Vijf jaar geleden was er in België ook een crisis met asielzoekers en andere immigranten. Klik hier om te lezen wat ik toen schreef.
Dezer dagen staan er weer duizend mensen aan de gebouwen van Fedasil. Hetzelfde beeld in de andere West-Europese landen. Waar komen ze vandaan? Uit conflictgebieden, en die zijn talrijk. Uit gebieden waar het om een of andere reden slecht gaat. Maar er zijn ook mensen bij die gewoon op zoek zijn naar een plek om te leven en menen dat ze hier betere kansen hebben.
Wat doen we ermee?
De grondvraag is of we er iets moeten aan doen. Men zou immers kunnen zeggen dat iedereen vrij is om te komen en te gaan waar men wil. Maar dat is niet zo: alle landen hebben regels voor hun burgers en ook voor inwijking. Maatschappijen zijn georganiseerd, dat is de essentie van een maatschappij: regels afspreken voor het samenleven. En dus kan men niet zomaar ergens binnenvallen. Binnen de Europese (Schengen-) Unie kan dat wel en ik neem aan dat er ook in andere staten met meerdere nationaliteiten zoals de V.S., Rusland, India en China min of meer vrij verkeer van personen en goederen is. Maar die supranationale gemeenschappen hebben buitengrenzen en er is een neiging om die steeds strenger te bewaken, ook fysiek, want eens men binnen is, kan men zich vrij verplaatsen binnen het hele gebied van die unie. Dat is dus de vraag: wat doen we met mensen die vragen om binnengelaten te worden of die zich op een of andere manier toegang verschaffen?
Een eerste regel is dat in een georganiseerde maatschappij iedereen geregistreerd wordt en een identiteitskaart krijgt. In de V.S. en Groot-Brittannië ligt dat gevoelig, maar ook daar is er wel enige vorm van centrale registratie. Bij ons is dat tot in de puntjes geregeld: je mag zelfs de straat niet op zonder je identiteitskaart. Vandaar dat men illegaal in het land is zolang men niet geregistreerd is en een of ander statuut heeft. Illegalen mogen opgepakt worden en worden dan het land uitgezet, althans in principe.
Ofwel krijgt men een statuut, ofwel krijgt men dat niet. In dat laatste geval krijgt men het bevel het grondgebied te verlaten. Soms wordt men ergens opgesloten en na verloop van tijd op een vliegtuig gezet. Als men wel een statuut krijgt, moet de staat voor jou zorgen, zoals voor andere burgers. Of toch ongeveer: je krijgt dan bed-bad-brood, zo heet dat nu. De bedoeling is dat je uiteindelijk integreert en burgerrechten krijgt.
De vraag is dan: wie krijgt een statuut, en wie niet? In principe aanvaarden wij geen economische vluchtelingen of gelukzoekers, tenzij die een economische meerwaarde betekenen: een Indische verpleger of computerspecialiste zal gemakkelijker aanvaard worden dan een Somalische analfabeet. We maken een uitzondering voor asielzoekers: mensen die hun land ontvlucht zijn omdat ze er niet veilig meer zijn. En daar beginnen de problemen: er is zoveel onveiligheid in de wereld dat er voortdurend enorme vluchtelingenstromen ontstaan, die tot ware volksverhuizingen uitgroeien, vooral naar buurlanden van conflictgebieden, met een sterke doorstroming naar naburige landen.
Als het aantal asielzoekers beperkt blijft, zijn er weinig mensen die daar om malen. Wanneer er duizend staan te wachten bij Fedasil en er duizenden opvangplaatsen moeten gecreëerd worden, wordt iedereen onrustig en komt zelf het principe in het gedrang. Dan blijkt dat wij maar akkoord gaan met het principe zolang we er geen overlast van hebben. Men zou het ook anders kunnen stellen: we geven geen moer om dat principe zolang we er geen last van hebben en als we er last van hebben, is het rap gedaan met dat vermeend principe. Dan gaat men zoeken om te ontsnappen aan de regels die men opgesteld heeft om het principe te implementeren, louter en alleen omdat er teveel kandidaten zijn. Vreemd principe, denk je dan.
Wat is die overlast die we hebben van een teveel aan asielzoekers? Het zet de administratie onder druk: die is immers niet voorzien op zoveel mensen aan de deur. Er moet opvang gecreëerd worden en dat is een probleem: het kost geld en niet iedereen wil een opvangcentrum in de achtertuin of voor de stoep. De budgetten worden dus ontoereikend en in een periode van budgettaire schaarste is dat een probleem: als de burger voortdurend moet inleveren, is solidariteit vaak ver zoek, zeker met asielzoekers en andere immigranten. Dat zijn reële problemen, zowel praktisch als politiek. De kruik gaat maar zo lang te water tot ze breekt.
Er is ook de kwestie van het racisme. De instroom van een aanzienlijk aantal herkenbare vreemdelingen wordt nog steeds door heel wat mensen aangevoeld als iets ongewoons en zelfs als een bedreiging. Ik neem aan dat een niet onaanzienlijk deel van onze bevolking dat nog steeds zo aanvoelt. Wij zijn nog altijd niet gewoon om te leven in een open multiculturele samenleving. Bevolkingsgroepen hebben de neiging om samen te troepen en zo een deel van hun identiteit te bewaren. Een echte, doorgedreven integratie is veeleer de uitzondering dan de regel. Men wordt wel Belg en Vlaming, maar men blijft herkenbaar allochtoon op vele domeinen. En hoe herkenbaarder men is, hoe moeilijker de acceptatie en de integratie. Een Roemeense vrouw die met een Vlaming trouwde en vlekkeloos Nederlands spreekt, is onherkenbaar als allochtoon en heeft dus in principe geen problemen van racistische aard. Een Somalische analfabeet daarentegen… Dat is eveneens een realiteit. Als je als autochtone Vlaming voor je kind moet kiezen tussen een school met niets dan herkenbare allochtonen en een zonder of met slechts een beperkt aantal, dan is die keuze snel gemaakt, stellen we vast. Het gaat daarbij slechts gedeeltelijk om de huidskleur en andere lichamelijke kenmerken, al spelen die wel een rol, natuurlijk. Maar men stapt gemakkelijker over die eerste drempel heen wanneer men vaststelt dat die persoon bijvoorbeeld goed onze taal spreekt en zich min of meer gedraagt zoals wij gewoon zijn van andere medeburgers (en dat laat al heel wat variatie toe).
Wat is dus echt het probleem?
Het financiële probleem is mijns inziens een onecht probleem: als we zien hoeveel we uitgeven aan het leger, kunnen we het budget voor immigranten gerust een aantal keren verdubbelen. Onze maatschappij gaat heus niet ten onder aan de immigranten, ook niet als ze niet zo heel goed integreren.
Het politiek probleem is in feite ook een onecht probleem: wij verkiezen politici en stemmen op partijen waarvan we denken dat ze met de instroom van migranten zullen omgaan zoals wij dat willen. We hebben dus de politici die we verdienen.
Het echt probleem is dus of wij openstaan voor herkenbare immigranten, of wij bereid zijn te leven in een maatschappij met een toenemend aantal personen van vreemde origine, die zich niet steeds zodanig willen integreren dat ze, op hun uiterlijk na, onherkenbaar zijn als allochtonen. We doen dat al beter dan vroeger, het went dus enigszins, al was het maar omdat het onafwendbaar en onomkeerbaar is. Maar als we mogen voortgaan op wat er gebeurt in andere landen waar dat fenomeen al langer bezig is, zullen er wellicht altijd wat spanningen blijven bestaan.
Wij zijn mensen, wij zijn niet volmaakt. We denken niet altijd redelijk, we laten ons vaak leiden door indrukken en we nemen gemakkelijker opinies over dan zelf na te denken. We hebben tijd nodig om te wennen aan nieuwe situaties. Dat is nu eenmaal zo. Maar we mogen daarin niet berusten: stilaan gaan we inzien dat veranderingen nieuwe kansen scheppen. Een zeer divers samengestelde maatschappij is veeleer een rijkdom dan een bedreiging, op voorwaarde dat het een echte samenleving is, vrij, vredelievend, rechtvaardig en solidair.
Laten we een poging doen om daarover na te denken bij de beelden die ons nu dagelijks overrompelen.
Categorie:samenleving
Tags:maatschappij
|