Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    07-05-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius is verheugd de publicatie aan te kondigen van de gedichtenbundel van Mia Loots,

    wie ik ben

    Al heel jong is Mia Loots met poëzie begonnen, en haar fijngevoelige, intens doorleefde verzen rond diepmenselijke ervaringen en emoties hebben haar lezers steeds geraakt. Aangespoord door hun aanmoedigingen komt ze met deze dichtbundel voor het eerst naar buiten. Het centrale thema in haar werk is de liefde in haar talrijke facetten en vormen, met haar vervoering en pijn. Liefde voor de natuur en voor de mens, en ook liefde voor wat alles overstijgt en alles en allen in zich verenigt, voor de Ene die Liefde is. Zo wordt deze bloemlezing uit een leven lang dichten een zielenportret, geschetst met diep doorvoelde woordkunst. Maar elk schrijven is een cirkelen rond het mysterie.

    In het aanvangs-gedicht klinkt al door dat geen enkel antwoord op de vraag ‘wie ben ik?’ afdoende zal zijn:

    ik weet niet wat ik ben

    ben ik een mistgordijn

    een donkere nacht

    een rampgebied?

    of zou ik een leeuwerik zijn

    een fluwelen vacht

    een liefdeslied?

     

    Mia Loots (°1947) heeft voor haar vorming een curriculum doorlopen dat getuigt van een grote belangstelling voor filosofie, oude talen en religie, waarbij ook het Bijbels Hebreeuws een belangrijke plaats inneemt. Na een loopbaan in het onderwijs heeft ze nu de gelegenheid om haar interesses op te volgen en actief te beleven.

    Mia Loots, Wie ik ben. Gedichten, 50 blz., Uitgeverij Coriarius, Werchter, 2019.

    Te bestellen bij uitgeverij@coriarius.be  –   € 12,50 (verzendkosten inbegrepen)

     


    Categorie:poëzie
    07-03-2019
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Peter Venmans, Discretie (recensie)

    Peter Venmans, Discretie. Essay over een vergeten deugd, Amsterdam/Antwerpen: Atlas Contact, 2019, 222 blz., paperback 13,5 x 21 cm, isbn 9789045037196, € 19,99.

    Peter Venmans is filosoof, hispanist en essayist. Van hem verschenen eerder De ontdekking van de wereld. Over Hannah Arendt; Over de zin van nut; Het derde deel van de ziel. Over thymos; Amor Mundi. Met dit essay is hij dus niet aan zijn proefstuk. Ook hier blijkt zijn grondige kennis van de geschiedenis van de filosofie en van de literatuur. Het namenregister telt maar liefst 125 namen, er zijn tien bladzijden eindnoten met bibliografische verwijzingen. De auteur gaat bij al deze auteurs te rade om na te gaan wat zij in hun tijd al dan niet onder discretie verstonden. En dat blijkt zeer verschillend te zijn in verschillende perioden en verschillende culturen. Deze inductieve methode om tastend tot een definitie te komen van ‘discretie’ is kenmerkend voor Peter Venmans. Hij dringt zijn eigen mening niet op. Niet zelden vertrekt hij van een citaat van een belangrijke of relevante auteur en gaat dan nog even verder in de directe rede, waarbij hij de opvattingen van deze auteur verder expliciteert en samenvat. Zo komt het dat we in dit essay niet één maar verscheidene ‘definities’ vinden van discretie. Tussendoor probeert Peter Venmans zelf voorzichtig tot voorlopige of gedeeltelijk conclusies te komen; nooit zijn die apodictisch of definitief. Hij beschouwt deze discrete benadering ongetwijfeld als een kwaliteit en de lezer zal dat graag beamen: deze presentatie is immers heel genietbaar. Men wordt niet geconfronteerd met de expliciete en eenduidige stelling van de auteur en met de harde bewijzen die hij daarvoor meent te hebben. Men krijgt integendeel een brede waaier van mogelijkheden aangeboden, die het onderwerp van alle kanten benaderen op een boeiende en uiterst leesbare manier.

    Toch mist men af en toe een moment van persoonlijke deductieve filosofische bezinning en duiding door de auteur, waarbij de puntjes op de i gezet worden, vertrekkend van een bepaald mens- en wereldbeeld, en daaruit afleidend wat men onder discretie moet of kan verstaan, en wat niet. Zo blijven we het heel essay door in het ongewisse over het onderscheid tussen de twee elementaire vormen van discretie, namelijk enerzijds het discreet blijven over zichzelf in de contacten met anderen en anderzijds de discretie die men aan de dag legt tegenover anderen, het respecteren van hun privacy, zowel door terughoudendheid in het vernemen van persoonlijke informatie als in het verbreiden daarvan. Nu eens lijkt het over het ene aspect te gaan, dan weer over het andere, en dat is weleens verwarrend. De auteur gaat ook niet in op de betekenisvolle vraag of er misschien een verband is tussen de ‘oorspronkelijke’ betekenis van discretie, namelijk het onderscheidingsvermogen, of de ratio zelf, en de latere afgeleide betekenis van ‘terughoudendheid’. Een duidelijke afspraak over het begrip discretie in de inleiding ware nuttig geweest, maar zelfs tot in de slotbemerkingen blijft een zekere vaagheid ter zake bestaan. Het is evenmin duidelijk of discretie tegenover de privacy van anderen erin bestaat dat men niet te veel wenst te weten, dan wel dat men desgevallend zoveel mogelijk probeert te weten te komen, maar daarover de gepaste geheimhouding bewaart. Voortdurend blijft het onduidelijk of het bij discretie nu gaat om het weten dan wel om het al dan niet gebruiken van wat men weet. Er kunnen goede, zelfs dwingende redenen zijn waarom men bepaalde informatie niet gebruikt. Maar zijn er ook dergelijke redenen om iets niet te (willen) weten, behalve dat we nu eenmaal moeilijk onze mond kunnen houden?

    In zijn uiterst brede historische en literaire blikveld laat de auteur zich weleens verleiden tot verrassende en zelfs onvermijdelijk verdachte veralgemeningen. Het is niet omdat de Griekse taal geen woord zou hebben voor wat wij nu gewoonlijk onder discretie verstaan dat zij dat begrip niet zouden gekend hebben en dat zij zich dus nooit discreet zouden gedragen hebben. Misschien zijn er andere aspecten die meer naar voren komen in hun literatuur, maar alleen al het feit dat zij het seksuele en het scatologische zo goed als volledig onvermeld laten, wijst erop dat ook zij wel degelijk althans die vorm van discretie kenden; het ware trouwens verwonderlijk dat een cultuur die wij verder op alle mogelijke manieren als de onze kunnen beschouwen uitgerekend op dat punt totaal anders zou geweest zijn. Overigens is het niet omdat een bepaalde auteur in een bepaalde taal en tijd het woord ‘discreet’ gebruikt, dat dit woord de betekenis heeft die wij eraan geven. Zo lijken de talrijke passages waar Peter Venmans het heeft over hoofsheid, galanterie, en gedragsnormen aan het hof niet zozeer over discretie te handelen, maar over cynische manipulatie en ergerlijke simulatie.

    Een terugkerend thema is de hedendaagse openbaarheid van persoonlijke informatie, denk maar aan de sociale media. Onze auteur is er geen voorstander van. Maar ook hier schippert hij soms: enerzijds verdedigt hij het recht van iedereen op privacy, maar anderzijds moet hij wel erkennen dat het verzwijgen van onwelvoeglijkheid en misdaden niet wenselijk is. Uiteindelijk heeft of geeft hij geen antwoord op de vraag waarom precies men recht heeft op discretie over persoonlijke gegevens, tenzij een heel vage eis om niet altijd tot het uiterste te gaan, om elke persoon levensruimte en rust te gunnen. Zo niet vreest hij de totale ontsporing van de maatschappij en de ondergang van elk persoonlijk leven. Dat doemdenkend standpunt verdedigt hij niet overtuigend. Niet iedereen die volop gebruik maakt van sociale media loopt tegen een burn-out aan. Het overweldigende succes van deze sociale media wijst erop dat er blijkbaar een grote behoefte bestaat aan deze vorm van communicatie, waaraan men overigens vrij is deel te nemen of niet en op de manier die men zelf kiest. Je privacy gaat tenslotte maar verloren als je ermee te koop loopt.

    In het essay wordt discretie vaak voorgesteld als een geven en nemen, een beurtelings of gelijktijdig aanwezig en afwezig zijn, verdwijnen en verschijnen. Bijvoorbeeld: een ouder komt stiekem met de deur van de kamer op een kier de spelende kinderen genietend observeren, en sluit dan zonder zich te vertonen weer de deur. Men kan dat misschien discreet noemen, maar nog discreter is het wanneer de ouder zijn kinderen niet gaat begluren en zich dat zelfs niet eens in het hoofd haalt.

    Taalkundig zijn er enkele slordigheden te vermelden. Opeenvolgende vervoegde werkwoorden die niet tot dezelfde werkwoordgroep behoren, worden niet altijd gescheiden door een komma. Staande uitdrukkingen zoals ‘te gepasten tijde’ krijgen soms een -n te veel. Heel vervelend is dat woorden in een vreemde taal meestal zonder aanhalingstekens of cursivering weergegeven worden. De auteur gebruikt voortdurend ‘dit’ waar men ‘dat’ verwacht: het eerste verwijst naar iets dat volgt, het tweede naar iets dat voorafgaat. ‘Eerder’ gebruiken we bij voorkeur in de zin van ‘vroeger’, in het andere geval is het beter ‘veeleer’ te gebruiken. ‘Jeronimus’ lijkt wel een contaminatie van ‘Hiëronymus’ en ‘Jérôme’. ‘Chirurgische operatie’ is een pleonasme. ‘Zo optimaal mogelijk’ is een ongelukkige contaminatie. Er is een verschil tussen eropuit zijn en erop uit zijn. Combinaties met er, daar, waar en hier worden aaneengeschreven. Ergerlijk is het ongegeneerd exclusief mannelijk taalgebruik. De auteur voelt dat hier en daar zelf aan, maar heeft er geen elegante oplossing voor, en dat leidt tot verwarde passages, bijvoorbeeld op blz. 15 en 172).

    Citaten en halve citaten zijn af en toe onnauwkeurig: de hele waarheid en niets dan de waarheid; de mens is een ‘ongevederde tweevoeter’ (en niet: viervoeter). Historische informatie is niet altijd even betrouwbaar, bijvoorbeeld over Spinoza blz. 108, of over Augustinus blz. 189. Bijbelvastheid mag men de dag van vandaag ook al niet meer eisen of verwachten: Petrus’ verloochening van Jezus speelt zich niet af in de Hof van Olijven, maar op de binnenplaats van het huis van de Hogepriester.

    Met deze publicatie blijft Peter Venmans trouw aan zijn beproefde essayistische methode: de eclectische benadering van een thema via talloze vindplaatsen bij andere auteurs, ruimschoots gelardeerd met citaten en verwijzingen die getuigen van zijn grote belezenheid en eruditie. Hijzelf blijft daarbij bewust discreet op de achtergrond, merkwaardig genoeg overigens iets meer dan dat op Facebook het geval is…


    Categorie:ex libris
    08-10-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het geloof van de kolenbrander

    L

    atijn heeft mij altijd geboeid. Dat begon al in de lagere school. De mis was in het Latijn en bepaalde woorden en uitdrukkingen nestelden zich ongemerkt in mijn taal en kennis. Mijn Vader zaliger, mijn twee oudere broers, ook al zaliger gedachtenis, hadden Latijn geleerd. Op mijn twaalfde begon dan mijn eigen onderdompeling in het Latijn: zes uur per week Latijnse les en elke dag tien woordjes van buiten leren… Zes jaar lang heb ik genoten van die taal, zozeer dat ik daarna naar de universiteit trok om Klassieke Filologie te studeren. Helaas, dat werd een flop, om vele redenen, maar ook omwille van de aftandse onderwijsmethoden die ik daar aantrof. Toch is mijn liefde voor het Latijn gebleven. In mijn werkkring kwam ik nog vrij vaak in contact met Latijnse teksten en het deed me altijd plezier dat ik me goed uit de slag kon trekken. 

    Onlangs viel mijn oog op een Latijns gezegde: Fide sed ante vide; qui fidit nec bene vidit fallitur; ergo vide ne capiaris fide.

    Zelfs zonder de betekenis te kennen valt het woordspel op: fide-vide; fidit-vidit; vide-fide. Dat zijn ook de kernwoorden: fidere is geloven of vertrouwen, videre is kijken of zien. Met die kennis gewapend kunnen we de vertaling wel aan: Vertrouw, maar kijk eerst uit! Wie vertrouwt maar niet uitkijkt, komt bedrogen uit. Kijk dus uit dat je niet in het ootje genomen wordt door je vertrouwen. Het is een terechte waarschuwing tegen blind vertrouwen. Er is ook een kortere versie: Fide sed cui vide. Vetrouw, maar kijk uit wie je vertrouwt. Zoals bij zoveel Latijnse spreuken en zegswijzen is het niet duidelijk wie de auteur is, noch waar en wanneer ze voor het eerst gebruikt is. Ik betwijfel dat ze uit de antieke oudheid komt: de Romeinen waren veel kernachtiger en veel minder geïnteresseerd in woordspelingen. Dat is meer iets voor rederijkers en neolatinisten.

    Fidere betekent vertrouwen, vertrouwen hebben in iemand of iets, iemand op zijn woord geloven. Fides, het zelfstandig naamwoord heeft in onze cultuur echter een zeer specifieke betekenis gekregen: Het Geloof, de eerste van de kardinale of goddelijke deugden. Gedurende tweeduizend jaar is het Westen in de ban geweest van Het Geloof, meer bepaald het christelijk geloof. Dat geloof heeft onze beschaving zo grondig getekend dat wij nog steeds de grootste moeite hebben om ons ervan te ontdoen, hoewel wij de grondslagen van dat geloof sinds eeuwen als louter menselijke verhalen en pure verzinsels ontmaskerd hebben.

    Laten we onze Latijnse spreuk eens toepassen, niet op het blind vertrouwen in het algemeen, maar op Fides met hoofdletter, Het Geloof. De vertaling zou dan kunnen zijn: Geloof, maar kijk toch eerst maar goed uit; wie gelooft maar niet goed uitkijkt, zal bedrogen worden. Kijk dus uit dat je niet door je/het Geloof in de maling genomen wordt.

    Het christendom heeft zich steeds vragen gesteld over de minimale geloofseisen: wat moet men op zijn minst aanvaarden om zich christen te mogen noemen? Men kan immers van de grote massa van de gelovigen niet verwachten dat zij vertrouwd zijn met al de finesses van de theologie, de dogma’s en al de kerkelijke en liturgische voorschriften, laat staan al de regels van het kerkelijk recht. Van meet af aan heeft men derhalve geprobeerd om het geloof te verwoorden in een Symbolum, letterlijk een samenvatting. Het meest bekend is het Credo, de Twaalf Artikelen van het Geloof. Maar over de inhoud is hevig getwist, er zijn zelfs oorlogen over gevoerd en men heeft niet geaarzeld om tegenstanders op de brandstapel te vermoorden, soms omwille van één letter van de tekst.

    Het aller-striktste minimum minimorum van het geloof is volgens sommigen de Triniteit en de Menswording, volgens anderen de Verrijzenis en het Eeuwig Leven. Dit is wat Jezus zegt: ‘Heb de Heer, uw God, lief met heel uw hart en met heel uw ziel en met heel uw verstand. 38 Dat is het grootste en eerste gebod. 39 Het tweede is daaraan gelijk: heb uw naaste lief als uzelf. 40 Deze twee geboden zijn de grondslag van alles wat er in de Wet en de Profeten staat.’ (Mt 22) Merk dat hij verwijst naar de Wet en de Profeten, dat is het Oude Testament, het Nieuwe was immers nog niet geschreven. Hij citeert letterlijk uit de Schrift, hij zegt niets nieuws. Wanneer Richard Dawkins ons wijst op onze selfish genes, de genetische drijfveer van onze zorg voor onszelf en onze verwanten, zegt hij identiek hetzelfde: wij hebben de anderen lief omdat wij onszelf liefhebben. Wie zichzelf niet liefheeft, kan onmogelijk anderen liefhebben. De zorg voor de anderen steunt op de ingeboren zorg voor het eigen overleven. De mens heeft in de evolutie geleerd om voor zichzelf te zorgen en heeft die zorg vervolgens leren uitbreiden tot zijn partner, zijn kroost, zijn clan, zijn dorp, zijn land, zijn volk, de mensheid.

    Maar keren we terug naar het Geloof. Daar is men stilaan vergeten wat Jezus zei. Zijn liefdesgebod werd door een wereldse kerk vertaald in fanatiek gepredikte haat van al wie anders is. Geloof werd een twistpunt en de essentie werd herleid tot een zinloze Drie-eenheid van God of goden en een even onbegrijpelijke Menswording, gevolgd door een onmogelijke Verrijzenis en een totaal ongeloofwaardig verhaal over Eeuwig Leven voor iedereen. Toen men aan een gelovige kolenbrander, het schoolvoorbeeld van de niet-geschoolde arbeider, vroeg wat hij geloofde, antwoordde hij: Wat de Kerk gelooft. Daarop vroeg men spottend: Maar wat gelooft de Kerk dan? Zijn antwoord was: Wat ik geloof… Dit onuitgesproken geloof, waarvan de inhoud niet kan verwoord worden door degene die gelooft, noemt men fides implicita, het impliciet geloof van de eenvoudige mens. Naar de legendarische kolenbrander noemt men het ook wel fides carbonaria.

    Onze spreuk waarschuwt tegen dergelijk kolenbrandersgeloof. Laat je niets wijsmaken, hou je ogen goed open, anders word je het slachtoffer van bedriegers, van je goedgelovigheid, ja van Het Geloof zelf. Dat laatste punt, het Geloof als bedrieger, noopt me tot een uitweiding (met excuses voor al de keren dat ik dit als ‘uitwijding’ schreef) en een belangrijke correctie. Het laatste gedeelte van onze spreuk vind je immers herhaaldelijk en, niet te verwonderen, ook bij Van Dale, als volgt: ergo vide ne capiaris vide. Als we dat proberen te vertalen, merken we dat dit niet klopt: kijk daarom uit dat je niet beetgenomen wordt… kijk uit! De herhaling van vide is overbodig en stuntelig en doorbreekt de paarsgewijze opstelling fide-vide in de twee andere zinsneden. Het is evident dat we de tekst moeten lezen als: ergo vide ne capiaris fide, let op dat je niet beetgenomen wordt door je blind vertrouwen, door je geloof, door Het Geloof! Heeft Van Dale en met hem/haar ook vele anderen geaarzeld om ‘geloof’ en ‘beetnemen’ in dezelfde zin te gebruiken en dan maar beslist om, tegen alle taalkundige, stilistische en logische aanwijzingen en zelfs tegen alle beter weten in, stiekem ‘fide’ te veranderen in ‘vide’? Het lijkt er wel heel sterk op dat dit het geval is!

    Dat is precies wat ik bedoelde toen ik eerder zei dat Het Geloof onze beschaving zo sterk getekend heeft. Men heeft het uitkijken, het zien (vide) vervangen door het blind vertrouwen, Het Geloof (fide).

    Fide sed ante vide; qui fidit nec bene vidit fallitur; ergo vide ne capiaris fide of: heb vertrouwen, maar kijk eerst toch maar uit; wie vertrouwt zonder goed uit te kijken, loopt het gevaar bedrogen te worden; let dus op dat je je niet in je blind vertrouwen laat beetnemen. In die oorspronkelijke, correcte versie is het een levenswijze raad, gesteund op een menselijke ervaring die vele duizenden jaren teruggaat. Wij zijn geneigd om anderen te vertrouwen, zonder daarover lang na te denken. Dat is menselijk, maar gevaarlijk. Niet iedereen is te goeder trouw, de bona fides kan niet zomaar verondersteld worden, er zijn bedriegers en dus moeten wij te allen tijde onze ogen goed open houden. Dat is vooral zo als men ons nadrukkelijk zegt dat we dat niet moeten doen, dat wij niet moeten kijken, maar vertrouwen, niet moeten zien, maar als een kolenbrander geloven.

    Ergo vide ne capiaris Fide!

    PS Paul Claes wees me erop dat fide sed ante vide een evidente Nederlandse evenknie heeft: eerst zien en dan geloven!

     


    Categorie:spreekwoorden
    Tags:godsdienst, atheïsme
    03-09-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Openbaring

    Openbaring

    Hoe weten we dat er een God is? Volgens de katholieke en andere Kerken gebeurt dat op twee manieren. Enerzijds kan de mens met zijn mentale vermogens in het universum de sporen ontdekken van een goddelijke aanwezigheid en werkzaamheid. De ordening en de doelgerichtheid van het universum zijn immers niet denkbaar zonder een hogere, bovennatuurlijke instantie die daarvoor rechtstreeks verantwoordelijk is. Zonder deze goddelijke activiteit zou er enkel chaos zijn. Anderzijds is er echter ook een kennis van God die niet het loutere resultaat is van onze eigen mentale vermogens. God openbaart zich aan de mens. De kennis die wij op die manier van God hebben, gaat uitsluitend uit van God zelf. Hij onthult zich aan de mens, maakt zich kenbaar, treedt de mens tegemoet, reikt de hand naar de mens zoals op de overbekende afbeelding van Michelangelo in de Sixtijnse kapel. Indien de eerste manier van God te kennen nog kan worden gerelativeerd door ze te beschouwen als een vorm van ver- of inbeelding, een illusie, een waanbeeld (The God Delusion zoals Dawkins het zegt), is de zelfopenbaring door God onmiskenbaar, authentiek en niet aan twijfel of menselijke interpretatie onderhevig.

    Hoe gebeurt die openbaring, die de grondslag is van het geloof in God en van de kennis van God? Hoe heeft hij zichzelf geopenbaard? De Kerken stellen dat ook de eerste vorm van Godskennis, namelijk door het rationele inzicht in de ordelijkheid en de doelgerichtheid van het universum een vorm van openbaring is. Maar precies omdat het om een menselijke en dus beperkte manier van kennen gaat, is het een onvolmaakte, precaire openbaring: het universum laat zich passief kennen, laat zich verkennen, onthullen en begrijpen door de mens, doch enkel in de mate dat de mens daartoe in staat is. Een dergelijke openbaring kan nooit volledig en volmaakt zijn, de mens kan het universum nooit volledig doorgronden of beheersen. Een volmaakte en volkomen openbaring kan enkel gebeuren door God zelf, op zijn initiatief, en met zijn almacht, zonder menselijke beperkingen. Het gaat dus om een bovennatuurlijke kennis die aan de mens vergund wordt als een uitzonderlijke genade.

    De katholieke Kerk stelt dat God zich in de loop van de geschiedenis herhaaldelijk geopenbaard heeft aan bepaalde mensen, en in het bijzonder aan één volk, het uitverkoren Godsvolk, het Hebreeuwse of Joodse volk. Door zich te manifesteren aan de profeten en de leiders van dat volk heeft hij niet alleen zijn bestaan onthuld, maar ook zijn wetten, geboden en voorschriften. Hoe weten we dat? Omdat we daarvan een schriftelijk relaas hebben, het Oude Testament. Vanzelfsprekend zijn die geschriften opgesteld door mensen, maar die auteurs waren geïnspireerd door God, ze waren bevlogen door zijn Heilige Geest, en dus zijn dat betrouwbare en zelfs onfeilbare getuigenissen. Maar er is meer: men is niet louter afhankelijk van deze schriftelijke overlevering. Er is ook een mondelinge traditie, het gesproken woord dat van generatie op generatie overgeleverd wordt en dat naar waarheid getuigt van wat er gebeurd is.

    De katholieke Kerk aanvaardt deze openbaring, maar stelt dat die in alle opzichten overtroffen wordt door de Menswording van Gods eigen Zoon, Jezus van Nazareth, de gezalfde of Christus. Jezus is het Woord van God zelf, door zijn mond sprak God zelf. Hij heeft waarlijk geleefd, heeft geleden, is gestorven en begraven, en is waarlijk verrezen en ten hemel opgestegen. Hoe weten we dat? Op dezelfde manier als hierboven: we hebben daarvan enerzijds een schriftelijk getuigenis, het Nieuwe Testament, geïnspireerd door de Heilige Geest, evenals een apostolische mondelinge traditie in een ononderbroken lijn van betrouwbare getuigen, Gods Kerk.

    Meteen vallen de zwakke punten in deze dogma’s op.

    We gaan hier niet in op de eerste vorm van openbaring, het inzicht dat de mens heeft in het universum en dat leidt tot een rationele godskennis. Intelligent Design is een allesbehalve intelligente en al te simplistische redenering. Er is geen enkele reden waarom het inzicht in de ordelijkheid van het universum zou moeten leiden tot het idee van een Schepper met uitdrukkelijke, mensgerichte bedoelingen.

    De zelfopenbaring van God steunt op gebeurtenissen waarvan er een mondeling en een schriftelijk getuigenis bestaat. Het mondelinge getuigenis is niet geïnspireerd door de Heilige Geest, het is een historische overlevering onder mensen, en dus is dat getuigenis het voorwerp van de historische kritiek. Dat geldt voor de lotgevallen van het Hebreeuwse volk, maar eveneens voor de gebeurtenissen rond de persoon van Jezus van Nazareth. Paulus beroept zich op ooggetuigen van de verrezen Jezus in 1 Kor. 15, en maakt heel zijn prediking daarvan afhankelijk. Nog los van het redelijke voorbehoud dat elke zinnige mens maakt tegenover mondelinge getuigenissen in het algemeen, kan men niet verwachten dat men voetstoots aanneemt dat iemand sterft en daarna verrijst en verschijnt aan andere mensen. De voor de hand liggende verklaring is dat het gaat om hallucinaties, die voor de betrokken personen allicht uiterst overtuigend waren. Voor de schriftelijke getuigenissen kan men zonder meer dezelfde redenering maken. Dat de Kerk aan die schriftelijke overlevering een grotere waarheidswaarde toekent omdat ze geïnspireerd zou zijn door God zelf, namelijk door zijn Heilige Geest, is een petitio principii: men gaat uit van het bestaan van God en zijn Heilige Geest om te bewijzen dat de getuigenissen daarover waar zijn.

    Welke concrete gronden zijn er dan in feite voor een goddelijke openbaring? Als men de historische mondelinge overlevering met de nodige schroom en argwaan beschouwt, en de schriftelijke onderwerpt aan de elementaire eisen van de tekstkritiek, moet men tot de conclusie komen dat de onwaarschijnlijkheid van het verhaalde onnoemelijk veel groter is dan de betrouwbaarheid van de getuigen en van de getuigenissen (het argument van Hume). Er is geen enkel historisch bewijs van het bestaan of het optreden van ‘Jezus’, noch van ‘Paulus’. Er zijn alleen de verhalen, en de totstandkoming van die teksten is ten minste dubieus en betwistbaar, zodat de betrouwbaarheid ervan objectief gezien veeleer gering is, zelfs voor de niet-miraculeuze aspecten daarvan, zodat men die teksten het best als vrome fictie benadert.

    Openbaring is dus een term die in deze betekenis uitsluitend thuishoort in een gelovig discours. Buiten de religieuze context is de term openbaring zinloos en wordt dus niet gebruikt. Het heeft dan ook geen zin om te proberen niet-gelovigen te overtuigen met een beroep op enige vorm van goddelijke openbaring. Er is in feite geen ‘goddelijke’ openbaring, doch enkel menselijke beïnvloeding. Menselijke ideeën worden voorgesteld als bovennatuurlijk geopenbaarde waarheden, doch zonder enig geldig bewijs of ernstig argument. Wie zich daardoor wil laten overtuigen, heeft daartoe vanzelfsprekend het volste recht, maar men moet beseffen dat men zich dan overgeeft aan de irrationaliteit en zich blootstelt aan de emotionele beïnvloeding door anderen, van wier goede bedoelingen men niet zeker kan zijn.


    Categorie:God of geen god?
    23-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.pas verschenen

    Spinoza: Theologisch-staatkundige verhandeling, uit het Latijn vertaald en toegelicht door Karel D’huyvetters, deel 1 Vertaling, 304 blz., deel 2 Toelichting, 504 blz., Bibliotheca Spinozana Flandrica IV & V, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2018, softcover 17 x 24 cm.

    Te bestellen bij Uitgeverij Coriarius: uitgeverij@coriarius.be

    Verkoopprijs voor de twee delen samen, die niet afzonderlijk verkocht worden, verzendkosten inbegrepen:

    België € 36, Nederland € 38.

    bankrekening BE40 9731 6405 9063

    Spinoza’s Theologisch-staatkundige verhandeling is de vroegste diepgaande filosofische weerlegging van openbaringsgodsdiensten zoals het jodendom, het christendom en de islam en een op alle vlakken overtuigende afwijzing van elke vorm van theocratie en klerikalisme, en precies daardoor een radicale verdediging van de democratie en de vrijheid van mening. Sinds haar publicatie is ze steeds door kerkelijke en burgerlijke instanties verketterd, veroordeeld en verboden. De clandestiene verspreiding ervan heeft echter in belangrijke mate bijgedragen tot het erudiete libertinisme in de 18de eeuw, en tot de ontwikkeling van het vrije denken en de Verlichting. Sindsdien is het een eminente beklijvende inspiratiebron gebleven voor alle personen die zich willen bevrijden van religieuze vooroordelen en streven naar een democratische samenleving die uitsluitend gebaseerd is op universele menselijke waarden.

    Deze eigentijdse vertaling en toelichting van Spinoza’s Theologisch-staatkundige verhandeling is opgedragen aan de nagedachtenis van de ontelbare onschuldige slachtoffers van elke vorm van godsdienstwaan en klerikalisme door de eeuwen heen, tot op de dag van vandaag.

    Karel D’huyvetters (°1946) was gedurende bijna veertig jaar als ambtenaar verbonden aan de Leuvense universiteit. Na zijn pensionering wijdde hij zich aan de studie van de filosofie van Spinoza en de verspreiding van zijn gedachtegoed. Hij richtte de website Spinoza in Vlaanderen op, en publiceerde daar talrijke eigen artikels en vertalingen van anderen. Van hem verscheen eerder de vertaling met toelichting van Spinoza’s Staatkundige verhandeling (Wereldbibliotheek 2014, 2015²), De Brieven over God (Coriarius 2016) en de Ethica (Coriarius 2017).

    Met deze Theologisch-staatkundige verhandeling zijn de belangrijkste werken van Spinoza nu in hedendaags Nederlands en met een uitvoerige toelichting beschikbaar voor alle belangstellenden.

    De Bibliotheca Spinozana Flandrica wil de belangrijkste werken van Spinoza evenals recente Spinoza-studies in het Nederlands toegankelijk maken voor een breed publiek. Uitgeverij Coriarius publiceert deze werken zonder winstoogmerk.

    Uitgeverij Coriarius, Hogeweg 78, 3118 Werchter ) 0486 273784

    bankrekening BE40 9731 6405 9063


    Categorie:God of geen god?
    20-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Luts verjaardag 2018

    Voor Lut op haar verjaardag 2018

     

    Van meet af aan

    van vandaag op morgen

    in weer en wind

    bij nacht en ontij

    te pas en te onpas

    voor spek en bonen

    van kop tot teen

    te schotsbrokke en ten ondomme

    kantje boordje

    gemazeld en gepokt

    terstond, fleus en bedemen

    willens nillens

    goedschiks kwaadschiks

    met een lach en een traan

    zie ik je graag

     

    voor een appel en een ei

    met haken en ogen

    van haver tot gort

    te hooi en te gras

    voor outer en heerd

    in kannen en kruiken

    van het kastje naar de muur

    koste wat kost

    voor dag en dauw

    zonder paal of perk

    bij tijd en wijle

    met vlag en wimpel

    in vuur en vlam

    ijs en weer dienende

    zus en zo

    op tijd en stond

    tussen de soep en de patatten

    zie ik je graag

     

    op en neer

    te bed of niet te bed

    bij ’t vriezen, bij ’t dooien

    tussen hoop en vrees

    op genade of ongenade

    dubbel en dik

    van de wieg tot het graf

    vanessentenden

    tussen hangen en verwurgen

    van de morgen tot de avond

    in ’t zotte en in ’t vroede

    met tijd en vlijt

    gepakt en gezakt

    gelaarsd en gespoord

    zie ik je graag

     

    bij rozengeur en maneschijn

    met toeters en bellen

    van het begin tot het einde

    terecht of ten onrechte

    gelaarsd en gespoord

    met een lach en een traan

    door dik en dun

    dubbel en dwars

    a priori en a posteriori

    sensu stricto en sensu lato

    gewikt en gewogen

    letterlijk en figuurlijk

    om ende bij

    zie ik je graag

     

    tussen hemel en aarde

    van voren af aan

    van lieverlede

    met vallen en opstaan

    door merg en been

    met hart en ziel

    zonder slag of stoot

    in peis en vrede

    met de lusten en de lasten

    in verenigde staten

    met woord en daad

    in goede en kwade dagen

    bij leven en welzijn

    in lief en leed

    op leven en dood

     

    zie ik je graag.

     

    Karel

     

     

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:poëzie
    13-08-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Beestenboek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius is trots de publicatie aan te kondigen van het

    Guillaume Apollinaire

    Beestenboek – Bestiaire

    ter gelegenheid van de honderdste verjaardag van het overlijden van de dichter.

    In 1911 publiceerde Guillaume Apollinaire zijn debuutbundel Bestiaire ou Cortège d’Orphée, geïllustreerd met houtgravures van Raoul Dufy. De bibliofiele uitgave van 120 exemplaren verscheen bij Deplanche in Parijs.

    Deze heruitgave van de Franse tekst met de subtiele Nederlandse vertaling van Paul Claes en met 32 originele illustraties van Martine Bosch wordt nu eveneens op 120 bibliofiel gedrukte genummerde en gesigneerde exemplaren aangeboden voor € 15 plus verzendkosten.

    Bestellingen: uitgeverij@coriarius.be.

    Uitgeverij Coriarius   Hogeweg 78  3118  Werchter   0486 273784


    Categorie:poëzie
    29-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Adam en Eva in het aards paradijs

    Genesis

    Het Bijbelverhaal over het ontstaan van de wereld is wellicht het meest bekende dat er is. Adam en Eva zijn de eerste mensen. Aan hun aanvankelijk paradijselijk geluk is echter al spoedig een einde gekomen. Hoe dat precies in zijn werk gegaan is, daarover is zelfs de Schrift niet heel duidelijk. Het draait allemaal om die boom van de kennis van goed en kwaad: van de vruchten daarvan mocht de mens niet eten, zo had God verordend, anders zou men sterven. Maar dan verleidde de slang Eva: God had gelogen, de mens zou helemaal niet sterven door van die boom te eten, integendeel: men zou de kennis van goed en kwaad verwerven, en daardoor gelijk zijn aan God. Het was echter de slang die gelogen had: plots zagen Adam en Eva dat ze naakt waren, en ze schaamden zich daarover. Vervolgens werden ze door God uit het paradijs verjaagd, en hun menselijke natuur onderging een grondige verandering: de vrouw zou in pijn kinderen baren, en haar man begeren, hoewel die haar meester was; de man moest voortaan de grond bewerken om vruchten voort te brengen. En beiden zouden sterfelijk worden. En opdat zij niet meer zouden eten van de boom van de kennis van goed en kwaad, en zo alwetend en weer onsterfelijk worden en dus aan God gelijk, werden ze verjaagd uit de tuin van Eden.

    Hoe moeten we dat begrijpen? De mens is het resultaat van een lange evolutie, maar dat is nog enigszins te verzoenen met het scheppingsverhaal, als we dat niet al te letterlijk nemen: wanneer we God gelijkstellen met de natuur, dan heeft God inderdaad de mens voortgebracht. De paradijselijke toestand van de mens kunnen we dan zien als de voorlopers van de mens: vroege hominidae, de eerste afstammelingen van de gemeenschappelijke voorouders van mens en aap. Die beschikten over een beperkte vorm van bewustzijn, en waren zich dus nog niet echt bewust van goed en kwaad: ze leefden instinctief, zoals de dieren waarmee ze samenleefden. Naarmate de evolutie voortschreed, groeide door de natuurlijke selectie het bewustzijn samen met de omvang en de complexiteit van de hersenen, tot er stilaan een zelfbewustzijn ontstond. De mensen begonnen zich vragen te stellen over zichzelf en de omgeving waarin ze zich bevonden. In het Bijbelverhaal wordt dat ontwaken voorgesteld als een overtreding van een gebod van God. Dat kunnen we begrijpen vanuit een typisch menselijke nostalgie naar een heerlijk en ongecompliceerd ver verleden, waarin men onbezorgd leefde in een aards paradijs, zonder te hoeven te werken, zonder schaamtegevoelens, en zonder het vooruitzicht op ziekte, aftakeling en dood, die men maar al te goed kende. Het is een narratief verwoord heimwee naar het dierlijke verleden van de mens, toen er geen enkel gebod of verbod bestond. Aangezien de mens nu in een andere toestand verkeerde, moest men wel een verklaring vinden voor die overgang en die fundamentele verandering. De natuurlijke neiging om over zichzelf en de eigen omgeving na te denken wordt verwoord door de verleiding van de slang en de wens van Eva om kennis te verwerven van goed en kwaad, een essentiële vereiste om te kunnen overleven in de wereld.

    Maar wat met de overgang van onsterfelijkheid naar sterfelijkheid? Waarom worden Adam en Eva als onsterfelijk voorgesteld voor de zondeval? In feite behoort dat tot het geïdealiseerde ‘gouden tijdperk’, dat in alles contrasteert met de werkelijkheid. Het is dus een metafoor, een narratieve methode om iets duidelijk te maken, en geen filosofische, ontologische uitspraak. De reële sterfelijkheid wordt benadrukt door een verhaal, een fictie, over een irreële verloren onsterfelijkheid in een ver verleden of een ander tijdperk, een verhaal over de unieke eerste twee mensen. De huidige manier van in de wereld zijn, met de barensnood van de vrouw en haar onderwerping aan de man, en met de noodzakelijke arbeid van de man worden benadrukt door te verwijzen naar een contrasterend utopisch ideëel paradijs. De natuur heeft de mens gemaakt tot wat die is, namelijk een wezen met een zelfbewustzijn en de mogelijkheid om na te denken, te leren uit het verleden om te plannen voor de toekomst en zo beter te overleven in het heden. Daarvoor moest de mens afstand nemen van de natuurlijke toestand van de dieren, die als paradijselijk voorgesteld wordt in het verhaal. Door te kiezen voor de kennis wordt men in ruime mate verantwoordelijk voor het eigen lot.

    Maar de mens beseft ook dat die kennis beperkt is. Men weet niet alles dat geweten kan worden. Die kennis is enkel aanwezig in de natuur zelf, onder de vorm van universele en onveranderlijke natuurwetmatigheden, oftewel ‘in God’. En dus mag de mens na die eerste ‘overtreding’ niet meer eten van de boom van kennis van goed en kwaad, want met elke nieuwe vrucht zou men meer te weten komen en zo uiteindelijk alles weten, zoals ‘God’. De boom van de kennis van goed en kwaad, met zijn overvloedige en aantrekkelijke vruchten, staat symbool voor de kennis, het weten, de wetenschap, het inzicht, het geheel van alle kennis, van alle natuurwetten. Dat is onbereikbaar voor de mens, we kunnen niet meer dan er één vrucht van proeven, die ons tot zelfbewustzijn brengt. Hoeveel we daarmee nadien ook bijleren, nooit zullen we alles helemaal kennen zoals het werkelijk is. Het goddelijke verbod om te eten van de vruchten van de boom van kennis staat in het Bijbelse verhaal voor de weerstand die de natuur lijkt te bieden tegen de evolutie van het instinctief dierlijke naar het rationele menselijke zelfbewustzijn. Die spectaculaire overgang komt er enkel door een struggle for life en resulteert in de survival of the fittest. De dieren die deze stap in de evolutie niet zetten, behouden hun vermeende paradijselijke toestand, maar zijn gedoemd om onderworpen te worden aan de geëvolueerde mens, zoals het Bijbelverhaal uitdrukkelijk stelt.

    Het verhaal van Adam en Eva is geen historisch relaas, maar een klassiek stichtingsverhaal dat door veel latere mensen verteld wordt en waarin fundamentele inzichten vervat liggen over het ontstaan van de mensheid, in het bijzonder over het moment dat wij ons afgescheiden hebben van de dieren en tot zelfbewustzijn en redeneren gekomen zijn, het begin van de beschaving. Indien we dat niet inzien en integendeel het verhaal letterlijk gaan lezen, lopen we voortdurend vast in onze interpretatie van deze hoofdstukken uit het boek Genesis. Dat heeft aanleiding gegeven tot talloze controverses, bijvoorbeeld over die eerste overtreding van het gebod van God. Dat zou de oorzaak zijn van de erfzonde waarmee elke volgende mens geboren wordt, en die ervoor zorgt dat men niet alleen sterfelijk is, maar bovendien voor de rest van de eeuwigheid in de hel belandt. Het was dan nodig dat God mens werd in Jezus van Nazareth en de kruisdood stierf opdat de mens ‘verlost’ zou worden, en door het doopsel de eeuwige zaligheid zou kunnen verwerven. Het is verbijsterend hoe men dergelijke absurde verzinsels zolang heeft kunnen verkopen aan goedgelovige mensen. Maar misschien geloofden ze die verhalen niet echt, en verwierpen ze evenmin, omdat ze uiteindelijk en praktisch gesproken volkomen irrelevant waren, voer voor theologen en predikanten. De wetenschap en de filosofie bieden ons een ander, veel begrijpelijker ‘verhaal’, een vrij betrouwbare reconstructie van de evolutie van het leven op aarde. Dat verhaal is ten minste zo fascinerend en poëtisch als het Bijbelse, maar het biedt het enorme voordeel dat het letterlijk mag genomen worden. Zo vermijden we die typische fatale vergissing die elke godsdienst maakt door menselijke verhalen als goddelijke openbaringen voor te stellen en die te bekleden met een absoluut gezag. Dat bevrijdt ons van de ideologische en rituele dwingelandij van de priesterkaste en van ondemocratische bewindstrucuren, en opent voor iedereen de weg naar een rechtvaardig, waardig en volwaardig menselijk leven, in gemeenschap met de andere mensen en met eerbied voor alle levende wezens en voor onze hele omgeving hier op aarde en in het hele universum.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:Bijbel, filosofie, godsdienst
    15-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Waarom? Daarom!

    Gezagsargument

    Als kind werden we al vroeg vertrouwd gemaakt met een bijzonder krachtige manier van argumenteren: het gezagsargument. Als we weer eens rebels vroegen: waarom? kregen we weleens een geïrriteerd en kort antwoord: daarom! Of: omdat ik het zeg! Het gezagsargument wordt gebruikt door personen die met gezag bekleed zijn, of zich gezag aanmatigen. Het veronderstelt altijd een onevenwichtige machtsverhouding. Iemand dringt de eigen wil of mening op aan iemand anders, omdat dat kan. Men eist het gelijk op, zonder enig ander argument dan dat men de macht heeft om dat te doen, of meent die macht te hebben. Het gaat dus niet om een redenering, een overleg of gedachtewisseling, maar om een eenzijdig afdwingen van het eigen gelijk.

    Men zou dus kunnen veronderstellen dat een gezagsargument nooit enige waarheidswaarde heeft, dat wie een dergelijk argument gebruikt altijd ongelijk heeft. Dat is echter niet noodzakelijk zo. We kunnen ten hoogste stellen dat het niet bepaald een democratische of subtiele manier van met elkaar omgaan is. Het is immers goed mogelijk dat degene die het argument inroept wel degelijk gelijk heeft, en het is niet omdat men dat gelijk meent te moeten afdwingen dat men plots ongelijk heeft. En als men ongelijk heeft, is dat niet omdat men een beroep doet op een gezagsargument, maar om inhoudelijke redenen.

    Er zijn dus gevallen waarin een gezagsargument nuttig kan zijn. Wanneer er verscheidene meningen zijn, is het niet onwijs na te gaan welke bron het grootste ‘gezag’ heeft. Men zal spontaan de voorkeur geven aan een ‘autoriteit’ op een of ander gebied, veeleer dan aan een neofiet of een onbenul, al kunnen die in principe natuurlijk wel gelijk hebben. Als er dus geen andere argumenten zijn, doet men er goed aan rekening te houden met het (liefst bewezen) gezag van een bron. Zo hoor je in de nieuwsberichten vaak dat men iets uit (doorgaans) gezaghebbende bron vernomen heeft. Je hebt dan geen zekerheid, maar toch een vrij hoge graad van waarschijnlijkheid over de waarheid van het verhaalde.

    Het gevaar van dergelijke gezagsargumenten, die berusten op een terecht verworven status als autoriteit, is dat ook autoriteiten op allerlei gebieden zich kunnen vergissen. Een te grote eerbied voor gevestigde waarden is vaak de aanleiding tot onzorgvuldig redeneren of het nalaten van zelfstandig denken of onderzoeken. De voorbeelden daarvan in de loop van de geschiedenis zijn legio. Of het nu Plato was, Aristoteles, Ptolemaeus of Galenus, steeds hebben talloze mensen zich beroepen op zeer bekende en alom geprezen figuren, en hun ideeën eeuwenlang slaafs overgenomen. En omgekeerd hebben mensen die de opvattingen van prominente figuren kritisch benaderden alle moeite van de wereld gehad om hun ideeën zelfs maar te mogen formuleren, denk aan Copernicus, Galilei, Darwin.

    Het is eveneens gevaarlijk zich te beroepen op het gezag van een persoon in verband met een zaak die niet tot de expertise van die persoon behoort. Wij zijn geneigd geloof te hechten aan mensen die hun kennis op een bepaald gebied bewezen hebben, ook wanneer die uitspraken doen over andere zaken. We gaan er dan vanuit dat ze ook op andere gebieden wel een grotere mate van geloofwaardigheid zullen bezitten, en dat is best mogelijk, intelligentie is immers een vermogen dat een brede toepassing heeft, maar zekerheid kunnen we op die manier niet verwerven. Als je ziek bent, ga je niet naar je bankier, maar naar je dokter, en vice versa: als je beleggingsadvies wil, ga je niet naar je dokter, al vertrouw je die zonder meer, maar naar je bankier, of iemand met kennis van zaken.

    Hoewel gezagsargumenten overal voorkomen, is er toch een bepaald domein waar dat de essentie van de redenering uitmaakt, namelijk de godsdienst, meer bepaald de openbaringsgodsdiensten. Die beroepen zich op een waarheid die door een hoger wezen geopenbaard is en daarom als absoluut wordt beschouwd. Die waarheid ligt dan gewoonlijk vervat in een geschreven bron, waarvan men aanneemt dat ze de goddelijke inspiratie weergeeft, zoals die ooit door God zelf aan de auteur onthuld is. Mozes sprak met God ‘van aangezicht tot aangezicht’, en zijn gezag is nog steeds onbetwist in het jodendom. Jezus van Nazareth wordt in het christendom de Zoon van God, het vleesgeworden Woord van God, en zelf ook God, en heeft dus een absoluut gezag. Mohamed vernam de boodschap rechtstreeks van Allah. De Schrift, het Nieuwe Testament, de Koran zijn voor de gelovigen bekleed met absoluut, goddelijk gezag, en de gezagsdragers van de Kerken zien erop toe dat dat geloof onverminderd in stand gehouden wordt. Het onderhouden van de kerkelijke voorschriften wordt afgedwongen op grond van het absolute gezag van God, van zijn profeten en van hun geschriften. Van de gelovigen vraagt men precies dat, namelijk geloof, het ultieme aanvaarden van het gezagsargument. Enige twijfel is uit den boze.

    Ook in het geval van de godsdienst is het gebruik van het gezagsargument niet op zich fout of verwerpelijk. Het is immers mogelijk dat de geopenbaarde boodschap waar en waardevol is. Wanneer men die boodschap dan blindelings aanvaardt, doet men nog altijd wat goed is. De moeilijkheid is dat de godsdiensten hun boodschap evenwel niet verdedigen met inhoudelijke argumenten, maar louter met gezagsargumenten. Dat maakt de boodschap ten minste verdacht: als er goede inhoudelijke argumenten voorhanden zijn, waarom die dan niet gebruiken? Elke mens beschikt in mindere of meerdere mate over de mogelijkheid om zelfstandig te denken. Dat zal vroeg of laat aanleiding geven tot twijfels, en bij twijfel heeft een gezagsargument enkel nut wanneer er geen overtuigende inhoudelijke argumenten zijn voor de ene of de andere optie. Die zijn er echter meestal wel degelijk, en dan is een gezagsargument, onder de vorm van een gebod, een zwaktebod.  

    De moeilijkheid met godsdiensten is niet zozeer gelegen in hun fundamentele boodschap, die meestal zeer algemeen van aard is en door iedereen in principe onderschreven kan worden: heb je naaste lief zoals jezelf; wees rechtvaardig in je omgang met anderen. De problemen beginnen wanneer allerlei mensen die boodschap gaan expliciteren en interpreteren, en hun menselijke opvattingen bekleden met het gezag van goddelijke openbaringen: het gebod op mannelijke en/of vrouwelijke besnijdenis, voedingswetten, vestimentaire voorschriften, rituele gedragingen, hemel, hel en vagevuur, enzovoort. En zeker wanneer kerkelijke overheden zich mengen in het maatschappelijk debat en het goddelijke gezag inroepen om zaken te veroordelen zoals echtscheiding, abortus, euthanasie, voorbehoedsmiddelen, masturbatie, homoseksualiteit…

    Gezagsargumenten treffen we altijd en overal aan, het is een zeer menselijke manier van denken en doen, en het is op zich niet eens een slechte manier van redeneren. Maar wanneer men zijn toevlucht neemt tot gezagsargumenten bij gebrek aan beter, of wanneer het gezag of de autoriteit zelf onbewezen of twijfelachtig is, kan men ervan op aan dat de waarheid in het gedrang komt.


    Categorie:levensbeschouwing
    04-04-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.appartementisering

    Appartementisering

    Een nieuw woord, een nieuw begrip? Ik denk het niet. Men bedoelt er nu het verschijnsel mee dat er in dorpen waar dat tot nog toe ongebruikelijk was steeds meer appartementen gebouwd worden. Het is echter slechts een uitbreiding van het feit dat er sinds lang appartementen gebouwd worden, zij het dan in steden en grotere gemeenten.

    Nu is dat ook hier in het ‘landelijke’ Werchter begonnen. Recht tegenover de kerk rees een vrij saaie blok op, driehoog. Even verder in een zijstraat waren er al eerder in het geniep enkele appartementen verschenen. Aan het dorpsplein werd een administratief centrum in nogal rustieke stijl afgebroken en er komt een even grijze als stijlloze blok met twintig ‘serviceflats’. Het gezellige bistrootje Sint-Jan, waar je voor weinig geld lekker kon eten, is eveneens verdwenen: er gaapt nu een enorme put, bestemd voor de ondergrondse parkeerplaats van het appartementsgebouw dat erop zal verrijzen.

    En ook dichter bij ons huis: sinds vele jaren paalde een braakliggend stuk van ongeveer 30 are met een hoek aan ons perceel. De buren noemden dat ‘den braak’ en het was een geliefd speelterrein voor kinderen en dieren, helemaal natuurlijk begroeid. Uiteindelijk hebben de erfgenamen het toch maar verkocht, en na wat strubbelingen met de buren en met de gemeente is er uiteindelijk een plan goedgekeurd voor een aantal tweewoonsten. Gisteren hoorde ik plots allerlei activiteit: boomzagen en hakselaars. Toen ik poolshoogte ging nemen schrok ik van de professionele aanpak: een reusachtige grijper op stalen rupsbanden waarop ook een kettingzaag gemonteerd was ging al het groen te lijf met al het geweld van vele paardenkrachten. Hele bomen verdwenen moeiteloos in een niet eens zo grote hakselaar, en werden op een mum van tijd fijngemalen.

    Het uitzicht vanuit mijn werkkamer is fel veranderd. De vrij hoge dennen, sparren, eiken, berken waar ik twintig jaar lang op uitkeek, zijn plots weg. En meteen ook de vele vogels die er elke dag inzaten: raven, kraaien, kauwen, bosduiven, eksters, Vlaamse gaaien, tortelduiven, en de kleinere zangvogeltjes. Ongetwijfeld zaten er ook talloze andere dieren, zelfs een vos met belangstelling voor de kippen van de buren. Die zijn nu ook allemaal op den dool.

    Ik zie nu meer van de hemel. In feite waren we stilaan in een vrij donkere situatie terechtgekomen, met veel hoge bomen die niet zo heel ver van het huis stonden. Recentelijk was daarin al heel wat verandering gekomen. Twee jaar geleden lieten we wat forse bomen weghalen die het licht vanuit het zuidwesten tegenhielden. Twee buren hebben onlangs al hun bomen verwijderd, wat ons veel meer zonlicht geeft vanuit het oosten. En met de recente storm zijn er bij ons verscheidene hoge bomen omgewaaid, helaas ook de mooiste. Nu kijken we uit op wat er overblijft van het bosje in de achtertuin, maar we zien vooral de kale onderstammen, die vroeger verborgen werden door dennen en sparren aan de rand van het bos, met hun immer groene takken die tot op de grond reikten. Het zonlicht valt nu bijna de hele dag binnen, en dus hebben we een zonneluifel besteld voor het raam op het zuiden, die het licht moet temperen dat vroeger door het groen gefilterd werd.

    Zo verandert onze omgeving voortdurend. Bomen en planten en dieren komen en gaan, maar ook de mensen: elke week krijgen we wel een doodsbrief in de bus. Kinderen die we hebben weten geboren worden, zijn nu knappe jonge volwassenen. Huizen worden afgebroken en andere gebouwd, er komen nieuwe wijken. Een landweg wordt een straat na jaren indrukwekkende werken.

    Soms denk ik dan aan het Engelse landschap dat ik ken uit verscheidene vakantiereizen lang geleden, en ook van Britse films en documentaires. Ik koester de illusie dat in tegenstelling tot de voortdurende ongebreidelde bouwwoede hier bij ons de situatie ginds veel stabieler is, een idyllisch rustiek landschap dat eeuwen eender blijft, maar ik vrees dat ook dat een illusie is. De verandering is niet de uitzondering, het is de regel. Panta rhei, alles is voortdurend in beweging. Familieleden en vrienden en kennissen sterven, en ook wij staan steeds dichter bij de dood, het is al voor binnen afzienbare tijd. Terugkijkend op 72 jaar prijs ik me gelukkig dat we geen grote catastrofes meegemaakt hebben, geen natuurrampen, geen oorlogen… we hebben het goed gehad en we hebben het alsmaar beter, zelfs onze aftakeling en ons levenseinde zullen minder agressief zijn dan voor onze ouders. Het zij zo.


    Categorie:poëzie
    25-01-2018
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichten-dag 2018

    We staren ons blind

    op wat we zien

    we zijn te bijziend

    om verder te kijken

    zo zien we slechts

    de schaduw en de schijn

    en blijven verstoken

    van het licht.

     

    Het is noodzakelijk en goed

    te weten dat al wat is

    uiteindelijk bestaat

    uit identieke elementen

    en slechts verschilt

    door beweging en rust

    en het eeuwig botsen

    en versmelten

    in oude en nieuwe mallen.

     

    De blik verruimen

    is wat vereist is

    uit-zoemen

    afstand nemen

    het geheel aanschouwen

    met andere ogen kijken.

     

    Wij zijn sterrenstof

    een tijdelijke convergentie

    een gelukkig toeval

    geboren uit eeuwige

    wetmatigheid.

     

    Er is geen andere God

    dan al wat is

    en wij zijn thuis

    in deze tijdelijke woonst

    waar we leven

    in volmaakte eenheid

    met al de vele vormen

    die noodzakelijk bestaan

    in de eeuwige samenzang

    van het tijdloze nu.

     

    Karel D’huyvetters, gedichten-dag 2018

     


    Categorie:poëzie
    Tags:Spinoza, filosofie
    16-11-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)

    René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas, Groningen: Uitgeverij Nobelman, 2017, 163 blz., soft cover 14 x 21 cm, ISBN 978 9491737251, € 19,50

    Spinoza duikt soms op waar je hem niet meteen verwacht, zoals in deze roman, de eersteling van Dr. René Willemsen. Spinoza-romans zijn er wel meer geweest, denken we maar aan recentere werken als Spinoza, un roman juif van Alain Minc (1999), Het raadsel Spinoza van Irvin D. Yalom (2012), The Spinoza Quartet van Bernard Susser (2013), Spinoza in Love van Martin Skogsbeck (2014), Het web van Spinoza van Goce Smilevski (2014). Ook Hoffmans honger van Leon de Winter (1990) verdient hier vermelding. Het genre is al veel ouder: Otto Hauser schreef zijn Spinoza-roman in 1907, die van E.G. Kolbenheyer, Amor Dei verscheen in 1908, die van Berthold Auerbachal in 1837. Het is nuttig daarbij een onderscheid te maken tussen geromanceerde biografiën en alternatieve geschiedenissen van Spinoza enerzijds, en anderzijds romans waarin niet de figuur maar het gedachtegoed van Spinoza aan bod komt.

    Het is in deze laatste groep dat we de roman, of de lange novelle van Dr. Willemsen moeten situeren. De auteur (°1953) is economist en werkte jarenlang in de financiële wereld. Dat is ook het milieu waarin het verhaal zich afspeelt. Het is het verhaal van de naoorlogse generatie, de kinderen die opgegroeid zijn zonder directe herinnering aan de gruwel en de ontbering van de Tweede Wereldoorlog, die de spectaculaire opleving van de economie en de verbetering van de levensstandaard meegemaakt hebben en de grondige veranderingen in het leven en het denken vanaf de jaren 1960. Niet het minst door de onderwijshervormingen, de langere schoolplicht en de democratisering van het hoger onderwijs is er een meer kritische jeugd ontstaan die zich, mede in reactie tegen het onheil van de eerste helft van de twintigste eeuw, afkeerde van de opgelegde zekerheden van Kerk en Staat. Dat resulteerde vaak in een vrij nihilistisch hedonisme en een vlucht in het bedenkelijk genot van verdovende en zogenaamd geestverruimende middelen, maar anderzijds niet zelden ook in nogal fundamentalistische maatschappijkritische gedweep. Veel van die jongeren werden echter later door de maatschappij gerecupereerd en groeiden uit tot typische babyboomers (Pim Fortuin, 1998).

    De auteur plaatst in zijn verhaal twee dergelijke generatiegenoten naast en tegenover elkaar. Ze hebben allebei mei '68 meegemaakt, maar zijn na een degelijke opleiding in de wereld van de hogere financiën terechtgekomen en hebben daar carrière gemaakt. Thomas, de eponieme hoofdfiguur, komt uit katholieke middens en blijft een leven lang worstelen met de traditionele waarden van zijn opvoeding en zijn milieu. Henri, de verteller, is al vroeg van zijn geloof vervreemd en heeft resoluut gekozen voor het ethische atheïsme dat hij vond in het gedachtegoed van Spinoza. Het verhaal speelt zich af in het begin van de 21ste eeuw maar volgt deze beide figuren tijdens hun hele leven aan de hand van flashbacks en beschrijvingen van pertinente en dramatische gebeurtenissen. Voor Thomas zijn dat evenveel onoplosbare problemen, botsingen tussen een moderne wereld en een aftandse en onmenselijke religieuze doctrine die zijn fragiele gemoedrust grondig verstoren. Voor de nuchtere Henri zijn het gelegenheden om tijdens lange natuurtochten zijn vriend te overtuigen van de zinloosheid van zijn gekweld geloof.

    Deze eerste roman van Dr. René Willemsen mag zeker geslaagd genoemd worden. De taal is verzorgd, stijlvol en levendig, het verhaal geloofwaardig en meeslepend, de figuren zijn accuraat en overtuigend geschetst in hun uiterlijke verschijning, hun leefwereld, hun gemoedstoestand en hun karakterontwikkeling. De Spinozistische overtuiging van de verteller komt niet kunstmatig over, maar veeleer als een verantwoorde en verwerkte volwassen levenshouding. Er zijn geen lange citaten of parafrases van het werk van Spinoza, maar de grondgedachten van zijn filosofie zijn op een degelijke manier verwerkt in een aantrekkelijke en doorleefde hedendaagse levensvisie. Voor de onbevooroordeelde hedendaagse lezer is het een herkenbaar relaas van de weg die elke bewust levende persoon gegaan is vanuit de ruïnes van de eigen jeugd en die met vallen en opstaan geleid heeft tot een realistische levensfilosofie die zowel intellectueel als ethisch verantwoord is. Dat voor velen Spinoza daarbij de ideale reisgids geweest is, mag ons niet verbazen. Er is een eeuwenlange traditie van dilettanti die zonder enige specifiek filosofische opleiding toch hun heil gevonden hebben in de betrouwbare eenvoud van Spinoza's uitzonderlijk rijke gedachtegoed. Dat dit ook in onze 21ste eeuw nog steeds het geval is, bewijst dit aantrekkelijke werk van Dr. René Willemsen op overtuigende wijze. Warm aanbevolen.


    Categorie:literatuur
    31-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)

    Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen. Proeve van een ontologie, vertaling, inleiding en commentaar door Rudi te Velde, Eindhoven: Damon, 2017, 152 blz., hardcover 13 x 20,5 cm., € 19,90

    De inleiding omvat 28 bladzijden, de vertaling 48, de toelichting 59, de woordenlijst en bibliografie 6. Het is een verzorgde uitgave, compleet met leeslint en kapitaalbandjes. De tekst is gezet uit een goed leesbare letter, de bladspiegel met de vrij korte regels vergemakkelijkt het lezen. In plaats van de gebruikelijke koptitels zijn er hier voettitels die vooral opvallen door hun afwijkende schreefloze letter.

    De vertaler en commentator is de Nederlandse hoogleraar Rudi te Velde, verbonden aan de Universiteit Tilburg, die reeds verscheidene publicaties over Thomas bracht.

    Zoals in de inleiding vermeld wordt, is het werk geen eenvoudige lectuur, het vraagt inderdaad ‘nauwkeurige bestudering’. Het commentaar volgt niet na elke paragraaf of hoofdstuk, maar staat bijeen in het tweede deel van het boekje. Het lijkt echter raadzaam dat men na de inleiding meteen begint met het commentaar en pas daarna de vertaling ter hand neemt. Voor een werk geschreven rond 1250 is dat niet verwonderlijk. Niet-specialisten hebben vandaag de dag enige moeite met de terminologie en de stijl van het betoog. Zaken die toentertijd gemeengoed waren, zijn dat nu nog nauwelijks. Toch gaat het om belangrijke kwesties, al krijgen die in de huidige filosofische stromingen minder aandacht of worden ze op andere manieren geformuleerd.

    De titel zelf, De ente et essentia is op zichzelf al een uitdaging, ook voor de vertaler. Ens vindt men zelfs niet in een wetenschappelijk Latijns woordenboek, tenzij als participium van esse. Entia is de Latijnse vertaling van het Griekse ta onta, wat eveneens het participium is van eimi, zijn. Van Dale kent ‘zijnde’ evenmin. De vertaler verdedigt zijn keuze voor deze term, maar overtuigen doet hij niet, en dat blijkt voortdurend in de tekst, waar een vreemde term als ‘zijnde’ nauwelijks verhelderend is. Wellicht ware het beter geweest de term niet steeds door hetzelfde bevreemdende woord ‘zijnde’ te vertalen, maar door een woord dat in de context weergeeft waarover het gaat: een ding, een voorwerp, een zaak, een persoon, een individu, een levend wezen &c.

    Dezelfde moeilijkheid doet zich voor bij essentia. De keuze voor ‘wezen’ als vertaling is verdedigbaar, maar er zijn onmiskenbaar complicaties aan verbonden. Het wezen van iets is inderdaad dat wat het is, maar een wezen is eveneens iets dat is, en in die zin begrijpt men ‘wezen’ in het Nederlands spontaan als een vertaling van ens, en niet meteen als de vertaling van essentia, waarvoor men veeleer het voor de hand liggende ‘essentie’ verwacht. Teksten die op zich al behoorlijk ingewikkeld zijn, worden door de gemaakte keuzes soms ronduit onbegrijpelijk bij eerste lezing. Pas wanneer men zich dwingt achter zijnde en wezen de voor filosofen vertrouwde begrippen ens en essentia te denken, wordt duidelijk wat Thomas kan bedoeld hebben. Wie Latijn kent, grijpt na enkele bladzijden spontaan geërgerd naar de originele tekst en leest daar dan opgelucht verder.

    Er zijn nog meer termen die een lastige vertaling gekregen hebben. Zo wordt signatus vertaald als ‘aanwijsbaar’, zoals in materia signata. Uit de context blijkt dat het gaat om materie die een vorm (gekregen) heeft, in tegenstelling tot ruwe of primaire materie die geen vorm heeft. Het Aristotelische onderscheid tussen materie en vorm is voor de hedendaagse lezer al een kluif. Maar ‘aanwijsbare materie’ is daarbij niet echt verhelderend. Signare betekent bijvoorbeeld het munten van geldstukken: door er een vorm op te slaan gaan ze over van ruwe materie, bijvoorbeeld een klompje goud of zilver, tot een geldstuk met een bepaalde en herkenbare waarde. Materie die op die manier een vorm gekregen heeft, is niet zozeer aanwijsbaar, maar veeleer bepaald, bestempeld, gevormd, (her)kenbaar &c.

    Op een aantal plaatsen wordt ook het Nederlands geweld aangedaan. Zo is er een verbijsterende passage in het commentaar (blz. 104 en 106) over een mes: “Binnen de context van de ontbijttafel ‘verschijnt’ de mes (sic!) mij op een bepaalde manier…, terwijl dezelfde mes (sic!) mij geheel anders verschijnt &c.” En verder: ‘deze [mes] die daar ligt…’ Maar het is ook dit mes en dat mes en zelfs het mes: ‘wat buiten de identiteit van het mes als mes ligt (maar wat wel nodig is om deze (sic!) mes te identificeren).’ Is er een parallel taaluniversum waarin mes zowel een de-woord als een het-woord is?

    Als Vlaming bezondig ik mij bewust of onbewust aan vlamismen en erger ik me soms aan ‘hollandismen’. Maar wat moet je met een uitdrukking als ‘Thomas gaat elk van deze zijnsgraden bij langs…’? (blz. 135)

    Wier en wiens behoren tot de formele taal, maar zijn niet onderling omwisselbaar: ‘Er bestaat, ten eerste, iets zoals God, wier wezen het zijn zelf is’ (blz. 73) kan echt niet.

    ‘De individuatie van de ziel is bij haar begin afhankelijk ervan of zich de gelegenheid voordoet van een lichaam, want ze verkrijgt het individuele zijn alleen in het lichaam waarvan ze de akt is.’ (blz. 75) Dat is geen gesneden koek, maar de vertaling ‘ervan afhankelijk zijn of…’ is onbeholpen, en ‘akt’ is ‘act’.

    In het voorwoord noemt Rudi te Velde het werkje ‘briljant in zijn heldere en doordachte verklaringen van de ontologische basisbegrippen die ten grondslag liggen aan onze kennis van de werkelijkheid.’ Op de achterflap noemt men ‘Deze uitgave… een geschikte introductie tot het denken van Thomas’. Deze lezer heeft daarover zo zijn twijfels. In de argumenten van Thomas gaat het niet zelden om (termino)logische spitsvondigheden waarbij de band met de werkelijkheid soms ver zoek is. De auteur van het commentaar wijst er herhaaldelijk zelf op dat Thomas in dit werk nog niet tot zijn volledige maturiteit gekomen is en dat verscheidene kwesties veel uitvoeriger en duidelijker behandeld worden in zijn later werk. Wellicht bedoelt men dat dit vroege didactisch werkje door zijn bescheiden omvang van amper 48 bladzijden meer hapklaar is dan de Summa. Dat mag dan wel zo zijn, maar bij een goede inleiding tot het denken van Thomas stel ik me toch iets anders voor. Laat ons wel wezen: voor de belangstellende leek is deze tekst van Thomas vrijwel onverteerbaar; de inleiding en het commentaar lichten Thomas’ tekst zo goed mogelijk toe, maar doen nauwelijks aan externe of objectieve kritiek en duiding. Thomas is al te zeer verplicht aan het onderscheid tussen materie en vorm en dat onzalig dualisme verhindert een vruchtbare ontginning van de ontologische basisprincipes. Het geeft integendeel aanleiding tot vergezochte en nutteloze fantasieën over het werkelijk bestaan van onlichamelijke wezens (engelen…) en over de onsterfelijke ziel van de mens.

    Al bij al zal dit boekje vooral een publiek aanspreken dat al vertrouwd is met de middeleeuwse theologie en filosofie. Of die rari nantes behoefte hebben aan een nieuwe Nederlandse vertaling (naast die van Delfgaauw, 1986 en verscheidene andere in de gangbare internationale wetenschappelijke talen) is dan nog de vraag. Damon is een dappere uitgeverij.

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:filosofie
    29-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.What's in a name?

    What’s in a name? (Shakespeare, Romeo and Juliet)

    Nominalisme, idealisme, realisme, materialisme…

    Namen hebben niet echt belang: zoals Shakespeare zegt, zou de roos even lieflijk ruiken als ze een andere naam had, bijvoorbeeld meigui in het Chinees. Een appel is une pomme, een wolk a cloud. Maar hoewel de benamingen verschillen in de vele talen die er zijn, is er toch voor alles een naam, anders zou de wereld niet leefbaar zijn. In Genesis 2, 18-20 lezen we het al: ‘Jahwe God sprak: `Het is niet goed dat de mens alleen blijft. Ik ga een hulp voor hem maken die bij hem past. Toen boetseerde Jahwe God uit de aarde alle dieren op het land en alle vogels van de lucht, en bracht die bij de mens, om te zien hoe zij ze noemen zou: zoals de mens ze zou noemen, zo zouden ze heten.De mens gaf dus namen aan al de tamme dieren en aan al de vogels van de lucht en aan al de wilde beesten; maar een hulp die bij hem paste vond de mens niet.’

    Let wel: de mens geeft de dieren geen individuele naam, zoals mensen een eigennaam hebben; het gaat om soortnamen: aap, slang, arend, zwaluw. De benamingen die we gebruiken slaan dus op al de individuen van een soort. Maar wat is een soort? Het is een groep van individuen die een gemeenschappelijk kenmerk hebben. Dat kan een zeer algemeen kenmerk zijn, en dan is de soort heel uitgebreid en divers, bijvoorbeeld ‘levend wezen’. Of het kan een zeer specifiek kenmerk zijn, bijvoorbeeld ‘mens’, en uiteindelijk bedoelen we daarmee in de biologie dat het om een individu gaat dat zich met een menselijke soortgenoot kan voortplanten.

    Een individu draagt zo verscheidene namen, gaande van de meest algemene tot de meest individuele, de eigen-naam: Karel D’huyvetters. Misschien is er in de loop van de geschiedenis nog een persoon geweest met die naam (al heb ik daar geen weet van, terwijl er ongetwijfeld talrijke Piet Janssens en Jan Peters geweest zijn), maar dan nog was dat numeriek een andere persoon. De kans dat al de atomen die die andere persoon vormden nu opnieuw samengekomen zouden zijn voor een tweede incarnatie, is vanishingly klein. Maar zelfs in dat onwaarschijnlijke geval zou het nog een andere persoon zijn die in andere omstandigheden leeft en dus anders is. Er zijn al enkele honderden miljarden mensen geweest, waarvan er nu zeven miljard leven, en die zijn allemaal verschillend. En toch zijn het allemaal mensen. Er is dus een veelheid van verschillende individuen die allemaal dezelfde benaming hebben: mens, zij het in verschillende talen.

    Wat er in feite bestaat op een gegeven moment is een aantal individuele mensen. ‘De mens’ bestaat niet op dezelfde manier als Jan en Piet bestaan. Het is een naam. Die naam bestaat ook, als een klank die we voortbrengen en die we begrijpen, als een geschreven woord dat we herkennen, als een pictogram, een schilderij enzovoort, steeds onder een of andere materiële vorm. Die materiële vorm is echter zinloos indien er niemand is om die waar te nemen en juist te interpreteren. Als je niet weet wat meigui betekent, ben je niets met die zes letters. De materiële vorm is drager van een betekenis voor de waarnemer die op de hoogte is van de gemaakte afspraken.

    De vraag is nu of die betekenis op zich bestaat. Dat lijkt evident, maar dat bestaan is dan toch anders dan het materiële bestaan van de drager van de betekenis. Het begrijpen van de betekenis is een kennende activiteit van een waarnemer. Dat is een materiële activiteit van de hersenen, maar dat elektrochemisch proces is op zich even betekenisloos als de inkt op het papier. Enkel degene die denkt, begrijpt ook de gedachte. ‘Mens’ is een begrip. Begrippen bestaan en kunnen omschreven en gedefinieerd en gecommuniceerd worden. Maar hoe bestaan ze?

    Filosofen hebben daarover veel nagedacht en geschreven. Sommigen menen dat enkel de individuen bestaan, bijvoorbeeld de mensen, en dat het begrip ‘mens’ louter een hersenspinsel is, een gedachteconstructie. Anderen menen dat juist die begrippen werkelijk bestaan, of een hogere, eeuwige vorm van bestaan uitmaken, terwijl de vergankelijke individuen slechts tijdelijke belichamingen zijn van die ideeën. Nominalisten (van het Latijn nomen, naam) menen dat begrippen, en dan vooral zeer algemene en abstracte begrippen, niet echt bestaan, het zijn slechts namen die wij bedenken. Er zijn veel zaken die wit zijn, maar ‘wit’ bestaat niet op zichzelf, het is steeds een eigenschap van iets dat wel bestaat. De tegengestelde opvatting is dan een realisme over algemene en abstracte begrippen, en dat noemt men meestal een idealisme, omdat die denkrichting het werkelijk bestaan voorstaat van dergelijke ideeën.

    Sommige filosofen menen dat dergelijke algemene en abstracte begrippen niet aangetroffen kunnen worden in de wereld waarin wij leven, maar eraan toegevoegd worden door het menselijk inzicht. Het zijn gedachteconstructies die weliswaar gebaseerd zijn op onze waarneming, maar daaraan iets toevoegen dat niet aanwezig is in de zaken zelf. Als een biljartbal een andere aanstoot, zien we die eerste bal als de oorzaak van de beweging van de tweede bal. Maar in de werkelijkheid is er alleen een opeenvolging van gebeurtenissen, een fysieke verplaatsing van voorwerpen. Oorzaak en gevolg zijn termen die wij gebruiken om die gebeurtenissen te beschrijven en te verklaren. Het begrip ‘oorzaak’ of ‘gevolg’ bestaat niet in de natuur, het is een menselijke creatie.

    Dat is een heel abstracte manier van denken die wel enige inspanning vraagt, maar er zit wel iets in. Het begrip ‘mens’ is een veralgemening op basis van de kenmerken die we zien in alle individuen. Maar een mens die louter aan dat abstracte begrip beantwoordt, bestaat niet. Het is evident dat elke concrete mens veel meer is dan dat, en dat een concrete mens op een gans andere manier bestaat dan het abstracte begrip.

    Wat moeten we ons immers voorstellen bij het algemene begrip ‘mens’? Om goed te zijn moet de definitie ervan ondubbelzinnig beschrijven wat ‘mens’ betekent, als onderscheiden van elk ander begrip, zoals ‘dier’ of ‘steen’. Men kan dan trachten een volledige opsomming te geven van al de eigenschappen die men in een unieke combinatie aantreft in de mens, terwijl sommige van die kenmerken ook in andere wezens kunnen voorkomen. Men zal daarbij die kenmerken weglaten die als niet-essentieel beschouwd worden voor het mens-zijn, bijvoorbeeld de grootte, het gewicht, de huidskleur (al was dat niet altijd zo…), de kleur en de vorm van de beharing en nog veel meer. Uiteindelijk zal blijken dat het heidens moeilijk is om de essentiële kenmerken vast te leggen: hoe algemener het begrip, hoe minder inhoud het heeft. Wat maakt de essentie uit van een mens? De onderlinge verschillen zijn zo groot dat het moeilijk wordt om zelfs maar één kenmerk te noemen dat uitsluitend op de mens van toepassing is. Bijvoorbeeld: men zou kunnen stellen dat het vermogen om te spreken typisch is voor de mens. Maar niet alle mensen kunnen spreken en zelfs als ze dat kunnen, is dat vermogen bij sommigen zo onbetekenend dat men het nauwelijks als een essentieel kenmerk kan beschouwen. In de biologie deelt men levende wezens in op grond van hun mogelijkheid om zich onder natuurlijke omstandigheden met elkaar voort te planten en daarbij vruchtbare nakomelingen voort te brengen. Dat is weliswaar een uiterst nuttige afbakening van een soort, maar het is geen erg zinvolle omschrijving van een mens: een mens is zoveel meer dan een wezen dat zich voortplant met zijn soortgenoten, en de definitie geldt ook voor alle andere levende wezens. Wanneer beschouwt men een levend wezen als een mens? Als het zich op natuurlijke wijze kan voortplanten met een ander levend wezen en vruchtbare nakomelingen voortbrengen. Er zijn echter heel wat niet-natuurlijke manieren van voortplanting onder de mensen, en anderzijds zijn er heel wat mensen die zich nog niet of niet meer kunnen voortplanten of dat niet willen of wensen: zij dat dan geen mensen? Mijn partner suggereerde deze definitie: een mens is een wezen dat geboren wordt uit een mens. Dat is een prachtige en zeer bruikbare definitie, maar ze verlegt het probleem alleen maar: wanneer kunnen we zeggen dat iemand een mens is waaruit dan een andere mens kan geboren worden?

    In feite zijn onze begrippen inderdaad veralgemeningen en omschrijvingen van de werkelijkheid in al haar verscheidenheid. Elk wezen, elk ding is uniek. Niet alleen is het ‘numeriek’ uniek, dat wil zeggen dat het in zijn bestaan uniek is: het bestaat op een bepaalde plaats en op een bepaald moment; het is ook uniek van vorm en samenstelling, er zijn geen twee werkelijk totaal identieke voorwerpen of wezens. Elke definitie die we zouden bedenken van ‘mens’ zou ontoereikend zijn om de uitzonderlijk rijke uniciteit van een bepaalde mens uit te drukken. Het is echter wel nuttig dat wij ons algemene begrippen vormen en daarover met elkaar in gesprek gaan om ze zo nauwkeurig mogelijk te omschrijven, maar ze zijn niet meer dan dat: omschrijvingen vanuit een bepaald oogpunt. Wanneer men bijvoorbeeld een universele verklaring van de rechten van de mens gaat opstellen, is het noodzakelijk dat men zo goed mogelijk bepaalt wat men bedoelt met ‘mens’, want van die omschrijving zal het afhangen of iemand zich op die universele rechten kan beroepen.

    Toch is er iets dat wringt in die manier van denken. Het is niet omdat een begrip iets anders is dan een concreet bestaand individu dat een begrip niet zou bestaan. Er zijn evident verschillende manier waarop iets kan bestaan, en dat begrippen bestaan, kan niemand betwisten. Maar er is meer. Begrippen zijn niet zomaar hersenspinsels of toevallige afspraken. Ze zijn gebaseerd op de waarneming, op herhaalde en nauwkeurige waarneming, op beredenering, overleg, bijsturing, nuancering, verificaties, twijfel, argumentering en discussie. Zeker, er zijn ook dwaze of gebrekkige ideeën. Maar het is niet omdat men eeuwenlang gedacht heeft dat de zon om de aarde draait, of dat de aarde plat is, dat dat ook zo is. Sommige ideeën zijn niet meer dan hersenspinsels, maar de meeste van onze ideeën zijn heel veel meer dan dat. Ze hebben een fundamentum in re, ze zijn gegrond op de werkelijkheid. Wat ze zeggen over die werkelijkheid is geen verzinsel, maar een redelijk accurate weergave van hoe de werkelijkheid werkelijk is. Een sprekend voorbeeld daarvan is onze technologische wereld. Voortgaand op een wetenschappelijke benadering en bevraging van de wereld zijn wij in staat om met de materialen die wij in de wereld aantreffen verbazingwekkende zaken te realiseren die zonder menselijke tussenkomst niet zouden kunnen gebeuren, of niet in die mate. Dat komt omdat wij niet zozeer met ons verstand iets toevoegen aan de werkelijkheid, maar de eigenschappen van het universum adequaat onderkennen. Oorzaak en gevolg is niet zomaar een arbitraire gedachteconstructie, het is een natuurwet, een vaste manier waarop de werkelijkheid bestaat. Wit is niet zomaar een woord, het is een afgesproken beschrijving van een definieerbare en meetbare eigenschap van het licht. En de definitie van een mens als ‘een levend wezen dat zich kan voortplanten met een andere mens’ is een concrete werkelijkheid, niet zomaar een waanidee. Zeker, alle wetmatigheden en begrippen die op inductieve wijze tot stand komen, dat wil zeggen louter door observatie, zijn tentatief en dus precair; het volstaat dat er een waarneming is die ervan afwijkt opdat de regel zou vervallen. Maar wij gaan ook deductief te werk, wij zijn in staat om op basis van bestaande vastgestelde wetmatigheden logische conclusies te trekken die geldig blijken zijn. Als we sommige resultaten van de werktuigkunde en de elektronica bekijken, of de spectaculaire verwezenlijkingen van de architectuur, of de vele manieren om energie op te wekken, of de ruimtevaart, kunnen we niet anders dan besluiten dat onze wetenschappelijke benadering van de werkelijkheid grotendeels klopt.

    Dat kan men ook zeggen van begrippen als vrijheid, gelijkheid, rechtvaardigheid, medemenselijkheid. Op basis van filosofisch onderbouwd redeneren kan men tot conclusies komen die niet zomaar afspraken zijn, maar die een grond hebben in de werkelijkheid. Het is werkelijk zo dat handelen volgend dergelijke principes bijdraagt tot de manier waarop de werkelijkheid, onze werkelijkheid, bestaat.

    Onze begrippen bestaan dus niet alleen als abstracte ideeën die wij ons vormen, ze zijn tevens aanwezig in de werkelijkheid, ze zijn de begrijpelijke manier waarop de werkelijkheid is. Indien het universum chaotisch was, zouden we vruchteloos proberen te achterhalen hoe het ineen zit en wat ermee te doen valt. Dat is waarover Einstein zich blijvend verwonderde: dat het universum zich leent tot begrijpen, dat de natuurwetten uitgedrukt kunnen worden in logische en mathematische formules, dat er een wetenschappelijke manier is om over het universum te spreken, dat abstracte en universele begrippen wel degelijk bestaan en zeer bruikbaar en zelfs noodzakelijk zijn voor de mens en voor de samenleving.

    Een nominalisme dat onze intellectuele verwezenlijkingen reduceert tot niet meer dan loze spielereien van het povere menselijke verstand is blind voor de noodzakelijkheid van de eeuwige natuurwetten. Een idealisme dat de werkelijkheid verguist en enkel heil ziet in een bovennatuurlijke wereld van abstracte begrippen is even blind voor de daadwerkelijke en ordelijke realiteit van het universum. Het universum is materieel reëel en het is niet chaotisch maar ten gronde begrijpelijk. Het menselijk verstand is wel degelijk bij machte om die noodzakelijke ordening ten minste gedeeltelijk te doorgronden door actief rationeel na te denken en te handelen en een beschaving uit te bouwen waarin onze gedachten en begrippen als memen gebruikt en gekoesterd worden in het collectieve bewustzijn en geheugen, en veilig bewaard en overgeleverd worden op talloze materiële dragers.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    19-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spinoza: Ethica

    Ik heb het genoegen  hierbij de publicatie aan te kondigen van mijn jongste werk:

    Spinoza: Ethica, uit het Latijn vertaald en toegelicht, deel 1 vertaling, 256 blz., deel 2 toelichting, 432 blz. Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2017.

    Met deze nieuwe uitgave wordt Spinoza’s meesterwerk toegankelijk gemaakt voor een ruim Nederlandstalig publiek.

    Uitgeverij Coriarius publiceert dit werk zonder winstoogmerk, zodat de prijs heel bescheiden kon blijven: € 32 verzendkosten inbegrepen; voor Nederland € 35.

    We bieden het werk nu tijdelijk aan:

     

    uitzonderlijke introductie- en vriendenprijs

    € 25 verzendkosten inbegrepen; voor Nederland € 28

     

    voor de beide delen samen, die niet afzonderlijk verkocht worden.

    Eenvoudig te bestellen bij Uitgeverij.Coriarius@telenet.be. Een mailtje met opgave van het leveringsadres volstaat.

     

     Spinoza: Ethica uit het Latijn vertaald en toegelicht


    Categorie:levensbeschouwing
    02-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca

    Van Patrick Lateur, de gereputeerde vertaler van nota bene de Ilias én de Odyssee van Homeros, verscheen heden bij Damon ‘Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca’. Die Anthologia is een immense verzameling van Griekse verzen, of verzen in het Grieks, uit een periode van meer dan duizend jaar, van de vroegste dichters uit het antieke Griekenland tot de allerlaatste stuiptrekkingen van het antieke Rome. Deze selectie uit de Anthologia volgt op eerdere bloemlezingen van de auteur rond Plato (P., 2006), over dichters (Voltaire, 2009) en over filosofen (Damon, 2009). De gedichten in dit boek verschenen als een werk in wording op de Facebook pagina van de auteur in wekelijkse afleveringen, maar zijn hier nu nuttig en zelfs nodig voorzien van een algemene inleiding, verklarende aantekeningen bij de teksten en registers op naam van de dichters, op eigennamen die voorkomen in de tekst en op de nummering van de epigrammen.

    Voor de allicht zeldzame lezers die op school Grieks geleerd hebben, is het een aangenaam weerzien van gedichten in het oorspronkelijke Grieks dat de vertaling telkens voorafgaat. Het roept milde herinneringen op aan de vele uren die we aangenaam doorbrachten in een klas met een beperkte groep nieuwsgierige leerlingen, geschaard rond een begaafde en begeesterde leermeester om zo de rijkdom van die cryptische lettertekens en die vreemde woorden te onthullen.

    Het hoeft niet gezegd, maar de vertalingen zijn zoals steeds bij Patrick Later voorbeeldig vlot leesbaar gesteld in een fris en ongekunsteld hedendaags Nederlands, met behoud van de typische zeggingskracht van het origineel.

    Epigrammen ontstonden bij verschillende gelegenheden: op een gedenksteen op de plaats waar een belangrijke overwinning behaald werd op de vijand, in een haven om de goden te danken voor een behouden aankomst of hun zegen af te smeken bij een gevaarlijke zeereis, bij een beroemd beeld of schilderij, op een votiefgeschenk dat men achterliet aan een bron of een lieflijke plaats, op een vogelschrik (meestal een uitdagende Priapos), of als een grafschrift.

    De selectie die de auteur maakte voor deze uitgave heeft de goden als rode draad: de Griekse goden vanzelfsprekend, met uitzondering van enkele christelijke epigrammen aan het einde van het boek. Enige kennis van de Griekse mythologie is dus noodzakelijk voor een goed begrip; de aantekeningen zijn immers summier. Sommige gedichten zijn niet meer dan stereotiepe parafrasen op bekende mythologische thema’s zoals de keuze van Paris, of de escapades van Zeus. De goden van de Griekse en Romeinse oudheid zijn niet te vergelijken met de christelijke goden (Vader, Zoon, Heilige Geest), maar veeleer met Maria en de bonte schare van Roomse heiligen die men voor allerlei zaken aanriep en dankte. Het was een gemeenschappelijk cultureel erfgoed veeleer dan een ideologische godsdienst zoals het jodendom, het christendom of de islam. In de verzameling prijken echter ook echte pareltjes, waarin achter de gebruikte beeldspraak diepmenselijke inzichten en ervaringen schuilen die de lezer verrassen door hun onthutsende directheid. Zo wordt de liefde, of liever de verliefdheid ervaren als een vuur dat het slachtoffer verteert dat getroffen wordt door de pijlen van Eros. Het zijn vooral die vaak korte gedichtjes die deze bundel tot meer maken dan een leuke verzameling van goed vertaalde Griekse gelegenheidspoëzie. Hier horen we de stem van de antieke dichter die haar oorspronkelijke emotie verwoordt en ervaren we prangend de verrassend moderne vertolking van deze onsterfelijke poëzie.

    Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca, Eindhoven: Damon, 2017, 200 blz., paperback, € 18,90.

    Afbeeldingsresultaat voor lateur goden


    Categorie:poëzie
    01-10-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017

    ‘De tentoonstelling 'Met taal van lijnen en vlakken' is het resultaat van een zoektocht naar de essentie van vorm en inhoud. Hoe kan je in lijnen en vlakken vorm geven aan wat zich in het menselijk bewustzijn, voorbij het individuele en het anekdotische, als grondervaring aanbiedt in een universele taal.’

    ‘In den beginne schiep God hemel en aarde, en de aarde was zonder vorm en leeg…’. Dat moet zowat het gevoel zijn van de kunstenaar voor het lege doek of blad, een ware horror vacui, de angst voor het lege. Als een god zegt de mens dan: laat er licht zijn, en ziet dat het licht goed is. Vervolgens verdeelt de mens de ruimte tussen licht en duisternis. Door het aanbrengen van lijnen en vlakken in zwart/wit of kleuren creëert de kunstenaar een wereld waar voorheen alleen leegte was. Lut De Rudder weet alles van lijnen. Sinds jaren trekt ze elke dag ontelbare lijnen op het blad. In een van haar cycli bestaat het kunstwerk uit één enkele lijn. Op het tweede werk waren er twee, enzovoort. Als drie lijnen elkaar kruisen, ontstaat een driehoek, een merkwaardige figuur die talloze vormen kan aannemen, maar waarvan de drie hoeken samen altijd twee rechte hoeken vormen. Van een vierkant, een ruit, een rechthoek vormen de vier hoeken samen altijd vier rechte hoeken. Van een cirkel liggen alle punten op dezelfde afstand van het middenpunt. Met die eenvoudige vlakke figuren experimenteert Lut onverdroten, steeds weer licht en donker en kleur variërend in afmetingen en verhoudingen en invulling. Het brengt haar tot rust, ze vindt zin en evenwicht in de pure essentie van de strakke vlakken en de lijdzame lijnen die het blad indelen en tot leven brengen in steeds nieuwe vorm en betekenis.

    Maar er is meer in onze wereld dan alleen de drie elementaire vormen: driehoek, vierhoek, cirkel en de vormen die resulteren uit hun overlappingen. Er zijn meer complexe vlakken, triskaidecagonen en nog veel ergere tongbrekers. En naast allerlei regelmatige is er ook een oneindige reeks van onregelmatige veelhoeken. Wanneer we de rechte lijn en de zuivere cirkel verlaten, opent zich een universum van combinaties van gebogen lijnen. Wanneer we het pure zwart verlaten dat het wit wit maakt en het oneindige spectrum van kleuren erbij halen (de mens kan tot 100.000 verschillende kleuren onderscheiden), bevinden we ons in de wereld van de schilderkunst. Zo gaan we van de uiterste abstractie tot de meest intense en sublieme complexiteit. De kunstenaar maakt de keuzes die ons verwonderen, verbazen, fascineren en ontroeren.

    Spinoza, de filosoof die in Nederland leefde van 1632 tot 1677, maakte een soortgelijke redenering over de mens. De mens maakt deel uit van de wereld en bestaat uit hetzelfde materiaal als alle andere wezens en wordt dus beheerst door de strakke natuurwetten die de materie beheersen tot in de ijle wereld van de subatomaire elementaire deeltjes. De mens is echter geen muon, geen boson of quark, maar een uiterst complex levend wezen, en daarvoor gelden naast de zeer algemene bovendien meer complexe natuurwetten, die alleen voor levende wezens en zelfs alleen voor mensen gelden. Maar het blijven natuurwetten, er is wel verregaande complexiteit, maar geen chaos. We kunnen over emoties spreken zoals over lijnen, vlakken en lichamen, zegt Spinoza. Omgekeerd kan men zeggen dat een begenadigd kunstenaar door eenvoudige lijnen en sobere vlakken te tekenen of door subtiel geraffineerde composities te maken in vorm en kleur, pure emoties of complexe gevoelens kan oproepen.

    Spreken is tekenen en schilderen met woorden. We kunnen onze gevoelens formuleren in freudiaanse analyses, in meetkundige stellingen of in meer poëtische bewoordingen. Ik verkies te eindigen op die laatste manier met een gedichtje dat ik schreef voor Luts verjaardag:

    Toen onze wegen woelig kruisten

    in de nare nazomer van ons leven

    dachten we aan samen oud worden

    en bijna berustend stilaan sterven

    we hebben elkaar de ruimte gegeven

    om moedig nieuwe wegen in te slaan

    de milde michielszomer van ons late leven

    waarin het leven weer barst en bruist

    genadig wenkt de herfst in gulle gloed

    hand in hand gaan we dankbaar samen

    de schaduw van het afscheid tegemoet.

    Karel D’huyvetters, 9 september 2017


    Categorie:kunst
    Tags:tentoonstelling, kunst
    24-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Uitgeverij Coriarius

     

    Paul Claes, SIC. Mijn citatenboek, Werchter: Uitgeverij Coriarius, 2017, 128 blz., 12,5 x 20 cm, softcover.

    Een treffend citaat is een formule die wat we vaag vermoeden definitief onder woorden brengt. Als een verbale vuursteen slaat het vonken van verbazing.

          Dit citatenboek is de weerslag van een halve eeuw verwonderd lezen. Als student begon Paul Claes bij zijn lectuur zinnen te noteren die hem bijzonder opvielen. Om enige orde in de chaos te scheppen rangschikte hij de citaten thematisch.

          Wie citeert, eigent zich toe. Deze collectie is dan ook een geestelijke biografie. Door alle vreemde citaten te vertalen, heeft de verzamelaar ze tot eigen woorden gemaakt. Door ze een voor een te overwegen kan de lezer ze veranderen in eigen gedachten.

     

    Paul Claes (Leuven 1943) is een even vruchtbaar als veelzijdig romancier, dichter, essayist, pasticheur, criticus, vertaler en bloemlezer. In 2017 verscheen zijn honderddertigste boek.

     

    'Paul Claes - de scherpzinnigste lezer van Noord en Zuid' (Kees Fens)

    Verkoopprijs € 12,50 (verzendkosten inbegrepen).

    Tijdelijke introductie- en vriendenprijs:

    € 9,90 verzendkosten inbegrepen.

    Bestel bij Uitgeverij Coriarius: uitgeverij.coriarius@telenet.be

    Uitgeverij Coriarius, Hogeweg 78, 3118 Werchter

    0486 273784 bankrekening BE40 9731 6405 9063


    Categorie:poëzie
    12-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Facebook

    Het leek een leuk idee, Facebook. Na enkele jaren alles gezien te hebben dat vrienden, kennissen en onbekenden me bewust of onbewust toestuurden, heb ik voor een aantal ‘vrienden’ de informatiekraan dichtgedraaid: we zijn nog wel vrienden, maar ik volg hen niet meer, omdat ik hun berichten niet interessant vind en je nu eenmaal niet alles kan lezen. Een ander aspect van Facebook is het aanbod aan spectaculaire en aangrijpende beelden en video’s. Je blijft er met verbazing naar kijken, soms met tranen in de ogen. Maar de laatste tijd bekijk ik die zaken wat argwanender. Van sommige video’s zie je meteen dat ze in scène gezet zijn. Bij andere is dat minder duidelijk. Zo was er eentje over een klein reptiel dat gered was uit een zwembad en met veel moeite gereanimeerd werd. Leuk, maar even later was er een gelijksoortig filmpje, maar nu met een eekhoorntje dat gered werd op identiek dezelfde manier. Dan denk je: hé, dat heb ik nog gezien, en je begint je af te vragen of men niet eerst die beestjes half verdronken heeft om dan een filmpje te kunnen maken over hun redding. En als het niet lukt, gewoon nog eens proberen tot je een filmpje hebt dat miljoenen views en likes krijgt. Zo ook met herten die met hun gewei vastgeraakt zijn, dieren die uit kolkende rivieren gered worden of door het ijs gezakt zijn, verwaarloosde honden die miraculeus herstellen enzovoort. Deze morgen was er eentje over een kerel die een scam, een telefoonoplichter van antwoord diende. Het leek echt, maar dan dacht ik aan die andere kerel die naar een school belde om een schooluniform te vragen en zich voordeed als een vierjarige peuter.

    Met andere woorden: wat is er echt op FB en wat is fictie? Zijn de honderdjarigen die een like vragen wel honderd? Zijn de chemo-kinderen wel ziek? Zit Jan met de pet wel degelijk aan de Azurenkust? Is die zonsondergang wel op Santorini, en is tante Julia echt daar? Is nonkel Edmond echt de Ventoux opgereden? Is dat echt het bord van die verre vriend in dat leuke restaurantje? Is dat wel dezelfde hond? Misschien wel, maar het probleem is dat je het onmogelijk echt kan weten. Facebook of Fakebook?

    De vraag is dan enerzijds: heeft het belang? Zo’n redding van een dier is echt wel spannend om te bekijken, zelfs als het opgezet spel is. Maar anderzijds: hoe ver zal men nog gaan? Hoeveel dieren moeten er sneuvelen voor enkele minuten FB-vermaak of YouTube-sensatie? Filmpjes maken is een industrie geworden waar mensen grof geld mee verdienen. En: waar zijn we in hemelsnaam mee bezig, zowel wij die naar die filmpjes en foto’s zitten te kijken, als zij die ze maken? Hebben we echt niets anders en beters te doen? Tijd voor bezinning over mijn Facebook-activiteiten dus. Er zijn interessante aspecten aan, maar er is ook massaal rommel aanwezig en het is niet gemakkelijk die te vermijden.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij, samenleving
    11-09-2017
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De heilsstaat is niet voor morgen.

    Er gaat bijna geen dag voorbij dat er in de media geen bericht verschijnt over schrijnende toestanden in de zorgsector. Er zijn te lange wachtlijsten voor zowat alle voorzieningen. Veel zorgbehoevenden van jong tot oud vallen tussen de mazen van het vangnet. De zorgverstrekkers zijn zwaar overbevraagd. Nochtans spendeert de staat miljarden: het beschikbaar Belgisch budget gezondheidszorg alleen al is in 2016 ruim 23 miljard euro. Het budget sociale bescherming bedraagt ruim 50 miljard. Als je dat verdeelt over 10 miljoen Belgen betekent dat 7.300 euro per persoon. De staat betaalt dus enorme sommen aan onze zorg. Wij menen dat wij recht hebben op die subsidies. We vinden het maar normaal dat de staat voor ons zorgt. Dat we daar uiteindelijk zelf voor betalen via de belastingen, daar staan we niet bij stil. Toch kan men zich de vraag stellen of we alle zorg van de overheid moeten verwachten. Zijn staatsinstellingen of instellingen die bijna uitsluitend gefinancierd worden met staatssubsidies het best geschikt om zorgen te verstrekken? Moeten we met al onze problemen naar een of andere staats- of gesubsidieerde instelling? Kan de verzorgingsstaat al onze problemen oplossen? Mogen we van de staat verwachten of eisen dat die alle problemen voorkomt of oplost?

    Het is duidelijk dat we nog niet in die sociale heilsstaat leven. Maar zowat alle politieke partijen en alle belangengroepen lijken ervan uit te gaan dat de maatschappij slechts dan optimaal zal functioneren wanneer er voor elk probleem een oplossing voorhanden is, en er dus uiteindelijk alleen nog maar volmaakt gelukkige mensen zijn, die in optimale omstandigheden leven op alle gebied. Of anders gezegd: dat men alleen gelukkig kan zijn als men onbezorgd in optimale omstandigheden leeft, en dat men noodzakelijkerwijs ongelukkig is als dat niet het geval is.

    Of we ooit die hemel op aarde zullen realiseren, is uiterst twijfelachtig als we voortgaan op de huidige toestand. We zijn zo ver verwijderd van dat ideaal dat het niet realistisch lijkt te verwachten dat we het ooit zullen bereiken. We maken grote vooruitgang op sommige gebieden, maar natuurrampen veroorzaken nog altijd enorme schade en veel menselijk leed, om nog te zwijgen van de eindeloze gewapende conflicten overal ter wereld. Opiniemakers willen ons doen geloven dat er voor alles een oplossing is als we hun (tegenstrijdige) raad opvolgen. Men creëert zo de verwachting dat het ideaal wel degelijk bereikbaar is en dat de huidige toestand slecht is omdat men niet genoeg inspanningen levert of niet de juiste maatregelen treft. Dat zorgt voor een chronisch ongenoegen bij zowat iedereen, waarbij iedereen beschuldigend de andere als verantwoordelijke aanwijst voor de onrechtvaardige bestaande toestanden. Vooral de linkse ideologieën spannen daarin de kroon. Het is nooit genoeg, het is nooit goed. Wie weinig heeft, moet meer krijgen en dat moet uiteraard komen van wie te veel heeft. Iedereen moet een menswaardig bestaan leiden, en het is de overheid die dat moet garanderen. Dat leidt uiteindelijk tot communisme, waarbij alle inkomsten van de burgers doorgestort worden aan de staat, die instaat voor alle voorzieningen. Wij hebben gezien tot welke wantoestanden dat leidt, in de Sovjet-Unie en andere communistische experimenten. Het probleem met het communisme en het socialisme is dat uiteindelijk toch iemand moet bepalen hoe het werk en de middelen verdeeld worden, en de personen die dat gezag in handen hebben zijn nog altijd mensen die zich kunnen vergissen. Als er een volmaakt communistisch systeem zou bestaan waarin niemand ooit een verkeerde beslissing neemt, dan zou dat inderdaad de heilsstaat opleveren. Maar ook dat is een utopie, iets dat nergens bestaat en ook niet kan bestaan. Een utopie is een gedachte-experiment, geen blauwdruk voor een reële maatschappij.

    Enkele voorzichtige conclusies. Laten we een gezond scepticisme aan de dag leggen tegenover politici en ideologen die de hemel op aarde beloven: als het zo eenvoudig was om dat te realiseren, dan was het al lang gebeurd. Laten we niet te gauw denken dat de huidige toestand ‘onaanvaardbaar’ is: meestal kunnen we niet anders dan die aanvaarden, en proberen om die beter te maken. Laten we niet te veel rekenen op de overheid: als we zelf een probleem aanpakken, hoeven we niet te betalen om het door een dure instelling te laten oplossen. Laten we niet te gauw denken dat er voor alles een voor de hand liggende oplossing is: het samenleven van zeven miljard mensen is geen simpele zaak. Laten we naast rechtvaardigheid vooral ook onze vrijheid nastreven: wie alleen maar doet wat anderen voorschrijven, maakt zich afhankelijk van die anderen voor de realisatie van het eigen welzijn en welbehagen. Sapere aude! Durf zelf na te denken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij, samenleving


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!