejaard;
vanaf haar huwbare leeftijd had ze zeven jaar met haar man geleefd, 37 en ze
was nu al vierentachtig jaar weduwe. Ze was altijd in de tempel, waar ze God
dag en nacht diende met vasten en bidden. 38 Op dat moment kwam ze naar hen
toe, bracht hulde aan God en sprak over het kind met allen die uitzagen naar de
bevrijding van Jeruzalem.
39 Toen ze alles
overeenkomstig de wet van de Heer hadden gedaan, keerden ze terug naar Galilea,
naar hun woonplaats Nazaret. 40 Het kind groeide op, werd sterk en was
begiftigd met wijsheid; Gods genade rustte op hem.
Aangezien de dag van Kerstmis niet van bij het begin vast
lag, varieerde aanvankelijk ook de datum voor dit feest, maar sinds 542 ligt
Lichtmis vast op 2 februari, op bevel van keizer Justinianus, om het einde van
een plaagepidemie in Constantinopel te gedenken. Dit Mariaal feest heeft echter
een moeizame verspreiding gekend in het christendom. Pas rond het jaar duizend
komt het zowat overal voor.
Die ene zin uit het loflied van Simeon, het befaamde Nunc dimittis, die verwijst naar
Christus als het licht voor de heidenen, was dus de aanleiding om de processie
met kaarsen op te luisteren.
De mens is voor het eerst kaarsen gaan gebruiken in China,
rond 200 voor onze jaartelling. Het principe is vrij eenvoudig en
waarschijnlijk afgeleid van het gebruik van olielampen, waarbij een lont (de oorspronkelijke
betekenis was: een vodje) of wiek (van wikkelen) in olie drijft, de olie
opzuigt en stilaan zichzelf en de olie opbrandt. Een of andere slimmerik of
misschien wel meer dan een heeft dan geëxperimenteerd met allerlei andere
brandbare materialen dan de alomtegenwoordige olijfolie en zo kwam men bij
dierlijk vet, talg, spermaceti (letterlijk: zaad van walvis, een vette
vloeistof in de schedelholte van potvissen). Olijfolie blijft vloeibaar bij
kamertemperatuur en ver daaronder, terwijl allerlei vet veel sneller stolt en
dus kan verwerkt worden in een rol, met de wiek binnenin: een kaars.
Er is onenigheid over de vraag of de Romeinen al kaarsen
gebruikten. De moeilijkheid is dat er van olielampen wel massas archeologische
overblijfselen zijn, maar dat kaarsen helemaal opbranden We weten dus niet
goed wat de Romeinen met candela (van
candere, schijnen, oplichten) bedoelden:
een licht, dat wel, maar welk soort? Een lamp, of een kaars? Zeker is dat rond
400, toen de macht van het Romeinse rijk aan het tanen was en olijfolie schaars
werd, overal in Europa kaarsen in gebruik werden genomen. In het Frans: chandelle, eigenlijk een vetkaars, naast
bougie (naar de Algerijnse stad met
die Franse naam, Bougie, waar een zeer fijne was vandaan kwam) en cierge (van Lat. cereus, van was);Engels candle, Italiaans en Spaans candela.
Waar komt ons woord kaars dan vandaan? De meningen zijn
verdeeld.
Enerzijds verwijst men naar het Griekse woord voor papyrus: chartès. Wieken voor lampen en dus ook
voor primitieve kaarsen, eigenlijk in olie gedrenkte wieken, werden gemaakt van
papyrusrolletjes of van de pit van de papyrusplant. In het Latijn werd dat charta, zoals in Magna Charta en in ons
woord charter. Maar blijkbaar gebruikte men ook de naam voor de stof waaruit
de wiek gemaakt was voor de hele kaars. Van het Latijnse charta is het maar een kleine stap naar kaars.
Anderzijds ziet men ons Nederlands woord afgeleid van het
Oudhoogduits kerza of charza, maar de oorsprong van dat woord
kent men niet, hoewel charza toch
behoorlijk goed op charta lijkt, vind
ik. Men zoekt het dan nog verder, namelijk bij cerata, van cerare, met
was bedekken; cera is Latijn voor
bijenwas, in het Grieks is het keros.
Maar bijenwas is nu en was toen ook een luxeproduct. Het lijkt me weinig
waarschijnlijk dat me de goedkope kaarsen, die meestal gemaakt waren van
dierlijk vet, de naam zou geven van iets dat men waarschijnlijk nog nooit
gezien had: een dure kaars van bijenwas
Naast de evidente ontlening candle heeft het Engels nog een ander woord voor (een dunne) kaars,
namelijk taper. Dat zou volgens de
Oxford English Dictionary afgeleid zijn van papyrus (door een omwisseling van
de begin p- tot t-. Een van de oudste manieren om een kaars te maken is door de
wiek loodrecht onder te dompelen in vloeibare was of vet. Door telkens de
aanwassende wiek uit het bad te halen, te laten opstijven en dan weer onder te
dompelen, krijgt men stilaan een kaars met een specifieke vorm, namelijk dik
van onder en dun van boven, waar de vloeibare was naar beneden loopt en pas
daar opstijft. Zon taper gaf dan zijn
naam aan het werkwoord to taper, schuins
op- of aflopen, versmallen of verbreden, naargelang je het bekijkt.
Zo, dat was nog eens een etymologische rondreis op de dag
van de kaarskensprocessie. Steek eens een kaars aan, dat is best gezellig in
huis.
Onlangs vroeg men op Klara, de Vlaamse klassieker radio, aan de luisteraars om hun suggesties voor de beste CD van het jaar 2010. Toevallig hoorde ik dat iemand een verzamelbox vermeldde van het Huelgas Ensemble van Paul Van Nevel, en ik spitste meteen de oren. Ik heb in de loop der jaren enkele Cds gekocht en ook enkele concerten bijgewoond van deze unieke formatie. Ik ontmoette de oprichter, dirigent en musicoloog Paul Van Nevel ook ooit toevallig en had toen een interessant gesprek met hem over Nicolas Gombert, wat aanleiding gaf tot de bijdrage die ik hier over Gombert schreef, klik hier als je die nog eens wil lezen: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=696798. Op de Vlaamse TV waren er af en toe uitgebreide interviews met de maestro, waarin ook zijn extramuzikale interesses aan bod kwamen, zoals zijn uitgebreide vertrouwdheid met alles wat met kwaliteitssigaren te maken heeft. Op een bepaald moment waren er geruchten over moeilijkheden die hij zou gehad hebben met enkele manuscripten of publicaties die hij had ontleend in een Italiaanse bibliotheek, maar ik neem aan dat alle misverstanden daaromtrent al lang opgehelderd zijn.
Ondertussen is het ensemble onder zijn kundige leiding uitzonderlijke concerten blijven geven in binnen- en buitenland, steeds met een overweldigend succes. Zij doen dit al sinds de oprichting in 1970 aan de befaamde Schola Cantorum Basiliensis. In de loop van hun veertigjarig bestaan hebben ze ongeveer vijftig meesterlijke Cds uitgebracht, eerst bij Sony Classics, later bij Harmonia Mundi, maar sinds 2009 terug bij Sony. Bij die gelegenheid bracht Sony inderdaad een verzamelbox uit met vijftien Cds uit de eerste periode bij Sony Vivarte, meer bepaald de jaren 1990-98, onder de titel A Secret Labyrinth. Het is dus een heruitgave, maar wat voor een! Vijftien Cds in aantrekkelijke kartonnen foedraaltjes, in een stevige doos, alles in strak zwart, en vergezeld van een boekje met alle teksten in de oorspronkelijke talen en een vertaling in het Engels. Deze uitgave kreeg in 2009 dan ook terecht een Diapason dOr. Alle details en nog veel meer over het ensemble vind je op hun website, klik hier: http://www.huelgasensemble.be/.
Ik vond deze box bij Amazon en wou hem meteen bestellen. De laatste tijd doe ik dat bij Amazon France, omdat je daar voor bestellingen vanaf 20 geen verzendingskosten naar België betaalt. Ik vond daar echter een nog interessantere aanbieding bij de verkoper Nagiry: 21,99 plus 3,40; samen dus 25,39 voor vijftien uur muziek van het beste ensemble ter wereld voor muziek uit de Middeleeuwen en de Renaissance. Ter vergelijking: Amazon.fr vraagt voor deze box bijna 40, FNAC maar liefst 65! Het is dus wel even uitkijken
Intussen is de box aangekomen en wij beluisteren nu de Cds een voor een, niet na elkaar natuurlijk, maar af en toe, op momenten dat het rustig is in huis, tussen al de andere muziek door die we in huis hebben of die op de radio of de TV voorhanden is. Ook Lut is weg van de verrassende eenvoud of de overweldigende complexiteit van deze ongewone muziek. De technische kwaliteit van de opnames is voorbeeldig.
Ik maak hier niet vaak reclame, maar dit is een uitzonderlijk artistiek aanbod en via internet hoef je er niet eens veel geld voor uit te geven: wat koop je nu vandaag nog voor 25?