mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
30-08-2012
Champions League
Zou het de leeftijd zijn? Ik weet het niet, maar ik heb er
wel behoorlijk last van. Neem nu de voetbalmatch van Anderlecht tegen Limassol
onlangs. Er was verder niets op TV dat de moeite waard leek, dus toch maar even
kijken. Het belang van die match was dagen van tevoren al opgeklopt tot
waanzinnige hoogten, de spanning zat er dus goed in. Anderlecht moest winnen na
een dwaze uitnederlaag tegen een nogal onbenullige tegenstander.
Na drie minuten voelde ik al dat het niet pluis zat. Ik bewoog
met het spel mee in mijn zetel. Als de aanval van rechts naar links trok,
leunde ik gaandeweg mee naar links naarmate het spel het doel naderde; liep de
bal naar rechts, dan voelde ik me onweerstaanbaar naar rechts getrokken, als
wou ik door mijn eigen lichaamsbeweging kracht bijzetten aan de aanval. Het was
een beetje zoals sommige chauffeurs en de meeste passagiers in een auto, die met
hun hele lijf mee remmen en mee optrekken en mee de bochten nemen.
Bovendien voelde ik mijn hartslag omhoog gaan, zelfs wanneer
er op het veld niets noemenswaardig gebeurde. Het was de spanning rond de
gebeurtenis die het hem deed, het belang en de inzet van de wedstrijd.
Ik heb dan maar voor een rustig stukje muziek gekozen en het
hele zaakje aan mij laten voorbijgaan. Pas s anderendaags heb ik toevallig
vernomen dat Anderlecht gewonnen had met het nodige verschil, zodat ze kunnen
doorgaan in de Champions League.
Voetbalwedstrijden zijn er om geanalyseerd te worden,
vooraf, tijdens en erna. Laten we dat ook eens doen.
Vooreerst de inzet, die deze match zo belangrijk maakte. Als
Anderlecht verloor, mocht het niet deelnemen aan de groepsfase van de Champions League. Ik geef grif toe dat
ik er geen flauw idee van heb wat dat concreet betekent, behalve dat volgens de
nieuwsberichten in dat geval de club een startgeld van vijftien miljoen euro
zou missen. Nu kan ik me voorstellen dat een dergelijke som zelfs voor een club
als Anderlecht geen kattenpis is. Maar wat heb ik daarmee te maken? Ik ben geen
fan van die club, ik heb er geen enkele affiniteit mee, eerlijk gezegd kan
Anderlecht me gestolen worden. Of ze eerste staan of laatste, in de hoogste
afdeling spelen of in vierde provinciale, het maakt me niets uit. Het is een grote
commerciële onderneming in de entertainment business, punt uit. Bovendien is
het een vorm van ontspanning die me helemaal niet interesseert. Ik ga nooit naar
het voetbal kijken en ook op TV stem ik er zelden op af. Ik praat met vrienden
en kennissen nooit over het voetbal.
En toch was ik gespannen, nerveus, kreeg ik hartkloppingen.
Nu ik erbij stilsta, besef ik dat die hevige gevoelens
sterker zijn dan mezelf. Ze komen spontaan op en ik kan ze niet onderdrukken.
En dan had ik het ineens door: ook andere mensen ervaren die hevige emoties.
Maar in plaats van af te haken, geven ze eraan toe. Ze laten zich opzwepen,
gaan op in de match, worden erdoor meegesleept, zwalpen op en neer met de
golven van angst en euforie die het spel bij hen oproept bij elke uitgespeelde
of gefaalde kans, bij elke aanval, elke bedreiging van het eigen doel.
Dat is waarom het gaat in zon voetbalmatch. En deze match
was niet zomaar een doordeweekse aangelegenheid, waarvan het resultaat pas op
het einde van het seizoen wordt afgerekend. Nee, het was erop of eronder, alles
of niets. Of zo werd het toch voorgesteld. En dus was het een spannende match, niet
het minst door het risico op een onverwachte tegengoal die de lat onmiddellijk
veel hoger zou leggen, enzovoort. En Anderlecht kwam maar niet tot scoren,
tachtig eindeloze minuten lang, wat de spanning steeds meer deed stijgen tot
een bijna ondraaglijk niveau. En dan kwam de ontknoping in een spectaculaire ontlading
van extatische vreugde bij iedereen, ook bij de vele duizenden die de match
hadden gevolgd, in het stadion of thuis. En er werd gedronken en gedanst en
gefeest tot in de kleine uurtjes.
Die emoties zijn niet ongewoon, ze zijn normaal.
Honderdduizenden, ja miljoenen mensen leveren zich elke week over aan dat spel.
Ze beleven de spanningen die normaal enkel de spelers en de clubbonzen voelen
op een plaatsvervangende manier, alsof hun leven er van afhing, hun wedde, hun
bonus, hun blijdschap of ongeluk, terwijl ze er in feite niets mee te maken
hebben. Ze betalen om te mogen gaan kijken, maar vooral om te mogen mee opgaan
in het spel, om hun emoties te mogen botvieren. Het is iets dat aanspreekt, het
werkt, anders was het voetbal niet de miljardenbusiness die het is. De media doen
er volop aan mee en pikken hun graantje mee van de commercie.
Mensen hebben veel over voor hun voetbal, zeer veel. De
mensheid heeft veel over voor haar voetbal, zeer veel tijd, energie en
financiële middelen. En het voetbal is maar één van de vele aspecten van ons
tijdverdrijf, van ons omgaan met onze emoties. We zijn blijkbaar ten minste zo
veel bezig met onze emoties als met de andere aspecten van ons leven, zoals
werken of slapen.
Er is dus niets verkeerds mee. Blijkbaar hebben wij behoefte
aan een emotioneel leven en beantwoordt voetbal, zoals talloze andere vormen
van ontspanning, aan die behoefte. En toch heb ik daar mijn bedenkingen bij;
het tegendeel zou u trouwens verwonderen, lieve lezers.
Zie je, die emoties zijn er voor een reden en die reden is
niet het voetbal. Onze emoties hebben een functie. Zij vervullen een rol in ons
samenleven met anderen. Ze maken het mogelijk dat wij onszelf in stand houden
in een complexe maatschappij, waarin wij op ontelbare manieren samenwerken met
anderen, tot voordeel van iedereen. Maar zoals alle andere aspecten van ons
mens-zijn, kunnen we ook die emoties oneigenlijk gebruiken. Honger is een
signaal van ons lichaam dat het voedsel nodig heeft; dorst wijst op het gevaar
van uitdroging enzovoort. Woede is een reactie op een of andere vorm van
agressie, blijdschap is een reactie op iets dat goed is voor ons enzovoort.
Maar wij eten ook als we geen honger hebben en we eten niet zozeer om onze
honger te stillen als om onze smaakpapillen te plezieren; we drinken vaak veel
meer dan nodig en duidelijk niet om onze dorst te lessen.
Op de zelfde manier gebruiken we onze emoties niet alleen
voor de situaties waarin wij ons meestal bevinden in de maatschappij: we creëren
speciale omstandigheden waarin onze emoties op een artificiële manier worden
aangesproken: we gaan op een rollerbaan zitten, we beklimmen moeilijke bergen,
we doen aan diepzeeduiken en we gaan naar het voetbal kijken. Zoals we meer aan
seks doen dan nodig voor de voortplanting, spelen we ook met onze emoties omdat
die er nu eenmaal zijn. We houden van opwinding en van de tegenstellingen
tussen vreugde en verdriet en de spanningen die dat met zich meebrengt. En dus
creëren wij situaties, of laten anderen die voor ons creëren, waarin onze primaire
emoties sterk worden aangesproken.
Theater is daarvan een goed voorbeeld. De auteur van het
stuk, de regisseur, de acteurs en alle andere betrokkenen zijn erop uit om onze
emoties een goede beurt te geven. Ze maken daarbij gebruik van alle mogelijke
middelen, soms op de meest cynische manier. Maar we malen er niet om, we gaan naar
het theater om ons te laten misleiden en hoe beter dat het lukt, hoe liever we
het hebben. Net zo met film.
Met de (kijk)sport is het anders. Daar hebben we de
verwachting en de indruk dat het geen theater is, maar echt. Dat er geen
spelletjes gespeeld worden met ons, maar dat het om een echte wedstrijd gaat,
waarin de tegenstanders op een eerlijke manier met elkaar en dus met ons
omgaan. Als het allemaal afgesproken spel zou zijn, dan gingen we niet kijken.
Het is daarom dat heruitzendingen van wedstrijden zo weinig succes hebben: als
we de uitslag al weten, is er niks meer aan. Om dezelfde reden is omkoperij de
zwaarste overtreding van het sportethos die je kan bedenken. We hebben de
spanning over de (eerlijke) afloop nodig. Het gaat er dus niet om hoe mooi een
wedstrijd is, maar hoe spannend en wie er wint en hoe.
En zo kom ik tot mijn bedenkingen.
Vooreerst meen ik dat het beter is om je emoties te
gebruiken voor het datgene waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de omgang met de
anderen. Het oneigenlijk gebruik, zoals bij het beoefenen van (gevaarlijke)
sporten, is voor mij altijd min of meer verdacht en bedenkelijk. Natuurlijk
geeft het jou een kick als je gaat skiën, zeker buiten de pistes, of als je een
steile bergwand beklimt en eindelijk op de top staat. Maar dan ben je met je
emoties aan het spelen, zoals je ook met je genitaliën kunt spelen. Wij mensen
kunnen dat en we doen het volop en met veel plezier. Maar zowel uit de praktijk
als met een beetje gezond verstand kunnen we leren dat het oneigenlijk gebruik
van het een zowel als van het ander uiteindelijk onbevredigend is.
Het meest genieten we van een koel glas water als we echt
dorst hebben. De duurste gerechten moeten het afleggen tegen een boterham uit
het vuistje als je echt honger hebt.
Zo is het ook met onze emoties. Ongetwijfeld waren de fans
uitgelaten toen Anderlecht had gewonnen, maar wat hebben ze daar uiteindelijk
aan? Hun verwachtingen zijn ingelost, hun vrees is weggenomen en heeft plaats
gemaakt voor euforie. Maar ze hebben zich geen echt voordeel gedaan, ze hebben
alleen negentig minuten lang hun emoties kunnen botvieren op een kunstmatige,
plaatsvervangende manier, gevoed door heel wat drank, opgezweept door de media
en door de massahysterie die grote evenementen nu eenmaal meebrengen. De vijand
is verslagen, maar zelfs de meest harde fan zal uiteindelijk moeten toegeven dat
die vijand in feite helemaal geen vijand is; dat de spelers van de tegenpartij
morgen misschien in je eigen ploeg zullen spelen en jouw helden van vandaag
morgen verkocht worden voor veel geld, waarvan jij geen cent te zien krijgt.
Waarom vechten hooligans van de ene ploeg eigenlijk tegen die van de andere?
Wat kunnen ze daarmee winnen?
Ik heb dus iets tegen het al te opzettelijk of kunstmatig
bespelen van emoties. Ik ga nooit naar het theater, nooit naar de film. Ik kan ook
geen films bekijken op TV, zeker niet als ze sterk emotioneel geladen zijn en
dat is in bijna alle gevallen zo: geweld, diepe psychologische conflicten,
gerechtszaken, avonturen het is me allemaal teveel, zelfs al weet ik goed dat
het maar theater is. Ik kan het niet aan, mijn lichaam reageert erop als de
spreekwoordelijke stier op een rode lap: mijn hart gaat bonzen, ik krijg een
krop in de keel, mijn stem stokt, het koude zweet breekt me uit, de tranen biggelen
over mijn aangezicht. Ik weet er uren later nog van en van rustig inslapen is
geen sprake, noch van een rustige nacht, de beelden blijven me tormenteren in
mijn dromen.
Leid ik dan een saai leven? Ik vind van niet. Mijn
emotioneel leven is zo sterk gekleurd als dat van iemand anders, denk ik. Mijn
gevoelens zijn even sterk als die van mijn evennaasten. Alleen ga ik er een
beetje anders mee om. Ik vermijd confronterende omstandigheden van alle aard en
zoek zoveel mogelijk rust en harmonie op. Ik vind mijn genot op iets meer subtiele
plaatsen dan het voetbal, het wielrennen, Formule 1 of een bokswedstrijd; of
een porno-, actie- of horrorfilm; of een thriller van een boek. Ik beklim zo
weinig mogelijk hoge bergen en verplaats me het liefst te voet of met de fiets.
Voor mij geen verre reizen, dure restaurants, zeldzame wijnen of chique kleren.
Mijn interesses gaan veeleer naar wat me een genot verschaft dat men wel eens
intellectueel noemt, maar dat daarom niet minder genieten is, en naar het
plezier dat je kan hebben van heel eenvoudige dingen in het leven.
Ieder diertje zijn pleziertje. Voor mij mag iedereen die
daar zin in heeft naar het voetbal gaan of naar pornofilms kijken. Niemand moet
zijn wil opdringen aan iemand anders, alles mag, niets moet, zolang er niemand
geschaad wordt. Maar ik vind wel dat er goede en minder goede manieren zijn om
met je emoties om te gaan en dat de meer natuurlijke manier uiteindelijk de
grootste bevrediging schenkt, terwijl de meer spectaculaire maar minder
natuurlijke slechts een snel voorbijgaande opwinding opleveren, die je nadien
onbevredigd achterlaat en je alleen maar aanzet tot nog meer, nog heviger, nog krachtiger,
nog duurder, nog verder, nog gekker.
Ik voel me niet beter dan een ander. Maar wel af en toe behoorlijk
verschillend.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
22-08-2012
Getuigen van Jehova
Deze morgen was het gelukkig wat koeler. De tropische
temperaturen van de laatste dagen zijn niets voor mij, ik zie werkelijk af. Van
mijn goede voornemens om wat vaker te schrijven in mijn Kroniek is dan ook niet
veel in huis gekomen. Niet dat daartoe geen aanleiding was, in tegendeel. Maar de
weinige energie die niet door de hitte werd opgeslokt, verdween in enkele projecten
op langere termijn waarmee ik bezig ben voor Spinoza in Vlaanderen. Verbazend hoeveel tijd er daarin kruipt.
Maar ik klaag niet, het is werk dat ik erg graag doe en waarbij ik mijn
bescheiden talenten volop kan aanwenden, een echte uitdaging dus. Later
daarover meer.
De laatste tijd krijg ik het bezoek van een Getuige van
Jehova. Die kwamen vroeger ook al aan de deur en ik stuur ze nooit weg, ik maak
altijd een praatje met die mensen. Zij zijn immers met dezelfde onderwerpen
bezig als ik: de mens, de samenleving, godsdienst, wetenschap, geschiedenis, de
Schrift, het hiernamaals, goed en kwaad. Ik hoef je niet te vertellen dat we
het op haast alle punten grondig oneens zijn en ik laat dat ook niet onvermeld
in onze gesprekken. Aanvankelijk kreeg ik vooral beginnelingen te zien en te
horen, maar misschien omdat ik hen niet meteen wegstuurde zoals de meesten bij
wie ze aankloppen, kwam er onlangs een meer onderlegde Getuige opdagen. We
hebben enkele keren aan de deur gepraat, maar toen hij laatst weer aanbelde,
heb ik hem meegenomen voor een gesprek in de tuin.
D. is een bijzonder verstandig en goed ingelicht man. Hij
kent zijn zaken, maar hij weet ook heel veel van zijn tegenstanders. Hij is uiterst
vertrouwd met de moderne wetenschap en dat verbaasde me. Ik vroeg mij af hoe
het kwam dat iemand die zo intelligent is en zo onderlegd, zich toch kan vinden
in de klinkklare nonsens die de Getuigen aanhangen, op grond van de Schrift en
de letterlijke interpretatie die zij eraan geven. Ik heb die vraag ook
rechtstreeks aan hem gesteld, zij het onder iets of wat beleefder bewoordingen,
natuurlijk.
Hij liet zich niet uit zijn lood slaan, het is een ervaren Getuige
met een lange staat van dienst, een geboren debater,
die niet voor één gat te vangen is. Altijd heeft hij een uitleg klaar. Als hij
voelt dat een of ander argument niet aanslaat, schakelt hij naadloos over naar
een ander, zonder toe te geven dat hij ongelijk had natuurlijk. Dat maakt het
een beetje een dovemans gesprek, helaas. Ik geef niet toe en hij ook niet. We
tasten elkaars stellingen af, op zoek naar de zwakke punten.
Bij hem is dat de starre dogmatiek waarmee hij bepaalde geloofspunten
verdedigt die voor mij onaanvaardbaar en ook totaal onbelangrijk zijn. Zo
verdedigen de Getuigen dat God de moderne mens, homo sapiens, geschapen heeft uit het niets zoals hij is. Niet dat
ze de evolutieleer verwerpen, hoor, ze hebben ondertussen door dat die niet
meer te ontkennen valt. God heeft toegelaten dat vanuit een klein levensbegin,
waarvoor hij volledig verantwoordelijk is, allerlei experimenten ontstonden die
aanleiding gaven tot het ontstaan van allerlei wezens, zoals de voorlopers van homo sapiens. Maar na al die
proefnemingen heeft hij dan de mens geschapen zoals het in Genesis staat. Ook
de zondeval moeten we letterlijk nemen en dus ook de erfzonde en de verlossing
door Jezus van Nazareth. Maar die Jezus is niet te vereenzelvigen met God, nee,
er is maar één God. Jezus is de Zoon van God, door God geschapen.
Enfin, zo zijn er nog heel wat vreemde stellingen die ze
verdedigen. Ze doen maar, maar ik vind dat ze hun tijd verliezen. Ze houden
vast aan het verleden, aan de Bijbel en aan een dogmatiek uit voorbije eeuwen
die wel verschilt van de christelijke, maar niet noemenswaardig. Ze voeren een
verloren strijd. Maar ze doen dat op een vredelievende manier en dat siert hen.
Ik weet niet wat ik moet denken van hun organisatie. Zij
maken zich sterk dat ze heel wat mensen redden: radeloze, vertwijfelde en soms
ook aan lager wal geraakte mensen die plots een strohalm aangereikt krijgen en
die zich optrekken aan wat van hen gevraagd wordt in een vrij strakke
organisatie met vaste rituelen. Ik betwist dat niet. Ongetwijfeld is dat zo.
Maar die mensen komen van de regen in de drop, vind ik. Het kan toch niet
anders dan dat zij na enige tijd vragen beginnen te stellen over hun nieuw
gevonden en een beetje vreemd geloof? En dat ze dan opnieuw gaan twijfelen
Maar ik geef toe: je kan maar beter een voorbeeldige Getuige van Jehova (of een
ander soort van christen of gelovige) zijn dan bijvoorbeeld een dakloze drank-
of drugsverslaafde.
Laatst was ik niet thuis en D. liet een brochure en een
boekje achter in de brievenbus, met een mooi en vriendelijk kaartje erbij. Ik
heb de brochure helemaal gelezen en in het boekje ben ik al een eind over de
helft. Allebei zijn het merkwaardige documenten. Op basis van uitspraken van
bekende wetenschappers (onder wie ook Dawkins!), proberen zij het bestaan van
God te bewijzen. Het is het systeem van het Intelligent
Design. De schepping is zo ingewikkeld en zo precair, het universum zo
perfect in evenwicht dat het niet anders kan of er ligt een God aan de basis
van de orde in de wereld die de wetenschap zo verbluffend ontsluiert.
Ach, het is zo gemakkelijk om de logica van die redenering
om te keren: de mens is ontstaan in het universum zoals het is en heeft zich
over miljarden jaren ontwikkeld tot wat hij nu is, uitmuntend aangepast aan
zijn omgeving volgens het principe dat Darwin zo geniaal postuleerde, zonder er
de fysische oorsprong van te kennen, gewoon op basis van zijn waarnemingen en
zijn scherp verstand. Het is met andere woorden helemaal niet verbazingwekkend
dat de mens zo precies past in de niche die hij inneemt, het is integendeel
evident dat hij is zoals hij is, hij kan niet anders dan zo zijn, als het
anders had gekund, dan was hij ook anders geweest.
Die redenering heeft nog een bijkomend voordeel. Je hoeft er
geen God bij te verzinnen en dat is niet niks. Want stellen dat een ander Wezen
verantwoordelijk is voor alles wat er is en zoals het is, dat is veel gevraagd,
te veel zelfs. Waar komt dat wezen vandaan? Waar komt zijn macht en wijsheid
vandaan? Wat heeft het met de mens? Het is niet uit te leggen, het blijft een
mysterie. God als verklaring van alles is het probleem alleen maar verschuiven,
want dan moet je iets verklaren dat nog veel meer immens, enorm en mysterieus
is dan het universum, namelijk een God die dat allemaal heeft geschapen op een
of andere manier. Voor het universum zijn er door de wetenschap verklaringen gevonden
die de meeste mensen bevredigen. Voor God niet. God kan je niet verklaren, je
moet erin geloven. Tja.
Ik kijk uit naar het volgend bezoek van D., de intelligente,
vriendelijke Getuige van Jehova. Ik praat graag met hem. Maar ik vrees dat hij
het op een dag welletjes zal vinden, als hij inziet dat ik wel naar hem
luister, maar hem niet geloof. Soms verwijt ik mezelf dat ik zo op hem inpraat;
misschien breng ik hem wel aan het twijfelen? En wat zou er dan gebeuren? Zou
hij nog even gelukkig zijn, even rustig, bijna onverstoorbaar, zelfzeker en
Bijbelvast? Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik zijn zekerheden zou stuk breken,
want al wat ik in de plaats te bieden heb, zijn voorlopige zekerheden, twijfels
en de erkenning van onze onwetendheid.
Spinoza zei het al: godsdienst heeft een rol te vervullen
voor het allergrootste deel van de mensheid. Slechts enkelen kunnen zonder God
of godsdienst verder. Ik heb altijd geweigerd om dat vandaag nog aan te nemen,
want Spinoza zegt ook dat elke mens in staat is tot rationeel denken, filosofen
zijn geen freaks van de natuur, iedereen kan doordenken op de belangrijke
kwesties. Misschien was het in 1650 anders, maar vandaag heeft vrijwel niemand
nog een excuus om niet na te denken maar te geloven zonder nadenken.
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
13-08-2012
Het grote misverstand, nog steeds en alweer
Het grote misverstand, nog
maar eens en nog steeds.
Ik had het hier al over een
misverstand dat vandaag heerst, namelijk dat het materialisme een aanslag zou
zijn op de menselijke waardigheid. Lees
die tekst (nog) eens na, hij vormt de basis voor wat je hieronder (hopelijk)
gaat lezen.
Ons nieuw samengesteld gezin,
zoals wij sociologisch te boek staan, is niet groot en niet jong, althans,
wijzelf zijn niet meer jong. Lut en ik zijn samen van in 1998. Onze kinderen
zijn volwassen, tussen de 30 en de 45 jaar en leiden een zelfstandig leven. Toch
zijn wij traditioneel lid van de Gezinsbond, vroeger de Bond van de grote
gezinnen, daarna van de grote en jonge gezinnen. Al heel mijn leven lees ik,
zij het snel en oppervlakkig, De Bond,
het weekblad van de Bond.
In de laatste aflevering viel
mijn oog op een artikeltje van de hand van Chris Dutry, onder de titel Het tijdperk van het brein. Het is in
feite een boekbespreking van een boek van Jan Derksen, Bevrijd de psychologie (uit de greep van de hersenmythe), 208 blz.,
2012, uitgeverij Bert Bakker, 17,95. Ik heb het boek niet gelezen en ben dat
ook niet van plan.
Waarover gaat het?
De titel zet ons al een heel
eind op weg. Het is een pleidooi voor een autonome psychologie, als wetenschap en
als praktijk. Zij moet blijkbaar bevrijd worden en nog wel van een mythe,
namelijk die van de hersenen.
Lieve lezer, je voelt me al
steigeren. Het grote misverstand dat ik besprak in mijn vorige tekst slaat hier
in alle verontwaardigde hevigheid toe. Terwijl de neurowetenschappen zich
inspannen om de processen te onderzoeken die zich afspelen in onze hersenen,
met als doel een beter begrip van hun werking en de gevolgen daarvan voor ons
leven, vinden sommigen dat op die manier de psychologie gebiologiseerd wordt,
dat men er een exacte of positieve wetenschap van maakt. Concreet gezien stelt
men het voor alsof de neurowetenschap de psychologie als menswetenschap en als
therapeutische activiteit zou willen verdringen en haar vervangen door een
louter materiële verklaring en een louter materiële therapeutische behandeling:
pilletjes, operaties en andere fysieke ingrepen op de hersenen.
Het misverstand is hierin
gelegen, dat de neurowetenschap dat inderdaad beoogt, in de mate dat ze dat kan
en gelukkig maar! Want er zijn al spectaculaire resultaten bereikt op dat punt.
Heel wat storingen in ons (centraal) zenuwstelsel, voornamelijk in onze
hersenen, kunnen nu behandeld worden met fysische middelen en leiden vaak tot
volledige genezing en herstel van zelfs aangeboren letsels. Niemand zal dat
ontkennen en ook de auteur van het boek doet dat niet.
Waar hij het blijkbaar
moeilijk mee heeft is met een beperking
van ons psychisch leven tot fysische processen en een daarbij aansluitende beperking van de therapieën tot materiële
ingrepen.
Ik heb nog geen enkel boek
gelezen, van welke neurowetenschapper dan ook, dat een dergelijke beperking
voorstelt of verdedigt. Het gaat hier dus duidelijk om een misverstand. Derksen
ziet spoken. Onze hersenen zijn geen mythe, het is onze psyche die een mythe
is. De neurowetenschap pleit zelf helemaal niet voor een bevrijding van de mens
uit de mythe van de psychologie, integendeel. Men heeft ontdekt dat men
allerlei storingen, letsels en aangeboren afwijkingen strikt medisch met groot
succes kan behandelen, ook en vooral aandoeningen waarbij de klassieke, niet-intrusieve
therapieën (meestal gesprekstherapieën), tot nog toe jammerlijk faalden. Maar
er is niet één medische neurowetenschapper die beweert dat de klassieke psychologie
heeft afgedaan, als wetenschap of als behandelingsmethode.
Om dit misverstand en de mogelijke
oplossing ervan goed te begrijpen moeten we wat dieper ingaan op de zaak.
Onze hersenen zijn het
centrum van onze mentale vermogens. Daar kan van alles verkeerd gaan, want het
is een uiterst complex orgaan, veel ingewikkelder dan welke machine die de mens
ooit bedacht, laat staan gemaakt heeft. Die hersenen functioneren in en zijn
dus afhankelijk van de werking een lichaam. Ook daar kan van alles fout lopen.
Als mens leven wij in gemeenschap, op grote en kleine schaal. En weer zorgt dat
voor allerlei problemen.
De medische neurowetenschap
heeft in haar therapeutische benadering enkel aandacht voor de problemen die
van fysische aard zijn. Een eenvoudig voorbeeld is de behandeling van
epilepsie. Men kan met chemische middelen en met elektrische stimuli die ziekte
bijna volledig onder controle houden, zodat de patiënt een zo goed als
normaal leven kan leiden. Een materieel defect wordt dan hersteld door een
fysische ingreep.
Het is echter ook mogelijk
dat mensen met volkomen gezonde en fysiologisch normale hersenen toch niet
goed functioneren. Er is dan met andere woorden geen lichamelijk aanwijsbare
oorzaak van de ziekte; er is dus geen fysieke oorzaak. Als er geen fysieke
oorzaak of letstel is, ligt het niet voor de hand om te proberen daarop in te
grijpen met materiële middelen. Soms doet men dat toch, maar dan veeleer als
een ondersteunende therapie of als symptoombestrijding in afwachting van een mogelijke
genezing, spontaan of met klassieke therapie.
Laten we een voorbeeld nemen.
Iemand die denkt dat de aarde niet bol is, maar plat, vergist zich, maar is
niet noodzakelijk gek. Anders zouden er vroeger wel veel gekken rondgelopen
hebben op aarde. Wij kunnen ons vergissen en we doen dat voortdurend, slimme
mensen zowel als minder slimme. Het is dus perfect mogelijk om met een goed
stel hersenen tot de verkeerde conclusies te komen, of opvattingen te koesteren
die net iets minder dan helemaal juist en waar zijn. Kijk om je heen, kijk in
je eigen hart, lees dit boek
Het gebeurt dat perfect
normale mensen plots met psychische moeilijkheden te maken hebben. Onderzoek
moet dan uitmaken wat er aan de hand is. Met allerlei testen kan men meestal
heel snel naar een diagnose gaan, omdat de symptomen stilaan goed herkend
worden. Zo geeft een hersentumor op een bepaalde plaats in de hersenen heel
vaak zeer specifieke afwijkingen tot gevolg. Men kan dan gaan zoeken naar die
tumor en proberen om die te verwijderen. Zo kan men ook genetisch bepaalde
afwijkingen opsporen, of fysische letsels, bijvoorbeeld na een ongeval. Maar
het kan ook zijn dat men niets vindt met al de apparaten die men nu heeft, of
dat men alleen zeer vage aanduidingen krijgt van een verminderde activiteit
hier of daar, terwijl er toch ernstige gezondheidsklachten zijn.
Dat betekent dan wellicht dat
het gaat om een psychische nood, veroorzaakt door een verstoring van het omgaan
van die persoon met zichzelf en met zijn of haar omgeving. Wie een dramatische
gebeurtenis meemaakt, zoals het overlijden van een geliefde, ondervindt daar
een invloed van in zijn of haar leven. Dat kan een weerslag hebben op het
functioneren van onze hersenen, zonder aanwijsbare beschadigingen aan te
richten. Men kan dan proberen om de hersenen weer beter te doen functioneren,
bijvoorbeeld door die centra tot ruste te brengen waarvan men weet dat ze
zorgen voor onrust, opgewondenheid enzovoort. Maar dat is een ondersteunende
therapie. Als men de oorzaak niet onderkent, zal men het probleem niet blijvend
oplossen.
Er is met andere woorden nog
steeds en misschien zelfs nog meer plaats dan vroeger voor een diagnose en een
therapie die zich richt op de psychische nood en het psychisch lijden van de
mens. Ook de medische neurowetenschap is nog steeds aangewezen op het gesprek,
zowel bij de diagnose als bij het opvolgen van de (fysische) behandeling.
Derksen maakt te weinig het
essentiële onderscheid tussen psychische stoornissen die een specifieke fysische
oorsprong en behandeling hebben en andere, die hun oorsprong vooral hebben in
het functioneren van de mens in de maatschappij, iets wat blijkbaar steeds
moeilijker wordt in onze moderne samenleving met zeven miljard mensen. Deze
laatste vorm van psychisch lijden is nog steeds gebaat met de klassieke
psychologische therapieën, maar kan steeds beter ondersteund worden met
aanvullende therapieën uit de medische neurowetenschap. Dat zal de efficiëntie van
die gesprekstherapieën aanzienlijk verhogen en de behandeling wellicht inkorten
en dat mag allebei wel, want de klassieke behandelingen zijn altijd zeer
intensief, uiterst langdurig en leiden helaas op zichzelf bijna nooit tot
volledige genezing.
Derksen heeft dus gelijk
wanneer hij stelt dat de klassieke therapieën niet afgedaan hebben. Hij vergist
zich echter schromelijk wanneer hij de medische neurowetenschap ervan
beschuldigt dat zij dat op het oog zou hebben.Wat nog erger is: door zich zo rabiaat af te zetten tegen wat die
neurowetenschappen kunnen bijbrengen aan de klassieke therapieën, ontzegt hij de
patiënten de kans om te genieten van de spectaculaire voordelen die deze nieuwe
benadering onbetwistbaar biedt.
En zo blijkt dat ook
verstandige mensen schadelijke of zelfs destructieve illusies kunnen koesteren,
die kunnen leiden tot hun eigen ongeluk of zelfs ondergang of die van anderen.
Derksen heeft allicht geen behoefte aan een medische behandeling, maar een goed
gesprek met een neurowetenschapper lijkt me een aangewezen en zelfs
noodzakelijke therapie voor hem en zijn geestesgenoten.
Categorie:wetenschap Tags:maatschappij
08-08-2012
blog writer's block
Lieve lezers,
als ik
terugblik op mijn activiteit hier op mijn blog in de maand juli, dan moet ik
toegeven dat er duidelijk sprake is van een zekere terugval, zowel in het
aantal van de bijdragen als in hun aard. Hoe is dat te verklaren?
De zomer is
komkommertijd voor iedereen. Op tv zie je bijna uitsluitend herhalingen van
reeksen en oude films. Er gebeurt niets, de fut is eruit want iedereen droomt
van, is op, of geniet na van vakantie. Het aantal lezers dat mijn Kroniek per
dag bezoekt en het aantal bladzijden dat ze aantikken daalt angstwekkend tot
ongeveer een derde van het gewone aantal. Waar zijn jullie dan? Wat heb ik jullie
misdaan dat jullie me links laten liggen?
De laatste
maanden heb ik me ook meer dan vroeger bezig gehouden met Spinoza. Niet zozeer
met het lezen van zijn geschriften, al kwam dat er ook wel bij, maar veeleer met
wat er rond hem en zijn filosofie gebeurt, vooral dan in Nederland, waar hij veel
meer in de belangstelling staat dan in Vlaanderen. Ik bracht heel wat tijd door
op de onnavolgbare website van de onvermoeibare Spinoza-blogger Stan Verdult en
volgde de vele sporen die hij daar trok. Ik kwam in contact met Rikus Koops, de
hertaler en uitgever van de Korte Verhandeling. Dat leidde tot een intensieve
samenwerking bij zijn Toelichtingen, een werk dat ik graag deed maar dat wel heel
wat tijd en energie opeiste, maar ook veel voldoening gaf en dat ik ook in de
toekomst hoop voort te zetten. Ik schreef zelf ook over Spinoza, uitvoerig over
Uriël da Costa en vertaalde Voltaire, toch allemaal enigszins afwijkend van wat
je hier meestal aangeboden krijgt.
Uiteindelijk
resulteerde dat in een nieuw initiatief: Spinoza
in Vlaanderen. De bedoeling was om een trefpunt te maken voor wat er rond
Spinoza ook hier in Vlaanderen gebeurt: waar en door wie wordt hij bestudeerd,
publicaties, lezingen, studiedagen en bijeenkomsten van Spinoza-liefhebbers.
Het begon met een website waar men zich kon melden als belangstellende of
sympathisant. Dat lijstje groeide snel aan, met verscheidene heel belangrijke
namen erop, maar ook met gewone mensen zoals u en ik die zo te kennen gaven dat
Spinoza iets betekende in hun leven.
Dat succes
was een uitdaging. Ik stortte me enthousiast in het nieuwe project, zoekend
naar materiaal dat ik daar kon aanbieden. Dat bleek echter niet zo eenvoudig te
zijn. Ik schreef een aantal sympathisanten aan om een bijdrage te vragen, maar
veel leverde dat zo meteen niet op. Ik moest me dan ook bezinnen over de inhoud
van de nieuwe website, vooral in het licht van wat Stan Verdult aanbiedt. Het
is onmogelijk om zijn inspanningen ook maar enigszins te benaderen en dat is
ook niet nodig: wat hij doet, hoeft niemand nog over te doen. Er moest dus een
eigen aanpak komen, specifiek gericht op de Vlaamse context, maar interessant voor
alle Nederlandstaligen. Dat is een veel bescheidener objectief dan dat van
Stan, die met succes de hele wereld afschuimt naar elke snipper informatie over
Spinoza.
We zijn nog
maar net begonnen met Spinoza in
Vlaanderen en we moeten onze weg nog vinden. Er zijn concrete plannen voor
enkele nieuwe pistes, die in de volgende maanden hopelijk tot resultaat zullen leiden.
Ondertussen druppelen de aanmeldingen verder binnen en ook enkele berichten
over activiteiten in Vlaanderen. We gaan het rustig aan doen.
En ja, lieve
trouwe lezers, zo komt er weer wat meer tijd en rust en inspiratie voor mijn Kroniek. Weg dus met de komkommers en de
writersblock!Hierbij bied ik jullie een passend verdichtsel aan dat mijn vriend
Jacques voor mij schreef na de donkere blogschaarse dagen van de voorbije
maand.
Writers Block.
Steeds weer kijkt
hij op de klok,
de schrijver met
zijn writers block.
Al zijn hele
leven,
heeft hij het
liefst geschreven,
maar nu is het
overleven.
Het enige wat hem
nog drijft,
is de gedachte: wie
schrijft, die blijft.
Jacques Quekel
Categorie:poëzie Tags:levensbeschouwing
07-08-2012
Olympisch goud
De
Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat
mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.
Het is ten
eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en
ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van
een nobele en humanitaire instelling.
Bovendien blijven
ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun
land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter
de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline
en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans
maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste
atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks
hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor
die discipline.
En dan is er
de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing
achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al
die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is:
diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks
nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een
enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig
zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs
vaak.
Het is ook
onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief
gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd
hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De
nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die
er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere
klasse.
Ook de zogenaamde
democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar
naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen
weer weg is? Juist.
Het heeft
allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.
Als je aan
dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik
kijk dus niet meer.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
06-08-2012
Levende wezens, dode materie
Er bestaat
geen twijfel over: er is leven op aarde. De NASA heeft zonet een robot op Mars
laten landen om te onderzoeken of daar ooit omstandigheden zijn geweest waarin
het mogelijk was dat er zich leven zou ontwikkeld hebben. Als er ooit een
buitenaardse beschaving een sonde naar de Aarde zou sturen, zou die niet eens
hoeven te landen: wij zijn ongetwijfeld de meest zichtbare, hoorbare, ruikbare
planeet van de hele Melkweg en belendende percelen. De stralingen die we
uitzenden voor eigen gebruik zouden de communicatiesystemen van al onze buren
lichtjaren in het rond drastisch verstoren, indien we buren hadden, natuurlijk.
Nee, er is
leven op aarde, massaal veel en verscheiden leven. Dat is zo evident dat we er
niet eens bij stilstaan. Leven is de norm, er is niets ongewoons aan. Wij
kijken neer op al wat niet leeft, we noemen het zelfs dood. Leven is een
kwaliteit van de dingen. Het is een onderscheid dat we feilloos maken: er zijn
levende wezens en er is dode materie. Een muis leeft, een steen is dood, zo
simpel is dat.
Of niet?
Wees niet
bevreesd, ik ga niet proberen om je ervan te overtuigen dat een steen ook
leeft. Maar ik heb wel enkele bedenkingen bij die muis.
Als je ze zo
ziet lopen, schichtig en snel, beducht voor gevaar en altijd op zoek naar iets
eetbaars, dan twijfel je natuurlijk niet: die muis leeft. Maar laten we eens
nagaan waaruit die muis bestaat. Spieren en botten en vel en organen en haar en
klauwen en bloed. En waaruit bestaan die? Uit levende cellen. En waaruit
bestaan die? Uit moleculen. En waaruit bestaan moleculen? Uit atomen, en in het
geval van organische stoffen is daar altijd ten minste één koolstofatoom bij.
Atomen bestaan uit een kern, waarin protonen en neutronen zitten en elektronen
die rond die kern draaien. Die protonen, neutronen en elektronen zijn allemaal
identiek, in heel het universum. Het is hun aantal binnen een atoom dat de
atomen verschillend maakt.
Waar is de
grens van het leven? Atomen leven niet en hun onderdelen ook niet. Moleculen
wel? Nee: het zijn verzamelingen van atomen die op een bepaalde manier aan
elkaar vasthangen en zo scheikundige stoffen vormen; de molecule is de kleinste
eenheid die nog de eigenschappen van een stof bezit. De volgende stap is de
levende cel, een verzameling van moleculen. Maar het is een grote stap, want
zelfs de kleinste cel is een enorm complex van allerlei soorten moleculen. En
een cel leeft: ze kan zich voortplanten, op haar eentje, of samen met andere
cellen. Daar ligt dus de grens.
Alle levende cellen bestaan echter nog altijd uit dode
materie en wel uit dezelfde dode materie: elektronen, protonen, neutronen. We
zouden nog verder kunnen gaan, want er zijn nog kleinere partikeltjes, we weten
niet eens hoeveel, we zijn ze nog volop aan het ontdekken. Maar laten we het
hierbij houden: levende cellen zijn samengesteld uit dode materie. Het zo
beroemde DNA, waarin ons genetisch materiaal is opgeslagen, is dode materie. En
heel ons lichaam is dode materie. Leven is dus een verzameling van dode stof. Elk
levend wezen is een tijdelijke configuratie van identieke deeltjes. Dat is evident
ook zo voor alle andere, niet-levende materie. Levende en dode materie
verschillen op dat punt niet. Levende wezens zijn net zo goed verzamelingen van
elektronen, protonen en neutronen. Het verschil is enkel dat in het ene geval
de moleculen ook een koolstofatoom bevatten.
Maar wat een gevolgen heeft dat minuscuul verschil!
Een steen, een muis, een mens
Maar vergeet het nooit: alles bestaat uit dezelfde drie identieke
deeltjes. Het is alleen de samenstelling die verschilt en die maakt dat de
wereld zo ongelooflijk divers is. Ook levende wezens bestaan alleen uit
dezelfde drie identieke deeltjes. Wat ons speciaal maakt, is niet de materie
waaruit wij bestaan, maar de specifieke combinatie van die deeltjes. Wij zijn
een stuk van de natuur zoals al de rest, wij zijn uit dezelfde bouwstenen
gemaakt, alleen de architectuur verschilt, alleen het aantal gebruikte bouwsteentjes.
Dat heeft zo zijn gevolgen. Lieve lezer, je zou raar
opgekeken hebben indien ik beweerd had dat stenen kunnen spreken, of zelfs
muizen. Maar is het niet even vreemd dat een andere samenstelling van dezelfde
elementen dat wel kan? Gewoon één koolstofatoompje maakt het verschil voor het
leven. Er is dus niets mysterieus aan. Levende wezens zijn gewoon een andere
combinatie van dezelfde bouwstenen. Die combinaties zijn spontaan ontstaan,
onder de gepaste omstandigheden, gewoon omdat ze konden ontstaan. Dat begon
heel klein en heel eenvoudig en het werd alsmaar complexer tot we gekomen zijn
waar we vandaag staan: kijk om je heen.
Als alles uit dezelfde materie bestaat, zijn de wetten van
die materie op alles van toepassing. Er zijn speciale wetten voor de steeds
meer complexe configuraties, maar de basiswetten die gelden voor de
basiselementen van de materie blijven steeds gelden, hoe complex de materie ook
is. De opzoekingen die men in CERN in Zwitserland doet naar de kleinste
partikels van de materie betreffen niet een of andere vreemde stof zoals
uranium, maar de elementaire deeltjes waaruit ook jij en ik samengesteld zijn.
Het higgsboson bevindt zich niet ergens verborgen in de grootste en meest
complexe machine die de mens ooit uitgedacht en gebouwd heeft. Het zit in elk
atoom waaruit wij samengesteld zijn.
Als we deze eenvoudige waarheid onder ogen nemen, namelijk
dat wij mensen niet meer zijn dan een zeer tijdelijke en erg precaire, kwetsbare
en onvolmaakte configuratie van elektronen, protonen en neuronen, dan lijkt het
toch wel erg hoogmoedig om te veronderstellen dat wij op een of andere manier
zouden onsterfelijk zijn. Dat wij zouden beschikken over een geest of een ziel die
onafhankelijk is van de materie en die niet onderworpen is aan de natuurwetten.
Dat er een of meer wezens zouden zijn die niet uit die bouwstenen bestaan, maar
uit iets anders. En dat een dergelijk wezen als een goede vader de mens zou liefhebben.
Kom nou!
Categorie:wetenschap Tags:wetenschap
05-08-2012
Onrust
De laatste
tijd word ik beslopen door een ontstellende onrust.
Ik merk dat
aan subtiele veranderingen in mijn leefpatroon. Ik lees minder en minder lang
aan een stuk, ik leg wat ik lees vaker naast me neer en zit dan een tijdlang in
het ijle te staren. Ik schrijf minder op mijn Kroniek, en noteer meer onrijpe of afgebroken gedachtegangen in
mijn notitieboekje. Ook het dagboek dat ik bijhoud op mijn laptop is al maanden
onaangevuld. Ik breng heel wat tijd door op Facebook.
Ik ben ook
meer bezig met Spinoza, vooral praktisch dan. Dat heeft geleid tot Spinoza in Vlaanderen en daar steek ik
ook veel tijd in. Ik ga ijverig op zoek naar wat ik op de nieuwe website kan
brengen en beland zo op de meest diverse sites, met talloze gegevens die ik
niet hoef of wens te herhalen. Ik wil een trefpunt van maken voor wat er rond Spinoza
leeft in Vlaanderen, maar hoe?
Stilaan ben
ik me bewust aan het worden waar die onrust vandaan komt. De vele uren die ik
doorbreng op het internet leveren een overvloed op aan impulsen en stimulansen,
veel meer dan ik kan verwerken. Ik loop door een Kretenzisch labyrint en ben
helaas Ariadnes rode draad al lang kwijt, ik ijl naar adem snakkend door de
gangen van Borges bibliotheek en om elke hoek begint een nieuwe gang, achter
elke deur schuilt een andere, elke kamer is slechts het voorgeborchte van een
volgende, nog veel grotere, met nog meer onvatbare woorden, nog meer boeken
waarvan ik amper de titels kan ontcijferen en die ik nooit kan gelezen krijgen.
Elk
onderwerp dat ik aanraak, dwingt me om verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik
ben een dwerg op schouders van giganten, maar wat ik te zien krijg zijn geen
horizonten maar een mateloos verstrengeld oerwoud van overweldigende betekenissen
dat niet verschilt van absolute zinloosheid. Achter elk woord doemt een gans epos
op. Ik ben overdonderd. Als ik ook maar eventjes elk spoor volg dat zich
aandient, val ik allengs uiteen in duizend steeds kleinere kareltjes die zich elk
als driftige mieren een onnaspeurlijke weg zoeken in een nest dat zich eindeloos
uitstrekt, uitzichtloos en genadeloos.
Ik ben
fractaal, gebroken.
Mijn systeem
is overbelast. Mijn vriend Jacques legde al de vinger op de wonde: ik ben aan
het schaakspelen op vier borden tegelijk, of nog meer.
Een vos weet
veel dingen, een egel weet er één groot.
Ik heb me
laten afleiden. Ik was niet meer tevreden met mijn eenzame zoektocht naar dat
ene grote ding. Maar, lieve lezer, ik was zo alleen, zo alleen in mijn
gedachten dat het niet meer te harden was. Ik wou andere mensen ontmoeten, natuurlijk
het liefst mensen zoals ik, om samen mezelf te zijn. Ik wou mezelf delen met
anderen, mezelf mededelen. Ik wou dat anderen me leerden kennen en appreciëren,
niet alleen virtueel maar in levenden lijve. Maar elke mens is anders, wij zijn
zo gruwelijk verschillend, zelfs als we op elkaar lijken, van ver.
Ik ben toch
maar op zoek gegaan, grotendeels vruchteloos, allicht. Ik heb vaak vrede
genomen met minder dan ik zocht, om niet met lege handen achter te blijven, vol
van mezelf. En toch is dat wat gebeurd is, met een teleurstellende en terneerdrukkende
onrust op de koop toe.
Nu is het
dan tijd voor inkeer.
Bezinnen over
de opgelopen schade en redden wat nog te redden valt. Terugkeren op mijn
stappen van wat valse sporen waren. Slechte gewoonten weer afleren. Weer
veeleisend worden voor mezelf en voor de anderen. Me niet meer tevreden stellen
met minder, me concentreren op wat echt en goed is. Niet meer alles zelf willen
doen. Beperken om te overleven.
Het leven
dat me rest wordt alsmaar korter, er is geen tijd te verliezen. Ik wil er het
beste van maken.