mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
24-02-2013
Sjostakovitsj' Lady Macbeth
Sjostakovitsj opera Lady
Macbeth van Mtsensk (1934) is gebaseerd op een novelle van Nikolay Leskov
uit 1865. Als we recente beelden mogen geloven, is anderhalve eeuw
voortschrijdende beschaving is blijkbaar niet in staat om op het Russische platteland
veel te veranderen, aan de desolate materiële omstandigheden noch in de
mentaliteit van de mens aan beide kanten van de lijn die misdaad en straf
scheiden.
De Lady Macbeth uit de novelle wordt zo genoemd door de
dorpelingen: ze heeft haar afwezige man bedrogen, haar schoonvader vergiftigd
die haar betrapt had, vervolgens samen met haar minnaar haar teruggekeerde
echtgenoot afgemaakt, en uiteindelijk een rivale meegesleurd in het ijzige
water op weg naar Siberië.
Wat heeft Sjostakovitsj met dat gruwelijke materiaal gedaan?
Laten we even samen door de vier bedrijven en de negen scènes van de opera
lopen.
Eerste bedrijf
1. Katerina beklaagt zich over haar verveling en frustratie. Haar schoonvader
Boris verwijt haar dat ze haar man, Zinovy, een handelaar, nog geen zoon
schonk. Zinovy vertrekt op reis voor zijn werk; hij stelt eerst nog een nieuwe
werkman, Sergei voor aan zijn vader. Boris zal over Katerina waken. Aksinya, de
kokkin, vertelt dat Sergei zijn vorige baan is kwijtgespeeld omdat hij de vrouw
van zijn baas verleid had.
2. Sergei en de andere werkers vallen Aksinya brutaal lastig. Katerina komt
tussenbeide, maar Sergei daagt haar uit tot een worstelwedstrijd. Boris betrapt
hen.
3. Katerina in de slaapkamer. Boris komt haar controleren. Sergei sluipt naar
binnen en verleidt Katerina.
Tweede bedrijf
4. Boris is opgewonden over de nabijheid van Katerina in de slaapkamer die hij
bewaakt. Wanneer hij naar binnen wil gaan, betrapt hij Sergei die naar buiten
komt. Hij roept de werkers erbij en ranselt Sergei af met een zweep. Dan
beveelt hij Katerina hem wat te eten te geven; ze mengt rattenvergif onder de
paddenstoelen en hij sterft. Een priester zingt het requiem.
5. Katerina en Boris wonen samen in het huis van Zinovy. Sergei waarschuwt haar
voor de terugkeer van haar man. Zij verzekert hem dat alles in orde komt. Als
Zinovy dan thuiskomt, vermoorden ze hem en verbergen zijn lijk in een
bergplaats.
Derde bedrijf
6. Het huwelijksfeest van Katerina en Sergei. Een van de boeren is op zoek naar
drank en vindt het rottende lijk van Zinovy in de bergplaats. Hij rent naar het
politiekantoor.
7. Het politiekantoor; men is verbolgen dat men niet uitgenodigd is op het
huwelijksfeest en zingt de lof van het corrupte leven. Als de boer arriveert
met het nieuws over het lijk, begeven ze zich naar het feest.
8. Het huwelijksfeest, er wordt zwaar gedronken; Katerina merkt dat er
ingebroken is in de bergplaats. Als ze met Sergei tracht te vluchten, valt de
politie binnen.
Vierde bedrijf
9. Een groep veroordeelde misdadigers rust uit bij een rivier op weg naar
Siberië, mannen en vrouwen gescheiden. Katerina vindt Sergei, maar die verstoot
haar, omdat ze hem niets dan ongeluk brengt. Hij probeert Sonyetka te
verleiden, maar die eist dat hij haar Katerinas warme kousen geeft. Sergei
veinst dat zijn benen gewond zijn en Katerina schenkt hem haar kousen. De hele
groep lacht haar uit. Katerina grijpt Sonyetka en springt met haar in het
ijskoude water. Als ze verdronken zijn, trekt de troep verder.
Dit scenario laat Sjostakovitsj toe alle registers open te
trekken. Naast Katerina en Sergei als de fatale geliefden is er nog een
belangrijke bijrol voor Boris, de burleske schoonvader en enkele satirische
tussenkomsten van de priester en de politiecommissaris. Er zijn solos,
duetten, trios en het koor wordt herhaaldelijk ingeschakeld. Het geheel is
zeer levendig, met brutale taferelen en exuberante muziek, onder meer door een
fanfare op het toneel zelf. Er zijn ook verstilde momenten met ijzige
klaagzang. Melodisch is het voor Westerse oren af en toe wat vreemd, het is
geen welluidende Verdi of Puccini die je kan mee neuriën, natuurlijk, maar als
je enigszins openstaat voor moderne Russische muziek kan je volop genieten,
vooral ook van de opvallende intermezzi die de scènes verbinden.
In Leskovs verhaal is Katerina een regelrechte feeks, een
redeloos moorddadig beest. Sjostakovitsj tekent van haar een veel genuanceerder
beeld. Zij is een zeer zelfstandige vrouw, die haar geluk zonder compromissen
zoekt en zelfs niet terugdeinst voor moord als dat geluk bedreigd wordt. Pas
wanneer zij ziet dat Sergei haar verlaten heeft, ziet ze haar mislukking in.
De opera werd in 1934 voor het eerst opgevoerd en had heel wat
succes, tot in het buitenland. Ook Stalin woonde een vertoning bij in 1935 en
dat liep niet goed af. Kort daarna verscheen in de partijkrant Pravda een zeer
scherpe kritiek op de muziek, op het onderwerp en op de voorstelling van al die
brutaliteit en seksuele losbandigheid. Men verweet de componist dat hij
inspeelde op de perverse bourgeois-mentaliteit en ver van de Russische
volksaard was afgedwaald. De opera werd niet meer opgevoerd en ook de vierde
symfonie, die op dat ogenblik volop werd ingestudeerd door het orkest, werd
afgevoerd. Veel later, in 1962, bracht Sjostakovitsj een herwerkte versie onder
de titel Katerina Ismailova. Alle
seksueel getinte scènes en de erbij horende wel erg suggestieve muziek zijn
verdwenen, het geheel is duchtig herwerkt en hoewel sommigen menen dat de opera
daardoor alleen maar beter is, zijn vele anderen ervan overtuigd dat de
originele versie ons Sjostakovitsj op zijn best toont, met al zijn realisme,
humor, sarcasme en een ongetemd muzikaal circus dat je recht naar je keel
grijpt. Een echt melodrama, maar dan zonder de bitterzoete bijklank van
tranerigheid die dat woord vooral in de 19de eeuw had.
De opvoering in Royal Opera House London (september-oktober
2006) was uitstekend, met Antonio Pappano als dirigent en met voortreffelijke
solisten: John Tomlinson als Boris, de Nederlandse sopraan Eva Maria Westbroek
als Katerina en Christopher Ventris als Sergei. De regie plaatste het verhaal
in een armelijk 1958 interieur; alles stond echter in dienst van de muziek en
het drama en niet, zoals helaas wel vaker gebeurd, in dienst van de regisseur.
Aan het einde van de opera stappen de veroordeelde mannen en
vrouwen elk in hun eigen vrachtwagen en zetten de reis naar hun gevangenis in
Siberië verder.
Het doet je nadenken over het verleden, en het heden.
Categorie:muziek Tags:muziek
11-02-2013
carnaval
Terwijl zowat overal carnaval gevierd wordt, kijk ik met onverholen
afgrijzen naar dat vreemde vertoon. Ik hoorde een van de deelnemers aan de
stoet in Aolsjt verklaren dat zijn hele leven draait rond die drie dolle dagen:
niet nadenken, alles van je afzetten, er helemaal voor gaan, alles geven. En
alcohol, veel alcohol, maar dat was blijkbaar zo evident dat het niet eens
vermeld werd.
De groepen die voor de praalwagens en de kostuums zorgen,
werken er maandenlang aan, op het laatst zelfs dag en nacht. Dat kan ik nog
begrijpen, het is een hobby zoals een andere en het resultaat mag gezien
worden, al valt er over de smaak te twisten.
Om een of andere reden mag met carnaval alles.
Dat was al in de Middeleeuwen zo: de wereld werd op zijn kop
gezet. De eenvoudige lieden, die het hele jaar door niets mochten, kregen nu een
dag, of enkele dagen, toelating om alles te doen wat verboden was: zij waren nu
baas en konden zich als dusdanig gedragen. Ook in de kerk: er werden omgekeerde
missen opgevoerd, met de leken als priester en scabreuze gezangen op de toon
van de liturgische hymnen. Mannen mochten zich voor één keer in vrouwen
verkleden, en het was niet als nonnetjes dat ze zich gedroegen, maar als de
wulpse deernen van hun fantasieën. Of men verkleedde zich in iets dat men niet
was, men maakte zich onherkenbaar met een masker, de beste manier om aan alle
controle en sanctie te ontsnappen. En er was drank en eten in (relatieve)
overvloed, men kon zuipen en schranzen zonder een andere beperking dan die van
het eigen lichaam. En ook de zeden waren voor een keer losser en mannen en
vrouwen konden vrijer met elkaar omgaan.
Een uitlaatklep, wellicht, voor de strenge vastenregels,
maar ook voor de algemene sociale en religieuze verdrukking. Een dag van
feesten die een jaar van ellende moest goedmaken. Het was echter geen
uitlaatklep die het plebs zich zocht, maar een handige zet van het kerkelijk en
burgerlijk gezag om het volk te paaien, om het zo beter in de hand te kunnen
houden. En het volk was al blij met die ene dag
Vandaag heeft men wel de uiterlijke tekenen van het middeleeuws
carnaval behouden, maar de reden is helemaal verdwenen. De kerkelijke
voorschriften zijn helemaal weggevallen, niemand die nog aan vasten, vlees derven
of wat dan ook denkt. Pasen is een burgerlijke feestdag en de Vasten is de
periode van de skivakanties. Ook de sociale verhoudingen zijn totaal anders.
Wij leven in een democratie en de edelen zijn vervangen door democratisch
verkozen volksvertegenwoordigers enerzijds en burgers die zich opgewerkt hebben
tot rijke ondernemers anderzijds. Er zijn geen laten of lijfeigenen meer, zelfs
iemand met een bescheiden of vervangingsinkomen leeft beter dan veel koningen
van vroeger, echt waar.
De oude redenen om carnaval te vieren zijn dus weggevallen. Sommige
mensen vieren elk weekeind carnaval. Het is geen compensatie meer voor een jaar
van ellende. Er zijn uitlaatkleppen in overvloed, te gek om los te lopen.
En zoals alles is het een commercie geworden, zonder dat
daarover gesproken wordt, evenwel. Het carnaval trekt toeristen, miljoenen
toeristen over heel de wereld en die brengen geld in het laatje van de
organisatoren en de plaatselijke middenstand, maar vooral van de multinationals
die de handel in drank en voedsel in handen hebben.
Ik kijk dus meewarig naar de mensen die zich laten verleiden
door dat gedoe. Het is onecht, het overtuigt me niet. Als men er zou in slagen om
alle alcoholverbruik uit te sluiten tijdens het carnaval, dan zou er geen
carnavalsfeest meer zijn, zo simpel is het. Het is dus grotendeels een kwestie
van een massa min of meer zwaar geïntoxiceerde mensen die op een bedenkelijke
manier lol trappen door zich op alle mogelijke manieren te misdragen. Ik kan
dat geen gezond amusement noemen.
Hebben we nu echt niets anders te doen? Met het vele geld
dat we opdoen aan carnaval (of het voetbal, de wintersport, de Olympische
spelen enzovoort) zouden we veel mensenlevens kunnen redden en onze wereld een betere
omgeving maken om in te leven. Het is een kwestie van prioriteiten, maar die
zijn evident niet voor iedereen dezelfde. Ik wil die van mij niet opleggen aan
anderen, maar zoals zij hun prioriteiten ongehinderd mogen beleven, zo neem ik
de vrijheid om te zeggen wat ik daarvan denk. Ik heb namelijk de indruk dat het
in deze wereld steeds meer gaat om zoveel mogelijk carnaval. Dat lijkt de
algemene doelstelling te zijn: zich onbekommerd te buiten gaan aan reizen,
eten, drinken en seks, comfort en luxe. We gaan daarmee voorbij aan het feit
dat er ook nog moet gewerkt worden om dat allemaal mogelijk te maken, door de
genieters zelf, maar vooral door een grote meerderheid van mensen die nog
moeten vechten voor hun levensbehoud in erbarmelijke omstandigheden.
Dat is wat men decadentie noemt: een dunne toplaag van
rijken die zich geen zorgen meer maakt over de rest van de wereld en die nog enkel
leeft voor het genot. Zo gaan beschavingen ten onder.
Nee, geen plaatjes vandaag.
Categorie:samenleving Tags:levensbeschouwing
08-02-2013
Liegen - Sam Harris
Waarom je nóóit moet
liegen is het elfde boekje uit de reeks Kleine boekjes van Uitgeverij Atlas
Contact, Amsterdam/Antwerpen. Goed geschreven non-fictie van schrijvers die je
verrassen met hun prikkelende kijk op de wereld. Om de twee maanden verschijnt
een nieuwe uitgave: van economie tot geschiedenis, van lifestyle tot kunst, van
sport tot psychologie. In 100 paginas, 90 minuten lezen, ben je een hoop
wijzer. Kleine boekjes, grote ideeën. www.kleineboekjes.nl
Aldus de uitgever. Klein is dit boekje zeker: de tekst
beslaat amper 72 bedrukte bladzijden en is gezet uit een erg forse letter. Je
krijgt zo acht woorden per regel, 23 regels per pagina. Ik las het in minder
dan een half uur.
Vormelijk is alles in orde: keurig gedrukt, fraaie kaft,
ecologisch papier.
Ook voor de prijs moet je het in principe niet laten: 7,50
en in elk boekje tref je een bon aan voor een reductie van 2,50 bij de
aankoop van een volgend boekje.
Inhoudelijk is het minder gelukt. Vooreerst de vertaling uit
het Engels: te haastig gemaakt, vrees ik. Het Engels wordt veeleer letterlijk omgezet
in Nederlandse woorden, en het resultaat is irritant onidiomatisch
Nederlands. Af en toe zijn er ernstige grammaticale tekorten: Zij verbroken stilletjes
hun vriendschap met hen (p. 56). De verleden tijd van verbreken is
verbraken.
Sam Harris situeert men af en toe in het groepje dat men de New Atheists noemt, samen met Dawkins,
Dennett en de helaas overleden Hitchens. Persoonlijk meen ik dat hij in dat
illustere gezelschap niet thuishoort; hij haalt nooit het literaire noch het
academische niveau van deze eminente auteurs.
Dat blijkt ook uit dit gelegenheidswerk, dat hij in
opdracht (van wie of wat?) schreef. Ik vermoed dat hij er net zo lang aan
geschreven heeft als de tijd die ik nodig had om het te lezen. Het zijn gemelijke
gemeenplaatsen, apocriefe anekdoten, wazige wijsheden en losse levenslessen. Er
staat niet één gedachte in die je niet spontaan zelf kan bedenken over dit
onderwerp. Er is geen onderliggende filosofische basisidee waarop het betoog
gegrond is. De enige reden om niet te liegen die de auteur lijkt te zien, is er
een van louter praktische aard: je maakt het jezelf moeilijk, omdat je moet
onthouden wat je gelogen hebt, omdat leugens uitkomen, omdat je door de mand
kunt vallen, omdat niet liegen eenvoudiger is, omdat ook de anderen beter af
zijn als je niet liegt.
Daarmee ontwijkt de auteur de ernstige morele vragen die wij
ons dagelijks moeten stellen bij onze communicatie en onze omgang met anderen.
Hij vertrekt steeds van individuen, in de eerste plaats het ik, en toont dan wat
liegen voor nare gevolgen kan hebben voor elk individu, zowel de leugenaar als
de belogene. Liegen is dan nog louter een ongepaste overtreding van de
etiquette, een sociale faux pas, meer
niet.
Het woord eerlijkheid komt bij mijn weten niet voor in
deze tekst, noch de reden waarom men eerlijk moet zijn. Wanneer mensen enkel
met elkaar omgaan volgens de regels van de etiquette, heeft men wel een nice
samenleving, maar geen eerlijke. Wie echt contact wil met zijn medemensen, moet
de etiquette overstijgen en eerlijk omgaan met de andere. Enkel op die manier
is er sprake van persoonlijke verrijking voor elk van de betrokkenen. Niet liegen
is niet hetzelfde als de waarheid spreken, zoals de afwezigheid van oorlog niet
hetzelfde is als vrede, zoals Spinoza ons voorhoudt in zijn Staatkundige Verhandeling.
Ik kan dit boekje dus niet aanbevelen, het is verloren
moeite en weggesmeten geld. Je vindt op internet gratis heel wat interessantere
teksten dan wat we hier voorgeschoteld krijgen. En je kan dit boekje niet eens
als een cadeautje of als relatiegeschenk gebruiken zonder te suggereren dat jij
en/of de andere misschien wel een leugenaar is.
Ook de andere titels uit de reeks lijken me weinig
interessant, al duiken er bekende namen op bij de auteurs: de onvermijdelijke
Alain de Botton, maar ook de respectabele Geert Mak. Er is ook een boekje dat
zich afvraagt: Wat wil de vrouw? en dat geschreven is door ene Joyce Roodnat
(sic).
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
03-02-2013
Verbeter je brein - Reinhoud de Jong
Een boekje met als titel Verbeter
je brein heeft daardoor alleen al een zekere aantrekkingskracht. Wie wil er
nu niet over een goed brein beschikken? Slim zijn, of verstandig, of intelligent
is nog altijd een eigenschap of kwaliteit die men bewondert bij anderen en die
men zelf ook wel wil. Wij beseffen pas onze eigen beperkingen op dat punt,
wanneer we anderen daarin zien uitblinken.
De ondertitel verraadt al enigszins de specifieke benadering:
Zin en onzin van het streven naar een
scherpere geest. Het verlangen naar een beter verstand is dus enerzijds
zinvol, dat wil zeggen dat het niet alleen terecht of normaal is, maar ook dat
er wel degelijk iets kan aan gedaan worden. Dat er ook onzin aan te pas komt, lijkt
erop te wijzen dat die verbetering van het verstand wel eens minder evident zou
kunnen zijn dan men denkt.
Dat is precies wat blijkt uit dit boekje. Vertrekkend van de
vaststelling dat het menselijk brein aanzienlijke verschillen vertoont van
persoon tot persoon, zowel fysiologisch als in zijn werking, gaat de auteur na
of we daar ook iets kunnen doen.
Een eerste manier om de prestaties van het brein dat je nu
eenmaal hebt te verbeteren is zonder moeite, dat wil zeggen door het innemen van
chemische stoffen die de werking van de hersenen blijken te stimuleren. Er
blijkt een heel arsenaal te bestaan, meestal onder de vorm van pillen, maar ook
als poeders, sprays en inspuitingen. Aan de hand van klinische testen heeft men
de verschillende inwerkingen maar vooral ook de resultaten ervan op de werking
van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen bij het uitoefenen van
allerlei taken in kaart gebracht. Er valt met andere woorden niet aan te
twijfelen dat chemische stoffen de werking van onze hersenen beïnvloeden. Niet
dat we dat nog niet wisten: de meesten onder ons drinken koffie of thee en
alcohol en dat zijn veruit de meest gebruikte middelen.
Een andere manier is het uitoefenen van elektromagnetische
stimulering van bepaalde hersencentra. Ook dat heeft bewezen resultaten op de
werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen. Het
stimuleren kan extern gebeuren, door de schedelwand heen, maar ook door het
inplanten van elektroden of zelfs chips.
Een totaal andere manier is het gebruik van de hersenen verbeteren
door ze te gebruiken op een specifieke manier, door gerichte oefeningen, de
zogenaamde breintrainingen. Maar ook lichaamsbeweging heeft een effect: in
sommige gevallen kan het heen en weer bewegen van je ogen al een aanwijsbaar
effect hebben op je intellectuele prestaties, net zoals hardlopen, regelmatig
bewegen, sociaal contact enzovoort.
Er valt dus niet aan te twijfelen: de werking van onze
hersenen is beïnvloedbaar in positieve zin, zeker op korte termijn, en meer dan
waarschijnlijk op langere termijn.
Waarom zijn we dan niet met zijn allen bezig om ons brein te
verbeteren?
Omdat er ook onzin is, zoals de ondertitel aangeeft.
Sommige gunstige effecten verdwijnen vrijwel meteen als de stimulans verdwijnt.
Je moet dus de pillen blijven slikken en heel wat middelen zijn bovendien
verslavend. Alle producten hebben ongewenste nevenverschijnselen die het
gebruik problematisch maken en waarvan zeker de gevolgen op langere termijn
niet gekend zijn. De gunstige invloed is niet alleen van zeer voorbijgaande
aard, maar is ook niet voorspelbaar of gegarandeerd: bij sommige personen helpt
het, bij andere niet. Heel wat producten verbeteren je brein niet, maar stellen
je in staat om er langer en beter gebruik van te maken, bijvoorbeeld door je
zesendertig uur aan een stuk klaar wakker te houden. Dat kan in bepaalde
gevallen een voordeel zijn, maar geen mens kan het op die manier lang
uithouden. Het is ook niet mogelijk om van elk brein een normaal, laat staan
een superbrein te maken, noch om van een superbrein een nog beter brein te
maken: er zijn grenzen aan de verbeteringen die haalbaar zijn voor elk individu
en voor de soort als zodanig.
Bovendien gaat het in veel gevallen om verbeteringen op één
zeer specifiek domein, zonder merkbare verbeteringen op alle andere. Wie zich intensief
oefent in het bespelen van de blokfluit, zal niet meteen beter worden in het
oplossen van sudoku puzzels. We verbeteren dus niet meteen ons hele brein.
Er stellen zich ook ethische vragen: is het verantwoord om
je brein kunstmatig te verbeteren? In een kapitalistische maatschappij zullen
het de rijkeren zijn die toegang hebben tot die middelen en daardoor wordt de
kloof tussen arm en rijk nog groter. Er gaat ook een druk uit van de maatschappij
of het gezag om dergelijke middelen te gebruiken, bijvoorbeeld bij de medische
hulpverleners of in het leger. Mag men mensen dwingen om die stimulerende
middelen te gebruiken? Zelfde probleem met kinderen: moet men kinderen die op
school minder presteren volstoppen met pillen en allerlei trainingen doen
volgen? Hebben we het recht om te zijn zoals we zijn?
De auteur bespreekt al deze aspecten op een rustige,
relativerende manier. Hij wijst op de feiten, maar ook op de implicaties. Zijn
conclusies zijn dan ook zeer gematigd: het is niet evident om ook maar iets aan
je brein te doen, tenzij de werking ervan werkelijk problematisch is. Al de
wetenschap die hij aanbrengt, wordt getemperd door ons gezond verstand.
De auteur haalt zijn wijsheid uitsluitend uit rapporten over
psychologische en klinische testen, die hij vaag omschrijft, zonder
bibliografische gegevens. Dat is in een boekje als dit misschien niet echt
nodig. Maar het is bekend dat dat soort proeven zeer onzekere resultaten
oplevert. Proeven in laboratoria zijn in het beste geval zeer nauwkeurig, maar
testen slechts bepaalde verschijnselen, terwijl andere volledig buiten
beschouwing gelaten worden. Men moet dus zeer voorzichtig zijn met de
resultaten en dat is onze auteur gelukkig ook, maar het blijft wel zo dat alles
wat hij neerschrijft uitsluitend gebaseerd is op dergelijke testrapporten. Hij
is een docent en wetenschapsjournalist, maar het is vooral dat laatste wat hier
aan bod komt. Hij bespreekt het werk van andere wetenschappers en is daarbij noodzakelijkerwijze
erg selectief. Dat wil zeggen dat er voor de meeste proefresultaten
waarschijnlijk andere zijn, die het resultaat tegenspreken of althans sterk relativeren.
Het is vooral om die reden dat ik dit overigens zeer vlot
geschreven boekje niet meteen zou aanraden aan de echt geïnteresseerde lezer. Wanneer
je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, ben je niet meteen veel wijzer
geworden. Je weet nu dat je niet alles moet geloven wat men je over de
verbetering van je brein wil wijsmaken, maar ik ga ervan uit dat dit bij de
meesten onder ons al enigszins het geval was. Naar mijn mening zijn er betere behandelingen
van deze problematiek. Ik denk daarbij vooral aan Antonio Damasio, die in 2013
een eredoctoraat krijgt in Leuven. Dat is een wetenschapper en een arts, die in
zijn laboratorium en in zijn kliniek een jarenlange praktijk heeft doorgemaakt
met concrete patiënten, niet met eerstejaarsstudenten die als Chinese
vrijwilligers gebruikt worden door assistenten in opleiding aan een of andere
universiteit. Damasio is ten minste even goed leesbaar als dit boekje, maar hij
gaat veel verder en graaft veel dieper, ook op filosofisch vlak, dan wat ons
hier aangeboden wordt.
Kortom, dit is een goed geschreven boekje over de
beïnvloeding van ons brein en de verbetering van onze prestaties bij bepaalde
toepassingen, maar het is iets te oppervlakkig om ons veel nieuws bij te
brengen.
Reinhoud de Jongh, Verbeter
je brein. Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest, Atlas
Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012, 140 blz., paperback.