Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    25-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.geld

    Soms kan ik er nog moeilijk aan uit.

    In onze maatschappij lijkt alles gericht op het beste, het meeste, het hoogste. Je moet de slimste zijn van de klas. Middelmatig, daar spreken we niet over. De laatste van de klas wil niemand zijn. Ook zo in bedrijven: wie het meest verdient, is baas. De meest succesvolle zakenman of –vrouw is hij of zij die het meest geld verdient. De belangrijkste persoon op aarde is de rijkste. Iedereen wil rijk worden op zo kort mogelijke tijd, met zo weinig mogelijk inspanningen. Dat daarbij af en toe onverkwikkelijke praktijken te pas komen, dat lijkt minder belangrijk. Zolang de regels min of meer gevolgd worden, is er niets aan de hand. Er staat geen limiet op de winst die men mag maken. Je kan het groot lot winnen, je aandelen verkopen met 1000% winst, je bedrijf overlaten voor een fabelachtig bedrag, een contract afsluiten voor een uitvinding of een boek enzovoort: hoe meer je verdient, hoe beter.





    In het nastreven van persoonlijk gewin zijn er blijkbaar geen grenzen. Of toch? Als individu mag je doen wat je wil, binnen de perken van het systeem. Maar je moet er wel rekening mee houden dat je deel uitmaakt van een samenleving en dat je daarvoor een prijs moet betalen. Dat noemt men belastingen. Grote winsten worden zwaar belast, tot vijftig procent of nog meer. Natuurlijk probeert iedereen daaraan te ontsnappen en dat lukt de rijksten uiteraard het best. Maar er zit iets ongerijmds in het systeem zelf.

    Enerzijds moedigen we iedereen aan om zoveel geld te verdienen als mogelijk, anderzijds nemen we de helft weer af. Dat stemt tot nadenken. Als je weet dat een groot deel van je winst toch voor jou verloren gaat, waarom je dan nog inspannen? Je wordt belast naargelang je inkomen. Op je eerste euro betaal je geen belastingen, op je laatste: vijftig procent. Maar voor die laatste euro moet je wel even hard werken als voor de eerste, zelfs harder en langer, want jobs met een laag salaris zijn er genoeg en ze zijn zelden veeleisend, terwijl hoge salarissen zeldzaam zijn en niet voor iedereen weggelegd.

    Het gevolg is, dat heel wat mensen zich geremd voelen in hun inspanningen. Ze werken niet meer voor zichzelf, maar voor de gemeenschap, zoals dat heet, of voor een groot aantal niet-werkenden die een uitkering krijgen zonder er iets voor te (mogen) doen. En dus proberen ze te ontsnappen: ze gaan in Monaco wonen, of verbergen hun geld op een of andere manier en proberen onbelast winst te maken.

    Er zijn twee systemen aan het werk: ongelimiteerd individueel gewin aan de ene kant, herverdeling aan de andere. Hier bij ons weegt de herverdeling steeds zwaarder door. In de Verenigde Staten ligt de nadruk meer op het ongebreideld en onbelast geld verdienen. In communistische systemen, zoals de vroegere Sovjet-Unie werd alles herverdeeld en was niemand rijk (in principe). Overal ter wereld zoeken politici naar de meest efficiënte formule om de maatschappij te organiseren en de mensen te motiveren om te werken. Moet het door een beperkt aantal mensen zeer rijk te laten worden als aanlokkelijk voorbeeld voor de anderen? Of betalen we iedereen een zelfde loon?

    Op dit ogenblik blijft het zowat overal mogelijk om zeer rijk te worden: topmanagers verdienen verschrikkelijk veel geld en wij vinden dat alsmaar minder aanvaardbaar. Maar dan moeten we beseffen dat als de mogelijkheid om grote winsten te maken niet zou bestaan, diezelfde mensen allicht niet dezelfde inspanningen zouden leveren. Wij hebben in het Sovjetsysteem gezien tot welke misstanden dat leidt: algehele verpaupering en de totale ineenstorting van alle beschaving, de triomf van de armoede, materieel en geestelijk.

    Een zekere ongelijkheid lijkt dus wenselijk. Mensen werken harder en slimmer als ze er meer geld kunnen mee verdienen, als hun inspanningen beloond worden. Als er weinig of niets te verdienen valt, vertonen ze minder ijver, initiatief en vindingrijkheid en nemen ze minder risico’s en dat zijn nu juist de drijfveren van de economie. Staatsdirigisme is als ideaal misschien denkbaar, maar in de praktijk werkt het vernietigend.

    Wij zitten gewrongen tussen de twee systemen. Wij laten ons zwaar betalen voor onze arbeid, zodat we er goed kunnen van leven. De massale herverdeling door de staat voegt daar nog een heleboel voordelen aan toe onder de vorm van kosteloze gemeenschappelijke voorzieningen. Er is dus een zeer gegoede middenklasse. Daarnaast laat het systeem toe dat sommigen zich buitensporig verrijken. In de marge is er een groep van mensen die niet passen in het systeem en die hebben moeite om te overleven.

    Dat is de wereld waarin we leven. We hebben geen duidelijke ideeën over hoe het verder moet, we modderen maar wat aan. Er zijn ontelbare instanties die proberen om het systeem bij te sturen, maar het gaat voortdurend fout, met desastreuze gevolgen voor heel wat mensen, de armsten in de eerste plaats. We weten niet wat het beste systeem is: meer herverdeling of juist minder en meer winst laten aan het individueel initiatief. Hoe zetten we het meest mensen aan het werk op een menselijke manier? Hoe halen we het beste uit de mensen zonder ze uit te buiten? Hoe vermijden we profiteurs? Hoe beperken we bedrog en oneerlijke concurrentie? Is dat door meer wetten en reglementen en meer staatsinmenging, of juist niet? Door op steeds grotere schaal beslissingen te nemen of door het subsidiariteitsbeginsel toe te passen, dat wil zeggen de verantwoordelijkheid op het laagst mogelijke niveau te houden?





    Geen mens die het antwoord weet. Wat mij zeer verontrust, is dat er zoveel mensen bezig zijn met daarover te praten en zoveel mensen die ingezet worden om de fouten van het systeem op te vangen, allemaal mensen die in feite niet productief zijn: de talloze politici en hun medewerkers, de lobbyisten, consultants, experts, studiebureaus; de sociale werkers en de enorme administratie van de sociale voorzieningen en de staatsadministratie enzovoort.







    Begrijp me niet verkeerd: ik pleit allerminst voor eenzijdige oplossingen. We hebben die gehad: Stalin, Hitler, Mussolini, Hirohito, Pol Pot, Mao, Videla, Pinochet, Kadhafi en we hebben die nog: de ayatollahs, Hassad, de Kim dynastie, Castro… Zo moet het niet, dat is wel duidelijk. Maar het zou toch moeten mogelijk zijn om stilaan een beetje meer orde op zaken te krijgen, al was het maar op enkele belangrijke punten: de honger in de wereld, de gezondheidszorg, vrede, misdaadbestrijding, het probleem van de drugs, alcohol en tabak, zorg voor het milieu en propere energie…

    Het ziet er niet naar uit dat het voor morgen is. Het zal een grootscheepse intellectuele inspanning vergen om de mensheid te sensibiliseren voor echte oplossingen op langere termijn. Maar we hebben niet eens een begin gemaakt met het ernstig zoeken naar die oplossingen. We staan vandaag niet zo heel veel verder dan tweeduizend jaar geleden. We verdoen onze tijd met ons te amuseren terwijl er zoveel op het spel staat. Is dat niet schrijnend?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Seks als oorlog







    The War of the Sexes
    is een van de geliefde onderwerpen van de geniale humorist en cartoonist James Thurber. Maar die oorlog is veel langer bezig, natuurlijk. Denk maar aan Aristophanes’ Lysistrata: de vrouwen ontzeggen hun man seksueel contact om hen te dwingen het vechten op te geven en vrede te sluiten. Blijkbaar kan men de seksuele verhoudingen tussen man en vrouw in die polemische termen stellen, waarbij vrouwen iets ‘hebben’ dat mannen willen, en de vrouwen hen dat weigeren. Derhalve moeten de vrouwen veroverd worden, ook tegen hun zin.

    Een dwazere definitie van de liefde heb ik nog niet gevonden. Als liefde oorlog is, dan hoeft het voor mij niet meer. En toch is er wel iets van aan.

    Als man voel ik mij seksueel aangetrokken tot vrouwen. Niet enkel tot mijn partner, maar ook tot andere. Hoe je het ook draait of keert, als ik in contact kom met een vrouw, dan speelt mijn seksualiteit daarin steeds een rol, zelfs bij de meest zakelijke gelegenheden, zelfs gewoon op straat. Ik bedoel vanzelfsprekend niet dat ik mij meteen verlies in de wildste fantasieën of dat ik telkens meteen blijk geef van mijn gevoelens. Maar de manier waarop ik naar elke vrouw kijk, is steeds min of meer seksueel gekleurd.

    Ik heb er geen idee van of ik nu een uitzondering ben of de regel, maar ik vermoed toch eerder het laatste. In wat ik hier verder schrijf over dit onderwerp, zal ik enkel over mezelf spreken.

    In mijn omgang met vrouwen moet ik mij altijd aanpassen. Ik moet mijn seksuele interesse als het ware verbergen of negeren. Dat is gemakkelijker gezegd dan gedaan. Ik vermoed dat vrouwen heel snel door hebben of ik dat soort belangstelling vertoon, zelfs als ik mij daarvan zelf niet bewust ben. Ze zien waar mijn blikken naartoe gaan, hoe ik zenuwachtig word, mij verspreek, overdreven vriendelijk ben, dichterbij kom…

    Ik begrijp dat dit voor vrouwen vervelend kan zijn. Ik lees en ervaar dat vrouwen die interesse niet hebben, of niet tegenover elke man. Zij slagen er blijkbaar wel in om zakelijk te blijven, om hun job te doen en zich niet te laten afleiden door het seksuele. Ik heb er geen idee van of dit zo is. Zijn vrouwen minder seksueel dan mannen? Ik zou het niet weten. Maar ik ben bereid om het aan te nemen. Dat verklaart dan waarom vrouwen vaak korzelig reageren op seksuele avances van mannen. Er is een verschil van benadering. Bij de man is er een seksuele geladenheid, bij de vrouw niet of minder. De vrouw zal dan de seksuele belangstelling of toenadering als ongewenst of ongepast ervaren: zij is daar op dat moment niet mee bezig.

    Meteen zitten we in de war of the sexes: de mannen willen wat van de vrouwen, de vrouwen willen dat niet. Er is daarvoor een fysische en genetische onderbouw: mannen kunnen op korte tijd enorme hoeveelheden kleine zaadcellen produceren, vrouwen maandelijks één grote eicel. Het zijn de vrouwen die zwanger worden, bevallen, zogen en het grootste deel van de verzorging van de kinderen op zich nemen. Mannen kunnen hun genetisch materiaal dus heel gemakkelijk verspreiden over verscheidene partners, vrouwen niet. Zij hebben een veel beperkter aantal kansen, die ook nog veel meer inspanningen vergen. Zij moeten meer investeren in hun nakomelingen. Vrouwen zijn bijgevolg kieskeuriger in hun seksuele belangstelling. Zij zullen kiezen voor goede genen en daarvoor afgaan op het uiterlijk van de man, maar ook voor een zorgzame man, die zijn verantwoordelijkheid opneemt en bijdraagt in de opvoeding op lange termijn. Genetisch gezien zijn mannen dus altijd geïnteresseerd in seks, vrouwen niet; zij gaan meer selectief te werk.

    Dit is een zeer ruwe schets, die echter vrij goed overeenkomt met de werkelijkheid. Dat merken we wanneer er weer eens een geval van ongewenst of ongepast seksueel gedrag of seksuele intimidatie in het nieuws komt, omdat een van de betrokkenen een bekende figuur is. Laten we even stilstaan bij de terminologie.

    Er is een verschil tussen ongewenst en ongepast seksueel gedrag. Als een vrouw niet geïnteresseerd is, is het gedrag van de man ongewenst. Alles hangt dus af van de vrouw. Dringt de man, ondanks duidelijke signalen van de vrouw, toch aan, dan is er sprake van seksuele intimidatie. De man respecteert dan de duidelijke wil van de vrouw niet. Hij dringt zijn eigen wil op en dat is altijd fout. Als dat gepaard gaat met geweld, onder welke vorm ook, dan spreken we van verkrachting. Het gaat er hier niet om wat de man doet of verlangt. Het is voldoende dat de vrouw te kennen geeft dat ze het niet wil. Als zij het wel wil, dan zijn dezelfde handelingen immers niet meer ongewenst en dan is er in feite niets aan de hand: zij hebben samen beslist om seksueel contact te hebben.

    Ongepast seksueel gedrag verwijst naar normen en waarden en reglementen. Het gaat dan niet over de vraag of de vrouw instemt, maar of bepaalde gedragingen op zich maatschappelijk toelaatbaar zijn. Wanneer een man in de lift in de billen knijpt van een vrouw, dan gaan we ervan uit dat dit ongepast is. Dat verwijst naar regels of afspraken of gewoonten. Soms zijn die regels duidelijk, maar vaak ook niet. Franstalige collega’s kussen elkaar dagelijks als ze aankomen op kantoor, Vlamingen doen dat niet. Als je als Franstalige dus je Vlaamse collega’s begint te kussen bij de ochtendlijke begroeting, is dat ongepast. In sommige bedrijven is het verboden om relaties te hebben met collega’s op de werkvloer. Doe je dat toch, dan is dat ongepast en zelfs ontoelaatbaar. Wat ongepast is, hangt af van de heersende gewoonten, van wat men als normaal beschouwt. Meestal weten we zeer goed waar de grens ligt. Maar dat is niet altijd voldoende om ons ervan te weerhouden die grens te overschrijden.

    Het kan behoorlijk gecompliceerd worden. Vrouwen kunnen geïnteresseerd zijn of niet. Hoe kan je dat weten? You can’t blame a guy for trying, zegt men. Je doet een poging en de vrouw reageert daarop zoals ze wil, aarzelend, instemmend of afwijzend. Je stemt je gedrag daarop af en er is niets aan de hand, denk je dan. Maar dat is niet zo. Zelfs gewoon proberen kan ervaren worden als storend, hinderlijk, beledigend, onaanvaardbaar. Als een getrouwde man een andere vrouw benadert, dan is dat volgens bepaalde wetten, reglementen, gewoonten en gebruiken ongepast en zelfs ongewenst. Een gehuwde vrouw mag ervan uitgaan, volgens die redenering, dat men haar niet zal benaderen met seksuele voorstellen. Elke overtreding is meteen ongewenst en ongepast. Je bent dus al fout als je het maar probeert.

    In de praktijk echter… Mannen en vrouwen gaan op allerlei manieren om met elkaar. Vaak volgen we de regels, vaak ook niet. We vinden allemaal dat er regels moeten zijn, maar als het erop aan komt, overtreden we ze zonder er lang bij stil te staan. We doen wel eens dingen waarover we later spijt hebben. Ik bedoel daarmee dat we dat soms samen doen, twee (of meer?) mensen die zonder echte dwang dingen doen die ze beter niet zouden doen. Maar het kan ook zijn dat we ons te buiten gaan aan ongewenst en ongepast seksueel gedrag, waarbij we gebruik maken van onze machtspositie om seksuele handelingen te stellen met partners die dat niet willen, die zich er niet kunnen tegen verzetten.

    Er zijn ook situaties waar de beide partners eventueel instemmen, maar waarbij we toch moeten spreken van ongepast seksueel gedrag. De wet bepaalt de leeftijd voor seksueel verkeer. Seks tussen volwassenen en minderjarigen is verboden. Seksuele relaties tussen werknemer en werkgever en tussen opvoeders en hun leerlingen is eveneens bijna steeds verboden. Incest, seks tussen nauwe bloedverwanten is eveneens verboden. Deze verboden gelden los van de vraag of er instemming is of niet.

    Er zijn dus zeer duidelijke regels die men verplicht moet naleven. Er zijn anderzijds een aantal gewoonten en gebruiken die we het best niet verstoren, maar hier is er een grijze zone, waarbinnen elkeen zijn gedrag zelf moet bepalen. Heel wat mensen menen dat seks buiten het huwelijk kan. Er zijn geen wetten die het verbieden, en als die er zijn worden ze hier bij ons omzeggens niet toegepast. Vroeger was er de kerk die overspel als doodzonde beschouwde, maar aan de morele regels van de kerk laten nog slechts heel weinig mensen zich ook maar iets gelegen, terwijl ook vroeger de overtredingen ervan legio waren.

    Wij moeten dus in veel gevallen zelf uitmaken wat we willen doen en laten op het gebied van seksualiteit. Een van de belangrijkste elementen in deze discussie is de recente algemene beschikbaarheid van betrouwbare voorbehoedsmiddelen. Vroeger was seks nauw verbonden met voortplanting: het risico op ongewenste zwangerschap was zeer reëel. Dat weerhield een aantal mensen ervan om een seksuele relatie te beginnen of occasioneel seks te hebben. Nu kan dat zonder gevolgen en dat heeft een grote invloed op de spelregels. De genetische onderbouw, die helemaal gebouwd is op de voortplanting, niet op seks op zich, is grotendeels verdwenen. Seks die concreet gericht is op de voortplanting gebeurt in feite heel weinig. Wij hebben weinig kinderen, tijdens een beperkte periode van ons leven. Het grootste gedeelte van onze seksuele contacten heeft niets met de voortplanting te maken. Seks heeft dan allerlei andere functies. Men heeft het over recreatieve seks, casual sex of ‘terloopse’ seks, over seks als bindmiddel tussen partners, over therapeutische seks…

    We leven in een andere wereld dan onze ouders, een andere wereld dan toen wij jong waren. Maar het is even wennen, de oude regels zijn er stevig in gehamerd, dat raak je niet zomaar kwijt. We verkennen de nieuwe grenzen en verwerpen de oude verboden, die nu zinloos zijn. We moeten leren leven met nieuwe maatschappelijke regels en afspraken, of met het ontbreken daarvan.

    We kunnen vandaag gelukkig veel opener zijn over seks dan ooit tevoren. We hebben afgerekend met het dwaze, perverse taboe dat de kerk op alle lichamelijkheid en vooral op seks had gelegd. Aan iedereen die zich vragen stelt over een nieuwe seksuele moraal zou ik deze raad geven: praat erover, op een eerlijke, open en volwassen manier. Dat is waar het veelal mis gaat. Als je je aangetrokken voelt tot iemand, zeg dat dan, op een beschaafde, vriendelijke, attente manier. Geef de andere de kans om je even vriendelijk ja of nee te zeggen. Het zijn de onhandige demonstraties van onze seksuele interesse die voor problemen zorgen: steelse aanrakingen, veelbetekenende blikken, misbruik maken van situaties, onstuimige toenaderingen, geweld… Wij zijn seksuele wezens, laten we dat aanvaarden, daar is niets verkeerds aan, integendeel. Laten we over onze gevoelens voor anderen praten, met henzelf, of met goede vrienden. Dat lijkt me de beste manier om conflicten te vermijden. You certainly can blame a guy for trying! Maar je kan iemand niet kwalijk nemen dat hij of zij zich aangetrokken voelt tot een andere persoon. De beste manier om daarmee om te gaan, is er openlijk voor uitkomen op een rustige, niet agressieve manier. Wij zijn geen dieren, wij kunnen praten. In tegenstelling tot wat wij vroeger dachten, zal erover praten de romantiek niet verbreken, maar juist verhogen, omdat we elkaar dan meer als volwaardige mensen benaderen.

    Zo kan er stilaan een nieuwe seksuele cultuur ontstaan, waarin het respect voor de andere voorop staat. Seks heeft een belangrijke plaats in ons bestaan. Laten we het niet verknoeien, laten we er iets moois van maken.





     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    23-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de vogelen des hemels en de leliën in het veld

    24 Niemand kan twee heren dienen: hij zal de eerste haten en de tweede liefhebben, of hij zal juist toegewijd zijn aan de ene en de andere verachten. Jullie kunnen niet God dienen én de mammon. 25 Daarom zeg ik jullie: maak je geen zorgen over jezelf en over wat je zult eten of drinken, noch over je lichaam en over wat je zult aantrekken. Is het leven niet meer dan voedsel en het lichaam niet meer dan kleding? 26 Kijk naar de vogels in de lucht: ze zaaien niet en oogsten niet en vullen geen voorraadschuren, het is jullie hemelse Vader die ze voedt. Zijn jullie niet meer waard dan zij? 27 Wie van jullie kan door zich zorgen te maken ook maar één el aan zijn levensduur toevoegen? 28 En wat maken jullie je zorgen over kleding? Kijk eens naar de lelies, kijk hoe ze groeien in het veld. Ze werken niet en weven niet. 29 Ik zeg jullie: zelfs Salomo ging in al zijn luister niet gekleed als een van hen. 30 Als God het groen dat vandaag nog op het veld staat en morgen in de oven gegooid wordt al met zo veel zorg kleedt, met hoeveel meer zorg zal hij jullie dan niet kleden, kleingelovigen? 31 Vraag je dus niet bezorgd af: “Wat zullen we eten?” of: “Wat zullen we drinken?” of: “Waarmee zullen we ons kleden?” – 32 dat zijn allemaal dingen die de heidenen najagen. Jullie hemelse Vader weet wel dat jullie dat alles nodig hebben. 33 Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden. 34 Maak je dus geen zorgen voor de dag van morgen, want de dag van morgen zorgt wel voor zichzelf. Elke dag heeft genoeg aan zijn eigen last. (Mat. 6)

    A

    ls ik naar de vogels kijk in de tuin en op de voederplank, dan verbaas ik me inderdaad over de pracht van hun pluimage. Een simpel meesje, de merel met zijn felle geelomrande ogen, de Vlaamse gaai met de schitterende blauwzwarte sierveertjes, de plompe bosduif, de pastelkleurige tortel, de onopvallende heggenmus, de schuwe goudvink, de majestueuze reiger met zijn trage wiekslag… Ze zijn zoveel mooier uitgedost dan de vreemde mensenstoet op een zaterdagnamiddag in een drukke winkelstraat. Als een mens er naar mensennormen echt goed wil uitzien, staat hem of haar een zware taak te wachten, tenzij je nog jong bent en een lijf hebt met volmaakte proporties, dat nog het best naakt zijn pure schoonheid onthult.

    Zorgt God voor de vogels en voor de bloemen en planten? Heeft hij als een modeontwerper hun oogstrelende pakjes bedacht? Voor ons plezier misschien? Kom nou…

    Wij weten goed genoeg dat een aantrekkelijke verpakking ons beïnvloedt. Wij maken spontaan de band tussen mooi en goed. Een knappe man of vrouw heeft althans dat: ze zien er goed uit en dus worden we tot hen aangetrokken. Misschien zijn ze aartslui en gepatenteerde leugenaars en onverbeterlijke kleptomanen, maar dat zien we later wel. Iemand met een verzorgd uiterlijk bewijst dat hij of zij belang hecht aan zijn voorkomen; wie zich verwaarloost, stoot anderen af.

    Waarom zijn de dieren en de bloemen en de planten vanzelf mooi en wij niet? Laten we het eenvoudiger stellen: waarom is de natuur mooi? Of nog beter: wat is mooi?

    Uit alle mogelijke variaties van een bepaald model kiezen wij spontaan voor dat exemplaar dat de eigenschappen optimaal belichaamt. Dat heeft te maken met symmetrie, met de onderlinge verhoudingen, met het benadrukken van de essentiële kenmerken en functies, met opvallende of subtiele kleuren, met de afmetingen binnen de soort, met uitzonderlijke combinaties… Kijk naar de reclame, dan weet je wat ik bedoel. Wij laten ons verleiden door het zeldzame volmaakte, niet door het minder geslaagde alledaagse. Dat betekent dat levende wezens die het volmaakte het meest benaderen, een voordeel hebben bij de voortplanting.




    Bij de paradijsvogels heeft dat geleid tot merkwaardige toestanden. Op basis van het principe van de grotere aantrekkelijkheid en dus het groter succes bij het voortplanten, is er bij de mannelijke paradijsvogels en ware explosie ontstaan van vormen en kleuren en afmetingen van hun veren, vaak ten nadele van andere functies, zoals eten en drinken en vliegen en zich onopgemerkt verschuilen voor roofdieren. Hoe mooier, hoe meer nakomelingen. Vanzelfsprekend zijn het niet de vogels zelf die hun veren langer of veelkleuriger maken, zij hebben daarop geen impact. Het zijn de kleine toevallige variaties bij de voortplanting, waardoor een bepaald kenmerk wat meer uit de verf komt, die ervoor zorgen dat het uiterlijk van de soort evolueert in een bepaalde richting, over duizenden jaren. Kwekers van pluimvee en huisdieren weten dat perfect: door selectief te kweken, kunnen zij bepaalde eigenschappen benadrukken of verdoezelen, tot ze uiterst merkwaardige resultaten bereiken.

    Het is dus niet zo dat God de dieren geschapen heeft zoals ze zijn. Al het leven is ontstaan uit onooglijke wezentjes en de verschillende soorten zijn geëvolueerd door zich aan te passen aan hun omgeving, in een voortdurende competitie om te overleven en zich voort te planten. Dat is de motor van het leven. Het meesje is zo mooi geworden omdat het zo de beste overlevingskansen heeft en zich zo het best kan voortplanten. Wat wij mooi vinden, zijn de succesverhalen van de natuur. Wat er is, is noodzakelijk mooi en efficiënt, op een of andere manier, anders was het er niet. Wat niet aangepast is aan de omgeving, heeft geen kans op overleven en sterft onvermijdelijk uit.

    En de mens?

    De mens verschilt in dit opzicht niet van de andere dieren. Wij zijn een succesvolle soort. Minder geschikte exemplaren, zoals de Neanderthalers, zijn uitgestorven, wij hebben hun plaats ingenomen. In de mens, als soort, is de strijd voor het overleven en de voortplanting niet gesteund op onze uiterlijke lichamelijke kenmerken alleen, al weten we dat we nog steeds heel ontvankelijk zijn voor die signalen, we kunnen er nauwelijks aan weerstaan. Van alle dieren hebben wij het beste verstand, de meest complexe en efficiënte hersenen. Die helpen ons veel beter dan welk ander lichamelijk kenmerk. Onze zintuigen, ledematen en spieren, heel ons lichaam is veel minder goed ontwikkeld dan de meeste dieren, die ons op alle mogelijke punten overtreffen.

    Met ons verstand kunnen wij al onze handicaps overwinnen. Wij kunnen niet vliegen zoals de vogels? Dat dacht je maar! Wij vliegen de hele wereld rond, de hele dag, zelfs voor ons plezier, veel sneller en meer comfortabel, zonder zelf enige inspanning te moeten doen. Wij zijn niet zo snel als een jachtluipaard? Vergeet het: op de fiets of gemotoriseerd zijn we veruit de snelste, ook weer zonder ons te vermoeien. Wij zien niet zo goed als een havik? Toch wel: we hebben verrekijkers en telescopen en microscopen. Je ziet het patroon: wij zijn de machtigste diersoort, niet omdat ons lichaam ontwikkeld is tot het meest efficiënte instrument voor het overleven en de voortplanting, maar omdat we de grenzen van ons lichaam overschreden hebben. De ontwikkeling van ons lichaam is niet het voorbeeld van de paradijsvogels gevolgd, wij hebben hun veren niet, wij kunnen ons niet met hen meten met ons ietwat onhandig en in vergelijking zelfs onaantrekkelijk lichaam. Maar wij zijn alle andere dieren te slim af.

    Bij ons heeft de evolutie vooral gewerkt op de hersenen en het gebruik ervan. Grotere hersenen in verhouding tot de lichaamsomvang, meer gedifferentieerde functies van de hersenen, dat was bij de mens de motor in de evolutie. Bij de dinosauriërs was dat net andersom: machtige, reusachtige lijven, maar een relatief klein verstand en dus veel kwetsbaarder, veel meer onderhevig aan de wisselingen van het klimaat en natuurrampen. Wij hebben het overleefd, zij niet. Wij zijn de diersoort die vandaag het aanschijn van de aarde bepaalt. Wij hebben geen echte concurrenten meer, wij hebben het pleit gewonnen, misschien zelfs definitief. De keerzijde van onze macht is, dat we ook in staat zijn om onze wereld en onszelf voorgoed te vernietigen.

    Als we de tekst van Matteüs opnieuw lezen, dan valt het op hoe dwaas hij is, ondanks de poëzie die hij uitstraalt. Als wij ons geen zorgen zouden maken over wat we eten en drinken en hoe we gekleed gaan, kortom hoe we overleven, dan waren we er niet meer. Als we als soort, zoals de paradijsvogels, zouden geïnvesteerd hebben in het ontwikkelen van opzichtige veren, dan waren we nu… paradijsvogels. Je kan je dan de vraag stellen wat je het liefst zou zijn, maar dat is onzin. We zijn wie we zijn, we kunnen niet terug, we zijn uit het paradijs verjaagd, of liever: we hebben het paradijs verlaten en hebben de hele wereld veroverd. Dat is niet op alle punten een succes geworden, maar wie zou er ernstig aan denken, mocht die keuze mogelijk zijn, om een paradijsvogel te worden? Of een koi? Of een Vlaamse gaai?






    Dieren hebben geen beschaving zoals de mens. Zij leven een zeer eentonig en oninteressant leven. Bekijk de koeien eens in de wei. Als dat iets is voor jou, nou, doe maar, maar niet voor mij dank je wel! Ik zit hier op mijn laptop dit verhaal te schrijven, luisterend naar een strijkkwartet van Schönberg, in een gezellig verwarmd en verlicht huis, met een goed gevulde koelkast in de buurt, uitkijkend over een aangename tuin, wachtend op de terugkeer van mijn levensgezellin, die met de auto inkopen is gaan doen in de naburige stad; ik ben verzekerd tegen allerlei onheil, ik kan beroep doen op allerlei diensten, de medische verzorging is de beste ter wereld; als gepensioneerde ben ik financieel onafhankelijk, ik heb niets tekort. Mijn huis staat vol boeken en cd’s en dvd’s en schilderijen van Lut (en goedkope postuurtjes die ik verzamelde); via internet heb ik toegang tot de hele beschaving en contact met mensen zoals ik… Zou ik een paradijsvogel willen zijn? Wat denk je?

    De natuur zorgt voor de planten en de dieren, zou je kunnen zeggen. De natuur zorgt dus voor zichzelf en dat is wat planten en dieren doen. Dat is ook het geval voor de mens. De natuur heeft ons voortgebracht, na meer dan tien miljard jaar. Maar het heeft geen zin om te doen zoals de Bijbelse vogelen des hemels en de leliën in het veld. Wij zijn geen vogels en geen bloemen, we zijn mensen. Als wij niet voor onszelf zorgen, dan doet niemand dat. Trouwens, het klopt ook helemaal niet dat de vogels en de bloemen zich geen zorgen maken: het enige dat ze doen is precies zorgen dat ze overleven en zich voortplanten, dat is het enige waarop ze gericht zijn, veel radicaler dan wij. Wij hebben tenminste nog de mogelijkheid om bewust uit de rat race te stappen en momenten of periodes van rust en bezinning in te lassen. De natuur zorgt niet voor de vogels en de planten als een zorgzame vader: de natuur is een onverbiddelijke strijd op leven en dood, daar is geen liefde mee gemoeid, wie dat zegt, kent de rauwe natuur niet.

    Het is dus geen nuttige boodschap die we bij Matteüs lezen. Wij kunnen niet vertrouwen op een Hemelse Vader die weet wat wij nodig hebben en die het ons zomaar overdadig zal schenken. Zelfs dat ene zinnetje aan het einde van deze perikoop: Zoek liever eerst het koninkrijk van God en zijn gerechtigheid, dan zullen al die andere dingen je erbij gegeven worden, helpt ons niet echt. Want wat is dat koninkrijk en wie is die God? Zelfs als wij gerechtigheid nastreven, wil dat nog niet zeggen dat die er ook komt voor iedereen. Het is weinig waarschijnlijk dat wij hier op aarde ooit in een volmaakte maatschappij zullen leven, waarin niemand iets tekort heeft, niemand iets misdoet, niemand ziek is, niemand verongelukt, niemand verdriet heeft… De hemel bestaat niet, het is een onbereikbaar ideaal, nu en later. Het is duidelijk wat we moeten doen: bezorgd zijn om de dag van morgen, want als we dat niet doen, dan gaat het zeker fout.

    Straks na het middagmaal zal ik de kruimels van de tafel en de zwoerdjes eerlijk verdelen tussen de voederplank en de vissen in de vijver, een klein extraatje bij wat de Hemelse Vader hen geeft: de zaden van planten die zo een kans op voortplanting missen, de insecten die ook liever in leven zouden blijven en de wormpjes en de larven, allemaal levende wezens zoals wij, die ook allemaal gevoed worden door de Hemelse Vader. Ach, wat al onzin!

    Deze Bijbeltekst behoort tot de meest geliefde van heel de christelijke cultuur. Maar als je er dieper op ingaat, stel je vast dat je er niets mee kunt aanvangen. Het klinkt goed, ook al omdat het ons zo vaak herhaald is dat we er niet meer bij nadenken en zeggen: inderdaad, zo is het, laten we doen zoals de vogels en de lelies. Het is een tekst als een paradijsvogel: mooi, maar niet bepaald efficiënt. Het zet de wereld op zijn kop: de Natuur zorgt niet voor ons, wij moeten voor de natuur zorgen. In deze Bijbeltekst zijn geen levenslessen te rapen. Lees maar beter eens iets over Darwin. Of maak eens een wandelingetje en kijk om je heen: daar is wijsheid te vinden voor mensen die nadenken en bezorgd zijn om elkaar en om het leven op aarde. Mensen die geen heren willen dienen, in de hemel of op aarde, maar elkaar genegen zijn.





    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:wetenschap
    19-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nescio: wat Spinoza niet wist

    Het lezen van de Ethica van Spinoza is een bijzondere ervaring. Voortdurend stoot je op pareltjes die je zo zou willen inkaderen. Een daarvan vind je in E III p22 s: Quo autem nomine appellanda sit Laetitia quae ex alterius bono oritur, nescio. Ik vertaal vrij: ‘Hoe we echter de Vreugde moeten noemen die ontstaat uit het goede van een ander persoon, dat weet ik niet.’





    Spinoza die iets niet weet en dat openlijk toegeeft, het doet je wel even opkijken. Bovendien is wat hij beschrijft niet eens uitzonderlijk. Het is het goed gevoel dat je hebt als je merkt dat iemand jouw lief en leed deelt. Vreugde die haar oorsprong vindt in het goede dat je ondervindt van iemand anders, daar is toch niets speciaals aan?

    Het verrassende probleem waarop Spinoza wijst, betreft niet dit gevoel, deze emotie, want die kennen we allen. Hij merkt fijntjes op dat er voor dat nochtans bekende gevoel letterlijk geen woorden zijn, het heeft geen naam, zoals ze in Antwerpen zeggen.

    Spinoza zet je altijd aan het denken. Door te stellen dat hij, die wel alles lijkt te weten, iets niet weet, dwingt hij je om te proberen het wel te weten. Zo moeilijk kan dat toch niet zijn? Het kan toch niet dat wij voor alles een naam hebben bedacht, maar niet voor dat warme gevoel van gedeelde vreugde? Tot je het zelf probeert…

    Spinoza vertrekt van de vaststelling dat wij emotioneel reageren op wat ons overkomt: ofwel hebben we er een goed gevoel bij (Laetitia, vreugde) ofwel niet (Tristitia, droefheid) ofwel wekt het onze begeerte op (Cupiditas). (E III p 15)

    Als wij bij iets een goed gevoel hebben, dan hebben wij dat ‘iets’ lief (amare). Indien niet, haten we het (odi). (E III p 15 c)

    De gedachte alleen al aan het voorwerp van onze liefde vervult ons met vreugde en de gedachte dat er iets slechts mee zou gebeuren, maakt ons ongelukkig. (E III p 21)

    Wanneer iemand anders liefdevol staat tegenover het voorwerp van onze liefde, koesteren wij positieve gevoelen tegenover die persoon. Staat die andere er negatief tegenover, dan zullen wij die persoon haten. (E III p 22)

    Deze positieve of negatieve gevoelens tegenover de anderen worden dus veroorzaakt door hoe zij staan tegenover de dingen die wij liefhebben of haten: wij zullen hen haten omdat ze onze liefde en haat niet delen, of liefhebben omdat ze dezelfde dingen als wij goed of slecht vinden. De reden van onze gevoelens tegenover hen ligt dus buiten ons, ze ligt in de houding of de daden van de andere. (E III p22 d)

    Wanneer iemand anders het voorwerp van onze liefde kwaad (damno) berokkent, dan voelen we ons daar slecht bij, we beklagen ons beminde goed, het wekt ons medelijden (commiseratio) op voor het het voorwerp van onze liefde. Dat medelijden wordt geboren uit kwaad dat een ander berokkent. Maar als iemand anders gunstig staat tegen ons geliefde voorwerp en het goed behandelt, wat is het gevoel dat dit in ons opwekt? Wat is dus het tegenovergestelde van commiseratio? Dat is wat Spinoza vruchteloos probeerde te benoemen.

    Het gaat dus om het goed gevoel (Laetitia) dat wij ervaren wanneer iemand anders onze liefde voor iets deelt. Het is niet meteen duidelijk of Spinoza hier spreekt over onze gevoelens tegenover die andere persoon, dan wel over onze gevoelens tegenover het voorwerp van onze liefde. Misschien maakt dat niet veel uit, want zij zijn van dezelfde aard: we staan positief tegenover wie onze voorkeur deelt, negatief tegen we ze niet deelt. Commiseratio, slaat echter niet op ons gevoel tegenover de andere die onze voorkeur niet deelt; voor hem of haar voelen we geen medelijden, maar haat. We mogen commiseratio dan niet vertalen als medelijden, gedeelde smart, maar veeleer als intense droefheid omwille van de schade die de ander ons berokkent.

    We zoeken dan een woord voor het goed gevoel dat we krijgen wanneer iemand anders net zo staat tegenover wat wij goed en slecht vinden als wij. Spinoza geeft ons een aanzet, wanneer hij onmiddellijk na zijn bekentenis van onwetendheid (nescio), verder gaat: ‘Verder (porro) is het zo dat de liefde die men voelt voor iemand die een ander goed behandelt, we welwillendheid noemen (Favorem); de haat echter tegenover wie een ander schade berokkent, noemen we verontwaardiging (Indignationem). (E III P 22 s)

    Spinoza lijkt ons hier in de richting te wijzen van onze gevoelens tegenover anderen, maar dat is niet zo, meen ik. Enerzijds begint hij de zin met porro, wat een tegenstelling inhoudt: het is veeleer ‘anderzijds’ dan een verklaring van het voorgaande. In de volgende zin keert hij terug naar het gevoel dat we hebben tegenover het voorwerp van onze liefde: ‘Ten slotte moeten we nog opmerken, dat wij niet alleen droef zijn om wat wij beminnen, maar ook om wat ons voorheen onverschillig liet, op voorwaarde dat wij het als iets van ons (similem) beschouwen.’ Hier gaat het duidelijk om onze gevoelens tegenover datgene wat wij beminnen, niet om de andere persoon.

    Wij hebben nu vrij goed voor ogen waarover Spinoza spreekt: het goed gevoel, de blijdschap die wij zelf in ons voelen wanneer iemand anders positief staat tegenover onze eigen voorkeuren. Het is het tegendeel van de droefheid die we ervaren wanneer iemand het niet met ons eens is en onze zorgen en voorkeuren niet deelt. Het is een blijdschap die haar oorzaak vindt in de verrassende vaststelling dat iemand dezelfde belangstellingen, voorkeuren en ideeën heeft als wij.

    Idem velle atque idem nolle, ea demum firma amicitia est (Sallustius, XX,4) ‘Hetzelfde willen en hetzelfde niet willen, dat is pas ware vriendschap’. Maar amicitia slaat dan weer op de verhouding tussen twee personen, de vriendschap die hen bindt. Amor, liefde eveneens. Toch meen ik dat we het antwoord op het raadsel, of de radeloosheid van Spinoza daar moeten zoeken.

    Als wij ons blijven concentreren, zoals Spinoza doet in deze passages uit de Ethica, op de gevoelens, de affecten die wij ervaren, dan lopen we hopeloos vast. Er zijn duizend manieren om onze gevoelens te beschrijven en al de woorden die we kennen volstaan niet om dat adequaat te doen. Commiseratio is maar een woord en het kan op allerlei manieren worden verklaard en vertaald. Het tegenovergestelde ervan? Dat hangt helemaal af van de vertaling. Tegenover ‘droefheid’ staat ‘vreugde’. Spinoza heeft blijkbaar geen woord gevonden in het Latijn dat heel precies aangeeft om wat soort droefheid het hier gaat. Zoals commiseratio maar één van de vele woorden is die je kan kleven op de droefheid hij hier bedoelt, zo kan je een hele resem van woorden bedenken voor het tegenovergestelde ervan: vreugde in de eerste plaats, blijdschap, opgetogenheid, blijmoedigheid, vrolijkheid, genoegen, aangename verrassing, uitgelatenheid; je kan er vele adjectieven aan toevoegen: diepe, intense, ontroerende, plotse, onverwachte, onverdiende… vreugde &c.

    Het gaat daarbij steeds om het voorwerp van onze gedeelde liefde, maar onvermijdelijk ook om de relatie met die andere persoon. Wanneer wij intens blij zijn omwille van een andere persoon, dan noemen we dat ‘liefde’ (E III p 13 s). Over die beroemde passage in de Ethica schreef ik vroeger al, klik hier als je het nog eens wil nalezen. Daar gaat het dus om: een mens is maar gelukkig wanneer hij blij is. Vriendschap, liefde is gevoelens en verlangens en idealen en bezorgdheden delen met iemand anders.

    Net zoals Spinoza’s definitie van de liefde geen wereldschokkende waarheid is en ook niet de kern uitmaakt van zijn betoog, moeten we ook zijn verrassende en intrigerende bekentenis van zijn onwetendheid niet zien als een diepzinnige probleemstelling. Ik stel me voor dat hij bij het schrijven van deze tekst plots vaststelde dat hij in het Latijn (dat hij niet volmaakt beheerste en vaak op een zeer eigenzinnige manier gebruikte) niet onmiddellijk een woord vond dat perfect weergaf wat hij bedoelde. Dat is niets bijzonders: misschien is er wel degelijk een woord en kende hij het niet, misschien is er ook geen specifiek woord voor en kunnen we het alleen maar met twee of meer worden zeggen, zoals Spinoza zelf trouwens ook voortdurend doet.

    Hoe minder woorden je gebruikt, hoe raadselachtiger de tekst. Hoe complexer de gedachte en hoe nauwkeuriger het onderscheid dat je wil maken, hoe meer woorden je nodig hebt. Soms weten we perfect wat we voelen, maar slagen er niet in om het te verwoorden. Dan nemen we onze toevlucht tot de aloude clichés: ik heb je lief, ik zie u graag, ik bemin je… We laten het dan aan de andere over om de diepte, de omvang en de complexiteit en de delicate subtiliteit van onze gevoelens te vatten.

    Het is niet omdat we er geen woorden voor hebben, dat we niet kunnen zeggen wat we bedoelen. Wij weten bijvoorbeeld allemaal wat leedvermaak is. In het Duits is dat Schadenfreude. Ook Spinoza spreekt daarover in stelling XXIV s van het derde deel van de Ethica: ‘Dergelijke vormen van Haat zijn te herleiden tot de afgunst, die mensen ertoe brengt om zich te verheugen over het onheil van anderen en zich ongelukkig te voelen bij hun voorspoed.’

    Maar hoe zeg je leedvermaak in het Frans? Of het Engels? Of het Latijn, inderdaad? Ik althans zou het niet weten. Nochtans is leedvermaak alleszins niet beperkt tot het Germaanse taalgebied. Eventjes dacht ik dat Spinoza verwees naar het tegenovergestelde van leedvermaak, waar hij het heeft over Laetitia quae ex alterius bono oritur, ‘vreugde die ontstaat uit het goede van een andere persoon’. Dat zou mooi zijn: we hebben wel een naam voor onze kwalijke blijdschap, ons misplaatst plezier om het ongeluk van een ander, maar niet voor onze terechte blijdschap om zijn of haar geluk. Dat is ook zo, ik vind daar inderdaad geen woord voor, nescio et ego. Maar een aandachtige lezing van de tekst leert ons dat Spinoza het niet daarover heeft, maar over iets helemaal anders, namelijk de vreugde omwille van het ontdekken en herkennen in de andere van wat ons ook ter harte gaat.

    Zo zie ja maar. Spinoza’s raadsel verbergt geen diepe geheimen. Voor mij was het een goede gelegenheid om deze eigenzinnige, strak geformuleerde en complexe bladzijden uit de Ethica nog eens te lezen. De Latijnse tekst was daarbij mijn leidraad en vaste grond. De Nederlandse vertaling van Henri Krop uit 2008 liet me helaas vaak in de steek. Dat hoeft ons niet te verwonderen. Er zijn over deze passages dikke boeken geschreven en elke lezer van Spinoza staat voor nieuwe ontdekkingen, inzichten, paradoxen en contradicties. Het is mensenwerk, dat mogen we niet vergeten.






    Spinoza was geniaal, maar niet onfeilbaar of volmaakt. Hij was de eerste om ons te wijzen op het gevaar van vermeende heilige boeken, toen hij in de Tractatus Theologico-Politicus de Bijbel zo deskundig ontluisterde. We moeten Spinoza even kritisch lezen. Gelukkig hebben we daartoe heel wat minder reden dan voor de Bijbel het geval is. Spinoza wou geen kerk stichten, geen school vormen. Hij schreef voor zichzelf en voor enkele vrienden. Hij wenste, net zoals Copernicus, niet gepubliceerd te worden, dat gebeurde pas na zijn dood. Hij zocht het voetlicht niet op of de grote bekendheid. En toch hebben zijn in omvang bescheiden geschriften en zijn levenswandel steeds talrijke mensen gefascineerd en geïnspireerd. Ik prijs me gelukkig dat ook ik hem ontdekt heb, zij het helaas laat in mijn leven. Augustinus citerend (Conf. 10, 27, maar hij heeft het over zijn God) stel ik ook met spijt vast: sero te amavi! Al te laat heb ik jou leren kennen en liefhebben…

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    15-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Liefde

    L

    iefde. Iedereen weet waarover het gaat, maar als we vragen wat het precies is, blijven we het antwoord schuldig. Een vaste definitie van de liefde is er niet. Of liever: er zijn er duizenden, miljoenen zelfs. Liefde is bezongen en beschreven door de eeuwen heen, overal ter wereld. Iedereen heeft ermee te maken, een leven lang. Het drijft ons denken, ons voelen en ons doen. En toch weten we niet echt te zeggen wat het is.

    Dat is toch wel vreemd. Je zou denken dat wij mensen ons toch ernstig zouden bezig gehouden hebben met dat vreemd verschijnsel. Dat we het niet zomaar zouden ondergaan hebben, met zijn heerlijke en deerlijke momenten, maar ons vragen zouden stellen over hoe het in zijn werk gaat, wat liefde eigenlijk is en vooral: waarom wij liefhebben.

    Toen ik als jonge man voor een van de belangrijkste beslissingen stond voor de rest van mijn leven, de keuze van een partner, vroeg ik me af: is het liefde? Het was een ontredderende vraag. Ik kon er niet op antwoorden, omdat ik verbijsterd vaststelde dat ik niet wist wat liefde was. Wat waren de criteria? Wanneer is het liefde en wanneer niet? Hoe kon ik dat weten? Ervaring had ik niet en al wat ik geleerd had, uit mijn omgang met anderen, uit de literatuur, de muziek, de populaire cultuur, op school of waar dan ook, hielp me voor geen cent. Verliefdheid, ja, dat kende ik, je lichaam vertelt je dat feilloos. Maar verliefdheid is geen liefde, dat weet je, je kan immers op verscheidene mensen achtereenvolgens verliefd zijn. Verliefdheid overvalt je. En gaat ook voorbij… Plaisir d’amour ne dure qu’un moment…




    Mijn leven lang ben ik ervan overtuigd gebleven dat we niet weten wat liefde is. We doen alsof, we gebruiken en misbruiken het woord voor allerlei zaken. Het dekt vele ladingen, het heeft geen eenduidige betekenis. Het is een zo goed als onbruikbaar woord, maar dat belet ons niet om het voortdurend te bezigen, te pas en te onpas.

    De grote ideologieën hebben het begrip of althans het woord ‘liefde’ geaccapareerd, ze hebben er beslag op gelegd om alles te verklaren. Het christendom, de belangrijkste ideologie van de laatste tweeduizend jaar, draait helemaal om de liefde. De liefde van God voor de mens en vice versa. De liefde van de Vader voor de Zoon en vice versa. Universele naastenliefde. Alles gebeurt uit liefde, liefde verklaart alles. En dus verklaart ze niets, aangezien we niet weten wat ermee bedoeld is.

    Bij Freud gaat het eveneens om de liefde: de liefde van de moeder voor haar kind, de ongepaste liefde van de vader voor zijn dochter en die van de zoon voor zijn moeder.

    Maar het blijft een vage, onduidelijke uitleg. We weten niet waarover we het hebben. Er is geen definitie, geen afdoende verklaring. Het zijn woorden in de wind.






    Daarin is eindelijk verandering gekomen toen men vanuit verscheidene deelwetenschappen naar de liefde ging kijken en de resultaten bundelde: de psychologie, de sociologie en de biologie. Men spreekt dan van evolutionaire psychologie, cognitieve psychologie, neurowetenschap, sociobiologie. We kijken naar de mens als een biologisch verschijnsel, verankerd in de evolutie, samen met anderen levend in een milieu en in een maatschappelijk verband, in een beschaving. We bestuderen het menselijk gedrag op een wetenschappelijke, verifieerbare manier. We benoemen de zaken zoals ze zijn, zonder er doekjes om te doen. We spreken over emoties zonder emotioneel te zijn. We zoeken naar het waarom van het menselijk denken, voelen en handelen zonder vooringenomenheid, zoals we ook het dierlijk gedrag bestuderen.

    Het resultaat is verrassend. Er blijkt een systeem te zitten in ons gedrag, een fysische basis voor wat we vaststellen, een aannemelijke verklaring voor wat we denken en voelen. Geen betwistbare interpretatie zoals bij Freud, geen mystieke uitleg zoals bij het christendom, maar een vrij eenvoudige zakelijke maar afdoende verklaring.

    Mensen zijn gericht op hun eigen instandhouding. Dat is een. Maar zij zijn er ook op gericht om het leven zelf in stand te houden, over de grens van de eigen dood heen. Mensen wensen zich voort te planten. Dat is twee en dat is in feite alles. Met die twee principes moeten we het doen.

    Als we dan kijken hoe mensen zich voortplanten, dan stellen we vast dat dit op een specifieke manier gaat. Man en vrouw brengen hun erfelijke kenmerken bijeen in een nieuwe cel, die zich dan in het vrouwelijk lichaam ontwikkelt tot een nieuwe mens. Man en vrouw zorgen elk op hun manier voor het overleven van het embryo en van de jonge, hulpbehoevende mens. Het valt daarbij op dat man en vrouw, zoals in het dierenrijk, eigenlijk op gericht zijn op het overleven hun eigen erfelijk materiaal. Wij proberen dus om ons specifieke eigen individuele leven, om wat en wie wij zijn, zo goed mogelijk over te dragen naar een volgende generatie.

    Dat blijkt uit allerlei waarnemingen en proefnemingen die men heeft gedaan bij mens en dier. Wanneer een leeuw een leeuwin met welpen aantreft, zal hij die welpen steeds meteen doden en de leeuwin zelf bevruchten. De leeuwin daarentegen zal haar welpen verdedigen. Mannetjesdieren proberen steeds zoveel mogelijk vrouwelijke dieren te bevruchten. Zij beschikken over een overdosis van zaadcellen, die ze aan de lopende band produceren. De vrouwelijke dieren hebben een zeer beperkte voorraad eicellen, die ze gedurende geruime tijd moeten verzorgen, eerst in het eigen lichaam, daarna nog vele jaren daarbuiten.

    Wat leert ons dat over de liefde?

    Liefde is geen typisch menselijk verschijnsel, omdat menselijk gedrag niet erg typisch is. Wij gedragen ons grotendeels zoals de andere dieren, omdat we nog steeds dieren zijn, in de eerste plaats in de manier waarop wij ons voortplanten. Liefde heeft alles met voortplanting te maken, met lichamelijkheid, met seksualiteit, met samenleven tussen partners, en kinderen, en ouders en grootouders.

    Wie zien wij graag? In de eerste plaats onze kinderen, daarover bestaat weinig twijfel, het is vanzelfsprekend. Maar waarom is dat zo? Als je het zakelijk bekijkt, zonder emoties, dan kan je het zo stellen: een kind heeft de helft van jouw erfelijk materiaal. Dat is de fysische, biologische grondslag van onze verhoudingen. Al het overige is daarop gebouwd. Dat doet niets af van de waarde van de hele emotionele en maatschappelijke structuur die daarop gebouwd is: verliefdheid, erotiek, seksualiteitsbeleving, gezin, opvoeding enzovoort. Maar de basis is: wij zijn met onze kinderen genetisch verbonden, zij dragen de helft van onze genen in zich.

    Onze kleinkinderen beschikken volgens een eenvoudige berekening over slechts een vierde van die genen en dat bepaalt onze houding tegenover hen even fundamenteel.

    Onze broers en zussen hebben hetzelfde genetisch materiaal als wij. Ook dat is erg belangrijk. Het maakt ons tot een groep: het gezin. Al de grote en kleine conflicten, op zeer jonge leeftijd en als volwassenen, kunnen niet verhinderen dat wij genetisch eender zijn en zo met elkaar bloedverbonden. Maar er is een belangrijk verschil. Leven als broer en zus betekent: leven zonder seksuele betrekkingen. Broers en zussen die vrijmoedig met elkaar opgegroeid zijn, voelen zich niet tot elkaar aangetrokken, maar tot anderen buiten het eigen gezin. Wij noemen dat het incestverbod, maar er hoeft niet eens een verbod te zijn. Kinderen die samen opgroeien, ook als ze niet genetisch verwant zijn, vermijden elkaar spontaan als seksuele partner. Pas wanneer men kinderen alle seksualiteit en alle lichamelijk contact ontzegt, zullen zij elkaar opzoeken en taboes doorbreken.


    Broers en zussen hebben dus wel dezelfde genen en dus zijn ze om elkaar bezorgd, maar zij planten zich niet samen voort. Ons erfelijk systeem zit zo ineen, dat de kans op fouten bij de voortplanting door incest aanzienlijk is. Het vermijden van incest biedt dus een (zeer sterk) voordeel bij de voortplanting en is dus algemeen verspreid, het is een van de meest krachtige taboes die we hebben. Voor onze eigen voortplanting zijn onze broers en zussen, en ook onze eigen ouders en grootouders, en zelfs neven en nichten, geen geschikte partners. Onze ‘liefde’ voor hen is dan ook navenant.

    Stilaan wordt duidelijk wat we met liefde zouden kunnen bedoelen. Het heeft alles te maken met onze voortplanting, met de kans op voortplanting, met onze drang om ons voort te planten, met de zorg om de overdracht van ons erfelijk materiaal in andere mensen.

    Wat dan met onze partner, traditioneel en romantisch het eerste doel van onze ‘liefde’? We kiezen met opzet een partner uit met wie we niet direct genetisch verwant zijn. Hoe kan er dan sprake zijn van liefde?

    Met onze partner delen we de zorg om ons erfelijk materiaal. Wij kunnen ons erfelijk materiaal niet voor de volle honderd procent overdragen naar onze kinderen, maar voor vijftig procent. De andere helft komt onvermijdelijk van onze partner, zo gaat het nu eenmaal, genetisch gezien. Man en vrouw hebben de helft van de genen van hun kinderen. Onze kinderen hebben de helft van de genen van onze partner, dat telt al voor iets. Wij zijn met elkaar verbonden door onze genen die zich hebben verenigd in onze kinderen. Man en vrouw zijn onmisbaar voor de voortplanting en voor de zorg tijdens de zwangerschap en lang daarna, een goede reden om elkaar ‘lief te hebben’.

    Het is zeer typisch dat heel wat huwelijken stranden wanneer de zorg om de kinderen wegvalt om een of andere reden. Anderzijds beginnen (vooral) mannen nieuwe relaties wanneer de zorg voor hun (jonge) kinderen verzekerd is: kinderen worden meestal aan de moeder toegewezen, met (verplichte) externe steun van de biologische vader. Als er kinderen komen in zijn nieuw huwelijk, zijn die kinderen hem even dierbaar als die bij zijn eerste vrouw, omdat zij dezelfde genetische band hebben met hem en met zijn nieuwe echtgenote, maar niet met zijn eerste: zij zal die kinderen vooral als concurrenten zien voor ‘haar’ kinderen.

    We kunnen zo nog veel voorbeelden geven, maar ik laat het hierbij. Deze manier van denken heeft mij overtuigd. Ze klopt met mijn eigen aanvoelen. Ze is gesteund op uitgebreid en nauwkeurig wetenschappelijk onderzoek in uiteenlopende disciplines. De bevindingen van de biologie en de geneeskunde stemmen overeen met die van het sociologisch en psychologisch onderzoek. Met dit ‘systeem’ kunnen we de oude waarheden en interpretaties opnieuw bekijken. Heel vaak stellen we vast dat ze heel accuraat waren en bevestigd worden door de genetica, zoals het mythisch of goddelijk verordend incesttaboe. Andere vallen door de mand, bijvoorbeeld het huwelijk als een onverbreekbare band, of het freudiaans incestverlangen. Situaties die voorheen onbegrijpelijk waren, krijgen plots zin wanneer we ze bekijken vanuit ons nieuwe standpunt.

    Vanzelfsprekend is hiermee niet alles gezegd. De menselijke realiteit is veel complexer dan dat. Het is evident niet zo dat kinderloze ouders niet tot liefde in staat zouden zijn, noch dat men geen liefde zou kunnen voelen voor personen met wie we niet genetisch verwant zijn, zoals adoptiekinderen, stiefkinderen, partners met wie we zelf geen biologische kinderen hebben, of vrienden. Eens het ‘systeem’ van het liefhebben uitgebouwd is in de mensheid, in ons genetisch materiaal verankerd is, kan het voor andere doeleinden gebruikt en ook misbruikt worden. Dat verhaal maakt het grootste deel uit van onze artistieke erfenis. Maar het is goed dat we weten en beseffen dat onze liefde geen waanidee is of een romantische bevlieging, noch een goddelijke inspiratie, maar gegrond is in ons diepste wezen, in wie en wat we echt zijn, voor onszelf en voor anderen.

     


    Categorie:wetenschap
    Tags:maatschappij
    13-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastgedicht: Ik weet niet waarom

    Voor velen onder ons is het internet een ontmoetingsplaats geworden. Dat is vaak eenzijdig, wanneer we anoniem, als gluurders bijna, bekijken wat aangeboden wordt: nieuwsberichten, aankondigingen, porno, Wikipedia, blogs… Meer en meer ontdekken we een andere dimensie van de social media: het interactieve. Dat vind je vooral op de sociale netwerken, zoals Facebook en zo. De omvang van de inhoud is daar minimaal, het contact, het gesprek is alles.

    Ik beoefen hier sinds zes jaar het bloggen. Ik bied mijn lezers teksten aan. Zo treed ik naar buiten en ontmoet zo anderen. Ook dat blijft nogal eenzijdig. De overgrote meerderheid van mijn lezers blijft anoniem, zij consumeren het aanbod en laten het daarbij. Sommigen niet: zij reageren, meestal occasioneel, eenmalig zelfs, en bondig. Af en toe ontwikkelt zich een gesprek, over het algemeen van vrij korte duur, omdat het stilvalt of afgebroken wordt. Met enkele internetvrienden blijf ik aan de praat. Dat gaat dan via mails over en weer, een telefonisch of videogesprek, uitzonderlijk zelfs een ontmoeting bij mij thuis of bij hen.

    Ik ben een schrijvend wezen, ik schrijf de hele dag, heb dat mijn hele leven al gedaan, ook in beroepsverband. Nu schrijf ik mijn blogteksten, maar ook heel wat andere teksten en notities die het daglicht niet zien. Af en toe waag ik me aan een reactie op iets dat ik lees op FaceBook of zo, maar daar kan je geen langere commentaren kwijt. Met Twitter is dat nog meer zo, dus dat trekt me niet aan. Van forums houd ik mij ver, de onverdraagzame agressiviteit en boertigheid die je daar veelal ontmoet, schrikt me af.

    Daarnaast onderhoud ik zoals gezegd contacten met enkele correspondenten. Het zijn soms vrij lange brieven die ik schrijf. Ik houd ervan om me zo uit te drukken, dat ligt me, het geeft me veel voldoening.

    Laatst kreeg ik een heel mooie (e-mail)brief van iemand die toevallig op mijn Kroniek was terechtgekomen bij het zoeken naar iets over Iris Murdoch, klik hier als je die tekst nog eens wil nalezen. In haar reactie verwees ze naar een gedicht dat ze had geschreven over deze auteur, die op het einde van haar leven getroffen werd door de ziekte van Alzheimer. Omdat ik er zo door geraakt was, vroeg ik haar of ik het gedicht hier mocht afdrukken en tot mijn grote voldoening stemde ze daarmee graag in. Hieronder vind je het gedicht, een gastbijdrage als het ware. Geniet ervan, en dank je wel, Hanneke Driever.

      

    Ik weet niet waarom

    ik zou niet weten waarom ik schrijven zou
    heb ik
    John, heb ik niet ooit geschreven, vraag ik hem, ik weet hem soms nog mijn man,
    als hij me kan vinden en ik mezelf en mijn bril

    mijn hele ik en dan de rest ervan kijkt naar hem op en vraagt even of ik het ware
    heb ik echt geschreven lieve John?
    ik hoor zijn antwoord zittend in het zand dat alleen mijn hand zich nog herinnert, waarheen hij me meegenomen heeft
    maar ik weet niet waarom
    het zand was vroeger los en niet zo solide als toen de klok plotseling
    wil ik mijn platenboek
    dus gaan we nu naar huis John, want de rommel weet ik daar en alles nog
    en jij zet thee heet het platenboek?

    thuis weet ik niet waarom mijn chaos niet vertrouwd, ineens onvast geworden is en dan vouw ik me
    wring me eruit ik ga op zoek naar vroegere oevers zonder netten
    zijn ze niet meer van de zee
    ik roep de hond: Apollo
    Bacchus hier!
    kijk, de man heeft me gevonden en zet thee
    de graaf! ik weet hem

    de hemel, lieve John, ik weet je weer, is een diep kasteel op zand gebouwd
    soms weet ik Hartley oude vrouw en de meedogenloosheid van tijden
    noch het onvermijdelijke alsmaar weer en overkomelijk verdriet
    de wanen die monsters oproepen en andersom
    en wat er tussen Socrates en Sartre was
    ik kan er niets meer mee

    het is negen uur en het ronde hoekt, breng me naar bed John
    en blijf bij me of ik ga en als ik ga
    zoek me dan maar niet
    laat me mijn eervolle aftocht

    drapeer de zee, drapeer de zee
    die van vanochtend maar om mijn lijf dat pijn doet --ja zo-- ik dank je
    zeg je beleefd goedenacht
    ik ga van Bruno dromen

    Ploos


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    08-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verrijzen

    Exegi monumentum aere perennius… non omnis moriar.

    Horatius, Carm. III, XXX

    ‘Een monument heb ik opgericht, duurzamer dan brons… ik zal niet helemaal sterven.’

    Het is een trotse en zelfbewuste Horatius (65-8 voor onze jaartelling) die deze verzen schreef. Hij had het over zijn literaire prestaties, de vele kunstige en rake gedichten die hij had geschreven op het toppunt van de Romeinse beschaving, toen Rome de hele Westerse wereld beheerste en het centrum was van wetenschap, kunst en wijsheid en ook van politieke, militaire en economische macht.





    Hij heeft gelijk gekregen. Wij hebben de Grieks-Romeinse beschaving bewaard, wij zijn haar erfgenamen, het is ook vandaag nog een van de dragende componenten van onze huidige beschaving, al zijn we ons daar van meestal nauwelijks bewust. Horatius leeft voort in zijn geschriften, in de gedachten die hij heeft neergeschreven en die wij op onze beurt kunnen lezen en tot de onze maken.

    Vandaag is het Pasen. Het christendom viert de verrijzenis van de mythische figuur van Jezus van Nazareth, de Mensenzoon die na de vernederende kruisdood glorierijk zijn plaats inneemt als Zoon van God aan de rechterhand van de Vader. Hij is de eerste mens die het eeuwig leven verwerft en opent zo de weg naar de hemel en het eeuwig geluk voor al wie hem volgt.

    Wat dat precies betekent wist ook ten tijde van Paulus, die de Verrijzenis tot het kernpunt maakte van het christelijk geloof, niemand. Paulus spreekt erover in Oudtestamentische woorden en extatische frasen. Hij doet dat niet met de woorden van Christus, want die had hij zelf niet gehoord. Hij kende ook de evangelies niet, want hij vermeldt ze nergens en citeert ze nooit. Zijn ideeën haalde hij uit wat er leefde onder de Joden van zijn tijd, niet alleen in Israel, maar vooral ook onder de meer geseculariseerde joden, verspreid over het Romeinse Rijk, die hadden kennis gemaakt met andere godsdiensten en met de Griekse filosofie van de moderne wereld.





    Wat wij ons moeten voorstellen bij de verrijzenis van ons lichaam en onze ziel op de jongste dag, dat is allemaal zeer vaag. Het is een mysterie, iets wat we nooit helemaal kunnen begrijpen voor het zover is, maar dat we nu vast moeten geloven, opdat het ook zou uitkomen. Ik citeer hier uitvoerig wat Paulus schrijft in de Eerste brief aan de christenen van Korinthe, in de versie van de Nieuwe Bijbelvertaling.

    12 Maar wanneer nu over Christus wordt verkondigd dat hij uit de dood is opgewekt, hoe kunnen sommigen van u dan zeggen dat de doden niet zullen opstaan? 13 Als de doden niet opstaan, is ook Christus niet opgewekt; 14 en als Christus niet is opgewekt, is onze verkondiging zonder inhoud en uw geloof zinloos. 15 Dan blijkt dat wij als getuigen van God over hem hebben gelogen, omdat we verklaard hebben dat hij Christus heeft opgewekt – want als er geen doden worden opgewekt, dan kan hij dat niet hebben gedaan. 16 Wanneer de doden niet worden opgewekt, is ook Christus niet opgewekt. 17 Maar als Christus niet is opgewekt, is uw geloof nutteloos, bent u nog een gevangene van uw zonden 18 en worden de doden die Christus toebehoren niet gered. 19 Als wij alleen voor dit leven op Christus hopen, zijn wij de beklagenswaardigste mensen die er zijn.

    20 Maar Christus is werkelijk uit de dood opgewekt, als de eerste van de gestorvenen. 21 Zoals de dood er is gekomen door een mens, zo is ook de opstanding uit de dood er gekomen door een mens. 22 Zoals wij door Adam allen sterven, zo zullen wij door Christus allen levend worden gemaakt. 23 Maar ieder op de voor hem bepaalde tijd: Christus als eerste en daarna, wanneer hij komt, zij die hem toebehoren. 24 En dan komt het einde en draagt hij het koningschap over aan God, de Vader, nadat hij alle heerschappij en elke macht en kracht vernietigd heeft. 25 Want hij moet koning zijn totdat ‘God alle vijanden aan zijn voeten heeft gelegd’. 26 De laatste vijand die vernietigd wordt is de dood, 27 want er staat: ‘Hij heeft alles aan zijn voeten gelegd.’ Wanneer er ‘alles’ staat, is dat natuurlijk uitgezonderd degene die alles aan hem onderwerpt. 28 En op het moment dat alles aan hem onderworpen is, zal de Zoon zichzelf onderwerpen aan hem die alles aan hem onderworpen heeft, opdat God over alles en allen zal regeren.

    29 Wat denken zij die zich voor de doden laten dopen te bereiken? Als de doden toch niet worden opgewekt, waarom zouden zij zich dan voor hen laten dopen? 30 En waarom zouden wij ons voortdurend aan gevaren blootstellen? 31 Elke dag sterf ik opnieuw, broeders en zusters, zo waar als ik dankzij Christus Jezus, onze Heer, trots op u kan zijn. 32 In Efeze heb ik op leven en dood gevochten; wat zou ik daarmee hebben bereikt als ik geen hoop had? Wanneer de doden toch niet worden opgewekt, kunnen we maar beter zeggen: ‘Laten we eten en drinken, want morgen sterven we.’ 33 Maar vergis u niet: slecht gezelschap bederft goede zeden. 34 Kom tot bezinning, zoals het u betaamt, en zondig niet langer. Sommigen van u hebben geen enkele kennis van God. U moest u schamen.

     

    35 Nu zou iemand kunnen vragen: ‘Maar hoe worden de doden opgewekt? Hoe zou hun lichaam eruit moeten zien?’ 36 Dwaas die u bent! Als u iets zaait, moet dat eerst sterven voordat het tot leven kan komen. 37 En wat u zaait heeft nog niet de vorm die het later krijgt; het is nog maar een naakte korrel, een graankorrel misschien of iets anders. 38 God geeft daaraan de vorm die hij heeft vastgesteld, en hij geeft elke zaadkorrel zijn eigen vorm. 39 Elk aards lichaam is anders; het lichaam van een mens is enig in zijn soort, dat van een dier eveneens, dat van een vogel ook, en ook dat van een vis. 40 Er zijn lichamen aan de hemel en lichamen op aarde, maar de schittering van een hemellichaam is anders dan die van een aards lichaam. 41 De zon heeft een andere schittering dan de maan, de maan weer een andere dan de sterren, en de sterren onderling verschillen ook in schittering. 42 Zo zal het ook zijn wanneer de doden opstaan. Wat in vergankelijke vorm wordt gezaaid, wordt in onvergankelijke vorm opgewekt, 43 wat onaanzienlijk en zwak is wanneer het wordt gezaaid, wordt met schittering en kracht opgewekt. 44 Er wordt een aards lichaam gezaaid, maar een geestelijk lichaam opgewekt. Wanneer er een aards lichaam is, is er ook een geestelijk lichaam. 45 Zo staat er ook geschreven: ‘De eerste mens, Adam, werd een levend, aards wezen.’ Maar de laatste Adam werd een levendmakende geest. 46 Niet het geestelijke is er als eerste, maar het aardse; pas daarna komt het geestelijke. 47 De eerste mens kwam uit de aarde voort en was stoffelijk, de tweede mens is hemels. 48 Ieder stoffelijk mens is als de eerste mens, ieder hemels mens is als de tweede. 49 Zoals we nu de gestalte van de stoffelijke mens hebben, zo zullen we straks de gestalte van de hemelse mens hebben.

    50 Wat ik bedoel, broeders en zusters, is dit: wat uit vlees en bloed bestaat kan geen deel hebben aan het koninkrijk van God; het vergankelijke krijgt geen deel aan de onvergankelijkheid. 51 Ik zal u een geheim onthullen: wij zullen niet allemaal eerst sterven – toch zullen wij allemaal veranderd worden, 52 in een ondeelbaar ogenblik, in een oogwenk, wanneer de bazuin het einde inluidt. Wanneer de bazuin weerklinkt, zullen de doden worden opgewekt met een onvergankelijk lichaam en zullen ook wij veranderen. 53 Want het vergankelijke lichaam moet worden bekleed met het onvergankelijke, het sterfelijke lichaam met het onsterfelijke. 54 En wanneer dit vergankelijke lichaam is bekleed met het onvergankelijke, dit sterfelijke met het onsterfelijke, zal wat geschreven staat in vervulling gaan: ‘De dood is opgeslokt en overwonnen. 55 Dood, waar is je overwinning? Dood, waar is je angel?’ 56 De angel van de dood is de zonde, en de zonde ontleent haar macht aan de wet. 57 Maar laten we God danken, die ons door Jezus Christus, onze Heer, de overwinning geeft.

    58 Kortom, geliefde broeders en zusters, wees standvastig en onwankelbaar en zet u altijd volledig in voor het werk van de Heer, in het besef dat door de Heer uw inspanningen nooit tevergeefs zijn.

    Dat is helemaal iets anders dan het non omnis moriar van Horatius, die zich maar al te zeer bewust was van zijn vergankelijkheid. Denk aan zijn carpe diem, pluk de dag. Ik sprak over dat thema toen ik hier over de roos schreef. Je vindt daar ook de tekst van zijn gedicht. Horatius weet dat hij zal sterven. Dat beangstigt hem niet, maar zet hem aan om van de goede dingen van het leven te genieten, ze gaan immers zo gauw voorbij. Het leert hem ook dat we vriendelijk en goed moeten zijn voor elkaar, anders wordt het leven een hel.

    Paulus is tegen alle genieten. Het leven is inderdaad een hel, daar is niets aan te doen, wij zijn zondig, wij zijn gewelddadig, egoïstisch, geil, hebzuchtig, vals, onbetrouwbaar enzovoort. Alleen met Gods hulp kunnen we daaraan ontsnappen, niet zozeer hier, daarvoor zijn we te zwak, te zeer gebonden aan het vlees, maar later, als we dat onbetrouwbaar, geil lichaam hebben achtergelaten en als zuivere geesten in Gods aanschijn mogen vertoeven. De dood is overwonnen! Denk aan de prachtige aria uit Haendels Messiah: Death, o Death where is thy Sting? Where is thy victory? Haendel wist waar hij de mosterd moest halen: dit is een letterlijk citaat uit I Kor. 15, 55.

    Paulus zegt zelf dat dit een citaat is uit ‘de Schrift’. Maar wanneer we gaan zoeken naar het origineel, dan wacht ons een ware exegetische kruisweg. We vinden die woorden niet zo in het Oude Testament. In Hosea 13, 14 is er iets dat in de buurt komt: Dood, zaai de pest om je heen! Dodenrijk, waar zijn je kwellingen? Paulus citeert hier niet de Hebreeuwse Masoretische tekst van de Bijbel, noch de Griekse Septuagintavertaling, noch de recent teruggevonden ‘gnostische’ versie van de Dode Zee-rollen; evident ook niet de Latijnse vertaling van Hiëronymus, de Vulgaat, die van 400 dateert. Paulus was een jood en hij citeert letterlijk de Aramese Peshitta die de joodse Schriftgeleerden gebruikten. Zo zie je maar.

    Spinoza kon dit onderwerp niet uit de weg gaan. Bij een recent bezoek aan De Slegte vond ik er tot mijn verbazing de Nederlandse vertaling van het boek van Steven Nadler dat ik hier al vermeldde: De Ketterij van Spinoza, Atlas, A’dam & Antwerpen, 2008, 320 blz., ongeveer € 7. Dat kon ik niet laten liggen, al zal ik het wellicht nooit lezen aangezien ik het origineel met veel aandacht heb gelezen. Ik citeer het einde van het voorwoord: Omwille van de toegankelijkheid en de leesbaarheid - twee deugden die onder specialistische schrijvers over Spinoza niet vaak worden aangetroffen – gebruik ik, naar ik vrees, een tamelijk grove kwast en laat ik in technisch opzicht het een en ander onafgewerkt. (…) Ik wil me echter niet verontschuldigen voor het feit dat ik mij op het bos concentreer en niet op de bomen (en de takken en de twijgen); deden meer historici van de filosofie dat maar. Wijze woorden en dus een goede aanbeveling voor dit uitstekende boek, dat toch vooral vrienden van Spinoza zal aantrekken.






    Laten we even Spinoza zelf aan het woord, in de Nederlandse vertaling van Henri Krop uit 2008.

    Alleen gedurende het bestaan van het lichaam kan de geest zich iets voorstellen en zich een gebeurtenis uit het verleden herinneren. (E V p.21)

    Hier zie je al hoe lichaam en geest aan elkaar gekoppeld zijn. Meer nog, ze zijn onmisbaar voor elkaar. Als er geen lichaam is, kan de geest niet functioneren.

    In God bestaat er echter noodzakelijk een idee die het wezen van een individueel menselijk lichaam onder het aspect van eeuwigheid tot uitdrukking brengt. (E V p. 22)

    Een individueel mens is niet niets, zelfs niet in het licht van de oneindigheid. Het is een gebeurtenis die niet ongemerkt kan voorbijgaan in de loop van de geschiedenis, hoe gering haar invloed daarop ook moge zijn. Er is dus in de Natuur iets dat daarnaar verwijst. Op een of andere manier is alles wat in het leven van een mens voorvalt aanwezig in de Natuur. Spinoza zegt: ‘in God’, maar we weten dat hij daarmee niet de persoonlijke God van het christendom bedoelt, maar het Al(tijd).

    De menselijke geest kan niet in alle opzichten tegelijk met het lichaam worden vernietigd, maar er blijft iets bestaan dat eeuwig is. (E V p. 23)

    Het lichaam is vergankelijk. Maar alle informatie over een mens en dus ook over alle mensen, gaat niet helemaal verloren. Ze was, is en blijft aanwezig in God, of in de Natuur, dat is hetzelfde. Aangezien dat niet in het lichaam kan, moet het wel in God/de Natuur zijn. Met ons lichaam kunnen we alleen tijdelijke dingen waarnemen en vatten. Met onze geest kunnen we denken aan dingen die ruimte en tijd overstijgen. Wij voelen aan dat wij behoren tot een groter geheel, dat niet aan ruimte en tijd gebonden is. Onze geest is een activiteit van ons lichaam, maar laat ons toe onszelf en het universum te bekijken op een veel ruimere manier, in het licht van de eeuwigheid. Daardoor wordt onze geest niet onsterfelijk, want hij is als activiteit afhankelijk van het lichaam. Maar door die specifieke manier van denken, namelijk alles begrijpen vanuit de eeuwigheid, behoren wij tot die eeuwigheid, maken we er intrinsiek deel van uit, wij zijn een stukje eeuwigheid.

    Dat heeft niets te maken met een voortleven van de geest na de dood van het lichaam, noch met het bestaan van die geest voor de geboorte. Tijdens ons leven kunnen wij, als we ons best doen, een bevrijdende blik krijgen op de eeuwigheid. En vanuit het standpunt van de eeuwigheid, zal er van ons menselijk bestaan altijd iets overblijven, zoals er altijd al iets was nog voor we geboren werden. In het Al(Tijd) is alles immers eeuwig.

    Het is Pasen. Op Goede Vrijdag hebben we stilgestaan bij wat een mens kan lijden hier op aarde en aan onze dood. Een gewelddadige dood schrikt terecht iedereen af, ook degene die ze anderen aandoet. Geen zinnig mens kan onberoerd een ander mens doden, denk aan de verschrikkelijke dingen die dat doet met soldaten en terroristen overal ter wereld.

    Maar de dood op zich hoeft niemand af te schrikken. Zij komt ongeroepen en wij weten niet hoe ze ons zal overvallen. Maar wij weten dat ze komt, vroeg of laat, gewelddadig, in smart en pijn, langzaam en tergend of plots en overweldigend, of zacht in onze slaap. Wij weten dat ons denken dan definitief en helemaal ophoudt, eindelijk en dat er niets van overblijft, behalve de monumenten die wij voor onszelf of anderen voor ons hebben opgericht, de kleine sporen die we hebben nagelaten in het hart van anderen, de materiële overblijfselen van onze activiteit, bewaard ergens in het geheugen van een computer, een boek, een beeld, een schilderij. Maar in het Al(Tijd) zijn we voor altijd helemaal aanwezig. Dat we er ooit geweest zijn, en hoe, dat kan nooit meer ongedaan gemaakt worden. Dat te weten is een troost nu we nog hier zijn, nu we er nog zijn. We hebben geen behoefte aan Paulus’
    valse belofte dat wij er altijd zullen zijn.





    Als levende wezens weten wij dat het leven voortgaat als wij sterven. Dat is hoe het leven hier op aarde in zijn werk gaat. Het individu ontstaat uit andere levende wezens, leeft, plant zich eventueel voort en sterft dan. Andere individuen hebben dan de kans om op hun beurt te leven, zich voort te planten en te sterven. Wij kunnen ons inspannen om de cyclus langer te laten duren voor een individu en het leven zo aangenaam mogelijk te maken zolang het duurt. We slagen daar al behoorlijk in, althans hier en daar en in beperkte mate. Maar de onsterfelijkheid en de eeuwige jeugd is niet wat we verlangen. Misschien slagen we daarin ooit, wie weet. Maar op dit ogenblik is dat hier op aarde niet het geval, dat beseffen we maar al te goed. We hebben ons daarop ingesteld, we weten dat we geboren worden om te leven en te sterven. En dat we niet zullen verrijzen.

    En zo is het ook goed.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    06-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goede Vrijdag




    attende Domine et miserere

     

    ik heb gebeden

    zoals me werd geheten

    ze wisten zelf niet beter

    of wouden het niet weten

     

    holle frasen lege woorden

    gepreveld zonder zin

    die niemand verhoorde

    als was mijn woord te min

     

    ik heb gebeden en gezocht

    als kind en ook later

    toen bloed en rede in mij vocht

    met het verlangen naar een Vader

     

    het mocht niet baten

    hoe ik ook smeekte en vroeg

    om een woord een teken te laten

    een wenk was me genoeg

     

    maar zelfs dat was mij niet vergund

    ik wend me af in arren moede

    van wie me geen blik waardig gunt

    geen oren heeft naar mijn vrees of woede

     

    ik heb gebeden en bitter geweend

    me geweigerd geweten en verlaten

    om niet geen genade verleend

    aan mijn armzalige zelf overgelaten

     

    tot ik mijn rug heb gerecht

    opgestaan

    het gevecht

    ben aangegaan

     

    er was geen Vader en geen zonde

    wat men ook beweerde of beval

    er was alleen de diepe wonde

    de laffe leugen van de zondeval

     

    bevrijd van last van eeuwen

    kon ik koppig mijn eigen weg gaan

    mijn diepe onschuld uitschreeuwen

    geen mens kon me in de weg nog staan

     

    de hemel was leeg

    de aarde vervuld van belofte en pracht

    was wat ik zomaar kreeg

    de stralende zon in ruil voor de nacht

     

    Karel D’huyvetters

    Goede Vrijdag 2012

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    04-04-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Koekoek!

    H

    et is volop lente en de vogels in de tuin zijn druk in de weer. Ze zingen vrolijk om maatjes te lokken of hun territorium af te bakenen, ze eten zich dik in de insecten die nu ook weer tevoorschijn gekomen zijn en ze bouwen hun nesten met dorre twijgen en gras. Ongetwijfeld paren ze ook uitbundig, maar het zijn discrete dieren, geen exhibitionisten, ze doen het onopvallend.



    Ik heb de koekoek nog niet gehoord dit jaar, maar ongetwijfeld is die ook weer present. Bij de vermelding van die vogel verschijnt er een glimlach rond onze lippen: het is een vogel met een reputatie. Maar wat houdt die precies in? Dat de vrouwelijke koekoeken hun eitjes leggen in het nest van andere vogels, dat is alom bekend. Op die manier moeten ze zelf geen nest bouwen, noch hun jongen voeden en verdedigen. Dit is inderdaad wat er gebeurt, maar het is verre van het hele verhaal en het gaat ook niet op voor alle koekoeken. Laten we er eens wat dieper op ingaan.

    In het Frans gebruikt men de naam van de koekoek, een evidente klanknabootsing of onomatopee, ook voor gelijksoortig menselijk gedrag. Cocu is dan de bedrogen echtgenoot, coucou is de bedrieger. In het Engels noemt men beide cuckold en to cuckold is eveneens het werkwoord in beide gevallen: iemand seksueel bedriegen of, in de passieve vorm, bedrogen worden. De oorsprong ligt natuurlijk bij het ‘vreemd gaan’ van de koekoek. Maar ergens klopt er iets niet.

    Het is namelijk het koekoekswijfje dat haar ei in een vreemd nest legt, terwijl bij de mensen het mannetje zijn zaadcellen deponeert bij een ander wijfje dan zijn vaste partner en zich zo eveneens ontrekt aan zijn ouderlijke plichten. Het koekoekswijfje gaat dus helemaal niet vreemd, het paart met zijn partner van dat ogenblik en bespaart hem (en zichzelf) de inspanningen van het nest bouwen, broeden, voeden en beschermen van de jongen. Bij de mens ontsnapt de man wel aan de lasten van zijn lusten, maar het vrouwtje niet: zij draagt haar kinderen en verzorgt ze, van wie ze ook zijn, op trieste uitzonderingen na.

    De reputatie van de koekoek als een vogel die vreemd gaat is dus onterecht. Het is ook niet zo dat koekoekswijfjes met verschillende mannetjes zouden paren, zoals de legende wil: het gaat om seizoens- of broedpartners, zoals bij de meeste vogels. Ze zijn dus monogaam, of monogaam in opeenvolgende, niet overlappende relaties. Anderzijds zijn de koekoeksmannetjes, zoals de meeste andere dieren, niet vies van enige buitenechtelijke seks. Zo spreiden ze hun genen over verschillende nesten, terwijl ze er toch maar één moeten onderhouden. Een ander voordeel is, dat er meer kans is dat hun genen overleven wanneer een nest geroofd wordt, als ze nog eitjes bevrucht hebben in een ander nest.

    Het zijn dus de mannetjes die vreemd gaan, al kan je natuurlijk niet op je eentje vreemd gaan, er is ook altijd een ander vrouwtje mee gemoeid, maar het initiatief gaat uit van het mannetje. De Franse en Engelse verwijzing naar de koekoek voor vreemdgaan slaat dus veeleer op het gedrag van mannetje dan op het deponeren van het koekoeksei in een vreemd nest. Maar de mannelijke koekoek doet dat zeker niet meer dan andere dieren. Er is dus een onterechte overdracht gebeurd van de opvallende vaste gewoonte van de vrouwtjes naar de veeleer occasionele en dus ‘normale’ activiteit van de mannetjes.

    Er is een belangrijk genetisch verschil tussen buitenechtelijke voortplanting en het leggen van een ei in een vreemd nest. In het eerste geval is er een spreiding van de mannelijke genen over verscheidene vrouwtjes van dezelfde soort. In het tweede geval niet. Het ei wordt gelegd bij vogels van dezelfde soort of bij die van een totaal andere soort, daarover later meer. De gelijkenis is, dat in beide gevallen een ‘vreemdeling’ wordt geïntroduceerd in een familie, een van dezelfde soort maar die genetisch verschillend is, of een die tot een gans andere soort behoort.

    De koekoek is ook niet de enige vogel of het enige dier dat zijn eieren aan anderen toevertrouwt; men noemt dat broedparasitisme. Er zijn ook insecten en vissen die dat doen.

    Er zijn vogels met koekoekgedrag, dus vogels die hun eieren leggen in het nest van andere soorten, over heel de wereld. Het is een evolutionaire ‘afwijking’ die dus herhaaldelijk onafhankelijk is ontstaan op verschillende plaatsen, wellicht zes of zeven keer in totaal als we het hebben over obligaat broedparasitisme tussen verschillende vogelsoorten. Hoe dat gebeurd is, laat zich raden. Het gaat niet om iets dat een vogel leert van zijn ouders, het is geen imitatiegedrag, geen Lamarckiaanse of culturele aanpassing, maar een genetische, waarbij de informatie via de voortplanting wordt overgedragen. Er moeten dus vogels geweest zijn die een afwijking vertoonden die hen ervan weerhield zelf een nest te bouwen. Wellicht misten zij het gen of de combinatie van genen die bij hun soort automatisch leidde tot nest dragen en bouwen. Wanneer zij dus letterlijk met een ei zaten, hadden zij geen andere keuze dan het nest van een andere vogel te gebruiken.

    We moeten dus voorzichtig zijn en de koekoek geen bedoelingen toedichten die zij niet heeft. Het is niet uit gemakzucht dat zij geen nest bouwen en zelf hun jongen grootbrengen: ze missen gewoon de genetische aanleg, ze kunnen het niet. Wellicht is het begonnen met een foutje in de code voor het nest bouwen, maar ook het zo essentiële en zo sterk ingebakken voedings- en zorginstinct ontbreekt. Dat kan weg geëvolueerd zijn omdat het nutteloos geworden was voor de soort: de jongen kregen hun voedsel van anderen. Een instinct dat geen doel meer heeft, verdwijnt evolutionair omdat het een nadeel oplevert in de strijd voor het overleven.

    Vogels die zelf geen nest bouwen en hun jongen niet zelf moeten voeden en beschermen, hebben een evident voordeel: ze hebben meer tijd om zichzelf te voeden en zijn dus fitter om zich zoveel mogelijk voort te planten. Ze zijn niet afgeleid door de zorg om hun nageslacht.



    Het is niet zo dat alle exemplaren van een soort aan obligaat broedparasitisme doen. Er zijn 56 soorten koekoeken op het Oude continent en drie in de Nieuwe Wereld die zich enkel op die manier voortplanten, maar er zijn talrijke soorten die dat combineren met ‘normaal’ nestgedrag en er zijn meer soorten die niet parasiteren dan wel. Sommige soorten of exemplaren bezitten dus genetische coderingen die hen toelaten een eigen nest te bouwen, maar ook restanten van het genetisch materiaal dat hen instinctief drijft naar het leggen van hun ei in een vreemd nest. Het kan ook dat sommige vogels van een soort parasiteren, terwijl andere dat niet doen.

    Koekoekseieren zijn erg stevig, ze hebben een dubbele beschermende kalklaag en kunnen dus op een diefje gelegd worden zonder te breken. Het is essentieel dat het koekoeksei sneller uitgebroed is dan dat van het (verplicht!) gastgezin. De jongen groeien ook sneller dan die van het gastgezin. Bovendien verwijdert het koekoeksjong instinctief de andere jongen en meestal ook de andere eieren uit het nest van zodra het geboren is. Ook dit is aangeboren gedrag, het is niet aangeleerd of zelf bedacht.

    Sommige soorten worden geboren met een speciaal instrument om eieren of rivaliserende jongen te dumpen, dat na enkele dagen afvalt. Het jong imiteert perfect de voedselkreet van de soort waar het gedeponeerd is en vertoont ook de typische kleur aan de binnenkant van de bek, die de ouders aanzet om voedsel te leveren. Vaak zijn die signalen nog extra versterkt. Sommige koekoeksjongen vertonen die hevige signaalkleuren zelfs aan de binnenkant van hun vleugels, zodat ze eruit zien als een heel nest jongen en dus nog meer voedsel krijgen.

    Er zijn koekoeken die hun eieren leggen in het nest van verschillende soorten, soms tot meer dan 200 toe, terwijl andere vast verbonden zijn aan een bepaalde soort. In het eerste geval zien de koekoekseieren er meestal anders uit dan die van de gastsoort en zijn ze onopvallend donker gekleurd, zodat ze ontsnappen aan de aandacht en als het ware tersluiks mee uitgebroed worden. In de andere gevallen zijn de eieren vaak goed tot uitstekend aangepast qua kleur en vlekkenpatroon aan de eieren van de gast.

    Het is niet duidelijk op welke basis een koekoek zijn gastgezin selecteert: hoe herkent een koekoek een gezin waarin zijn ei het meest kans maakt om aanvaard en uitgebroed te worden? Aan de pluimage en de vorm en het gedrag van de gastvogel? Aan het nest? Aan de aanwezige eieren? Hebben ze als jong een beeld van hun gastmoeder en –vader opgeslagen? Is het de omgeving? Is er een genetische vastgelegde voorkeur?

    Merkwaardig is dat de eieren van de koekoek kunnen verschillen in afmeting van die van de gasten, soms zelfs aanzienlijk. De gastvogels aanvaarden grote tot zelfs zeer grote eieren die er voor de rest eender uitzien als hun eigen. De redenering is dat ze geen negatieve reactie hebben tegen een ei dat groter is, omdat groter zijn in principe een goede eigenschap is. Zo was er onlangs een verhaal over eenden die men liet broeden op eieren van de juiste kleur, maar die vele keren groter waren dan de vogel zelf…

    Er zijn ook gevallen waarbij de koekoek eieren van het gastgezin vernielt of verorbert. Soms is dat één ei, of zoveel eieren als de koekoek er zelf bij legt. Dat veronderstelt dat de koekoek ‘weet’ dat de gast kan tellen en dat is ook zo bij sommige soorten. Soms worden sommige of alle eigen eieren van de gasten vernietigd, of beter nog: verborgen in de omgeving om geen sporen na te laten die het gastenpaar zouden kunnen afschrikken en hun nest opgeven.

    Soms legt een koekoek één parasietei in een nest, soms meer. Soms leggen verschillende koekoekswijfjes een ei in hetzelfde gastnest.

    Er is dus een uiterst complexe nauwkeurige evolutionaire aanpassing van de ene parasiterende soort aan de geparasiteerde andere soort. Als de gasten niet kunnen tellen, hoeft de parasiet ook niet te kunnen tellen. Als de gasten geen kleuren kunnen onderscheiden, heeft de parasiterende soort ook geen belang bij het aanpassen van de eigen eieren enzovoort.

    Let wel, ‘aanpassen’ moet je hier evolutionair verstaan. Vanzelfsprekend kunnen de parasieten hun eieren niet zelf aanpassen met verf en borstel. In de loop van een lange evolutie is het zo dat eieren die wegens een genetische variatie meer lijken op die van het gastgezin meer kans hebben om uitgebroed te worden. Als dat lang genoeg doorgaat, krijg je op de duur eieren die perfect die van het gastgezin imiteren.


    Eigenaardig is het dat in tegenstelling met de eieren, de jongen altijd zo aanzienlijk verschillen van die van de geparasiteerde vogelsoort, zowel qua uitzicht als in afmetingen. Sommige gasten zijn zo klein dat ze op de schouders van hun koekoeksjongen moeten gaan staan om ze te voeden. Zien ze dat dan niet? Natuurlijk zien ze dat. Als ze eieren kunnen onderscheiden, kunnen ze ook jongen uit elkaar houden. Maar ze zijn genetisch aangepast aan het voeden van jongen in het nest en reageren op de roep en het gedrag van het jong, hoe verschillend het er voor de rest ook uitziet. De grootte is, zoals gezegd over de eieren, geen argument.

    Er zijn geparasiteerde soorten die zich aangepast hebben aan de frequentie van de aanwezigheid van parasieten zoals de koekoek. Als er veel koekoeken in de omgeving zijn, is de kans op een koekoeksei groot en dan verwijderen de gasten zoveel mogelijk alle verdachte eieren. Daarbij sneuvelen er allicht ook enkele eigen eieren, maar dat is een (evolutionair) berekend risico. Als er maar weinig koekoeken voorkomen, stelt men vast dat de neiging om vreemde eieren te liquideren veel kleiner is. Het risico om de eigen eieren per ongeluk te vernielen is dan veel groter. Hoe meer de koekoekseieren lijken op die van de gasten, hoe gevaarlijker het is om eieren te verwijderen: de kans is immers groot dat het je eigen eieren zijn. Het vernietigen van verdachte eieren gebeurt soms heel subtiel: de gast een klein gaatje in de eierschaal en stopt zo de ontwikkeling, maar van op enige afstand ziet het eruit alsof het ei intact is en dus is er geen neiging bij koekoeken om er nog eens een in te leggen.

    De koekoek heeft zich ook gespecialiseerd in het snel en onopgemerkt leggen van haar ei. De gasten zijn immers geen passieve slachtoffers, zij hebben er alle voordeel bij om parasieten te vermijden en hun eigen jongen groot te brengen. Als zij een koekoek betrappen, verjagen ze die en verwijderen eventueel ook het pas gelegde ei of vernielen het. Mannelijke koekoeken leiden daarom de gastouders soms weg van hun nest, om aan hun eigen vrouwtje de kans te geven stiekem haar ei te leggen. De gastsoort probeert dat dan weer te verhinderen door koekoeken in de buurt gezamenlijk te verjagen: een hele vlucht van een geparasiteerde soort valt de koekoeken in het broedgebied aan en verhindert hen zo om toe te slaan.

    Een van de meest verrassende aspecten van deze evolutionaire strijd tussen de koekoek en de vogels die hij parasiteert, is het zogenaamde maffiagedrag. Er zijn vogelsoorten die alle koekoekseieren erkennen en ze systematisch verwijderen. Men heeft kunnen vaststellen dat de koekoek in dat geval wraak neemt en het hele nest van het gastgezin vernietigt, jongen inbegrepen. De gast heeft dan de keuze: ofwel het koekoeksei mee uitbroeden en het jong voeden, vaak ten koste van een groot deel of zelfs de totaliteit van het eigen broedsel, ofwel het koekoeksei verwerpen en zijn hele nest en jongen verliezen in de wraakneming door de koekoek. Ook hier speelt het evolutionair principe: vogels maken dergelijke keuzes niet bewust; het zijn in dit geval die exemplaren die door hun genetische aanleg geneigd zijn om niet alle indringers te vernietigen, of daartoe ongeschikt zijn, die de grootste kans hebben op nakomelingen.

    We hebben kunnen vaststellen dat het gedrag van de koekoek en de interactie met zijn ‘slachtoffers’ veel complexer is dan we denken. Ik wou je graag uitnodigen voor een interessant gedachte-experiment, een denkoefening.

    Herlees de tekst eens, en overal waar koekoek staat, lees dan ‘de mens’, of vul zelf een naam in…


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!