mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
Antiklerikaal: tegen de wereldlijke invloed van de geestelijkheid gericht (Van Dale).
Dat vat het goed samen. We vertrekken van het feit dat er een klerikalisme bestaat: volgens dezelfde Van Dale is dat de strekking om aan de geestelijkheid meer macht toe te kennen dan haar rechtens toekomt. Klerikaal is dan wie de invloed van de geestelijkheid op het staatkundige voorstaat. Antiklerikaal is dus wie dat betwist en zich daartegen verzet.
Zelfs uit de woordenboekdefinitie blijkt al dat de overdreven inmenging van de geestelijkheid, dus van de bedienaren van de eredienst en de leiding van de kerk in de samenleving, onterecht is. De twee, godsdienst en maatschappij, vallen niet samen, er is een onderscheid. Dat noemen we de scheiding van kerk en staat, een van de principes waarop de moderne staat en de democratie gebouwd zijn.
De staat zal de godsdienst dus objectief bekijken vanuit een neutraal standpunt. Dat betekent dat een godsdienst geen geprivilegieerde plaats inneemt in het staatsbestel, noch het voorwerp mag uitmaken van discriminatie of vervolging. Godsdienstvrijheid is eveneens een erkend mensenrecht: men is vrij in de keuze van zijn godsdienst, wat ook inhoudt dat men kan kiezen om geen enkele godsdienst aan te hangen.
Godsdiensten zijn dus voor de staat instellingen of organisaties van mensen zoals alle andere, en moeten op dezelfde manier behandeld worden. Men moet nagaan wat hun activiteiten zijn, en die beoordelen zoals men diezelfde activiteiten beoordeelt wanneer ze uitgevoerd worden door andere godsdiensten of door niet-religieuze organisaties. Het feit dat het om een godsdienst gaat, mag op geen enkele manier een voor- of een nadeel opleveren. Wanneer een godsdienst bijvoorbeeld een publieke bibliotheek opricht, gelden daarvoor dezelfde regels als wanneer een andere organisatie dat doet, bijvoorbeeld een andere ideologische zuil, of de staat (de gemeente, de provincie, de centrale overheid) zelf. De veiligheidsvoorschriften moeten uiteraard dezelfde zijn en ook alle andere vereisten moeten vervuld zijn. Hetzelfde geldt voor alle andere activiteiten waarmee een godsdienst zich inlaat. Als zij bijvoorbeeld gebouwen optrekken waarin zij bijeenkomsten houden, moeten die aan dezelfde voorschriften voldoen inzake brandveiligheid, stabiliteit, toegankelijkheid voor personen met een beperking enzovoort. Als zij zich bezighouden met liefdadigheid, gelden ook daar dezelfde regels als voor niet-kerkelijke organisaties met hetzelfde doel. Idem dito voor gezondheidszorg, bejaardenverzorging, kinderopvang, onderwijs, cultuur enzovoort.
Wij stellen vast dat in onze contreien, en in de meeste andere, de kerken zeer actief zijn op talloze domeinen van het maatschappelijk samenleven. Voor de objectieve toeschouwer is dat zelfs de exhaustieve beschrijving van de activiteiten van een godsdienst. Het feit dat men via die activiteiten een God dient, een eredienst onderhoudt tegenover een godheid, is op zich geen essentieel kenmerk van een instelling of een organisatie, aangezien dezelfde soort van activiteiten evenzeer en evengoed kunnen georganiseerd worden door niet-religieuze organisaties. Wat is het essentiële of betekenisvolle verschil tussen een gebedsgroep en een meditatie- of gespreksgroep? Tussen een politieke meeting en een misviering? Tussen een kerkelijke huwelijksplechtigheid of begrafenis en een burgerlijke? Tussen een katholieke, protestantse, joodse of islam-school voor algemeen onderwijs en een niet-religieuze?
Wat doet een godsdienst meer dan andere organisaties? Als ze het anders doen, waarin is het verschil dan gelegen? Doen ze het altijd beter? Het evidente antwoord op die vragen leidt tot deze vraag: waarom moeten zij dan zo nodig een geprivilegieerde positie innemen?
Wanneer wij de functie en de taken van de bedienaars van de eredienst zakelijk bekijken, dan stellen wij vast dat die in de praktijk niet verschillen van de taken die in de samenleving ook waargenomen worden door andere personen. Dat geldt ook voor de zogenaamde rituelen, die in de kerken traditioneel voorbehouden waren voor de bedienaars van de eredienst. Ook leken kunnen dopen, de communie uitreiken, de woorddienst waarnemen, begrafenissen leiden, catechese geven enzovoort. Er zijn uitzonderingen, maar die liggen zwaar onder vuur. Zo kan alleen een priester de eucharistie uitvoeren, dat wil zeggen de woorden uitspreken die het brood en de wijn veranderen in het lichaam en bloed van de Christus. Maar het is geen geheim dat men wel eens hosties uitreikt die niet gewijd zijn, als men bijvoorbeeld door de voorraad van geconsacreerde heen is: niemand die het verschil ziet, en het is de intentie die telt. Er zijn ‘misvieringen’ met diakens waarin de woorden van de consecratie niet letterlijk uitgesproken worden maar subtiel geparafraseerd. Geen mens die het verschil ziet. De biecht, een ander privilegie van de priester, is zo goed als afgeschaft net zoals de ziekenzalving. En priesterwijdingen, die alleen bisschoppen geldig kunnen doen, komen ook al bijna niet meer voor.
Overigens zijn al die handelingen alleen binnen de betrokken godsdienst zelf van uitzonderlijk belang, voor de staat mogen ze geen verschil uitmaken. Brood en wijn zijn voor de staat brood en wijn, ook na de consecratie, en vallen dan bijvoorbeeld onder de veiligheidsvoorschriften voor voedsel. De biecht en andere consultaties met priesters zijn vergelijkbaar met andere soorten van sociale en psychologische begeleiding. Met andere woorden, de handelingen die binnen een godsdienst heilig zijn, een sacraal karakter hebben, zijn dat voor de staat niet, en worden enkel beoordeeld op hun uiterlijke tekenen. Voor de staat is een godsdienst een maatschappelijk verschijnsel als een ander, dat men objectief en zakelijk bekijkt en behandelt.
Of zo zou het moeten zijn. Er is in Vlaanderen en in andere gebieden waar het christendom tot voor kort welig tierde al veel veranderd op dat punt, maar toch blijft het christendom genieten van heel wat ontzag, eerbied, en voorkeursbehandelingen, ook door de staat. En dat ondanks de vele schandalen die vooral binnen de katholieke kerk naar buiten gebracht worden, en waaruit ten overvloede blijkt dat de kerk inderdaad een organisatie is van mensen, met al hun gaven en gebreken. Godsdiensten zijn niet beter dan andere organisaties, en vaak zijn ze zelfs veel slechter.
Wij kunnen dus vaststellen en erkennen dat godsdiensten zich bij een objectieve benadering niet onderscheiden van andere menselijke activiteiten. Dat zij een beroep doen op het bestaan van een godheid levert hen geen intrinsiek voordeel op. In feite kon er evengoed geen God zijn. Etsi Deus non daretur: de katholieke kerk bijvoorbeeld zal evengoed functioneren als God niet bestaat. Het bewijs daarvan ligt eenvoudig hierin: God bestaat inderdaad niet, heeft nooit bestaan, behalve in de verbeelding van wie erin gelooft. Er zijn geen bewijzen of objectieve aanduidingen voor het bestaan van een God zoals het christendom die claimt. En toch heeft die godsdienst een fenomenale geschiedenis achter de rug, en is hij nog steeds een miljardenconcern.
Godsdiensten onderscheiden zich echter wel op een uiterst belangrijk punt van onze moderne staten: zij zijn niet democratisch. In feite kan men zelfs stellen dat daarmee een scheidingslijn wordt getrokken tussen alle menselijke organisaties en samenlevingsvormen: ofwel zijn ze democratisch of wel zijn ze dat niet. Als ze democratisch zijn, zijn het geen godsdiensten. Als ze niet democratisch zijn, zijn het godsdiensten, op een of andere manier. En als ze niet democratisch zijn, zijn het dictaturen. Democratieën verschillen alleen door het aantal mensen dat erin leeft, godsdiensten en dictaturen verschillen enkel door het aantal mensen dat erin sterft. Als men de innerlijke structuur, de methodes, de hiërarchische opbouw, de ideologie en de praktijk van godsdiensten vergelijkt met die van gelijk welke dictatuur uit de geschiedenis, stelt men vast dat er een bijna totale overeenkomst is. Vergelijkt men dictaturen en godsdiensten met een democratisch bestel of een democratische organisatie, dan stelt men vast dat ze daarvan op dezelfde manier verschillen.
En toch zijn er nog steeds mensen die de godsdiensten verdedigen en hen bijzondere eigenschappen en een uitzonderlijke waarde toekennen. Zij pleiten voor het behoud van het sacrale in de maatschappij, als een van de diepste aspecten van het mens-zijn. Wat dat sacrale precies is, blijkt veel moeilijker te definiëren. We zien wel de context: het gaat om iets dat zich vooral situeert in individuele of collectieve meditatie in daartoe geschikte ruimten, waarbij gebruik gemaakt wordt van literaire of zogenaamd gewijde overgeleverde teksten, van gezangen en muzikale omlijsting, van artistieke middelen en architecturale structuren, van geuren en kleuren, van kostumering en theater, van rituele gebaren en gebruiken, van symbolen en verwijzingen naar de natuur… Dat zijn echter allemaal niet-sacrale elementen, die evengoed voorkomen in niet-religieuze contexten, in allerlei vormen en combinaties. Nogmaals: wat is het verschil tussen een religieuze begrafenisplechtigheid en een burgerlijke? Zij kunnen allebei verschrikkelijk slecht zijn en buitengewoon goed, en wel om dezelfde redenen.
Ik weet niet wat men bedoelt met ‘sacraal’. Maar in tegenstelling tot wat zogenaamd godsdienstige mensen beweren, heb ik niet minder gevoel voor al de elementen die men zo graag voorbehoudt voor het sacrale. Ik kan net zo goed gegrepen worden door een tekst, een muziekstuk of een ander kunstwerk, een gebaar, een sfeer… Waarom zou ik dat niet? Als ik mij afkeer van een bepaalde godsdienst, of van alle godsdiensten, ben ik dan plots een ongevoelige, hyperrationele, cynische en amorele libertijn, een rabiate egoïst, verstoken van elke empathie, een keiharde materialist die elke hogere waarde ontkent en de mens herleidt tot zijn lichaam, een ongemitigeerde voorstander van een ongenadig kapitalisme enzovoort, terwijl alle gelovigen dat allemaal niet zijn? Kom nou…
Wie godsdienst wil verdedigen, heeft het alsmaar moeilijker. De secularisering, dat wil zeggen het samenleven zonder godsdienst, zet zich door op grote schaal, ook binnen de godsdiensten. De moderne mens leeft als een ongelovige, ook als hij of zij nog enigszins meedoet aan bepaalde rituelen of zelfs beweert ‘in God te geloven’. Die uitspraak betekent in de meeste gevallen zo goed als niets meer. Men hoeft niet meer in God te geloven of tot een kerk te behoren om een goed mens te zijn, of dat althans te proberen. Het christendom heeft gefaald als godsdienst; het heeft zijn geschiedenis tegen, en het heeft daaruit niet geleerd, en blijft dus steeds sneller aftakelen. Wie zich nog vastklampt aan dat verhaal, mist de kans om de oude gewaden af te leggen en een nieuw begin te maken.
Dat is waarom ik mezelf antiklerikaal noem: ik verzet mij tegen de onterechte inmenging van elke godsdienst in de samenleving, en ik meen daar goede redenen voor te hebben, zowel principiële filosofische en ideologische als historische.
Dat is ook waarom ik me atheïst noem: het begrip God, zoals de godsdiensten dat voorhouden, is mij onbekend; het aanhouden is een onrecht dat we onszelf aandoen.
Categorie:God of geen god? Tags:levensbeschouwing
24-01-2014
verhitte internetdiscussie
Ik heb me op een dag aangemeld bij Facebook. Het leek me een onschuldig en leuk initiatief: mensen die elkaar kennen of leren kennen, wisselen groeten en informatie uit. Interessant voor mensen zoals ik, gepensioneerden die zich niet in het verenigingsleven gestort hebben en die dus behoefte hebben aan contact met hun medemens.
En het werkt. Je Facebook-vrienden zijn vrienden en kennissen en oude bekenden, die je uit het oog verloren was, en nieuwe mensen die je leert kennen omdat ze je op een of andere manier aanspreken (letterlijk of figuurlijk). Facebook maakt het gemakkelijk om je ‘vrienden’ te leren kennen en de vriendschap te onderhouden. Toegegeven: de meeste contacten op FB zijn oppervlakkig of zelfs banaal: je leest of schrijft een berichtje, je wenst iemand een gelukkige verjaardag, dat is het zowat. Leuk, meer niet.
Af en toe echter is er iemand die een bericht plaatst op zijn of haar pagina dat je aanspreekt, in positieve of negatieve zin. Als je het goed vindt, kan je reageren met een ‘like’: vind ik leuk. Vooral als het iets is dat je tegen de haren in strijkt, heb je de neiging om uitvoeriger te reageren, want er is geen knop ‘dislike’, je kan enkel een ‘vind ik leuk’ weghalen. Maar een negatieve reactie roept steevast een tegenreactie op, want ook anderen lezen wat je geschreven hebt: het sneeuwbaleffect. Voor je het weet, ben je in een regelrecht sneeuwballengevecht gewikkeld. Dan wordt de pagina van de ongelukkige initiatiefnemer een forum, en we weten ondertussen allemaal wel al hoe het er op forums kan aan toe gaan: verhitte discussies, eenzijdige voorstellingen van zaken, oppervlakkige argumentaties, emotionele reacties, verwijten heen en weer.
Het is me de laatste tijd enkele keren overkomen, en gisteren heeft dat een climax bereikt. De ‘vriend’ die het oorspronkelijk bericht geplaatst had, heeft uiteindelijk een einde gemaakt aan de discussie, althans wat mij betreft, door me te vragen om voortaan niet meer op zijn FB pagina te reageren: de personen die hem volgen, zijn ‘vrienden’ dus, kennen nu wel mijn standpunt, vond hij, en dat standpunt moest ik maar beter op mijn eigen pagina debiteren. Ik was er even van gepakt: het is niet aangenaam de deur gewezen te worden.
Tijd dus voor bezinning en conclusies.
Na een nachtje slapen heb ik besloten deze ‘vriend’, die overigens zelf het initiatief had genomen voor onze FB-vriendschap, te ontvrienden, een FB-woord voor het schrappen van iemand uit de lijst van je vrienden. Je krijgt dan zijn of haar berichten niet meer te zien. Als iemand zegt dat je niet meer welkom ben bij hem, dan kan je die bezwaarlijk nog een vriend noemen.
Een tweede beslissing betreft het reageren op controversiële berichten. Toen ik jaren geleden begon met deze website op Seniorennet, vertoefde ik ook af en toe op de forums/fora van Seniorennet. Dat heeft niet lang geduurd: ik begreep al gauw dat de onbehouwen discussies daar niets voor mij waren, en me alleen maar opjutten. Niet goed voor mijn hart. Ik heb daar toen definitief een einde aan gemaakt en voel me daar zeer goed bij. Ik heb dat ook gedaan met de forums van de VRT, kranten en tijdschriften en internetsites. Ik zal nu hetzelfde doen met discussies op Facebook: als iemand een uitdagend of ronduit fout bericht plaatst, zal ik daarop hooguit en uitzonderlijk nog reageren met een kort bericht waarin ik mijn eigen standpunt toelicht, maar daarna niet meer deelnemen aan de discussie.
Dat is in feite jammer, want met elkaar praten is in feite heilzaam. Maar ik heb moeten vaststellen dat forums, sociale media en andere internettoepassingen waar mensen hun opinie kwijt kunnen, niet geschikt zijn voor ernstige gesprekken. Misschien ligt het aan het medium, dat heel direct is, en dus weinig tijd laat om na te denken; misschien ligt het ook aan ons, omdat we nog niet vertrouwd zijn met deze nieuwe manier van communiceren en er niet op de juiste manier gebruik van maken en ons verlagen tot vulgaire scheldpartijen, ook al gebeurt dat met geleerde woorden.
Ik zal dus mijn mening niet meer via forums of Facebook kenbaar maken, doch enkel via mijn Kroniek, hier op deze website. Dat is eenzijdig, aangezien ik hier geen plaats laat om reacties te plaatsen, wat technisch wel mogelijk is. Maar dan creëer ik hier een eigen forum, met al de stennis van dien, en al dat geruzie is precies wat ik niet wens, omwille van mijn eigen gemoedsrust, en om me niet te verlagen tot uitzichtloze discussies.
Wie wil reageren op wat ik hier schrijf, vindt mijn mailadres in de kop van deze pagina, of kan gebruik maken van de knop ‘stuur me een mail’ in de linkermarge. Ik beantwoord alle mails.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
11-01-2014
Het kruis en de gekruisigde.
Als er één icoon is dat het christendom kenmerkt, dan is het wel het kruis, met daarop de gekruisigde Christus. Wij zijn ermee opgegroeid, er was geen enkele plaats, geen enkele kamer waar geen kruisbeeld hing. In de kunst was de kruisweg en de kruisdood een prominent thema. Wij stonden er niet meer bij stil, zelfs niet bij de meest schrijnende en gruwelijke voorstellingen. Ook vandaag nog hoef je niet ver te zoeken om een kruisbeeld te vinden, zelfs niet in openbare gebouwen of op publieke plaatsen zoals kerkhoven.
Het is pas als je, zoals ik, het christendom geheel en al afgezworen hebt, dat het tot je doordringt wat een verschrikkelijk icoon de gekruisigde is. Het gemartelde lichaam van een jonge man, in de fleur van zijn leven, in de laatste ogenblikken van zijn lijden, stervend op de meest afschuwelijke manier: dat is het beeld dat het christendom het liefst afbeeldt. Niet de verrijzende Christus, of de verrezen Zoon van God, zittend aan de rechterhand van de Vader. Nee: de kern van het geloof is blijkbaar de marteldood van de Mensenzoon.
Christus, zo zegt het Credo, is voor ons en voor ons heil nedergedaald uit de hemel, gekruisigd, gestorven en begraven. Het is een van de mysteries van het geloof, en het is inderdaad niet te begrijpen.
Als we de christelijke retoriek even achter ons laten, en dit gegeven bekijken zoals een antropoloog de godsdienstige riten en gebruiken van een pas ontdekte volksstam zou bekijken, of zoals een bezoeker van een buitenaardse beschaving dat zou doen, dan is het kruisbeeld en de kruisdood een ontstellend gegeven. Ongetwijfeld zijn er mensen op die manier ter dood gebracht in de periode waarin het bestaan van Jezus van Nazareth gesitueerd wordt, daarvan zijn er (beperkte) historische bewijzen. Het was een manier om zware misdadigers te bestraffen, als een afschrikwekkend voorbeeld en tevens als een publieke genoegdoening, een bewijs dat misdaad niet onbestraft bleef, de ultieme wraak van de maatschappij op wie haar belaagde.
Jezus was echter allesbehalve een misdadiger. Hij werd door de Romeinse bezetter ter dood gebracht op vraag van de plaatselijke bevolking, de Joden en hun (religieuze en wereldlijke) leiders, omdat hij de joodse religieuze wetten zou overtreden hebben. Zo zou hij zich Zoon van God genoemd hebben. Het lijkt echter weinig waarschijnlijk dat men elke godsdienstwaanzinnige aan het kruis heeft genageld. Het hele passieverhaal is zo onwaarschijnlijk dat men het onmogelijk als een historisch verhaal kan aanvaarden. Er spelen allerlei andere mythische motieven mee, zowel uit de algemene menselijke cultuur als uit de specifiek joodse.
Als we ervan uitgaan dat het niet om een historische gebeurtenis gaat (al zijn er allicht historische gronden voor dit verhaal: er zijn ongetwijfeld in die tijd mensen op die manier ter dood gebracht, en er waren in die tijd ongetwijfeld profetische figuren actief in die contreien) moeten we ons dus afvragen waarom een joodse sekte dit verhaal heeft aangegrepen om er een eigen godsdienst mee uit te werken. Thema’s als dat van de Messias, de lijdende dienaar, de onbegrepen profeet, de zondebok waren aanwezig in de Joodse cultuur, maar zij maakten er niet de kern van uit. Het Jodendom is een godsdienst die steunt op een verbond van een volk met zijn God, op het naleven van goddelijke wetten zodat er een vreedzame samenleving kon bestaan.
Het christelijke thema van de verlossing is een vreemde constructie. Vooreerst is er het paradijs, het volmaakte samenleven van de mens met zijn omgeving en met zijn God. Maar dan volgt de zondeval: de mens verliest zijn volmaaktheid door zijn eigen schuld en bevindt zich plots in een vijandige omgeving, waarin hij zich moet proberen te handhaven. Het is duidelijk dat die paradijselijke voorgeschiedenis een niet ongebruikelijk mythisch verzinsel is, dat men als een contrast voorhield met de bestaande toestand. Evenzo het hiernamaals: wanneer het onvermijdelijke lijden hier op aarde ophoudt bij de dood, gaat de mens over naar een nieuwe, wazige toestand van niet-meer-lijden, een vorm van geluk, de eeuwige jachtvelden, het walhalla, de hemel.
Het jonge christendom heeft, in de al even mythische figuur van Paulus, die universele primitieve mythe een nieuwe inkleding gegeven. In het paradijs heeft de mens de goddelijke wet bewust overtreden en dus een zonde begaan tegenover God, een schuld op zich geladen, en zich zo niet alleen een lastig leven hier op aarde op de hals gehaald, maar ook alle kansen verspeeld op een rustig of gelukzalig eeuwig leven. Er moet dus iets gebeuren om die schuld te delgen, om te boeten, zodat de zonde kan vergeven worden.
Daartoe stuurt God zijn eniggeboren Zoon, die samen met hem sinds alle eeuwigheid leeft en heerst, als mens naar de aarde, om daar een boodschap te prediken, een voorbeeldig leven te leiden, maar niet begrepen te worden, te lijden en te sterven op de meest gruwelijke en vernederende manier. Door dit zoenoffer van zijn eigen Zoon laat God zich vermurwen en scheldt hij de oerschuld van de mensen kwijt, vergeeft hij hun erfzonde en laat hij hen weer toe in het paradijselijke hiernamaals.
Er zijn echter voorwaarden. Men moet Christus erkennen als verlosser, in hem geloven, en leven volgens zijn voorbeeld.
In de praktijk betekent dat echter dat men de geboden van de kerk moet naleven. Het hele verhaal is immers door mensen verzonnen, met als enige bedoeling het vestigen van een wereldse macht en een hiërarchische, of liever hiërocratische samenleving, dat wil zeggen geleid door een profiterende priesterkaste.
Het is deze priesterkaste die de symbolen van het geloof heeft ontworpen, en het kruis is ongetwijfeld het meest verspreide en meest krachtige symbool van het christendom. De gekruisigde Zoon van God is het primordiale en alomtegenwoordige icoon van het christendom.
Waarom? Wat is er zo bijzonder aan de kruisdood? Het was de straf voor zware misdadigers. Een leven dat zo eindigde, was een mislukt leven. Het is de ultieme vernedering. En precies dat neemt men als beeld van God, net dat draagt men triomfantelijk rond als embleem van zijn religieuze eigenheid. Sterven aan het kruis zoals Jezus van Nazareth is het hoogste goed. Dat is onbegrijpelijk, tenzij men erin slaagt de mensen zo te indoctrineren dat ze aannemen dat er een almachtige en goede, vaderlijke God is, dat de mens in een mythische voortijd tegen die God heeft gezondigd, dat alle mensen daardoor aan Gods toorn onderworpen zijn, dat de Goede Vader echter medelijden heeft gekregen met de mens, zijn Zoon heeft gezonden om te boeten voor die mythische zonden, en dat daardoor de mens bevrijd is uit het eeuwige onheil.
Dat de mens echter Gods Zoon prompt vermoord heeft om onduidelijke en uitgerekend rituele, dus godsdienstige redenen, lijkt evenwel geen probleem te zijn. Om het simplistisch voor te stellen: de overtreding van een ritueel gebod (niet eten van de vruchten van een bepaalde boom) is een voldoende reden voor een kosmische schuld, terwijl de gruwelijke moord op de Zoon van God geen enkel gevolg heeft voor de mensheid.
Maar blijkbaar wel voor de daders. De Joden wordt deze verschrikkelijke zin in de mond gelegd: ‘zijn bloed kome over ons en onze kinderen’ (alleen in Mt. 27.25), en het christendom heeft de Joden de moord op Christus nooit vergeven. Maar dat terzijde…
Er zijn allerlei redenen denkbaar waarom het christendom een gekruisigde als zijn symbool heeft genomen.
Een sekte die de hele wereld kan beschuldigen van de moord op (de Zoon van) haar God geeft zichzelf een krachtige uitgangspositie en een geldige reden om met alle heidenen af te rekenen. Het kruis is zeker in die zin ontelbare keren misbruikt in de loop van de kerkgeschiedenis. De vele martelaars en hun spectaculaire dood en hun even miraculeuze nageschiedenis brengen ons hetzelfde verhaal.
Een lijdende figuur als voorbeeld is een overtuigende manier om een bevolking onder de knoet te houden. Men moet van het leven hier op aarde niets verwachten, het is een tranendal, wij zijn geschikt om te lijden, zoals Christus voor ons geleden heeft. In vergelijking met zijn lijden, is ons lijden minder dan niets. Maar wie de kerkelijke geboden opvolgt, wacht de eeuwige gelukzaligheid, terwijl de anderen, die hier op aarde hun geluk zoeken, in eeuwigheid zullen lijden in de hel.
Zeker, er zijn gelovigen en zelfs priesters die vermoord zijn, om verscheidene redenen, die niet altijd met het geloof te maken hadden. Maar hun aantal is zeker veel kleiner dan dat van de onschuldige ‘heidenen’ die door het christendom vermoord zijn, alleen omdat ze geen christen waren (en het ook niet konden zijn: ze hadden immers nog nooit van die vreemde godsdienst gehoord). De kruisdood is dus niet echt het ideaal van de christen, en zeker niet van de priesterkaste: ook zij deden en doen er alles aan om het hier op aarde zo goed mogelijk te hebben.
Ik besluit. Het meest in het oog springende symbool van het christendom, de gekruisigde, is een mythe, in het leven geroepen door een Joodse sekte die zich op korte tijd ontwikkeld heeft tot een machtige wereldse macht, die deze krachtige icoon heeft aangewend om haar heerschappij over zoveel mogelijk mensen te vestigen en te verzekeren.
Nu zovelen de christelijke retoriek en iconografie verlaten hebben, is de tijd gekomen om ons te realiseren hoe ongepast het beeld van een door zijn medemensen gemartelde, gekruisigde mens wel is, en niet alleen als symbool van een godsdienst. Wij zouden er goed aan doen om al die afschuwelijke ontluisterende afbeeldingen van een zinloos lijdende mens voorgoed uit ons midden te bannen. Indien het christendom in zijn eigen humanistische leer zou geloven, zou het daarbij het voorbeeld moeten geven. Het wordt tijd dat we ook in onze iconen de mens zijn waardigheid teruggeven.