Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    28-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoeken naar God, Carl Sagan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ik had het hier al eerder over de Gifford Lectures, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=697991 en hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=737118. Voor de bespreking van William James’ Gifford Lectures in Edinburgh in 1901-2 klik je hier.

    In 1985 was Carl Sagan aan de beurt in Glasgow. Hij was toen immens populair, dank zij zijn ongelooflijk succesvolle Tv-reeks Cosmos, uitgewerkt in een gelijknamig boek, dat meteen het best verkochte wetenschappelijk boek ooit werd in het Engels. Hij lokte dan ook volle zalen. Het lag in de bedoeling van Sagan om die lezingen uit te werken tot een boek, maar dat is er toen niet van gekomen. In 1996 stierf hij, amper 62 jaar oud, aan longontsteking. Het manuscript van de lezingen bevond zich ergens in de duizenden laden van zijn onmetelijk archief. Zijn weduwe en jarenlange medewerkster, Ann Druyan, kon het niet terugvinden. Het was een anonieme vriend die het uiteindelijk weer kon opdiepen. In 2006 verscheen dan eindelijk de tekst, opgesmukt met de oorspronkelijke dia’s van de lezingen, waar nuttig en mogelijk vervangen door schitterend meer recent beeldmateriaal. Het is een heel nette uitgave, heel mooi ingebonden en gedrukt; ik had de interlinie liever wat kleiner gehad en de letter wat groter, maar dat is een detail.

    Carl Sagan, The Varieties of Scientific Experience. A Personal View of the Search for God, edited by Ann Druyan, London, 2006, xvi + 284 pp., hardcover, nieuw $27,95 maar tweedehands gekocht bij Amazon, waar de nieuwprijs nu $7,50 is; een tweedehands exemplaar koop je al voor amper $2,50…

    Het verschil met het boek van Iris Murdoch is zeer aanzienlijk. Murdoch heeft na de lezingen nog jarenlang intensief gewerkt aan haar tekst en het resultaat is een moloch van een boek geworden. Een boosaardig biograaf zag in haar obsessie met dat boek zelfs een aanleiding voor haar verval in de ziekte van Alzheimer, die haar enkele jaren later zou treffen. De tekst van Sagan daarentegen is onaangeroerd in zijn archief blijven liggen en is nadien vrijwel onveranderd door zijn weduwe uitgegeven. Zijn boek staat dan ook veel dichter bij de lezingen zelf, is veel korter en meer gevat, meer levendig ook en beter verteerbaar. Als appendix krijg je zelfs een selectie uit de vragen en de guitige, geestige en soms scherpe antwoorden van de auteur. Zeker, er is veel gebeurd in Sagans domein, de astronomie en de astrofysica, sinds 1985 en ook in zowat alle andere domeinen van de wetenschap, de positieve zowel als de menswetenschappen, en de samenleving in haar geheel. Toch is deze publicatie, die de lezingen van destijds onder onze aandacht brengt van een nieuw publiek, een weldaad voor de mensheid.

    Niet dat Carl Sagan toen wereldschokkende nieuwe inzichten bracht, of dat ze dat nu na 25 jaar plots wel zouden zijn. Naast zijn wetenschappelijk werk en zijn betrokkenheid bij het Amerikaanse ruimteprogramma was hij erg begaan met het populariseren van de wetenschap en haar resultaten, zoals in Cosmos, het boek en de Tv-reeks. Dat is ook wat hij hier doet en met even groot succes. Men moet daarbij bedenken dat het in 1985 veel minder evident was om uitgerekend in de Gifford-lezingen aan de Schotse universiteiten een rigoureus atheïstisch standpunt te gaan verdedigen, dan bijvoorbeeld Richard Dawkins deed met zijn The God Delusion in 2006. Het valt mij op dat er zoveel meer te doen geweest is over Dawkins’ boek dan over dat van Sagan, terwijl ze toch in hetzelfde jaar verschenen zijn. Het feit dat Carl Sagan toen al tien jaar overleden was, zal daar wel voor veel tussen zitten. Wij vergeten zo gemakkelijk…

    De Gifford-lezingen hebben als algemeen thema de redelijke verklaring van het geloof, de aanwijzingen in de natuur voor het bestaan van God. Wat Sagan doet, is een hedendaagse beschrijving geven van de kosmos, om daaruit lessen te trekken voor onze samenleving.

    Uit een schitterende diavoorstelling van het zichtbare universum blijkt, in zijn eerste hoofdstuk, dat onze aarde slechts een detail is in het geheel. Hij wijst erop dat de onvoorstelbare omvang van het universum iets is waarmee geen enkele aardse godsdienst ooit heeft rekening gehouden. Onze zeer beperkte plaats in het geheel der dingen zou nochtans een les in nederigheid moeten zijn, ook voor de godsdiensten; de God die zij aanroepen is slechts de God van deze aarde, of van de mensen op die aarde, of van een groep van die mensen op een bepaalde plaats en in een bepaalde tijd. Het opentrekken van dat beeld tot een dimensie in tijd en ruimte die de oneindigheid benadert, heeft ontnuchterende gevolgen voor elk spreken over God.

    In hoofdstuk twee overloopt Sagan de geschiedenis van de kosmologie: hoe dacht men in de oudheid over de zon, de aarde, de maan, de sterren, de planeten, de kometen? Zo komt hij onvermijdelijk bij Copernicus, Kepler en Galilei uit en dan bij Newton, Laplace en Kant en de moderne, wetenschappelijke benadering, waarbij de noodzaak aan een Schepper en een Eerste Onbewogen Beweger steeds minder evident wordt.

    De derde lezing was gewijd aan de organische wereld. De vooruitgang van de wetenschap dringt de rol van God steeds verder achteruit. Dat is vooral zo sinds Darwin een principe ontdekte dat kon instaan voor het ontstaan van het leven en de evolutie van de soorten. Daarvoor was het nodig dat de aarde veel, heel veel ouder was dan de vierduizend jaar die de Bijbel stelde. De fossiele resten van vroege levende wezens zijn daarvoor een concreet bewijs. Terloops merkt de auteur op dat de meeste soorten die ooit geleefd hebben vandaag uitgestorven zijn. Extinction is the rule. Survival is the exception. (p. 66). Voor de oorsprong van het leven gaat Sagan op zoek naar organisch materiaal in het universum en dat blijkt abundant aanwezig te zijn in ons zonnestelsel en dus waarschijnlijk ook daarbuiten.

    Toch hebben wij tot nog toe geen sporen gevonden van leven buiten de aarde. Statistisch gezien kan men twee kanten uit. Men kan met een grote graad van geloofwaardigheid aantonen dat de voorwaarden om tot (onze vorm van) leven te komen zo uitzonderlijk zijn, dat er slechts één mogelijkheid is, en dat zijn wij. Maar anderzijds is het even goed doenbaar om aan te tonen dat de mogelijkheden van ruimte en tijd in het universum zo groot zijn, dat het vrijwel ondenkbaar is dat het enige leven hier op aarde zou bestaan. In beide redeneringen is er geen enkele reden om uit te gaan van een Schepper, maar het is wel een interessante denkpiste om over die Schepper na te denken, vanuit die beide veronderstellingen.

    Het vierde hoofdstuk sluit daarbij aan: is er intelligentie buiten de aarde? Sagan vertelt ons over de ‘ontdekking’ van de ‘kanalen’ op Mars in 1877, die aanleiding gaf tot allerlei veronderstellingen over een uitgestorven ras van Marsmannetjes. Sindsdien is gebleken dat die kanalen er niet zijn. Wij zijn op Mars zelfs geland (onbemand) en we hebben vastgesteld dat er geen leven is. We speuren het heelal af, met zeer verfijnde technische middelen, maar wij hebben nog geen zinvol spoor opgevangen. Dat lijkt aannemelijk, als men ervan uitgaat dat een andere beschaving, ander leven, totaal verschillend zou kunnen zijn van wat zich hier op aarde heeft ontwikkeld. Maar de wetten van de natuurwetenschap zijn overal van toepassing, in alle uithoeken van de kosmos en als er ergens enig intelligent leven is, dan kan het niet anders dan dat zij die wetmatigheden ook ontdekken en dus een wetenschap ontwikkelen, vroeg of laat, die hen in staat stelt met ons in contact te treden. Maar dat is (nog) niet gebeurd.

    In het vijfde hoofdstuk rekent Sagan af met wat hij buitenaardse folklore noemt: Ufo’s, vliegende schotels, Erich von Däniken en zijn fantasieën over buitenaardse bezoekers aan de Aarde: het zijn verhaaltjes, er is nooit ook maar enig bewijs gevonden, terwijl er voor alle aangehaalde zogenaamd onverklaarbare verschijnselen telkens zeer goede logische en redelijke wetenschappelijke verklaringen gevonden zijn. Men wist dat al in de 18de eeuw. Hume stelde het zeer duidelijk: als men het over een mirakel heeft, dan moet je de keuze maken; wat is het meest waarschijnlijke: dat het mirakel echt gebeurd is, of dat de ‘getuigen’ liegen of zich vergissen? Het is een feilloos middeltje tegen onzin.

    In de volgende lezing paste Sagan deze redenering toe op de hypothese van het bestaan van God. Telkens wanneer iemand het bestaan van God inroept om een natuurverschijnsel te verklaren, zoals de Bijbel doet en zoals de kerk ook voorhoudt, kan men vrij gemakkelijk afdoende natuurlijke verklaringen vinden. Trouwens, wanneer wij over de God van het Westen spreken, wat is dat dan? De Grieken hadden hun opvattingen, de Romeinen ook, de Joden evenzeer en de christenen op hun beurt. Moderne theologen zoals Tillich zeggen dat er geen God is met bovennatuurlijke macht. Spinoza, daarin gevolgd door Einstein ziet God als de natuurwetten die het heelal beheersen, niet als een persoonlijke God die zijn almacht gebruikt om het heelal te doen draaien zoals hij wil, tot in het kleinste detail.

    De zogenaamde godsbewijzen hebben in Sagans ogen afgedaan, indien ze ooit al enige bewijskracht hadden. Hij begint met een Indische filosoof uit de elfde eeuw, Udayana, die zeven ingenieuze godsbewijzen bedacht en weerlegt die handig en simpel. Dan neemt hij de Westerse godsbewijzen onder de loep: het kosmologisch argument, het argument from design (ID, Intelligent Design), het morele argument (Kant), het ontologisch bewijs (Anselmus), het bewijs vanuit het bewustzijn (Descartes), het bewijs vanuit de religieuze ervaring (met een verwijzing naar zijn voorganger in de Gifford-lezingen, William James). Wat hij daarover te zeggen heeft, is telkens zeer verhelderend in zijn bondigheid. Dat geldt ook voor de klassieke bezwaren tegen het bestaan van God: de onvermijdelijkheid van het geweld en het kwaad in de wereld en in het universum, geconfronteerd met de oneindige goedheid, het medelijden, de liefde en de almacht van God.

    Hij gaat ook in op de afwezigheid van duidelijke bewijzen in de natuur voor het bestaan van God en daar permitteert hij zich wel enkele grapjes: God had bijvoorbeeld een enorm kruis in een baan rond de aarde kunnen laten draaien, of de tien geboden in de maan beitelen… Of hij had de natuurwetten in de Bijbel kunnen zetten, in plaats van de verhaaltjes die helemaal niet kloppen met de natuurwetten.

    In het zevende hoofdstuk neemt Carl Sagan ons mee naar de vroegste samenlevingen op aarde en naar de overblijfselen daarvan in primitieve stammen, op zoek naar de oorsprong van godsdienst, religie. Hij wijst op het traditioneel gebruik van alcohol en andere drugs bij het opwekken van religieuze gevoelens; op het onderscheid tussen agressieve ‘jagers’ en vreedzame ‘verzamelaars’; op de rol van godsdienst en priesters en de vraag naar de efficiëntie van het smeekgebed en offers. Zo komt hij als vanzelf uit bij Freud (Totem und Tabu), maar ook bij het gebruik van chemische middelen om het bewustzijn te manipuleren, zoals LSD en het nu massaal gebruikte Prozac. Wat Marx daarover zei is duidelijk: godsdienst is de opium van het volk. Het volk is zich daarvan echter veel minder van bewust dan degenen die het volk bewust de opium toedienen.

    In de achtste lezing gaat de auteur in op wat hij ‘misdaden tegen de Schepping’ noemt. Vetrekkend van de onooglijkheid en de kwetsbaarheid van de aarde, bespreekt hij eerst de mogelijkheid en de gevolgen van een natuurramp zoals de inslag van een grote komeet of een asteroïde, klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=429. In 1985, in volle, late Koude Oorlog, was de dreiging van de atoomwapens emotioneel veel concreter dan nu, hoewel het fysieke gevaar ervan vandaag niet minder is. Sagan is steeds een voorvechter geweest (als we dat woord mogen gebruiken) van de vernietiging van het militair nucleair materiaal in de wereld. Hij wijst erop dat geen enkele godsdienst zich met enige overtuiging heeft uitgesproken tegen het bestaan en het gebruik van atoomwapens, terwijl die toch de hele schepping kunnen vernietigen.

    Het laatste hoofdstuk is getiteld The Search, de zoektocht en handelt over de plaats van de mens op aarde en in de kosmos. Wij mensen beschikken over een verstand dat veel krachtiger is dan andere diersoorten. Wij zijn steeds op zoek naar inzicht, enerzijds in het groter geheel, het heelal en anderzijds naar inzicht in onszelf. De zoektocht naar wie en wat wij zijn stoot op weerstand doordat een groot deel van onze mentale activiteit onbewust is, spontaan, automatisch, oncontroleerbaar. Wij zoek naar waarheid, de waarheid en we bestrijden anderen die een andere waarheid nastreven of beweren gevonden te hebben. We bevechten elkaar op deze aarde, we trekken duidelijke grenzen tussen wij en zij, grenzen die vanuit de ruimte onzichtbaar zijn. De mensheid bedreigt zichzelf met algehele uitroeiing, bedreigt het milieu, bedreigt misschien, wellicht, het enige leven dat er in het heelal is. Wij hebben geen oog voor het groter perspectief, ruimtelijk en in de tijd, die al dertien miljard jaar loopt, grotendeels zonder de mens. Wij verdoen onze tijd met elkaar te bestrijden, meestal omwille van dwaze religieuze en ideologische overtuigingen, en de aarde in gevaar te brengen, terwijl we goed weten dat we zonder een gezond milieu niet kunnen bestaan. Waarom?

    Wij moeten leren lessen te trekken uit wat de mens is in het geheel der dingen.

    Deze samenvatting doet natuurlijk geen recht aan de spontaneïteit, de scherpzinnigheid, de humor en de overtuigingskracht van het boek van Carl Sagan, daarvoor moet je het maar zelf lezen en dat kan ik je alleen maar aanraden. Ik heb herhaaldelijk zitten denken, tijdens het lezen: ik wou dat ik die negen lezingen had kunnen bijwonen, toen in 1985! Hoe zou dat mijn leven ingrijpend veranderd hebben… Maar ik ben al blij dat ik het boek nu gelezen heb en dat ik het eventjes onder uw aandacht heb mogen brengen. Een zeer goed idee trouwens voor een mooi en zinvol eindejaarsgeschenk, voor uzelf of voor anderen; voor de prijs moet je het voorwaar niet laten.

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:wetenschap
    25-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Secularism, Mike King
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Het is voor een gewone burger soms moeilijk om de vrije markteconomie te begrijpen. Ik heb het nu niet over de vlucht van bedrijven naar lagelonenlanden: het onmiddellijk voordeel daarvan is ook voor een leek duidelijk. Nee, het zijn eerder kleine, onopvallende zaken die me intrigeren. Ik was op zoek bij Amazon, de grootste internetboekhandel ter wereld, naar boeken over, je raadt het nooit: atheïsme, secularisatie, ongeloof, vrijzinnigheid. Een trok mijn aandacht: Mike King, Secularism. The Hidden Origins of Disbelief, 323 pp., index, bibliografie, Cambridge, 2007. Maar nog meer dan de titel was het de prijs die me opviel: $52,50 doch afgeprijsd naar $1,67 en dat voor een nieuw boek. Bij het Britse filiaal kost het zelfde boek £25. Ik heb het besteld in Amerika, samen met nog enkele andere, zodat de verzendingskosten verspreid over drie of vier boeken bijna verwaarloosbaar waren. De auteur is Mike King, docent (computergrafiek, maar dat moet je wel even opzoeken) aan de London Metropolitan University. Het boek telt 323 pagina’s van vrij groot formaat, behoorlijk gebonden, met een slappe maar vrij stevige kaft en een knappe omslagfoto, waarop computergrafiek van de auteur leuk gecombineerd is met klassieke foto’s van Darwin, Marx en Freud. 

    Bij nader toezien merk je dat het niet om ‘echt’ professioneel drukwerk gaat: de inkt glanst, wat op een printer wijst; het zetwerk is verzorgd, maar mijn door jaren DTP geoefend oog ziet ook daar sporen van Word: de uitvulling is onregelmatig, de hoofdletters zijn te groot in vergelijking met de ‘kleine’ letters, de pagina’s ‘registreren’ niet: de lijnen waarop de letters van de woorden staan op de recto- en de versozijde van het blad komen niet overeen en dat geeft een grijze doorkijkschaduw tussen de regels.

    Wat de inhoud betreft: ik heb veel moeite gehad met dit boek. De reden is, dat je niet weet waar de auteur naartoe wil; ik denk dat hij het zelf ook niet weet. En nu ik het boek uit heb, weet ik het nog niet. Er is ondertussen een vervolg verschenen: Postsecularism: the Hidden Challenge to Extremism, ($52,50!), maar ik ben niet geneigd om het mij meteen aan te schaffen, misschien wel als het afgeprijsd wordt tot 1 dollar.

    De basisgedachte van het boek is niet echt origineel, maar best wel interessant. De recente opflakkering van atheïstische boeken richt zich vooral op het christendom, meer bepaald het katholicisme, nog meer bepaald het conservatief dogmatisch rooms katholicisme van de 19de eeuw en de overblijfselen en doorwerking daarvan in de 20ste en 21ste eeuw, om nog te zwijgen van de voorgeschiedenis: de ‘duistere’ middeleeuwen, de kruistochten en de Inquisitie. De auteur meent dat die boeken in de eerste plaats antiklerikaal zijn, veeleer dan atheïstisch. Zij verzetten zich tegen de uitwassen van de wereldse machtsstructuren van de katholieke kerk, tegen haar inmenging in de politiek, de maatschappij en de cultuur. Ook binnen de kerk is dat een constant proces sinds haar ontstaan. De auteur stelt dus dat daar niets verkeerds mee is, dat Richard Dawkins groot gelijk heeft met zijn kritiek, maar de verkeerde conclusie trekt: uit de vaststelling dat de kerk van Rome verkeerd bezig is, volgt nog niet dat God niet bestaat!

    Het boek is een omvangrijke poging om enerzijds atheïstische stellingen uit het verleden en het heden in die zin te analyseren en zo te ontkrachten, anderzijds een even ambitieuze inspanning om uit de geschiedenis van de filosofie (en de theologie) een andere religie te distilleren, of aanzetten en pogingen daartoe en ook een andere ‘God’ dan de ‘valse’ God die de atheïsten verketteren.

    Dat is inderdaad een best aardige gedachte, die we ook bij Ken Wilber lezen (klik hier: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=449263) en die ik hier al herhaaldelijk naar voren heb gebracht.

    Het beeld van God heeft door de eeuwen heen allerlei gedaanten aangenomen, in alle uitingen van de menselijke beschaving: het volksgeloof, de magie, de superstitie, de kunst en de literatuur, de theologie en de filosofie, de politiek… De huidige Catechismus van de Katholieke Kerk heeft vrijwel niets te maken met wat de ‘katholieke kerk’ gelooft en nauwelijks iets met wat ‘Rome’ zelf gelooft. Wie dus de strijd aanbindt met ‘God’, vecht tegen windmolens zoals Don Quichote, of tegen een Hydra: voor elke kop die je afhouwt, komen er twee in de plaats. God is zo overal, dat hij nergens is. Ieder heeft zijn hoogsteigen persoonlijk godje.

    Dat is één manier om het te bekijken. Daarmee gaan we evenwel voorbij aan het verschijnsel van de georganiseerde godsdiensten, die wel degelijk dogmatisch vastleggen wat men moet geloven en die daaraan ook streng de hand houden, of hielden. Antiklerikalisme mag men het best niet te nauw interpreteren: het is niet enkel een verzet tegen de onterechte inmenging van de kerk in het wereldse, maar ook het afwijzen van alle ondemocratische machtsstructuren binnen het instituut van de kerk zelf. Atheïsten zoals Dawkins zijn evenzeer gekant tegen de streng hiërarchische opbouw van de kerk en wat dat doet met mensen, bedienaars en gelovigen, als tegen de uitspraken van die kerk over maatschappij, moraal en samenleving.

    Het is echter zeer de vraag of we door een scherpzinnige analyse van de geschiedenis van de theologie, de filosofie en zelfs de hele beschaving tot een beeld kunnen komen van wat godsdienst zou zijn zonder de uitwassen, de aberraties, de misdaden, het machtsmisbruik, het geweld, de kathedralen, de kerken, de kloosters, de kunstschatten… Blijft er wel iets over? Mike King meent van wel en probeert dat krampachtig aan te tonen bij een hele reeks van auteurs, van het vroegste begin van het christendom tot op onze dagen. Hij verwijst ook voortdurend naar en gaat diep in op de Oosterse tradities: Boeddhisme, Taoïsme, Hindoeïsme, Zen.

    Maar het mag, wat mij betreft, allemaal niet baten. Zelfs als we een heel eind weegs gaan met de auteur, en daartoe zal elke lezer wel bereid zijn, ook deze, toch meen ik dat wat overblijft na het wegsnijden van alle gezwellen en aanwassen niets meer te maken heeft met wat men gemeenlijk verstaat onder God, god, godsdienst of religie.

    De geschiedenis (en het gezond verstand) leert ons dat alle pogingen om de kerk van binnen uit te hervormen faliekant aflopen: ze leiden tot bloedige vervolging, schisma, verdeeldheid en broedertwist, of ze worden in de kiem (en het bloed) gesmoord. En alle theologen zijn het erover eens: wie twijfelt aan de basisprincipes van ‘het geloof’: een persoonlijke God die zich via zijn kerk openbaart, ingrijpt in de wereld en goed en kwaad vergeldt, nu of later; een onsterfelijke ziel voor de mens en leven na de dood; wie daaraan ook maar enigszins twijfelt, die eindigt niet alleen buiten de kerk maar uiteindelijk als antiklerikaal atheïst, al dan niet virulent.

    Ook Mike King moet het toegeven: hier in het Westen is niemand, maar dan ook absoluut niemand van de lange rij auteurs die hij naar voren schuift, erin geslaagd om zelfs maar een aanzet te geven voor dat andere geloof, die andere ‘religie’, die andere ‘Ene’ of ‘…’. Er zijn enkel een aantal sekten en daarover valt even weinig goeds te zeggen als over de traditionele godsdiensten, en wel om identiek dezelfde redenen.

    In de ogen van de auteur vindt blijkbaar enkel de diepste westerse erotische mystiek en de meest verregaande oosterse meditatie genade. Ik deel zijn respect voor die oplossingen, maar ze zijn enkel weggelegd voor zeer uitzonderlijke persoonlijkheden en zelfs bij hen leiden ze vaker naar de waanzin dan naar de harmonie die ze zo vurig betrachten.

    Dit is een meestal boeiend boek, maar uiteindelijk is het teleurstellend. De auteur kan niet waarmaken wat hij belooft of toch nastreeft: aantonen dat er een alternatieve traditie is, of een mogelijkheid om iets tot stand te brengen dat het beste uit alle mislukte pogingen combineert. In feite maakt Mike King dezelfde fout als die hij de atheïstische auteurs van vroeger en nu aanwrijft: zij vergissen zich van vijand, door God aan te vallen en af te wijzen terwijl ze de misvattingen van de kerk op het oog hebben. Van zijn kant meent hij immers dat er onder al het belastende en betreurenswaardige van de concrete godsdiensten toch een zuivere kern van menselijke religiositeit schuilt, het sacrale, en dat er achter al de verkeerde godsbeelden toch muss ein lieber Vater wohnen.

    Hij kan of wil zich met andere woorden niet losmaken van de religieuze traditie, hij probeert ze te redden, kost wat kost. Maar hij vergist zich waar hij stelt dat de atheïsten geen oog hebben voor de ‘rest’, het residuaire dat hem zo na aan het hart ligt. Zo spreekt hij herhaaldelijk zijn verwondering uit over Dawkins’ onverbloemd ontzag voor de schoonheid van het universum; het is iets dat Mike King niet begrijpt, ook niet bij andere auteurs. Bij Antonio Damasio zou hij de oplossing kunnen vinden, maar zijn vooringenomenheid belet hem dat en dus breekt hij Damasio tot op de grond af.

    Is er iets anders dan het materiële? Maar natuurlijk! Alle atheïsten begrijpen dat, alleen Mike King en de fundamentalisten van alle slag niet. Het is nochtans niet moeilijk, vind ik. Kijk: onze gedachten gebeuren in onze hersenen, die intens en diep verbonden zijn met gans ons lichaam. Als je dus zegt dat die gedachten een fysieke gebeurtenis zijn, dan is dat juist: zonder die fysieke gebeurtenissen in onze hersenen zijn er namelijk geen gedachten. Damasio heeft overtuigend aangetoond dat beschadigingen van bepaalde hersencentra onvermijdelijk gevolgen hebben voor specifieke aspecten het denkvermogen (in de ruimste zin van het woord, dus inclusief de emoties). Maar geen enkele materialistische denker zal zeggen, zoals Mike King wel doet, dat de gedachten zelf in die veronderstelling ook materieel zijn. De hersenactiviteit is een tastbaar, meetbaar gebeuren, daarover is iedereen het eens. De meningen beginnen pas uiteen te lopen als we de inhoud, de betekenis van die hersenactiviteit gaan bekijken, voor de persoon in wie ze voorkomen, maar vooral ook als we de gevolgen van die denkactiviteit bekijken in het gedrag van de persoon en de invloed die hij of zij daardoor heeft op zijn of haar omgeving.

    Hersenactiviteit alleen, als een reeks elektrochemische verschijnselen, heeft geen enkele betekenis op zich. Er moet een persoon aan te pas komen voor wie die flitsen een concrete betekenis krijgen in zijn handelen. Wanneer een persoon ophoudt hersenactiviteit te vertonen, verklaren we hem of haar (hersen-)dood. Hersenactiviteit zonder een persoon die ze beleeft, is onmogelijk, zo stelt Damasio zeer duidelijk. Er is dus geen tweedeling, op geen enkele manier. Wie denkt, leeft, wie leeft, denkt en wie niet, niet.

    Er is dus geen enkele reden om aan te nemen dat Dawkins, Dennett en anderen pure materialisten zijn, zoals Mike King blijkt te denken. Onze genen bepalen niet, echt niet wat we denken en doen, dat zegt ook Dawkins herhaaldelijk heel duidelijk. Wij zijn geen machines, dat is niet de pointe van het atheïsme. Hoe kan je overigens van ronduit geniale auteurs als Dawkins en Dennett, maar zeker van Stephen Hawking en zelfs van Darwin en Einstein zeggen dat ze ‘pure materialisten’ zijn? Kan een louter fysiek brein als in een soort stream of unconsciousness, volledig gedetermineerd door het verleden en de omgeving, zomaar gedachten genereren als die van deze genieën? Waarom gebeurt het dan precies bij hen (en niet bij Mike King)?

    De fundamentele vergissing van Mike King blijkt in zijn formele verwerping van de (klinisch ondersteunde) bevindingen van mensen als Antonio Damasio. Er is wel degelijk een wereld van onze hogere geestelijke vermogens, daar twijfelen ook de ‘materialisten’ niet aan, noch de atheïsten. Maar die wereld is onlosmakelijk verbonden met mensen, met hun lichaam, inzonderheid hun hersenen. De mens is zo geëvolueerd; zijn proportioneel buitenmaatse hersenen hebben ons gaandeweg een evolutionair voordeel bezorgd en dat is duidelijk te merken hier op aarde. Maar er is geen enkele reden om te spreken van een hogere dimensie, om met andere woorden de wereld van de gedachten, de gevoelens, de emoties in de meest ruime zin, los te maken van het materiële: zonder de materiële hersenen is er geen hogere dimensie, punt uit. Er valt dus niets te zoeken achter, boven of onder de mens en zijn gedachten, er is geen spirituele nevenwereld, geen bovennatuurlijke wereld, geen hiernamaals, geen hemel en geen hel en ook geen God, god of ‘…’.

    Er valt dus niets te ‘redden’. Kunst is kunst, het is geen dimensie van ‘het religieuze’. Dat geldt ook voor literatuur, wetenschap, filosofie en ‘theologie’ (die dan godsdienstwetenschap wordt), poëzie, mystiek, meditatie, naastenliefde, erotische liefde, maatschappelijk engagement en wat nog meer: die zijn allemaal wat ze zijn en geen uitdrukking van iets anders, iets ongrijpbaars, iets heiligs, sacraal.

    Maar het is niet omdat we God en godsdienst verwerpen als op zijn minst nutteloze en op zijn slechtst schadelijke menselijke ideeën, dat er geen plaats is voor al die diepste kenmerken van ons menselijk bestaan die we zojuist opgesomd hebben. Er is geen enkele reden waarom materialistisch evolutionaire atheïsten geen poëzie zou kunnen smaken of schrijven, waarom zij hun medemens minder graag zou zien, waarom zij niet zouden kunnen verliefd worden, trouw blijven of juist niet, waarom ze niet zouden kunnen mediteren, of aan filosofie en zelfs theologie doen. Integendeel: het is mijn heilige overtuiging dat ze dat des te beter kunnen doen in de mate dat ze zich hebben bevrijd van alle onredelijk bijgeloof in bovennatuurlijke krachten en wezens. Atheïsme, Darwinisme, Freud en de evolutionaire psychologie, wetenschappelijk materialisme zijn niet de oorzaak van de secularisatie, de ontkerkelijking of de ontheiliging, the disenchantment van de wereld, ze zijn integendeel zelfs de enige garantie daarvan. De secularisatie, de profanatie en de verregaande banalisering van de wereld is veeleer het resultaat van religies die op stupide waanbeelden berusten.

    Immers, wanneer mensen ontdekken dat hun geloof alle redelijke grond mist, zijn er drie mogelijkheden. Ofwel wordt men totaal onverschillig en geniet van het leven zonder omzien, zoals de overgrote meerderheid van de mensen; ofwel denkt men na, geniet bewust van het leven in volle respect voor de medemens en het milieu, zoals een veeleer kleine minderheid doet; ofwel verheft men de eigen religie tot godsdienstwaanzin en religieus terrorisme. Het is zeer te hopen dat die laatste groep niet weer groter wordt, maar steeds kleiner.

    Laatst vroeg een Vlaamse krant de lezers om zich uit te spreken over de vraag of er een God is die het Universum heeft geschapen. Van de meer dan 21.000 antwoorden zijn er 76% negatief, 24% positief. Wetenschappelijk is zo’n krantenpoll niet, maar ik was toch blij dat het resultaat niet net andersom was.

     

     

    Postscriptum: zoals wel meer auteurs die nooit Latijn geleerd hebben, slaat Mike King flagrant de Bal mis in die taal. Maar zelfs als je geen woord Latijn kent, zou je moeten weten dat Descartes spreekt over res cogitans en res extensa, en niet het door Mike King telkens weer schaamteloos herhaalde gruwelijke res extensans.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    22-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Verlichting vandaag, Ludo Abicht
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Ludo Abicht, De Verlichting vandaag, 199 blz., Houtekiet, 2007, tweedehands bij de Slegte of In ’t Profijtelijk Boeksken, € 8

    Dit is, het moet gezegd, in de eerste plaats een mooi uitgegeven boek, handig formaat, niet te groot en niet te klein, een aangename lettergrootte, zeer scherp gedrukt, perfecte bladspiegel, stevig papier, goed gebonden, sobere, heldere gladde kaft. Waren alle boeken maar zo goed uitgegeven!

    Over de inhoud ben ik dan weer minder te spreken. Ik vind dat Ludo Abicht (°1936) er zich te gemakkelijk van af gemaakt heeft. Hij steunt, zoals hij zelf zegt, op de monumentale studies van Jonathan Israel, die ik hier ook besprak. Daarnaast heeft hij nog enkele recente en minder recente werken geraadpleegd en presenteert ons daarvan bondig de hoofdstellingen of conclusies. Dat alles praat hij aaneen op een naar mijn smaak weinig gestructureerde manier. Wie er de geciteerde auteurs zou op naslaan, zou wellicht merken hoe zeer Abicht schatplichtig is aan zijn bronnen. Twee boeken en een schaar en een derde boek is klaar…

    Waar hij zelf aan het woord is, laat hij zich drijven op zijn wijdlopige gedachten, nu eens aansluitend bij historische details die hij zonder enige toelichting vermeldt, en passant, (zoals de obscure Ericus Walten, die in een Nederlandse gevangenis stierf in 1697, wachtend op zijn proces op beschuldiging van blasfemie), dan weer bij de actualiteit zoals het hoofddoekendebat. Dat levert voortdurend letterlijk en figuurlijk teksttapijten op, bladzijden lange uitweidingen zonder enige typografische onderbreking.

    Ludo Abicht heeft jammer genoeg een grotendeels overbodig, nutteloos boek geschreven, meen ik. Wellicht is het de weerslag van lezingen die hij her en der gehouden heeft: het is altijd leuk als je na afloop je boek te koop kan aanbieden. De ondertitel van dit boek zou kunnen luiden: grasduinen in de bibliografie over de Verlichting. De geïnteresseerde lezer kan maar beter een van de vele originele werken lezen, in de eerste plaats Jonathan Israel, zijn Radicale Verlichting is ook in het Nederlands verschenen. Voor een goede inleiding is het werk van Abicht te algemeen, te vaag en te weinig overzichtelijk en niet nauwgezet genoeg, dan ben je zelfs beter af met Wikipedia.

    Herhaaldelijk hoor je de vraag stellen, zoals ook in dit boek, naar de betekenis van de Verlichting voor onze tijd. Dat geeft de indruk als zou de tijd van de Verlichting (1648-1789) een voorbeeld kunnen of moeten zijn voor de huidige tijd. Enige historische kennis van die periode moet ons wel van het tegendeel overtuigen. 1648 was wel het formeel einde van de Dertigjarige godsdienstoorlog in Duitsland en de Tachtigjarige onafhankelijkheidsoorlog van de noordelijke Nederlanden, maar de wereld was een ruïne. In Duitsland was de bevolking gereduceerd van 17 tot 9 miljoen! In Engeland heerste burgeroorlog, Cromwell liet de koning onthoofden. In Frankrijk raasde de Fronde door Parijs. Rusland streed tegen de Polen, Polen tegen de Zweden, de Britten tegen de Nederlanders, Spanje tegen Frankrijk. In 1660 begint de heerschappij van Louis XIV en ook in andere landen viert het koninklijk absolutisme hoogtij. De Turken belagen Europa onophoudelijk. In 1685 eindigt de godsdienstvrede in Frankrijk met de herroeping van het Edict van Nantes. Het harde kapitalisme steekt overal de kop op, de infame slavenhandel bloeit, de plunderende kolonisatie neemt een hoge vlucht. De Habsburgse, de Oostenrijkse en de Spaanse troonopvolgingen storten Europa in eindeloze oorlogen. Frankrijk en Engeland bekampen elkaar om de wereldheerschappij en om Noord-Amerika, dat zelf strijdt om zijn onafhankelijk van Engeland. En de periode eindigt met de Franse Revolutie, die heel Europa in lichterlaaie zet.

    Het is duidelijk: de Verlichting was niet voor iedereen een Gouden Eeuw, ook al heet ze zo in de noordelijke Nederlanden. Wat bedoelt men dan, als men de Verlichting als een voorbeeld wil stellen?

    Ongetwijfeld verwijst men dan naar de ideeën die in die periode opgang maakten. Dat was in de eerste plaats wat Kant samenvatte in de spreuk: sapere aude! Durf denken! Het was een oproep aan eenieder, maar toch vooral aan de hoogst geschoolden, om zich niet te verlaten op gezagsargumenten van de vorst of de kerk, maar om zelf na te denken over de wereldlijke en de kerkelijke macht. Dat gebeurde al met groeiend succes in de filosofie, de wetenschappen, de kunst, de literatuur en de muziek en het kon niet anders als moest dat overslaan naar de politiek. Men spreekt gemeenlijk van de primauteit van de Rede, de ratio, het basisprincipe van het rationeel denken. Elke mens is in staat om zijn verstand te gebruiken, als individu. Men hoeft niet te buigen voor de willekeur van de machthebbers, men kan zelf ontdekken wat goed en slecht is en men mag zich op basis van die eigen overtuigingen verzetten tegen onrechtvaardige of onredelijke wetten, individueel of georganiseerd.

    Het is zeker zo dat die ideeën tijdens de Verlichting naar voren kwamen, maar het is niet zo dat er voorheen geen kritische geesten waren, denk aan de klassieke oudheid en haar herleving in de Renaissance en het Humanisme. Ook binnen het christendom was er al lang voor de Verlichting regelrechte opstand tegen het gezag, denk aan Luther en het protestantisme.

    Het is evenmin waar dat die revolutionaire ideeën toen meteen al tot grote omwentelingen hebben geleid of het openbaar leven bepaalden: de geschriften van de coryfeeën van de Verlichting werden altijd anoniem gepubliceerd en meestal meteen verboden en verbrand.

    Er zijn bibliotheken vol geschreven over wat Verlichting precies is, en wat men met de Rede bedoelt. Het is dus allerminst zo dat de principes en de verwezenlijkingen van de Verlichting voor het grijpen zouden liggen, dat het volstaat om er kennis van te nemen en ze zonder meer over te nemen als leidraad voor de 21ste eeuw. Behoudsgezinde krachten wijzen er overigens fijntjes op dat de principes van de Verlichting ook rechtstreeks en onvermijdelijk geleid hebben tot de terreur van de Franse Revolutie en op langere termijn tot de waanzin van de Eerste Wereldoorlog en tot het extreme nationalisme en socialisme van Hitler, Stalin, Mao en Pol Pot…

    Ook het zo geroemde ideaal van het individualisme heeft een schaduwkant. Reeds in de Romantiek bleek dat dit kan leiden tot het volgen van de meest waanzinnige en duistere krachten die in de individuele mens aanwezig zijn. Als individuen zoals Hitler, Stalin en konsoorten de macht grijpen, sleuren ze de hele wereld mee in hun paranoia.

    We moeten dus voorzichtig zijn als we de Verlichting als een model bekijken voor onze eigen tijd. We moeten oog hebben voor de aberraties waartoe Verlichtingsideeën geleid hebben en nog kunnen leiden. We moeten zelf nadenken, ja, natuurlijk, maar de ene denkt al beter of langer na dan de andere. We moeten leren nadenken en daarvoor is het nuttig na te gaan wat anderen voor ons zoal gedacht hebben over belangrijke vragen. Het is ook noodzakelijk om onze eigen gedachten voortdurend te toetsen aan die van anderen: de waarheid ontstaat uit de botsing of de convergentie van ideeën. Dat veel mensen het zelfde denken is op zichzelf geen garantie voor de waarheid, denk aan de (georganiseerde) massahysterie rond leiders als Hitler, Stalin en Mao. En afwijkende ideeën, zoals die van grote genieën als Copernicus, Galilei, Newton of later Einstein kunnen dichter bij de waarheid zijn dan die van de (misleide) massa.

    De Rede is geen menselijk vermogen dat we nauwkeurig kunnen onderscheiden van andere ‘geestelijke’ eigenschappen, noch een systeem dat iedereen in absolute en onfeilbare mate ter beschikking heeft, dat men kan inschakelen als een toestel om zo regelrecht op de enige en universele waarheid af te stevenen. Het is allemaal veel complexer dan dat.

    We moeten er ook rekening mee houden dat denken, zelfs lang en diep, op zichzelf helemaal niets betekent, als er geen actie aan gekoppeld is. De mens is een denkend wezen, ja, maar de mens is in de eerste plaats een arbeidend wezen; we moeten, willen we in leven blijven, zorgen dat we genoeg te eten en te drinken hebben, dat we beschut zijn tegen de omgeving &c. Ons verstand kan ons daarbij uitstekend helpen, maar het werk moet nog steeds gebeuren. Daarbij zal het ons telkens weer opvallen dat de praktijk altijd aanzienlijk verschilt van de theorie. De toets van de praktijk is vaak het einde van de theorie.

    Ook het individu mogen we niet op een piëdestal, een voetstuk plaatsen. Zowel de primitieve mens als die van de 21ste eeuw kan niet zonder zijn medemens. We moeten dus, als individuen weliswaar, samen denken en samen werken, willen we het leven hier op aarde een beetje leefbaar maken. Dat betekent dat we wel solidair moeten zijn, maar tevens dat de groep nooit belangrijker mag zijn dan het individu. Wij zijn individuen, met onvervreemdbare rechten, maar we zijn hier niet alleen: ook de anderen zijn hoogheilige individuen en die gelijkheid beperkt de vrijheid van elkeen. Het is enkel in solidariteit dat we in staat zijn om als echte mensen te leven.

    Daarmee hebben we, als vanzelfsprekend, de grote principes van de Verlichting nogmaals op een rijtje gezet: vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Als we alleen dat al zouden onthouden en ook in de praktijk brengen, dan waren we al een goed eind op weg, op de goede weg zelfs.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    19-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Albinoni: adagio, ma non troppo
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op Klara, de KLAssieke RAdio van de Vlaamse omroep, hoor je de laatste tijd helaas bijna niets anders dan ‘old warhorses’: heel bekende populaire composities, zoals je die ook kunt vinden in de top 75 of 100 klassieke meesterwerken; de VRT heeft die zelfs verzameld in een Cd-box. Daarbij hoort ook het alom bekende ‘Adagio van Albinoni’.

    Tomaso Giovanni Albinoni (8 juni 1671 – 17 januari 1751) was een Venetiaans componist uit de periode van de barok. Hij is bekend voor een groot aantal opera’s maar vooral ook voor zijn instrumentale muziek. Hij was een van de eersten om de hobo als solo-instrument te gebruiken in zijn concerti. Veel van zijn werk is verloren gegaan bij het bombardement van Dresden, toen de Staatsbibliotheek in vlammen opging.

    In 1958 publiceerde Remo Giazotto (1910-1998) een muziekstuk onder de titel: remo giazotto: adagio in sol minore per archi e organo su due spunti tematici e su un basso numerato di tomaso albinoni: het beroemde Adagio van Albinoni. Giazotto was een vooraanstaand Italiaans musicoloog, docent, muziekcriticus en ook een bescheiden componist. Hij stond in voor de catalogus van het werk van Albinoni en schreef ook een biografie van hem. Naar eigen zeggen was het Adagio een reconstructie, op basis van restanten uit de bibliotheek van Dresden, van een Sonate in sol klein van Albinoni zelf. Na de dood van Giazotto heeft men uit zijn papieren evenwel met zekerheid kunnen vaststellen dat Giazotto zelf het hele adagio geschreven heeft en het verhaal over de overblijfselen van een sonate die hij gered had uit de brand van de bibliotheek in Dresden, volledig verzonnen had.

    Giazotto kende het werk van Albinoni natuurlijk zeer goed en het moet voor hem een koud kunstje geweest zijn om een adagio te schrijven in de stijl van de meester. Dat neemt niet weg dat het een geslaagde originele compositie was, die onmiddellijk aansloeg bij het publiek en die sinds 1958 ontelbare keren is uitgevoerd en opgenomen, in allerlei versies, waarvan vooral die voor orgel en strijkers het meest bekend is. Het was een van de eerste platen die ik zelf kocht, in 1964.

    Het Adagio was en is ook zeer geliefd als filmmuziek, zowel bij amateurs als professioneel: The Trial (naar Kafka, Orson Welles), Rollerball, Gallipoli, Dragonslayer, Flashdance, The Phantom of the Opera, om er maar enkele te noemen.

    Het is toch wel merkwaardig dat een van de meest bekende klassieke muziekstukken eigenlijk een vervalsing is. Men had van bij de publicatie wel twijfels over het respectieve aandeel van Giazotto en van Albinoni in de ‘reconstructie’, maar dat hij het helemaal verzonnen had? Hij heeft de fragmenten waarop hij steunde nooit kenbaar gemaakt. In 1992 kwam hij met een lichtjes gewijzigd verhaal, namelijk dat hij het fragment al in 1940 had gevonden toen hij met zijn biografie bezig was en met de catalogus van Albinoni’s werk. Het fragment zou nooit veel meer dan enkele noten geweest zijn. Hoe dan ook, zijn compositie is een eigen leven gaan leiden als het ‘Adagio van Albinoni’ en geen mens, behalve enkele musicologen, die zich nog de naam van de echte componist, Remo Giazotto herinnert. Ten onrechte, al moeten we toegeven dat hij het zelf gezocht heeft…




    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    17-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pedofiele priesters, ziekte en vrije wil
    Klik op de afbeelding om de link te volgen
    Vlaanderen is opgeschrikt door het ontstellend rapport van de Commissie Adriaenssens over het seksueel misbruik in pastorale situaties. Op een van de blogsites van de VRT opperde journalist Lucas Vanclooster dat de onmacht van de slachtoffers om over dat misbruik te spreken toen het, zolang geleden nu, gebeurde, te maken heeft met het feit dat zij niet wisten wat er gebeurde, omdat zij geen woorden hadden om het te benoemen, laat staan het ter sprake te brengen.

    Het is dus een taalprobleem… Ongetwijfeld waren wij (ik ben 64) slecht voorgelicht, maar dat we niet dierven spreken omdat we de juiste termen niet kenden, dat denk ik niet.

    Ik herinner me dat we samen met honderden andere jongeren in Antwerpen naar een schoolopvoering van het toneelstuk ‘Het gezin Van Paemel’ (1902) van Cyriel Buysse mochten. Op een bepaald moment verwijt de boer zijn jonge dochter dat zij zich heeft laten verleiden door de zoon van de baron. De beeldschone blonde Hilde Uytterlinden reageerde pathetisch-onnozel: ‘Moar Voadere, ken wistekik nie wattade hij wildegen doen!” De hele zaal, nokvol met jolige, hitsige pubers, barstte in minutenlang wild gejoel uit: hahaha, maak dat aan een ander wijs!

    Nee, het is mijn ervaring dat jongeren door het experimenteren met het eigen lichaam en met anderen ook in de jaren 1950 al vrij vroeg wisten wat seks is, zelfs als ze nog helemaal niet wisten waar het voor diende en hoe de voortplanting precies gebeurt. Ze wisten ook perfect goed, door een al te strenge opvoeding en de taboes die hen werden ingeprent, dat seks niet mocht voor het huwelijk, onder geen enkele vorm, onder geen enkele omstandigheid. Er zullen wel hier en daar wel enkele echt onnozele zielen rondgelopen hebben, maar de anderen wisten wel van wanten, op een kinderlijke manier, vanaf de eerste jaren van de lagere school.
    De kern van het probleem is dat er jongere en oudere volwassenen zijn die seks willen hebben met kinderen en jongeren. Dat is niet nieuw en ook niet eigen aan de kerk. Maar het is zeker ook onmiskenbaar permanent aanwezig in de kerk en dat is een extra odieus probleem, want het is de kerk die zich opwerpt als de verdediger van de morele norm. Seks is al helemaal verboden in de kerk voor de bedienaars van de eredienst en voor de gelovigen wordt het enkel geduld als een middel tot voortplanting.

    De commissie is door de kerk ingesteld voor het ‘onderzoek van seksueel misbruik in pastorale situaties’, maar wat er gebeurde was niet altijd in pastorale situaties, het was gewoon misbruik door volwassenen van kinderen en die volwassenen waren priesters, paters, nonnen &c.

    In die tijd was de kerk oppermachtig, haar bedienaars boven alle wetten en gezag verheven en dat uitte zich op vele manieren en vele vlakken. De bedienaars van de eredienst konden zich door hun machtspositie ongestraft bezondigen aan allerlei misdrijven, waarvan seksueel misbruik van kinderen ’slechts’ een zeer beperkt aspect is. Generaties van jongeren zijn geïndoctrineerd, geterroriseerd, gepest, hebben misleidende informatie gekregen en werd de juiste informatie onthouden. En bovendien werden ze ook nog eens seksueel misbruikt.

    De kerk heeft zich in de loop van haar geschiedenis steeds schaamteloos verrijkt en haar invloed in de samenleving zo groot mogelijk gemaakt, met alle middelen. Pas toen de kerk haar maatschappelijk belang en haar wereldse macht zag afnemen door de revoluties van de jaren 60, kwam ook de straffeloosheid in het gedrang en kwam er een einde aan het massaal misbruik, zoals er ook een einde kwam aan het massaal aantal priesters en religieuzen.

    De ‘heilige rest’ die overbleef, blijft echter nog altijd even machtsgeil en dus duurt ook het ongestraft seksueel misbruik voort. Vangheluwe is een goed voorbeeld: hij bleef jarenlang kinderen misbruiken en hij vindt nog altijd niet dat daar echt iets verkeerd mee was, hij betreurt alleen dat het uitgekomen is en dat niet iedereen zijn mening deelt, namelijk dat een verhouding als de zijne met zijn neefje tot de mogelijkheden behoort en dus ongestraft mag zolang ze geheim blijft.

    Laten we wel wezen. De kerk is sinds haar ontstaan alleen maar uit op macht, wereldse macht, op alle gebied, daarvoor kan niemand blind zijn, kijk gewoon om u heen, nu nog altijd, maar zeker tot in 1965. Zij kan de wereld alleen overtuigen dat dit niet (meer) zo is, door aan alle wereldse macht te verzaken: katholieke scholen, jeugdbewegingen, politieke partijen, culturele verenigingen, ziekenhuizen, mutualiteiten, banken, kerken, kloosters, financiële middelen, kunstschatten… Zie je het al gebeuren?

    Zolang de kerk met macht bezig is, zal er onvermijdelijk ook seksueel misbruik zijn door leden van de kerk. Mensen met (teveel) macht maken misbruik van anderen, ook seksueel, daar kunnen we absoluut zeker van zijn.

    Aartsbisschop Léonard wil dat de kerk terug bezig is met haar ‘core business’. Ik heb hem of iemand anders van de kerk nog niet horen uitleggen wat dat zou kunnen zijn. Als we naar de geschiedenis tot nog toe kijken, is dat niets anders dan het vestigen van een theocratische dictatuur, precies wat we nu aan de Islam verwijten.
    Voltaire heeft, naast veel onzin, ook dit gezegd:
    écrasez l’infâme. Een bom op de kerk, de Endlösung, eens en voor altijd… moeilijk denkbaar. We kunnen ook lijdzaam wachten tot er niets meer overblijft, maar dan moeten we aanvaarden dat ondertussen het misbruik voortgaat, ook het seksueel misbruik.

    Zopas hebben we uit de mond van de Paus zelf vernomen wat volgens hem en de kerk eigenlijk het probleem is met pedofiele priesters (en dus ook met alle andere pedofielen en met volwassenen die seks bedrijven met kinderen). Het zijn namelijk ‘zieken’ en zij begaan de feiten omdat zij op dat moment niet in staat zijn om gebruik te maken van hun vrije wil.

    Het zal wellicht niet lang duren voor ook uit medisch-wetenschappelijke en juridische hoek een storm van protest opgaat tegenover deze op zijn minst zeer bedenkelijke uitspraak.

    Wat Ratzinger zegt, is niets anders dan dat pedofielen niet toerekeningsvatbaar zijn, dat zij handelen uit een onweerstaanbare drang en dat zij dus geen misdaad begaan, of toch niet verantwoordelijk zijn voor wat ze doen. Daarom precies is men nooit opgetreden tegen priesters die kinderen misbruikten: zij wisten och Here niet wat zij deden, het zijn sukkelaars, zieken, mensen die niet anders konden handelen en die misschien zelfs nog het meest leden onder hun ‘afwijking’.
    Dat beeld klopt totaal niet met de werkelijkheid. De priester-daders waren vaak op alle mogelijke vlakken seksueel actief, met jongens en meisjes, met mannen en met vrouwen. Het profiel dat we van hen hebben, is dat van seksuele roofdieren, die zich vergrepen aan alle slachtoffers, maar natuurlijk het eerst en het meest aan de meest weerloze: kinderen, jonge vrouwen, wezen, verwaarloosden, mentaal gehandicapten. Is Vangheluwe een ziek man, die niet aan de verleidingen van zijn neefje kon weerstaan? Gedurende dertien jaar?

    Waarop steunt Ratzinger zich voor deze uitspraak? Ze wordt in alle geval niet gevolgd door de burgerlijke rechtbanken: pedofielen worden veroordeeld voor wat ze doen. Enkel in gevallen van evidente psychiatrische vastgestelde ontoerekeningsvatbaarheid worden ze niet veroordeeld tot gevangenisstraffen, maar geïnterneerd, wat hier in België eigenlijk nog erger is. Moeten we Ratzinger dan zo begrijpen? Moeten Vangheluwe en konsoorten niet gewoon naar de gevangenis, maar geïnterneerd worden (en na een plotse miraculeuze ‘genezing’ snel weer vrijgelaten)? Hoe perfide is de geest van onze kerkleiders?

    Ratzinger legt vandaag onverwist het probleem bloot dat de kerk heeft met seksualiteit: zij verstaan er niets van, omdat ze het niet willen verstaan. Seksualiteit is voor hen onlosmakelijk en exclusief verbonden met voortplanting. Alle vormen van seksualiteit die niet rechtstreeks tot voortplanting leiden, zijn onnatuurlijk, dat moet iedereen toch erkennen, dat is een natuurwet. Wie dus iets anders doet, bijvoorbeeld kindermisbruik, of homoseksualiteit, of masturbatie, handelt tegen alle beter weten in en kan niet anders zijn dan een zieke, een geesteszieke, iemand die niet weet wat hij doet, want anders zou hij dat toch niet doen? Een verstandig mens zal nooit wetens en willens iets doen dat in strijd is met de natuurwet. Ook homoseksuelen zijn dus zieken, verdwaasden.

    Ratzinger zou nochtans beter moeten weten. Paulus zegt het in de Romeinenbrief:
    15 Wat ik doe, doorzie ik niet, want ik doe niet wat ik wil, ik doe juist wat ik haat.

    (18) Ik wíl het goede wel, maar het goede doen kan ik niet.

    19 Wat ik verlang te doen, het goede, laat ik na; wat ik wil vermijden, het kwade, dat doe ik.

    21 Ik ontdek in mij de wetmatigheid dat het kwade zich aan mij opdringt, ook al wil ik het goede doen.

    ‘Normale’ mensen zoals jij en ik weten zeer goed dat je niet gek of ziek moet zijn om iets verkeerds te doen. Anna Arendt heeft het over de banaliteit van het kwaad in het geval van Eichman. Vangheluwe is helemaal niet ziek of ontoerekeningsvatbaar. Hij is, helaas, een pientere hooggeschoolde intellectueel, zoals alle priester-daders; zij waren en zijn allen zeer goed op de hoogte van het verkeerde in hun daden, hun langdurige opleiding en de kerkelijke en burgerlijke wetgeving maken dat ten overvloede duidelijk. Als zij dan toch overgaan tot seksueel misbruik van weerloze of zelfs gewillige kinderen, dan weten zij pertinent dat ze een misdaad begaan. Dat zij het toch doen, bewijst niet dat ze gek zijn, ziek of ontoerekeningsvatbaar, maar dat ze zich boven die wetgeving verheven achten, dat ze het risico nemen, dat ze zoals alle misdadigers gevaarlijk leven, dat ze het lot tarten, dat ze zich machtiger achten dan andere mensen, dat ze hun eigen genot stellen boven het welzijn van anderen.

    Wij zijn, laten we het maar toegeven, allemaal zo, in mindere of meerdere mate, op bepaalde momenten, in bepaalde omstandigheden en wij weten dat maar al te goed. De meesten onder ons zijn al blij dat we het er meestal goed van afbrengen, dat we aan verleidingen allerhande kunnen weerstaan. Maar we weten zeer goed dat als we vallen, we volledig verantwoordelijk blijven, dat we het goede kennen en het kwade doen, dat we kiezen voor het verkeerde.

    Wat Ratzinger nu doet, is alle seksuele (en andere) misdaden van zijn priesters zonder meer toeschrijven aan God zelf, die immers de mensen heeft gemaakt zoals ze zijn en hen doet doen wat ze doen, die hen gemaakt heeft als zieke mensen die ongewild vreselijke dingen doen, die hen zelfs hun vrije wil ontneemt!

    Ratzinger wordt door velen geprezen als een van de grootste intellectuelen die de kerk ooit heeft gekend. Als dat zo is, dan is dat een vreselijk oordeel over de kerk en haar intellectuelen. Dommer dan deze uitspraken is namelijk nauwelijks mogelijk. Schandelijker evenmin.

    Maar misschien zijn Ratzinger en zijn juridische adviseurs veel geslepener dan we denken. Wellicht zijn ze al hun verdediging aan het voorbereiden tegen mogelijk klachten tegen de kerk zelf, als verantwoordelijke instelling. Die discussie, die in Amerika en in Ierland al geleid heeft tot het uitbetalen van vele honderden miljoenen euro’s aan slachtoffers van kerkelijk misbruik, komt hier in Vlaanderen vooralsnog nauwelijks aan bod. Wat zal de houding van de kerk zijn? Zullen ze de priester-daders laten vallen als een baksteen en hen aan het gerecht overleveren als individuele daders? In alle geval is de hiërarchie uiterst omzichtig met wat gezegd en toegegeven wordt. 

    Maar hoe is het mogelijk dat een instelling, die haar bedienaars praktisch vanaf de wieg volgt, ze een zesjarige opleiding geeft, ze onderwerpt aan kerkelijke wetten, van hen absolute gehoorzaamheid eist en hen volgt en beoordeelt in al wat ze doen, hoe is het mogelijk, vragen wij ons af, dat die instelling geen schuld zou treffen wanneer haar leden, priesters en religieuzen tot bisschoppen toe, zich schuldig maken aan afschuwelijke misdaden?

    Wie nu nog tot de katholieke kerk wil blijven behoren, neemt in mijn ogen een afschuwelijke persoonlijke verantwoordelijkheid op zich. Want het kerkelijk machtsmisbruik beperkt zich niet tot het schandelijke vrijwel systematisch seksueel misbruik van kinderen door bedienaars van de eredienst, maar was en blijft wijd verspreid over alle domeinen van de samenleving. Wie geen afstand neemt van dit sluipend vergiftigd systeem, ontkent het en maakt zich daardoor op zijn beurt onvermijdelijk mede schuldig aan al wat mensen in de kerk in naam van hun God hun medemens aandoen.

     



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    16-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Don Cupitt en de toekomst van religie
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Don Cupitt, After God. The Future of Religion, Weidenfeld & Nicolson, 1997, Phoenix Paperback 1998, xv + 143 pp., Bibliography, Index. £ 6,99, tweedehands gekocht voor € 3.

    Don Cupitt (°1934) is een buitenbeentje. Zoals hij in de inleiding tot dit boekje zelf zegt: In 1952 I left an English boarding school and entered Cambridge University to study Natural Sciences. Within weeks I was converted to Christianity, and in just under seven years I was ordained into the ministry of the Church of England.

    Hij studeerde ook nog theologie en godsdienstfilosofie. In 1965 werd hij fellow en Dean of Emmanuel College, Cambridge. In 1968 kreeg hij een leeropdracht Godsdienstfilosofie aan de Universiteit, een functie die hij bekleedde tot in 1996, toen hij ontslag nam om gezondheidsredenen. Vanaf dan kreeg hij een Life Fellowship in zijn college. Hij is getrouwd, drie kinderen, vijf kleinkinderen. Hij begon te publiceren rond 1970, maar werd vooral bekend door drie BBC televisieprojecten: Open to Question (1973), Who was Jesus? (1977), and The Sea of Faith (1984).

    In 1980 verscheen zijn meest controversiële boek: Taking Leave of God. Dat betekende het einde van zijn officiële carrière binnen de Anglicaanse kerk. Vanaf 1990 ging hij niet meer voor in de eredienst en in 2008 beëindigde hij officieel zijn lidmaatschap van de Anglicaanse kerk.

    Waar hij aanvankelijk nog bekend stond als een zeer radicale Anglicaanse theoloog en godsdienstfilosoof, werd hij gaandeweg in de pers en in zijn eigen kerk bestempeld als een atheïst. Hijzelf is steeds blijven ijveren voor een radicaal herdenken van de christelijke leer en de theologie, aan de hand van een godsdienstfilosofie die rekening houdt met de algemeen verspreide opvattingen van de moderne mens: het verlies van het geloof in buitenwereldse wezens en in een God die tussenkomt in het leven van de mensen en het aanvaarden van wetenschappelijke verklaringen van alle verschijnselen.

    Dit boekje is een vlijmscherpe analyse van de overgang die de meesten onder ons hebben meegemaakt vanaf de jaren 1960: het strenge geloof waarin we zijn opgevoed verloor op korte tijd alle aantrekkingskracht en sloeg om in een algehele onverschilligheid of zelfs vijandigheid tegenover de vroegere religieuze overheersing. Dat leidt de auteur niet tot de conclusie dat godsdienst, religie zinloos zou zijn. De argumenten die hij aanhaalt om te komen tot een nieuwe ‘godsdienst’ zijn echter verre van overtuigend en hebben ook in de praktijk niet geleid tot een beweging van enige omvang in die richting. Laten we even stilstaan bij wat hij ziet als elementen van die vernieuwing.

    Om te beginnen moeten we vaststellen dat Cupitt niet meer gelooft in het bestaan van een persoonlijke, bovennatuurlijke scheppende God of in Jezus als een van de drie goddelijke personen. Ook het hiernamaals, waarin de goeden zullen beloond worden en de kwaden bestraft, behoort niet meer tot zijn geloof. Dat leidt tot paradoxale uitspraken, zoals: I actually think I love God more now that I now that God is voluntary. I still pray and love God, even though I fully acknowledge that no God actually exists. Perhaps God had to die in order to purify our love for him. I am seriously suggesting that one can still love God after the death of God. (p. 85)

    Om dat enigszins begrijpelijk te maken, gebruikt hij een wel zeer merkwaardige vergelijking (p. 84): mannen begrijpen niets van vrouwen en leggen zich daar ook bij neer. Vrouwen daarentegen hebben mannen helemaal door; zij zijn zich bewust van hun impact op mannen, hoe mannen op hen reageren. A man’s being around makes woman more alert and self-aware, so God’s being around made the Western believer much more vigilant and self-conscious. Man’s being around makes woman think about how she appears in his eyes, and God’s being around made the believer wonder: “How do I appear in his all-seeing Eye?”

    Behalve een onmogelijke seksistische redenering is dit ook een heel flauwe. Het alziend oog van God is zoals de blik van de man die de vrouw op zich gevestigd voelt. Als godsbewijs is dit wellicht het meest dwaze dat ik in jaren gelezen heb, ware het niet dat Cupitt nog een tweede voorbeeld in petto heeft: in bepaalde vormen van psychotherapie zegt de therapeut helemaal niets. Hij zit daar, met een donkere bril op en geeft op geen enkel ogenblik ook maar enigszins te kennen dat hij zich bewust is van de aanwezigheid van de patiënt. Er zou evengoed een mannequin kunnen zitten. En toch werkt het: de patiënten beginnen uiteindelijk te praten. Zo dus ook God: hij zwijgt, reageert niet, en toch blijven de mensen bidden en aanbidden. Dat is wat Cupitt zegt: er is geen God, maar laat ons doen alsof er een is, dat helpt. Er hoeft geen God te zijn om een religie te hebben, de liturgie kan gewoon doorgaan, de kerk kan rustig verder bestaan, de heiligenverering evenzeer…

    Ik vraag me af of dat werkelijk zo is, zeker op termijn. Ik weet het wel: de meeste gelovigen zijn helemaal niet zeker of zelfs op de hoogte van al de belangrijkste geloofspunten en ze liggen daar ook niet van wakker; ze blijven kerkelijk op een zeer oppervlakkige manier. Ik ken ook enkele intellectuelen die filosofisch gezien glasheldere atheïsten zijn, maar toch kerks blijven, uit gewoonte of zelfs omdat ze de liturgie en het toebehoren tot een (verdwijnende) gemeenschap nu eenmaal ‘aangenaam’ vinden. Maar dat kan moeilijk blijven duren, meen ik. Vanaf het ogenblik dat de kerk zelf zou beginnen toegeven dat het hele christelijk verhaal niet meer is dan dat: een verhaal(tje), een allegorie, een metafoor, dat er echt geen God bestaat, dat Jezus wellicht niet echt geleefd heeft en zeker geen God is, dat de Heilige Geest maar een symbool is, dat we niet echt een onsterfelijke ziel hebben, dat Maria en de heiligen niet voor ons kunnen tussenkomen bij God, dat bidden niet helpt, dat er geen hemel en geen hel is, dat God (aangezien hij niet bestaat) ook geen ene moer om ons geeft…

    Zouden de mensen dan nog naar de kerk gaan en bidden: Onze Vader, die in de hemelen zijt, geheiligd zij uw naam, uw wil geschiede op aarde zoals in de hemel? Wat denk je? Dit is wat Don Cupitt zegt: Love for a God who is dead is a very pure – and religious – kind of love. Het is mogelijk dat een of andere mystieker dat begrijpt, maar als je daarop een kerk moet bouwen, dan vrees ik voor het succes bij de gewone mens.

    Een tweede principe, naast de onbestaande maar functionele God, is the Blissful Void, de Gelukzalige Leegte. Het is wellicht het oceanisch gevoel dat Freud zo goed beschrijft, een overweldigend gevoel van zweverigheid dat de mens bekruipt wanneer hij beseft dat er geen God is, geen zekerheid, dat niets vastligt, dat alles in vraag gesteld kan worden, dat een mens niets is in een onmetelijk en eeuwigdurend universum. Cupitt: the Blissful Void, sunyata, can thus replace the old metaphysical God (p.  89). Zonder commentaar.

    Het derde principe is Solar Living (ibid.). Wij moeten niet ordelijk leven, als kruideniers, maar we moeten worden als de zon, één bol energie die zich op elk ogenblik helemaal geeft in sublieme intensiteit, zonder zich in te houden, zonder te denken aan morgen of aan het zelfbehoud…Cupitt: That is solarity – to live by dying all the time, heedless, like the sun and in the spirit of the Sermon of the Mount. Solar ethics is a radically emotivist and expressionist reading of the ethics of Jesus. (p. 90)

    Gelukkig is niet alles in dit boekje zo, hoe zal ik zeggen, poëtisch? Cupitt zelf spreekt ook van een poëtische theologie, die de filosofische moet vervangen, van artistiek en esthetisch denken in plaats van metafysisch. Bij mij slaat dat niet aan, helaas. Niet dat ik niet poëtisch ben, of artistiek, dat hoop ik althans: ik ken weinig mensen die zoveel poëzie lezen als ik, die zoveel naar muziek luisteren, die zoveel belangstelling hebben voor het esthetische. Maar men moet de dingen niet door elkaar halen, vind ik. Als wij ons voor de grote levensvragen gaan baseren op poëtische en esthetische gronden, op ingevingen, op aanvoelen, enthousiasme, melancholie en wanhoop, dan belanden we bij romantische schwärmerei, in het beste geval, of bij de excessen van de nationalistische dictaturen van de eerste helft van de 20ste eeuw in het slechtste.

    Lees dit boekje dus voor de ongemeen scherpe maar lucide kritiek op het oude geloof, maar verwacht niet al te veel van de suggesties die Don Cupitt aanreikt voor de vernieuwing. Ik deel nochtans zijn bezorgdheid, vertolkt in de laatste regels van zijn boekje. Nu we zien hoe het christendom een ware implosie meemaakt, moeten we ons zeer ernstig de vraag stellen: wat nu? Is het voldoende dat het Christendom en het Jodendom al vrijwel verdwenen zijn, moeten we ook rekenen op een spoedige modernisering van de Islam, en ligt er dan een nieuwe wereld blakend voor ons open, bevrijd van alle kluisters? Of moet er iets in de plaats komen, een religie in de stijl van Cupitt, of van oosterse ‘religies’?

    Ik vermoed dat voor mensen van onze generatie een overgangsregeling nuttig kan zijn. Wij zijn nu eenmaal zo opgevoed, geconditioneerd, dat wij een blijvende nostalgie voelen naar het religieuze. Ik denk dat het slechts enkelingen gegeven is om zich daarvan nu al helemaal los te maken, mentaal en in de praktijk. De echte vraag is hoe de volgende generaties het zullen doen, die de disciplinaire, totalitaire godsdienst van onze jeugd niet meegemaakt hebben. Zullen zij rustige ongelovigen, atheïsten worden, zoals in de meest ontwikkelde landen in de praktijk al het geval is? Of maken fundamentalisten, christelijke, joodse of moslim, of scientologische, nog enige kans op spectaculair succes, op een heropleving van het oude geloof?

    Ik denk het niet. De klok kan niet teruggedraaid worden.

     

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    15-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Iris Murdoch
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Iris Murdoch, een naam die ons vertrouwd in de oren klinkt. Toch moet ik bekennen dat ik nog geen enkele van haar talrijke romans gelezen heb. Ik herinner me wel de pakkende film, Iris, die over haar leven gemaakt is in 2001, met Kate Winslet en Judy Dench in de eponieme rol, naar de memoires van haar man, John Bayley, zelf ook auteur, professor Engelse literatuur en literair criticus.

    Jean Iris Murdoch werd geboren in Ierland in 1919, maar ze verhuisde met haar ouders al op zeer jonge leeftijd naar London. Ze bezocht er de beste scholen en deed nadien klassieke en filosofische studies Oxford en Cambridge. In 1938 werd ze lid van de Britse communistische partij, zoals wel meer intellectuelen van haar generatie. In 1942 verliet ze de partij officieel, om een functie te kunnen opnemen in de Britse Treasury. Na de oorlog was ze actief in de UNRRA, de afdeling van de Verenigde Naties die zich bezighield met herstelprogramma’s, onder meer in België en in Oostenrijk. In 1948 keerde ze terug naar Oxford, waar ze Fellow werd aan St. Anne’s College. In 1956 trouwde ze met John Bayley.

    Haar eerste roman verscheen in 1954, Under the Net. Ze schreef daarna nog 25 andere werken, meestal romans, maar ook twee gedichtenbundels, enkele toneelstukken en vijf filosofische werken, aansluitend bij haar leeropdracht in Oxford. Ze werd meermaals bekroond met belangrijke literaire prijzen, onder meer de Booker Prize voor The Sea, the Sea (1978). In 1976 werd ze gelauwerd met een CBE, in 1987 werd dat zelfs een DBE, Dame Commander of the British Empire, zodat ze zich Dame Iris mocht (laten) noemen.

    Vanaf 1995 werd haar werk gehinderd door de eerste verschijnselen van wat de ziekte van Alzheimer zou blijken te zijn. Ze stierf in 1999, 79 jaar oud.

    Ik weet niet meer waar en wanneer, maar onlangs pikte ik tweedehands een boek van haar op: Metaphysics as a Guide to Morals (1992), in de Penguin paperback uitgave, 1993, 520 pp. kleine druk. Het is de bewerking van de Gifford Lectures die ze in Edinburgh gaf in 1982. Klik hier voor meer over die beroemde reeks van lezingen die nog steeds jaarlijks plaatsvindt: http://blog.seniorennet.be/kareldhuyvetters/archief.php?ID=697991.

    Het is duidelijk dat ze nog jaren gewerkt heeft aan de oorspronkelijke tekst van die lezingen en zeer veel heeft toegevoegd, ook omwille van de veranderende omstandigheden, zoals de val van de Berlijnse Muur en van de Sovjet-Unie in 1989. Toch blijven er op vele bladzijden talrijke levendige sporen over van de lezingen zelf.

    Verwacht van mij geen samenvatting van deze kanjer, dat is een onmogelijke opdracht. Ik ben met de lectuur ervan begonnen op 24 augustus en ben er dagelijks diep in verzonken geweest tot 12 september 2010, dat is volle drie weken, tijdens dewelke ik niets anders gelezen heb en nauwelijks iets geschreven. Dat geeft je een idee van de intensiteit van deze ervaring en ook van de intellectuele uitdaging. Het is voorwaar geen gemakkelijk boek. Niet dat de auteur het moeilijk maakt, integendeel. Het is zeer vlot en boeiend geschreven, in een uiterst levendige stijl, je hoort haar als het ware de tekst debiteren voor een aandachtig luisterend publiek van universiteitsstudenten, professoren en andere belangstellenden die zijn opgedaagd om een beroemde romanschrijfster de Gifford Lectures  te horen houden.

    De materie, zoals de titel aangeeft, is de oorzaak van de hoge moeilijkheidsgraad: metafysica en moraal, dat zijn de grote levensvragen. Wat is er, wat bestaat er? Hoe kunnen we het kennen? Is er een God? Wat is religie, godsdienst? Hoe moeten we leven? Wat is goed en kwaad?

    Iris Murdoch is altijd bezig geweest met Plato en ze heeft over zijn filosofie opvattingen die min of meer afwijken van wat vele andere filosofen over hem denken en schrijven. Ik ben geneigd om haar daarin een heel eind te volgen. Het is immers ook altijd mijn ervaring geweest bij het lezen van Plato dat hij wel voortdurend over de Ideeën en het Absolute en het Volmaakte spreekt, maar daaraan nooit echt een echt bestaan toekent, een vorm van zijn die hoger zou zijn dan die van ons, mensen, op deze wereld. De allegorie van de grot verklaart men meestal als zouden wij hier op aarde slechts vage schaduwen zien van de werkelijkheid. Ik heb dat nooit zo begrepen. Die allegorie gaat over het kennen, niet over het zijn. Plato leert ons dat we verder moeten kijken, dat we het algemene moeten zien achter het singuliere, het volmaakte achter het onvolkomene, maar steeds met de bedoeling om de werkelijkheid hier op aarde, de enige die er is, beter te kunnen begrijpen. Hij vraagt aandacht voor de hogere vermogens van de mens, ons verstand, onze emoties, ons moreel aanvoelen, ons artistiek gevoel. Op die thematiek komt Murdoch voortdurend terug, wijzend op relevante teksten van Plato zelf en op afwijkende meningen van andere auteurs.

    Als studente heeft Iris Murdoch nog les gekregen van Wittgenstein en dat is ook goed te merken in dit boek. Vele bladzijden zijn aan zijn denken gewijd, ook al volgt ze hem zeker niet overal. Aangespoord door wat ik bij haar over hem las, heb ik een tweedehands exemplaar van de Tractatus Logico-Philosophicus gekocht, tweetalig Duits-Engels. Ik ben benieuwd hoeveel ik zal begrijpen van dit notoir onleesbaar werk, waaruit iedereen de laatste regel kent:  Wovon man nicht sprechen kan, darüber muss man schweigen.

    Een andere filosoof die Murdoch blijkbaar fascineerde was Schopenhauer, ondanks zijn kwalijke faam als misogyne denker. Zij schrijft heel welwillend over hem en meteen ook verhelderend, je krijgt meteen zin om hem te gaan lezen, maar ik herinner me dat mijn laatste poging om dat te doen, enkele jaren geleden, mij er niet toe aangezet heeft om daar lang mee bezig te zijn. Dat is het interessante en aangename aan een boek als dit: het haalt het beste uit de gedachten van grote namen naar voren, zonder dat je je eigenhandig door de duizenden duistere bladzijden moet worstelen van de auteurs zelf. Filosofieonderricht aan de hand van een professionele filosofe én eminente schrijfster als Iris Murdoch is een plezier. Ik heb in drie weken meer geleerd dan in twee jaar aan de universiteit…

    Zij heeft ook veel gedaan voor de bekendmaking van Sartre en het Franse existentialisme in het Engelse taalgebied. Ze schreef al over hem in 1953! Ook hij passeert meermaals de revue in dit werk, maar kan duidelijk op minder instemming rekenen dan Schopenhauer of Wittgenstein of zelfs Derrida, de ‘vader van het structuralisme’. Van deze laatste neemt ze afstand als het gaat om zijn esoterische teksten, maar ze volgt hem heel ver waar hij de taal als de basis van het denken ziet.

    De minst bevredigende passages zijn die over het bestaan van God. Wellicht voelde de auteur zich enigszins moreel verplicht door de gelegenheid, de Gifford Lectures, die toch (zouden moeten) handelen over theodicee, het bewijzen van het bestaan van God op basis van de wereld die wij kennen, om dat bestaan van God niet al te expliciet af te wijzen. Toch is het zeer duidelijk dat zij niet gelooft in de persoonlijke God van het christendom. Haar terloopse pogingen om daarvoor een afgezwakte versie aan te reiken, zijn niet overtuigend, alsof ze lip service doet zonder veel overtuiging.

    De lange tekst over het Ontologisch godsbewijs van Anselmus van Canterbury is interessant, maar mist het vernieuwend karakter en de originaliteit van haar andere benaderingen. Het lijkt een min of meer kunstmatige poging om te redden wat er te redden valt, maar zoals Kant al aantoonde is dat niet bijster veel: elk filosofisch Godsbewijs is een tautologie, het bewijs zit al vervat in de uitgangspunten en is dus niet meer dan een handig maar faliekant taalspelletje, zonder existentiële waarde. Geen enkele ongelovige is ooit overtuigd door een filosofisch godsargument, geen enkele gelovige heeft daaraan ook maar enigszins behoefte.

    Haar verwijzingen naar de mystiek en naar Buber tonen andere mogelijke benaderingen van het Absolute, maar het is vooral in een vrijwel continue confrontatie en dialoog met Kant dat zij op zoek gaat naar de vaste grond voor morele principes. Zij kan slechts ten dele vrede nemen met Kants ‘plicht’, ook al interpreteert ze terecht dit begrip zo ruim mogelijk: geen domme, onnadenkende regels die van buitenaf opgelegd zijn en blindelings moeten uitgevoerd worden met Pruisische discipline, maar een overtuiging dat het nodig is om steeds en overal het goede te doen.

    Haar eigen opvatting, die ze nergens expliciet uiteenzet, maar die overduidelijk blijkt uit haar gesprek met de hele geschiedenis van de theologie en de filosofie, is complex. Zij weigert terecht een onderscheid te maken tussen kennen en handelen: het is niet omdat men weet wat juist is, dat men het ook doet. Daarom probeert zij het koude rationele kennen dat Kant voorstaat en dat geen enkele mogelijkheid laat voor morele principes, te combineren met een humaniserende benadering van de wereld. Wanneer wij naar de wereld kijken, maken wij meteen ook een oordeel, een moreel oordeel; onze blik is niet abstract, maar geëngageerd. Wij spreken ons steeds uit over wat we zien, beoordelen het als goed of slecht, aangenaam of pijnlijk, vriendelijk of bedreigend.

    Bij het lezen heb ik, vanuit mijn eigen lectuur, scherp het gemis aangevoeld van elk spoor van evolutionair denken. Darwin komt niet voor in het boek, zijn naam staat niet in de Index, noch is er enige verwijzing naar Richard Dawkins, terwijl zijn drie fundamentele werken al verschenen waren toen Murdoch deze lezingen in 1982 hield of dit boek publiceerde (1992): The Selfish Gene (1976), The Extended Phenotype (1982), The Blind Watchmaker (1986). Daardoor blijft de auteur op zoek naar vaste grond, zowel voor haar epistemologische opvattingen, de vraag naar wat wij kunnen kennen, als voor haar moraal, de vraag naar wat wij moeten doen.

    Het is immers vanuit onze situatie als mens op deze wereld dat beide principes moeten gesteund zijn. Als wij willen weten wat wij hier komen doen, dan moeten we dat afleiden uit onze concrete situatie en hoe die in de loop van de geschiedenis, niet alleen van homo sapiens en zijn beschaving, maar ook die van het ontstaan van het leven op aarde, tot uiting komt. Er is slechts één enkele grond voor de moraal en die ligt in het feit dat wij mens zijn samen met andere mensen, dat wij deel uitmaken van alle leven op aarde en dat wij slechts kunnen overleven door met de andere mensen samen te werken, in respect voor alle levensvormen en rekening houdend met de mogelijkheden en beperkingen van onze natuurlijke omgeving.

    Iris Murdoch vindt nergens in de filosofie of de theologie of de godsdienst (christelijk, joods of moslim) een antwoord op haar vragen naar de grond van de moraal en daarin heeft ze gelijk. Haar eigen conclusies overstijgen deze penurie, deze geestelijke armoede; de humane morele principes die ze naar voren brengt, zijn hoogstaand, maar ze berusten niet op expliciet geformuleerde inzichten in wat de mens is: een levensvorm die na een lange evolutie ontstaan is uit het aller-primitiefste begin en die sinds amper 50.000 jaar aan een spectaculaire opgang begonnen is, die in de laatste drieduizend jaar, maar vooral de laatste driehonderd jaar, en zelfs in de laatste dertig jaar, tot een explosieve expansie heeft geleid, niet alleen van het aantal mensen, maar ook van hun impact op de wereld en op de beschaving.

    Die ontwikkelingen van de menselijke aanwezigheid op aarde is enkel mogelijk geweest doordat onze hersenen zich hebben ontwikkeld tot het zelfbewustzijn dat nodig is voor alle hogere functies en het zijn die hogere functies die ons, als een overigens niet zo spectaculair handige diersoort, toch de absolute suprematie over de aarde hebben bezorgd.

    Dit boek van Iris Murdoch is een uitstekend filosofisch leerboek, vol wijze levenslessen, en bovendien een zeer aangenaam werk om te lezen, ook voor wie niet filosofisch geschoold is. Maar het behoort onmiskenbaar tot de wereld en de traditie waarin zij is opgegroeid: de eerste helft van de twintigste eeuw. Het redeneert helder maar steeds terugblikkend op de klassieke oudheid en de middeleeuwen, meer dan op de Renaissance en de Verlichting, meer op de 19de eeuw dan op de wonderbaarlijke wereld die zo explosief voor haar eigen ogen ontstond op het puin van de Tweede Wereldoorlog, met de wetenschappen die de oude grenzen definitief verlegden tot ver in de ruimte en diep in de kern van de materie, met een technologie die het dagelijks leven en overleven razendsnel tot op ongekende hoogten bracht, met een wereldbevolking die meer’ dan verdubbelde tijdens haar leven en met de totale ineenstorting van het wankele gebouw van de traditionele wereldopvattingen. Iris Murdoch keek in 1982 en in 1992 (zij was toen respectievelijk 63 en 73 jaar oud) terug, niet vooruit. Zij zocht naar vaste grond in het verleden, niet in het heden. Haar terugblik getuigt van haar grondig inzicht in de grote levensvragen en hoe die in de loop der tijden gesteld en beantwoord werden. Uit haar eigen commentaar op die geschiedenis blijkt ook haar diepmenselijke overtuiging en haar fundamentele intellectuele eerlijkheid. Wellicht was zij door haar opvoeding en de omgeving waarin zij haar leven doorbracht niet voorbereid om, op rijpere leeftijd, nog de kwantumsprong te maken naar de toekomst die zij nochtans zag gloren aan de kim van haar besloten wereld.

     

    Ik heb geen Nederlandse vertaling gevonden van dit boek. Tweedehandse exemplaren vind je al voor 1 Amerikaanse dollarcent op Amazon. Ik vermoed dat heel wat mensen het boek hebben gekocht omwille van de naam en faam van Iris Murdoch, maar na enkele bladzijden afgeschrikt zijn door de filosofische inhoud. Jammer. Ze weten niet wat ze gemist hebben. 


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    14-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pakistan
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Pakistan is volop in het nieuws, wegens de overstromingen en de gevolgen daarvan voor de bevolking. Wie ooit de sterk aangrijpende film ‘Gandhi’ gezien heeft, herinnert zich misschien vaag dat Pakistan een deel van India was, toen India nog tot het Brits Imperium behoorde. Na de Tweede Wereldoorlog werd India onafhankelijk en de moslims kozen voor een eigen staat: Pakistan, los van Hindoeïstisch India. Oorspronkelijk waren er twee delen, Oost- en West-Pakistan, rechts en links boven India. Maar de bevolking van Oost-Pakistan voelde zich benadeeld door het grotere West-Pakistan en werd na een burgeroorlog in 1971 het onafhankelijke maar doodarme Bangladesh.

    Pakistan heeft een bevolking die geschat wordt op 170 miljoen inwoners en is daarmee het zesde grootste land qua bevolkingsaantal. Het is een Islamitische republiek, de Islam is de staatsgodsdienst; het is het tweede grootste moslimland ter wereld, na Indonesië. In de korte geschiedenis van het land hebben de militairen een uiterst belangrijke rol gespeeld: er was een militaire dictatuur van 1958–71, van 1977–88 en van 1999–2008. Het leger is het zevende grootste ter wereld, met 612.000 militairen in actieve dienst en 512.000 reservisten. Pakistan is het enige moslimland dat over atoomwapens beschikt.

    Pakistan is een onverwachte maar belangrijke en trouwe bondgenoot van de Verenigde Staten van Amerika. Dat is nog duidelijker geworden na 9/11, in de strijd tegen Al-Qaida en de Taliban. Pakistan steunt, merkwaardig genoeg, als moslimland, volop de strijd van Amerika en zijn bondgenoten, onder wie voorlopig ook nog België en Nederland, tegen de moslimfundamentalisten in Afghanistan. Zij krijgen daarvoor jaarlijks miljarden dollars hulp van Amerika en andere Westerse landen, hulp die vooral ten goede komt aan het leger.

    De overstromingen die Pakistan nu teisteren zijn het gevolg van de zomerse moessonregens; sommige jaren zijn die zeer hevig, andere jaren veel minder. Dat maakt dat er soms overstromingen zijn, soms periodes van grote droogte. Vooral de zuidelijke Punjab en Sindh provincies, gelegen langs de Indusrivier, worden het meest getroffen door overstromingen.

    Dit jaar is de wateroverlast zo hevig, dat men spreekt van een van de grootste natuurrampen van de laatste vijftig jaar. De internationale gemeenschap probeert hulpprogramma’s op te zetten en geld in te zamelen, maar het enthousiasme is niet zeer groot.

    De redenen daarvoor vind je in mijn inleidende beschrijving van het land. Als moslimland zou het moeten kunnen aankloppen bij de superrijke medebroeders zoals de Golf-oliestaten, maar die hebben slechts weinig sympathie voor Pakistans bondgenootschap met Amerika en het Westen en verwijten het land ook zijn houding tegenover Afghanistan en de Taliban. Amerika en het Westen op hun beurt hebben weinig echt vertrouwen in een moslimstaat, zeker een die over atoomwapens beschikt. De bevolking van het Westen kijkt meewarig naar een land dat als een harde militaire dictatuur bekend stond en dat meer belangstelling had voor de uitbouw van het leger en het kernwapenprogramma dan voor democratische instellingen.

    Ik heb tot nu toe geen financiële bijdrage gestort voor Pakistan. Zeker, de nood is groot en het zijn de kleine man en vrouw en hun kinderen die de eerste slachtoffers zijn. Hun leed is schrijnend. Uit de reportages op TV leren we echter ook dat de inspanningen van de regering en van het leger niet bijzonder veel opbrengen. Men heeft een acuut gebrek aan helikopters om voedsel en medicijnen ter plaatse te brengen; waar zijn de talloze legerheli’s? Misschien ingezet in Afghanistan, zoals onze F16’s? De oorlogsmachine die daar aan het werk is zou zoveel nuttiger kunnen optreden op vliegafstand van de politieke brandhaarden…

    We vernemen ook niets over pogingen van de Pakistaanse regering om het probleem van de overstromingen grondig aan te pakken, zoals in China wel gebeurt, waar men met enorme projecten de grote rivieren probeert onder controle te krijgen.

    Pakistan kan maar op weinig sympathie rekenen. Het is een land met grote militaire, politieke en economische ambities, maar het komt ons voor dat het zijn prioriteiten niet op de juiste plaats legt, namelijk bij de eigen bevolking. Het is dan ook niet verwonderlijk dat vele mensen hier ervoor passen om een land financieel bij te springen dat zijn eigen middelen en de uitvoerige vaste internationale hulp liever aanwendt voor militaire doeleinden en atoomwapens dan voor de verbetering van de levensomstandigheden van de bevolking.

    Dat klinkt nogal cru, maar het is wel een realiteit. Het is een van die morele dilemma’s, waarbij je niet weet of je wel goed doet door te helpen. Velen onder ons hebben grote vragen bij de uiteindelijke bestemming van de financiële hulp: komt die wel bij de meest getroffenen en de minst bemiddelden terecht? Werkt men aan oplossingen op lange termijn?

    Solidariteit bij natuurrampen zou niet mogen afhankelijk zijn van liefdadigheid en goedbedoelde emotionele inzamelacties. Denk aan onze ziekteverzekering, de mutualiteit: men vraagt aan iedereen een beperkte bijdrage en garandeert zo een optimale zorg voor hen die het nodig hebben. Dat is het grondprincipe van elke verzekering, van elke samenleving, van elke beschaving: iedereen draagt bij voor het algemeen belang, samen zijn we sterk, l’union fait la force.

    Maar die berekende solidariteit heeft haar grenzen, letterlijk en figuurlijk. De ziekteverzekering is per land geregeld, ook in de Europese Unie. Onze gezondheidszorg hier in België en Nederland kan je onmogelijk vergelijken met die in de laatst aangesloten landen. Men kan van alle Europeanen niet verwachten dat ze bijdragen om aan iedereen in de hele Unie dezelfde rechten te geven, precies omdat niet iedereen dezelfde plichten heeft: de Bulgaren zijn niet in staat dezelfde bijdrage te leveren als de Fransen, om maar iets te zeggen. De solidariteit is dus geregeld per land, of per regio: een groep van mensen die verbonden zijn door sterke banden, een taal, een geschiedenis, een nationale identiteit, een economie… Toen Duitsland enkele jaren geleden door zware overstromingen geteisterd werd, weigerden zij alle internationale hulp: zij zorgden zelf voor het nodige en vergoedden de slachtoffers. Zo gaat het ook hier bij ons.

    Men zou kunnen denken aan een internationaal solidariteitsfonds, bijvoorbeeld onder het gezag van de Verenigde Naties, waarin iedereen bijdraagt naar eigen vermogen, een percentage op het BNP, bijvoorbeeld. Landen als Pakistan zouden daarin dan (veel) minder betalen dan zeg maar Amerika, maar (veel) meer dan Bangladesh. Op die manier zouden ze gedwongen worden om geld opzij te zetten voor natuurrampen, ook in eigen land, in plaats van het te spenderen aan militaire suprematie in de regio.

    Landen die getroffen worden door een natuurramp zouden dan een beroep kunnen doen op het internationale noodfonds, maar onder strikte controle van de VN, die erop zou toezien dat het geld goed besteed wordt, dat men aan lange termijnoplossingen werkt en dat de armsten het eerst geholpen worden.

    Ik ben geen principiële tegenstander van liefdadigheid, maar ik geef de voorkeur aan structurele maatregelen. Geld naar Afrika sturen, individueel of als ontwikkelingssteun van land tot land, is om vele redenen geen goed idee, meen ik, op basis van bijna tweehonderd jaar ervaring met ‘ontwikkelingssamenwerking’. Eerlijke handel moet de oplossing zijn, niet alleen kleinschalig, zoals nu, met de nuttige Fair Trade projecten, maar vooral op het vlak van de zware economie en de energie.

    Op conferenties van donorlanden worden keer op keer astronomische bedragen verzameld voor nooddruftige landen en streken, maar het resultaat op termijn is zeer bedenkelijk. In feite geven we aan die landen slechts een klein gedeelte terug van de winsten die we maken in onze handel met hen. We moeten op termijn naar een wereldeconomie waarbij iedereen beter wordt van de eigen inspanningen, in plaats van de huidige uitbuiting van de armen door de rijken, van de ene regio door de andere. De sterke economische ontwikkeling van de vroegere communistische landen, de vroegere Sovjet-Unie en China en van andere gebieden in Azië, zoals India, en in Latijns-Amerika, is een spectaculaire stap in de goede richting, die aan de oude industrieën nieuwe uitdagingen stelt.

    Afrika blijft ook op dat punt een probleemgebied, om vele, duistere redenen. Het mooiste en rijkste gebied op aarde, de wieg van de mensheid, wordt nog steeds verscheurd door het meest primitieve menselijk gedrag, zowel door de Afrikanen zelf als door de buitenlanders, die zich onveranderlijk als racisten en kolonialen gedragen. Wat een aards paradijs zou moeten zijn, is op vele plaatsen een ware hel en er is geen vooruitzicht op spoedige beterschap. Voor mij is dat werkelijk volkomen onbegrijpelijk, een knagend moreel tekort voor mezelf en voor iedereen.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    07-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.150.000
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Hoeveel lezers een blog heeft, dat zal vooral de auteur een zorg zijn. Seniorennet houdt alles zorgvuldig bij en stelt die statistieken ter beschikking, waarvoor dank. Eén van die gegevens vind je in de linker kolom, onderaan: het aantal keren dat een lezer een pagina op mijn blog geopend heeft, of het aantal page views. Op het ogenblik dat ik deze tekst schrijf, is dat 188.285, een aantal dat ik nooit had durven dromen toen ik in januari 2006 hier begon te schrijven.

    Snoodaards onder de blogschrijvers proberen hun kijkcijfers op te drijven door zelf hun blog te bezoeken en daar een aantal pagina’s aan te klikken en zo hun rangschikking te verbeteren. Seniorennet heeft daarop iets gevonden, een tweede telling waarbij elke bezoeker slechts één keer per dag geregistreerd wordt, zonder rekening te houden met het aantal pagina’s dat men aanklikt of het aantal keren dat men die dag een bepaald blog bezoekt. Men noemt dat een unieke bezoeker. Het geeft aan hoeveel verschillende bezoekers je op een dag krijgt.

    Eergisteren is voor mijn blog daarbij de teller over het ronde getal van 150.000 gegaan. Dat betekent dat er dus zoveel keren iemand naar mijn blog gesurft is. Op zichzelf betekent dat natuurlijk niets, misschien was die anonieme 150.000ste bezoeker ronduit gedegouteerd door wat hij hier vond en heeft hij of zij meteen beslist om nooit meer terug te komen.

    Dat zou best kunnen, want wat je hier vindt, is niet altijd gemakkelijk. Sommige teksten zijn behoorlijk lang en vragen enige concentratie. De onderwerpen liggen niet altijd voor de hand en wat ik erover zeg, is af en toe controversieel. Ik ben rechtuit en verberg mijn ergernis niet, evenmin als mijn enthousiasme, of het nu over binnenlandse of internationale politiek gaat, over filosofie, levensopvatting of godsdienst. De boekbesprekingen handelen niet over populaire publicaties, Nederlandstalige boeken lees ik amper, Engels en Frans des te meer.

    Kortom, dit is geen voor de hand liggende blog: geen babes, geen vakantie- of familiekiekjes, geen karamellenverzen of stichtende spreuken, geen gelegenheid tot reacties, beoordelingen of groeten in een gastenboek.

    In plaats daarvan krijg je hier de eigenzinnige pennenvruchten van een nu bijna 65-jarige gepensioneerde. Je verneemt wat hem boeit en wat hem dwars zit, wat hij leest, naar welke muziek hij luistert, wat hij over het leven denkt en over God en godsdienst, hoe woorden en taal hem fascineren, maar ook de wetenschap, de politiek en de samenleving, de kunst en de levenskunst. Ik ben een nieuwsgierig man, een curieuzeneuzemosterdpot. Ik vraag me voortdurend af: wat is dat? Hoe komt dat? Waarom is dat zo? Waar komt dat vandaan? Hoe zit dat precies ineen? En dan ga ik op zoek, in de vele naslagwerken en andere boeken die ik om mij heen verzameld heb en op het eindeloze internetweb. En als ik gevonden heb wat ik zocht, dan klim ik in mijn figuurlijke pen, op mijn vertrouwde plaats voor het scherm van mijn PC en dan richt ik me tot u, lieve unieke lezer, en probeer ik u zo goed mogelijk uit te leggen wat ik denk of wat ik heb gevonden.

    Ik prijs me gelukkig dat ik daarvoor dit instrument mag en kan gebruiken: deze blog. Ik heb destijds voor Seniorennet gekozen, toen ik nog niets van blogs afwist en niet wist of dit iets zou worden, omdat ik toen net op pensioen was en me dus terecht senior mocht noemen (en ook voelde). Ik heb het me nog niet beklaagd, integendeel. Het is gratis, zowel voor u als voor mij; er hoeven geen bomen te sneuvelen voor wat ik schrijf; het is vrijblijvend: niemand is verplicht me te lezen, ik dring me niet op, de lezer zelf kiest voor mijn blog of komt er toevallig op terecht. Het is een simpel instrument, ik heb niet veel extra technisch werk aan de vormgeving en toch mag het resultaat best welgezien worden, vind ik.

    Inhoudelijk hoef ik met niets of niemand rekening te houden, ik mag schrijven wat ik wil, niemand kan me dat verbieden of me aanraden om toch maar voorzichtig te zijn. Ik hoef evenmin rekening te houden met de verkoopbaarheid van mijn publicaties, zoals bij gedrukte boeken het geval is. Die absolute vrijheid bevalt me zeer, een zeer zeldzame zure reactie neem ik er graag bij.

    Ondanks dat alles, of misschien dank zij, heb ik meer lezers dan ik ooit heb gedacht of gedroomd. Tijdens de vakantiemaanden juli en augustus loopt het wat terug, maar tijdens de rest van het jaar komen er elke week ongeveer duizend ‘unieke’ lezers langs. Ik heb er geen idee van hoeveel trouwe klanten daarbij zijn en hoeveel toevallige passanten, ik krijg van beide categorieën af en toe een mailtje met wat positief commentaar of een aanmoediging en dat doet me altijd veel plezier. Er staan nu al meer dan 850 teksten op mijn website en ik ben bijna 1700 dagen bezig, dat wil zeggen dat er om de andere dag een nieuwe tekst is, gemiddeld, want soms schrijf ik elke dag, soms moet je enkele dagen wachten; meestal ben ik dan verdiept in een of ander uitermate boeiend, ontiegelijk dik of aartsmoeilijk boek.

    Dank u wel, lieve unieke bezoekers allemaal, voor jullie belangstelling, of het nu om een eenmalig bezoek gaat dan wel om een bijna dagelijkse visite, hoewel dat laatste me natuurlijk nog meer ontroert. Wat de toekomst brengt, dat weet geen een, maar ik hoop voor jullie en voor mij dat we elkaar hier nog vaak virtueel mogen ontmoeten.

     

    Vriendelijke groet,

     

    Karel

     


    05-09-2010
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het onverzoenbare verzoenen
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Dat men klare wijn schenkt: dat is wat wij allen verwachten.

    Het is een heel duidelijk beeld, want wie wil er nu troebele wijn drinken, of droesem in zijn glas? Het eerste wat we doen als we een glas wijn vastnemen is het tegen het licht houden. En wat is er bekoorlijker dan de heldere kleur van wijn, of die nu rijk dieprood, fonkelend goudgeel of zelfs mysterieus grijs-roze is? Het is verbazingwekkend hoe uit een omslachtig, messy proces zoiets zuivers als klare wijn kan ontstaan.

    Ik heb me de laatste tijd bewust onthouden van het leveren van politiek commentaar, zoals ook de hoofdrolspelers dat deden. We moeten de onderhandelingen over een nieuwe regering een kans geven, zowel in Nederland als in België. Maar het gaat niet goed in onze landjes, men geraakt er niet uit.

    Over de Nederlandse situatie durf ik mij niet uit te spreken. Het bestaan van een anti-Islampartij en het succes dat ze boekt stemt tot zeer zwartgallige gedachten. Ik ben atheïst en antiklerikaal, een absoluut voorstander van een volledige scheiding van kerk en staat. Maar ik ben ook een absoluut verdediger van de vrijheid van denken en daar hoort nu eenmaal ook religieus denken bij. Als mensen er godsdienstige opvattingen wensen op na te houden, dan betreur ik dat, maar ik meen dat we hen dat niet mogen verbieden. Als er in onze landjes moslims komen wonen, op een wettige manier, dan moeten die mensen zich zoals iedereen in wat ze doen aanpassen aan onze wetgeving, maar in hun gedachten zijn zij even vrij als iedereen. Men kan ten hoogste hopen dat zij, door hun blootstelling aan onze maatschappij en onze opvoedingssystemen, stilaan zullen inzien dat alle godsdienst en dus ook de Islam, geen bevrijdende boodschap heeft maar een verknechting is van de ene mens door de andere. Ik vind het intussen ongepast om de beoefenaars van een bepaalde godsdienst, of een bepaalde etnische groep te viseren en te beledigen met grove taal.

    In België poogt men het onverzoenbare te verzoenen, zoals het nu heet. De verkiezingen worden hier gehouden in de twee gemeenschappen en de drie gewesten. Walen kiezen hun vertegenwoordigers, Vlamingen de hunne, Brusselaars eveneens. Vlamingen kunnen niet voor Walen stemmen of voor Brusselaars &c. Die verkiezingsuitslag was overduidelijk: in Vlaanderen kiest 80% van de bevolking voor een centrumrechts beleid, in Wallonië een nog groter aantal voor een linkse politiek. Het vreemde in België is, dat wij met die regionaal verkozen vertegenwoordigers niet een eigen politiek mogen voeren in elk van de grote regio’s: centrumrechts in Vlaanderen, socialistisch in Wallonië, maar dat we een federale regering moeten vormen die wetten uitschrijft die voor heel het land gelden.

    Ik moet er geen tekeningetje bij maken: compromissen zijn dan de enige mogelijkheid, iedereen moet water bij de wijn doen… Dat hebben we sinds 1830 gedaan, met zeer wisselend succes.

    Gedurende de eerste 150 jaar van België betekende dat een overheersing van de Franstalige bourgeoisie op het Vlaamse proletariaat. Maar sinds 1960 ging Wallonië economisch gezien erop achteruit en Vlaanderen eiste een meer rechtvaardige verdeling van de middelen op, een die rekening hield met de onze meerderheidspositie in het land. Wij verkregen eerst culturele autonomie, later ook andere onderdelen van de staatsstructuur. Vlaanderen heeft nu een eigen parlement en regering en beslist autonoom over een aanzienlijk aantal domeinen. Maar de federale regering is nog steeds zeer machtig, zij beslist over het grootste gedeelte van de inkomsten en de uitgaven en de Franstaligen doen daar hun voordeel mee, ten nadele van Vlaanderen. Zij halen meer uit de centrale pot dan zij erin steken en ze beheren dat geld, althans naar onze mening, niet goed. Het socialistisch systeem is zogezegd gericht op de bescherming van de zwakkeren, maar het geeft ons veeleer de indruk dat het socialisme het zwak-zijn aanmoedigt en bestendigt dan men het probeert op te lossen, dat men de mensen zwak en dom houdt door hen verslaafd te maken aan uitkeringen, veeleer dan hen aan te moedigen om zich te bevrijden en op eigen kracht te vertrouwen. Men heeft dus in Wallonië een onredelijk grote groep van werklozen en ongeschoolde werkkrachten, die bestuurd wordt door een (bijna even grote groep) goed betaalde en bovendien nog corrupte partijbonzen en apparatsjiks. De hele maatschappij wordt getekend door een verregaand cliëntelisme. De federale staat onderhoudt Wallonië en Franstalig België, voor een groot gedeelte met het geld van de Vlaamse werkende mens.

    Dat systeem is in leven gehouden, met allerlei wetten en besluiten en vage compromissen, door alle politieke partijen, ook in Vlaanderen, tot op vandaag. Er is nu een nieuwe partij aangetreden, de Nieuw-Vlaamse Alliantie of de N-VA. Die wil een einde maken aan de bestaande toestand, aan de dure en onredelijke compromissen en aan de overheersing van de Vlamingen door de Franssprekenden.

    De oplossing die zij voorstellen is eenvoudig: klare wijn. Franssprekend België verschilt op alle punten zeer grondig van Vlaanderen, daar kan niemand omheen, de verkiezingsuitslag bewijst dat, voor zover dat nog nodig was. Laten we dus geen federale regering meer maken die onheilscompromissen moet sluiten waar niemand gelukkig mee is, nee: laat de Franstaligen in hun regio doen wat ze graag willen, en de Vlamingen net zo.

    De Franstaligen zijn het daarmee, na lang onderhandelen, nogal eens: zij kunnen zich immers niet blijven verzetten tegen wat de meerderheid van dit land wil, zij hebben geen enkel democratisch recht om aan de Vlamingen te zeggen hoe ze moeten leven en wij evenmin hoe zij zich moeten gedragen. Dat klinkt goed, ware het niet dat de Franstaligen te allen prijze willen verhinderen dat hierover ook een financieel akkoord gesloten wordt, waarbij elke groep de tering naar de EIGEN nering zet.

    Als de Franstaligen een dure uitkeringspolitiek willen voeren, dan moeten zij dat wel doen met eigen middelen, niet met subsidies van de federale regering, die gespijsd worden met Vlaams belastingsgeld. Dat is de kern van de zaak, al de rest is prietpraat. De N-VA wil precies dat en niets anders; zij wil dat het liefst onmiddellijk en als dat niet kan, dan toch grotendeels nu en de rest niet veel later. Ze willen daar geen prijs voor betalen, waarom zouden ze?

    Het is, om het een beetje karikaturaal te stellen, als twee families die naast elkaar wonen in dezelfde straat: het ene gezin bestaat uit werkschuwe uitkeringstrekkers, het andere uit nijvere bescheiden tweeverdieners; hoelang denk je dat de tweeverdieners zullen willen opdraaien voor de nefaste uitkeringen van hun buren?

    Naast de ten onrechte geromantiseerde en gedenigreerde strijd van de Vlaamse Beweging voor de erkenning van de Vlaamse taal en eigenheid is er sinds enkele jaren een duidelijk andere strijd bezig, die gericht is op economische en politieke zelfstandigheid van Vlaanderen. De grootste partij van Vlaanderen, de N-VA heeft dat als nadrukkelijke enige doelstelling, de tweede grootste, de CD&V, sluit zich daar nu, na een historisch verpletterende verkiezingsnederlaag, schoorvoetend bij aan; ook de derde, de liberale PVV wenst dit; het Vlaams Belang heeft nooit iets anders gewild.

    Blijft enkel de linkerzijde: de socialistische SPA en Groen!, die samen amper 20% van de Vlaamse bevolking vertegenwoordigen. Dat de Vlaamse socialisten eerst socialist zijn en dan Vlaams, dat weten we: ze verwachten, net zoals de Franstaligen, het heil van de federale staat, die zal ‘zorgen’ voor de zwakkeren in de maatschappij; het is echter zeer de vraag of de socialistische partij en haar top van linkse intellectuelen en nouveaux-riches vandaag ook nog maar enigszins representatief is voor die zwakkeren: die hebben al lang een onderkomen gevonden bij het Vlaams Belang en andere populistische zweeppartijen; de werkman is al lang geen zwakkere meer. Wat Groen betreft: zij blijven sinds jaren flirten met de kiesdrempel en dat is niet verwonderlijk; zij verknoeien hun belangrijk gedachtegoed elke keer opnieuw met volksvreemde standpunten: hun dwaas uitgesproken anti-Vlaams belgicisme en hun even stompzinnig fundamentalistisch aftands antikapitalisme en onrealistisch anti-globalisme.

    Men zegt dat de Franstaligen niet weten wat de Vlamingen willen, dat ze ons niet begrijpen. Dat is slechts gedeeltelijk waar. Om te beginnen moeten we het hen steeds weer in het Frans zeggen, want ze begrijpen ons Nederlands niet, nog altijd niet. Als ik Di Rupo of Onckelinckx in het ‘Neduurlaans’ bezig hoort, tuiten mijn oren. Maar ze doen ook alsof ze het niet begrijpen, dat komt hen immers goed uit. Vlaanderen wil slechts één ding: volledige onafhankelijkheid, klare wijn. Dat kan desnoods binnen België, zolang de huidige koning leeft, want Albert de Tweede is ook Albert de Laatste, de kans dat zijn stuntelende zoon Philippe ooit de wankele Belgische troon bestijgt, is immers onbestaande, tenzij als protocollaire marionet.

    Al wat er de komende dagen, weken, maanden, jaren te gebeuren staat, is slechts een voorspel op de definitieve regeling: een volledig autonoom Vlaanderen. De Franstaligen zullen zich blijven verzetten, de Vlamingen zullen blijven vechten. De dag van de boedelscheiding komt er nu echt wel snel aan. Ik hoop dat ik het nog mag meemaken. Ik zal dan, als geheelonthouder, toch het glas heffen: eindelijk klare wijn!




    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!