Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (242)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    24-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pico della Mirandola

    Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid, Historische Uitgeverij, Groningen, 2008 (recensie)

    Wie zoals ik op zoek gaat naar de vroegste sporen van vrijzinnigheid en verzet tegen alle religie, botst onvermijdelijk op welluidende namen, die ons evenwel op zich geen boodschap meer brengen, omdat de weerklank van hun stem verstomd is in de mistige verten van ver vervlogen tijden. Onze tijd is genadeloos voor het eertijdse, helaas.

    Giovanni Pico della Mirandola was de jongste zoon uit een adellijk geslacht uit de provincie Modena in de Po-vlakte, het noorden van Italië. Hij werd geboren in 1463 en stierf in Firenze in 1494, waarschijnlijk vergiftigd. Tijdens zijn korte leven verwierf hij een grote bekendheid als humanistisch renaissancegeleerde, een prototype van de uomo universale zoals zijn tijdgenoot Leonardo da Vinci. Zijn faam is tot op heden gebleven, maar het is voor mij zeer de vraag of die ook gegrond is. Zijn meest bekende en geciteerde werk is zijn Rede over de menselijke waardigheid.

    In 2008 al verscheen bij Historische Uitgeverij – Groningen Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Michiel op de Coul, ingeleid en van een nawoord voorzien door Jan Papy. De uitgeverij bezorgde me een exemplaar van de recente, licht gewijzigde herdruk (2022).

    De Rede is een erg korte tekst, amper zesenveertig bescheiden bladzijden, vrij grote letter, ruime interlinie, de oorspronkelijke uitgave besloeg dertien kwarto bladzijden. De titel, Rede over de menselijke waardigheid, is er later aan toegevoegd. De redevoering is nooit gehouden en de tekst is later sterk herwerkt en aangevuld, slechts gedeeltelijk door Pico zelf.

    Voor de moderne lezer is het lezen ervan een bevreemdende ervaring. Je verwacht je, in het licht van de naam en de faam van het werk, aan een gepassioneerd pleidooi voor de menselijke waardigheid. Enkel de eerste bladzijden kunnen daarvoor doorgaan, maar zelfs daarin moeten wij ons een weg banen door het literaire kreupelhout dat onze zoektocht naar een goed begrip danig belemmert. In de rest van de tekst is er zelfs geen spoor meer van een pad, zozeer heeft de erudiete beeldspraak de rechtlijnige gedachtegang overwoekerd. Enkel specialisten en uitzonderlijk gemotiveerde lezers zullen dit werkje helemaal uitlezen. Zo zie je maar dat een (valse) aantrekkelijke titel en aloude faam veeleer een nadeel kunnen zijn dan een voordeel; hoe hoger gespannen de verwachtingen, hoe deerlijker de teleurstelling wanneer die niet ingelost worden.

    Wij hebben, vrees ik, maar weinig objectieve redenen om Pico met dezelfde eretitels te bekleden als Leonardo da Vinci, Nicholas van Cusa, Leone Battista Alberti, Galileo Galilei of Michelangelo. Het komt mij voor dat zijn al dan niet terechte faam grotendeels berust op dit ene werkje, waarin hij ons overdondert met citaten en verwijzingen en waarin hij beweert zowat alle toen bekende talen grondig te beheersen, naast het Latijn ook het Grieks dat toen maar nauwelijks gekend was in het Westen, maar ook Chaldeeuws (of Aramees?), Perzisch, Hebreeuws en Arabisch naast andere levende en dode Oosterse talen en zelfs de Egyptische hiërogliefen, die pas ettelijke eeuwen later zouden ontcijferd worden. Niet alleen was hij zeer vertrouwd met die talen, hij had ook zowat alles gelezen dat in die talen geschreven was, en dat alles al op de uiterst jeugdige leeftijd van tweeëntwintig jaar. Zelfs indien hij uiterst begaafd was, wat wel het geval lijkt geweest te zijn, is het in de praktijk uiterst onwaarschijnlijk dat hij over de eruditie beschikte die hij zichzelf toeschrijft, al was het maar omdat de drukkunst toentertijd pas ontdekt was en manuscripten erg zeldzaam, en de kennis van vreemde talen zelfs bij de grootste geleerden zeer summier of totaal afwezig. Bovendien stond de jonge Pico bekend als een zeer wereldse jongeling, met een reputatie als minnaar en hoveling die voor zijn literaire en filosofische renommee niet moest onderdoen. Ik neem dus aan dat er sprake is van enige overdrijving in wat hij over zichzelf zegt in zijn zogenaamde Rede, dat hij zich schuldig maakt aan niet geringe zelfoverschatting en bluf.

    Indien we dat zouden vergoelijken als een onschuldig kenmerk van de literaire stijl van het ogenblik, wat zeker geen bewezen stelling is, dan nog moeten we ons de vraag stellen naar de werkelijke betekenis van Pico della Mirandola voor de ontwikkeling van de Westerse ideeën. Is hij inderdaad een voorloper geweest van wat Jonathan Israel de radicale Verlichting noemt? Waren zijn opvattingen in zijn tijd niet alleen uitzonderlijk maar ook nog waardevol en seminaal?

    Wanneer ik probeer om zijn grondgedachte te vatten, kom ik tot een conclusie die zowel positief als negatief is. Enerzijds heeft hij ongetwijfeld ingezien dat de historische veelheid van godsdiensten en filosofieën evident een gezamenlijke grond van waarheid hebben, dat ze weliswaar op andere manieren toch allemaal hetzelfde zeggen. Dat behoedt hem ervoor om van het christendom, de overheersende godsdienst van zijn tijd en omgeving, een exclusief en universeel dogmatisch systeem te maken, met uitsluiting van al het andere. Door zijn nochtans ongetwijfeld oppervlakkige kennismaking met andere godsdiensten en filosofieën is hij tot de overtuiging gekomen dat niet de uiterlijke vorm en de toevallige verwoordingen belangrijk zijn, maar de achterliggende realiteit. Niet de godsdienst of de filosofie zijn belangrijk, maar God en de Waarheid, en die zijn identiek.

    In die zin is hij dus wel degelijk een voorloper en staat hij met recht en reden in de grote traditie van de Verlichting, die hem steeds heeft geclaimd als een van de hunnen. Anderzijds blijft hij heilig overtuigd van het bestaan van een bovennatuurlijke godheid of van een bovenmenselijke werkelijkheid, die het geheel van de Natuur bestiert. Hij is dus op zijn minst een theïst zoals Voltaire en Newton en zoveel anderen die de sterke gematigde vleugel van de Verlichting vormen. Hij heeft, in tegenstelling met Spinoza, die trouwens tweehonderd jaar later leefde, niet de logische stap gezet naar een vereenzelviging van de Natuur met God. Hij houdt vast aan een universum dat op zichzelf zinvol is omdat er een God is die er zin aan geeft. Toegegeven, de mens speelt in zijn opvatting een belangrijke rol, niet het minst omdat hij beschikt over een vrije wil die hem toelaat te kiezen voor het goede of het kwade, voor de hemel of de hel (overigens sinds Augustinus al de verantwoording voor het kwaad in de wereld). Maar er is steeds een bovennatuurlijke dimensie, een God die garant staat voor het goede en voor de bestraffing van het kwade. In die zin blijft Pico della Mirandola schatplichtig aan de intrinsiek religieuze, neoplatoonse traditie van zijn tijd (en lang daarna).

    Er is naast de inleiding, onder de titel Retorica of filosofie, Humanisme of scholastiek? En het nawoord, Een verhaal van Toeval en bijval, beide van de hand van Jan Papy, ook een degelijke, bijgewerkte bibliografie en een uitstekend register van namen met (noodzakelijke) uitvoerige toelichtingen.

    Al in 1998 schreef Paul Claes zijn historische Pico-roman: De Phoenix, De Bezige Bij – A’dam. Het is een typische mengeling van historische gegevens en filosofie, ingekleed in een geromantiseerd verhaal, zoals Umberto Eco’s kanjer De naam van de Roos; er is zelfs een detectiveverhaaltje ingebouwd. Het verbaast me niet dat Paul Claes bij Pico is terechtgekomen, integendeel. Hij moet gefascineerd geweest zijn door de vele gelijkenissen tussen de opzoekingen van Pico en zijn eigen onverdroten speurtocht in de wereld van het geschrevene en de kunst. Zoals steeds is dit ook een stijloefening voor Paul Claes en naar mijn aanvoelen een voortreffelijk geslaagde. Je blijft geboeid lezen omwille van het historisch verhaal, maar ondertussen krijg je een heuse filosofische bagage mee die je zelfs aan de universiteit vruchteloos zou zoeken. Om nog te zwijgen van de talloze terloopse weetjes, zoals de etymologie van ‘bril’: de eerste glazen waren gemaakt van beril, een mineraal (beryllium-aluminiumsilicaat); de helderste soorten zijn edelstenen: aquamarijn, goudberil en smaragd.

    Twee niet voor de hand liggend boeken, maar voor liefhebbers echte aanraders. Het boek van Paul Claes vind je zeker nog in je plaatselijke bibliotheek of tweedehands.

     


    Categorie:ex libris
    19-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrouwen en kinderen eerst!

    Vrouwen en kinderen eerst!

    Er is wel niemand die dit gezegde en dit principe niet kent. Nochtans is het van vrij recente datum, en heeft het geen enkele rechtsgrond. Het vindt zijn oorsprong bij enkele scheepsrampen rond het midden van de 19de eeuw, en is vooral in die maritieme context bekend gebleven, bijvoorbeeld bij het vergaan van de Titanic.

    Wat in eerste instantie een typisch voorbeeld lijkt van de galanterie van de Britse officer and gentleman, heeft ook een rationele grond. Vooreerst was het zo dat passagiersschepen nooit voldoende reddingssloepen hadden voor alle opvarenden. Als een schip op het punt stond te vergaan, moesten er dus wel keuzes gemaakt worden. De bemanning werd alvast verondersteld voorrang te verlenen aan de passagiers, en de kapitein bleef als laatste aan boord, en ging vaak met zijn schip ten onder. Abandon ship! gold dus niet voor iedereen, en in een zekere volgorde. Zeker in een tijd dat niet iedereen kon zwemmen, en zeker vrouwen en kinderen niet, is het niet verwonderlijk dat redelijke mensen inzagen dat die de eersten waren om gered te worden; niet omdat zij intrinsiek belangrijker waren dan de mannen, want economisch gezien waren ze dat juist niet, maar omdat ze kwetsbaarder waren. Het ging er ook niet om hen eerst, voor de mannen, plaats te laten nemen in de sloepen, maar om hen überhaupt plaats te laten nemen; er was nu eenmaal niet voldoende plaats voor (al) de mannelijke passagiers en de bemanning.

    Het principe van ‘vrouwen en kinderen eerst’ lijkt in tegenspraak te zijn met die andere uitroep: sauve qui peut! Redde wie zich redden kan. Dat is de meer algemene regel, of de regel die geldt wanneer er geen vrouwen en kinderen bij betrokken zijn. Het zelfbehoud is het meest fundamentele instinct, en wanneer het gaat om je eigen leven of dood, is dat in alle opzichten de krachtigste drijfveer, zeker wanneer er paniek ontstaat. Het is alsof de mensen in dergelijke omstandigheden terugvallen op hun primitieve aard, waarin ze niet verschillen van de redeloze dieren. Dan geldt enkel nog het recht van de sterkste.

    Dat lijkt echter een overhaaste conclusie en een al te simplistische redenering. Het is weliswaar een gemeenplaats dat de primitieve mens nauwelijks van de dieren verschilde, maar dat maakt het nog geen bewezen feit. We zien bij de dieren opvallend veel gedrag waarbij het zelfbehoud niet op de eerste plaats komt, maar de bescherming van de jongen, of het gemeenschappelijk belang. Ongetwijfeld was dat ook bij de primitieve mens aanwezig, en wellicht zelfs in ruimere mate. Omdat de eerste mensachtigen beschikten over een grotere herseninhoud, waren ze geëvolueerd tot wezens die verschillende belangen tegen elkaar konden afwegen, en de noodzakelijke bescherming van de zwakkere leden van de familie en de groep was daarvan van meet af aan een leidend principe. Het zelfbehoud is vanzelfsprekend essentieel voor de mens, maar dat zelfbehoud wordt het best verzekerd in samenleving en samenwerking. Uitstoting uit de groep betekende immers meestal de dood.

    Hobbes’ beruchte uitspraak dat de oorspronkelijke toestand van de mens bestond in de ‘oorlog van allen tegen allen’, is dus slechts een van de vele veronderstellingen van de filosofen, en moet niet als een universele waarheid gehuldigd worden. Dat geldt mijns inziens ook voor die andere ‘dooddoener’: de mens is intrinsiek gewelddadig: homo homini lupus, de ene mens is als een wolf voor de andere mens. Ook dat zou een kenmerk zijn van de primitieve mens. Daartegenover staan dan het even klassieke maar even onbewezen idee van de ‘nobele wilde’. Misschien ligt de waarheid wel ergens in het midden, zoals dat ook bij de andere levende wezens het geval blijkt te zijn. Dieren zijn niet altijd gewelddadig, verre van, en niet alle individuen en alle soorten zijn gewelddadig. Vleeseters zijn bijvoorbeeld uiteraard gewelddadiger dan planteneters. Of de primitieve mens gewelddadiger was dan zijn ‘beschaafde’ nakomelingen, is overigens zeer de vraag. De geschiedenis leert ons dat het geweld veeleer toeneemt naarmate de belangen van de mensen groter worden en de beschikbare rijkdommen schaarser, of slechter verdeeld, en de middelen om (meer) geweld te gebruiken geredelijk voorhanden zijn.

    Dat mensen in staat zijn tot geweld, hoeft geen betoog. Maar daaruit volgt niet noodzakelijk dat alle mensen gewelddadig zijn, dat geweld ‘in ons zit’, in onze genen als het ware. Het geweld in de wereld neem spectaculair af, zelfs als men rekening houdt met de twee pieken van de wereldoorlogen in de 20ste eeuw. Geweld is altijd ook beperkt tot een minderheid van daders, de wolven zijn altijd minder talrijk dan de schapen. En mensen die geweld gebruiken, doen dat niet altijd spontaan of uit vrije wil; vaak worden ze ertoe gebracht of zelfs gedwongen, zoals in oorlogen. Helaas kunnen enkelingen, hetzij als leiders, hetzij als daders, veel geweld veroorzaken in een groep of een samenleving. Maar niets van dat alles laat ons toe te (veronder)stellen dat elke mens intrinsiek gewelddadig is. De feiten bewijzen veeleer het tegendeel: geweld is de uitzondering, niet de regel. Geweld is niet, zoals sommige pessimistische filosofen en theologen menen, de ‘natuurlijke’ toestand, het is een aberratie, een dwaling, een vergissing. Evolutionair gezien is geweld geen winnende strategie, overleg en samenwerking is dat wel. Sinds de oudheid herhaalt elke zinnige mens violenta imperia nemo continuit diu (Seneca, geciteerd door Spinoza): gewelddadige heerschappijen houdt niemand lang staande, dat bewijst ook onze hele beschavingsgeschiedenis, tot op de dag van vandaag. Helaas weerhoudt dat zelden iemand om het toch nog maar eens te proberen, op kleinere of grotere schaal, met alle bekende kwalijke gevolgen van dien.

    Dat de mens ook een vreedzaam wezen is, en dat elke mens ernaar streeft in vrede te leven, blijkt een veel overtuigender waarheid te zijn. Laten we dus dat als onze optimistische leidraad nemen, veeleer dan het misleidende en uiteindelijk ongegronde fatalistische pessimisme van de onuitroeibare slechtheid en intrinsieke gewelddadigheid van de mens.

     


    Categorie:samenleving
    16-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Godsdienst als ideologie

    Godsdienst als ideologie.

    Men kan ‘ideologie’ nog het best omschrijven als de ideeën die mensen erop nahouden. Een idee is dan een begrip, een inzicht. Dat kan iets heel eenvoudigs zijn, bijvoorbeeld ‘groot’ en ‘klein’. Maar het kan ook heel ingewikkeld zijn, zoals de relativiteitstheorie en de kwantummechanica (die niemand echt begrijpt). Wanneer we het over ideologie hebben, bedoelen we meestal niet de ideeën van individuele mensen, maar veeleer de gezamenlijke ideeën van een groep van mensen, en om die reden specifiek de ideeën die hen als groep kenmerken, en op hen als groep van toepassing zijn. Het begrip ‘ideologie’ gebruiken we meestal in maatschappelijke, sociale, economische en politieke context. Communisme, liberalisme, socialisme, kapitalisme zijn bekende ideologieën. Meestal berusten die op opvattingen die in de loop der tijd ontstaan zijn en geformuleerd werden in theoretische geschriften. Ze vormen de leidraad die groepen van mensen gebruiken om onderling afspraken te maken en zich te organiseren. Een ideologie ligt aan de basis van elk staatsbestel, maar kan ook grensoverschrijdend zijn voor een aanzienlijke groep van landen. Dat was zo voor het communisme, en het is nog altijd zo voor het (neo)kapitalisme. En zoals uit dit voorbeeld blijkt, kunnen ideologieën zeer verschillend zijn, en zelfs onverenigbaar aan elkaar tegengesteld.

    Het begrip ‘ideologie’ heeft van meet af aan – de term is ontstaan tijdens de Franse Revolutie – ook een negatieve bijklank gehad. Zowel van onder uit als van bovenaf kwam er meteen heftige kritiek op mensen die hun ideeën probeerden op te dringen. De gewone burger stond meestal uiterst argwanend tegenover de vaak revolutionaire en drastische ideeën die geleerden of politici als onbetwistbare waarheden naar voren schoven. Machthebbers zoals Napoleon, maar ook Marx, misprezen en verfoeiden de ‘ideologen’ die hen bekritiseerden met hun theorieën.

    Een ideologie is inderdaad nooit vrijblijvend. Het is een duidelijke stellingname, een keuze voor iets, en dus ook tegen iets. Er zijn altijd voor- en tegenstanders, en niet alleen in theorie: mensen gaan elkaar te lijf, oorlogen worden uitgevochten tussen ideologische tegenstanders.

    Hoewel een ideologie zoal niet noodzakelijk, dan toch zeker onvermijdelijk is voor het behoud van de vrede en de veiligheid van een samenleving, verwijt men aan alle ideologieën dat het slechts middelen zijn om de macht te grijpen en ze te behouden, niet meer dan een theoretische dekmantel voor machtswellustelingen en machthebbers. De heersende ideologieën in een samenleving worden inderdaad steevast door de bewindvoerders met hand en tand verdedigd, en elke rivaliserende ideologie wordt onmiddellijk als bedreigend en staatsgevaarlijk gebrandmerkt, en terecht, want ze zijn altijd uit op de macht. Voorstanders van ‘vrijheid’ zien dan weer in elke ideologie een gevaar voor de individuele vrijheid van denken, spreken en handelen van elke mens.

    Het mag dan al zo zijn dat ideologieën vaak slechts argumenten zijn die mensen gebruiken om al dan niet op gewelddadige manier aan de macht te komen en eens die macht veroverd, ze met alle middelen te behouden, maar het kan niet ontkend worden dat de ideeën die eraan ten grondslag liggen niet zelden waardevol, belangrijk, nobel en hoogstaand zijn. Bijna steeds gaan ze uit van de beste bedoelingen voor het gemenebest en voor alle individuen, en wel op alle mogelijke gebieden. Helaas kunnen die bedoelingen niet altijd gerealiseerd worden, en moet men – tijdelijk, blijft men beweren – vrede nemen met minder dan de beoogde ideale heilsstaat. Als men de mensen niet kan overtuigen, moet men ze wel dwingen, voor hun eigen goed, welteverstaan. En macht neigt tot corruptie, absolute macht maakt absoluut corrupt (Lord Acton in 1887). Zo eindigen zelfs de meest humane ideologieën niet zelden in wrede dictaturen.

    In onze benaderende omschrijving van wat een ideologie is, hebben we tot nog toe enkel verwezen naar burgerlijke, profane, seculiere ideologieën. Dat is evenwel een erg onvolledige voorstelling van zaken. De samenleving wordt sinds vele eeuwen niet alleen door dergelijke begrippen en hun maatschappelijke uitwerking gekenmerkt en bepaald. Er is een bijzonder prominent aspect dat we nog niet vermeld hebben, namelijk de godsdienst.

    Men zegt weleens dat alle volkeren een God of goden (gehad) hebben. Helemaal zeker kunnen we dat niet weten, omdat historisch betrouwbare gegevens vaak ontbreken, maar de talrijke sporen die men heeft teruggevonden, lijken inderdaad in die richting te wijzen. Toch moet men heel voorzichtig zijn met de interpretatie van die gegevens: meestal hebben we wel materiële bronnen, maar welke betekenis die hadden voor de mensen van die vervlogen tijden, is veel minder duidelijk, en het gevaar van hineininterpretieren is groot. In de klassieke Grieks-Romeinse oudheid behoorde de godsdienst tot het maatschappelijke leven, het was een onderdeel van het staatsbestel. Dat geldt ook voor het jodendom en andere vooral oosterse godsdiensten. Met de komst van het christendom en later ook de islam is daarin stilaan verandering gekomen. De godsdienst trad meer en meer op de voorgrond, zodat men terecht kan spreken van een theocratie: de staat wordt geleid door de godsdienst, en valt er grotendeels mee samen. In het christendom had men weliswaar nog altijd een werelds of burgerlijk gezag, naast het religieuze, maar er was een verregaande samenwerking en collusie tussen de wereldlijke en de kerkelijke machthebbers, die de absolute macht over de onderdanen deelden, hoewel ze het over die verdeling altijd grondig oneens waren.

    In die zin moet men wel stellen dat godsdienst een ideologie is. Wanneer we ervan uitgaan dat er geen God is zoals de Kerken die voorstellen, namelijk een bovennatuurlijk almachtig wezen, en dat er dus in de godsdienst alleen maar mensen in het spel zijn, zijn de godsdienstige leerstellingen, de dogma’s en talloze voorschriften, verplichtingen en verboden, niets anders dan ideeën van mensen, en voor zover ze ook een maatschappelijke impact hebben, onmiskenbaar een ideologie. Zoals alle andere ideologieën hebben ze ongetwijfeld een nobele, humane oorsprong, en zijn ze vertrokken van de beste bedoelingen, maar zoals de andere is ook deze – menselijke, al te menselijke – ideologie al gauw gaandeweg verworden tot een verwerpelijke dictatuur. Waar men aanvankelijk probeerde de mensen te overtuigen met een blijde boodschap, nam men voor een beter resultaat onvermijdelijk zijn toevlucht tot de dwang, zowel moreel als fysiek. Als de genodigden niet naar het feest willen komen, compelle intrare: dwing ze naar binnen te komen (Lk. 14:23). In een samenleving moeten er wetten zijn, en die moeten nageleefd worden, en wie ze niet naleeft, moet gestraft worden, zo gaat dat. Dat is precies wat er in godsdiensten gebeurd is en nog steeds gebeurt. Dat de Kerken zich beroepen op een hoger, bovennatuurlijk goddelijk gezag voor hun wetten is niet meer dan een erg handige manier om indruk te maken op goedgelovige mensen. Het hele systeem van Vader, Zoon en Heilige Geest, de Moeder Gods, de evangelies, Paulus, zonde, boete en vergeving, erfzonde en doopsel, goede werken, verstervingen, verdiensten, aflaten, heiligen, zaligen, mirakels, leven na de dood, hemel, hel en vagevuur: het zijn allemaal erg ongeloofwaardige verzinsels.

    Men kan dan beweren dat het om het resultaat gaat, en dat het vele eeuwen lang gewerkt heeft, dat de mensen zich beter gedroegen, dat het anders complete chaos zou zijn en ‘oorlog van allen tegen allen’ (Hobbes); maar wie objectief naar onze beschavingsgeschiedenis kijkt, kan niet anders dan vaststellen dat het altijd al voortdurend goed fout is gegaan, dat er vreselijke misdaden gebeurd zijn, zowel door individuen als door staten, en ook door de Kerk zelf, dat het godsdienstig systeem hypocriet was, en niet beter dan gelijk welke andere ideologie. Het christendom was een theocratie, of probeerde dat te zijn. Het ging allang niet meer om de bekering van de gelovigen, maar om het behoud van de wereldse macht en de rijkdom van de priesterkaste. Als er bij de meest eenvoudige of de meest idealistische gelovigen nog enige invloed uitging van de christelijke ideologie, dan was dat veeleer een zeldzaam neveneffect, waartegen de corrupte almacht van de Kerk scherp afstak.

    De katholieke Kerk, die vroeger zo machtig was in Vlaanderen, is er nu onbetekenend geworden. Uit die massale geloofsafval heeft ze blijkbaar weinig geleerd. Dat heb je met ideologieën, en vooral als die niet op altijd voorlopige ideeën, en op de realiteit, maar op fictieve goddelijke openbaringen berusten. Hoewel ideologieën van nature conservatief zijn en elke vernieuwing schuwen, kunnen mensen toch altijd van idee veranderen, en gelukkig maar, anders was er geen vooruitschrijdend inzicht, geen vernieuwing. Een geopenbaarde waarheid, of wat zo verkocht wordt, is evenwel eeuwig. Zo zien we dat precies door de vermeende grootste kracht, maar in feite de minst verantwoorde aanmatiging, namelijk het beroep op een bovennatuurlijke God en een goddelijke openbaring, de godsdienstige ideologie zichzelf veroordeeld heeft tot steriel immobilisme en fatale verstarring, terwijl ze al uiterst precair was door de complete ongeloofwaardigheid van haar verzinsels, en de onzalige geschiedenis van haar ontelbare misdaden.


    Categorie:samenleving
    11-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)

    Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis. Een pleidooi voor imperfectie, Houtekiet, 2022, 9789089244864

     Een boek van filosoof Jean Paul Van Bendegem is altijd een belevenis. Hij schrijft als geen ander en niets menselijks is hem vreemd. Hij laat zich niet in een keurslijf wurmen. Zijn gedachten zijn vrij. Vogelvrij zelfs. Voor de lezer is het een ongemeen avontuur: je weet niet waaraan je begint en nog minder waar het zal eindigen. Als je aandachtig een of andere lange en vrij complexe redenering of een ogenschijnlijk simpele verhaallijn volgt, en jezelf al te voorbarig gelukkig prijst omdat je daarin al bij al behoorlijk slaagt, blijkt plots dat het niet daarover gaat, maar over iets helemaal anders, het was ‘maar’ een metafoor… Die ommekeer had je niet zien aankomen, daarvoor had de lepe auteur maar al te goed gezorgd. Hij is zo eclatant en amusant overtuigend in zijn darstellung van uit zijn persoonlijk leven gegrepen faits divers, dat geen haar op je hoofd of in je eventuele baard er ook maar enigszins aan denkt dat het om een klassiek filosofisch of een berucht natuurkundig probleem zou kunnen gaan. Zelfs wanneer het boek uit is, valt niet met zekerheid te zeggen of het nu allemaal een ingenieuze vermomming was van een strategisch uitgekiende presentatie van een subliem samenhangend wetenschappelijk vertoog, dan wel een meanderende badinage, een ongeremde kortswijl van een ietwat excentriek maar verbluffend erudiet en clever emeritus.

    Het resultaat is hoe dan ook fascinerend. Onze auteur is een geboren verteller en een briljant docent. Hij neemt je moeiteloos bij de hand mee op het volgende slingerpad, de volgende doolhof, nee labyrint, preciseert hij fijntjes: in een labyrint is het pad weliswaar kronkelig, maar er is maar één pad, en dat leidt je naar de uitgang; een doolhof is zo gemaakt dat je desnoods urenlang kan ronddwalen langs de zorgvuldig misleidende cul-de-sacs. Onderweg maak je van alles mee, word je ondergedompeld in een plethora van arcane kennis en handige weetjes, verrassende inzichten, tantaliserende paradoxen, briljante oplossingen voor problemen die je in geen jaren zelf zou kunnen bedenken, ontnuchterende antwoorden op vragen die je jezelf onbewust al jaren stelt, en mystieke verbanden tussen aristoteliaanse uitersten en valse vrienden. Zoals bij Wagner zijn er opvallende thema’s en motieven die herhaaldelijk opduiken, al dan niet gemoduleerd en gevarieerd. Of de sprankelende gedachten komen je tegemoet als bachiaanse furieuze fuga’s en tintelende toccata’s, of als frivole rossiniana. Noch ontbreekt de beeldende kunst, in zowel haar traditionele als haar meest extreem uitdagende hedendaagse vormen. De talrijke al dan niet tersluikse literaire verwijzingen naar de auteurs lievelingsauteurs monden weleens uit in hilarisch uitgewerkte pastiches, zoals het burleske groepsbezoek aan Borges’ universele bibliotheek, geleid door ipse Jean Paul.

    Zoals in thomistische dispuutoefeningen legt de auteur ons voortdurend stellingen of zelfs voorwerpen voor, en behandelt dan onvermoeibaar alle mogelijke bedenkingen en benaderingen die men ter zake ook maar enigszins zou kunnen verzinnen. Telkens je denkt het einde bereikt te hebben van het nu voorzeker exhaustieve betoog volgt er een maar, een is dat wel zo, een anderzijds evenwel, en dan zijn we weer vertrokken, zoals Ouroboros in zijn eigen staart bijt.

    Wetenschap en wetenschapsfilosofie zijn nooit ver weg, zelfs alomtegenwoordig, volmondig of in de coulissen. Wetenschap is een van de vele niveaus en meta-niveaus van het betoog, dat zoals de bekende postuurtjes van Nessie, het monster van Loch Ness, nu eens zichtbaar is en dan weer niet, maar waar afwezig, toch daar door de suggestie. En mocht je ooit getwijfeld hebben aan wat entropie nu eigenlijk is, dan zal je na dit boek, op zijn eigen delirante manier door de toevoeging van al de geaccumuleerde cerebrale energie van de auteur zelf een uniek staaltje van de laagst mogelijke graad daarvan, daaraan (misschien!) nooit meer twijfelen. Onze eigen elementaire wetenschappelijke kennis, of liever de zwarte gaten in dat kantwerk, worden ons herhaaldelijk pijnlijk duidelijk (gemaakt), maar deze immer minzame docent is geduldig met al zijn leerlingen en spaart monkelend de roede, en houdt zo zelfs de domste in de klas bij de les, een zeldzame gave, een lichtend en hopelijk stichtend voorbeeld.

    De ontelbare al dan niet geïdentificeerde metaforen en de talloze schijnbaar onschuldige voorbeelden zijn niet enkel dat, namelijk meesterlijke bedachte middelen die slechts de ware bedoeling, de eigenlijke betekenis moeten verduidelijken voor de ietwat hardleerse of ronduit imbeciele lezer, maar inhoudelijk even belangrijke zelfstandige meeslepende verhalen. In elk ogenschijnlijk triviaal detail huist een veelzeggende vingerwijzing, een knipoog, sapienti sat. Zeggen dat dit boek gelaagd is, is even ontoereikend als beweren dat intarsia en marqueterie fineer is. Jean Paul Van Bendegem heeft zich hier glorieus laten gaan op zijn eigen onnavolgbare manier. De lezer is het vergund, afhankelijk van de eigen voorgeschiedenis en intellectuele ijver, godsvrucht en vermogen, om de spetterende spielereien, de straffe strapatsen, de ingenieuze ingevingen, de buitenissige buitelingen en de stevige stellingen van deze unieke auteur (trachten) te volgen. Het resultaat van deze inspanning is onvoorspelbaar, maar ongetwijfeld verbluffend en verrijkend in alle opzichten.

    Het boek begint met een boek dat op een tafel ligt, en de vraag wordt gesteld of een volledige beschrijving van dat boek mogelijk is. Het boek dat hier voor me ligt, is zelf het, of althans een antwoord op die vraag. Als recensent stond ik als in een duister spiegelbeeld voor dezelfde vraag: kan ik een volledige beschrijving geven van het Geraas en geruis van Jean Paul Van Bendegem? Dat antwoord althans is me alras duidelijk geworden: neen, ik kan het zelfs niet eens proberen. En hoe zal ik het dan gekwantiseerd beoordelen? Is het wel geoorloofd dit allesbehalve onvolmaakt boek, dat juist een pleidooi heet te zijn voor imperfectie, volmaakt noemen? Moge de perplexe recensent ook deze ultieme onvolkomenheid welwillend vergeven worden.

     

     


    Categorie:ex libris
    08-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Materie

    Materie

    Er zijn maar weinig zaken waarvan we zekerheid hebben, maar dat er materie is, dat betwijfelen maar weinigen. Zeker, er zijn filosofen en psychologen die beweren dat materie een illusie van onze zintuigen is, dat de wereld buiten ons niet echt bestaat. Dat is denkbaar. Maar dan zijn wij zelf, met onze zintuigen en onze hersenen, ook slechts een illusie, en is er enkel ‘iets’ dat helemaal geen materie is. Dat is nog altijd denkbaar, maar het lijkt wel heel vergezocht. Bovendien is het irrelevant. Want het verandert niets aan onze (illusoire) ervaring, alles blijft zoals het was en alle materiële ervaringen blijven geldig; alleen zijn ze nu een illusie, en is enkel de illusie reëel. Denkbaar, maar niet meer dan dat.

    Die extreme afwijzing van de materie blijft inderdaad een abstracte denkoefening. Ze is echter opvallend en blijkbaar onuitroeibaar aanwezig in het leven en het denken van de mensheid, maar dan onder allerlei minder radicale vormen. In elke beschaving vindt men altijd wel het geloof in een of andere niet-materiële werkelijkheid terug, in mythen en verhalen en andere artistieke, religieuze en filosofische pogingen om de wereld te beschrijven en te verklaren. Dat is niet eens vreemd: in de ontmoeting met de wereld ervaart de mens betekenis, en dat is geen materie. Een berg, een beer, een boer, een banaan, een baviaan, een buis en een burcht, het is allemaal materie, maar wij onderscheiden ze van elkaar en dat onderscheid, die betekenis die ze voor ons hebben, is geen materie.

    Die betekenis voegen wij echter niet zomaar toe aan de zaken zelf. Je kan van een berg geen beer maken, en van een baviaan geen banaan. Alle mensen delen ook hun zintuiglijke ervaringen en inzichten. Een berg is een berg voor iedereen. Een kraai is geen kauw, dat zeggen ze trouwens zelf. Zonder de mens zou dat onderscheid nog altijd bestaan in de werkelijkheid, een kraai zou nog altijd een kraai zijn en een kauw een kauw, en dat zou nog altijd relevant zijn voor hen en voor andere levende wezens, ook zonder de mens die er een betekenis en een naam aan geeft. Maar zonder levende wezens is er geen betekenis, is er geen enkele vorm van bewustzijn, is er enkel materie. Betekenis ontstaat wanneer het contact van een stukje materie met zijn omgeving zinvol wordt, wanneer het licht en warmte en vorm ontdekt en daaruit actief zijn voordeel haalt. Op een bepaald ogenblik ontstaat er dan op een of andere manier leven, wanneer een complex individueel stukje materie in staat is om zich voort te planten. Er ontstaat zoiets als bewustzijn, aanvankelijk heel rudimentair en primitief, maar in de loop van de evolutie leidt dat tot spectaculaire vormen, waarvan de mens een merkwaardig voorbeeld is. Wij zijn nu al met acht miljard individuen, we doen het dus blijkbaar relatief goed, de laatste tijd.

    Dat groeiende bewustzijn wekte verwondering bij de mens zelf. Wat is dat toch, dat bewustzijn, dat denken, voelen, afvragen, verlangen, willen en weigeren? We weten dat we dat doen met ons lichaam, dus met materie, maar het is zelf geen materie. Als ik iemand aai of sla, is dat heel materieel, maar het onderscheid is essentieel, voor beide betrokkenen. Het is niet zomaar een materiële gebeurtenis, zoals wanneer twee keien op elkaar botsen in een bergbeek. Als ik iemand toespreek, is dat een materieel gebeuren, maar zonder de mens is het niet meer dan dat, luchtverplaatsing. Voor de mens is het een wereld van verschil.

    Het heeft echter geen zin om betekenis los te zien van de materie. Zoals we zeiden, betekenis hangt niet alleen af van de mens die betekenis geeft, maar ook van datgene waaraan we die betekenis geven. En betekenis geven of erkennen is zelf ook een materiële activiteit, we doen dat met heel ons lichaam en vooral met onze hersenen, bewust en onbewust. Zonder materie is er geen betekenis, tenzij in de radicale afwijzing van elke materie. Dus is alles materie, is er enkel materie.

    Dat radicale materialisme is minder vergezocht en intellectueel veel geloofwaardiger dan zijn tegenhanger, de radicale afwijzing van de materie. Maar heel veel mensen hebben altijd al geloof gehecht aan het bestaan van een andere, niet-materiële werkelijkheid naast de materiële. Dat is intellectueel moeilijk te verkroppen. Wij hebben immers geen afdoende bewijzen voor het bestaan van het niet-materiële, en alle redenen om het bestaan daarvan te verwerpen. Maar misschien moeten we het anders formuleren: is de materie beperkt tot haar fysische eigenschappen? Het is voor iedereen duidelijk dat zelfs de meest gedetailleerde fysische beschrijving van een voorwerp, een feit, een gebeurtenis slechts een eerste, weliswaar noodzakelijke, maar zelden voldoende benadering is van de essentie daarvan. Alles is materieel, maar in onze complexe wereld heeft alles ook betekenis voor alles, zelfs zonder de mens, omdat alles beantwoordt aan de onveranderlijke en universele natuurwetten, ook als wij die niet helemaal kennen en doorgronden. Het is die ordening, die wetmatigheid die onze oorspronkelijke verwondering opwekt: de regelmaat van dag en nacht, van de seizoenen, van de maanstanden, van leven en dood, van oorzaak en gevolg, die het materiële lijkt te overstijgen, maar die in feite inherent is aan het materiële. De niet-chaotische materie heeft betekenis op zich, ook al kennen we die niet, of niet volledig, of niet goed.

    Het is dus niet nodig om naast de materie een hogere, niet-materiële werkelijkheid te gaan veronderstellen, en zeker geen werkelijkheid die kan bestaan zonder materie. Dat is de drogreden die ons denken al zo lang verstoort, maar steeds tot onoverkomelijke anomalieën leidt.

    De godsdiensten zijn daarvan het ‘beste’ voorbeeld: ze gaan uit van het feit dat niet alles hier op aarde kan verklaard worden, en leiden daaruit het bestaan af van een niet-materiële God, en andere niet-materiële wezens, en een niet-materieel bestaan van de mens na de dood in een hiernamaals. Dat is allemaal echter zo ongeloofwaardig, dat men het wel moet opleggen, afdwingen als een blind ‘geloof’. Door het bovennatuurlijke als absoluut van hoger belang te beschouwen dan het natuurlijke, brengt dat de bekende verderfelijke godsdienstige minachting mee voor het materiële en het lichamelijke – althans voor de gelovigen, niet voor de priesterkaste, welteverstaan.

    Het alternatief is niet het simplistische materialisme dat de godsdiensten zo terecht verafschuwen: dat de mens en heel het universum niet meer is dan lukraak botsende atomen. Geen enkele wetenschapper zal dat verdedigen. Het radicale materialisme sluit geenszins betekenis uit, integendeel. Maar het doet geen beroep op bovennatuurlijke wezens voor de verklaring van al wat is. Het denken en voelen is een natuurlijk proces, evolutionair ontstaan en steeds complexer geworden, maar louter materieel. Het is een spectaculaire opwaardering van het materiële, maar het overstijgt het materiële geenszins. Daar scheiden de wegen.

    Misschien is het voldoende dat we, zoals Seneca en Kant en zovele anderen voor ons, verwonderd blijven door de aanblik van de sterrenhemel boven ons en door het denken en aanvoelen in ons. Het nadenkend besef dat we deel uitmaken van een ruimtelijk en tijdelijk oneindig universum relativeert elke transcendente menselijke ambitie drastisch. Het lijkt immers weinig waarschijnlijk dat bepaalde ideeën over het bovennatuurlijke van een nietige levensvorm op een kleine planeet op een bepaald moment ook maar enige relevantie zouden hebben voor dat universum.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    03-09-2023
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God, of de natuur

    God, of de natuur

    De meeste mensen deugen, zo heet het tegenwoordig, en dat kan ik alleen maar beamen. En dat geldt voor alle mensen, zonder onderscheid. Telkens men een bepaalde groep wil afzonderen, waarvan de leden dan opvallend slechter zouden zijn dan de anderen, moeten we toegeven dat we een onterechte veralgemening maken, die gebaseerd is op het gedrag of de opinies van slechts een minderheid van die groep op een bepaald ogenblik. In die zin kan ook van gelovigen of ongelovigen niet gezegd worden dat ze opvallend beter of slechter zouden zijn dan anderen. Het zijn in de eerste plaats mensen, en ze hebben meer kenmerken gemeen dan eigenschappen die hen verschillend zouden maken.

    Op ten minste één punt verschillen ze nochtans duidelijk van elkaar. De enen geloven, de anderen niet. Voor de enen bestaat God, voor de anderen niet. Ik heb me echter al vaak afgevraagd of precies dat verschil zo groot en belangrijk is als het lijkt.

    Wij mensen proberen de wereld om ons heen te verstaan, zodat we onze plaats daarin kunnen vinden, en ons op de gepaste manier kunnen leren te gedragen. Die wereld is voor iedereen eender, zeker voor ons, moderne mensen. Ook gelovigen vertrouwen op de wetenschap, niemand gelooft nog in mirakels, in actieve engelen en duivels, en zelfs het geloof in het hiernamaals is bijna onbestaande geworden, of irrelevant. Mensen die niet gelovig zijn delen de meeste ethische opvattingen van de gelovigen, of brengen tenminste respect op voor hun oprechte opvattingen. Gelovigen hebben vaak dezelfde opinies als niet-gelovigen, ook over ethische kwesties zoals abortus, euthanasie en de rechten van minderheden. Het verschil tussen beide groepen is zeker in onze westerse wereld veel kleiner geworden dan eertijds, bijvoorbeeld in de middeleeuwen, en zelfs tot ver in de twintigste eeuw. Er zijn nu veel minder gelovigen, en minder fanatieke, omdat ze verstandiger geworden zijn. En er zijn meer ongelovigen, die nu minder fanatiek zijn omdat ze niet meer gediscrimineerd worden.

    Als men over God spreekt, dan bedoelt men daarmee een bovennatuurlijk wezen dat de wereld geschapen heeft uit het niets, en dat die wereld leidt, en dat de mens gunstig gezind is. De ongelovige heeft genoeg aan de natuur zelf en ontkent dat er iets boven de natuur zou zijn, of dat er achter de natuur een buiten-wereldse kracht zou zijn. Dat zijn evident elkaar uitsluitende alternatieven, ze kunnen niet allebei waar zijn, en daarover gaat de hele discussie sinds het ontstaan van de mens.

    Toch zijn er veel raakpunten, en dat moet wel, want de wereld is, zoals we zeiden, voor iedereen dezelfde en ook de mensen zijn dezelfde. Het komt dus vaak neer op interpretaties en percepties.

    Voor de gelovigen en hun leiders is het uiterst moeilijk geworden om hun fundamentele overtuiging te handhaven, namelijk dat er een almachtige en welwillende God is. Iedereen ziet nu wel in dat de natuurwetten algemeen geldend zijn, en dat ook God die niet kan omzeilen of negeren. En de welwillendheid van God tegenover de mens wordt elke dag opnieuw in vraag gesteld door de onmiskenbare aanwezigheid van het kwaad in de wereld. Het traditionele godsbegrip wordt zo ook voor de gelovigen een harde noot om kraken. Voor de meesten is het niet veel meer dan een leeg begrip, een overblijfsel uit een lange, autoritaire traditie.

    Ongelovigen hebben al langer ingezien dat de wereld volledig op zichzelf kan verklaard worden, zonder een beroep te doen op bovennatuurlijke wezens of begrippen, ook al is die verklaring altijd voorlopig, tot bewijs van het tegendeel, en dus nooit exhaustief of definitief.

    Opvallend is dat gelovigen en ongelovigen heel vaak dezelfde gevoelens van verwondering, ontzag, bewondering en liefde hebben, en gedreven worden door eenzelfde geloof, hoop en liefde. Bij de enen is dat tegenover een bovennatuurlijke maar persoonlijke God, voor de anderen tegenover de natuur zelf. Voor de gelovigen is God de kracht achter de natuur, voor ongelovigen is er enkel de natuurkracht. Spinoza (1632-1677) maakte dat onderscheid niet, hij noemt de natuur simpelweg God. Een gedachte om bij stil te staan, en om er stil van te worden.

    De betwistingen tussen gelovigen en ongelovigen, en tussen gelovigen onderling, hebben altijd te maken (gehad) met die ‘persoonlijke’ God. Kerkleiders en theologen hebben zich altijd beziggehouden met het omschrijven van de kenmerken en de ‘wil’ van die ‘persoon’, en altijd op een zeer menselijke basis. Dat antropomorfe karakter van God is altijd de oorzaak van alle moeilijkheden, zowel binnen de godsdienst als in de discussie met anders- en niet-gelovigen.

    Laten we hopen dat naarmate op grond van de wetenschap en de filosofie het inzicht in het ontstaan en de werking van de wereld groeit, de godsdienstige verklaring van de wereld, die louter berust op wat kerkleiders en theologen daarover verzinnen, de meningsverschillen tussen gelovigen en ongelovigen verder zullen afbrokkelen, zodat op termijn die zinloze discussie, die helaas zoveel energie opgeslorpt heeft en zoveel mensenlevens gekost heeft, eindelijk kan ophouden, en we ongehinderd gezamenlijk verder kunnen bouwen aan onze gemeenschappelijke toekomst.


    Categorie:God of geen god?


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!