Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (185)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (238)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    30-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.900 jaar Abdij van Vlierbeek
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Anna & Katharina Smeyers, Moerasduivels & monniken. Wonderlijke verhalen over Vlierbeek, Leuven: Uitgeverij P, 2025, ISBN 978-94-64757-78-1, 104 blz., € 22,95 hardcover, geïllustreerd.

    Dit is al het vijfde jeugdboek van Katharina Smeyers, hier bijgestaan door haar artistiek al even begaafde nicht Anna. Men zou het een gelegenheidsboek kunnen noemen, namelijk bij de viering van 900 jaar Abdij van Vlierbeek, en in dat opzicht is het alleszins al een geslaagd initiatief. Een perfect cadeauboek voor jezelf of voor een bijzondere jongere in je familie- of kennissenkring, succes verzekerd!

    Enigszins in tegenstelling met haar voorgaande boek, het werkelijk buitengewone ‘Ezelsoren en wolfstanden’, is dit een combinatie van fact & fiction. De geschiedenis van de bekende abdij van Vlierbeek bij Leuven wordt gebracht in dertien aaneensluitende sprookjesachtige vertellingen over de fictieve buren van de abdij, de moerasduiveltjes, die getuigen zijn van het wel en wee van de abdij en haar bewoners, afgewisseld met talrijke interessante chronologisch geordende ‘weetjes’ over deze abdij, en over abdijen in het algemeen, die ook voor kinderen heel toegankelijk zijn. De illustraties zijn enerzijds leuke originele kleurtekeningen bij het sprookje, anderzijds foto’s, gravures en ander beeldmateriaal, alles zeer goed gekozen en van hoge grafische en informatieve kwaliteit.

    Het vorige boek, een geschiedenis van het boek (800-1500) kon je als volwassene zonder enig mentaal voorbehoud perfect lezen en smaken. Dat is anders voor deze ‘Moerasduivels’. Het sprookje is duidelijk speciaal geschreven voor kinderen en jongeren, en althans deze volwassene van bijna tachtig slaagde er net niet in om het te lezen alsof hij weer kind — of alreeds kinds — was. Ik las het dan maar literatuurkritisch, op zoek naar de bedoeling, naar onderliggende boodschappen, naar analogieën, metaforen en andere beeldspraak, kortom alles wat kinderen verondersteld worden juist niet bewust te doen. Er zijn zeker verscheidene lagen in het sprookje; de auteurs zijn immers volwassenen, en hun scheppende verbeelding volgt bewust of onbewust wegen en paden gegrepen uit de werkelijkheid. Het is mij echter niet gelukt om veel verheldering te vinden op die dwaalwegen, waarschijnlijk wegens een gebrek aan ‘lampjes op mijn hoorntopjes’ zoals de moerasduiveltjes. Ik ben trouwens geen aanhanger van dat soort van psychoanalyses, die meestal meer stukmaken dan bijbrengen. Het wereldje van de moerasduivels is weliswaar op vele punten een guitige herkenbare parallelle wereld met de onze, maar het blijft een sprookjeswereld, vrij geboren uit de verbeelding, geschreven om de verbeelding van kinderen aan te spreken, vooral om hen te stimuleren en te amuseren veeleer dan hen te beleren, hoewel er zelfs in het meest imaginaire toch altijd iets waardevols van het reële meegegeven wordt.

    Het boek wordt afgesloten met een wetenschappelijk nauwgezette lijst van de herkomst van de afbeeldingen, maar dan volgt nog een aangename verrassing voor ‘jonge en iets minder jonge creatievelingen!’ Dat is dan een uitvoerige handleiding voor het maken van een bladwijzer, voor het zelf maken van papier uit oud papier, voor vlechtwerk met takken, en voor handgemaakte lindebloesemzeepjes, alles heel duidelijk omschreven en met passende foto’s en tekeningen verlucht. Niet alleen een (voor)leesboek, dus, maar ook een doe-boek.

    Kan een boek over monniken en de geschiedenis van een abdij ook ongelovigen boeien? Dit boek zeker wel. Het is niet specifiek geschreven voor een christelijk publiek, en religieuze begrippen en gebruiken worden bijna altijd kort en zakelijk geduid, zodat ze voor iedereen verstaanbaar zijn; misschien op een uitzondering na: hoe leg je aan kinderen van vandaag of aan ongelovigen uit wat ‘bidden voor iemands zielenheil’ is? Als atheïst wens ik de auteurs te feliciteren omdat zij erin geslaagd zijn om een boek over monniken, een abdij en een levende parochie te brengen zonder storend dogmatisme of triomfalistische eigenwaan. Het christendom is gedurende vele eeuwen een historische realiteit geweest in onze streken, en dat is de betrouwbare onderliggende grond waarop het boek gebouwd is. Honni soit qui mal y pense. De moerasduiveltjes zijn overigens opvallend heidense tegenspelers van de vrome monniken.

    De abdij van Vlierbeek staat hier model voor de lange en complexe geschiedenis van de vele abdijen in de Lage Landen en heel West-Europa, en we krijgen zowel in het sprookje als in de historische toelichtingen waardevolle aanzetten voor een verdere duiding van dat merkwaardige kerkelijke maar ook maatschappelijke verschijnsel uit onze beschavingsgeschiedenis. Het kloosterleven was gedurende lange tijd het hoogste ideaal van een christelijk leven. Net zoals de kerken en kathedralen waren de abdijen naast religieuze evenwel ook onvermijdelijk wereldse instellingen, die in pracht en praal en macht voor de adellijke en burgerlijke helemaal niet moesten onderdoen, en die niet zelden een centrale en cruciale rol speelden in het behoud en de verspreiding van de cultuur en de beschaving. Het verhaal van de abdij van Vlierbeek weerspiegelt de algemene vaak tumultueuze verhoudingen tussen de kerkelijke en wereldlijke overheden, die nu eens natuurlijke ideologische en maatschappelijke bondgenoten waren, dan weer gewelddadige rivalen in een bittere strijd om macht en rijkdom. Heden ten dage zoekt deze abdij zoals talloze andere kerken, kloosters en abdijen naar nieuwe vormen van gemeenschapsdienst en -vorming, en lijkt beter dan sommige anderen erin te slagen mensen aan te trekken tot dat erfgoed, zij het dan niet als kloosterlingen, maar als autonome medeburgers.

    Me dunkt dat kinderen en jongeren van dit heerlijke boek zullen genieten. Het is prachtig uitgegeven, royaal en artistiek hoogstaand geïllustreerd, voorbeeldig geschreven, gedreven door een gezonde verbeelding, historisch en heemkundig relevant, wat wil je nog meer?


    Categorie:historisch
    22-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bewapeningswedloop

    Si vis pacem… Over vrede, zelfverdediging en defensie-uitgaven.

    Sinds enige tijd krijgen we voortdurend te horen dat we niet meer in vredestijd leven, dat de oorlog nabij is, dat de oorlogsdreiging reëel is, en dat we ons erop moeten voorbereiden door onze bewapening te verbeteren en dus de uitgaven voor ‘defensie’ drastisch te verhogen. Dat leidt soms tot merkwaardige redeneringen en uitspraken. Onlangs legde de stafchef van het Belgische leger uit dat de recente enorme investeringen in bewapening van Rusland er wel moeten toe leiden dat die wapens na het conflict in Oekraïne ongetwijfeld ook ingezet zullen worden in andere landen, meer bepaald tegen die van de NAVO. Waarschijnlijk bedoelde hij het niet zo, en ging hij er veeleer van uit dat Poetin imperialistische ambities heeft, maar ongewild legde hij de vinger op de wonde: het bezit van wapens is op zichzelf de oorzaak van gewapende conflicten. Wapens zijn er om gebruikt te worden, en voor dat gebruik is een reden nooit ver te zoeken. Als er ergens een conflict is, van welke aard dan ook, en een of meer betrokken partijen beschikken over wapens, dan is de kans evident groter dat het tot een gewapend conflict komt dan wanneer ze niet over wapens beschikken, en zijn de gevolgen van het gewapend conflict evident groter naarmate ze over meer en krachtiger wapens beschikken.

    De NATO-landen hebben nu beslist dat ze hun uitgaven voor wapens zullen verhogen tot 3,5 of zelfs 5 % van hun BNP. Er zullen dus veel meer, veel krachtigere en efficiëntere wapens zijn. Volgens de redenering van de stafchef zelf wordt de kans dat ze ook gebruikt worden daardoor evenredig groter. En dat leert ons ook de geschiedenis, maar dat wordt vandaag handig vergeten, net zoals men ook vergeet wat de verschrikkingen van de oorlog zijn, hoewel we elke dag afschuwelijke beelden te zien krijgen van oorlogen die nu gebeuren. Men zou verwachten dat men dan alles zou doen om gewapende conflicten te vermijden, en in de eerste plaats het wapenarsenaal te verkleinen, zodat de kans op wapengeweld en de omvang en intensiteit van het lijden daardoor drastisch kleiner zouden worden, maar het tegendeel is het geval. Zowat iedereen zegt nu zonder enige scrupule dat we ons moeten voorbereiden op oorlog, en dat zo de vrede het best gediend wordt. Vrede wordt rechtstreeks afhankelijk gemaakt van onze mogelijkheden om ons te verdedigen tegen mogelijke vijanden, en zelfs om hun agressie te voorkomen door hen als eersten aan te vallen, de bekende theorie van de preemptive strike, de preventieve aanval, die ook door een Belgische legerchef onomwonden verdedigd werd.

    Terloops wil ik nog een bedenking formuleren over die percentsgewijze verhoging van de militaire uitgaven door de NATO-landen. Landen met een hoog BNP zullen dus evenredig meer uitgeven aan hun eigen verdediging, ongeacht hun bevolkingsaantal of hun oppervlakte. Het gaat dus niet om een bijdrage aan een gezamenlijk budget, waarbij de rijken mee betalen voor de armen, want de NATO heeft geen eigen leger, er zijn alleen maar nationale legers. Kleine maar rijke landen als België en Nederland moeten dus veel grotere bedragen uitgeven aan hun verdediging dan andere landen, alsof de kosten voor de verdediging van een land afhankelijk zijn van zijn BNP, en alsof alle NATO-landen beter beveiligd zijn als rijke landen meer uitgeven, alsof zeg maar Noord-Macedonië veiliger zou zijn omdat België een groter deel van zijn BNP uitgeeft aan zijn eigen bewapening. Trump is blijkbaar de enige die dat inziet, want hij stelt terecht dat Amerika als enig NATO-land het budget voor bewapening niet percentsgewijze moet verhogen omdat het in reële cijfers al (veel) meer dan genoeg doet. Merk op dat de militaire uitgaven van de NATO-landen 1,5 biljoen $ belopen, of 1.500 miljard, die van Rusland 75 miljard. Is het aannemelijk dat Rusland zich daardoor bedreigd voelt? Is het wel aannemelijk dat de NATO zich bedreigd moet voelen?

    Wettige zelfverdediging tegen een vermoede of vermeende aanvaller of vijand is van oudsher de reden die men inroept voor de rechtvaardige, of beter de gerechtvaardigde oorlog. Dat was al zo voor Duitsland in de Tweede wereldoorlog; Hitler ging zelfs zover de uitroeiing van de Joden te verantwoorden doordat zij de wereld in een oorlog stortten, en beschuldigde Polen ervan Duitsland eerst aangevallen te hebben. Amerika viel Cuba, Vietnam, Laos, Cambodia, Afghanistan, Iran aan uit zelfverdediging. Rusland valt Oekraïne aan ter verdediging van de Russische bevolking van de Donbas. Israël handelt uit zelfverdediging in Gaza, in Irak, in Libanon, in Syrië. Amerika handelde recentelijk uit zelfverdediging in Irak en Yemen, heeft overal troepen en legerbases, en levert aan de hele wereld wapens, allicht ook uit zelfverdediging

    De dag van vandaag is het ook bij ons bon-ton om defensie, bewapening en het leger te verheerlijken, en de uitgaven daarvoor spectaculair te doen toenemen, ondanks een even spectaculair begrotingstekort en grote bezuinigingen op zowat alle andere domeinen, steeds ‘om de vrede te bewaken’ en ons te verdedigen tegen mogelijke aanvallen. Personen die daarvoor pleiten zijn te kwader trouw, gewetenloos, kortzichtig, onwetend, misleid of moreel corrupt. Wie zich daartegen niet verzet, maakt zich mede schuldig aan het onheil dat daaruit onvermijdelijk moet voortvloeien.

    Uit gesprekken met mensen uit mijn omgeving weet ik dat ik ongeveer alleen sta met mijn pacifistische opvattingen en met mijn waarschuwing tegen de huidige wapenwedloop. Dat is voor mij een reden te meer om althans mijn stem hier te verheffen, ook al zal dat zonder gevolg blijven. Ik kan alleen maar hopen dat mensen zich toch gaan bezinnen, voor het te laat is, maar het ziet er niet goed uit, precies door die wapenopbouw. Ik ben geboren in januari 1946, kort na het einde van een wereldoorlog; ik hoop, zowel voor mezelf als voor al mijn medemensen, dat ik het begin van de volgende niet zal moeten meemaken.


    Categorie:samenleving
    15-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Frans spreken gelijk een koe Latijn

    Onvindbaar en onbegrijpelijk.

    Bij de merkwaardige Franse uitgeverij Coda verscheen in 2004 van Paul Henri Thiry, Baron d’Holbach Oeuvres philosophiques 1773-1790, 842 pp., met daarin zijn Système social (pp. 5-314), La morale universelle (pp. 315-786) en Catéchisme de la nature (pp. 787-842). De teksten zijn gebaseerd op de originele uitgaven uit de 18de eeuw, de Franse spelling en de interpunctie zijn gemoderniseerd door Jean-Pierre Jackson. ‘De editor houdt eraan de Heer Frédéric Gayet te danken voor zijn hulp verleend aan de vertaling van de Latijnse citaten.’

    Bij die laatste vermelding valt toch wel een en ander op te merken. Enerzijds is het een vaststaand feit dat wanneer er een Latijns citaat voorkomt in een tekst, daarin altijd typefouten staan, een regel die hier ruime bevestiging krijgt. Ik keek enkele gevallen na in de voorbeeldige website Tout d’Holbach: https://artflsrv04.uchicago.edu/philologic4.7/tout-d-holbach/ en daar staan die fouten niet, dus meer dan waarschijnlijk ook niet in de originele teksten. Anderzijds zijn de vertalingen waarvoor Gayet, professor aan de universiteit van de Côte d’Azur, geholpen heeft bijna steeds onjuist. Ik geef enkele voorbeelden.

    Blz. 143, voetnoot 1 (het volgnummer van de voetnoten is enkel met een loep leesbaar):

    ‘’Ea demum tuta [ontbreekt : est] potentia qua viribus suis modum imponit.’ Salluste. [‘Ce pouvoir prudent (circonspect) précisément, par lequel il impose la juste mesure à ses hommes.’]

    Ik kon het citaat niet vinden bij Sallustius, maar wel bij Valerius Maximus, de Romeinse auteur uit de eerste eeuw van een verzameling van historische anekdoten, Factorum et dictorum memorabilium libri IX, in de middeleeuwen een van de vaakst gekopieerde klassieke Latijnse prozateksten.

    Het probleem zit in viribus. Dat is in tegenstelling met wat de vertaler denkt geen vorm van vir, man, maar van vis, kracht. Het datief meervoud van vir is viris. Een elementaire fout, een latinist onwaardig. De vertaling is dus evident: ‘Enkel die macht is veilig die aan de eigen krachten een maat oplegt.’ Dat blijkt overduidelijk uit de tekst waarbij de voetnoot hoort: ‘… nul pouvoir… ne peut être assuré s’il ne fait des limites à lui-même.’

    Blz. 187, voetnoot 10):

    ‘Humanum paucit vivit Genus.’  Lucain, livre 4. [‘Le genre humain ne subsiste que chez quelques-uns.’

    De woordvorm paucit bestaat niet. Uit de context blijkt paucis het meest voor de hand liggend, en dat heeft ook de vertaler begrepen: ‘quelques-uns’, enkelen. Maar de Franse vertaling is op zich onbegrijpelijk: de menselijke soort bestaat slechts bij enkelen? Het is nochtans niet moeilijk om de ware betekenis van deze typisch lapidaire Latijnse uitspraak te achterhalen. Het volstaat te kijken waarbij deze voetnoot hoort in de tekst: ‘Le genre humain n’est-il donc fait que pour être le jouet du caprice de quelques individus !’ Is de menselijke soort dan slechts gemaakt om het speeltuig te zijn van de grillen van enkele individuen!’ Een correcte vertaling is dan: ‘De menselijke soort leeft voor weinigen.’ d’Holbach wijst er herhaaldelijk op dat vorsten en hun ministers en hun hofhouding ten onrechte capricieus heersen over en op de kosten van een onwetend en arm gehouden publiek. Paul Claes, die ik hierover mocht raadplegen, zocht de sententia op bij Lucanus en in verscheidene vertalingen; hij wijst erop dat een datief bij het werkwoord vivere een anomalie is, en beschouwt paucis veeleer als een ablatief, te vertalen als 'door, bij de gratie van': de mensheid leeft maar door (de willekeur) van een minderheid. Dat is inderdaad wat d'Holbach vooropstelt en aanklaagt.

    Blz. 190, voetnoot 1:

    ‘Justum est bellum quibus est necessarium, et pia arma quibus nulla nisi armis relinquitur spes.’ Hier ontbreekt een woord: ‘in armis’. De Franse vertaling gaat helemaal de mist in: ‘La guerre est juste pour ceux auxquels elle est nécessaire, et aucune pieuse justification (ne leur est nécessaire), à moins que l’espérance ne soit abandonnée par les armes.’ (Titus Livius, X, 1) Het tweede deel van het citaat is echter veel eenvoudiger dan dat: ‘en de wapens zijn rechtmatig voor wie geen andere hoop overblijft dan in de wapens.’

    Blz. 191, voetnoot 2:

    ‘Ciceron a dit: “Quorum bello solum id scires esse miseriorem qui vicisset. » [Citation non trouvée et incompréhensible.]

    Misschien beschikte de vertaler in 2004 niet over de online opzoekmiddelen van vandaag, maar toch! De correcte tekst van het citaat is ‘… quorum bello solum id scires, esse deteriorem fore qui vicisset’ en dat staat gewoon bij Tacitus, Historiae I, 50, in fine, dus weliswaar niet bij Cicero, maar evenwel ook niet bepaald moeilijk te vinden. Het gaat over twee van de Romeinse keizers van het vierkeizersjaar 69, Otho en Vitellius. Tacitus stelt dat ze beiden verachtelijk zijn, en ‘dat men maar één zaak zeker weet, namelijk dat degene van hen die de overwinning behaalde in de strijd de slechtste zal zijn.’ De tekst waarbij de voetnoot hoort is trouwens duidelijk: ‘souvent le vainqueur est plus à plaindre que le vaincu.’ Zo onbegrijpelijk is dat nu ook weer niet.

    Corruptio optimi pessima. Het is erg als zelfs een universiteitsprofessor, gespecialiseerd in de geschiedenis van de Romeinse oudheid en zelfs departementsvoorzitter, eenvoudige citaten niet behoorlijk kan vertalen. Of anders was zijn hulp bij het vertalen ten ondomme.


    Categorie:ex libris
    10-07-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.

    Over het ontstaan van de godsgedachte en de godsdienst is al veel geschreven. Een van vaak voorkomende opvattingen is die van het animisme. Men gaat er dan van uit dat de primitieve mensen aan de wereld om hen heen een bezieling toeschreven, om zo een verklaring te geven voor de natuurlijke verschijnselen. Dat lijkt heel plausibel, tenminste als we dat goed begrijpen. Het zou immers een vergissing zijn de primitieve mensen te onderschatten, zoals het een even grote vergissing is om eenvoudige hedendaagse mensen te onderschatten. Primitieve mensen waren geen idioten, want dan hadden ze niet kunnen overleven. Enkel wat een evolutionair voordeel opleverde, werd aanvaard en behouden. Het animisme moet dus een nuttige levenshouding geweest zijn, en niet zomaar een folkloristisch verzinsel.

    Een van de vroegste broeihaarden van de beschaving bevond zich aan de boorden van de Nijl. Die stroom werd van oudsher gekenmerkt door seizoensgebonden overstromingen. Dat waren ingrijpende gebeurtenissen voor de aangelanden, de mensen die zich op de oevers gevestigd hadden. Ze stelden een regelmaat vast, ook als ze die niet precies kenden. Dat ‘gedrag’ van de stroom was hun bekend, en wie het niet kende, of er geen rekening mee hield, zou daarvan de gevolgen dragen. Men schreef aan de stroom ook nog andere eigenschappen toe op grond van de dagelijkse omgang met het ontzagwekkende water, dat zowel leven als dood bracht. We moeten daarbij altijd voor ogen houden dat het om heel praktische zaken ging, zaken van levensbelang. Als ouders hun kinderen waarschuwden voor de machtige Nijl, dan was dat uit praktische overwegingen, gebaseerd op de individuele en collectieve ervaring met die stroom. Als men de vele gaven bezong van de Nijl, was dat vanuit het besef van het essentiële voordeel dat men zich ermee deed. Zo moest de Nijl wel een heel prominente plaats innemen in het wereldbeeld van de mensen die errond en ervan leefden.

    Dezelfde redenering kan men gemakkelijk volgen voor de zon. Ook die vertoont een regelmaat, van dag en nacht, van opkomst en ondergaan, van lange en korte dagen, van zomer, herfst, winter en lente. En dan zijn er nog de wisselende weersomstandigheden, van dag tot dag, van jaar tot jaar. Mensen leven volgens de zon, waaraan ze eigenschappen en een gedrag toeschrijven, en waarvoor ze ontzag, vrees, bewondering en dankbaarheid opbrengen.

    Het zou echter te ver gaan als we daarin de oorsprong van de godsgedachte en van godsdiensten zouden gaan zoeken. De primitieve mensen waren in alles gedreven door hun overlevingsdrang. Ze hadden geen tijd, energie en bestaansmiddelen te verspillen aan nutteloze zaken zoals rituelen en offers. Hun animistische levenshouding was een op feiten gebaseerde verklaring van hun omgeving, een eerste vorm van wetenschap veeleer dan een eerste vorm van godsdienstigheid. Het is opmerkelijk dat zowel het observeren van het gedrag van de Nijl als van de zon in de eerste plaats geleid heeft tot wetenschappelijke inzichten van meten en tellen en voorspellen, en niet tot godsdienstige ideeën. De eerste ‘priesters’ waren veeleer wetenschappers. Voor de primitieve mensen waren de Nijl en de zon geen goden, er waren geen goden die de Nijl en de zon aanstuurden. De ideeën die men zich vormde over de natuurverschijnselen waren gebaseerd op waarneming en ervaring, niet op verzinsels, verhalen of mythen.

    Het lijkt aan de andere kant wel plausibel dat dergelijke verhalen ontstonden als een middel om de verworven kennis van de natuurverschijnselen over te leveren onder het gewone volk. Naast personen met een veeleer nuchtere, praktische aanleg zijn er altijd ook andere die op een minder wetenschappelijke, een meer emotionele, verhalende en poëtische manier tegenover de wereld om hen heen staan. Er zijn ook altijd sommige mensen die de gave hebben om prachtige, boeiende en indrukwekkende verhalen te vertellen, gebaseerd op feiten en ervaringen, maar evengoed op hun uiterst levendige verbeelding. Ten slotte zijn er ook mensen die hun eenvoudige medemensen misleiden als een middel tot zelfverrijking en machtsuitbreiding. Dat kunnen zowel de geleerden zijn als de vertellers.

    Het komt me voor dat de oorsprong van de godsgedachte en van alle godsdienstigheid veeleer daarin te vinden is. Als we de latere en huidige vormen van godsdienst adequaat willen verklaren, is het veel zinvoller te vertrekken van die vormen zelf, dan te gaan zoeken in een ver, prehistorisch verleden waarover we niets met zekerheid weten. Wat we wel zeker weten, is dat alle bekende oude en bestaande godsdiensten berusten op flagrante onwaarheden, manifeste leugens en dwaze verzinsels, en enkel wereldse macht beogen. Dat is een wel zeer overtuigend bewijs dat de oorsprong van godsgedachte en het idee van georganiseerde godsdienst daar moet gezocht worden, en niet in het natuurlijke animisme van de primitieve mens.

    Alles in de beschavingsgeschiedenis wijst erop dat godsdiensten gebaseerd zijn op menselijke voorstellingen van zaken, op verhalen, heel vaak vastgelegd in ‘heilige’ boeken en voorschriften. Daarbij vergeet men al te vaak dat zelfs als die verhalen en die geschriften het enige zijn wat er van die vroegere tijden is overgebleven, dat noch het hele verhaal, noch het juiste verhaal is.

    Net zoals heden ten dage de godsdienst voor heel veel mensen weliswaar nog altijd enigszins een realiteit is, maar slechts voor een héél beperkt aantal mensen de enige realiteit, zo was dat ook vroeger het geval. Slechts heel weinig mensen hebben een grondige kennis van hun godsdienst, de overgrote meerderheid bestaat uit meelopers, uit een kudde die de herder volgt, althans in sommige zaken, en vaak niet de allerbelangrijkste. Geen enkele gelovige leeft alle voorschriften na, niemand is immers volmaakt, zoals het terecht heet. Wat de godsdiensten ook mogen beweren, wensen of dromen: godsdienst is een nevenverschijnsel, een beperkt aspect van het leven voor de allermeeste mensen, en zo is het ook altijd al geweest. Erst kommt das Fressen, dann kommt die Moral (Bertolt Brecht).

    We stellen vast dat naarmate de beschaving toeneemt, de godsdienstigheid en de macht van de georganiseerde godsdienst afneemt; dat de wetenschap de basis vormt van de kennis en de levensbeschouwing, en de democratie het politieke model wordt. Toch blijft er reden tot bezorgdheid. Nog altijd zijn er mensen die misbruik maken van hun eenvoudige medemensen, ter persoonlijke verrijking en uit machtswellust, die zich keren tegen de wetenschap, en die de democratie afzweren ten gunste van een theocratie of een tirannie. Wanneer we die tendensen waarnemen, weten we dat ook de beschaving zelf groot gevaar loopt.


    Categorie:God of geen god?
    24-06-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Theocratie en democratie

    Theocratie als verzorgingsstaat, democratie als welvaartsstaat.

    Flavius Josephus (37-ca. 100), een Joods-Romeinse geschiedschrijver, was de eerste die de term theocratie gebruikte, in zijn verdediging van het Joodse volk en zijn levenswijze, in het boek dat hij aan het einde van zijn leven in het Grieks schreef, en dat bekend staat, in zijn Latijnse vertaling, als Contra Apionem, tegen Apio, een hellenistische tegenstander uit Alexandrië in Egypte. Hij beschrijft die theocratie meesterlijk als een allesomvattende verzorgingsstaat, waar alles tot in de kleinste details voorgeschreven is door de wet, en iedereen zich ertoe verbindt alles nauwgezet na te leven. Dat is wat ook het christendom nadien beoogde, en wat de islam nog altijd beoogt. En ook onze westerse sociale verzorgingsstaten zijn daarvan afgeleid, evenals het communisme. Van oudsher zijn er mensen die op eigen krachten willen instaan voor hun welzijn, en anderen die daarvoor een beroep doen op de staat. De staat int daartoe belastingen bij diegenen die door hun inspanningen een meerwaarde creëren. Zolang de staat het belastinggeld gebruikt voor algemene voorzieningen, zal men bereid zijn om daartoe bij te dragen naar eigen daadkracht en vermogen. Wanneer men echter vaststelt dat de staat ook in het volledige persoonlijke levensonderhoud gaat voorzien van een niet onaanzienlijk deel van de bevolking, dat zich zo onttrekt aan de verplichting om door eigen inspanningen bij te dragen aan het algemeen welzijn, wekt dat wrevel op bij degenen die daarvoor moeten opdraaien. Men is in het algemeen wel bereid om in te staan voor de basisbehoeften van mensen die om evidente redenen niet in staat zijn om dat zelf te doen, maar men is terecht argwanend wanneer sociale systemen aanleiding geven en zelfs aanzetten tot misbruik — wat echter onvermijdelijk is: de menselijke vindingrijkheid wordt zowel aangewend om zelf meerwaarde te creëren als om onterecht te profiteren van sociale systemen bedoeld voor echte behoeftigen.

    In België hebben we een gemengd systeem, waarin beide strekkingen aan bod komen. Er is een grote vrijheid van ondernemen, maar ook een groot sociaal vangnet. Vandaar dat de belastingen hier uitzonderlijk hoog zijn, om de sociale uitgaven te kunnen betalen. Maar zelfs dat volstaat niet: de begroting is structureel deficitair en de staatsschuld, de leningen die de staat moet aangaan om rond te komen, is buitensporig groot. De voorstanders van de verzorgingsstaat eisen meer belastingen en minder vrijheid van ondernemen, de ondernemers minder belastingen en minder sociale voorzieningen; de middenklasse zoekt een compromis, maar begint stilaan in te zien dat er toch iets zal moeten gebeuren om de begroting toch meer in evenwicht te brengen. Europa dringt daarop sterk aan, en dreigt met sancties.

    De meningen zijn verdeeld, in ons land en in de rest van de wereld. Iedereen heeft een eigen mening, of deelt de mening van anderen. Meestal gaat het dan om concrete aangelegenheden, bijvoorbeeld de voorwaarden om een leefloon te krijgen en de grootte van dat bedrag; de pensioengerechtigde leeftijd voor iedereen en de uitzonderingen daarop; de duur van het ‘recht’ op werkloosheidsuitkeringen; de belasting op rijkdom en inkomsten die niet uit arbeid voortkomen; de kosten van de ziekteverzekering; subsidies allerhande, de indexering van lonen en uitkeringen enzovoorts. Zelden wordt de grond van de zaak aangekaart, namelijk de vraag welke staatsinstelling de meest efficiënte is: de socialistische of de liberale.

    De socialistische streeft naar een zo groot mogelijke herverdeling door de staat, een maximale staatsinmenging in het openbare en het individuele leven, met het oog op de grootste gelijkheid van alle burgers. De liberale streeft naar een zo groot mogelijke vrijheid van individuen, groepen en organisaties, minimale staatsinmenging, en enkel de hoogstnoodzakelijke ondersteuning van reële behoeftigen, met het oog op een maximale inzet van alle krachten voor het algemeen welzijn. Het gaat erom welk van beide systemen er het best in slaagt om mensen aan het werk te zetten, en zo weinig mogelijk mensen ertoe brengt zich daaraan te onttrekken.

    Fundamenteel is elk individu in de eerste plaats bezorgd om het eigen voortbestaan en welzijn, en beseft tevens dat iedereen daarvoor in zeer grote mate afhankelijk is van de samenwerking met anderen, zeker in een complexe, hoogtechnologische wereld met acht miljard mensen. Men zou dus kunnen denken dat het liberale systeem, dat de persoonlijke inzet van het individu benadrukt, meer aansluit bij de menselijke natuur, de overlevingsdrang, het streven naar geluk en het vermijden van onheil. Maar in een moderne samenleving kan diezelfde overlevingsdrang net zo goed mensen aanzetten om zich te onttrekken aan arbeid en optimaal gebruik te maken van alle vormen van staatstussenkomsten, als om door arbeid en inzet zelf te voorzien in het eigen levensonderhoud. Het sociale profitariaat, in al zijn vormen, en in alle bevolkingslagen, vormt een fatale bedreiging voor de samenleving wanneer de staatsuitgaven voor de sociale zekerheid de inkomsten uit rechtvaardige belastingen overschrijden. En wanneer de belastingen zo hoog oplopen dat ze een domper zijn op de ondernemingslust, zullen daardoor de staatsinkomsten veeleer dalen dan toenemen, en wordt het begrotingstekort groter aan de inkomstenzijde.

    De wereld is verdeeld. Er zijn enorme verschillen in rijkdom en voorzieningen tussen landen en regio’s, en tussen mensen in die landen en regio’s. De oorzaken daarvan zijn complex, en het is weinig waarschijnlijk dat het ooit anders zal zijn. Wat we wel vaststellen, is dat de acht miljard mensen het nu globaal beter hebben dan ooit tevoren, ondanks de enorme verschillen. Misschien ligt daarin een aanwijzing voor de toekomst. Het verleden leert ons dat alle pogingen om door een opgelegd systeem iedereen zoveel mogelijk gelijk te maken, faliekant aflopen. Laten we dus de vrijheid in verscheidenheid aanvaarden en zelfs bevorderen, veeleer dan die in te perken en af te keuren.

    Ongetwijfeld zijn er mensen die de voorkeur geven aan een beschermd leven, waarin heel veel voor hen geregeld wordt. Dat betekent echter onvermijdelijk dat er ook mensen moeten zijn die hen beschermen en alles voor hen regelen, en toezien op het naleven van de regels, die aldus beslissen over goed en kwaad. Als dat ideale, volmaakte mensen zouden zijn, zou dat inderdaad een heel aantrekkelijke en voor velen zelfs een wenselijke situatie zijn. Maar dergelijke mensen zijn uiteraard zeldzaam, als ze er al zijn. Vaak zijn het juist heel andere lieden de zich als leiders van groepen en gemeenschappen opwerpen, gedreven door machtswellust, roemzucht, inhaligheid, hoogmoed en gemakzucht. Daarom is het altijd beter dat mensen zelf onderling op basis van gelijkheid afspraken maken, voortdurend aangepast aan de wijzigende omstandigheden. Omdat een socialistische ideologie principieel uitgaat van regelgeving om een ideaal van gelijkheid te realiseren, is die van aard om totalitaire systemen voort te brengen, terwijl in een liberale ideologie de nadruk veeleer ligt op de vrijheid van het individu en de vrijheid van vereniging, om door de natuurlijke drang naar persoonlijk zelfbehoud, welzijn en geluk de algemene welvaart te bevorderen, ook voor mensen die van die vrijheid geen gebruik kunnen of willen maken.

    Ook in dergelijke samenlevingen zullen er dus leiders en volgers zijn, maar het grote verschil is dat in dit geval de leiders niet bepalen hoe anderen moeten denken en handelen, en iedereen de onvervreemdbare vrijheid behoudt om te denken wat men wil, en te zeggen wat men denkt (Spinoza). In een waarlijk democratische samenleving zal er nog altijd ongelijkheid zijn, omdat de individuele vrijheid die haar essentie is, ervoor zorgt dat mensen hun natuurlijke mogelijkheden en begaafdheden op verschillende wijze aanwenden, ten bate van het algemeen welzijn. Hetzelfde vrijheidsideaal zal er tevens voor zorgen dat de fundamentele gelijkheid van alle mensen niet in het gedrang komt. Wat wij wensen voor onszelf, wensen wij immers vanzelfsprekend ook de anderen toe (eveneens Spinoza). Die anderen zijn de mensen met wie wij samenleven, in de eerste plaats onze naasten, maar bij uitbreiding is dat de hele gemeenschap van alle mensen.


    Categorie:samenleving
    14-06-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Israël: zij en wij

    Wij en zij

    Als we de persoonlijke voornaamwoorden bekijken, valt het op dat we daarmee altijd een onderscheid maken. Ik staat tegenover jij, de andere. En beiden, ik en jij, staan tegenover de nog andere derde. Evenzo in het meervoud. Wij staat tegenover jullie, en beiden tegenover de nog andere derden, zij. Het meervoudige wij is nog altijd slechts een beperkte groep, naargelang de omstandigheden onderscheiden van de anderen: zij. We hebben geen voornaamwoord om het algemeen gemeenschappelijke uit te drukken, het alomvattende van de mensheid, waarin we allen gelijk zijn. Binnen die algehele gemeenschap van nu al acht miljard mensen voelen we de nood om voortdurend de verschillen aan te duiden, vooral de verschillen met onszelf. Wij zijn anders dan zij, zij zijn anders dan wij.

    Dat is echter een vertekenend beeld. Het is alsof anderen de afwijking zijn van de norm, de uitzondering op de regel, de vreemde eend in de bijt, en vaak ook de zondebok. Zelfs als we de minderheid zijn, en dat zijn we altijd, want er is geen identieke groep groot genoeg om op zich een meerderheid te zijn, redeneren we alsof we toch zo niet de grootste, dan toch de belangrijkste groep zijn: non sunt numerandi sed ponderandi. Het is niet het gewicht dat van belang is, maar het soortelijk gewicht. Zoals vroeger, vóór het algemeen stemrecht, toen sommigen meer stemmen kregen dan anderen, en velen helemaal geen stem.

    De anderen krijgen dan een naam, de naam van de groep waartoe ze behoren, de andere groep, waartoe wij niet behoren. Die naam bepaalt wie ze zijn, en hoe we over hen denken, hoe we met hen omgaan. Meestal zijn het geen vleiende namen die we aan anderen geven. Hoe kan het ook anders, ze zijn immers niet zoals wij, en dat belooft niets goeds. Van een loutere vaststelling van het feit dat ze anders zijn, gaat het vaak algauw naar een meer uitgesproken waardeoordeel, meestal negatief, denigrerend. En zelfs als dat niet zo is, als we hen als onze meerderen of beteren (moeten) erkennen, gebeurt dat niet van harte, maar met rancune, afgunst, verwijten en beschuldigingen.

    Zo vergeten we dat we allemaal mensen zijn, niet zomaar een beetje gelijkend, maar gelijken, behorend tot dezelfde soort, homo sapiens sapiens. En we vergeten dat mensen die tot een andere groep behoren dan de onze nog altijd individuele mensen van onze eigen soort zijn, niet te herleiden tot de groep waartoe ze feitelijk of volgens ons behoren.

    Naast identificeerbare groepen, zoals mensen die van elkaar verschillen door hun biologisch geslacht, of door hun huidskleur, of hun taal, of hun cultuur, of hun politieke of godsdienstige overtuiging, zijn er ook instellingen, organisaties, verenigingen van mensen met een specifieke doelstelling, en dat is eveneens een manier om hen van ons en van onze vereniging te onderscheiden, en te vergeten dat het om individuele gelijke mensen gaat. Zo kunnen we zeggen dat de bank ons bedrogen heeft, en niet een perfide bankdirecteur of een corrupt bestuur, dat de politie te hard optreedt (tegen ons) of juist niet hard genoeg (tegen de anderen), en niet die ene politieagent; dat de staat tekortschiet of zich juist te veel bemoeit, en niet de mensen die het voor het zeggen hebben; dat de Kerk zich schuldig maakt aan seksueel en ander misbruik, en niet de vele individuele daders; dat de islam fanatiek is en terrorisme aanmoedigt, en niet de mensen die het daar voor het zeggen hebben; dat de drugdealers misdadigers zijn en de druggebruikers slachtoffers of mededaders, en niet die ene persoon die dealt of snuift; dat steuntrekkers profiteurs zijn en rijken witteboordencriminelen, en niet die ene werkloze in onze straat, niet die bevriende bankier enzovoorts, ad infinitum.

    Telkens gaat het over hen, de anderen, zij, niet over individuen, concrete mensen.  Wij spreken over hen het oordeel uit; zoals Adam aan alle dieren, geven wij aan alle anderen naar eigen goeddunken hun naam, de naam van hun soort. Maar ongewild, kwansuis vergeten we gemakshalve maar volledig ten onrechte, dat het altijd om één of meer individuen gaat, een of meer concrete mensen zoals wij. Ik betrap mezelf erop dat ik fulmineer tegen de Kerk, de islam, de godsdienst, terwijl dat geen abstracte begrippen zijn, maar verzamelingen van mensen zoals ik, dode en levende, die individueel niet te herleiden zijn tot de groep waartoe ze behoren, die allen uniek zijn, zelfs als ze één of zelfs talrijke kenmerken gemeen hebben, zelfs als ze hun anders-zijn prominent belichamen, zelfs als ze het epitoom ervan zijn, het typische voorbeeld, zelfs als ze de leidende figuur ervan zijn.

    Mijn ouders hebben de beide wereldoorlogen meegemaakt, en hadden geen grote voorliefde voor de Duitsers, en dat hebben zij, samen met de hele naoorlogse cultuur, doorgegeven aan mij (°1946) van in mijn prilste jeugd. Toen ik op een keer voor zaken toch in Duitsland beland was en mijn onwennigheid daarover uitte aan mijn Duitse gastheer, en als reden de rol van Duitsland in de oorlogen opgaf, antwoordde hij, die veel jonger was dan ik, dat hij dezelfde gevoelens had tegenover die Duitsers. Ik had hem onbewust tot lid van een andere, kwalijke groep gemaakt, terwijl hij daartoe niet behoorde en niet wenste te behoren. Voor hem waren dat ook anderen, zij, niet wij.

    Het zijn dus altijd individuen die denken en handelen. Niet dat ze altijd individueel handelen, de sociologie en de psychologie beschrijven (en blijven het best bij het beschrijven alleen…) hoe mensen gezamenlijk optreden, welke groepsdynamieken spelen, hoe propaganda werkt. Er rijzen quasi onbeantwoordbare vragen over de individuele persoonlijke verantwoordelijkheid bij collectief gedrag, en over de verpletterende verantwoordelijkheid van degenen die dat individuele gedrag van velen aansturen.

    Ik las onlangs een boek dat ik sinds jaren in mijn bezit heb, ik weet niet meer wanneer ik het me aangeschaft heb, maar onlangs viel mijn oog erop, en begon ik het te lezen. Het gaat om Genèse de l’antisémitisme van de befaamde Franse historicus Jules Isaac (1877-1963). Daarin bestudeert hij grondig de vermeende en reële uitingen van antisemitisme in de oudheid en de middeleeuwen, tot aan het jaar 1000. Het is een waar requisitoir tegen de rol ter zake van het christendom, maar desondanks uiterst genuanceerd. Aan de hand van oorspronkelijke teksten en ernstige historische studies wijst hij voortdurend aan wie zich binnen de christelijke Kerk te buiten is gegaan aan antisemitisme, en wat daarvan de gevolgen geweest zijn — zijn echtgenote en dochter kwamen om in Auschwitz, maar dat vermeldt hij niet in dit boek. Het viel me daarbij voortdurend op dat hij weigert zich schuldig te maken aan groepsdenken, aan het verdacht maken of beschuldigen en het veroordelen, of het vrijpleiten, van groepen. Het zijn inderdaad altijd individuele mensen die denken en handelen, zelfs als ze het denken en handelen van anderen herhalen of imiteren, zelfs als gedachten en handelingen gemeengoed worden in sommige groepen, op sommige plaatsen, op sommige tijdstippen of periodes, zoals het antisemitisme in het christendom. Ik heb het fascinerende, ontstellende boek in een ruk uitgelezen, en raad iedereen aan om het eveneens ter hand te nemen.

    Het is uitstekende achtergrondliteratuur voor een meer serene en geïnformeerde benadering van de verschrikkelijke gebeurtenissen in Gaza sinds 7 oktober 2023. Isaac geeft in zijn werken herhaaldelijk aan dat er in de loop van de geschiedenis van Joodse kant allicht sprake is geweest van provocatie, en van aanleiding tot afgunst en wantrouwen, maar weigert te aanvaarden dat het Joodse volk zelf om een of andere reden verantwoordelijk zou zijn voor het vaak rabiate antisemitisme van het christendom. Volgens dezelfde redenering kan men ook stellen dat de politiek van vorige en zelfs van de huidige Israëlische regeringen geen voldoende reden mag zijn voor het fundamentele en rabiate antisemitisme van Hamas en zijn bondgenoten. Het huidige antisemitisme is hoofdzakelijk het resultaat van eeuwenlange negatieve beeldvorming, diaboliseren van de vijand, propaganda en indoctrinatie.

    Het is niet waarschijnlijk dat een situatie die al meer dan vierduizend jaar tot bloedige twisten geleid heeft op korte termijn een vreedzame oplossing zal krijgen. Toch kan het niet anders dan dat een oplossing enkel in overleg tot stand zal komen, en niet met geweld. Het is pas wanneer we onze fundamentele gelijkheid als basis nemen voor ons samenleven en afstand nemen van wat ons onderscheidt, pas wanneer wij altijd de voorrang krijgt op jij, hij, jullie en zij, dat we kunnen beginnen te bouwen aan een wereldwijde gemeenschap van gelijkgezinden, en dat geweld zinloos wordt. Wanneer we denken geweld te gebruiken tegen anderen, gebruiken we immers geweld tegen onze gelijken, dus niet tegen zij, maar tegen wij.


    Categorie:samenleving
    09-06-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God de Vader

    ‘Ene God alleen, ene zaligmaker en anders geen.’

    Ik ben geboren in 1946 in een katholiek gezin. Mijn hele opvoeding en opleiding gebeurde in de katholieke zuil, en vanaf 1968 werkte ik tot aan mijn pensioen, in 2006, aan de katholieke Leuvense universiteit. En toch meen ik dat ik op geen enkel ogenblik gelovig ben geweest. Van in mijn prilste jeugd kon ik niet geloven in wat men me voorhield en voorleefde. En dat is altijd zo gebleven. Toen ik op pensioen ging, besloot ik mijn atheïsme en mijn anti-godsdienstigheid openlijk te kennen te geven. Twintig jaar later resulteerde dat in mijn boek De waarheid zal u bevrijden.

    Maar ook na twintig jaar bewust atheïsme, antiklerikalisme en antigodsdienstigheid ben ik nog steeds dezelfde persoon, drager van en diep getekend door mijn verleden, en dat verleden was sterk christelijk-gelovig gekleurd. Het christelijke is er van kindsbeen af aan op alle mogelijke manieren ingehamerd, en maakt nog steeds integraal deel uit van de persoon die ik ben, ik kan het onmogelijk van mij afschudden, ik kan niet doen alsof het er niet geweest is, alsof het er niet meer is, ik kan immers mezelf niet vergeten, ik ben nog altijd dezelfde persoon, het is mijn verleden, dat me bijblijft, en waaraan ik niets meer kan veranderen. Terwijl ik me nochtans met hand en tand verzet, rationeel en emotioneel, tegen al wat men me heeft opgedrongen.

    Vandaag wil ik even verwijlen bij iets dat me altijd geïntrigeerd heeft in het christendom, en dat is, verwonderlijk genoeg, de figuur van God de Vader. Als ik me afvraag wat ik daarover weet, moet ik bekennen dat dat zo goed als niets is. Het is een schimmige figuur in het christendom, laten we eerlijk zijn. Alle aandacht gaat naar de eponieme zoon van God, Jezus van Nazareth, de Gezalfde, de Christus, naar wie de christelijke godsdienst inderdaad vernoemd is. Men zegt wel dat er maar één God is, en drie goddelijke personen, maar laten we wel wezen: de Vader en de Heilige Geest zijn tweederangsfiguren, Christus is de God van het christendom.

    Dat heeft het judaïsme van meet af aan goed ingezien, en zich daartegen ten gronde verzet. Ook binnen de Kerk zijn er van bij het ontstaan van het nieuwe geloof altijd afwijkende opvattingen geweest over de Christusfiguur, vooral met betrekking tot zijn goddelijkheid, maar de strekking die de Zoon naar voren schoof als God heeft het uiteindelijk gehaald, na fanatieke onderdrukking, met alle middelen, van alle ‘ketterijen’. De islam beschouwt Jezus als een profeet, en blijft vasthouden aan de ene Allah. De leer van de Heilige Drievuldigheid, of de Triniteit, is altijd een steen des aanstoots geweest voor wie er niet in geloofde, en een mysterie wie dat wel deed, maar de katholieke Kerk is die om onbegrijpelijke redenen altijd blijven verdedigen, terwijl ze er niets mee te winnen had, en daardoor heel veel verloren heeft.

    Het idee van de voorbeeldige mens Jezus van Nazareth die God geworden is, sluit nauw aan bij de vele andere mythische menselijke personen die vergoddelijkt zijn in alle mogelijke godsdiensten en culturen. Maar deze persoon is niet enkel na zijn stichtend leven en zijn marteldood tot God verheven: hij is altijd God en Zoon van God geweest, en is slechts voor een korte tijd ter aarde nedergedaald, waar hij geleden heeft, gestorven is en begraven, zoals het heet, en verrezen is uit de doden, en opgestegen ten hemel, waar hij zit aan de rechterhand van de Vader. Toch mag men niet zeggen, als men vast in de leer wil blijven, dat er een essentieel onderscheid is tussen de Vader en de Zoon: er is slechts één God, dat staat vast. Evenmin mag men beweren dat Christus slechts de vorm is die God heeft aangenomen om hier tijdelijk op aarde te verschijnen; er zijn wel degelijk twee onderscheiden personen, die altijd bestaan hebben, Vader en Zoon, maar de zoon is voortgekomen uit de vader... De Kerk heeft zich danig in nesten gewerkt met die onbegrijpelijke leer, en ik herhaal het, om onbegrijpelijke redenen. Helaas is dat niet het enige onbegrijpelijke aspect van het katholieke geloof. Daarom is het ook een geloof, en geen filosofie.

    Hoe langer we erbij blijven stilstaan, hoe meer we moeten vaststellen dat God de Vader een bijna verwaarloosbare rol speelt in het christendom. Men kan God in feite net zo goed wegdenken uit het christendom, en alleen Christus behouden, en er zal weinig of niets veranderen aan de leer, of de kerkelijke praktijk. Omgekeerd is het onmogelijk om Jezus Christus weg te denken uit het christendom, met hem staat en valt de hele leer, zoals Paulus al stelde.

    Atheïsten ontkennen het bestaan van bovennatuurlijke wezens, inzonderheid van de unieke goden van het judaïsme, het christendom en de islam. Van die drie heeft in feite heeft enkel het jodendom een ‘zuivere’ godsopvatting, al is ook hun Jahweh wel heel persoonlijk geworden. Het christendom heeft van de mens Jezus Christus zijn God gemaakt. Het mohammedaanse geloof deed dat met Mohammed, hoewel zij het formele onderscheid maken: er is geen God dan Allah, en Mohammed is zijn profeet. In feite is ook bij hen Mohammed uitgegroeid tot God en met hem vereenzelvigd.

    Als atheïst kan ik begrip opbrengen voor het feit dat in primitieve culturen spontaan een godsidee ontstaat als een metafoor voor het universum en de natuurkrachten en -wetten en het toeval, het lot. Dat is ook zo voor het deïsme. Het volstaat dan erop te wijzen dat het om een metafoor gaat, en niet om een bovennatuurlijk wezen, laat staan een persoon. Wanneer men echter gaat vooropstellen dat het niet zomaar een manier van spreken is, maar dat die God niet alleen werkelijk bestaat, maar bovendien over alle bovennatuurlijke (goede) eigenschappen beschikt die men zich maar kan indenken, en men de mens volledig afhankelijk maakt van dat Opperwezen, dan hebben we te maken met iets anders dan het spontane mythische denken van de primitieve mensheid. Dan wordt er een vilein systeem uitgewerkt waarbij sommige mensen macht en rijkdom verwerven ten nadele van anderen, door zich voor te stellen als de noodzakelijke bemiddelaars tussen de God die ze bedacht hebben en de mensen die ze aan zich willen onderwerpen en op wie ze parasiteren. Dat heeft bijvoorbeeld Lucianus/ Loukianos van Samosata (fl. 170) al meesterlijk satirisch beschreven in zijn Alexander of de valse profeet. Maar net zoals de even meesterlijke satire van Hitler door Charlie Chaplin niet geleid heeft tot de val van Hitler, zijn alle godsdienstcritici, satirisch of filosofisch, er niet in geslaagd om het verschijnsel godsdienst voorgoed uit te roeien, of daarmee zelfs maar een begin te maken. Dat is niet omdat, zoals godsdienstapologeten beweren, God wel degelijk bestaat, of het godsidee onuitroeibaar is, maar omdat het altijd mogelijk is dat mensen misleid worden door kwaadwillige lieden, over God en godsdienst net zoals over talloze andere zaken. Het is blijkbaar gemakkelijker mensen te overtuigen van de meest onzinnige verzinsels dan van eenvoudige, evidente waarheden.

    Vanuit mijn fundamentele atheïstische redenering ontken ik het bestaan van God, omdat ik voor mijn wereldverklaring geen behoefte heb aan een dergelijke hypothese, om de gevleugelde, maar mogelijk apocriefe woorden van Laplace te gebruiken. Integendeel, een wetenschappelijke uitleg, zonder God, is evident veel eenvoudiger. Dat is trouwens de houding die alle wetenschappers aannemen, ook gelovige. Geen enkele weldenkende persoon heeft ooit het idee van de christelijke God ernstig genomen. De christelijke godsdienst is evenwel een heel andere kwestie. Dat is een ideologie met wereldlijke ambities, daarvan getuigt zijn hele geschiedenis. Omdat het een niet-democratische ideologie is, die schadelijk, ja nefast is gebleken voor de hele mensheid, verzet ik me ertegen, en dat is mijn sociaal-politiek antiklerikalisme, naast mijn filosofisch atheïsme. Het is nuttig af en toe dat onderscheid te benadrukken, zonder uit het oog te verliezen dat het christendom, en de islam niet minder, op beide punten schuldig zijn.

    Toen ik beweerde dat men God net zo goed kan weglaten uit het christendom, omdat alles om Christus draait, bedoelde ik vooral de retoriek, of in theologische termen de dogmatiek. Als we het christendom echter bekijken als een wereldse ideologie, dan blijkt dat we zelfs Christus daaruit eveneens gerust kunnen weglaten. In de praktijk is sinds het ontstaan van die godsdienst van de ‘blijde boodschap’ van die overigens mythische figuur omzeggens niets overgebleven in de Kerk.

    En zo komen we tot de conclusie dat godsdienst niets te maken heeft met God of met de mythische stichters van die godsdiensten, maar alles met de ambitie, zeg maar de hebzucht en machtswellust van perfide mensen voor wie werkelijk niets heilig is.

     


    Categorie:God of geen god?
    04-06-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vreemde vogels

    De  albatros is een serieus grote vogel die vooral in het zuidelijk halfrond voorkomt en de naam duikt dus ook eerst op als de Europeanen hun ontdekkingsreizen in die richting beginnen, zoals Cook in 1769, die meldde dat de albatrossen zeer lekker waren!

    Voor de naam van die nieuwe vogel deed men een beroep op wat men al kende aan grote witte vogels, met name de pelikaan, die volop aanwezig was en is rond de Middellandse Zee. Aristoteles vermeldde die vogels al; pelekys is een bijl, pelekao is met de bijl werken: wellicht deed de manier van vissen van de pelikaan, die met zijn onderbek vissen schept, denken aan een bijl. Maar hoe komen we dan bij onze albatros?

    Geduld, geduld...

    Die andere grote mediterrane beschaving, de Arabische, kende de pelikaan ook en noemde hem saqqa (heb je ook al gemerkt dat alle arab-ische woorden uit twee lettergrepen bestaan en enkel a's als klinker hebben? Allah akhbar!) en saqqa betekent water-drager, om bij de dubbele a's te blijven. In het Grieks is kados een kruik of urne, vooral de kruiken aan een noria, een jakobsladder, een toestel om water naar een hoger gelegen niveau te brengen, met kruiken die aan een rad bevestigd zijn. De Arabieren noemden dat al-qaddus. De Portugezen noemden de pelikaan met zijn schepbek dan maar alcatruz en de Spanjaarden alcatraz, ook nu nog. En ja, het beruchte gevangeniseiland in de baai van San Francisco heet zo omdat er een belangrijke kolonie pelikanen aanwezig was. Van alcatraz was het maar een kleine stap naar algatros, dat in verscheidene Europese talen voorkomt als voorloper van albatros; de b hebben we waarschijnlijk te danken aan het feit dat de (beide) vogels hoofdzakelijk wit zijn, albus in het Latijn, denk aan het witte priestergewaad, de albe, en aan albino.

    Toen men de albatros ontdekte, dacht men dat het een soort pelikaan was en men noemde hem dan maar alcatraz, algatros, albatros. Later, toen men het overigens vrij duidelijke onderscheid zag tussen de beide soorten, noemde men de ene soort de pelikaan en de andere de albatros, zodat je nu bijvoorbeeld in het Spaans naast alcatraz voor pelikaan albatross voor albatros krijgt, terwijl het ene duidelijk van het andere is afgeleid. Het kan soms vreemd lopen met woorden.

    Dat de pelikaan met zijn bek zijn borst openprikt om zijn jongeren te voederen, zoals vaak op christelijke prenten getoond wordt, als een symbool voor Christus die zijn bloed gaf voor de mensheid, is een mythe. Biologen wijzen erop dat het niet de pelikaan is die dat doet, maar een Egyptische ibis en dat ook die vogel overigens niet zijn borst openprikt maar zoals wel meer vogels het halfverteerde voedsel uit zijn krop wurgt ten behoeve van de hongerige jongen, waarbij bloedresten op zijn pluimen terechtkomen, die hij dan proper maakt, wat de indruk geeft dat... &c.


    Categorie:etymologie
    03-06-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdenkers: recente bijdragen

    Op de website Vrijdenkers verschenen enkele nieuwe bijdragen en recensies.

    Volg daarvoor deze link: meest recent


    Categorie:God of geen god?
    30-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tweeling, tweelingen

    Tweeling, tweelingen

    Bij zoogdieren zijn meerlingen niet uitzonderlijk. Varkens hebben grote nesten, paarden niet. De mens is geen uitzondering, al is bij mensen een levende achtling wel uitzonderlijk. Sinds we inzicht hebben in het mechanisme van de bevruchting weten we dat tweelingen ontstaan door de bevruchting van twee gelijktijdig gesprongen eicellen, of door een vroege splitsing van een bevruchte eicel.  De kans op tweelingzwangerschap is ongeveer 1 op 85, eeneiige zwangerschappen zijn zeldzamer, ongeveer 1 op 250, maar er zijn niet te verwaarlozen regionale en leeftijdsverschillen.

    In het Nederlands noemen we een dergelijk kinderpaar een tweeling. Maar hoe noem je dan elk van die kinderen? Wat is de benaming voor één lid van een tweeling? Een tweeling. Dat is verwarrend. In het Engels is een tweeling in de zin van twee kinderen altijd meervoud: twins, het enkelvoud twin slaat op elk van beide: she has a twin betekent niet dat ze een tweeling heeft, maar dat ze een tweelingbroer of -zus heeft. Voor de andere betekenis zegt men: she has twins. Idem voor het Frans: jumeau — jumeaux.

    Ook wij kennen het meervoud ‘tweelingen’, en we gebruiken het in dezelfde zin, dus ‘tweelingen’ voor beide kinderen, voor het kinderpaar, en ‘tweeling’ voor elk afzonderlijk. Je kan dus zeggen de tweelingen Jan en Piet, en ook de tweeling Jan. Dat is in feite het meest logische, maar dat is niet wat we meestal doen: tweeling heeft in het Nederlands heel sterk de betekenis van een samen geboren kinderpaar gekregen, en we gebruiken het niet gemakkelijk voor een van hen, en zo is ‘tweelingen’ in onbruik geraakt. Men zegt wel: het zijn tweelingen, maar veel minder: hij of zij heeft een tweeling (tenzij we bedoelen dat ze een tweeling gebaard heeft), maar vaker: hij of zij heeft een tweelingbroer of -zus. Het blijft dus enigszins verwarrend, en dat komt omdat tweeling inhoudelijk naar een meervoud, in dit geval een tweevoud verwijst, maar naar de vorm enkelvoudig is. Het achtervoegsel -ling wordt gebruikt om een persoon aan te duiden, zoals in vondeling, kleurling, kloosterling, nakomeling, beroerling, feesteling, loteling, oproerling, schipbreukeling, slappeling, smekeling, (ver)banneling, verstoteling, vormeling, wijdeling. Die woorden gebruikt men voor mannelijke personen, maar ze kunnen ook voor beide geslachten gelden, zeker in het meervoud; in het enkelvoud wordt er een eind -e aan toegevoegd: kloosterlinge.

    Het achtervoegsel -ling is een nevenvorm van het oorspronkelijke achtervoegsel -ing, dat inderdaad een substantief maakt van het stamwoord waaraan het gehecht wordt: acht>achting, deel>deling, laad>lading, leen>lening, vervoeg>vervoeging enzovoort. Misschien is ‘ding’ wel het meest pregnante -ing woord: het staat voor elk substantief.

    Grammaticaal is het woord ‘tweeling’ feitelijk enkelvoudig — er is immers het meervoud ‘tweelingen — en slaat het dus op één van beide. Maar hoewel dat nog steeds kan, is het (helaas, m.i.) ongebruikelijk geworden. Tweelinc als enkelvoud voor een lid van een kinderpaar is de oorspronkelijke betekenis, tweelingh verschijnt eeuwen later in onze taal als benaming voor een dergelijk kinderpaar.

    Er is ook een sterrenbeeld Tweelingen, en dat geeft de oude, oorspronkelijke betekenis weer, dus een samen geboren kinderpaar, en niet twee dergelijke paren. Dat zijn de sterren Castor en Pollux, naar figuren uit de Grieks-Romeinse mythologie. Zoals wel vaker in de mythologie is het verhaal verre van duidelijk, maar ze waren ofwel tweelingbroers, verwekt door Zeus, en dan zijn ze de Dioscuren, letterlijk zonen van Zeus, ofwel tweelinghalfbroers, opeenvolgend verwekt, al dan niet eeneiig, bij dezelfde moeder Leda, maar alleen Pollux door Zeus, Castor daarentegen door de mens Tyndareüs (en zo broers of halfbroers van Helena en Clytaemnestra). Het sterrenbeeld heeft de wetenschappelijke naam Gemini, naar het Latijn geminus, dat tweevoudig, tweeling- en tweeling betekent. Het Franse jumeau/x is daarvan afgeleid. Misschien is geminus wel enigszins verwant met de semitische stam tom?

    In de Semitische talen is de benaming voor tweeling inderdaad iets als tom en dat werd spontaan ook een roep- of voornaam, zelfs een familienaam. Een alom bekende Thomas is de christelijke apostel met die naam, maar het Nieuwe Testament is bijzonder karig met informatie over hem, zoals trouwens over de meeste apostelen; zelfs daarover was er geen duidelijkheid of eensgezindheid. Hij wordt daar ook vermeld als Didymus, maar dat is gewoon het Griekse woord voor tweeling: didumos, wat letterlijk tweedubbel betekent, van dis duo. Didymus is dus gewoon de Griekse vertaling van het Aramese Te’oma, in het Grieks Thomas. Hij wordt ook Judas genoemd, en waarschijnlijk was dat zijn echte naam; hij werd Thomas of Didymus genoemd om hem te onderscheiden van die andere, finaal infaam geworden Judas, die dan op zijn beurt ter onderscheiding van de andere Judas de toenaam Iskariot kreeg, naar zijn geboorteplaats Kerioth, waarschijnlijk.

    Thomas werd en is nog altijd een veelgebruikte naam, maar de oorspronkelijke betekenis van tweeling is al lang volledig verloren gegaan. Een vrouwelijke vorm is Thomasina, en daarvan is de verkorte of vleivorm Tamsin afgeleid, en een vervorming van die ietwat vreemde en ongebruikelijke naam is Tasmin, wat beter van de tong rolt, en beide zijn vrouwelijke voornamen in het Engels, soms vervormd tot Tammy.

    Tweelingen zijn van alle tijden. Ze blijven ons fascineren, niet zozeer omdat meervoudige geboorten nogal zeldzaam zijn, maar misschien veeleer omdat tweelingen, vooral heel gelijkende, de zogenaamde identieke tweelingen, doordat ze zo eender zijn, zo anders zijn dan afzonderlijk geboren individuen. Hoe individueel of uniek zijn eeneiige tweelingen, die identiek hetzelfde genetische materiaal hebben, en vaak grotendeels hetzelfde leven leiden, zeker in hun jeugd? Plato meende al dat wij levenslang op zoek zijn naar onze eigen wederhelft. Tweelingen leven samen met hun alter ego, in goede en in kwade dagen. Wie het niet zelf meemaakt, heeft allicht geen idee van wat dat betekent, maar het moet ongetwijfeld wel heel bijzonder zijn.

     


    Categorie:etymologie
    26-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de gruwel en de verantwoordelijkheid

    Iedereen probeert voor zichzelf een of andere verklaring te vinden voor de gruwel in onze wereld, de dagelijkse gruwel in conflictgebieden en de steeds vaker toeslaande gruwel in onze beschaafde en vredelievende omgeving.

    Een eerste bedenking daarbij is dat men bijna altijd ervan uitgaat dat de daders gehandeld hebben uit vrije wil en dus daarop moeten beoordeeld worden. Ze werden niet gedwongen om hun aanslagen te plegen, ze hadden het evengoed niet kunnen doen. Het zijn dus monsters, want welke mens doet nu zoiets?

    Die vrije wil is echter een begrip dat sterk genuanceerd moet worden. Men laat uitschijnen dat elke mens op elk ogenblik volkomen vrij is om een bewuste beslissing te nemen met volledige kennis van zaken. Was dat maar zo… Elke mens is het resultaat van een geschiedenis. Die begint al bij de bevruchting, want wij erven het genetisch materiaal van onze ouders, zij het in een unieke combinatie. Vervolgens ondergaan wij de invloed van onze omgeving en reageren we daarop op onze eigen manier. Dat maakt ons tot unieke wezens die weliswaar beschikken over de mogelijkheid om rationeel na te denken over ons denken en doen, maar slechts in beperkte mate en op onze eigen manier. Die combinatie van redelijkheid en onredelijkheid die in elke mens aanwezig is als het resultaat van onze voorgeschiedenis is de oorzaak van ons gedrag.

    Het is weinig waarschijnlijk dat iemand zonder enige aanleiding en zonder enige beïnvloeding van buitenaf plots een aanslag pleegt zoals in Brussel, Nice, Berlijn, Manchester, Londen… Dat kunnen we ons alleen maar voorstellen bij mensen die zwaar mentaal gestoord zijn. Van de moslimterroristen veronderstellen we echter dat zij volkomen uit vrije wil gehandeld hebben en we beschouwen hen niet als mentaal gestoord. Indien zij niet mentaal gestoord zijn, en dat is nog zeer de vraag, dan moeten we toch rekening houden met de beperkingen die er noodzakelijkerwijs aan de vrije wil moeten opgelegd worden. In hoever beschikt een jonge persoon die sinds de geboorte opgroeit in een omgeving van gewelddadig moslimfundamentalisme over een absoluut vrije wil?

    Een tweede bedenking bij het zelfmoordterrorisme is dat we de mogelijkheid onder ogen moeten zien dat dit in bepaalde gevallen meer te maken heeft met het verschijnsel van de zelfdoding dan met terrorisme. Elk jaar sterven ongeveer 800.000 mensen door zelfdoding. Het is dus niet ondenkbaar dat een aantal onder hen dat doen op een manier die onschuldige slachtoffers maakt, of dat nu in het kader van terrorisme is of niet. Het is een vorm van zelfdoding die bekend is, niet het minst wegens de media-aandacht die eraan besteed wordt. Op die manier vormt het een beïnvloeding van personen die geneigd zijn tot zelfdoding. Wanneer een organisatie zoals het islamfundamentalisme deze vorm verheerlijkt, heeft dat onvermijdelijk gevolgen, dat is nu wel duidelijk. De verantwoordelijkheid van de leiders van dergelijke organisaties is dan ook verpletterend, om dat cliché toch maar eens te gebruiken.

    Dat brengt ons tot de vraag over de verantwoordelijkheid van de daders. Alle mensen zijn fysiek verantwoordelijk voor hun daden. Iemand die een moord pleegt, maakt zich schuldig aan een misdaad en moet daarvoor bestraft worden, wat ook de oorzaak, de reden of de aanleiding was. Die persoonlijke verantwoordelijkheid wordt niet geringer door de invloed die een persoon heeft ondergaan van anderen, maar men kan bij de bestraffing wel rekening houden met wat men dan verzachtende omstandigheden noemt, bijvoorbeeld de immense druk die kan uitgaan van de omgeving of van de omstandigheden.

    Deze bedenkingen zijn niet onbelangrijk wanneer wij proberen vormen van geweld te verhinderen zoals de terroristische aanslagen van de laatste jaren in het Westen of tegen niet-moslims. Het is duidelijk dat de beïnvloeding die uitgaat van de islamitische godsdienst en van de meest radicale en gewelddadige vormen daarvan onbetwistbaar verantwoordelijk is voor althans de frequentie, de vorm en de omvang van dat geweld, en voor de keuze van de slachtoffers. Het komt er dus op aan deze beïnvloeding zoveel mogelijk te vermijden. Als men daarin zou slagen, al was het maar gedeeltelijk, dan zouden er ongetwijfeld nog dergelijke aanslagen gebeuren, aangezien die ook gebeurden vóór het recente moslimterrorisme, en aangezien er altijd dergelijke zelfdodingen geweest zijn, maar het is meer dan waarschijnlijk dat met name de recente terroristische aanslagen niet zouden gebeurd zijn of niet op die gruwelijke manier en niet op die plaatsen.

    Men moet dus niet zozeer zoeken naar personen die in staat zijn om dergelijke aanslagen te plegen, die zijn er helaas genoeg, maar naar personen die anderen ertoe brengen om dergelijke aanslagen te plegen. Zij zijn de ware oorzaak van de gruwel, ook al hebben ze zelf propere handen. Wij kennen hen, en al te lang laten wij hen begaan. Dat maakt ons medeverantwoordelijk voor de gruwel die we zo afkeuren.

    (2017)


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij, samenleving
    22-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De behendige Van Bendegem

    Jean Paul Van Bendegem, Abecedarium. Van de A van Amerika tot de Z van Zalig, Antwerpen: Houtekiet, 2025, ISBN 978 90 5720 962 8, 178 blz., € 23,99 gebonden. Tekeningen: Serge Baeken.

    De teksten, elk gehecht aan een letter van het alfabet, verschenen eerder in De Geus, het lokale tijdschrift van de humanistische vrijzinnigheid in Gent, in de opeenvolgende afleveringen van 2017 tot 2024. Het zijn dus gelegenheidsstukjes, en De Geus en zijn lezers mogen zich gelukkig prijzen dat ze telkens een column voorgeschoteld kregen van een prominente filosoof en een begenadigde auteur. Hijzelf spreekt van een ‘bescheiden werk’, en van ‘bedenksels’. Maar vergis je niet: de plichtsgetrouwe auteur heeft er zich niet met de Franse slag van af gemaakt, maar integendeel enthousiast de geboden gelegenheid aangegrepen om de lezers te vergasten op een waar festijn van zwierige zwans. Op zijn onnavolgbare manier heeft hij zich hier uitgelaten laten gaan op de vrolijke vleugels van zijn ietwat frivole fantasie, zonder evenwel zijn filosofische onderlegdheid ook maar enigszins onder de korenmaat te schuiven. Het pretentieloze genre van de column leent zich uitstekend tot speelse overpeinzingen en grappige invallen, en daarin is de auteur meer dan een behendige kleine meester. Als denker lardeert hij zijn kwistige kwinkslagen echter bijna kwansuis met diepere gedachten, aan de hand van soms arcane anekdoten en treffende trivia, met tintelende taalspelletjes en met ontwapenende zelfspot op de schrijver en het schrijven van de teksten.

    Veel meer valt er over dit fraai uitgegeven en kunstig geïllustreerde boek niet te zeggen. Het is een schoolvoorbeeld van het utile dulci, het nuttige aan het aangename paren, een bij wijlen hilarisch freewheelen door de actualiteit, verleden en toekomst, een frisse duik in de diepe, en een plonzend pootjebaden in de ondiepere wateren van de wetenschap en de filosofie, een lichtvoetige letterdans op ernstiger muziek. Aldus is het een verrassende versnapering voor jezelf, en een uitgelezen geschenk voor een min of meer geliefd iemand die je wil verblijden met iets onvergelijkelijk originelers en zo oneindig veel beters dan de gebruikelijke commerciële portie gebraden lucht of dooie mus. Houtekiet heeft er goed aan gedaan de efemere pittige hersenspinsels van deze prestigieuze prestidigitateur in taal en denken smaakvol te bundelen voor het ruimere publiek dat ze moeiteloos verdienen.

     


    Categorie:ex libris
    17-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De Verlichting en haar belagers

    Maarten Boudry, Het verraad aan de verlichting. Pleidooi voor een nieuwe vooruitgangsbeweging, Amsterdam: Uitgeverij Prometheus, 2025, ISBN 9789044654356, 348 blz., € 27,50 pb.

    Maarten Boudry komt genoeg in de media en zijn uitgesproken ideeën en stevig geformuleerde en geargumenteerde opvattingen zijn voldoende bekend. Veel daarvan vinden we terug in zijn jongste boek, zodat ik me niet onledig hoef te houden met die hier uitvoerig te herhalen of te proberen ze samen te vatten. Ik beperk tot enkele gedachten die bij mij opkwamen tijdens het lezen.

    Eerst een detail. Het dragende woord in het boek is ‘verlichting’ en de auteur schrijft dat zonder hoofdletter. Dat kan, maar op zich is dat althans mijns inziens onnauwkeurig. Zonder hoofdletter betekent het letterlijk ‘wat dient om te verlichten’, bijvoorbeeld straatverlichting, indirecte verlichting en zo meer. Er zijn ook andere, figuurlijke betekenissen. Als bedoeld wordt ‘het tijdperk der verlichting’ schrijf je naar mijn aanvoelen beter ‘de Verlichting’, zoals je ook het onderscheid maakt tussen de Kerk en een kerk. Maar ik begrijp dat de auteur ervoor kiest om dat in een heel boek over de Verlichting niet te doen, omdat er op een mogelijke uitzondering na het woord enkel in die specifieke zin gebruikt wordt, zodat verwarring of misverstanden uitgesloten zijn. Daarnaast zou een opeenhoping van overbodige hoofdletters de lay-out wellicht nodeloos belasten. Maar toch wil ik het hier even vermelden.

    Maarten Boudry noemt zich terecht wetenschapsfilosoof, zijn CV en zijn bibliografie staan daarvoor genoegzaam garant. Dit boek is voorzeker gebaseerd op zijn al indrukwekkende wetenschappelijke palmares, maar het is veeleer de wetenschapsjournalist die hier aan het woord is, de politieke analist, de maatschappijkritische denker en activist. Dat blijkt niet alleen uit de onderwerpen en de vele voorbeelden en anekdoten die veelal uit de actualiteit komen, maar ook uit de gevatte, met modewoorden en vlotte uitdrukkingen gekruide taal en de geëngageerde journalistieke stijl. Dat maakt het boek boeiend en heel leesbaar.

    Er zijn echter voortdurend verhelderende passages die veel dieper graven en onvermoede historische en filosofische achtergronden blootleggen van hedendaagse tendensen en fenomenen, en daarin is Boudry op zijn best. Hij is niet te beroerd om heilige huisjes neer te halen, of tegen de pilaar van een zelfingenomen styliet te plassen. Het is geen geheim dat hij geen grote bewondering heeft voor postmodern gedoe, en zijn afrekening met enkele coryfeeën daarvan is om van te genieten. Tenzij je graag postmodern bent, of doet, natuurlijk.

    Een teer punt in onze hedendaagse samenleving is het slachtofferschap. Boudry heeft het uitdagend, of zelfs tergend voor wie zich als dusdanig kwalificeert, over de tirannie van het slachtofferschap. Je mag van iemand niet zeggen dat die dik is, of overgewicht heeft: dat is body shaming. Slachtoffers, ook of vooral vermeende slachtoffers genieten een geprivilegieerd statuut, of eisen dat op. Er mogen geen vragen gesteld worden over de oorzaak of de reden waarom men een slachtoffer is, of wie dan wel de schuldige daders zijn.

    Hoewel de auteur het groene thema al uitgebreid behandelde in eerdere publicaties, komt het ook hier uitvoerig aan bod. Hij ergert zich blauw aan het groen-linkse doemdenken en aan hun impliciet verzet tegen elke vooruitgang, waardoor de oorspronkelijke progressieven stilaan conservatief en zelfs regressief geworden zijn, en ze welvaart veeleer als een bedreiging zijn gaan zien dan als een doel.

    Het vooruitgangsoptimisme van Maarten Boudry is aanstekelijk, en zijn oproep en aanbevelingen voor een nieuwe progressieve beweging zijn overtuigend en terecht. Hij verwerpt fundamenteel het ‘klassieke’ linkse recept van het creëren van meer welvaart voor iedereen door een herverdeling van de bestaande rijkdom, het nul-somrecept, of ‘de sterkste schouders moeten de zwaarste lasten dragen’. Hij gelooft rotsvast in het verhogen van de algemene welvaart door de toename van de algemene rijkdom; dus niet de taart meer gelijk verdelen, maar een grotere taart. Niet consuminderen, maar het BNP verhogen. Niet besparen, maar investeren. De productie van energie niet terugschroeven, maar de veilige en propere productie ervan zoveel mogelijk bevorderen. Geen door de staat opgelegd altruïstisme, geen staat als barmhartige Samaritaan of Sint-Maarten-mantelzorg (pace, Maarten), ook geen procrustesbed.

    De grond van de zaak is nog altijd de gelijkwaardigheid van alle mensen, die men helaas meestal verwart met een letterlijke gelijkheid, ook in welvaart. Mensen zijn niet gelijk, en gelukkig maar. Ze verschillen intrinsiek, met alle goede en kwalijke gevolgen voor hun mogelijkheden tot zelfrealisatie. De creatie van de welvaart is in hun handen, niet in die van een rigoureus herverdelende staat, die altijd naar tirannie zal neigen, en geen enkele garantie biedt inzake efficiëntie of effectiviteit. Enkel vrijheid in gelijkwaardigheid en door samenwerking kan algemene welvaart verzekeren. De rol van de staat moet daarom nauwkeurig vastgelegd en nauwgezet gecontroleerd worden, opdat die vrijheid om meer welvaart te creëren altijd gegarandeerd blijft. Waar men daaraan tornt, komt het fundamentele principe van de vooruitgang in het gedrang, dat immers gebaseerd is op het natuurlijke streven naar zelfbehoud en persoonlijk welzijn van ongelijke mensen, een streven dat onvervreemdbaar is en niet overdraagbaar naar een hogere instantie.

    Die inzichten, die de Verlichting in West-Europa en Noord-Amerika tot de ideale basis van de samenleving heeft verheven al vanaf het midden van de 17de eeuw, worden steeds belaagd door vele vijanden, en gefrustreerd door veel intern verraad. Ook vandaag worden ze te allen kante bestreden en in vraag gesteld, zelfs openlijk verafschuwd. Daarom is een pleidooi voor een terugkeer naar die inzichten en die waarden zo belangrijk, zodat de voor- en nadelen van de verschillende opvattingen over algemene en individuele welvaart in alle duidelijkheid naar voren komen.

    Het is echter maar de vraag of dat voldoende of zelfs maar van aard is om een zo noodzakelijke ommekeer op gang te brengen en in de praktijk te brengen. Dat ziet Maarten Boudry ook zelf wel in: ook in het verleden hebben dergelijke radicale voorstellen niet het succes gekend dat ze verdienen. De magistrale studie over de ontstaansgeschiedenis van de Verlichting van Jonathan I. Israel zegt het in de drie titels van zijn boeken: Radical Enlightenment —Enlightenment ContestedThe Enlightenment That Failed. Had men de ideeën van een Spinoza, een d’Holbach, een Diderot, een Condorcet ernstig genomen en ten uitvoer gebracht, dan stonden we nu al oneindig veel verder. Als onze democratische Verlichting overal ter wereld voet aan de grond zou krijgen, zouden we in een totaal andere wereld leven. Maar radicale progressieve ideeën lijken wel gedoemd om betwist te worden, en zo al niet te falen, dan toch slechts uiterst moeizaam ingang te vinden, denk maar aan Copernicus, Galilei en Darwin in andere contexten. Gelijk hebben is één zaak, gelijk krijgen een andere. Politiek is de kunst van het mogelijke, zegt men dan, van het haalbare compromis. Compromissen zijn intellectueel en materieel het praalgraf waarin idealen begraven worden. Opgelegde gelijkheid is de doodsteek voor elke individuele ambitie en uitmuntendheid. Noch de staat, noch de minderbedeelden hebben het recht om de natuurlijke ongelijkheid en ambitie van alle mensen te fnuiken, integendeel: ze graven daardoor hun eigen graf.

    Maarten Boudry mikt hoog, wellicht in het besef dat de pijl zakt onder het vliegen. We moeten dankbaar zijn dat er nog jonge denkers zijn die door de ware progressieve geest bevlogen zijn en ons het ware einddoel voor ogen houden: de vrijheid en het welzijn van allen. Wie iets anders voorstaat, plaatst zich daardoor in een kwalijk daglicht en, zoals ongetwijfeld uiteindelijk zal blijken, aan de verkeerde kant van de geschiedenis.

    De auteur geeft in een epiloog grif toe dat niet iedereen het eens zal zijn met alles wat hij hier aanbrengt en voorstelt. Zelfs wie het op omzeggens alles in de grond eens is, zal af en toe een ja, maar opperen. De niet aflatende gedrevenheid van de auteur kan zelfs voor een bewonderaar vermoeiend worden; wat moet dat dan doen met lauwe bondgenoten, om nog te zwijgen van fervente tegenstanders? Er zijn enkele zeldzame en onbelangrijke suslapjes. De praktische aanbevelingen in fine zijn allicht voor uitbreiding en herziening vatbaar. Toch moeten we voorbeeldig moedige stellingnames als dit boek van Maarten Boudry, een even onderlegd als vurig pleidooi voor de ware Verlichting, koesteren; ze zijn helaas maar al te zeldzaam, en toch zo broodnodig.

    Verplichte lectuur dus voor elke zichzelf respecterende progressief, en een beetje tegen beter weten in heel warm aanbevolen aan alle anderen. Honni soit qui mal y pense.

     

     

     


    Categorie:samenleving
    16-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Corsica

    Zetti & Bosch, Leven en dood van een Corsicaan. Dagboek van een week, of de verknipte geschiedenis van een eiland, van God en zijn goedgezinden, van buitenstaanders en andere mensen, Uitgeverij Klein, 2025, ISBN 97894644774429, € 36 pb.

    Ondanks de al uitvoerige titel en ondertitels vond men het nodig om daaraan op de titelpagina nog toe te voegen: ‘Roman met foto’s, voetnoten en bijlagen. Gebaseerd op echte feiten en mogelijke waarheden’. Dat alles roept vele vragen op bij potentiële lezers, die na de lezing bij deze lezer grotendeels onbeantwoord bleven. Van een dagboek verwacht of veronderstel je dat het min of meer bij de feiten blijft, en ook van een geschiedenis. Maar een ‘verknipte’ geschiedenis? Verknipt heeft vele betekenissen, waarvan enkele niet meteen uitnodigend zijn bij een boek van 336 bladzijden, die hoe dan ook onmogelijk kunnen volstaan om de al te vermetele ambities van de titel waar te maken. Een roman is fictie, maar dan verwacht je niet meteen foto’s, voetnoten en bijlagen.  Fictie kan best wel gebaseerd zijn op feiten, maar wat zijn echte feiten? Laten we toch maar blijven hopen dat onze wereld niet zomaar opgedeeld wordt in echte en niet echte, fake of alternatieve feiten. Om nog te zwijgen van ‘mogelijke waarheden’; waarheden zijn intrinsiek mogelijk en hopelijk meer dan dat, maar wat is dan hun antoniem, onmogelijke waarheid? De auteur/s zaaien van meet af aan twijfels en verwarring, ook over zichzelf, want het vermeende duo blijkt een pseudoniem te zijn voor één auteur en ‘vijf lees- en schrijfvrienden’, en nog twee ‘redacteurs’ die in de voetnoten zoals Nessie te pas en te onpas opduiken, Ada en Tikker, maar verder niet identificeerbaar zijn. Er zijn ettelijke meestal melige motto’s, een nogal ongeleid Ten geleide, vier ‘delen’ die zich elk in een tijds- en plaatselijk kader situeren, maar voortdurend van perspectief veranderen; een al te alternatief addendum, en meer bizarre bijlagen dan je lief is, onder meer een al dan niet fictieve stamboom, pseudoniemen incluis.

    Er is een verhaal, en een verteller, die echter ook een van de hoofdpersonages is, een tweede vertelster, ook hoofdpersonage, en beiden zijn tevens auteur; en een bonte zwerm neven- en nichtenpersonages. Er zijn foto’s, veel foto’s, op één uitzondering na in z/w, heel fraai, maar niet altijd echt ter zake in het verhaal. En niet alleen foto’s: ook clichés, te veel clichés om goed te zijn.

    Hebben we te maken met postmoderne schriftuur? Is het een autobiografie, een vaderbiografie als eerbewijs, een roman fleuve, een stream of consciousness? Een pastiche, een persiflage? Een navolging van Nabokovs Ada en zijn dooreengeschudde-steekkaarten-compositiemethode?  Een bekentenis-, een bildungsroman? Een commerciële reisreportage? Een beeldloze graphic novel?  Een vermetel filmscenario? Is het een ‘noodzakelijk kunstwerk’? Een late puberale death wish? Wie zal het zeggen. Is het boeiend? Soms. Is het goed geschreven? Hier en daar. Het is vooral warrig, aan flarden gereten, of uit flarden lukraak aaneengenaaid (stevig, met wit garen en open rug, weliswaar). Is het geheel meer dan de delen? Is dat dan de diep onderliggende bedoeling: dat de lezer de frêle fragmenten mentaal accumuleert, en er dan onbewust uit de metaforen een meta-verhaal ontstaat, zo magistraal bedoeld door de gewiekste ‘auteur-regisseur’? Ik heb zo mijn twijfels. Er is veel te vaak sprake van dagboeknotities en andere ‘teksten’, er wordt te veel al dan niet fictief geciteerd en vertaald, er is te veel gratuite lapidaire dialoog. De focus verspringt schijn- of toch blijkbaar zonder veel aanwijsbare reden van tijd en plaats, namen worden vermeld alsof ze evident zijn, quod non, dragende personages en thema’s worden nauwelijks uitgediept, figuren en feiten komen op en gaan af als in een deurenkomedie; belangrijke gebeurtenissen worden amper aangeraakt, nietszeggende details uit het dagelijks leven en de herinnering van het hoofdpersonage daarentegen mate- en nodeloos uitvergroot. Genres worden vermengd dat het een lieve lust is, alsof het succes van een ratatouille bepaald wordt door het aantal soorten van ingrediënten, niet door hun specifieke karakter en de juiste dosering. Beschränkung? Nooit van gehoord.

    Ik las en recenseerde eerder al het eerste boek van Uitgeverij Klein, het prachtige Ouroboros. Odyssee 2.0, van Paul Claes. Elke vergelijking van dit heterocliete Corsicaanse dagboek met dat doorwrochte klassieke én moderne literaire meesterwerk is uit den boze. Het is natuurlijk niet onmogelijk dat ik me compleet vergis, maar mijn krachtige innerlijke overtuiging is dat het hier gaat om een ongemeen onorthodox, maar vooral onvolkomen, onrijp, onecht onding van een argeloos ‘alternatieve’ amateur. En als dat niet zo is, dan is het een verdraaid sterk staaltje van een parodie daarop. De uitgeverij is Klein, maar in dezen danig uitdagend dapper.


    Categorie:ex libris
    15-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Breendonk, de gruwel, de feiten

    Jos Vander Velpen, Vandaag ik, morgen jij. Rood, wit en zwart in Breendonk, Berchem: Uitgeverij EPO, 2025, ISBN 978 94 6267 536 0, 254 blz., illustraties Fred Bervoets, € 24,90 pb.

    Mijn partner is criminologe van opleiding, geboren in 1942, en heeft zich sinds vele jaren verdiept in de eerste, maar vooral in de Tweede Wereldoorlog. Ze heeft daarover een indrukwekkende bibliotheek verzameld, en bekijkt nog dagelijks de vele documentaires op TV. Desondanks heb ik me zelf altijd afzijdig gehouden van concrete en gedetailleerde informatie over die oorlogen. Ik weet ondertussen in grote lijnen wat er gebeurd is, maar ben niet geneigd om dat van naderbij te bekijken. De redenen daarvoor zijn ongetwijfeld even banaal en ontoereikend als complex, maar mijn viscerale huiver voor de beschrijving van geweld behoort daar zeker toe. Voor mij volstaat het te weten dat het gebeurd is; wat en hoe hoeft niet, integendeel, het is meer dan ik emotioneel aankan.

    Toen ik de boekaankondiging kreeg van onderhavig boek over Breendonk waren er enkele elementen die toch mijn aandacht trokken. Jos Van der Velpen, de auteur, boezemde vertrouwen in wegens zijn bekendheid als advocaat en zijn betrokkenheid bij de Liga voor Mensenrechten. Daarnaast beloofde het boek inzicht te geven in de levens van twee verzetslieden en twee SS’ers; ik heb altijd de grootste moeite gehad om de wreedheden van oorlogen in het algemeen, en die van de Tweede Wereldoorlog in het bijzonder, te begrijpen en hoopte in dit boek enige duiding te vinden van de beweegredenen van daders, zowel de uitvoerders als de politieke en militaire opdrachtgevers, mede aan de hand van het getuigenis van slachtoffers.

    Toen het boek aankwam, las ik naar goede gewoonte meteen de flaptekst en het voorwoord (prof. Koen Aerts, vakgroep Geschiedenis, Universiteit Gent). Daarmee werd al enigszins duidelijk dat het niet om een streng-wetenschappelijke historische benadering zou gaan, maar om ‘een verhaal’. De professor wijst er terecht op dat geschiedenis, als wetenschap, ook altijd een verhaal is, men denke slechts aan de onvolprezen historica Barbara Tuchman, maar ik was toch al enigszins op mijn hoede, want als er iets is dat ik in die context hartsgrondig verfoei, dan is het wel historische fictie, hoe knap die ook geschreven is. Ik ben het grondig oneens met de stelling dat literaire fictie soms beter de werkelijkheid kan weergeven, omdat ze meer aanspreekt dan een loutere opsomming van feiten. Als men niet echt zeker kan zijn dat wat beschreven wordt zich werkelijk heeft voorgedaan, haak ik althans meteen af, intellectueel en emotioneel. Ik begrijp de aantrekkelijkheid die het literaire genre voor sommigen, zelfs velen misschien, kan hebben, maar het is aan mij werkelijk niet besteed.

    Het ‘verhaal’ dat de auteur brengt, is op dat punt wat mij betreft een bevredigende tussenvorm. Het is inderdaad gelukkig geen droge en saaie opsomming van feiten en gebeurtenissen, maar wel, voor zover ik dat kan beoordelen, een getrouw relaas, naar ik geredelijk aanneem op grond van de hier aangereikte informatie, zij het dan grotendeels in een verhalende stijl, van die feiten en gebeurtenissen, blijkbaar op basis van getuigenissen van ooggetuigen, vaak rechtstreeks geciteerd, en andere betrouwbare historische bronnen. Het is dus wel degelijk een verhaal, maar een waargebeurd verhaal, en geenszins fictie, dat is althans mijn stellige indruk, en ik heb geen enkele reden om aan te nemen dat dat niet zo zou zijn.

    Als dusdanig is het verhalend relaas dat de auteur presenteert volkomen overtuigend. Hij brengt ons de ontstellende feiten en gebeurtenissen in hun vaak gruwelijke details, met naam en toenaam, data en duiding van omstandigheden, maar zonder bronvermelding, in voet- of eindnoten en een degelijke bibliografie, zoals dat in een wetenschappelijk historisch werk noodzakelijk zou zijn. Dat kan, en dat is hier zelfs uitzonderlijk goed gelukt. Maar alles hangt dan wel af van de geloofwaardigheid van de getuigen(issen) en de andere bronnen die de auteur heeft geraadpleegd, en van zijn eigen objectiviteit in de weergave daarvan. De kwaliteit van de getuigenissen kunnen we niet nagaan zonder ons zelf in het bronnenmateriaal te gaan verdiepen. We zijn dus tijdens de lectuur helemaal aangewezen op de integriteit van de auteur, maar in dit geval hoeven we daarover geen twijfels te hebben, zowel op grond van zijn voortreffelijke reputatie als wegens de authentieke, geëngageerde maar ernstige, oprechte en volkomen vertrouwenwekkende manier waarop hij zijn materiaal aanbrengt.

    Wat men niet moet verwachten, is een overvloed aan moraliserende, politieke of historische conclusies, noch doorgedreven of speculatieve psychologische analyses van de personages. Het is een relaas dat in zijn ontstellende feitelijkheid aan de lezer aangeboden wordt. De onontkoombare rest doe je zelf, naar eigen best vermogen, op grond van en aan de hand van het meer dan overtuigend aangevoerde feitenmateriaal.

    Jos Vander Velpen heeft met dit prangende boek een indrukwekkend eerbetoon gebracht aan de genoemde en de vele andere slachtoffers van de terreur van het nazisme in de context van het infame Breendonk. Hij heeft ook de lezers van dit boek, dat we aan iedereen zonder enige aarzeling aanbevelen, een bewonderenswaardige dienst bewezen, waarvoor we hem meer dan gewone dankbaarheid verschuldigd zijn, door ons onverbloemd, maar op voorbeeldig sobere wijze node te herinneren aan de rauwe gruwel waarvan wij althans en hier althans sindsdien gelukkig bespaard gebleven zijn, maar die nog steeds mogelijk, en zelfs dagelijks ergens ooit aanwezig is.


    Categorie:historisch
    10-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Levend verleden

    Levend verleden

     

    Ik adem en verga langzaam

    in dit eenzaam gedeelde heden

    de dagen verglijden ongemerkt

    tot allengs vergeten jaren

    ik droom en denk en leef onverwist

    in mijn wazig aanwezig gewaande verleden

     

    ik breng mijn late dagen lijdzaam levend door

    in het afwezige gezelschap van verre levenden

    en de levendige nabijheid van de vele overledenen

    die me zwijgzaam aanspreken en toonloos toezingen

    overlevenden uit hun nu langgeleden heden

     

    ik leef ten langen leste gelaten ten einde toe

    en draal en droom en denk en dank

    innig verenigd in een erkentelijk herbeleven

    in het gezegend herlezen van hun ademloze woorden

    het droomverloren aanhoren van hun verstilde toonaarden

     

    in mijn tanend talmend leven

    schraagt hun onvergankelijk verleden

    nu in machtige gedachtestromen

    en statige stemmenkoren herrezen

    mijn hun dankbaar beleefde heden.

     

    Karel D’huyvetters, anno aetatis suae LXXIX°


    Categorie:poëzie
    07-05-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spectaculair

    Spectaculair

    Sinds mijn allerprilste kindertijd heb ik naar muziek geluisterd op apparaten. Mijn eerste ontdekking was een afgedankte koffergrammofoon en enkele heel breekbare schellakplaten met vrolijke deuntjes, op onze speelzolder. Het probleem was dat de veer die voor de aandrijving moest zorgen het natuurlijk begeven had onder de ‘opwinding’ van ons, de kinderen. Daarna was het een nieuwe radio die mijn Vader had gekocht en trots aan zijn kinderen toonde. Die hebben we gehad tot ik de puberteit al voorbij was. Een bandopnemer kwam er toen ik tien was, denk ik, en ik was toen al met klassieke muziek bezig, leende platen bij vrienden en kennissen en nam die dan op. Samen met mijn broer Raf luisterden we in bed naar Radio Luxembourg, The Station of the Stars op een mini-radiootje dat we van buren gekregen hadden in ruil voor onze hulp bij hun verhuizing. De vrijer van mijn zus was muzikant, en hij had een platenspeler die ik soms mocht gebruiken. Mijn tante Mie, de jongste zus van mijn Vader was ook muziekliefhebber, ze had een enorme radio met ingebouwde platenspeler en een aanzienlijke collectie klassieke langspeelplaten. Mijn jeugdvriend André hield van jazz en had een platenspeler met luidsprekers. Ik erfde zelf een oude platenspeler, die mijn peter Aimé, de broer van mijn Vader, inbouwde in een fraai houten kistje, hij was schrijnwerker. Toen ik naar Leuven ging, kocht ik met wat ik verdiend had als jobstudent een mooie Grundig draagbare radio. Toen ik pas getrouwd was, kochten we een Lenco platendraaier, en enkele jaren later kwam mijn eerste stereo-set er, een Leak versterker en tuner. Toen mijn laatste tante stierf, Alma, erfden we een leuke som, en toen kocht ik een betere stereo-installatie, een krachtige Phase Linear voorversterker, eindversterker en tuner, en twee B&W 802 luidsprekers die ik nog steeds heb en gebruik. Op aanraden van mijn jongste zoon Luk ben ik enkele jaren geleden overgeschakeld naar streaming, op Zen Mini Mk3, en dan kwam er ook een nieuwe versterker, een mooie Gato Dia 250.

    Mijn gehoor was ongemerkt slechter geworden, en toen dat uiteindelijk toch pijnlijk duidelijk werd, ben ik op zoek gegaan naar middelen om daaraan te verhelpen. Na wat gesukkel met equalizers ben ik overgeschakeld naar hoorapparaten, en dat was een grote verbetering: ik kon weer hoge tonen horen!

    Ik breng het grootste gedeelte van de dag door aan de PC, en ik heb altijd wel kleine monitors op mijn werktafel gehad. Enkele jaren geleden kocht ik een beter stel, Edifier R1700BTs, en daaraan beleef ik alle dagen veel plezier. Toen ik ze kocht, kon ik kiezen voor een model waarop je een sub-woofer kan aansluiten (s), en dat deed ik dan maar, zonder meteen aan die aanvulling te denken. Gisteren heb ik daar nu een sub-woofer van hetzelfde merk op aangesloten, de T5, en mensenlief, wat een verschil! Ik hoor nu lage klanken die ik voorheen helemaal niet hoorde. Allicht moet ik nog verder afstellen, om een natuurlijk geluid te krijgen, zonder dat de bassen de andere klanken overstemmen. Maar het resultaat is nu al spectaculair. Ik zocht eigenlijk een ander woord, want spectaculair slaat etymologisch op iets dat je kan zien, maar ik vind geen geschikte term uit de wereld van het horen om hetzelfde uit te drukken. De muziek klinkt anders, veel rijker, veel ruimtelijker, veel meer aanwezig.

    Nu besef ik dat ik al die jaren toch wel aspecten (weer zo’n slecht gekozen term) van de muziek heb gemist. Hoe dan ook heb je zelfs met heel goede apparatuur niet hetzelfde geluid als live, maar daar heb ik me altijd al bij neergelegd: ik luister uitsluitend op die manier naar muziek, omzeggens nooit live. Maar een relatief kleine toevoeging zoals die sub-woofer van amper € 129, gratis thuis geleverd, zorgt voor een verbluffend effect.

    Dat is ook een groot verschil met vroeger: muziekinstallaties zijn niet goedkoop, sommige zijn peperduur, onbetaalbaar voor gewone stervelingen. Ik ben daarin nooit heel ver gegaan, relatief gesproken. Maar de set die ik nu heb aan mijn werktafel is werkelijk spotgoedkoop: € 135 voor de twee luidsprekers, € 129 voor de sub-woofer, en het zijn actieve luidsprekers, ze hebben ingebouwde versterking, je hebt niets anders nodig. Ik stuur ze via bluetooth draadloos aan met mijn streamingdienst op de PC, en geniet de hele dag met volle teugen, de muziek heeft in mijn studeer- en werkkamer nog nooit zo goed geklonken. En dat voor een belachelijke prijs, minder dan 1/20 van die van mijn ‘grote’ set in de woonkamer.

    Zo zie je maar. Men kan perfect gelukkig zijn zonder sub-woofer, maar als je voor € 129 je muzikaal genot zo ‘spectaculair’ kan opvoeren, dan is er althans in mijn ogen, of liever: oren, geen enkele reden dat niet te doen.

    Edifier is een Chinees bedrijf. Vandaag is dat niet verwonderlijk, alles komt uit China. Hoe ze zo’n materiaal kunnen maken en het verkopen voor die prijs, dat gaat mijn begrip te boven. Maar dat zijn bedenkingen die niet van aard zijn om mijn muzikaal genot te bederven.


    Categorie:muziek
    20-04-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verrijzenis

    Verrijzenis

    Voor de eerste christenen, tweeduizend jaar geleden, was de verrijzenis geen mythe. Zij verkondigden dat Jezus van Nazareth, Christus, of ‘de Gezalfde’, waarlijk was opgestaan nadat hij recentelijk was gestorven. Er waren nog levende ooggetuigen van zijn dood, van zijn verschijningen nadien, en van zijn hemelvaart. Hij was als eerste verrezen, en allen die in hem geloofden zouden eveneens verrijzen. Meer nog: zij die in leven waren bij zijn imminente terugkeer zouden helemaal niet sterven, maar eeuwig leven. En ook de doden zouden verrijzen, en allen zouden geoordeeld worden, en samen voor eeuwig leven in een paradijselijke heilsstaat, maar wie niet in Christus geloofde, en de doden die zich schuldig gemaakt hadden aan misdaden, zouden voor altijd vernietigd worden.

    In het vurig begeerde vooruitzicht van die nakende wederkomst van de Verlosser leefden de christenen in de overtuiging dat het einde der tijden nabij was, dat zij het zelf nog zouden meemaken. Zij zouden de laatste generatie zijn, en dus was het zinloos om nog met voortplanting bezig te zijn. Aangezien volgens hen seks enkel daarvoor mocht dienen, en enkel binnen het monogame huwelijk, was onthouding van alle seksuele activiteit het ideaal dat aan allen voorgehouden werd.

    Toen dat einde der tijden uitbleef, werd het laatste oordeel en de algemene verrijzenis verschoven naar een heel verre en vage utopische toekomst. De realiteit van het dagelijkse leven drong weer tot iedereen door, en dus vanzelfsprekend ook alles wat met seksualiteit en voortplanting te maken heeft. Het bleek evident onmogelijk om iedereen algehele seksuele onthouding op te leggen, maar het christendom bleef volhouden dat het seksuele leven geordend moest verlopen, dat wil zeggen binnen het monogame huwelijk tussen man en vrouw, en enkel met het oog op de voortplanting. Dat sluit alle buitenechtelijke seks uit, ook homoseksualiteit en seks met kinderen. Maar ook binnen het huwelijk mocht seks niet altijd: niet als de vrouw al zwanger was, niet tijdens de menstruatie, niet tijdens de periode van de borstvoeding, niet op zon- en feestdagen, niet tijdens de vasten. Huwelijken tussen bloedverwanten mogen helemaal niet, en ook niet met aangetrouwde verwanten, die eveneens als incestueus beschouwd werden. Weduwen mochten niet hertrouwen.

    Om al die regels af te dwingen werden, naast de bestraffing van de ‘daders’, de meest buitenissige vreselijke gevolgen voorspeld voor kinderen geboren uit ongeoorloofde seksuele handelingen: miskramen, misvormingen, doofheid en stomheid, achterlijkheid, ziekelijkheid, melaatsheid, epilepsie, waanzin, bezetenheid van de duivel en boze geesten, en een vroege dood.

    Om te vermijden dat ongeoorloofde huwelijke zouden plaatsvinden, werd de ‘ondertrouw’ ingesteld: de namen van de toekomstige echtelingen moesten gedurende drie opeenvolgende weken afgeroepen worden tijdens de zondagsmis, en iedereen werd aangespoord om eventuele bezwaren meteen te melden, op straf van doodzonde. Zo wou men bijvoorbeeld incest vermijden tussen vondelingen onderling of met hun ouders.

    Een van de meest merkwaardige opvattingen ter zake was dat wanneer tweelingen geboren werden, de vrouw ipso facto beschuldigd werd van overspel, alsof een tweede man nodig was om een tweede kind tegelijk te verwekken.

    Het ongehuwde leven, of celibaat, meer bepaald een leven zonder seksuele activiteit, werd en wordt nog altijd als een na te streven ideaal voorgesteld, en tot het midden van de twintigste eeuw waren er vele religieuze organisaties met talrijke leden die dat als regel hadden, en de celibaatsverplichting geldt nog altijd voor alle katholieke priesters.

    In onze geseculariseerde westerse wereld lijken bemoeienissen van een kerkelijke overheid met de persoonlijke verhoudingen tussen mensen en met hun seksualiteit bijna hilarisch, als ze niet zo tragisch waren. Maar gedurende bijna tweeduizend jaar was dat wat de godsdienst deed, en dat is wat godsdiensten nog altijd doen. In de praktijk ging en gaat het er echter meestal anders aan toe: mensen blijven mensen.

    In een democratische samenleving wordt in overleg bepaald wat verboden is, en wat niet verboden is, is toegelaten. De bedoeling van de staat is immers de vrijheid van de burgers (Spinoza). Of men daarnaast wenst te geloven in een of andere vorm van onsterfelijkheid of verrijzenis, is een persoonlijke geloofsaangelegenheid, waarvoor echter zelfs volgens de godsdiensten redelijke argumenten volkomen ontbreken.

     


    Categorie:God of geen god?
    18-04-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Goede Vrijdag 2025

    attende Domine et miserere

     

    ik heb gebeden

    zoals me werd geheten

    ze wisten zelf niet beter

    of wouden het niet weten

     

    holle frasen lege woorden

    gepreveld zonder zin

    die niemand verhoorde

    als was mijn woord te min

     

    ik heb gebeden en gezocht

    als kind en ook later

    toen bloed en rede in mij vocht

    met het verlangen naar een Vader

     

    het mocht niet baten

    hoe ik ook smeekte en vroeg

    om een woord een teken te laten

    een wenk was me genoeg

     

    maar zelfs dat was mij niet vergund

    ik wend me af in arren moede

    van wie me geen blik waardig gunt

    geen oren heeft naar mijn vrees of woede

     

    ik heb gebeden en bitter geweend

    me geweigerd geweten en verlaten

    om niet geen genade verleend

    aan mijn armzalige zelf overgelaten

     

    tot ik mijn rug heb gerecht

    opgestaan

    het gevecht

    ben aangegaan

     

    er was geen Vader en geen zonde

    wat men ook beweerde of beval

    er was alleen de diepe wonde

    de laffe leugen van de zondeval

     

    bevrijd van last van eeuwen

    kon ik koppig mijn eigen weg gaan

    mijn diepe onschuld uitschreeuwen

    geen mens kon me in de weg nog staan

     

    de hemel was leeg

    de aarde vervuld van belofte en pracht

    was wat ik zomaar kreeg

    de stralende zon in ruil voor de nacht

     

    Karel D’huyvetters

    Goede Vrijdag 2012

     

     

     

     

     

     

     


    Categorie:God of geen god?
    14-04-2025
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Palmzondag

    MATTHEÜS ALS COLLAGEKUNSTENAAR

    Paul Claes

    Op Palmzondag lezen de christenen alom het verhaal van Jezus’ blijde intocht als een historisch relaas. Eigenlijk is het een collage van citaten uit de Joodse Bijbel.

    Ik citeer de versie van Mattheüs (21:6-9) in de Nieuwe Bijbelvertaling: De leerlingen gingen op weg en deden wat Jezus hun had opgedragen. Ze brachten de ezelin en het veulen mee, legden er mantels op en lieten Jezus daarop plaatsnemen. Vanuit de menigte spreidden velen hun mantels uit, anderen braken twijgen van de bomen en spreidden die uit op de weg. De talloze mensen die voor hem uit liepen en achter hem aan kwamen, riepen luidkeels: ‘Hosanna voor de zoon van David! Gezegend hij die komt in de naam van de Heer. Hosanna in de hemel!’

    Lees het vervolg hier: https://vrijdenkers.weebly.com/paul-claes-mattheuumls-als-collagekunstenaar.html 


    Categorie:God of geen god?


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!