Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (166)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    08-02-2024
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Cynthia

    Propertius, Cynthia. Een Romeinse romance, vertaald, ingeleid en toegelicht door Paul Claes, Eindhoven: Damon, 2023, 94 blz., € 16,90 pb.

    Als Paul Claes een vertaling brengt van een klassieke auteur, of van welke auteur dan ook, kan je er zeker van zijn dat het een nieuwe parel is die hij rijgt aan het prachtige snoer van literaire vertalingen dat hij sinds vele jaren creëert, en waarvoor hij al in 1996 de vermaarde Martinus Nijhoff Vertaalprijs kreeg. Voor deze vertaling van Propertius is hij genomineerd voor de Homerusprijs van het Nederlands Klassiek Verbond.

    De lezer krijgt vooreerst een voor de hedendaagse belangstellende noodzakelijke maar vlot te verteren inleiding, waarin kort de tijdgeest aan het einde van de Republiek geschetst wordt en vervolgens aandacht besteed wordt aan de levensloop van Sextus Propertius, die leefde in de laatste vijftig jaar voor onze jaartelling, aan zijn literaire loopbaan, aan zijn eerste dichtbundel Cynthia, aan zijn werk als elegiedichter en zijn stijl. Typisch voor Paul Claes is de aandacht die hij besteedt aan de doorwerking van het werk van de auteurs die hij vertaalt, en waaruit zijn haast onbegrensde eruditie blijkt. Hij situeert de grondtekst en verantwoordt terdege zijn vertaling.

    Na de 22 gedichten volgen aantekeningen, eerst over de opbouw van de bundel en vervolgens over elk van de gedichten. Verre van pedant te zijn, vormen deze aantekeningen een significante meerwaarde, niet alleen door de nuttige feitelijke en literaire informatie, maar vooral door de onmisbare duiding en toelichting bij de talrijke mythologische elementen, die Paul Claes vandaag wellicht als enige in staat is te bieden, en dan nog op een manier die zelfs lezers kan boeien die daarmee niet vertrouwd zijn. Uit de ruime bibliografie blijkt hoe degelijk en nauwkeurig de classicus Claes zoals steeds te werk gegaan is: zijn aanpak en zijn interpretaties zijn persoonlijk, maar met grondige kritische kennis van zaken. Wie zich nu nog waagt aan een vertaling van deze gedichten, zal het moeten opnemen tegen een op alle gebied weergaloze voorgaande.

    In deze hedendaagse, maar historisch verantwoorde vertaling, en mede door de inleiding en de aantekeningen, wordt de ongekunsteld kunstige poëzie van Propertius ontsloten voor de moderne lezer, en dat loont al de moeite die men zich daarvoor zal getroosten. Verliefdheid blijkt van alle tijden te zijn, en hoe ook verwoord, blijven liefdesgedichten aantrekkelijk voor elke nieuwe generatie, omdat men in de beste moeiteloos de eigen ervaringen herkent, en daardoor dezelfde verwarrende, onstuimige, tedere, hilarische en terneerdrukkende emoties opgeroepen worden. All the world loves a lover (R.W. Emerson), en ook twintig eeuwen na hun ontstaan zijn de gedichten van Propertius, als ze zo voorbeeldig gebracht worden als hier, nog steeds in staat om ons intens te doen meeleven met de uiterst wisselende emoties die er zo sprankelend in weergegeven zijn. De schaarse lezers die het Latijn nog machtig zijn, zullen zich haasten om het origineel ter hand te nemen, en zich te vermeien in een herinnerd genoegen, of zich aangenaam te verbazen bij een eerste kennismaking, deskundig begeleid door de vertaling van Paul Claes, die voor zijn vele en diverse vertaalwerk nu al bijna als een instelling van openbaar nut mag beschouwd worden. De fraaie uitgave door Damon is de achtste in de reeks Monobiblos met poëziebundels uit de Griekse en Romeinse oudheid.


    Categorie:poëzie
    17-08-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spinoza- gedicht, Stefan Zweig

    Spinoza

    Traumsilbernacht… Die schwarzen Fernen brausen,

    De Himmel wölbt sich blank und riesengroß.

    Viel Sterne glüh’n und helle Sterne sausen

    Aufblitzend in den dunklen Mutterschoß

    Des Alls, das ihre Wucht in Staub zerschellt –

    Und jeder Stern war ein Bruderwelt,

     

    War eine Welt in Chor der Myriaden,

    Ein wirr-verlor’ner Klang de Harmonie,

    Und wie die Weine reich an Lebensgnaden,

    Und war dereinst wie Du und Du wie sie,

    In schwüler wetterbanger Schöpfungsnacht

    Von Traum des Allseins sehnend aufgewacht.

     

    Und wieder ist ihr Pfad zum All gegangen,

    In dem ihr Keim bei Deinem einstmals schlief,

    Ihr Sterbenstrieb war eins mit dem Verlangen

    Das heute Dich von blassen Träumen rief

    Hinaus zur sternenübersäten Nacht zu geh’n,

    Um Dich in Weltenwenden selbst zu seh’n.

     

    Stefan Zweig, Wien, in Die Welt, 1901

     

     

    Spinoza

     

    Droomzilvernacht… De zwarte verten bruisen,

    De hemel bulkt kleurloos en reuzengroot.

    Veel sterren gloeien en helle sterren suizen

    Opflitsend in de donkere moederschoot

    Van het Al, dat zijn kracht in stof verbreekt –

    En in elke ster een broederwereld ontsteekt

     

    Die een wereld is in het koor der myriaden,

    Een war-verloren klank der harmonie,

    En zoals wijnen rijk aan levensgenaden,

    En was eenmaal zoals gij en gij zoals die,

    In de zwoele weerbevreesde scheppingsnacht

    Door de droom van het Al-zijn smachtend verwacht.

     

    Uw weg naar het Al is weer aangevangen,

    Waar zijn kiem ooit bij de uwe sliep,

    Uw doodsdrift was één met het verlangen

    Dat uit bleke dromen u heden opriep

    Naar buiten in de bonte sterrennacht te gaan,

    Om uzelf in de wereld-wende te zien staan.

     

    Vertaling © 2023 Karel D’huyvetters

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    10-08-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera

    Federico Garcia Lorca, Poema del Cante Jondo, [1921], 1931

     

    Prent van la Petenera

     

    Voor Eugenio Montes

     

    Doodsklok

     

    Op de gele

    toren

    luidt een klok.

     

    Op de gele

    wind

    zetten de klokslagen in.

     

    Op de gele

    toren

    stokt de klok.

     

    De wind maakt met het pulver

    stevens van zuiver zilver.

     

     

    Weg

     

    Honderd rouwende ruiters

    waar gaan ze heen

    onder de doodse hemel

    van de sinaasappelgaard?

    Noch in Cordoba noch in Sevilla

    komen ze aan.

    Noch in Granada dat smacht

    naar de zee.

    Die slaapdronken paarden

    brengen hen

    naar het labyrint van de kruisen

    waar het gezang trilt.

    Met zeven zuchten vernageld

    waar gaan ze heen

    de honderd Andalusische ruiters

    van de sinaasappelgaard?

     

     

    Zes snaren

     

    De gitaar

    doet de dromen wenen.

    Het snikken van de verloren

    zielen

    ontsnapt aan haar ronde

    mond.

    En zoals de tarantula

    weeft ze een grote ster

    om de zuchten te vangen

    die drijven in haar zwarte

    houten ruim.

     

     

    Dans

     

    In de tuin van la Petenera

     

    In de nacht van de tuin

    dansen

    zes gitana’s

    in het wit gekleed.

     

    In de nacht van de tuin

    gekroond

    met papieren rozen

    en akkerscherm.

     

    In de nacht van de tuin

    schrijven

    hun paarlemoeren tanden

    de zwartgeblakerde schaduw.

     

    En in de nacht van de tuin

    worden hun schaduwen langer

    en reiken tot aan de purperen

    hemel.

     

     

    De dood van la Petenera

     

    In het witte huis sterft

    de ondergang van de mensen.

     

    Honderd hitten caracoleren

    hun ruiters zijn dood.

     

    Onder de huiverende

    sterren van de olielampen

    siddert haar moiré rok

    tussen haar koperen dijen.

     

    Honderd hitten caracoleren

    hun ruiters zijn dood.

     

    Lange aanscherpte schaduwen

    komen van de duistere horizon

    en de bassnaar van een gitaar

    breekt.

     

    Honderd hitten caracoleren

    hun ruiters zijn dood.

     

     

    Falseta

     

    Ai, gitana petenera!

    Ai, ai gitana petenera!

    Geen brave meisjes

    op je begrafenis.

    Meisjes die hun lange lokken geven

    aan de dode Christus

    en witte mantilles dragen

    op de feestdagen.

    Je begrafenis was er een van sinistere

    lieden.

    Lieden met het hart

    in de kop

    die je wenend volgden

    door de stegen.

    Ai, gitana petenera!

    Ai, ai gitana petenera!

     

     

    De profundis

     

    De honderd verliefde ruiters

    slapen voor altijd

    onder de droge aarde.

    Andalusië heeft

    lange rode wegen.

    Cordoba groene olijfbomen,

    plaats voor honderd kruisen

    om hen te gedenken.

    De honderd verliefde ruiters

    slapen voor altijd.

     

     

    Doodsklokgebeier

     

    Op de gele

    torens

    luiden de klokken.

     

    Op de gele

    wind

    zetten de klokslagen in.

     

    Langs een weg gaat

    de dood, gekroond

    met verslenste oranjebloesems.

    Ze zingt en zingt

    een lied

    op haar witte vihuela

    en zingt en zingt en zingt.

     

    Op de gele torens

    stokken de klokken.

    De wind en het pulver

    maken stevens van zuiver zilver.

     

     

    Vertaling © 2023 Karel D’huyvetters

     

     


    Categorie:poëzie
    07-07-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.G. Apollinaire, Le suicidé

    LE SUICIDÉ


    Trois grands lys Trois grands lys sur ma tombe sans croix
    Trois grands lys poudrés d’or que le vent effarouche
    Arrosés seulement quand un ciel noir les douche
    Majestueux et beaux comme sceptres des rois
     
    L’un sort de ma plaie et quand un rayon le touche
    Il se dresse sanglant c’est le lys des effrois
    Trois grands lys Trois grands lys sur ma tombe sans croix
    Trois grands lys poudrés d’or que le vent effarouche
     
    L’autre sort de mon cœur qui souffre sur la couche
    Où le rongent les vers L’autre sort de ma bouche
    Sur ma tombe écartée ils se dressent tous trois
    Tout seuls tout seuls et maudits comme moi je crois
    Trois grands lys Trois grands lys sur ma tombe sans croix

    Guillaume Apollinaire, Le Guetteur Mélancolique, Poèmes divers (1900-1917), Gallimard, 1952

     

    Na mijn zelfdoding

    Drie lange lelies Drie lange lelies op mijn graf zonder kruis

    Drie lange lelies goudbepoederd die de wind wild verschrikt

    Enkel besproeid als een zwarte hemel hen soms verkwikt

    Majestatisch mooi als scepters van een koningshuis.

     

    De ene komt uit mijn wonde en als een straal haar opschrikt

    Richt ze zich bloedend op de lelie van het angstgedruis

    Drie lange lelies Drie lange lelies op mijn graf zonder kruis

    Drie lange lelies goudbepoederd die de wind wild verschrikt

     

    De andere komt uit mijn hart dat op de kale planken snikt

    Waar de wormen eraan knagen De andere uit mijn mond verstikt

    De drie richten zich op over mijn verscheiden planken wambuis

    Heel alleen heel alleen en verdoemd en ik me dunkt incluis

    Drie lange lelies Drie lange lelies op mijn graf zonder kruis

     

    Vertaling Karel D’huyvetters © 2023


    Categorie:poëzie
    30-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15

    Astérix (deel 1)

    Intro

    Van jongs af groeide ik er mee op, met strips. Tussen mijn zesde en twaalfde kreeg ik voor mijn verjaardag een Suske en Wiske en met Sinterklaas mocht ik in de Grand Bazar aan de Groenplaats of in de Innovation aan de Meir een album van Kuifje kiezen. Van de Suske en Wiske’s herinner ik er mij maar drie: Bibbergoud, De stalen bloempot en De Tartaarse helm. De albums van Kuifje ken ik nog alle zes: De scepter van Ottocar, het tweeluik Het geheim van de Eenhoorn en De schat van Scharlaken Rackam, De krab met de gulden scharen, De zonnetempel en Raket naar de maan.

    Als volwassene ben ik strips blijven lezen. Het beeldverhaal voor volwassenen is ondertussen een aparte kunstvorm geworden. Denk maar aan wat de Hasselaar Brecht Evens maakt. Toen ik in Brussel ging werken leerde ik ‘la bande dessinnée’ kennen. Na zes jaar middelbaar onderwijs à rato van zes uur per week Frans was ik niet in staat een fatsoenlijk gesprek in die taal te voeren. De tekst in de ballonnetjes van beeldverhalen is spreektaal, geen betere manier om gesproken Frans onder de knie te krijgen. Het lezen van Astérix heeft mijn parate kennis van het Frans een vlucht gegeven.

    In de buurt waar ik werkte, waren er vier à vijf stripwinkels. Daar bevoorraadde ik mij. Eén van de stripwinkels heette La Bande des Six Nez. Goed gevonden, de scenarioschrijver van Astérix waardig. Ze zijn van een superieure kwaliteit, vind ik, de scenario’s van René Goscinny, en de tekeningen van Albert Uderzo zijn goddelijk. Ik word het nooit moe van ernaar te kijken en plezier te scheppen in de taal- en visuele gags van het creatieve duo.
    Iets van dat enthousiasme probeer ik over te brengen. Ik zal mij beperken tot de albums waar Goscinny het scenario voor schreef. Dat zijn er vierentwintig. Maar eerst iets over de auteurs.

    De auteurs en hun reeks

    René Goscinny is geboren in 1926 in Parijs waar zijn ouders, Poolse joden, mekaar hadden leren kennen. Hij verblijft in Argentinië en de Verenigde Staten, maar keert na de oorlog terug naar Frankrijk voor zijn legerdienst.
    Albert Uderzo is geboren in 1927 in Fismes, in de buurt van Reims. Zijn ouders waren Italiaanse immigranten die in 1934 het Frans staatsburgerschap verkregen.

    Goscinny en Uderzo leren mekaar kennen in 1951, het begin van een langdurige samenwerking. Hun meest bekende reeks is Astérix, maar het is niet de enige. Goscinny werkt ook samen met Morris aan albums van Lucky Luke. Hij overlijdt in 1977 aan een hartaanval in een Parijs ziekenhuis… tijdens een inspanningstest. Uderzo is in 2020 thuis overleden, eveneens aan een hartaanval.

    Na de dood van Goscinny gaat Uderzo alleen verder. Hij maakt nog acht albums waarvoor hij zelf het scenario schrijft. Ze zijn niet zó goed als die van Goscinny, vind ik, maar diens spitse humor is nog sterk voelbaar. De jarenlange samenwerking heeft blijkbaar voor een soort symbiose gezorgd. Dat is, naar mijn smaak, niet meer het geval vanaf 2013 wanneer de reeks is verkocht aan Hachette en een ander duo het overneemt.

    De reeks
    Astérix is de best lopende Europese stripreeks. Verdeeld in zeventig landen, vertaald in honderd talen inbegrepen het Esperanto, het Latijn en verschillende streektalen zoals het Fries, het Limburgs en het Twents voor Nederland, het Bretoens en de Langue d’Oc voor Frankrijk en meerdere Duitse streektalen. Wereldwijd zijn er al driehonderdvijftig miljoen exemplaren verkocht.

    Het begint nochtans bescheiden. Het eerste album Astérix le Gaulois verschijnt in 1961 op zesduizend exemplaren. Maar dan gaat het snel in stijgende lijn. Van het vierde album Astérix gladiateur worden er honderdvijftigduizend gedrukt. De oplage van het achtste album Astérix chez les Bretons bedraagt vierhonderdduizend en het negende Astérix et les Normands 1,2 miljoen. Daarna ligt de oplage nooit meer onder het miljoen.
    Het laatste album waar Goscinny aan meewerkt is Astérix chez les Belges. Uderzo moet het alleen afmaken en dat heeft even geduurd, want het verschijnt pas in 1979, twee jaar na de dood van Goscinny.

    Alle albums zijn in het Nederlands vertaald, maar ik heb er slechts een viertal. Ik ben de Franse uitgaven blijven kopen, ook toen ik ze niet meer nodig had om Frans te leren. De titels geef ik in het Frans weer, zo ook de namen van de personages, want daar zit heel veel humor in. Hier en daar haal ik er een geestige Nederlandse vertaling bij.

    De historische (sic) context
    Op bladzijde drie van elk album staat een kaart van het door de Romeinen als provincie ingelijfde Gallië. We zijn in vijftig voor Christus (voor de vrijzinnigen: vijftig voor het jaar nul).
    Is heel Gallië door de Romeinen bezet? Nee hoor. Een klein dorpje in het uiterste Westen van Bretagne ‘résiste encore et toujours à l’envahisseur’. Daarom is het omringd door Aquarium, Laudanum, Petibonum en Babaorum (Adfundum in het Nederlands, goed gevonden), vier Romeinse legerkampen waarvan de legerleiding en de soldaten er niet in slagen de onoverwinnelijke Galliërs van het dorp onder de knoet te krijgen. Hoe komt dat? Haha, door een toverdrank die hen een bovenmenselijke kracht geeft!
    De historische correctheid van sommige gebeurtenissen in de verhalen moet je met een korrel zout nemen. Een kniesoor die daarover valt.

    De hoofdpersonages

    Astérix
    Uderzo wou hem graag groot en sterk, maar Goscinny zag dat anders. Hij moest slim, vindingrijk en ondernemend zijn om alle avonturen tot een goed einde te brengen, maar klein van stuk, eerder een antiheld dan een superman, want hij heeft de toverdrank nodig om te slagen in wat hij onderneemt. Meestal trekt hij het avontuur op gang, neemt de leiding op zich of heeft een schitterend idee om een dreiging af te weren en de Romeinen of andere snoodaards een hak te zetten. Zo is hij het die er opkomt dat ze als Galliërs aan de Olympische Spelen kunnen deelnemen want ‘Wij zijn ook Romeinen!!!’. ‘Da’s juist’ zegt de druïde, ‘we zijn door César ingelijfd in het Romeinse Rijk’. Heel het dorp, enfin het mannelijk gedeelte, mee naar Griekenland en iedereen blij want met de toverdrank kunnen ze niet verliezen… dénken ze. Het pakt anders uit, want een stimulerende substantie innemen is verboden. Maar in een speciale race (alleen voor Romeinen die immers nog niets hebben gewonnen) luist Astérix de corrupte concurrentie erin en hij verovert de palm.

    Obélix
    Op de boezemvriend van Astérix kon Uderzo zijn behoefte aan een grote sterke figuur botvieren. Meer dan dubbel zo groot als (dan?) Astérix en drie keer zo dik, omdat hij niet genoeg krijgt van everzwijn eten. Maar o wee wie zegt dat hij dik is. ‘Je ne suis pas gros! Un peu fort peut-être, mais pas gros!’ Als kind is hij in de ketel met toverdrank gevallen, waardoor de effecten bij hem permanent zijn (bij de anderen zijn ze slechts tijdelijk). Hij heeft weinig besef van zijn kracht, want hij staat altijd mee in de rij om ook toverdrank te krijgen (‘ik voel mij een beetje zwakjes’) en is verontwaardigd als de druïde hem wandelen stuurt. Klopt hij op een deur, dan is die in gruzelementen. Hij heeft graag veel Romeinen om een pak rammel te geven, maar ook weer niet té veel, want Romeinen zijn lijk oesters, ‘als je er te veel van eet, blijven ze op je maag liggen’ (hij eet ze dan ook met schelp en al). Slagzin van Obélix: ‘Ils sont fou ces Romains’, in het Nederlands ‘Rare jongens, die Romeinen’. Hij is zonder meer de grappigste figuur van het hele pak. Omdat hij niet van de slimste is, begrijpt hij niet altijd wat er gebeurt en dat vindt hij niet fijn. ‘Mij wordt nooit iets uitgelegd. Ik ben hier maar voor de decoratie’. En het stoort hem weleens dat Astérix het altijd beter weet, met kletterende ruzies als gevolg (dialogen in grote vette zwarte letters). Geen nood, ze leggen het altijd weer bij.

    Panoramix
    Hij is de eerbiedwaardige druïde van het dorp. Met zijn gouden snoeimes snijdt hij de maretak waarmee hij toverdranken maakt. Zijn succesnummer is de drank die een bovenmenselijke kracht geeft, maar hij heeft nog veel meer in petto. In het eerste album probeert de centurion van Petitbonum het geheim van de toverdrank te achterhalen door Panoramix gevangen te nemen en hem te dwingen hem voor hem klaar te maken. Wat uiteraard niet lukt. De druïde speelt een spelletje met het verlangen van de Romein om zelf onoverwinnelijk en de machtigste van het Rijk te worden. Hetzelfde thema herhaalt zich in het derde album Astérix chez les Goths wanneer een commando Oosterburen Panoramix ontvoert en de auteurs ook hier de machtswellust in de kijker zetten, niet alleen als persoonlijke ambitie, maar als een nationale trek. Het zou nu wellicht niet meer mogen.

    Abraracourcix
    Hij is de chef van het dorp. Gewaardeerd oud-strijder van belangrijke veldslagen met de Romeinen, waaronder de glorierijke overwinning van Gergovie en de smadelijke nederlaag van Alésia (grote zwarte letters: ‘Alésia? Ken ik niet! Weet niet waar Alésia ligt! Niemand weet waar Alésia ligt! / Commentaar van de auteurs: betreurenswaardig chauvinisme dat door de eeuwen heen is blijven bestaan, want nu weten we heden ten dage nog altijd niet waar Alésia ligt). Hij heeft slechts van één ding schrik, ‘dat de hemel op mijn kop valt’. Als chef verplaatst hij zich op een schild gedragen door twee van zijn onderdanen. Niet zonder problemen. De deuropening van het huis van de chef is nogal laag, als ze ‘en vitesse’ in of uit moeten en de dragers zich niet bukken… Je ziet het gebeuren, hé!
    ‘Uit mijn ogen, stommeling’, brult hij tegen een van zijn dragers wanneer die een ambetante opmerking maakt. Het volgende plaatje ligt hij tegen de grond. In een ander album heeft hij er genoeg van en ontslaat hij zijn dragers. ‘Hij was nochtans goedgezind vanmorgen’ zeggen die tegen Astérix en Obélix. ‘Kijk wat een mooi weer het is, zei hij’. ‘Maar toen wij naar de hemel keken, was de chef daarna niet meer op zijn schild. Hij heeft ongelijk om zich van de steun van de basis te vervreemden’. Soms moet hij helpen in het huishouden. Zo zien we hem aan het begin van een verhaal, op zijn schild, duidelijk tegen zijn zin, met enkele emmers in de handen, aangemaand door zijn vrouw om water te halen voor de was waarmee ze bezig is, getuige de schuimende wastobbe. Een andere keer staat hij, zichtbaar misnoegd, op zijn schild, zijn dragers puffend, want ze torsen niet alleen hun chef, maar ook al de boodschappen die hij in zijn handen heeft.

    Assurancetourix
    Geliefd is de bard, dat wel, behalve als hij zingt, want dan gaat iedereen lopen of legt iemand, meestal de smid, hem het zwijgen op, vaak preventief. ‘Stelletje barbaren’ brult hij wel eens ‘jullie begrijpen niets van mijn kunst’. In album vier, Astérix gladiateur,ontvoeren de Romeinen hem in opdracht van een hooggeplaatste pief die hem als onoverwinnelijke Galliër cadeau wil geven aan Jules César. Als hij begint te zingen in de arena wordt hij afgevoerd, want zowel het publiek als de roofdieren slaan in paniek op de vlucht. Soms is hij nuttig. Bijvoorbeeld om te zorgen dat er plaats vrij komt in de Griekse herberg die volzet is omwille van de Olympische Spelen (een groep Wisigothen heeft zich gauw uit de voeten gemaakt maken toen hij begon te zingen). Als dank zit hij aan het eind van het verhaal mee aan het banket. Dat is heel uitzonderlijk, want meestal is hij, gemuilkorfd, vastgebonden aan een boom terwijl de anderen feest vieren. Toch duldt het dorp niet dat hem onrecht wordt aangedaan. Daar speculeert Astérix op wanneer hij de Romeinen wil verdrijven uit het Romeinse domein dat in de nabijheid van het dorp is gebouwd en dat hun eenheid dreigt te verbreken. Met een list heeft Astérix de bard een kamer in het gebouw laten betrekken. Maar wanneer die ’s nachts zijn liederen begint te oefenen verlaten de volgende dag alle Romeinse bewoners het luxeverblijf en wordt Assurancetourix buiten gesmeten. ‘De Romeinen hebben een van ons verjaagd. Gaan we dat accepteren?’ roept Astérix. ‘Jamais!’ is het antwoord. Het vervolg laat zich raden: het hele dorp bestormt eensgezind ‘le domaine des dieux’ en verjaagt de soldaten die er zijn ingetrokken. Ook deze keer mag de bard mee feest vieren, al staat zijn harp wel buiten handbereik.

    Contacten met andere volkeren

    Astérix en Obélix maken tijdens hun avonturen kennis met andere volkeren en al hun eigenaardigheden. Goscinny en Uderzo schuwen de clichés en de stereotypen niet.

    De Gothen
    Vierendelen, radbraken, koken in de olie… voor de pret in de arena zijn ze even inventief als de Romeinen. Astérix en Obélix bevrijden de ontvoerde Panoramix. Hij geeft alle Goten die hij tegenkomt een beetje toverdrank zodat Téléféric, Electric, Casseurdebric, Satiric, Histéric en anderen mekaar bekampen om de sterkste te zijn. ‘Zolang ze dat onderling blijven doen, duurt het nog eeuwen voor ze eraan denken om hun buren binnen te vallen’ monkelt Panoramix.  

    De Egyptenaren
    Een volk van piramidebouwers, maar een paleis bouwen voor -joli nez- Cléopatra, hó maar. De architect die de opdracht krijgt, roept de hulp in van Panoramix. Want Cléopatra (quel nez!) is het gejen van César beu en wil bewijzen dat haar volk nog tot grootse dingen in staat is. Het lukt dankzij de toverdrank en het pareren van de tegenwerking van een jaloerse concurrent-architect. Gelukkig maar, voor de leeuwen gooien kennen ze niet, maar aan de krokodillen voeren wel. Bij het afscheid zegt Astérix tegen Cléopatra ‘Als u in Egypte eens wat anders wilt bouwen, een kanaal tussen de Middellandse en de Rode Zee bijvoorbeeld, kunt u altijd beroep doen op iemand van bij ons, par Toutatis!’

    De Britten
    Obélix vindt dat ze raar praten. Ze zeggen niet potion magique maar magique potion. Maar hij leert snel bij. ‘Vous avez vu mon chien petit?’ vraagt hij aan Jolitorax die bij de Galliërs om hulp komt bedelen. Hun eet- en drinkgewoonten vindt hij maar niks. Warm water met een wolkje melk, lauw bier, everzwijn met een muntsaus (‘arm beest!’). Maar de Britten zijn even argwanend naar de overzeese keuken. ‘Er zit toch geen look in die toverdrank, mag ik hopen?’ Nee hoor, Astérix heeft er het kruid in gedaan dat hij bij Panoramix had zien liggen en meegenomen. ‘Wat was dat eigenlijk’ vraagt hij als hij terug thuis is. ‘O, een plant uit verre landen’. ‘En hoe heet die?’ … ‘Thee!’.

    De Noormannen
    Vele eeuwen te vroeg landt een drakar met woestelingen uit het Noorden op de Bretoense kust, vlakbij het dorp van de onoverwinnelijke Galliërs. Ze zijn op zoek naar iets wat ze nog niet kennen: angst. Die geeft vleugels en dan kan je vliegen, hebben ze van horen zeggen. Het is onverdraaglijk dat ze dat niet kunnen. Abraracourcix maakt zich vrolijk om hun namen. Niet te geloven, ze eindigen allemaal op -af: Grossbaf, Cinématograf, Dactilograf, Sténograf, Complètementpaf. ‘Hahaha, grappig hé Panoramix, Assurancetourix, Aventurépix, Allégorix?’ Astérix heeft het lumineuze idee om de bard een ‘homme-spectacle’ te laten geven voor de Noormannen. Zijn gezang jaagt hen de stuipen op het lijf en vierklauwens maken ze zich uit de voeten.

    De Grieken
    Ze zijn zeer gastvrij. Als de Galliërs aan de hotelbaas vragen of hun everzwijnen er ook nog bij kunnen, want het hotel zit vol, antwoordt die vriendelijk ‘Nous acceptons les petites bêtes dans l’auberge’. En knappe vrouwen! De oudste van het dorp, Agecanonix, krijgt er niet genoeg van, maar er lang naar kijken is hem niet gegund. ‘Met die georganiseerde reizen ben je nooit vrij om te doen wat je wilt’ moppert hij. ‘s Avonds in een Griekse taverne demonstreert hij Gallische dansen aan de Grieken en doet hij goed mee met hun sirtaki. ‘Dat heeft me tien jaar… hips …jonger gemaakt’ lalt hij als ze weer op straat staan. ‘Dan ben je nog altijd drieëntachtig’ zegt Astérix ‘en je moet nu naar bed, want morgen is het vroeg dag’.

    De Spanjaarden
    Een fier volk. Olé! En een vakantieland. De koers van de sesterce is voordelig, hoewel de prijzen stijgen (ze zijn ook niet gek, die Iberiërs), maar er is altijd zon. Aan de grens staan ze in de rij met hun ‘rijdende huisjes’, Galliërs én Goten. In een Andalousische herberg bestaat het dagmenu uit worst met kool en spek en bier. Astérix en Obélix kamperen bij zigeuners en leren zingen en dansen, de nacht lang. Geen leeuwen in de arena, maar een grote pikzwarte stier. Astérix houdt hem aan de praat met een rode cape die in de arena is gevallen en introduceert zo het beroep van torero (noot van de auteurs: en niet toreador zoals verkeerdelijk wordt gezegd). Spaanse namen zijn ofwel een heel menu zoals Soupalognon y crouton of een bekend lied als Dansonsurlepon y davignon.

    De Zwitsers
    ‘Probeer er goed doorvoed uit te zien, dan val je minder op’ zegt Petisuix tegen Astérix en Obélix als ze door Geneva lopen. ‘Goed doorvoed, goed doorvoed’ bromt Obélix ‘van al die kaas met gaten zeker!’ Petisuix is een herbergier die de tijd aangeeft door elk uur heel hard coucou teroepen, tot grote ergernis van zijn gasten. De Romeinse elite ergert zich dan weer blauw aan de manie van de Zwitsers om alles proper te houden want ‘… een orgie moet smerig zijn, stop met frotten, par Jupiter!’. Astérix en Obélix moeten de bergen in om edelweiss te plukken. Hoe kan dat met Obélix die, té veel wijn gedronken, zijn roes uitslaapt? Astérix stelt voor om alle medeklimmers én Obélix met touw aan mekaar vast te maken. (Commentaar van de auteurs: en zo ontstond later een techniek die heden ten dage nog wordt toegepast).

    De Corsicanen
    ‘Wij zullen pas een keizer aanvaarden als hij een van ons is’ zegt Ocatarinetabellatchitchix aan het eind van het verhaal met zijn rechterhand ergens ter hoogte van zijn linkerborst (heb j’ hem?). Onbuigzaam en onverstoord zijn ze. De verbannen chef Ocatarineta… (enzovoort) wil zijn siësta niet onderbreken, zelfs niet als de centurion van Babaorum hem vrijlaat, want die vreest de traditionele aanval van de Gallische buren om de verjaardag van de overwinning van Gergovie te vieren. Trots ook. Hij raakt het everzwijn niet aan op het feest na de stormloop op het kamp. ‘Het is me aangeboden uit meelij’. ‘Niks van, ik eet het wel op als je het niet wilt’ zegt Obélix. ‘ ‘k Heb je gekwetst. Je bent trots en lichtgeraakt. Tu me plais, petit’, en hij eet mee. Waarop Obélix met zijn vingertje omhoog vraagt ‘nog een everzwijn, par pitié’.

    Indianen en Vikings
    Onze helden zijn bij stormweer met hun vissersboot uit de koers geraakt en stranden op een ongekende kust. In de plaats van everzwijnen vinden ze er ‘glouglous’ en beren. Ook lekker. De inwoners van het vreemde land waarderen hun kracht en hun manier van jagen. Ze willen dat ze blijven en hun chef biedt Obélix zijn dochter aan. Dat is meer dan een brug te ver voor onze celibatair. Ze geraken weg met een Vikingboot onder leiding van Kerøsen, de visionair op zoek naar nieuw land, en Åvånsen, de scepticus. Astérix verstaat geen snars van hun taal. ‘Met al die ˚ en  ̷  ook’ moppert Obélix. ‘Misschien zet ik ze niet op de juiste plaats’ oppert Astérix. Eenmaal bij de Vikings kunnen Astérix en Obélix ontsnappen, tijdens de onvermijdelijke bagarre, samen met een Gallische visser die de Vikings gevangen namen.

    De Belgen
    ‘De dappersten aller Galliërs’ zei Jules. ‘Da’s gelogen’ tiert Abraracourcix en hij wil het ter plekke rechtzetten. ‘Ga maar mee’ fluistert Panoramix tegen Astérix en Obélix ‘want anders komen er vodden van’. De Belgen die ze weldra ontmoeten spreken Frans ‘met haar op’ maar onze helden zijn erger gewoon. ‘Het is hier nogal plat’ zegt Abraracourcix tegen chef Geuselambix. ‘Oué, dans ce plat pays qui est le mien, nous n’avons que des oppidums pour uniques montagnes’. Hij nodigt hen uit om te komen eten (‘Alors, vous venez avec?). Zijn vrouw Nicotineke tovert een ‘sobere’ maaltijd op tafel. Obélixeke is razend enthousiast.  ‘Welterusten Astérixeke’ zegt hij later. ‘Welterusten Imbécieleke’ krijgt hij als antwoord.

    De Romeinen
    Met de Romeinse bezettingsmacht hebben Astérix en Obélix bijna dagelijks te maken als ze op everzwijnenjacht gaan in het bos. De klappen die ze uitdelen zijn niet te tellen. Obélix heeft een spelletje bedacht: Romeinse helmen verzamelen. Als ze een tijdje geen Romein zien, is Obélix niet content. Hij snapt niet dat de Romeinen het niet prettig vinden om in mekaar geslagen te worden.

    En het contact met de gewone Romeinse burgers en hun gewoonten? Als ze in Rome zijn om de bard te bevrijden bezoeken Astérix en Obélix een badhuis. ‘Het is hier zo warm’ zegt Obélix ‘waarom zetten ze geen raam open?’ In het massagesalon is het prijs. De masseur geeft Astérix en pets op de billen en krijgt een uppercut. ‘Blijf van mijn masseurs af, ze zijn heel duur’ roept de uitbater. ‘Hij is begonnen’ riposteert Astérix. ‘Da’s waar, ik heb het gezien’ vult Obélix aan. 

    O ja, de namen van de Romeinen eindigen op -us, soms kort als Langélus, Sacapus of Roidprus, soms lang als Fleurdelotus, Hotelterminus, Plutoqueprévus, Absolumentexclus, Gazpachoandalus of Encorutilfaluquejelesus.

    Namen als taalspel

    Alle Gallische namen eindigen op -ix, dat hebt u door. De vrekkige, corrupte en met de Romeinen collaborerende chef van een Gallische stam heet Moralélastix (‘Maar ik laat de Romeinen altijd het dubbele betalen voor mijn producten!’). Amnésix is een collega-druïde van Panoramix. Een gokker/afzetter op de wagenrennen heet Distributiondéprix, en Catédralgotix is een schooljongen die dringend pipi moet doen. Als Obélix personeel nodig heeft om voor hem menhirs te kappen of everzwijnen te jagen roept hij Monosyllabix, Petitélégrafix, Harenbaltix en Choucroutgarnix.
    De Nederlandse vertaling van de naam van de bard is beter dan het origineel: Kakafonix. Maar het toppunt van vertaalcreativiteit is de naam van de Corsicaanse chef die in het Frans verwijst naar een lied. In het Nederlands wordt het Ozewiezewozewiezewallakristallix.

    Figuralégoric is een Goot die dienst wil nemen in het Romeinse leger, maar wordt afgekeurd… want  te mager. De namen van de Egyptenaren eindigen op -is zoals Misenplis, Tournevis en Courdeténis. Grieken heten Mixomatos, Calvados, Scarfas of Plexiglas.

    Tijdens de rugbymatch in Astérix et les Bretons is Ipipourax de aanmoedigingskreet van het publiek voor één van de spelers. Andere bewoners van het eiland heten Jolitorax, Relax, of Faupayélatax, allemaal eindigend op -ax dus. Eén uitzondering, de naam van de chef die weerstand biedt aan de Romeinen is… Zebigbos.

    Een volgende keer meer.                                                                                     

    Hugoke D’hertefeltix

    Hasselt, juni-juli 2021.


    Categorie:poëzie
    16-05-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14

    Thomas Gray
    Vader van de kerkhofpoëzie

    Hugo D’hertefelt
    Hasselt, juni 2021

    Proloog

    In november 2007 begon Luk Cluysen, dirigent van het Hasselts Omroerkoor, met het aanleren van The Curfew. Hij had het lied gevonden op de website van Koor & Stem. Het was een oude tekst, want bovenaan de partituur stond de naam Thomas Gray en tussen haakjes (1716-1771). Er zaten in het repertoire nog wel enkele oude teksten, maar meestal zongen we toch hedendaagse liederen. De melodie was niet gemakkelijk, maar wel heel mooi. We zongen het lied graag. Maar waarover ging het? Dat werd mij pas duidelijk toen ik thuis in een van de vele dichtbundels van H. de tekst vond en vaststelde dat het de twee eerste strofen waren van een heel lang gedicht[1]. Kende Luk het hele gedicht? Wist hij dat Gray het opnam voor de armen? In de twee eerste strofen is daar niet veel van te merken. Pas als je het gedicht in zijn geheel leest, ontdek je maatschappijkritische toon die perfect past in de visie van het Omroerkoor.

    Wie was Thomas Gray?

    Thomas Gray was de vijfde van twaalf kinderen, maar de enige die de kindertijd overleefde. Zijn vader was een klerk, zijn moeder hoedenmaakster. De vader was nogal ruw en labiel en zijn vrouw  verliet hem. Thomas bleef bij zijn moeder. Zij slaagde erin om hem een goede opleiding te geven aan Eton College en in Cambridge, waar twee ooms zich over hem ontfermden. Op zijn reizen na bleef Gray zijn hele verdere leven in Cambridge.
    Gray begint gedichten te schrijven na de dood van zijn vader in 1741. Heel productief is hij niet. In heel zijn leven heeft hij niet meer dan 1000 regels geschreven, maar toch wordt hij beschouwd als de tweede belangrijkste Engelse dichter van de achttiende eeuw, na Alexander Pope.

    The Eligy

    Zijn meest bekende gedicht is Eligy Written in a Country Churchyard (Elegie, geschreven op een dorpskerkhof), gepubliceerd in 1750. Hij zou het geschreven hebben op de begraafplaats van Stoke Poges in Buckinghamshire, waar hij zelf begraven ligt naast zijn moeder.
    Door The Eligy noemt men hem de vader van de kerkhofpoëzie. 
    Het gedicht telt 32 kwatrijnen (strofen van vier regels). Elke regel telt tien lettergrepen. Deze versvorm is typisch voor de neoklassieke Engelse poëzie.
    In zijn geheel toont het de overgang van de neoklassieke naar de romantische dichtkunst want het gedicht is een mijmering over de dood. Niemand kan aan de dood ontsnappen, ook de rijken en de hogere standen niet, noch de mensen met veel kennis en ambitie. Het heeft dus geen zin om neer te kijken op de eenvoudige lieden die op het kerkhof begraven liggen. Ook zij waren van belang voor hun omgeving en hun familie en onder hen bevonden zich wellicht mensen met grote mogelijkheden, die zij op hun manier hebben waargemaakt.

    De belangstelling van Gray voor de arme bevolking wijst vooruit naar de romantiek. Het hele gedicht is één groot pleidooi om meer aandacht voor de armen, wat ze betekenen voor de samenleving en is een aanklacht tegen de inperking van hun mogelijkheden. Een arme had misschien een Milton of een Cromwell (liefst minder bloeddorstig!) kunnen worden als hij kansen had gehad.
    In zijn tijd bestond het woord kansengroepen nog niet, maar Gray schreef er wel een gedicht over.

    Hieronder enkele strofen die illustreren dat hij de rijken een toontje lager wil doen zingen.

     

    Let not Ambition mock their useful toil,

    Their homely joys and destiny obscure;

    Nor Grandeur hear, with a disdainful smile,

    The short and simple annals of the poor.

     

    The boast of heraldry, the pomp of power,

    And all that beauty, all that wealth e’er gave,

    Awaits alike the inevitable hour.

    The paths of glory lead but to the grave.

     …

    But Knowledge to their eyes her ample page

    Rich with the spoils of time did ne’er unroll;

    Chill Penury repressed their noble rage,

    And froze the genial current of the soul.

    Some village-Hampden that with dauntless breast
    The little tyrant of his fields withstood;

    Some mute inglorious Milton here may rest,

    Some Cromwell guiltless of his country’s blood.

     

     Dat Eerzucht niet hun nuttig werk veracht’,

    hun huisvreugd en hun lot, al is ’t banaal;

    noch Stand beluist’re met een kille lach

    van d’armen ’t simpele geschiedverhaal.

     

    Gepoch op voorgeslacht, de praal van macht,

    en al wat schoonheid, al wat rijkdom bracht,

    wacht evengoed het onontkoombaar uur.

    Het pad van glorie leidt slechts naar het graf.

    ….

    Maar Kennis heeft hun oog ’t geleerde woord

    rijk met de buit des tijds nimmer ontvouwd;

    de kille Armoe heeft hun vuur gesmoord,

    en ’t gulle stromen van hun bloed werd koud.

    Hier, naast een kleine Hampden, die wellicht
    de dorpstiran trad vreesloos tegemoet;

    een zwijgend’ onberoemde Milton ligt,

    een Cromwell onbesmeurd met burgerbloed?

     

    Het gedicht is nog altijd populair in Engeland en wordt vaak geciteerd. Heel wat poëzieliefhebbers kennen de eerste strofe uit het hoofd.

    Sommige kunstenaars gebruikten bepaalde regels uit het gedicht. Thomas Hardy, bijvoorbeeld, schreef in 1874 ‘Far From The Madding Crowd’, een roman die in 1967 werd verfilmd door John Schlesinger. De titel is gebaseerd op de regel Far from the madding crowd’s ignoble strife (ver van de strijd van ’t dolle stadsgewoel). Stanley Kubrick geeft aan zijn anti-oorlogsfilm de titel ‘The Paths of Glory’. Hij gebruikt een deel van de regel The paths of glory lead but to the grave.

    Het lied

    De eerste twee strofen van The Eligy zijn een lied geworden met als titel The Curfew.
    Hieronder de  originele tekst en de Nederlandse vertaling.

    The curfew tolls the knell of parting day,

    The lowing herd wind slowly o’er the lea,

    The ploughman homeward plods his weary way,

    And leaves the world to darkness and to me.

     

    Now fades the glimmering landscape on the sight,

    And all the air a solemn stillness holds,

    Save where the beetle wheels his droning flight,

    And drowsy tinklings lull the distant folds.

    De klok rouwt om ‘t verscheiden van de dag,

    het loeiend vee trekt sling’rend door de wei,

    de ploeger sjouwt vermoeid naar huis terug,

    en laat het rijk aan duisternis en mij.

     

    Nu dooft het schem’rig landschap voor ’t gezicht,

    de lucht is stille plechtigheid ten prooi,

    behalve waar de tor gonst in de lucht,

    getinkel sust de schapen in hun kooi.

     

    ‘The Curfew’ duidt op de avondklok. ‘To toll’ verwijst naar het luiden van de doodsklok, maar kan ook het afsluiten van de dag betekenen of het afscheid in ruimere zin. Met ‘the knell’ gebruikt de dichter nogmaals een synoniem voor de doodsklok en zet zo de toon voor de rest van het gedicht.

    The curfew of de avondklok werd door Willem de Veroveraar (1028- 1087) in het leven geroepen. Het woord komt van het Franse ‘couvre-feu’, ofwel doven van de vuren. Vanaf het luiden van de klok tot aan de dageraad moest iedereen binnen blijven.

    De componist  

    Stephen Storace is geboren in Londen in 1762. Hij was de zoon van een Italiaanse vader en een Engelse moeder. Hij groeide op in een muzikaal milieu. Zijn vader was componist en muzikaal directeur van een theater in Londen. Zijn zus Nancy was een bekende operazangeres. Hijzelf was al op jonge leeftijd een begaafd violist. Na de dood van de vader in 1782 trok moeder Storace met haar twee kinderen naar Wenen. Tijdens hun tweejarig verblijf schrijft Storace twee komische opera’s en zingt zus Nancy in Mozarts Figaro’s bruiloft.Terug in Londen werkt Stephen Storace voor het Drury Lane theater. Aanvankelijk schrijft hij Engelse versies van bekende opera’s. Later gaat hij meer de Mozart-toer op met diens Singspielstijl. Hij is heel productief en ook succesvol, maar er is weinig bewaard gebleven van de bijna twintig opera’s en muziekstukken die hij schreef.

    Omstreeks 1782 schreef hij acht canzonetta voor stem met begeleiding van harp of klavecimbel. The Curfew is daarvan het vierde. Als titel voor het lied nam Storace de eerste twee woorden van het gedicht. Het stuk staat in d, een toonaard die ook bij het Requiem van Mozart de dood evoceert.

    Storace stierf in 1796, amper 34 jaar oud, nadat hij tijdens een repetitie van zijn laatste muziekstuk een verkoudheid had opgelopen.

    De arrangeur

    Carl Van Eyndhoven bewerkte het lied voor vierstemmig koor. Over het algemeen laat hij de melodie van het oorspronkelijke lied onaangetast, het zijn de sopranen die ze zingen. De andere stemmen dienen als ‘vervanging’ van het begeleidingsinstrument. Enkel in het laatste deel schakelt hij tenoren en bassen in om even de melodie te vertolken. Carl Van Eyndhoven laat de sfeer van het origineel intact, maar maakt het zingbaar voor een koor.  

    Bronnen

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Elegy_Written_in_a_Country_Churchyard
    https://en.wikipedia.org/wiki/Elegy_Written_in_a_Country_Churchyard
    https://www.poetryfoundation.org/poets/thomas-gray
    https://en.wikipedia.org/wiki/Thomas_Gray
    https://en.wikipedia.org/wiki/Stephen_Storace

     

    [1] Menno Wigman en Rob Schouten, A Thing of Beauty. De bekendste gedichten uit de wereldliteratuur (Uitgeverij Bert Bakker, 2006). Daarin staan zowel de oorspronkelijke Engelse tekst als de Nederlandse vertaling van J.P. Guépin die is overgenomen uit Gerrit Komrij, Aan een droom vol weelde ontstegen. Poëzie uit de Romantiek 1750-1850. (Meulenhoff, Amsterdam, 1982).


    Categorie:poëzie
    21-02-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13

    Over de Turkse dichter Nâzım Hikmet

    Hugo D’hertefelt
    Hasselt, juli 2021

    Intro

    In 2002 leerde ik het werk van Nâzım Hikmet kennen. Voordien had ik er nog nooit van gehoord. Het Hasselts Omroerkoor, waar ik tenor was (en nog ben), werkte toen mee aan de muziektheaterproductie ‘Mensenzee’, een initiatief van het Brussels Brecht-Eislerkoor.
    Scenarist en regisseur Vital Schraenen creëerde een in mekaar overlopen van gedichten, op muziek gezet door Guido Schiffer en gezongen door een vierstemmig koor, een tekst van Elvis Peeters over een Belgische vrouw en een Turkse zanger/politiek vluchteling, gebracht door actrice Machteld Timmermans met live gezongen en gespeelde intermezzo’s door de Turkse zanger Tanar Catalpinar met zijn groep Tan.
    Het was een intimistische hommage aan de Turkse dichter ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van zijn geboorte en het door de UNESCO uitgeroepen jaar van Nâzım Hikmet. Hele mooie herinneringen heb ik eraan.    

    Maar wie was die Hikmet eigenlijk?

    Leven

    Afkomst en jeugd
    Nâzım Hikmet is geboren in 1902 in Thessaloniki, toen nog deel van het Ottomaanse Rijk. Zijn vader was daar ambtenaar. Langs vaderszijde is hij van Turkse afkomst. Langs moederszijde stamt hij uit een zeer kosmopolitische familie met Duitse, Poolse en Georgische vertakkingen. Hij groeit op in de hogere Ottomaanse kringen en raakt door zijn opvoeding vertrouwd met de klassieke Ottomaanse en Franse literatuur. In het begin van de Eerste Wereldoorlog zit hij  op een prestigieuze middelbare school. Daarna gaat hij naar de Ottomaanse Marineschool. In 1919 wordt hij ernstig ziek en van verdere dienst ontslagen.

    Verzet
    In november 1918 bezetten de geallieerden Istanbul en een jaar later bezet Griekenland Izmir. In Anatolië komt het verzet op gang. Nâzım sympathiseert met de verzetsbeweging die onder de leiding staat van Mustafa Kemal (de latere Atatürk). In 1921 slaagt hij erin om samen met een vriend uit Istanbul weg te geraken. Bij een oponthoud in het kustplaatsje Inebolu ontmoet hij Turkse Spartakisten en komt hij in contact met het marxisme. Tijdens hun wekenlange voetreis naar Ankara, in het midden van de winter, leert Nâzım Hikmet de leefomstandigheden van de plattelandsbevolking van Anatolië kennen. Als ze op het hoofdkwartier van de verzetsbeweging in Ankara aankomen, krijgen ze van Mustafa Kemal de opdracht een gedicht te schrijven om Turkse vrijwilligers in Istanbul en elders tot de strijd op te roepen. Het gedicht slaat aan en ze krijgen een aanstelling als leraar in een middelbare school in Bolu in plaats van als soldaat naar het front te worden gestuurd, wat ze hadden gehoopt. De sfeer in de school is echter heel conservatief en strookt niet met hun communistische sympathieën.

    Naar de Sovjet-Unie
    Nâzım Hikmet en zijn vriend besluiten naar de Sovjet-Unie te gaan. Eind september 1921 zijn ze in Batoemi in de Georgische socialistische sovjetrepubliek. Van daar reizen ze verder naar Moskou, waar ze in juli 1922 aankomen. Hikmet studeert er politieke economie en sociologie. Hij maakt zich de marxistisch-leninistische ideologie eigen. Ze geeft hem een algemeen politiek kader waarmee hij de armoede van het Anatolische platteland kan plaatsen en ze biedt hem hoop op verandering. In Turkije wordt hij bij verstek veroordeeld tot vijftien jaar gevangenisstraf omwille van zijn communistische sympathieën.

    Terug naar Turkije
    In 1928 keert hij illegaal terug naar Turkije. Er worden verschillende processen tegen hem ingespannen, die meestal uitlopen op vrijspraak na een periode van voorarrest. Hij laat zich echter niet intimideren en sluit zich aan bij de oppositionele literaire kringen in Istanbul.

    Gevangenis
    In januari 1938 wordt hij geheel onverwacht opgepakt wegens het aanzetten van militairen tot ongehoorzaamheid. De straf is buiten elke proportie: vijftien jaar. In juli 1938 wordt hij opnieuw van iets dergelijks beschuldigd. De militaire rechtbank legt hem twintig extra jaren gevangenisstraf op. De totale straf wordt teruggebracht tot 28 jaar. In de gevangenis zit hij niet stil. Met vertaalwerk en handenarbeid (o.a. weven) voorziet hij in het levensonderhoud van familie en vrienden. En hij werkt gestaag aan een oeuvre zoals blijkt uit de getuigenis van een medegevangene:

    ‘De dichter wipte bij elke cel van de gevangenis even naar binnen; hij luisterde naar iedere gevangene die iets vertelde, of het nu een bedreven of een onbeholpen verteller was. Dan vroeg hij de eerste de beste om pen en papier en begon te krabbelen. Plotsklaps sprong hij op en snelde naar zijn kamer. Daar zat hij dan uren achter elkaar op zijn typemachine gedichten te tikken.’

    Cause célèbre
    In 1949 ontstaan in binnen-en buitenland campagnes om Nâzım Hikmet vrij te krijgen. Hij wordt een cause célèbre van de intellectuele gemeenschap wereldwijd. Hij krijgt de steun van beroemde filosofen, schrijvers, schilders en zangers zoals Albert Camus, Jean-Paul Sartre, Simone de Beauvoir, Pablo Picasso, Paul Robeson en Yves Montand. Tevergeefs.

    Op 8 april 1950 begint hij een hongerstaking om zijn vraag tot amnestie kracht bij  te zetten. Twee weken later moet hij die onderbreken wegens ernstig ziek. De arts die hem behandelt vraagt een opname in een ziekenhuis voor drie maanden maar dat wordt geweigerd. Uiteindelijk stopt hij zijn hongerstaking op 2 mei. Er ontstaat een enorme beroering in heel het land. Zijn moeder en verschillende Turkse dichters beginnen ook een hongerstaking. Die eindigt op 19 mei, enkele dagen na de verkiezingen die door de regerende partij zwaar wordt verloren.

    Middels een algemene amnestiewet van de nieuwe regering komt hij eindelijk vrij op 15 juli 1950. Veel rust is hem niet gegund. Het is de periode van de Koude oorlog, Turkije maakt deel uit van de NAVO, het anticommunisme viert hoogtij. In maart 1951 krijgt hij, 49 jaar oud en met een zwakke gezondheid, een oproep voor keuring voor militaire dienst.

    Weer naar de Sovjet-Unie
    In juni 1951 ontvlucht hij Turkije. Via Roemenië gaat hij naar de Sovjet-Unie. Het kost hem het Turkse staatsburgerschap. Moskou is echter niet meer als dertig jaar geleden en dat stelt hem teleur. Zijn oude vrienden zijn verdwenen, in artistieke kringen hoor je de namen Majakovski en Meyerhold niet meer. De persoonlijkheidscultus rond Stalin zint hem niet. Hij moet goed op zijn woorden en daden letten. Hij zet zich in voor de Wereldvredesraad en is in 1956 zelfs lid van het bestuur.
    Anderhalf jaar voor zijn dood schrijft Hikmet een gedicht waarin hij, zonder hem te noemen, afrekent met Stalin. Het is een opstapje naar zijn werk en geeft een idee van de dichtvorm waar hij mee experimenteert. Het gedicht heeft geen titel.

    hij was van brons van steen van gips van papier van één centimeter tot
                                                                                                zeven meter hoog
    wij zaten op alle pleinen van onze steden onder de laarzen van brons van
                                                                                                steen van gips van papier
    in de parken viel zijn schaduw van brons van steen van gips van papier over
                                                                                                de bomen
    in de restaurants weekte zijn snor van brons van steen van gips van papier
                                                                                                in onze soep
    in onze kamers werden we streng aangekeken door zijn ogen van brons van
                                                                                                steen van gips van papier
    op een ochtend was hij verdwenen
    zijn laarzen waren verdwenen van onze pleinen
                zijn schaduw van onze bomen
                    zijn snor uit onze soep
                       zijn ogen uit onze kamers
    het gewicht van tonnen brons steen gips en papier is ons van de borst
                                                                                                             gevallen   

    Op 3 juni 1963 overlijdt Hikmet aan een hartinfarct. Hij ligt begraven in Moskou op een begraafplaats voor prominenten.
    In 2009 krijgt hij postuum zijn Turks staatburgerschap terug. Zijn wens, uitgedrukt in het gedicht Testament, is tot nu toe niet vervuld.

    Vrienden, als ik die dag niet meer zie,
    als ik sterf voor de bevrijding,
    breng me dan naar Anatolië
    en begraaf me daar op een kerkhof in een dorp


    Werk

    Jeugd
    De liefde voor de poëzie krijgt hij mee van zijn grootvader, die zich intensief bezighoudt met de mystieke islamitische poëzie en zijn kleinzoon aanmoedigt om gedichten te schrijven. Maar Nâzım komt ook in aanraking met de moderne Turkse poëzie, want de grootste dichter van die tijd, Yahya Kemal, de geliefde van Nâzıms moeder, is zijn geschiedenis- en literatuurdocent en hij komt bij hen aan huis. Als leermeester van de jonge Hikmet zal hij in 1918 het eerste gedicht van zijn leerling uitgeven. De jeugdgedichten van Hikmet zijn geschreven in de turbulente periode van de Eerste Wereldoorlog en de daaropvolgende bezettingsjaren van het Ottomaanse Rijk.

    Moskou - Turkije - Moskou
    Later in Moskou leert hij de experimentele kunstuitingen kennen die toen opgang maakten: het toneel van Stanislavski en Meyerhold, de futuristische avant-gardepoëzie van Majakovski (hij imiteert diens trapvormige verzen) en anderen. Het is het begin van de jaren 1920, het Russisch modernisme beleeft zijn gouden jaren. Het is een leerschool voor Hikmet.
    Terug in Turkije publiceert hij gedichten deels onder eigen naam, deels onder een pseudoniem. De klassieke versmaat is hem al gauw te eng; hij zoekt nieuwe vormen op, sterk beïnvloed door het futurisme van de jonge Sovjetdichters.

    ‘835 Regels’
    In 1929 verschijnt zijn eerste dichtbundel 835 Regels. Zowel naar vorm als naar inhoud is die een revelatie in de Turkse literatuur. In ‘De mooiste van Hikmet’staan enkele gedichten uit die bundel. Qua vorm is net of je Van Ostaijen leest. De drang om de Turkse literatuur te vernieuwen wordt hem niet in dank afgenomen. Hij krijgt van alle kanten kritiek, maar hij trekt zich daar niets van aan en werkt onverdroten verder aan een eindeloze reeks van innovatieve gedichten, toneelstukken en filmscenario’s.
    Hij wordt de charismatische leider van de Turkse avant-garde.

    Politieke thema’s in een poëtische vorm
    In de jaren 1930-1935 ontstaan enkele langere gedichten. Giacondo en Si-Ya-U gaat over een Chinese revolutionair, Waarom heeft Benerci zichzelf gedood? over de strijd van de Indische communisten tegen het Britse imperialisme en Brieven aan Taranta Babu over het fascisme in Italië, het eerste werk dat in het Westen wordt gepubliceerd, namelijk in het blad Commune van de surrealistische dichter Louis Aragon. De werken bevatten proza, dialogen en lyrische stukken. Ze vallen op door een intense dynamische en dramatische opbouw, schrijft Mehmet Emin Yıldırım in de inleiding tot ‘De mooiste van Hikmet’.

    Het epos van Sjeik Bedreddin
    In de veertiende eeuw evolueert de theoloog sjeik Bedreddin, aanvankelijk een orthodoxe islamgeleerde, naar een onorthodoxe variant van de islam, het soefisme. Hij verricht zendingswerk onder het volk en houdt preken die zijn gebundeld en bekend geworden onder de naam ‘Ingevingen’. Als hij propaganda begint te maken voor het collectieve bezit in Anatolië, verbant de Osmaanse sultan hem naar de uiterst westelijke grens van het toenmalige Osmaanse rijk. Daar legt hij contact met twee leiders van een grootschalige boerenopstand. Aan die opstand nemen tienduizenden christelijke, islamitische en joodse Turken deel. De opstand wordt echter hardhandig en wreed de kop ingedrukt. Na een tweede poging tot opstand worden Bedreddin en zijn kameraden zonder pardon opgehangen.

    Tussen de strijd van sjeik Bedreddin en die van Nâzım Hikmet bestaan overeenkomsten. Sjeik Bedreddin voert een gewapende strijd tegen een autoritair en aristocratisch regime. Hikmet voert een pennenstrijd tegen het autocratische regime van de Turkse Republiek. Beiden moeten boeten voor hun opstandigheid; Bedreddin wordt opgehangen, Hikmet moet lange tijd in gevangenschap en uiteindelijk in ballingschap.

    In het verhaal over de wederwaardigheden van Bedreddin is de dichter Nâzim Hikmet een van de volgelingen van de sjeik. Een ooggetuige dus. In veertien genummerde hoofdstukjes, waarin poëzie en proza elkaar afwisselen, vertelt hij over wat hij ziet en meemaakt, over alle betrokken partijen: de sultan en zijn zonen en dienaren die in weelde leven, de arme bevolking die honger lijdt op de uitgedroogde aarde, de leidende kameraden die voortdurend op de vlucht zijn en zich uiteindelijk verzamelen met tienduizenden in het Dwaze Bos, waar de soldaten van de sultan hen in de pan hakken.
    Dit is het laatste hoofdstukje van het epos.

    Gestaag daalt de regen,
    angstig
    zachtjes
    als een gesprek tussen verraders.

    Gestaag daalt de regen,
    als het gedraaf van witte en blote voeten
    van afvalligen over de natte en donkere aarde.

    Gestaag daalt de regen,
    op de warenmarkt van Serez,
    tegenover de winkel van een kopersmid,
    hangt mijn Bedreddin aan een boom.

    Gestaag daalt de regen.
    Het is een laat en sterrenloos uur van de nacht.
    En het spiernaakte vlees van mijn sjeik
    dat schommelt aan een kale tak
                                  is nat van de regen.

    Gestaag daalt de regen.
    De markt van Serez is stom,
    de markt van Serez is blind.
    In de lucht het vervloekte verdriet van niet-spreken,
                                                                                      van niet-zien.
    En de markt van Serez heeft de handen
                                                                   voor het gezicht geslagen.

    Gestaag daalt de regen.

    Mensenlandschappen
    Tijdens zijn gevangenschap werkt hij aan een Epos van de bevrijdingsstrijd,dat hij in 1941 voltooit. Ondertussen is hij begonnen aan een nog grootser opzet, Mensenlandschappen. Hij zal er meer dan twintig jaar aan werken. Aanvankelijk was het een kleinschaliger project, een ‘Encyclopedie van beroemdheden. Daarover zegt hij:

    ‘De helden van mijn Encyclopedie waren niet generaals, sultans, gerenommeerde geleerden, kunstenaars of schoonheidskoninginnen, moordenaars noch miljardairs, maar arbeiders, boeren en handwerkslieden wier roem nooit doordrong tot buiten de fabrieken, werkplaatsen, dorpen en arbeidersbuurten.’
    (Een parallel met wat Louis Paul Boon beoogde met zijn Geuzenboek)

    Uiteindelijk wordt het een vijfdelig werk bestaande uit zeventienduizend versregels. Het waren er meer, want veel is verloren gegaan. Stukken en brokken tekst moesten de gevangenis uit gesmokkeld en werden later niet altijd teruggevonden. Hikmet werkt nog vele jaren aan Mensenlandschappen, maar het zal niet helemaal afgeraken.

    Het is een geheel van verhalen, gesprekken, levensbeschrijvingen, oorlogshandelingen, historische figuren en gebeurtenissen, een grote diversiteit aan mensen en situaties en ook een diversiteit aan feitelijke en poëtische elementen.
    Boeken een en twee spelen zich allebei af op een trein die vertrekt vanuit het station Haydarpaşa te Istanbul. Op de eerste zitten arme mensen en, in de derdeklaswagon nummer 510, politieke gevangenen waaronder Halil, het alter-ego van Hikmet. Op de tweede, de Anatolïe-expres naar Ankara, zitten in de restauratiewagen een hoge ome, een ‘twee sterren en balken’ (een militair dus), een ondernemer, een volksvertegenwoordiger-arts en een fabriekseigenaar. In contrast met de gesprekken van die begoede lui vertelt ook het personeel van de restauratiewagen verhalen aan mekaar. Het derde boek speelt zich af in het ziekenhuis waar Halil is opgenomen. Het vierde boek is opgebouwd rond oorlogshandelingen in de Tweede Wereldoorlog met afwisselend droomachtige sequensen

    Ik lig languit op de bodem van de Atlantische Oceaan, meneer,
                                     leunend op mijn elleboog
                                         op de bodem van de Atlantische Oceaan.
    Ik kijk naar boven,
    ik zie daar een onderzeeër,
    daar boven mijn hoofd,
    drijft hij op een diepte van vijftig meter,
    als een vis, meneer.

    en meer realistische passages

    De zestiende november van het jaar ’41.
    Vijftig divisies, waarvan dertien pantserdivisies,
    drieduizend kanonnen
    en zevenhonderd vliegtuigen
    zullen andermaal Moskou aanvallen.

    Het vijfde boek tenslotte bevat brieven van Halil’s vrouw, die tevergeefs wacht op de vrijlating van haar man en vertelt over haar dagelijkse beslommeringen en haar angsten.

    Mijn liefste,
    ik kan je niet zeggen hoe raar mijn dagen zijn.
    Ik sta vroeg op:
    opruimen
             koken
                     naaiwerk en zo
                             en de dag is weer om.

    Ik heb je zo ontzettend nodig.
    Als je dezer dagen vrijkwam
            wat zou je me daarmee een weldaad bewijzen.

    Naar het schijnt was het de bedoeling van Hikmet om de treinen van de twee eerste boeken terug in Istanbul te laten aankomen. Dat is niet gelukt. Zijn gezondheidstoestand liet het niet toe. Hij had aan zijn lange gevangenschap hart- en leverkwalen overgehouden.

    Mensenlandschappen is een bijzondere leeservaring. De zinnen lopen niet door als in een roman, maar staan onder mekaar. Soms in getrapte vorm zoals in de fragmenten hierboven. Het is een episch gedicht, episch omwille van de omvang en de inhoud, gedicht omwille van de vorm waarin de tekst is gegoten.

    Een romantische communist?
    Hikmet’s laatste werk, De romantici, is een soort autobiografie in romanvorm. Via een aantal personages blikt hij terug op zijn deelname aan de onafhankelijkheidsstrijd, zijn tijd in Moskou en het heimwee naar Turkije, zijn moeilijkheden met de Turkse autoriteiten, waaronder folteringen, maar ook zijn verliefdheden, soms gepaard met jaloezie. Aan het eind brengt hij ze samen, die personages. ‘Mijn gasten’ noemt hij ze. Dit is de laatste zin:

    ‘Mijn gasten zijn niet ouder geworden. Ze hebben dezelfde leeftijd als toen ik ze voor het laatst zag, maar ik ben nu in mijn zestigste. O, kon ik nog maar vijf jaar leven …’

    De Turkse Saime Göksu en haar man Edward Timms schreven een Engelstalige biografie over Hikmet: ‘Romantic communist: The Life and Work of Nâzım Hikmet’ (Londen, Hurst, 1999). Inspireerden ze zich op de titel van zijn laatste boek of op deze passage uit zijn laatste werk?

    ‘Al die mijmeringen van mij, ik weet het, allemaal romantika. Hoeveel jaar is mijn leven romantika? … Wie weet, misschien is het erg pijnlijk, misschien ook erg bloedig, maar het is de romantika van deRode Partizaan op zijn galopperend paard. Waar galoppeert de ruiter heen? De meeste de dood tegemoet. Maar wel om te leven, om mooier, rechtvaardiger, beter, intenser te leven.’

    Bronnen

    Nâzım Hikmet, Mensenlandschappen, De Geus/EPO, 1995
    Nâzım Hikmet, Het epos van sjeik Bedreddin, Uitgeverij Jurgen Maas, Amsterdam, 2018
    Nâzım Hikmet, De romantici, De Geus/EPO, 1995
    De mooiste van Nâzım Hikmet, Lannoo/Atlas, 2003 (vertaald door Perihan Eydemir en Joris Iven; inleiding van Mehmet Emin Yıldırım)


    Categorie:poëzie
    22-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zoo: Een dierenalfabet.

    Zoo: Een dierenalfabet.

    Coriarius viert de jaarwisseling 2022/23 met een bibliofiele publicatie in een oplage van 150 genummerde en gesigneerde exemplaren.

    Uitgever Karel D’huyvetters bracht de befaamde literator Paul Claes en de begaafde illustratrice Martine Bosch samen in een origineel dieren-abecedarium.

    Deze beeldige bundel verbindt 26 pittige kwatrijnen met 26 kleurige prenten over dieren als de quetzal, de xiphias en de yak.

     

    Hier is alvast het vers bij de letter A:

     

    DE AAP

    Zie mij (de blote aap

         bij de verboden boom)

    die in mijn Adamsslaap

         van Eva’s appel droom.


    Een bijzonder oudejaars- en valentijnscadeau!

    Voor de prijs hoeft u het alvast niet te laten: € 14 (plus € 4 porto). 

    Bestel nu: uitgeverij.coriarius@telenet.be


    Categorie:poëzie
    12-12-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11

    Hikmet herinnert Hiroshima

    Hugo D’hertefelt, juli 2021

    Nâzım Hikmet is een van de grootste Turkse dichters en is ook internationaal erg bekend. Wat Pablo Neruda is voor Chili, Bertolt Brecht voor Duitsland, García Lorca voor Spanje en Majakovski voor Rusland, dat is Nâzım Hikmet voor Turkije.
    Pablo Neruda noemde hem ‘de grootste dichter die voor de hele wereld schreef’.  

    In 1956 maakte Hikmet een gedicht over een zevenjarig meisje dat omkwam toen op 6 augustus 1945 een atoombom op Hiroshima viel. De oorspronkelijke titel was Kız Çocuğu. Perihan Eydemir en Joris Iven maakten een Nederlandse vertaling. Ze verscheen in ‘De mooiste van Hikmet’ (Lannoo/Atlas, 2003).

    Het kleine meisje

    Bij zovelen klopte ik aan,
    wie weet, ook bij jou misschien.
    Maar doden zijn onzichtbaar,
    ik kan me niet laten zien.

    Het is nu tien jaar geleden
    dat ik in Hiroshima stierf.
    Ik ben een meisje van zeven,
    dode kinderen groeien niet.

    Eerst vatte mijn haar vuur,
    dan verbrandden mijn ogen.
    Ik werd een handvol as,
    Mijn bloed is vervlogen.

    Ik vraag van jullie niets.
    Je hoeft niet te boeten.
    Een kind dat verbrandde
    kan niet eens meer snoepen.

    Ik klopte weer bij jullie aan:
    graag een handtekening, meneer.
    Laat de kinderen snoepen,
    Dood hen nooit meer, nooit meer.

     

    Het gedicht van Hikmet als antioorlogslied

    Eind jaren 1950 kreeg Pete Seeger, de Amerikaanse folk-singer-songwriter, een brief van Jeanette Turner.

    Beste Pete Seeger,
    Ik heb een, naar mijn mening, zingbare vertaling gemaakt van een gedicht van de Turkse dichter Nâzım Hikmet. Kan jij er een melodie voor maken?

    Ze had aan Hikmets gedicht de titel I Come and Stand at Every Door gegeven.

    I come and stand at every door
    but none can hear my silent tread.
    I knock and yet remain unseen
    for I am dead, for I am dead.

    I’m only seven although I died
    in Hiroshima long ago.
    I’m seven now as I was then:
    when children die, they do not grow.

    My hair was scorched by swirling flame,
    my eyes grew dim, my eyes grew blind.
    Death came and turned my bones to dust
    and that was scattered by the wind.

    I need no fruit, I need no rice,
    I need no sweets, nor even bread.
    I ask for nothing for myself
    for I am dead, for I am dead.

    All that I ask is that for peace
    you’ll fight today, you’ll fight today
    so that the children of this world
    may live and grow and laugh and play.

     

    Muziek van Pete Seeger. Of toch niet?

    Pete Seeger probeerde er muziek voor te maken, maar dat wilde niet lukken. Er zat echter een melodie in zijn hoofd die hij gebruikte voor de tekst van Jeanette Turner. Het was muziek voor een mystieke ballade, afkomstig van de Shetlandeilanden, geschreven door James Walters, een student aan het Massachusetts Institute of Technology. In zijn autobiografie uit 1993 schrijft Pete Seeger dat hij fout is geweest; hij had toestemming moeten vragen.
    Maar de tekst en de muziek werkten wel. Het werd een antioorlogslied, door heel wat groepen opgevoerd. De rockband The Byrds maakte zelfs een opname met elektrische gitaren die op hun album Fifth Dimension staat (te beluisteren op YouTube). Seeger gebruikte het nummer in zijn compilatiealbum uit 1999. Er zijn ook andere Engelse vertalingen gemaakt en andere titels gebruikt zoals Hiroshima Girl, Child of Hiroshima, The Little Dead Girl (Paul Robeson) en I Unseen (The Misunderstood).
    In het Turks is het gezongen door Zülfü Livaneli en opgenomen op zijn album Nâzım Türküsü. Later zong Joan Baez het eveneens in het Turks.


    De bekende Japanse zanger Chitose Hajime zong in 2005 een Japanse versie ter gelegenheid van de 60e verjaardag van de bombardementen op Hiroshima en Nagasaki. Op 9 augustus 2013 zong Pete Seeger het lied bij de 68e verjaardag van het bombardement op Nagasaki.

    Het Hasselts Omroerkoor heeft I Come and Stand at Every Door opgenomen in zijn repertoire met een driestemmige koorversie van Mik Deboes.

     

    Toemaatje

    De Unesco riep 2002 uit tot het jaar van Nâzım Hikmet omdat het de honderdste verjaardag was van zijn geboorte. In dat jaar bracht het Brussels Brecht Eislerkoor, samen met het Hasselts Omroerkoor, een hommage aan de Turkse dichter met het muziektheaterstuk ‘Mensenzee’. Het stuk ging in première op 8 mei 2002 in De Kriekelaar te Schaarbeek en werd daarna nog opgevoerd in Etterbeek, Antwerpen, Gent, Hasselt, Heusden-Zolder en Tielt-Winge. Verschillende gedichten werden op muziek gezet door Guido Schiffer, waaronder dit:

    Nu zingen ze liedjes, meneer,
    ze zingen weer liedjes, meneer,
    ze voeren weer oorlog op leven en op dood.
    En als je ze hoort, meneer,
    hoe ze dat doen, meneer,
    denk je dat ze de liefde bezingen, meneer.

    Meer over het leven en het werk van de dichter Nâzım Hikmet in een van de volgende afleveringen van de leesportefeuille.

    Bronnen

    https://nl.wikipedia.org/wiki/Naz%C4%B1m_Hikmet
    https://en.wikipedia.org/wiki/N%C3%A2z%C4%B1m_Hikmet

     

     


    Categorie:poëzie
    13-04-2022
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het einde

    Het einde

    Niet elke mens weet wat te zingen aan het einde,

    Kijkend naar de kade terwijl het schip wegzeilt, of waarop het zal lijken

    Wanneer men vastgehouden wordt door het gebulder van de zee, onbeweeglijk, daar aan het einde,

    Of wat men zal verhopen eens het duidelijk is dat men nooit terug zal keren.

     

    Wanneer de tijd voorbij is om de rozen te snoeien of de kat te aaien,

    Wanneer de zonsondergang die het grasveld verschroeit of de maan die het terneer vriest

    Niet meer verschijnen, weet niet elke mens wat men zal ontdekken in de plaats.

    Wanneer het gewicht van het verleden aanleunt tegen niets, en de hemel

     

    Niet meer is dan herinnerd licht, en de verhalen van cirrus

    En cumulus ten einde lopen, en al de vogels opgeschort zijn in hun vlucht,

    Weet niet elke mens wat ons te wachten staat, of wat te zingen

    Wanneer het schip waarop men is, wegglijdt in het duister, daar aan het einde.

     

    Mark Strand, The Continuous Life, © 1990. Vertaling © 2022 Karel D'huyvetters.

     

     

    The End

     

    Not every man knows what he shall sing at the end,

    Watching the pier as the ship sails away, or what it will seem like

    When he’s held by the sea’s roar, motionless, there at the end,

    Or what he shall hope for once it is clear that he’ll never go back.

     

    When the time has passed to prune the rose or caress the cat,

    When the sunset torching the lawn and the full moon icing it down

    No longer appear, not every man knows what he’ll discover instead.

    When the weight of the past leans against nothing, and the sky

     

    Is no more than remembered light, and the stories of cirrus

    And cumulus come to a close, and all the birds are suspended in flight,

    Not every man knows what is waiting for him, or what he shall sing

    When the ship he is on slips into darkness, there at the end.

     

    “The End,” © 1990 by Mark Strand from The Continuous Life

     

    Er is een aangrijpende vertolking van dit gedicht, getoonzet door Jonathan Dove, door de lyrische tenor Mark Padmore:

     https://www.ludwig-van.com/toronto/2013/11/26/daily-album-review-22-real-emotion-of-english-art-song-beautifully-sung-by-mark-padmore/


    Categorie:poëzie
    25-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Le prisonnier de la tour

    Le Prisonnier De La Tour

    S'est tué ce matin,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe demain.

    Il s'est jeté de la Tour

    En me tendant les mains,

    Grand-mère.

    Il m'a semblé que j'avais du chagrin.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    Était mon seul ami,

    Grand-mère.

    Nous n'irons pas à la messe aujourd'hui.

    Il était mon seul amour,

    La raison de ma vie,

    Grand-mère

    Et ma jeunesse est éteinte avec lui.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour,

    Chaque jour, m'attendait,

    Grand-mère.

    Nous n'irons plus à la messe, jamais.

    C'est un péché que l'amour

    Et le monde est mal fait,

    Grand-mère.

    On a tué mon amant que j'aimais.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Isabelle, si le roi savait ça,

    A la robe de dentelle,

    Vous n'auriez plus jamais droit,

    Isabelle, si le roi savait ça.

     

    Le Prisonnier De La Tour

    N'aura pas de linceul

    Et rien

    Rien qu'un trou noir où s'engouffrent les feuilles,

    Mais moi, j'irai chaque jour

    Pleurer sous les tilleuls

    Et rien,

    Pas même le roi, n'empêchera mon deuil.

     

    Si le roi savait ça, Isabelle,

    Il ne pourrait que pleurer avec toi

    Car il aimait une belle

    Qui n'était pas pour un roi

    Et la belle, Isabelle, c'était moi...

     

    De gevangene van de toren heeft zichzelf gedood, grootmoeder. We gaan niet naar de mis, morgen. Hij heeft zich van de toren geworpen terwijl hij me de handen reikte, grootmoeder. Ik voelde dat ik verdriet had.

    refrein: Als de koning dat wist, Isabel, Isabel als de koning dat wist, dan had je nooit meer recht op het kanten kleed, Isabel, als de koning dat wist.

    De gevangene van de toren was mijn enige vriend, grootmoeder. We gaan niet naar de mis vandaag. Hij was mijn enige liefde, de reden van mijn leven, grootmoeder, en mijn jeugd is met hem gedoofd.

    (refrein)

    De gevangene van de toren wachtte elke dag op mij, grootmoeder. We gaan niet meer naar de mis, nooit meer. De liefde is een zonde en de wereld is slecht gemaakt, grootmoeder. Men heeft mijn geliefde gedood die ik liefhad.

    (refrein)

    De gevangene van de toren zal geen lijkwade hebben en niets, niets dan een zwart gat waarin de blaren verdwijnen; maar ik, ik zal elke dag gaan wenen onder de linden en niets, zelfs de koning niet, zal mijn rouw verhinderen.

    Als de koning dat wist, Isabel, kon hij slechts wenen samen met jou, want hij hield van een schone, die niet voor een koning was, en die schone, Isabel, dat was ik.

     

    Deze tekst van de uiterst veelzijdige en destijds heel populaire Francis Blanche dateert van rond 1948, toen Édith Piaf die voor het eerst zong op muziek van Gérard Calvi. Het is een romantisch chanson, in de stijl van een middeleeuwse ballade. Er zijn twee personages aan het woord in de dialoog: Isabelle en haar grootmoeder; de tekst van de grootmoeder komt in de vorm van een refrein, dat (bijna) letterlijk herhaald wordt. Ook in de tekst van Isabelle zijn er talrijke herhalingen en variaties.

    Isabelle was de geliefde van de gevangene in de toren, die zich van de toren gestort heeft om bij haar te zijn. Isabelle klaagt haar nood bij haar grootmoeder. De grootmoeder waarschuwt haar kleindochter dat als de koning zou te weten komen dat zij de geliefde was van de gevangene, zijn vijand, zij geen recht meer zou hebben op het kanten kleed; daarmee is blijkbaar een bruidsjurk bedoeld.

    Was de gevangene opgesloten omdat hij de liefdesrivaal was van de koning? Dat wordt niet duidelijk gemaakt, maar het is mogelijk: Isabelle zegt dat men haar geliefde gedood heeft, dat hun liefde verboden was, een zonde. Het is ook mogelijk dat ze als het ware toevallig verliefd werd op de gevangene in de toren, een of andere vijand van de koning.

    Was Isabelle de aanstaande bruid van de koning? Het kanten bruidskleed wijst daarop. Indien de koning zou vernemen dat zij de geliefde was van zijn vijand en rouwde om zijn dood, zou hij haar verstoten en zou ze nooit het kanten bruidskleed dragen. In de laatste strofe blijkt dat de koning inderdaad van Isabelle hield, en nog enkel kan wenen om zijn hopeloze liefde en het verlies van zijn geliefde, net zoals Isabelle treurt om de dood van haar geliefde. Isabelle zegt dat ze ‘morgen’ niet naar de mis zal gaan, en later dat ze nooit meer naar de mis zal gaan; was dat de geplande huwelijksmis met de koning? Heeft haar geliefde zich misschien daarom van de toren gestort?

    Het laatste zinnetje houdt een verrassing in: de grootmoeder zegt plots dat zijzelf de onmogelijke geliefde van de koning was (une belle qui n’était pas pour un roi… c’était moi). Was de grootmoeder ooit verleid door de koning, en was Isabelle dus zijn kleindochter?

    De auteur speelt met verschillende klassieke thema’s: de gevangene in de toren, een verwijzing naar Dumas’ Man met het ijzeren masker, en een omkering van het opgesloten meisje met de lange haren, Repelsteeltje; de bedrogen koning Arthur, Lancelot en Guinevere; de oude vrouw of de grootmoeder uit onder meer Roodkapje, de witte kanten bruidsjurk, de jonge vrouw die haar geliefde trouw blijft na zijn dood, de bruid die niet komt opdagen op haar huwelijksmis… Hij speelt ook met het rijm, en laat het verhaal ontwikkelen aan de hand van rijmwoorden die spontaan opkomen in zijn gemoed: matin, demain, main, chagrin; Isabelle, belle, dentelle; droit, roi, toi, moi; ami, aujourd’hui, vie, lui; attendait, jamais, fait, aimais; linceul, feuilles, tilleuls, deuil.

    Al bij al is de kunstmatig ouderwetse tekst veeleer suggestief dan expliciet. Allerlei gebeurtenissen, verhoudingen, verschillen en gelijkenissen worden slechts omfloerst, louter impliciet vermeld, en in de vrij korte alluderende tekst krijgt de lezer, maar zeker ook de luisteraar niet echt de gelegenheid om precies te weten wat er allemaal aan de hand is of ooit was. Wellicht is dat een deel van de subtiele aantrekkingskracht die ervan uitgaat. Het is in feite een pastiche, een nabootsing van een oude ballade, een compilatie van allerlei elementen eigen aan het genre. Dat wordt mooi bevestigd door de muziek van de hoofdmelodie, die ook helemaal in die stijl gecomponeerd is. Daarom leek het de moeite om dit chanson vanonder het stof te halen. Je vindt de uitvoering van Piaf op Spotify, Google Play Music, Deezer, YouTube, Qobuz…


    Categorie:poëzie
    17-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.

    Sonetto XL

     Qui venne Nietzsche, sono oltre cent’anni,

    qui cercò solitudine e silenzio

    e gli fu dato in dono Zarathustra,

    il superuomo che dirompe il tempo.

     

    Qui vengo anch’io, e da più d’un’estate,

    qui sto con il silenzio e con me stesso,

    scrivo dei versi e nei miei versi cerco

    di congiungere il nuovo con l’antico.

     

    Nietzsche voleva il mutamento estremo,

    accendere una fiamma del passato

    e così dare inizio al nuovo mondo.

     

    Io voglio invece che il passato viva

    in uno col presente e col futuro

    e che ritorni l’armonia dei tempi.

     

    Remo Fasani, Sonetti morali (1995) 

     

    SONNET 40

     

    Meer dan een eeuw geleden kwam hier Nietzsche,*

    die naar de eenzaamheid en stilte zocht

    en Zarathustra ten geschenke kreeg,

    de übermensch die met de tijd zelf breekt.

     

    Al langer dan één zomer kom ook ik hier,

    die met de stilte en mezelf verkeer,

    die verzen schrijf en in mijn verzen tracht

    het nieuwe met het oude te verzoenen.

     

    Nietzsche wou de ultieme ommekeer:

    een vlam die het verleden op laat laaien

    om zo een nieuwe wereld te beginnen.

     

    Ik wil integendeel dat het verleden

    blijft leven met het heden en de toekomst

    en dat de harmonie der tijden weerkeert.

     

    Vertaling © 2019 Paul Claes

    * Hotel Waldhaus in Sils-Maria.

     


    Categorie:poëzie
    05-02-2020
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Nachtwandeling

    Nächtlicher Gang

    Reiner Maria Rilke, Nicht Gesammelte Gedichte, 1908

     

    Nichts ist vergleichbar. Denn was ist nicht ganz

    Mit sich allein und was je auszusagen;

    Wir nennen nichts, wir dürfen nur ertragen

    Und uns verständigen, daß da ein Glanz

    Und dort ein Blick vielleicht uns so gestreift

    Als wäre grade das darin gelebt

    Was unser Leben ist. Wer widerstrebt

    Dem wird nicht Welt. Und wer zuviel begreift

    Dem geht das Ewige vorbei. Zuweilen

    In solchen großen Nächten sind wir wie

    Außer Gefahr, in gleichen leichten Teilen

    Den Sternen ausgeteilt. Wie drängen sie.

     

    Nachtwandeling

    Niets is vergelijkbaar. Wat is immers niet helemaal op zichzelf alleen en wat valt er nog uit te spreken? We noemen niets, we mogen slechts ondergaan en tot het inzicht komen dat hier een glans en daar een aanblik ons wellicht even zo beroerde alsof werkelijk daarin leefde wat ons leven is. Wie zich verzet gewordt geen wereld. En wie te veel begrijpt, gaat het eeuwige voorbij. Bijwijlen in dergelijke grootse nachten lijken we wel als buiten gevaar, in gelijke lichte delen onder de sterren uitgedeeld. Zie hoe ze dringen. (Karel D’huyvetters)

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    07-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius is verheugd de publicatie aan te kondigen van de gedichtenbundel van Mia Loots,

    wie ik ben

    Al heel jong is Mia Loots met poëzie begonnen, en haar fijngevoelige, intens doorleefde verzen rond diepmenselijke ervaringen en emoties hebben haar lezers steeds geraakt. Aangespoord door hun aanmoedigingen komt ze met deze dichtbundel voor het eerst naar buiten. Het centrale thema in haar werk is de liefde in haar talrijke facetten en vormen, met haar vervoering en pijn. Liefde voor de natuur en voor de mens, en ook liefde voor wat alles overstijgt en alles en allen in zich verenigt, voor de Ene die Liefde is. Zo wordt deze bloemlezing uit een leven lang dichten een zielenportret, geschetst met diep doorvoelde woordkunst. Maar elk schrijven is een cirkelen rond het mysterie.

    In het aanvangs-gedicht klinkt al door dat geen enkel antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’ afdoende zal zijn:

    ik weet niet wat ik ben

    ben ik een mistgordijn

    een donkere nacht

    een rampgebied?

    of zou ik een leeuwerik zijn

    een fluwelen vacht

    een liefdeslied?

     

    Mia Loots (°1947) heeft voor haar vorming een curriculum doorlopen dat getuigt van een grote belangstelling voor filosofie, oude talen en religie, waarbij ook het Bijbels Hebreeuws een belangrijke plaats inneemt. Na een loopbaan in het onderwijs heeft ze nu de gelegenheid om haar interesses op te volgen en actief te beleven.

    Mia Loots, Wie ik ben. Gedichten, 50 blz., Uitgeverij Coriarius, Werchter, 2019.

    Te bestellen bij uitgeverij@coriarius.be  –   € 12,50 (verzendkosten inbegrepen)

     


    Categorie:poëzie
    20-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luts verjaardag 2018

    Voor Lut op haar verjaardag 2018

     

    Van meet af aan

    van vandaag op morgen

    in weer en wind

    bij nacht en ontij

    te pas en te onpas

    voor spek en bonen

    van kop tot teen

    te schotsbrokke en ten ondomme

    kantje boordje

    gemazeld en gepokt

    terstond, fleus en bedemen

    willens nillens

    goedschiks kwaadschiks

    met een lach en een traan

    zie ik je graag

     

    voor een appel en een ei

    met haken en ogen

    van haver tot gort

    te hooi en te gras

    voor outer en heerd

    in kannen en kruiken

    van het kastje naar de muur

    koste wat kost

    voor dag en dauw

    zonder paal of perk

    bij tijd en wijle

    met vlag en wimpel

    in vuur en vlam

    ijs en weer dienende

    zus en zo

    op tijd en stond

    tussen de soep en de patatten

    zie ik je graag

     

    op en neer

    te bed of niet te bed

    bij ’t vriezen, bij ’t dooien

    tussen hoop en vrees

    op genade of ongenade

    dubbel en dik

    van de wieg tot het graf

    vanessentenden

    tussen hangen en verwurgen

    van de morgen tot de avond

    in ’t zotte en in ’t vroede

    met tijd en vlijt

    gepakt en gezakt

    gelaarsd en gespoord

    zie ik je graag

     

    bij rozengeur en maneschijn

    met toeters en bellen

    van het begin tot het einde

    terecht of ten onrechte

    gelaarsd en gespoord

    met een lach en een traan

    door dik en dun

    dubbel en dwars

    a priori en a posteriori

    sensu stricto en sensu lato

    gewikt en gewogen

    letterlijk en figuurlijk

    om ende bij

    zie ik je graag

     

    tussen hemel en aarde

    van voren af aan

    van lieverlede

    met vallen en opstaan

    door merg en been

    met hart en ziel

    zonder slag of stoot

    in peis en vrede

    met de lusten en de lasten

    in verenigde staten

    met woord en daad

    in goede en kwade dagen

    bij leven en welzijn

    in lief en leed

    op leven en dood

     

    zie ik je graag.

     

    Karel

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    13-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beestenboek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius is trots de publicatie aan te kondigen van het

    Guillaume Apollinaire

    Beestenboek – Bestiaire

    ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het overlijden van de dichter.

    In 1911 publiceerde Guillaume Apollinaire zijn debuutbundel Bestiaire ou Cortège d’Orphée, geïllustreerd met houtgravures van Raoul Dufy. De bibliofiele uitgave van 120 exemplaren verscheen bij Deplanche in Parijs.

    Deze heruitgave van de Franse tekst met de subtiele Nederlandse vertaling van Paul Claes en met 32 originele illustraties van Martine Bosch wordt nu eveneens op 120 bibliofiel gedrukte genummerde en gesigneerde exemplaren aangeboden voor € 15 plus verzendkosten.

    Bestellingen: uitgeverij@coriarius.be.

    Uitgeverij Coriarius   Hogeweg 78  3118  Werchter   0486 273784


    Categorie:poëzie
    04-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.appartementisering

    Appartementisering

    Een nieuw woord, een nieuw begrip? Ik denk het niet. Men bedoelt er nu het verschijnsel mee dat er in dorpen waar dat tot nog toe ongebruikelijk was steeds meer appartementen gebouwd worden. Het is echter slechts een uitbreiding van het feit dat er sinds lang appartementen gebouwd worden, zij het dan in steden en grotere gemeenten.

    Nu is dat ook hier in het ‘landelijke’ Werchter begonnen. Recht tegenover de kerk rees een vrij saaie blok op, driehoog. Even verder in een zijstraat waren er al eerder in het geniep enkele appartementen verschenen. Aan het dorpsplein werd een administratief centrum in nogal rustieke stijl afgebroken en er komt een even grijze als stijlloze blok met twintig ‘serviceflats’. Het gezellige bistrootje Sint-Jan, waar je voor weinig geld lekker kon eten, is eveneens verdwenen: er gaapt nu een enorme put, bestemd voor de ondergrondse parkeerplaats van het appartementsgebouw dat erop zal verrijzen.

    En ook dichter bij ons huis: sinds vele jaren paalde een braakliggend stuk van ongeveer 30 are met een hoek aan ons perceel. De buren noemden dat ‘den braak’ en het was een geliefd speelterrein voor kinderen en dieren, helemaal natuurlijk begroeid. Uiteindelijk hebben de erfgenamen het toch maar verkocht, en na wat strubbelingen met de buren en met de gemeente is er uiteindelijk een plan goedgekeurd voor een aantal tweewoonsten. Gisteren hoorde ik plots allerlei activiteit: boomzagen en hakselaars. Toen ik poolshoogte ging nemen schrok ik van de professionele aanpak: een reusachtige grijper op stalen rupsbanden waarop ook een kettingzaag gemonteerd was ging al het groen te lijf met al het geweld van vele paardenkrachten. Hele bomen verdwenen moeiteloos in een niet eens zo grote hakselaar, en werden op een mum van tijd fijngemalen.

    Het uitzicht vanuit mijn werkkamer is fel veranderd. De vrij hoge dennen, sparren, eiken, berken waar ik twintig jaar lang op uitkeek, zijn plots weg. En meteen ook de vele vogels die er elke dag inzaten: raven, kraaien, kauwen, bosduiven, eksters, Vlaamse gaaien, tortelduiven, en de kleinere zangvogeltjes. Ongetwijfeld zaten er ook talloze andere dieren, zelfs een vos met belangstelling voor de kippen van de buren. Die zijn nu ook allemaal op den dool.

    Ik zie nu meer van de hemel. In feite waren we stilaan in een vrij donkere situatie terechtgekomen, met veel hoge bomen die niet zo heel ver van het huis stonden. Recentelijk was daarin al heel wat verandering gekomen. Twee jaar geleden lieten we wat forse bomen weghalen die het licht vanuit het zuidwesten tegenhielden. Twee buren hebben onlangs al hun bomen verwijderd, wat ons veel meer zonlicht geeft vanuit het oosten. En met de recente storm zijn er bij ons verscheidene hoge bomen omgewaaid, helaas ook de mooiste. Nu kijken we uit op wat er overblijft van het bosje in de achtertuin, maar we zien vooral de kale onderstammen, die vroeger verborgen werden door dennen en sparren aan de rand van het bos, met hun immer groene takken die tot op de grond reikten. Het zonlicht valt nu bijna de hele dag binnen, en dus hebben we een zonneluifel besteld voor het raam op het zuiden, die het licht moet temperen dat vroeger door het groen gefilterd werd.

    Zo verandert onze omgeving voortdurend. Bomen en planten en dieren komen en gaan, maar ook de mensen: elke week krijgen we wel een doodsbrief in de bus. Kinderen die we hebben weten geboren worden, zijn nu knappe jonge volwassenen. Huizen worden afgebroken en andere gebouwd, er komen nieuwe wijken. Een landweg wordt een straat na jaren indrukwekkende werken.

    Soms denk ik dan aan het Engelse landschap dat ik ken uit verscheidene vakantiereizen lang geleden, en ook van Britse films en documentaires. Ik koester de illusie dat in tegenstelling tot de voortdurende ongebreidelde bouwwoede hier bij ons de situatie ginds veel stabieler is, een idyllisch rustiek landschap dat eeuwen eender blijft, maar ik vrees dat ook dat een illusie is. De verandering is niet de uitzondering, het is de regel. Panta rhei, alles is voortdurend in beweging. Familieleden en vrienden en kennissen sterven, en ook wij staan steeds dichter bij de dood, het is al voor binnen afzienbare tijd. Terugkijkend op 72 jaar prijs ik me gelukkig dat we geen grote catastrofes meegemaakt hebben, geen natuurrampen, geen oorlogen… we hebben het goed gehad en we hebben het alsmaar beter, zelfs onze aftakeling en ons levenseinde zullen minder agressief zijn dan voor onze ouders. Het zij zo.


    Categorie:poëzie
    25-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichten-dag 2018

    We staren ons blind

    op wat we zien

    we zijn te bijziend

    om verder te kijken

    zo zien we slechts

    de schaduw en de schijn

    en blijven verstoken

    van het licht.

     

    Het is noodzakelijk en goed

    te weten dat al wat is

    uiteindelijk bestaat

    uit identieke elementen

    en slechts verschilt

    door beweging en rust

    en het eeuwig botsen

    en versmelten

    in oude en nieuwe mallen.

     

    De blik verruimen

    is wat vereist is

    uit-zoemen

    afstand nemen

    het geheel aanschouwen

    met andere ogen kijken.

     

    Wij zijn sterrenstof

    een tijdelijke convergentie

    een gelukkig toeval

    geboren uit eeuwige

    wetmatigheid.

     

    Er is geen andere God

    dan al wat is

    en wij zijn thuis

    in deze tijdelijke woonst

    waar we leven

    in volmaakte eenheid

    met al de vele vormen

    die noodzakelijk bestaan

    in de eeuwige samenzang

    van het tijdloze nu.

     

    Karel D’huyvetters, gedichten-dag 2018

     


    Categorie:poëzie
    Tags:Spinoza, filosofie
    02-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca

    Van Patrick Lateur, de gereputeerde vertaler van nota bene de Ilias én de Odyssee van Homeros, verscheen heden bij Damon ‘Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca’. Die Anthologia is een immense verzameling van Griekse verzen, of verzen in het Grieks, uit een periode van meer dan duizend jaar, van de vroegste dichters uit het antieke Griekenland tot de allerlaatste stuiptrekkingen van het antieke Rome. Deze selectie uit de Anthologia volgt op eerdere bloemlezingen van de auteur rond Plato (P., 2006), over dichters (Voltaire, 2009) en over filosofen (Damon, 2009). De gedichten in dit boek verschenen als een werk in wording op de Facebook pagina van de auteur in wekelijkse afleveringen, maar zijn hier nu nuttig en zelfs nodig voorzien van een algemene inleiding, verklarende aantekeningen bij de teksten en registers op naam van de dichters, op eigennamen die voorkomen in de tekst en op de nummering van de epigrammen.

    Voor de allicht zeldzame lezers die op school Grieks geleerd hebben, is het een aangenaam weerzien van gedichten in het oorspronkelijke Grieks dat de vertaling telkens voorafgaat. Het roept milde herinneringen op aan de vele uren die we aangenaam doorbrachten in een klas met een beperkte groep nieuwsgierige leerlingen, geschaard rond een begaafde en begeesterde leermeester om zo de rijkdom van die cryptische lettertekens en die vreemde woorden te onthullen.

    Het hoeft niet gezegd, maar de vertalingen zijn zoals steeds bij Patrick Later voorbeeldig vlot leesbaar gesteld in een fris en ongekunsteld hedendaags Nederlands, met behoud van de typische zeggingskracht van het origineel.

    Epigrammen ontstonden bij verschillende gelegenheden: op een gedenksteen op de plaats waar een belangrijke overwinning behaald werd op de vijand, in een haven om de goden te danken voor een behouden aankomst of hun zegen af te smeken bij een gevaarlijke zeereis, bij een beroemd beeld of schilderij, op een votiefgeschenk dat men achterliet aan een bron of een lieflijke plaats, op een vogelschrik (meestal een uitdagende Priapos), of als een grafschrift.

    De selectie die de auteur maakte voor deze uitgave heeft de goden als rode draad: de Griekse goden vanzelfsprekend, met uitzondering van enkele christelijke epigrammen aan het einde van het boek. Enige kennis van de Griekse mythologie is dus noodzakelijk voor een goed begrip; de aantekeningen zijn immers summier. Sommige gedichten zijn niet meer dan stereotiepe parafrasen op bekende mythologische thema’s zoals de keuze van Paris, of de escapades van Zeus. De goden van de Griekse en Romeinse oudheid zijn niet te vergelijken met de christelijke goden (Vader, Zoon, Heilige Geest), maar veeleer met Maria en de bonte schare van Roomse heiligen die men voor allerlei zaken aanriep en dankte. Het was een gemeenschappelijk cultureel erfgoed veeleer dan een ideologische godsdienst zoals het jodendom, het christendom of de islam. In de verzameling prijken echter ook echte pareltjes, waarin achter de gebruikte beeldspraak diepmenselijke inzichten en ervaringen schuilen die de lezer verrassen door hun onthutsende directheid. Zo wordt de liefde, of liever de verliefdheid ervaren als een vuur dat het slachtoffer verteert dat getroffen wordt door de pijlen van Eros. Het zijn vooral die vaak korte gedichtjes die deze bundel tot meer maken dan een leuke verzameling van goed vertaalde Griekse gelegenheidspoëzie. Hier horen we de stem van de antieke dichter die haar oorspronkelijke emotie verwoordt en ervaren we prangend de verrassend moderne vertolking van deze onsterfelijke poëzie.

    Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca, Eindhoven: Damon, 2017, 200 blz., paperback, € 18,90.

    Afbeeldingsresultaat voor lateur goden


    Categorie:poëzie
    24-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius

     

    Paul Claes, SIC. Mijn citatenboek, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2017, 128 blz., 12,5 x 20 cm, softcover.

    Een treffend citaat is een formule die wat we vaag vermoeden definitief onder woorden brengt. Als een verbale vuursteen slaat het vonken van verbazing.

          Dit citatenboek is de weerslag van een halve eeuw verwonderd lezen. Als student begon Paul Claes bij zijn lectuur zinnen te noteren die hem bijzonder opvielen. Om enige orde in de chaos te scheppen rangschikte hij de citaten thematisch.

          Wie citeert, eigent zich toe. Deze collectie is dan ook een geestelijke biografie. Door alle vreemde citaten te vertalen, heeft de verzamelaar ze tot eigen woorden gemaakt. Door ze een voor een te overwegen kan de lezer ze veranderen in eigen gedachten.

     

    Paul Claes (Leuven 1943) is een even vruchtbaar als veelzijdig romancier, dichter, essayist, pasticheur, criticus, vertaler en bloemlezer. In 2017 verscheen zijn honderddertigste boek.

     

    'Paul Claes - de scherpzinnigste lezer van Noord en Zuid' (Kees Fens)

    Verkoopprijs € 12,50 (verzendkosten inbegrepen).

    Tijdelijke introductie- en vriendenprijs:

    € 9,90 verzendkosten inbegrepen.

    Bestel bij Uitgeverij Coriarius: uitgeverij.coriarius@telenet.be

    Uitgeverij Coriarius, Hogeweg 78, 3118 Werchter

    0486 273784 bankrekening BE40 9731 6405 9063


    Categorie:poëzie


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)
  • Rüdiger Safranski: Tijd (recensie)
  • Terroristen
  • De lastige weg


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!