mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
31-03-2013
Desiderata - Max Ehrmann
Waarnaar het hart verlangt (1927)
MaxEhrmann (1872-1945)
Bewaar je kalmte
te midden van lawaai en haast
en bedenk hoe
vredig de stilte kan zijn
kom goed overeen
met iedereen
zoveel als
je kan en zonder jezelf te verliezen
zeg je eigen
waarheid rustig en klaar
en luister
naar de anderen al zijn ze dul of dom
ook zij
hebben een verhaal te vertellen.
Vermijd
luidruchtige en agressieve mensen
ze zijn een bron
van ergernis voor het gemoed
als je
jezelf met anderen meet,
wacht je
wellicht hoogmoed en bitterheid
er is er altijd
een die meer is of minder dan jij.
Geniet evenzeer
van wat je al bereikt hebt
als van de plannen
die je nog maakt
blijf gedreven
in je werk hoe nederig het ook is
een vaste
waarde in de wisselende kansen van de tijd
Go
placidly amid the noise and haste, and remember what peace there may be in
silence. As far as possible without surrender be on good terms with all
persons. Speak your truth quietly and clearly; and listen to others, even the
dull and the ignorant; they too have their story. Avoid loud and aggressive
persons, they are vexations to the spirit. If you compare yourself with others,
you may become vain and bitter; for always there will be greater and lesser
persons than yourself. Enjoy your achievements as well as your plans. Keep
interested in your own career, however humble; it is a real possession in the
changing fortunes of time. Exercise caution in your business affairs; for the
world is full of trickery. But let this not blind you to what virtue there is;
many persons strive for high ideals; and everywhere life is full of heroism. Be
yourself. Especially, do not feign affection. Neither be cynical about love;
for in the face of all aridity and disenchantment it is as perennial as the
grass. Take kindly the counsel of the years, gracefully surrendering the things
of youth. Nurture strength of spirit to shield you in sudden misfortune. But do
not distress yourself with dark imaginings. Many fears are born of fatigue and
loneliness. Beyond a wholesome discipline, be gentle with yourself. You are a
child of the universe, no less than the trees and the stars; you have a right
to be here. And whether or not it is clear to you, no doubt the universe is
unfolding as it should. Therefore be at peace with God, whatever you conceive
Him to be, and whatever your labors and aspirations, in the noisy confusion of
life keep peace with your soul. With all its sham, drudgery, and broken dreams,
it is still a beautiful world. Be cheerful. Strive to be happy.
Max
Ehrmann, "Desiderata" (1927)
Categorie:poëzie Tags:levensbeschouwing
29-03-2013
Crisis
Crisis. Ik heb het nog niet anders geweten. Het is altijd
crisis, is het niet van het een, dan van het andere, maar meestal van alles
tegelijk: de crisis is systemisch, een woord dat Van Dale nog niet gehaald
heeft, maar dat lijkt alleen een kwestie van tijd.
Wat moeten wij daarmee? Simpele burgers zoals jij en ik zitten
opgescheept met een frustrerend gevoel van diepe machteloosheid. Wij hebben
geen idee van de oorzaken van de crisissen, laat staan dat we een oplossing
zouden kunnen bedenken. In een crisis gebeuren er allerlei vreselijke dingen,
maar zelfs als we achterhalen hoe dat in hemelsnaam mogelijk geweest is, zijn
we daar achteraf niets mee: de schuldigen worden niet gevonden of bestraft, zodat
niemand ontraden of afgeschrikt wordt om het nog eens te doen of ook eens te proberen,
de gevolgen kunnen niet ongedaan gemaakt worden, en er zijn blijkbaar geen
lessen die we eruit trekken.
Snafu is een woord dat me dan te binnen schiet, een
Amerikaanse militaire slang term, een
acroniem of letterwoord uit de Tweede Wereldoorlog: situation normal, all fucked up. Crisis is de normale situatie.
Daaruit valt toch tenminste dit te leren: we hoeven ons niet
te verbazen of te ergeren over het feit dat er een crisis is: niets is meer
normaal dan dat. Er kan immers zoveel verkeerd gaan in onze wereld, dat het
veeleer een wonder zou zijn als dat niet
het geval was. Meteen kunnen we ook wel stellen dat er niet één
verantwoordelijke is; het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het
zijn dus niet de banken, of de rijken, of de regering, of de vakbonden die het
gedaan hebben en steeds weer doen: wij zijn het, met zijn allen. Je hebt wel
eens uitschieters, zoals een trader
die een aantal miljarden kwijtspeelt, maar meestal zijn we er allemaal massaal
bij betrokken. Zoals bij de opwarming van de aarde: niet alleen de industrie
(die toch ook maar voor iedereen draait), maar elk van ons doet er aan mee,
elke keer als we bij manier van spreken, of zelfs letterlijk, een windje laten.
Dezer dagen hoor je veel kritiek op de banken: Cyprus,
Ierland, Spanje en Portugal, Italië, maar ook de Verenigde Staten, Groot-Brittannië
en zelfs hier bij ons, en IJsland zijn dan we dan al weer bijna vergeten. Maar
wat heeft die crisissen veroorzaakt? Niet één inhalige CEO, niet een
graaicultuur bij de banken, maar wij allemaal. We laten ons verleiden om meer
leningen aan te gaan dan we kunnen terugbetalen en om ons geld te beleggen aan een
hogere interest dan redelijk is. Hoewel we uit onze dagelijkse praktijk wel
beter weten, blijven we toch denken dat het geld aan de bomen groeit, dat er
snelle winsten te maken zijn zonder te werken, dat men ook slapend rijk kan
worden. Als dat al zo zou zijn, dan blijkt die snel verworven rijkdom zeer
relatief en zeer volatiel: je bent er noot zeker van, je bent je snelle winst
zo weer kwijt, en soms zelfs een flink stuk van je kapitaal. Het zijn maar
uitzonderingen die met al hun speculatief gedrag beter doen dan de markt, dat
wil zeggen de interesten die je bij elke bank krijgt. We jagen dus droombeelden
na, zoals wanneer we meedoen aan loterijen: je kan het groot lot winnen, maar
de kans is erg klein, zo klein dat een verstandig mens er maar beter niet aan
meedoet.
Maar zo zijn we niet: wij hopen allemaal dat we de
uitzondering zullen zijn, dat we de regel kunnen breken die zegt dat je moet
werken voor je boterham. Meer nog: we houden vol dat je van werken niet rijk
wordt. Van wat dan wel?
Als het niet van werken is, dan is het van diefstal.
Ik denk dan aan de koloniale tijd, toen men in de warme
landen allerlei grondstoffen ging halen zonder ervoor te betalen; integendeel,
de inboorlingen werden zelfs als slaven ingezet bij de productie, verkocht, verkracht
en uitgeroeid. Wegens hun zeldzaamheid waren die grondstoffen hier peperduur
(daar komt ons woord trouwens vandaan), en zo kon men hier dus enorme winsten
maken, vaak met zo goed als nutteloze stoffen, zoals zilver en goud en edelstenen,
maar ook peper, kaneel, kruidnagel, cacao, koffie en thee. Multatuli maakte al
duidelijk dat het niet om handel in koffie ging, maar om diefstal en
uitbuiting.
In feite is wat nu gebeurt niets anders. Even nutteloze of
niet-essentiële producten worden een hype, zoals gsms, mobieltjes. Een firma
die een succesvol toestel op de markt brengt (dat ergens in een arm land door
een uitgebuite bevolking gemaakt wordt voor zo goed als niets, maar in de rijke
landen duur verkocht), ziet haar beurswaarde spectaculair stijgen. Dat wil
zeggen dat de eigenaars of de aandeelhouders plots virtueel rijk zijn.
Virtueel, want als ze hun gestegen aandelen niet verkopen, zijn ze net zo rijk
als voorheen. En als ze ze wel verkopen, wat moeten ze dan met dat geld?
Beleggen in andere aandelen en hopen dat die ook weer stijgen? We weten hoe dat
gaat: met aandelen valt veel geld te verdienen en veel geld te verliezen, en je
moet al heel veel geluk hebben om beter te doen dan de markt, en zo zijn we
weer bij af, zonder langs de bank gepasseerd te zijn.
Te veel mensen, ook gewone mensen, zijn bezig met het
najagen van snelle en spectaculaire winsten. Het is zelfs zo dat als je dat
niet doet, je doorgaat voor een kluns. Gewoon elke dag naar je werk gaan en
daar de hele dag ernstig bezig zijn met wat van je verwacht wordt, wat dat ook
is, dat lijkt wel alleen voor domoren weggelegd.
Of toch niet? Bezorgde Belgen halen nu massaal hun geld weg
uit risicovolle beleggingen en deponeren het op spaarboekjes, waar je zo goed
als geen rente krijgt, zeker als je rekening houdt met de inflatie. Tweehonderdveertig
miljard euro hebben we zo op de bank staan. Dat is als ik het goed heb 24.000
euro per Belg. In oude franken is dat ruwweg een miljoen. Elke Belg is dus
miljonair, alleen al met wat we op onze spaarboekjes staan hebben. Natuurlijk
is dat alleen statistisch zo, in de praktijk is het anders verdeeld, waarbij
een dunne toplaag het grootste deel van het geld heeft, een heel wat mensen zo
goed als niets.
Vandaar dat iedereen het erover eens is dat de rijkdom niet
eerlijk verdeeld is, niet in ons eigen land en niet in de wereld. Men wil dus
een meer billijke herverdeling. Maar dan beginnen de problemen. Herverdelen is
afnemen van de enen om het aan andere te geven, zomaar. Ja, dag Jan! Niemand
staat daarvoor te springen, natuurlijk, zeker niet wie enig bezit heeft. Wij
hebben dat bezit immers met hard werken verdiend, of met verstandig beleggen,
of desnoods met het groot lot te winnen. En we betalen al zoveel belastingen om
studerende jongeren, werklozen en zieken en ouderen te onderhouden. Politieke
en economische systemen die op herverdeling inzetten, zijn niet populair. Het
communisme begon als een idealistisch en humaan project, maar zonk binnen de
kortste keren weg in de meest afschuwelijke en mensonterende waanzin. Ook zo
voor het nationaal-socialisme in Duistland. Zo moet het dus niet.
Hoe dan wel? Wij hebben een gezonde argwaan tegenover mensen
die zeggen hoe het moet, of dat nu economen zijn, politici, syndicalisten,
middenvelders, filosofen of godsdienstige leiders. Wij wantrouwen gezag, omdat
we zien dat het gezag het niet beter doet dan wij zelf. Systemen zijn niet
volmaakt. Of het openbaar vervoer, de post, de bank of de industrie door de
staat wordt uitgebaat of door privé firmas, het maakt omzeggens geen verschil,
zeker niet op termijn. Hoe kan het ook anders? In elk geval zijn het mensen die
de systemen bedenken en draaiend houden. En de mensen zijn overal eender, of
toch zo goed als.
Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Het gaat fout, zo
blijkt telkens weer, als te weinig mensen te veel macht hebben. Het gaat beter
wanneer zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het bedenken van
oplossingen en bij het toepassen ervan. Dat noemen we democratie. We moeten er
dus voor zorgen dat onze samenleving democratisch blijft. Dat kan alleen maar
wanneer we daarvoor goede systemen uitwerken, niet alleen in de politiek maar in
alle geledingen van de maatschappij. Democratie moet een ingesteldheid zijn die
we altijd en overal toepassen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben vaak de
indruk dat het democratisch proces tijdrovend en inefficiënt is. Maar dan
moeten we bedenken dat wanneer we afwijken van dat democratisch ideaal, andere en
veel grotere gevaren op de loer liggen: diefstal, uitbuiting, onmenselijke
behandeling van onze medemens en de andere levende wezens, vernietiging van
onze leefwereld, ongelijke verdeling van de rijkdom, waanzinnige oorlogen
Hoewel de democratie in de eerste plaats een ingesteldheid
is die in elke mens moet aanwezig zijn, hebben wij ook behoefte aan systemen
die dat helpen realiseren. Het is niet voldoende dat onze parlementairen
democratisch verkozen worden, het parlement moet ook democratisch te werk gaan
in zijn wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet voldoende dat bijvoorbeeld
via de vakbonden de werknemers betrokken worden bij sommige aspecten van de
bedrijfsleiding, zij moeten mede de verantwoordelijkheid dragen. En in
religieuze gemeenschappen zijn we nog ver van enige echte inspraak.
Ik ben geen voorstander van totalitaire systemen, waar een
zogenaamd democratisch systeem van boven uit opgelegd en afgedwongen wordt. Wij
hebben genoeg gezien dat zoiets niet werkt en integendeel tot nog grotere
misbruiken en ongelijkheid leidt. Ik zie geen andere mogelijkheid dan steeds te
blijven ijveren voor een echte en doorgedreven democratie. Als de grootste
bedreiging daarvan zie ik de concentratie van macht bij een te beperkt aantal
personen gedurende een te lange periode. Dat kan men verhinderen door de macht systematisch
te verdelen over meer personen en instellingen en door hun ambtstermijn dwingend
en drastisch te beperken in de tijd. Op die manier garanderen we dat meer
mensen betrokken worden in de besluitvorming en dat is, daarvan ben ik
overtuigd, de enige manier om een wereld tot stand te brengen waarin het voor
iedereen goed leven is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
24-03-2013
Onze waarden? Of toch niet...
Een boek met als titel: Onze waarden? Welke toekomst voor
het humanisme? uitgegeven bij de Universitaire Pers Antwerpen in een reeks die
Cogito heet, dat schept
verwachtingen.
Je moet echter ook de kleine lettertjes lezen, bijvoorbeeld
op de achterflap: De Cogito-reeks bundelt de boeiendste gedachten van de
gastsprekers die door de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen
worden uitgenodigd. Dan weet je dat het om de teksten van toespraken gaat, en
dat is een ander genre dan het essay, zoals zal blijken. Je moet dan ook niet
verwachten dat er een rode draad loopt door de verschillende bijdragen heen:
zij zijn immers vrij om te vertellen wat ze willen over een zo ruim onderwerp
als waarden en ze hoeven hun teksten niet op elkaar af te stemmen. Dat is
goed om weten: het gaat niet om een gezamenlijke, gestructureerde, benadering
van een thema, waarbij de belangrijkste aspecten op een evenwichtige manier aan
bod komen.
De inleiding van Jurgen Slembrouck, de medewerker van de
Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen die de lezingenreeks
organiseerde, brengt ons meteen in medias
res. Wij herinneren ons nog wel de heibel die er is geweest rond een van de
lezingen, die van Benno Barnard, die verstoord werd door fundamentalistische
moslims van Sharia4Belgium. De
lezing werd omwille van de voortdurende onderbrekingen geannuleerd.
Meteen is de toon gezet. Dit is inderdaad geen bundel met
serene bijdragen over de waarden van het humanisme. Het kan geen toeval zijn
dat al de sprekers het hebben over de islam. Barnards lezing, waarvan we de
inhoud helaas niet kennen, droeg als titel: Het islamdebat: Leve god, weg met
Allah! In zijn inleiding heeft de redacteur het over de idealen die ons
dierbaar zijn en die wezenlijk zijn voor onze westerse samenleving, maar hij
belicht die vooral vanuit de bedreigingen die uitgaan van de moslim-immigranten
hier bij ons en van de moslimlanden wereldwijd. Het is een eenzijdige benadering
die maar al te nadrukkelijk aanwezig is bij een bepaalde rabiate groep binnen de
georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen.
Dirk Verhofstadt heeft het over het atheïsme als basis voor
de moraal. Hij gebruikt de klassieke argumenten: het zijn de godsdiensten die
verantwoordelijk zijn voor het geweld in de wereld, kijk maar naar de
geschiedenis en naar wat er vandaag in de wereld gebeurt. Hij ziet ook een verband
tussen de wereldwijde schrijnende armoede en de prominente rol van de religie
in die streken. Religie is aan een opmars bezig, zo stelt hij vast. De idealen
van de Verlichting (in dit boek steeds verwarrend met kleine letter geschreven,
alsof het over straat- of huiskamerverlichting gaat) staan onder druk; men wil
het individueel zelfbeschikkingsrecht terugschroeven en alle macht weer aan de
religies geven. Nochtans hebben die geen poot om op te staan: zij baseren zich
op vermeende heilige boeken (een pleonasme, als je het mij vraagt, want dat
iets heilig is, berust enkel op de mening van wie dat claimt, er zijn geen
echt heilige boeken), en ze houden geen rekening met de wetenschap.
Wat stelt hij daar tegenover? Vooreerst maakt hij zijn eigen
positie duidelijk: hij is geen atheïst pur
sang, de kwestie van het bestaan van God is voor hem niet zo belangrijk.
Het atheïsme, dat hij definieert als de hypothese (sic) dat God niet bestaat is voor hem wel de grondslag van de
moraal. Wij moeten er bij het opstellen van een moraal van uitgaan dat er geen
God is, anders loopt het fout. Of er een God is of niet, is niet ter zake. Dat
is geen agnosticisme, beweert hij, want het agnosticisme laat het bestaan van
God in het midden. Men kan dan soms gelovig zijn en soms niet. Vreemd. Is het
niet veeleer zo dat een agnost beweert dat men van God noch het bestaan noch
het niet-bestaan kan bewijzen, dat men er met andere woorden niets kan over
zeggen en dat het bestaan van God dus een irrelevante kwestie is?
Waarop moeten we ons dan wel baseren? Op de kritisch
rationalistische wetenschappelijke methode. Verhofstadt verwijt gelovigen en
totalitaire regimes dat ze het persoonlijk geweten uitschakelen in naam van
een abstract en alomvattend plan, van absolute en onveranderlijke waarheden,
van blind en irrationeel geloof in het Beter-zijn-dan-de-Ander ( ). Hij stelt
zelf de retorische vraag of zijn methode niet in het zelfde bedje ziek is, en antwoordt
dus gedecideerd: neen! En waarom niet? Omdat we nu een ander (vermeend heilig?)
boek hebben: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Meteen zien
we de zwakte van het argument: waarom zouden sommige mensen, individueel of
collectief, wel in staat zijn om tot absolute en universele waarheden te komen,
en andere niet?
Daarom gaat hij op zoek naar een empirische grond voor zijn
universele waarden en hij komt uit bij dit basisgegeven: elk levend wezen
verzet zich tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn. Dat zal wel niemand
betwisten, maar hoe kan dat de basis zijn voor een universele menselijke moraal? Wij vernemen geen details.
Waar het blijkbaar om gaat in die ethiek, is dat we niemand pijn berokkenen
tegen zijn of haar wil. Dat lijkt wel erg mager, en ook erg idealistisch. Zelfs
als we het goed bedoelen, hebben onze daden ook negatieve gevolgen. Niets is
absoluut goed, of slecht. En alleen maar geen kwaad doen is nog niet
hetzelfde als goed doen. Wat Verhofstadt hier voorstelt is een universeel of
kosmopolitisch burgerschap, waarin iedereen alle anderen absoluut respecteert.
Tja
In de laatste paragrafen pleit Verhofstadt vervolgens voor
een neutrale overheid. Scheiding van kerk en staat, verwijderen van alle
verwijzingen naar godsdienst uit de publieke sfeer en uit de opvoeding
enzovoort. Het is nu aan de mens om vanuit de rede onschendbare wetten in
stenen tafelen te beitelen. ( ) Geen Thora, geen Bijbel en geen Koran dus, maar
een consequent doorgetrokken Kritiek van
de zuivere rede.
Alsof er één kritisch rationalistische wetenschappelijke
methode zou zijn waarover iedereen het eens is. Alsof de zuivere rede een
ideaal zou zijn dat zelfs maar enigszins benaderbaar zou zijn. Alsof de zeven
miljard mensen van vandaag aan de hand van die kosmopolitische ethiek plots
volmaakte universele medeburgers zouden worden. Ik deel dat onverholen
optimisme niet over de menselijke redelijkheid. Het volstaat trouwens, ironisch
genoeg, om de volgende bijdrage in het boek te lezen, waar het hier zo geprezen
kosmopolitisme op grond van de rede wordt verketterd als de oorzaak van alle
kwaad.
Die bijdrage van Wim van Rooy, onder de titel Links en verlichting, heeft een heel
andere stijl. Ik kende de auteur niet en viel zowat van mijn stoel vanaf de
eerste regels. Het is een bombardement van namen en titels, bon mots in alle
mogelijke talen, modieuze slogans en slagwoorden, erudiete verwijzingen en
allusies, woordspelingen, en van alle retorische wendingen en stijlfiguren die
je maar kan bedenken, en zelfs enkele onvoorstelbare. Ook inhoudelijk is het
een niet aflatende tirade, een catilinarische rede, een filippica tegen al wat
links intellectueel is, of groen, pro-Palestijns, anti-Joods, multicultureel,
of moslim. Ik ga er niet veel woorden aan vuil maken. In een volgende bijdrage zegt
een collega dat deze man zijn pen in vitriool heeft gedrenkt. Dat is zeker
zo, en dat maakt zijn bijdrage ongenietbaar. Maar veel erger is de agressieve
eenzijdigheid. Ik geef één voorbeeld. Herhaaldelijk zegt de auteur dat de islam
al 1400 jaar de wetenschap bestrijdt. Het valt echter niet te ontkennen dat het
precies in die moslimwereld is dat bijvoorbeeld de Grieks-Romeinse cultuur is
bewaard gebleven, terwijl ze in het Westen zelf volledig ten onder was gegaan.
Maar dat is een detail van de geschiedenis, blijkbaar, zoals er wel meer zijn
die in deze tirade weggemoffeld worden tussen de banbliksems. Maar genoeg
daarover.
Helaas worden wij van de volgende bijdrage, die nochtans
zeer verschillend is, niet vrolijker. Ronald Commers heeft het over
Tolerantie, omdat er grenzen zijn. Enkele ethische reflecties bij het
multiculturaliteits- en islamdebat. We beginnen met een lang citaat, in het
Duits, van de meest bekende tekst van Karl Marx, juist, die over de godsdienst
als de opium van het volk. Van daar gaan we naadloos over naar de actualiteit:
de discussies over het dragen van de hoofddoek door de leerlingen van het
beroemde Koninklijk Atheneum in Antwerpen in 2009. De auteur citeert
uitvoerig uit zijn opiniestuk dat hij naar De
Standaard stuurde (maar dat de redactie wijselijk niet publiceerde). Vervolgens
krijgen we nog meer citaten uit eigen werk, gestoffeerd met lange voetnoten, en
zo kabbelt het betoog van de auteur verder, zonder enig duidelijk doel,
alluderend op allerlei vetes en verdachtmakingen en zelf ook niet vies van
vegen uit de pan voor collegae die van mening verschillen. Wij krijgen
verwijzingen voorgeschoteld naar vooral Duitse publicaties uit de negentiende
en vroeg twintigste eeuw, over kwesties die wellicht van groot belang zijn,
maar zonder dat wij in de gelegenheid gesteld worden om zelfs maar te vermoeden
waarover ze gaan. Maar één zaak is duidelijk: Commers houdt niet van de Koran,
van de islam of van moslims. Dat is zijn zaak, natuurlijk. Maar of wij iets
hebben aan zijn ontboezemingen?
Magda Michielsens is de volgende die zich uitspreekt in het
debat, zij het aanvankelijk aarzelend. Ze zegt het met een haiku:
Ik, vol ongeloof,
kijk vrijzinnig om me
heen:
zwijgen of spreken?
Dat is de kapstok waaraan ze haar tekst ophangt. Ze spreekt
over zichzelf, over haar ongelovige opvoeding en overtuiging, over het
christendom als een bepalend cultuurelement, over het terrorisme en de
onverdraagzaamheid van de islam en de godsdiensten in het algemeen Ze heeft
het over wat zij belangrijk vindt, zoals de scheiding van kerk en staat, de
georganiseerde rationaliteit (sic),
de georganiseerde strijd tegen stupiditeit, zeker wanneer deze als principe
optreedt. Enzovoort. Tot slot heeft ze het ook over het hoofddoekendebat, wat
had je gedacht, en ze is ertegen: Hoofddoeken horen niet thuis in een onderwijssituatie.
Waarom? Omdat men zo bezig is terrein te veroveren voor een politieke zaak
waar zij (de moslimas) achter staan ze zijn continu bezig de ruimte voor de
islam uit te breiden.
Raymonda Verdyck is sinds 2009 afgevaardigd bestuurder van
het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap. Zij brengt een ietwat tamme tekst
over dat onderwijs, aan de hand van officiële teksten en programmaverklaringen.
Het klinkt allemaal heel braaf en idealistisch, maar het heeft weinig van doen
met de harde werkelijkheid die zich in het gemeenschapsonderwijs afspeelt. En
neen, hoofddoeken zijn niet welkom in het GO! Om strikt pedagogische redenen
natuurlijk.
Floris van den Berg is de vreemde eend in de bijt. Hij heeft
het zich gemakkelijk gemaakt. Hij heeft een tekstje afgeleverd waarin hij
reclame maakt voor een van zijn boeken, en heeft zelfs niet de moeite genomen
om de tekst aan te passen voor de gelegenheid. In dit boek Ook de redacteur
heeft niet ingegrepen. Wat er overblijft heeft veel weg van een sessie in een
van de vele seminaries waarmee bedrijven hun werknemers teisteren, inclusief
het obligate rollenspel. Beeld je eens in dat je een koe bent. Enzovoort. Als
hij af en toe probeert ernstig te zijn, gaat hij flink de mist in. Tolerantie:
ja hoor, maar met mate! Tolerantie voor intolerantie (behalve als vrije
expressie) is intolerabel. Of dit: De essentie van het project van de
verlichting is om te trachten met er met elkaar het beste van te maken door
zelf na te denken. (sic) Dat geloof
in het zelf nadenken heeft deze auteur gemeen met zijn collegae in dit boek.
Kritisch denken en het individu als ijkpunt van de moraal zijn de twee
kernwaarden van de verlichting. Alsof elk individu op zijn eentje plots tot
een verlichting zou kunnen komen als het maar lang en hard genoeg individueel
nadenkt, en dan meteen ook een volmaakt wezen zou zijn. Alsof er geen maatschappij
is waarin wij allen moeten samenleven. Het uitgangspunt is het vermogen tot
lijden. Dat lijkt sterk op de grond van de moraal volgens Verhofstadt. Ook
hier gaat het om het vermijden van het lijden, veeleer dan over de hoop die wij
allen koesteren op een beter leven. Het grootste morele probleem van Nederland
en België - de bio-industrie is eenvoudig op te lossen O ja? En is dat werkelijk
ons grootste morele probleem?
Helemaal lachwekkend wordt het als de auteur ons een
gedachte-experiment voorhoudt, waarbij we zelf de wereld mogen ontwerpen, maar
niet weten welke plaats we in die wereld zullen innemen. Dat zal ervoor zorgen
dat we voor alle (levende) wezens optimale omstandigheden zullen creëren. Zo
komen we terecht in het zelfde optimistisch idealisme van Verhofstadt: met
enige moeite (en veel individueel nadenken) kunnen we een perfecte wereld
creëren voor iedereen. Dat we daar nog niet aan gedacht hebben!
Niet dus. Dit boek wordt geteisterd door vele problemen. Ik
heb er al enkele aangehaald en besluit met dit allesdoordringend probleem: deze
auteurs geven niet de indruk dat ze weten wat het probleem is. Het is niet de
islam, niet het katholicisme, het jodendom of welke godsdienst dan ook (en ook
niet de bio-industrie). Het gaat om het samenleven van zeven miljard mensen, en
dat geeft onvermijdelijk aanleiding tot conflicten, want wij denken niet alleen
(af en toe) na, wij hebben ook gevoelens en wij laten ons meestal daardoor
leiden. Elke oplossing, groot of klein, zal daarmee rekening moeten houden. In
dit boek is er nergens sprake van menselijke gevoelens. Jammer.
Met een boutade zou je kunnen stellen dat de beste lezing
van deze reeks al bij al nog die was van Benno Barnard
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
20-03-2013
Democratie in België en in Vlaanderen
Het beeld van Elio Di Rupo, de Belgische Premier, florerend
tussen andere regeringsleiders en staatshoofden bijeen op een Europese top, raakt
me diep.
Vooreerst treft me de futiliteit van zijn aanwezigheid op
een dergelijke vergadering. Wat is zijn gewicht, en het gewicht van België überhaupt,
in die discussies? Het geringe aandeel van onze economie in het geheel van de
Europese economie maakt dat het vooral de grootmachten zijn die de belangrijke beslissingen
nemen; wij krijgen enkele kruimels die van de tafel vallen, genoeg om de
sociale onrust in Genk en Luik enigszins te bedaren.
Maar mijn ergernis wordt vooral gewekt door het feit dat hij
België en dus in principe ook Vlaanderen en mijzelf vertegenwoordigt. Ik slaag
er absoluut niet in om hem als een spreekbuis te zien van onze belangen. Hij is
een Waalse socialist, die niets dan minachting heeft voor Vlaanderen en de verzuchtingen
van de Vlamingen. Ongetwijfeld en onvermijdelijk zal hij zijn eigen ideeën
verdedigen op die bijeenkomsten, zoals hij dat ook doet in de federale regering.
Hij is niet onpartijdig, dat is wel duidelijk.
Maar zelfs indien hij dat zou zijn, en de mening vertolken
van de officiële federale regering, quod
non, welteverstaan, dan is er nog altijd een probleem met zijn
representativiteit. Niet zozeer aan Waalse kant: in de regering zitten de
Franstalige socialisten (26 zetels in het parlement), de MR (15) en CDH (9); er
zijn slechts drie Franstalige parlementsleden in de oppositie, want Ecolo
verleent samen met Groen! gedoogsteun. Veel representatiever voor de Franstalige
bevolking kan deze regering niet zijn. Het probleem ligt aan Vlaamse kant.
Enerzijds telt de Vlaamse oppositie 38 parlementairen, tegen 43 voor de
regering, wat meteen een totaal andere verhouding geeft. Bovendien zijn de drie
Vlaamse regeringspartijen niet de belangrijkste partijen in Vlaanderen: de N-VA
heeft 27 zetels en is daarmee de grootste partij van België, CD&V heeft er 17,
de SPA en de VLD elk 13; Vlaams Belang heeft nog 11 zetels.
Men zou kunnen argumenteren dat de meerderheid van de
Vlamingen toch vertegenwoordigd is in het parlement en dat is mathematisch ook
zo, als je enkel kijkt naar de zetels voor de meerderheid en de oppositie.
Daartegenover staat dat Vlaanderen, dat 6,4 miljoen inwoners telt, slechts 43 zetels
heeft bij de meerderheid, terwijl de Franstaligen met 3,5 miljoen Walen en 1,1
miljoen (hoofdzakelijk Nederlands onkundige) Brusselaars niet minder dan 50
zetels heeft in de meerderheid. Deze regering weerspiegelt dus de demografische
verdeling van het land niet, en al evenmin de politieke samenstelling van
Vlaanderen. Ze is dus ondemocratisch.
Bovendien kan men ernstige vragen stellen bij de
democratische vertegenwoordiging van de Vlaming door de drie traditionele Belgicistische
partijen. Zij zien hun stemmenaantallen bij elke verkiezing drastisch dalen;
vandaag zeggen de prognoses dat N-VA bij de volgende verkiezingen misschien
zelfs meer stemmen en meer zetels zal halen dan die drie partijtjes samen. Elk
van hen vertegenwoordigt een kleine minderheid, namelijk ongeveer 10 procent
van de bevolking (iets meer voor de zogenaamd katholieke partij), terwijl de
N-VA misschien zelfs tot 40 procent zou halen. Het zijn ook drie partijen die ideologisch
totaal aan elkaar tegengesteld zijn, en traditioneel de basis vormen voor de
heilloze grondige verzuiling van Vlaanderen in liberalen, socialisten en
katholieken. Zij vormen dus geen eenheid, en elk afzonderlijk is slechts
representatief voor een zeer kleine groep in de maatschappij. Bovendien zijn
zij al jaren de grote verliezers bij de verkiezingen en het ziet er niet naar
uit dat daarin snel verandering komt. Hun ideologieën slagen er niet in
jongeren aan te spreken, en de volwassenen en de ouderen hebben het wel gehad
met wat zij van ons land gemaakt hebben sinds 1830.
Ik heb het nu over politieke partijen gehad, maar dat is
slechts omdat het niet anders kan. Je hebt nu eenmaal cijfers nodig om argumenten
kracht bij te zetten. Wat ik heb willen aantonen is dat de federale regering
niet onze regering is, en dat de meerderheid van de Vlamingen niet akkoord gaat
met wat er in ons land gebeurt. Vlaanderen krijgt niet waar het recht op heeft,
omdat de Franstaligen met meer gaan lopen dan waarop zij recht hebben.
Vanzelfsprekend blokkeren de Franstaligen alle pogingen om aan dat voor ons infernale
systeem een einde te maken. Vandaar dat de N-VA en het Vlaams Belang niet
anders kunnen dan pleiten voor het einde van de Belgische staat, op termijn of
meteen.
Voor mij kan dat einde niet rap genoeg komen, zodat de
fundamentele democratische rechten in Vlaanderen kunnen hersteld worden.
Vandaag wordt Vlaanderen geregeerd door een regering die hoofdzakelijk uit
Franstalige linkse partijen bestaat. In een autonoom Vlaanderen zouden er niet
alleen geen door ons niet verkozen Franstaligen in het parlement zetelen en
over ons lot beslissen, maar zou er een overgrote meerderheid zijn van
niet-linkse partijen. Wat men daar ook moge over denken, het zou in alle geval absoluut
een meer democratische situatie zijn dan de huidige zwaar vertekende toestand.
Categorie:samenleving Tags:politiek
09-03-2013
De eenden zijn terug!
Achteraf gezien zat het er aan te komen, en ja hoor: vandaag
zijn de wilde eenden terug. Ik zag net een koppeltje landen in de tuinvijver,
waar ze sinds jaren vaste klanten zijn. Ik weet natuurlijk niet of het
hetzelfde stel is als vorig jaar, noch of het steeds hetzelfde stel is dat
ongetwijfeld de volgende dagen nog herhaaldelijk langskomt. Maar de lente is in
aantocht, dat is zeker. De terugkeer van de eenden uit het zuiden is een
onmiskenbaar teken. Je denkt er niet aan, je verwacht ze niet, en plots zijn ze
er weer en dat geeft je een emotionele schok, een aangename verrassing, een
gevoel van hilariteit. Welkom terug!
Ik heb nog maar net geschreven dat ik niet inzie waarom een
mens moet vliegen, en kijk: de wilde eenden stellen me voor het probleem:
waarom zouden bepaalde soorten wel vliegen en andere niet? De kunst van het vliegen
heeft zich ontwikkeld tijdens de evolutie. Het was een voordeel in de struggle for life: je kan er
bijvoorbeeld mee ontsnappen aan je belagers. Er moet dus op een bepaald
ogenblik een soort van kruipende of lopende dieren geweest zijn die ten gevolge
van een toevallige wijziging in haar chromosomen in sommige exemplaren voorpoten
ontwikkelde die hen in staat stelden om zich iets rapper uit de voeten te maken
dan hun soortgenoten. Dat geeft betere overlevingskansen en dus kans op meer
nazaten, die dan die voorpoten op dezelfde manier, dus door toevallige
mutaties, nog beter ontwikkelde, enzovoort, tot je vliegende dieren hebt.
Onze eenden en alle trekvogels hebben van het langeafstandsvliegen
een kunst gemaakt. Als de weersomstandigheden in de noordelijke streken te bar
worden, vertrekken ze met zijn allen naar het zuiden, duizenden kilometers ver.
En bij de eerste tekenen van de lente voelen ze het kriebelen en stijgen ze op
voor hun lange vlucht naar onze tuinvijver. De mens doet dat niet, of althans
niet massaal. Het is ongetwijfeld zo dat de mens als soort eveneens migraties
ondernomen heeft om te ontsnappen aan een omgeving die het voortbestaan bedreigde,
maar dat was geen seizoensgebonden jaarlijkse verplaatsing zoals bij de
trekvogels en dieren. De mens zocht min of meer gematigde streken op om zich
te vestigen en paste zich daar aan, door zich te beschermen tegen de klimatologische
omstandigheden. De mens ontvlucht zijn habitat niet jaarlijks, maar past het
aan aan zijn behoeften. We zoeken bescherming in holen of bouwen hutten, steeds
beter en groter. En we maken gebruik van de pels van andere dieren, in plaats
van er zelf een te groeien. En dan leren we zelf vuur maken, om ons te
verwarmen en ons voedsel te bakken en te koken. Dat maakt het mogelijk dat wij
overleven zonder ons fysiek aan te passen. We hoeven niet te leren vliegen, we
zijn sedentair, we vinden ons voedsel waar we wonen, en als we er niet genoeg
vinden, dan planten en zaaien we er, tot we er genoeg hebben, of teveel, dat we
dan kunnen bewaren, of ruilen, of verkopen
Het zijn twee verschillende manieren om te overleven. De
eenden werken niet, ze leven van het voedsel dat ze vinden. Maar dat betekent
dat ze zich moeten verplaatsen met de seizoenen, zodat ze altijd het voedsel
hebben dat ze gewoon zijn te eten. De mens blijft waar hij is en eet alles, en
zorgt dat hij altijd te eten heeft. De eend heeft leren vliegen en kan enorme
afstanden moeiteloos overwinnen, haar lichaam is er helemaal op voorzien. Ze
kan ook zwemmen, maar lopen doet ze niet zo goed. Ze kan zich perfect
oriënteren en heeft ook een soort van geheugen. Maar dat is het zowat. Doordat
de mens zich voortdurend moest aanpassen aan zijn omgeving, of sterven, hebben
wij andere vaardigheden ontwikkeld, andere lichaamsdelen ook, in de eerste
plaats onze hersenen, die ons uitstekende diensten bewezen hebben in de loop
van de evolutie en tot op de dag van vandaag. Wij eten eend, de eenden eten
geen homme à lorange of gelakte
mens.
Hebben wij de beste keuzes gemaakt?
De mens is vandaag een erg precair wezen. Wij kunnen niet overleven
zonder onze hoge technologie en onze beschaving. Vergelijk dat met een eend:
die is volkomen autarkisch, zelfs na enkele dagen na de geboorte al. Een eend hoeft
zelf niet te zorgen voor wat ze nodig heeft, ze vindt alles in de natuur, ook een
partner om te paren. Wij daarentegen moeten zowat voor alles zorgen, met grote
moeite en veel gezamenlijke en individuele inspanningen. Het resultaat is dat
wij in staat zijn tot wonderbaarlijke dingen, onze technologie en onze cultuur.
Daarin blinken we uit. De meeste mensen zijn vrij hulpeloos en overleven maar
dank zij de samenleving en de beschaving. In de wilde natuur houden we het niet
langer dan een paar dagen uit.
En toch vind ik dat wij als soort inderdaad de juiste keuzes
gemaakt hebben, al moet je dat natuurlijk in evolutionaire termen zien en niet
als bewuste, doelgerichte keuzes: het is de natuurlijke selectie die
onverbiddelijk werkt volgens de natuurwet en zorgt voor de survival of the
fittest, zonder een bepaald einddoel voor ogen. Doordat wij vooral ingezet
hebben op onze hersenen, hebben we als soort een voorrangsstatuut verkregen in
de natuur tegenover zowat alle andere diersoorten.
Maar dat is een relatieve kwestie. We kunnen immers niet
kiezen. We zijn een mens, of een eend. Een mens kan niet leven als een eend, en
vice versa. Je kan je als mens wel inbeelden wat het zou zijn om een eend te
zijn, en dat kan wel een aantrekkelijk idee zijn, maar niet een dat je kan
waarmaken. Ik ben blij dat ik een mens ben, maar als ik een eend was, dan was
ik waarschijnlijk ook blij dat ik een eend was.
Sinds ik op pensioen ben, is mijn wereld spectaculair gekrompen.
Ik heb heel mijn loopbaan doorgebracht in historische gebouwen in Leuven en
contacten gehad met mensen uit de hele wereld. Ik heb gereisd (met mate) en
grote manifestaties meegemaakt en er zelfs georganiseerd. Ik heb bovenop de TwinTowers
gestaan in New York en op de Eiffeltoren in Parijs. Ik ben de oceaan
overgevlogen, heb (bescheiden) bergen beklommen en in onderaardse grotten rondgelopen.
Ik heb kathedralen bezocht, landhuizen, kloosters en paleizen. Ik heb de hand
geschud van koningen (één, die van ons), presidenten (ook één, die van Israel),
ministers, kardinalen en aartsbisschoppen en geleerde professoren.
Daar is heel plots een einde aan gekomen toen ik zestig werd
en op pensioen ging. Niet dat ik die wereld mis, integendeel. Ik voel me veel
meer op mijn gemak in mijn kleine wereld. Het is zelfs zo dat ik allengs de buitenwereld
ben gaan schuwen. Het grote, het verre, het dure, het indrukwekkende en geweldige,
het schrikt en stoot me veeleer af.
Stilaan begon ik dan te denken dat er iets verkeerd is met
de wereld, dat wij ons als mensheid veel te veel bezig houden met het
grootschalige, dat we al te zeer ingrijpen in onze omgeving, dat we onze
middelen niet goed gebruiken.
Dat gevoel heb ik zeker als ik kijk naar kerken en paleizen
uit vroegere tijden. Ik vraag me dan telkens af: wie heeft dat betaald, en waar
was dat voor nodig? Had men dat geld niet beter kunnen gebruiken? Mijn eerste
gedachte is altijd: grootheidswaanzin, en de tweede: diefstal, uitbuiting.
Waarom moet een vorst een paleis hebben? Wat is het nut van een justitiepaleis
zoals dat in Brussel? Wat heeft de gemeenschap daaraan?
Maar een zelfde gedachte komt bij me op als ik de nieuwe
kathedralen en paleizen zie, de kantoorgebouwen, de zetels van banken en internationale
bedrijven en organisaties, de luxehotels, de wellness-centers, de shopping malls,
de musea en concertgebouwen, de ziekenhuizen en rust- en verzorgingscentra. Wij
hebben het blijkbaar nog niet afgeleerd.
En niet alleen de gebouwen: kijk eens naar het verkeer?
Hoeveel autos en vrachtwagens en motorfietsen rijden er rond, en wat voor! Kijk
eens naar de schepen die we bouwen en de vliegtuigen! Kijk eens wat we eten en
drinken, kijk eens naar de communicatiemiddelen, naar de sportmanifestaties en
de vrijetijdsbesteding
Spontaan voel ik aan dat het zo niet moet, en ik doe er ook
niet aan mee. Als je het niet eens bent met iets, dan ben je ook geneigd om het
te veroordelen en te willen veranderen. Dat laatste blijkt echter totaal
onmogelijk: de wereld is grootschalig en evolueert snel verder in die richting,
en zeker niet terug naar het kleinschalige.
Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan. Tot ik
gisteren, bij het bekijken van een documentaire op tv over de winning van
kopererts plots tot deze gedachte kwam: de hedendaagse wereld is zoals hij is,
en ik heb er geen idee van wat er allemaal gebeurt en hoe; mijn mening is dus
verre van gegrond en doet er dus niet echt toe. Bovendien kan ik er op mijn
eentje niets aan veranderen, zelfs als ik het bij toeval bij het rechte eind
zou hebben (en al de anderen niet ).
Wat is dan de oplossing? We moeten de wereld zien als het
resultaat van ontelbare factoren, die niemand in de hand heeft, die niemand
helemaal in de hand kan houden. We zijn met zeven miljard mensen en die zijn
allemaal druk bezig de wereld te maken zoals hij is. Daar moeten we van
vertrekken, dat is het gegeven: een wereld die permanent in wording is, zonder
dat er centraal aangestuurd wordt. De mensen passen zich aan aan die wereld, en
dat heeft op zijn beurt weer consequenties die niemand had voorzien, en zo
steeds verder.
Als individu moet ik mij in die vrij chaotische wereld bevestigen
en handhaven. Ik kan me verwonderen over het resultaat van die zeven miljard bezige
mensen, ik kan me eraan ergeren, ik kan mijn mening daarover ventileren, maar de
impact van mijn persoonlijke bemoeienissen is minimaal. Dat wil niet zeggen dat
ik de schouders moet ophalen en berusten, helemaal niet, en ook niet dat ik mij
helemaal van de wereld moet afkeren en als een kluizenaar gaan leven ergens op
een onbewoond eiland.
De oplossing, zo meen ik, is bewust leven in de wereld zoals
hij is. Bewust, dat wil zeggen dat ik me niet laat meedrijven met de massa,
maar voortdurend keuzes maak. Met sommige evoluties zal ik meedoen omdat ik er
volledig kan achter staan, andere zal ik afkeuren en er dan ook geen gebruik
van maken. Als anderen dat wel willen doen, dan doen ze dat maar, ik hoef niet
in hun plaats te beslissen. Ik zal bij gelegenheid mijn afkeer of gebrek aan
belangstelling wel laten blijken, maar ik mag niemand dwingen om iets te doen
of te laten.
Bijvoorbeeld. Mensen reizen massaal. Ik vind dat een enorme
verspilling van tijd en energie, en doe er dus niet aan mee. Ik vind niet dat
mensen moeten vliegen, maar ik kan daar niets aan veranderen. Mensen drinken
alcohol, roken en gebruiken drugs. Ik meen dat ze dat beter niet zouden doen.
Maar het is onmogelijk om dat probleem op te lossen op korte termijn, of
misschien zelfs ooit. Ik moet dus mijn verstand gebruiken en er zelf niet aan
mee doen, en ten gepaste tijde laten horen dat het, volgens mij en volgens de
wetenschap, niet goed is. Ik mag wel dromen van een andere wereld, maar ik moet
er ernstig rekening mee houden dat die er voorlopig niet komt. Ook dat is een
realiteit waarmee ik rekening moet houden in mijn eigen leven.
We moeten dus niet alleen de fysieke, natuurlijke wereld
nemen zoals hij is, de bergen, de zee en de rivieren, maar ook wat de mens daarvan
gemaakt heeft. De mens als soort heeft een ongelooflijke invloed op zijn
omgeving en op de medemens. Als individu is je invloed infinitesimaal klein, en
de tijd dat je hier bent is zo voorbij. Het is dus belangrijk dat je de juiste
keuzes maakt voor jezelf. Op die manier bepaal je op een bescheiden wijze mee
het algemeen eindresultaat.