Si tacuisses, philosophus mansisses (cf. Boëthius, De consolatione philosophiae, II, 7, 21)
In de krant las ik een interview met iemand die zich filosoof noemt. Hij maakt zich sterk dat het boerkini-verbod verwerpelijk is op filosofische gronden. Hij steunt zich daarbij op het onderscheid tussen morele normen en praktische voorschriften. Morele normen zijn algemeen geldend, praktische voorschriften kan men naar believen aanpassen. Met het dragen van een boerkini overtreedt men geen enkele morele norm, en dus is dat altijd en overal toegelaten, tenzij het om praktische redenen verboden wordt. Hij ziet echter geen enkele praktische reden om dat te verbieden, dus moet het toegelaten worden.
Kijk, dat is nu een van de redenen waarom filosofen zo’n slechte reputatie hebben. Iedereen ziet onmiddellijk in dat er iets schort aan die redenering, ook al weet men niet meteen waar ze precies fout loopt. Laten we de kwestie eens van naderbij bekijken.
Onze filosoof heeft vanzelfsprekend gelijk wanneer hij stelt dat het dragen van een boerkini op zich niet strijdig is met enige algemene morele norm. Maar dan doet hij alsof een boerkini niets anders is dan de talloze andere modeverschijnselen, of een individuele uitdrukking is van iemands persoonlijkheid. Dat is het niet. Het is iets dat religieuze betweters bedacht hebben en als regel opgelegd hebben aan (alleen) vrouwelijke gelovigen die wensen te baden. Het is dus een religieus voorschrift, een morele norm die verplicht moet nageleefd worden, op straffe van vervolging. Stellen dat gelovigen die verplichting vrijwillig op zich nemen is geen argument: het blijft een morele norm, en geen praktische regel. Het dragen van een boerkini bij het baden maakt deel uit van het geheel van de religieuze wetgeving, en van persoonlijke vrijheid is daarbij geen sprake. De religieuze wetten hebben een absolute geldigheid, en wie daaraan twijfelt, moet maar eens gaan kijken in een land waar die wetten rigoureus toegepast, gecontroleerd en geïmplementeerd worden; of eens gaan wandelen in een wijk van onze grootsteden waar de islam hoogtij viert.

Waar onze filosoof zich vingers in zijn beide ogen steekt, is in zijn blindheid voor de obsceniteit van banale zogenaamd religieuze voorschriften. Hij zou de eerste moeten zijn om aan te klagen dat sommige mensen anderen verplichten om zich op een bepaalde manier te vertonen op straffe van zonde. Hoe men zich kleedt, is inderdaad een praktische zaak, en geen religieuze. Religie moet zich bezighouden met de morele kwaliteiten van de mens, niet met wat ze eten en hoe ze zich kleden. Voor alle mensen geldt de universele regel van vrijheid, gelijkheid en solidariteit. Dat een vrouw zich niet naakt of schaars gekleed mag vertonen, of haar hoofdhaar niet mag laten zien, dat heeft niets te maken met godsdienstigheid, maar alles met de machtswellust van religieuze fanaten en fundamentalisten. Als filosoof zou men daarop moeten wijzen, en die algemene norm van vrijheid, gelijkheid en solidariteit verdedigen, veeleer dan een kledingsvoorschrift te vergoelijken waarvoor geen enkel ernstig religieus argument voorhanden is. Er zijn immers godsdiensten die de naaktheid verheerlijken. Hoe kan het dan iets zijn dat intrinsiek kwaad is? En als naaktheid geen morele normen overtreedt, waarom moet het dan verboden worden?
Er zijn weliswaar publieke fatsoensnormen, maar ook die zijn niet absoluut. Niemand zal hier bij ons helemaal naakt over de straat gaan lopen, maar men neemt helemaal geen aanstoot aan naaktheid in bijvoorbeeld de sauna of de jacuzzi, en op het strand is er nog maar heel weinig dat verhuld wordt. De christelijke preutsheid van amper vijftig jaar geleden heeft plaats gemaakt voor een zorgeloze cultuur van open lichamelijkheid. Wie zich daarbij niet goed voelt, hoeft daar niet aan mee te doen, maar er is niemand meer die zal aanvaarden dat men die vrijheid van kleding verbiedt. Wanneer er dan een godsdienst is zoals de islam die deze vrijheid ontneemt aan haar vrouwelijke gelovigen, moeten wij ons daartegen krachtig verzetten, omdat het een inbreuk is op de universele waarden van vrijheid, gelijkheid en solidariteit.
Om het heel scherp te stellen: indien onze filosoof zich in een zwembad zou vertonen in een boerkini of een alles omhullend pak, dan zou men dat moeten tolereren als een uiting van zijn persoonlijke vrijheid. Wanneer moslima’s dat doen omdat ze anders niet mogen baden, moeten we dat veroordelen en zelfs verbieden, en wel om filosofische redenen, als een inbreuk op hun persoonlijke vrijheid en gelijkheid.
Vandaar dat mooie Latijnse citaat. Toen iemand vroeg: ‘Zie je dan niet dat ik een filosoof ben?’, kreeg die als antwoord: ‘Als je je mond gehouden had…’
Zo ook onze man uit de krant. Op grond van zijn opleiding en zijn beroep had hij voor een filosoof kunnen doorgaan. Had hij maar gezwegen!
Categorie:samenleving
Tags:maatschappij, samenleving
|