Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (168)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    26-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Late Night Thoughts - Lewis Thomas

    Ergens in een tweedehandse boekenwinkel of een kringloopwinkel pikte ik een gaaf exemplaar op van Late Night Thoughts van Lewis Thomas, de auteur van onder meer The Lives of a Cell en The Medusa and the Snail. Zoals dat bij mij meestal gaat, verzeilde het boek bij ‘enkele’ andere op de leestafel en daarna op de plank met recente aanwinsten. Op een dag, enkele weken geleden, zocht ik naar iets om de dag mee te beginnen, vooraleer ik het zwaardere werk aanvang (Spinoza elke dag; Jean Meslier, over wie later meer; John Boswell over de geschiedenis van homoseksualiteit, een uitdaging).

    Een tussendoortje om me op gang te trekken dus. Elke dag (omzeggens) lees ik dan ’s morgens een hoofdstukje. En wat een meevaller bleek deze aankoop (één euro of nog minder) te zijn! De auteur, Lewis Thomas (1913-1993) was een Amerikaans medicus, die zich op verschillende domeinen verdienstelijk heeft gemaakt. De titel verwijst naar het laatste hoofdstuk van het boek: Late night thoughts on listening to Mahler’s Ninth Symphony en dat was natuurlijk genoeg om mij te overhalen om de paperback mee te nemen en te lezen.

     

    Lewis Thomas scientist



    Het zijn vrij korte stukjes, die van 1980 tot 1983 verschenen in Amerikaanse tijdschriften en in 1983 voor het eerst gebundeld werden. Het zijn dus tijdsdocumenten: ze geven uitstekend de tijdsgeest weer van die periode, die ik intens beleefd heb. Ik was toen een late dertiger, vader van twee tieners, bezig met mijn loopbaan in de universitaire administratie, gegrepen door de maatschappelijke problemen, bezield met de idealen uit mijn jeugd en tevens geconfronteerd met de harde werkelijkheid van elke dag. Verscheidene teksten van deze auteur roepen levendige herinneringen op aan die tijd. Maar wat me het meest opviel, is dat deze teksten tevens tijdloos zijn. Geen enkel onderwerp is voorbijgestreefd, geen enkel standpunt klinkt nu vals of overbodig. Dat bewijst dat de auteur zijn onderwerpen destijds wonderwel gekozen heeft en dat wat hij erover te zeggen had verstandig en diepgaand was. Bovendien schrijft Lewis Thomas als de beste: een wetenschapper, een medicus die volmaakt de pen voert en hoogstaande literatuur aflevert, een zeldzame combinatie.

    Mocht je dus zoals ik bij het snuffelen tussen de oude boeken de naam Lewis Thomas tegenkomen, aarzel dan geen ogenblik: dit is een ware schat aan intellectueel waardevolle en uiterst fijngevoelig vertolkte overpeinzingen en gedreven pleidooien van een voornaam denker en een goed mens.


     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    22-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.vrije universiteiten

    De discussie over de vernieuwing van het secundair onderwijs in Vlaanderen is nog lang niet uitgeraasd, of een nieuwe storm steekt op in het onderwijslandschap, nu over de universiteiten. Wat is het probleem?

    De Vlaamse universiteiten zijn gesubsidieerde instellingen. Zij krijgen hun geld van de overheid en moeten in ruil daarvoor maatschappelijke taken vervullen, zoals universitair onderwijs, onderzoek en maatschappelijke dienstverlening. Het lijkt vanzelfsprekend dat de gemeenschap een oogje in het zeil houdt als het gaat om de omvang en de besteding van de middelen die zij ter beschikking stelt van de universiteiten.

     



    Vroeger, voor de Tweede Wereldoorlog, was dat een vrij eenvoudige zaak. Er waren niet veel universiteiten, niet veel professoren en niet veel universiteitsstudenten. Er was een beperkt aantal identieke studieprogramma’s voor alle Belgische universiteiten. Voor elk programmaonderdeel of vak had je een professor. Als je als prof voldoende vakken kon verzamelen, kreeg je een vaste benoeming als ‘gewoon hoogleraar’ voor het leven. Zo kon je in het beste (of slechtste…) geval gedurende veertig jaar dezelfde colleges geven. De universiteiten kregen dus op die manier geld om hun volledige werking op die manier te financieren: ze kregen geld genoeg om professoren aan te stellen voor een beperkt aantal vakken in een beperkt aantal vakgebieden. Die onderwijsprogramma’s werden dan ook streng bewaakt. Niet alleen mocht niemand van het vastgelegd schema afwijken, het was ook vrijwel onmogelijk om ook maar iets aan dat programma te veranderen. Op die manier bewaakte de gemeenschap de uitgaven in het universitair onderwijs. Er was voor elke programmawijziging, hoe gering ook, een wet of een wetswijziging nodig, waarover iedereen het eens moest zijn, wat op zichzelf al een voldoende rem was tegen elke vernieuwing. Elke benoeming van een gewoon hoogleraar was een staatszaak waarover terecht angstvallig werd gewaakt.


    Ik denk dat de democratisering van het universitair onderwijs na de Tweede Wereldoorlog de aanleiding is geweest voor de grondige wijziging in de financiering van de universiteiten. Er kwamen meer studenten en de collegezalen waren overvol. Het leek geen goed idee om op dat niveau les te geven aan groepen van vele honderden studenten tegelijk. Dat leidde tot de eerste opsplitsing van te talrijke groepen in populaire studierichtingen. Een professor gaf dan tweemaal hetzelfde college, of twee verschillende professoren gaven hetzelfde college. Dat betekende een uitbreiding van het aantal professoren, en dus ook van de subsidiëring.

    Gewoon hoogleraren haalden vaak hun neus op voor dergelijke colleges en lieten het parallelle college meestal over aan een assistent of een jongere collega. Ook voor het saaie en weinig verheffende afnemen van vele honderden examens, vooral van eerstejaars, voelden ze zich te goed. Daartoe werden dan assistenten ingeschakeld, in feite jonge zelfstandige onderzoekers, maar nu belast met al de minder interessante kanten van het massaal universitair onderwijs.

    Ook het strakke, onveranderlijke schema van studierichtingen en opleidingsonderdelen kwam onder druk te staan. De wetenschappelijke wereld was in beweging, er kwamen nieuwe uitdagingen in alle domeinen van de wetenschap. Er was behoefte aan vernieuwing van de onderwijsprogramma’s, aan nieuwe studierichtingen en nieuwe opleidingsonderdelen in de oude programma’s, aan uitbreiding van het aanbod, aan diversificatie en specialisatie binnen de studierichtingen. Men zag stilaan in dat men het universitair onderwijs niet moest inrichten op basis van een financieringssysteem, maar op wetenschappelijke basis. En dus verliet men stilaan de strakke en uniforme programma’s met een zeer beperkt aantal opleidingsonderdelen of vakken, en het daarmee samenhangende zeer beperkte aantal professoren.

    Er kwam een explosie van nieuwe vakken en nieuwe docenten, omdat de overheid vasthield aan de oude principes: je kon prof worden als je een vak had om te doceren, en een volle betrekking als je een minimum aan vakken had. De universiteiten maakten massaal nieuwe opleidingsonderdelen en splitsten de talrijke groepen en creëerden zo de behoefte aan nieuwe benoemingen.

    De maatschappij en de politiek volgden die trend en verhoogden de toelagen van de universiteiten. Men zag immers in dat men een explosief stijgend aantal studenten niet degelijk kon opleiden met slechts een handvol professoren in enkele sterk verouderde opleidingen. Er kwamen nieuwe opleidingen (die men aanvankelijk onderscheidde van de ‘wettelijke’ door ze ‘academisch’ te noemen) en binnen elke opleiding kwamen er talrijke nieuwe opleidingsonderdelen of ‘vakken’, aangeboden als verplichte vakken, keuzevakken waarbij men moest kiezen uit twee of meer mogelijkheden en vrije vakken die men kon kiezen uit een lange lijst.

    Voor al die colleges werden er professoren benoemd, honderden professoren. Vanzelfsprekend kon men de financiering van de universiteiten niet meer berekenen op basis van de studieprogramma’s en het aantal gewoon hoogleraren. Er was dus een nood aan een nieuw financieringssysteem. Daarin zouden allerlei factoren meespelen, waaronder voor het eerst ook de studentenaantallen.

    Dat gold in de eerste plaats voor de verdeling van de middelen onder de universiteiten, wat meteen leidde tot een harde concurrentiestrijd tussen de bestaande universiteiten en de oprichting van nieuwe (onvolledige, lokale) universitaire centra. Maar de nieuwe regels bepaalden ook dat de universiteiten per student meer geld kregen naargelang de studierichting. Zo kon je in de humane wetenschappen een voltijds personeelslid aanwerven als je veertien studenten had, in geneeskunde of bij de ingenieurs had je ‘slechts’ vijf studenten nodig.

    Faculteiten die traditioneel een beperkt eenvormig studieprogramma aanboden voor een groot aantal studenten, bijvoorbeeld de rechtsfaculteiten, kregen plots enorme middelen. Ze gebruikten die enerzijds om het aantal keuzevakken en specialismen te vergrootten, maar ook om veel meer assisterend academisch personeel aan te stellen.




    En zo ging de universitaire expansie steeds verder, tot er allerlei economische crisissen kwamen en ook de universiteiten moest inleveren. De middelen werden bevroren op een bepaald niveau, of er kwamen allerlei beperkingen, bijvoorbeeld in het aantal vastbenoemde personeelsleden en zelfs in het aantal (dure) gewoon hoogleraren. Meer en meer ging de politiek zich namens de maatschappij bezighouden met de details van de financiering van de universiteiten. Toen Vlaanderen cultureel autonoom werd, vielen de universiteiten onder het uitsluitend gezag van de Vlaamse Gemeenschap. Dat bood de gelegenheid om een nieuw universiteitsdecreet te maken, waarin alle bestaande regels grondig werden aangepast en honderden, ja duizenden nieuwe voorschriften werden opgenomen, over alle aspecten van het universitair onderwijs, ook elementen die voorheen tot de uitsluitende bevoegdheid van elke universiteit afzonderlijk behoorden, bijvoorbeeld de vereisten om te slagen voor een opleidingsonderdeel of een studiejaar.

    Men ging ook het pad op van de kwaliteitsnormen, die moesten opgesteld en bewaakt worden. De redenering was: als de universiteiten geld krijgen voor een bepaald doel, dan moeten zij ook verantwoordelijkheid afleggen over het bereiken van die doelstellingen en moeten ze daarop afgerekend worden. Zo kwamen er normen voor het percentage van de studenten dat slaagt, voor het aantal afgeleverde diploma’s, voor het aantal wetenschappelijke publicaties dat een personeelslid produceert per jaar enzovoort. En om dat alles te kunnen controleren en vergelijken (met het oog op de financiering), was het nodig dat alles zoveel mogelijk meetbaar was en dus gekwantificeerd werd. Het meten van de kwantiteit is immers veel eenvoudiger dan het objectief beoordelen van de kwaliteit, bijvoorbeeld van het onderwijs, het onderzoek, publicaties.

    We zien een aantal vaste elementen in ons verhaal over de universiteiten, waarin de financiering door de staat de belangrijkste rol speelt. Daarvoor zijn evident normen nodig. Hoeveel een staat uitgeeft aan zijn universiteiten hangt echter niet alleen af van hoeveel die staat daarvoor überhaupt wil uitgeven, maar ook van de specifieke noden van die universiteiten. Als men de universiteiten wil behouden, dan zal dat geld kosten. Hoe dat geld te verdelen is een andere kwestie. Men kan allerlei mechanismen en normen bedenken en dat is in het verleden ook gebeurd, met wisselend succes. Er is geen wondermiddel, dat optimaal met alle factoren rekening houdt. Elk nieuw systeem, hoe ingewikkeld ook, zal steeds onvoorziene perverse effecten hebben en aanleiding geven tot ontwikkelingen die men niet beoogde en die men ook niet wenst. Voortdurende aanpassing is dus noodzakelijk.

    Men kan zich echter de vraag stellen of de huidige universitaire regelneverij door de Vlaamse regering bijdraagt tot de optimale werking van de universiteiten. Men heeft door alles tot in de kleinste details bij decreet te verordenen van de universiteiten staatsinstellingen gemaakt zoals vroeger de post, de spoorwegen, het leger of de politie. De staat bepaalt alles, of beter: de politiek bepaalt alles, want de wetten worden opgesteld door de politiek. Waar vroeger de universiteiten binnen een eenvoudig en beperkt financieringskader een zo goed als absolute academische vrijheid hadden, is er nu een ongelooflijk ingewikkelde regelgeving en controle door de overheid. En dat in een periode waarin diezelfde politici de vroegere staatsinstellingen meer en meer gaan behandelen als autonome bedrijven, die moeten ‘gerund’ worden als privébedrijven, met dure managers aan het hoofd.

    Er is geen enkele reden om aan te nemen dat politici en staatsambtenaren beter zouden weten hoe een universiteit moet ‘gerund’ worden (het woord alleen al!) dan die universiteiten zelf, als kenniscentra bij uitstek. Naar mijn aanvoelen moet de staat zich bescheiden opstellen tegenover de universiteiten en zich beperken tot een globale financiering, bijvoorbeeld op basis van een maatschappelijk redelijk geacht percentage van het totale budget. Men moet het dan aan de universiteiten zelf overlaten om regels uit te werken voor de onderlinge verdeling van die middelen en voor de aanwending ervan binnen elke universiteit. Daarbij zal men voldoende vrijheid moeten laten voor verschillen tussen de universiteiten onderling, zodanig dat er een gezonde concurrentie kan ontstaan die niet anders dan positieve resultaten opleveren voor de ‘klanten’ en dus voor de maatschappij.

    Men ziet overal dat het vrijmaken van de markt (binnen redelijke grenzen), het afschaffen van monopolies en monolithische structuren en het beperken van de staatsinmenging tot gunstige resultaten leidt. Dat was vroeger ook zo voor de universiteiten. Nu zijn het machteloze uniforme staatsinstellingen geworden die zich moeten plooien naar de ambitieuze fantasieën van overijverige politieke decretenmakers en zelfbenoemde wereldverbeteraars. Professoren zijn meer en meer ambtenaren geworden binnen een bijna totalitair bureaucratisch systeem.

    Stilaan komt er protest. Mij verbaast het dat dit meestal veeleer gericht is tegen specifieke regels, zoals de telling van het aantal publicaties bij de beoordeling van een personeelslid, dan tegen de bureaucratisering zelf of tegen de algehele staatsinmenging in alle aspecten van het universitair leven.

    Begrijp me niet verkeerd, ik heb geen heimwee naar het ancien regime. Bijna veertig jaar intense deelname aan het universitair leven hebben me ervan overtuigd dat het nu veel beter is dan in 1965. We moeten niet achterom kijken, maar vooruit. Om dat mogelijk te maken, moeten de professoren en de universiteiten zich bevrijden uit het administratieve keurslijf waarin de universiteitsdecreten hen gevangen houden. Ze moeten zich ontvoogden van alle politieke en administratieve betutteling.

    Dat betekent niet dat ze geen verantwoording moeten afleggen aan de maatschappij voor het gebruik dat ze maken van de gemeenschapsmiddelen. Maar de beoordeling van een universiteit moet in de eerste plaats spontaan gebeuren door haar klanten: de gemeenschap die er door gevormd wordt, de ouders en de studenten die vrij kiezen voor een universiteit, de personeelsleden die er hun beste krachten aan wijden.

    Door het herstel van de universitaire autonomie kan er weer een gezonde onderlinge concurrentie ontstaan, de basis voor elke vooruitgang. Overdreven en ongezonde staatsinmenging leidt onvermijdelijk tot een heilloze bureaucratische verstarring die niet te rijmen valt met wat een universiteit moet zijn: het vrije intellectuele centrum van een gemeenschap.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    13-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.slaagcijfers aan de universiteit

     




    De nieuwe Leuvense universiteitsrector heeft een eerste statement gemaakt: sommige scholen bereiden hun leerlingen niet goed voor op het universitair onderwijs. Laten we dus de slaagcijfers bekendmaken per school, zodat de ouders kunnen zien naar welke school ze hun kinderen moeten sturen als ze willen dat ze later slagen aan de universiteit.

    Het is voorwaar een merkwaardige redenering. Vele jaren geleden bestonden die statistieken en werden ze door de dienst Studiebegeleiding van de Leuvense Universiteit gepubliceerd in brochures. Toen mijn oudste zoon naar de universiteit trok, bekeek ik die cijfers en kijk: wie van die school kwam en die studies aanvatte, had zowat 100% kans op slagen. Dat was voor mij een hele geruststelling, en ik neem aan voor mijn zoon ook.

    Ik herinner me dat er toen ook mensen zeiden: ik moet mijn kinderen naar een van die scholen sturen! Maar zo simpel is het niet.

    Er zijn inderdaad soorten van scholen; dat was vroeger zo en dat is nog altijd zo. Iedereen weet dat algemeen gesproken de betere leerlingen naar bepaalde scholen gaan en de mindere leerlingen naar andere. Die ‘betere’ scholen hadden/hebben enkel de sterkste richtingen. Wie afviel, kon niet overschakelen naar een zwakkere richting en verdween snel uit de school. Enkele scholen hadden, naast de drempel van hun reputatie, ook subtiele manieren om studenten vooraf te toetsen. Er was een gesprek met de ouders, onder meer over de schoolresultaten, een kennismakingsdag enzovoort. Er was dus met andere woorden een ontrading en een selectie, en dat is nog altijd zo. Zoals een leraar van een min of meer elitaire school het onlangs stelde: hoeveel kans is er dat er hier iemand ‘Cindy’ heet?

    Het is dus niet zomaar een kwestie van de kwaliteit van de school: het is de kwaliteit van de leerlingen die de belangrijkste rol speelt, en dat is de evidentie zelf: er is een groot verschil tussen de leerlingen. Stuur een leerling met minder talent en werkkracht naar een betere school, en zijn of haar slaagkansen in die school zijn kleiner dan in een minder veeleisende school, en de slaagkansen aan de universiteit nog altijd onbestaande.

    Speelt de kwaliteit van de school dan geen rol? Natuurlijk wel, maar die kwaliteit hangt grotendeels af van de leerlingen. Een school met een goede reputatie trekt goede leerlingen aan en ook goede leraars en beschikt ook over de nodige budgetten. Het zal dus meestal ook een goede school zijn, in vergelijking met andere scholen.

    De rector, die ongetwijfeld een verstandige man is, zou dus kunnen weten dat het niet veel zin heeft om een lijstje te maken van de beste scholen, zodat ouders hun kinderen daarnaar toe kunnen sturen; dat lukt alleen als die kinderen ook goede leerlingen zijn. Maar als het al goede leerlingen zijn, dan zullen ze ook in een mindere school goede resultaten halen en wellicht evenveel slaagkans hebben aan de universiteit: de beste leerlingen uit de minder goede scholen doen het statistisch gezien even goed of zelfs beter dan de zwakkere leerlingen uit de betere scholen.

    De enige constante lijkt te zijn dat leerlingen uit de sterkere richtingen het beter doen aan de universiteit dan andere. Moeten we dan onze kinderen naar die sterkere richtingen sturen? Natuurlijk, als ze het aankunnen en willen. Nogmaals: de kwaliteit van de leerling is bepalend, en die hangt af van talloze factoren, zoals het familiaal milieu en opleidingsgraad van de ouders, naast individuele eigenschappen.

    Kies dus voor een veeleisende school en een sterke richting als je kinderen dat aankunnen en ook de inspanningen willen leveren. Maar denk niet dat een goede school en een sterke richting een zwakke leerling optimaal zal voorbereiden op de universiteit of wat dan ook, integendeel: zij zullen wellicht hun studies niet afmaken in die school.

    Sommigen vinden dit onrechtvaardig. Iedereen zou gelijke kansen moeten hebben. Dat is zo. Maar we hebben te maken met mensen, en mensen zijn verschillend, zeer verschillend, op duizend manieren. Er is altijd al een zekere natuurlijke selectie geweest in het onderwijs, waarbij de beste leerlingen in zekere mate convergeren naar bepaalde scholen en de zwakkere naar andere. Wat men ook doet, dat zal altijd zo blijven, zolang men tenminste de vrije keuze laat aan de ouders en de leerlingen.

    Er zijn mensen die dat zouden willen verhinderen. Alle vroegere pogingen hebben aangetoond dat dit niet mogelijk is. Integendeel: het risico is groot dat er dan alleen een nivellering plaatsvindt op het laagste niveau, waarbij de meest begaafden slechts uitgedaagd worden op het niveau van de minst begaafden. Iedereen heeft recht op goed onderwijs en dus hebben ook de meest begaafde en meest ijverige studenten recht op onderwijs op hun niveau. De maatschappij heeft hen hard nodig.

    De bezorgdheid van de rector komt ongetwijfeld vooral voort uit de uitdagend lage slaagcijfers van de eerstejaarsstudenten aan de universiteit. Daarvoor zijn er echter andere oplossingen. De slaagcijfers voor richtingen waarvoor een toegangsexamen vereist is (of was…), zijn spectaculair hoog, hoewel dat de meest veeleisende richtingen zijn. Men kan dus de studenten vooraf efficiënt screenen, zeker om die studenten eruit te halen die allerminst kansen hebben. Maar men verkiest, om politieke redenen, de toegang tot de universiteit open te houden voor iedereen, met een uiterst laag inschrijvingsgeld, hoge studietoelagen en ruime faciliteiten zoals goedkope studentenrestaurants enzovoort. Wie zou er onder die omstandigheden niet eens een jaartje naar de universiteit willen? Wij zijn wellicht het enige land ter wereld waar men zo gemakkelijk als student binnen geraakt aan de universiteit. De prijs die we daarvoor betalen is dat sommigen even snel weer buiten zijn, een illusie armer, zoals men zegt, en een ervaring rijker. Het is op alle gebieden een kostelijk en onbarmhartig systeem voor de studenten, hun ouders en de maatschappij.

    Het is jammer dat de nieuwe rector minder oog heeft gehad voor de werkelijke problemen en zich blijkbaar heeft laten leiden door een weinig doordachte lezing van bepaalde statistieken.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    12-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Islam, Nazisme en verdraagzaamheid

    Wanneer men over de islam spreekt, of over moslims, heeft men het zo goed als uitsluitend over het fanatisme, het fundamentalisme, het terrorisme, de broederstrijd tussen sjiieten en soennieten, het gebrek aan rationeel denken, de afwezigheid van de democratie, de corruptie, het machogedrag en de onderdrukking van de vrouw, het in stand houden van oude tradities enzovoort. En men kan het niet ontkennen: we worden voortdurend geconfronteerd met voorbeelden van al die minder aantrekkelijke kanten van moslims.

     



    Vaak zegt men dan dat zij onze Verlichting gemist hebben: ze hebben de evolutie niet doorgemaakt die in het Westen geleid heeft tot onze democratie met al haar voordelen. Daarbij moeten we echter bedenken dat die Verlichting bij ons ook niet van de ene dag op de andere doorgebroken is. Spinoza (1632-1677) was een van de wegbereiders, maar zijn werken werden meteen verboden. De Franse libertijnen van het begin van de 18de eeuw gingen noodgedwongen met elkaar om in de grootste clandestiniteit. Diderot bracht enige tijd in de gevangenis door en de Encyclopédie was jarenlang verboden. En toen Robbespierre de macht greep, was het zo goed als gedaan met de ideeën van Verlichting. Condorcet stierf in de gevangenis tijdens de Franse Revolutie. Napoleon schroefde heel wat beslissingen van de revolutie terug, onder meer de afwijzing de macht van de kerk en van het vorstelijk absolutisme. Met de Restauratie werd het Ancien Régime grotendeels hersteld. Wat bleef er nog over van de Verlichting? Het Victoriaans tijdperk duurde tot 1900 en was evenmin een voorbeeld van verlichte ideeën. De eerste helft van de twintigste eeuw was een opeenvolging van gruwelijke wereldconflicten. Waar was toen de Verlichting?

     



    Is het dat wat de Islam heeft gemist? Is het een dergelijke geschiedenis die we hen toewensen?

    De V.S. daarentegen hebben de Verlichting niet gemist, en toch gelooft men daar nog massaal in God en de duivel en wijst men massaal de evolutietheorie af; het racisme mag dan al officieel verlaten zijn, de situatie van de niet-blanken is er verre van optimaal. Velen geloven dat daar geen democratie heerst, maar brutaal kapitalisme en een zeer beperkte oligarchie van de rijksten, die absoluut geen verlichte ideeën hebben.


    Toch stellen we vast dat sinds 1945 in het Westen vrede heerst. Sinds de val van de Sovjet Unie is er meer vrijheid en autonomie in Midden- en Oost-Europa. De vrije en democratische kern van West-Europa breidt zich stilaan uit naar het oosten. Gewapende conflicten, waarbij ook de V.S. en West-Europa actief betrokken zijn, spelen zich af op andere continenten.

    De moslimlanden van het Midden-Oosten verkeren als het ware in een voortdurende staat van burgeroorlog, af en toe onderbroken door periodes van wrede dictatuur, al dan niet religieus van aard, en gewapende conflicten tussen buurlanden. Men slaagt er blijkbaar niet in om allerlei eeuwenoude conflicten op vreedzame wijze op te lossen. Dat lijkt een opvallend verschil te zijn met hoe wij in onze streken omgaan met interne tegenstellingen en burenruzies tussen landen. Europa neemt geleidelijk aan de politieke macht over van de landen van de Unie, zodat ze meer gemeen hebben en dus minder reden om tegen elkaar te vechten. Er is een grote economische en sociale solidariteit onder de Europeanen, al blijven er grote regionale verschillen en worden zelfs kernlanden zoals Ierland, Portugal, Spanje en Italië geteisterd door crisissen.

    Maar wij kennen geen toestanden zoals vandaag in Syrië, Libië, Egypte…

    Ongetwijfeld is de oorzaak van dat verschil heel complex. Maar het komt mij voor dat de problematiek van de tolerantie of verdraagzaamheid daarin een belangrijke rol speelt.

    Tolerant zijn, dat betekent dat je andere mensen respecteert zoals ze zijn, hoe ze ook zijn, ook als dat helemaal anders is dan je zelf bent. Het betekent ook dat je niemand dwingt om te denken en te handelen zoals je zelf denkt en handelt. Iedereen die tot de gemeenschap behoort, is een vrij mens. De enige beperking die we allen aanvaarden, is de wet. Wie de wet niet naleeft, zal de gevolgen dragen die de wet voorziet. Maar binnen de grenzen van de wet doen en denken we allen wat we zelf goedvinden, en laten dat ook aan de anderen toe.

    Een dergelijke houding draagt vanzelfsprekend bij tot de interne vrede: men gaat dan niet zo nodig op de vuist met andersdenkenden, nee, men laat ze denken wat ze willen, ook al wijken hun gedachten ingrijpend af. Dat is veruit de beste oplossing. Hoe meer men vrij is om te denken en te handelen, hoe groter de variatie. En hoe groter de variatie, hoe meer kans dat er interessante ideeën naar voren komen. Niemand kan zeker zijn van het eigen gelijk. Het is maar door samen te leven dat we ontdekken wat de beste manier van leven is, welke de beste gedachten zijn, niet alleen op papier, maar ook in de praktijk.

    Met enige schroom citeer ik hier Mao, die in 1956 de campagne lanceerde die wij ons herinneren als ‘Laat honderd bloemen bloesemen, laat honderd gedachten botsen.’ Helaas is die campagne snel omgeslagen in de vervolging van al degenen die op de originele uitnodiging waren ingegaan. Maar de gedachte zelf is bijzonder waardevol. Het is een uitdrukking van de grondgedachte van de democratie, namelijk de vrijheid van denken en van meningsuiting, de vrijheid om te denken wat men wil en te zeggen wat men denkt (Spinoza).


    Dat betekent echter dat men werkelijk iedereen moet toelaten om te denken wat zij willen en te zeggen en te schrijven wat zij denken. Niet alleen de mensen die het voor het zeggen hebben of die het gezag steunen, maar ook alle anderen. Enkel wanneer men de wetten van de samenleving overtreedt, kan men daarvoor gestraft worden, en die wetten moeten de vrijheid van denken en van meningsuiting precies garanderen, en ze niet inperken, op geen enkele manier.

    In een systeem van volledige vrijheid van mening is absolute tolerantie noodzakelijk. Wanneer wij met elkaar op de vuist gaan omwille van wat iemand denkt of zegt, dan is het snel gedaan met die vrijheid van mening. Wie het meest macht heeft, zal dan andersdenkenden het zwijgen opleggen en zo de rijkdom aan gedachten verwoesten die zo nodig is als voedingsbodem voor het tot stand brengen van een optimale samenleving.

    Moet er dan een oneindige veelheid van gedachten en levensopvattingen zijn, met al de concrete uitingen daarvan? Is alles met alles te verenigen?

    Nee, en dat hoeft ook niet. Het is met ideeën en hun uitwerking zoals met de vele levensvormen die de aarde telt en geteld heeft. Het grote principe dat geleid heeft tot de onvoorstelbare diversiteit van het leven en tot de spectaculaire evolutie van onder andere de menselijke soort, is dat wat bijdraagt tot het overleven op termijn steeds de bovenhand haalt. De mens is er gekomen omdat die soort het best geschikt was om te overleven en zich in stand te houden over heel de wereld. Wat niet geschikt is, heeft minder kans en zal op termijn wegkwijnen en zelfs verdwijnen.

    Zo gaat het ook met ideeën en handelingen. We moeten dus andere ideeën niet bestrijden of uitroeien: de beste zullen steeds overleven, de minder goede zullen vanzelf verdwijnen.

    Het Nazisme leek voor veel mensen de oplossing te bieden voor de ernstige problemen van de jaren 1930. Maar aan de grondslag van die ideologie lagen principes die onvermijdelijk tot de eigen destructie moesten leiden, zoals racisme, imperialisme, dictatuur, militarisme en het verwerpen van alle democratische principes. Dat hebben een aantal mensen ingezien, ook toen al, maar veel anderen niet. Het heeft een wereldoorlog met tientallen miljoenen doden en vernietiging op grote schaal gekost eer men naar de redelijkheid terugkeerde.
     


    Moest men dan tolerant zijn tegen het Nazisme?

    Het is een zeer moeilijke kwestie. Het is duidelijk dat het prille Nazisme de wetten overtrad. Maar dat deden ook andere politieke groepen, zoals de communisten. Daartegen had de staat moeten optreden, maar wat was de staat in het toenmalige Duitsland? Wat is de staat vandaag in Somalië? Uiteindelijk heeft men het conflict op wereldschaal gewapenderhand ‘opgelost’, waarbij men de democratie ‘hersteld’ heeft, ook in Duitsland. Maar wij hebben sindsdien leren inzien dat democratie zich niet gewapenderhand laat opdringen, niet Afghanistan, niet in Libië, niet in Egypte, nergens. Democratie is een geschenk van de vrede, maar het is vooral de voorwaarde voor blijvende vrede. Democratische landen voeren veel minder oorlog dan niet-democratische. En echt democratische landen voeren geen oorlog. Landen die oorlog voeren zijn dus niet echt democratisch. Ook landen die meewerken aan oorlogsvoering, zoals België, zijn op dat punt niet echt democratisch. En met de democratie neem je geen risico’s. Voor je het weet, zijn het wapens die beslissen, of beter: de personen die de wapens in hun macht hebben.

    De basis van de democratie is de verdraagzaamheid. We kunnen dat in wetten vastleggen, maar in feite gaat het om een persoonlijke ingesteldheid, een levenshouding. Het is iets dat men kan aanleren, een manier van denken waartoe we wel in staat zijn op onze beste momenten, maar die verder kan ontwikkeld worden tot ze een goede gewoonte wordt. Dat is niet altijd gemakkelijk. Er zijn namelijk, zoals bij het Nazisme, mensen die niet tolerant zijn en die geweld niet schuwen, die de wetten aan hun laars lappen en die lak hebben aan democratie. Met die mensen moeten we voorzichtig zijn, een voorzichtigheid die zich het best manifesteert in een krachtdadige aanpak van elke wetsovertreding.

    Belangrijker dan repressie is echter opvoeding. Het is mogelijk om de mensen ervan te overtuigen, op redelijke gronden en met voorbeelden uit de praktijk, dat verdraagzaamheid beter is dan onverdraagzaamheid, geweld en conflict. We voeden onze kinderen op tot bollebozen op alle gebieden van de wetenschap, sport, ontspanning en cultuur. Maar hoeveel tijd besteden we aan hun opvoeding tot verdraagzaamheid en democratie?


    De stemmen van hen die oproepen tot verdraagzaamheid en vrijheid van denken en van meningsuiting lijken soms als die van roepende in de woestijn. Wereldwijd zijn er talloze gewapende conflicten en gewelddadige misdaad op grote en kleine schaal. De wereldvrede lijkt veraf. En toch is de oplossing voor de hand liggend: verdraagzaamheid. Laten we beginnen met in het eigen hart te kijken.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    05-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Mes tendres années

    Ik ben nu 67 en mijn jeugd en schooltijd ligt ver achter mij. En toch denk ik er nu dagelijks aan, en niet met genoegen. De meeste herinneringen zijn veeleer pijnlijk. Ik had het moeilijk met gezag. Dat is niets uitzonderlijks, zul je zeggen en dat is ook zo. Maar het gezag het had ook moeilijk met mij. Als er eentje werd uitgepikt om als voorbeeld te straffen, dan was ik het, keer op keer. Ik ben gepest op school, niet door mijn medeleerlingen, die wisten wel beter, maar door leraars en vooral door de directie en de personen die ze hadden aangesteld om de orde en tucht te handhaven.

    Als ik erop terugkijk, stel ik vast dat ik het gezag inderdaad niet aanvaardde en ik vond bovendien dat dat mijn goed recht was. Ik ging naar school om bij te leren. Dat was wat ik verwachtte, en ik heb nooit iets gedaan dat het leerproces verstoorde. Ik ging graag naar school, althans om bij te leren. Helaas kreeg ik te weinig aangereikt, het ging allemaal veel te traag en de kwaliteit van het onderwijs liet vaak te wensen over.

    De problemen kwamen voort uit het feit dat de school zich ook een absoluut gezag toekende over mijn doen en laten. Ik aanvaardde wel dat ik het reglement moest naleven, maar daar hield het op voor mij. Niet voor de school: hun gezag was onbeperkt, het gold evenzeer voor wat ik deed in mijn vrije tijd, zelfs voor wie ik was. Zo kon je gestraft worden als je gezien werd met een meisje, of als je rookte op straat, of als je naar de cinema ging, of op café, of als je een boek las dat niet voor jou geschikt was en ga zo maar door. Er werd van mij verwacht dat ik mij volledig zou aanpassen aan het beeld dat men had van een voorbeeldige leerling: ijverig, maar vooral onderdanig en zonder ook maar enigszins af te wijken van het model. Ik moest worden zoals zij waren, denken zoals zij dachten.

    Ik aanvaardde dat niet. Ik had me nooit vrijwillig aan dat absolute gezag onderworpen. De school had het recht niet om voor te schrijven hoe ik me moest gedragen of wat ik mocht denken en doen. Ze had, naast de plicht om les te geven, alleen het recht om het schoolreglement te doen naleven, en dan nog: als er in het reglement elementen stonden die niets met de school te maken hadden, dan voelde ik mij daardoor niet gebonden.

    In het katholiek onderwijs kregen wij niet alleen ettelijke uren per week godsdienstonderricht; er werd tevens elke morgen gebeden, er was de dagelijkse mis en allerlei ander liturgische verplichtingen. Bovendien werden we om de haverklap de kerk of de kapel ingedreven voor ‘conferenties’, zedenpreken allerhande, waarvoor de gewone lessen zonder discussie wegvielen. Ook daartegen heb ik me steeds verzet: dit hoorde niet bij de school, dit was puur machtsmisbruik: als leerling kon je niet weigeren mee te doen, je had geen keus, het was verplicht. Nog meer conflicten dus, en wie zich verzet tegen de godsdienst is een baarlijke duivel.

     



    Vooral de eerste drie jaar van de humaniora waren verschrikkelijk voor mij. Ik bracht die door in het Bisschoppelijk College Sint-Vincentius in Eeklo. In de lagere school, die gehecht was aan het college, was ik een van de beste leerlingen, maar dat veranderde als bij toverslag. Naarmate de gezagsconflicten over mijn gedrag groeiden, verdween mijn belangstelling voor de school en alles wat ermee te maken had. Er was geen enkele leraar die mijn kant koos; de meesten deden nijdig mee met het pesten, ook al hadden zij daar aanvankelijk geen enkele reden toe: als leerling was ik niet speciaal anders dan de anderen, maar mijn imago van rebel en onverlaat zorgde ervoor dat ik ook bij de leraars een slechte naam kreeg. Die onverdiende reputatie zorgde ervoor dat ik mij van hen afkeerde en ook van het onderwijs dat zij gaven. De school haatte mij, en ik haatte de school en alles wat ze aanbood, ook de lessen. Op het einde van het derde jaar was ik de laatste van de klas. Ik hoor mijn leraar nog zeggen, toen hij mij de laatste plaats toewees in de rij die naar de plechtige proclamatie ging: ‘Je zou de eerste kunnen zijn!’

    Lag het allemaal aan mij? Ik meen van niet. De schooldirectie, die uitsluitend uit priesters bestond, voerde tegenover de leerlingen en vooral tegen mij, de rebel, een waar schrikbewind. Ik vormde een bedreiging voor hun macht, omdat ik hun gezag niet aanvaardde en het zo ondermijnde. Ik was een slecht voorbeeld voor al de anderen, en dus moest ik met alle macht en alle middelen weggewerkt worden. En zo geschiedde.

    Toen ik aan mijn Vader zaliger vertelde dat ik niet terug wou naar het college in Eeklo, zei hij laconiek dat ze me daar ook niet terug wilden. Dat was dan nog het enige waarover we het eens waren. Ik ben daar vertrokken en heb nooit meer omgezien. Maar de herinneringen zijn gebleven, aan de jeugdvrienden die ik nooit meer heb teruggezien, aan een stad die ik voorgoed heb vaarwel gezegd, aan een aantal volwassenen die mijn jeugd grondig verpest hebben.

    Gelukkig heb ik daarna een nieuwe start genomen in Antwerpen, waar ik als intern de volgende drie jaar van de humaniora heb doorlopen. Niet dat het daar allemaal van een leien dakje liep. Vooral het eerste jaar was het een ongelooflijke aanpassing voor mij, maar mijn studieresultaten verbeterden spectaculair. In het laatste jaar besliste men dat ik niet meer paste in het internaat en vond men een oplossing door me onder te brengen in een gezin in de buurt van de school. Daaraan bewaar ik de beste herinneringen, hoewel ik nog maar eens weggerukt werd uit het midden van mijn medeleerlingen. Ik heb daar geleerd om alleen te zijn en mijn zin te doen, om me intens en geboeid bezig te houden met wat me echt interesseert.

    En zo is de cirkel rond. Ik heb nu geen verplichtingen meer, ik doe nu enkel nog wat ik wil. En kijk: ik heb nog nooit zo hard gewerkt, zo intens gestudeerd, zoveel gelezen, zoveel geschreven, zo diep nagedacht, zo voorbeeldig geleefd.

    Als ik terugdenk aan al die gemiste kansen in mijn jeugd, dan wordt het mij mateloos droef te moede. Ik begreep toen amper waarom ik zo gehaat was, en waarom niemand met mij daarover praatte. Men beperkte zich tot het veroordelen, bestraffen en pesten. Ik was blijkbaar iemand die bij gezagsdragers weerstand opwekte, ongewild, gewoon door wie ik was. Ik heb er tot nu over gedaan om dat in te zien en te beseffen dat ik niet door en door slecht was, zoals men mij voorhield, maar enkel terecht opstandig.

    Ik heb, op mijn eigenwijze manier en in mijn eigen leven, vertwijfeld de bittere strijd gestreden, zoals mensen dat altijd gedaan hebben, tegen het onverdraagzame absolute gezag dat sommige mensen zich zo onterecht en ongepast toe-eigenen. Ik weet nu dat ik thuishoor bij die talloze andere rebellen, geuzen en opstandelingen die uiteindelijk toch de wereld ten minste een klein beetje veranderd hebben, al was het maar mijn eigen kleine wereldje.

    Alleen is het zo vreselijk jammer dat ik toen eerst door de hel moest gaan en dat er in die kwetsbare tijd van mijn leven, mes tendres années, diepe, schrijnende wonden geslagen zijn die de tijd blijkbaar niet heelt. Ik kan een aantal mensen uit dat infame college van Eeklo niet vergeven voor wat ze mij, en ongetwijfeld nog anderen, destijds als kind hebben aangedaan. Zij zijn nu wellicht allemaal dood, maar ik kan niet wensen dat ze in vrede rusten.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    01-08-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Caveat emptor!

    Gisteren, bij mijn bezoek aan de bibliotheek van het Hoger Instituut Wijsbegeerte van de Leuvense universiteit, viel mijn oog op de titel van een boek bij de nieuwe aanwinsten: Reason, Faith and Revolution. Ik bladerde er even in en besloot het te ontlenen. ’s Namiddags begon ik het te lezen, maar na enkele tientallen bladzijden sloeg mijn verstomming om in een onstuitbare weerzin. De rest van het boekje heb ik cursorisch en zelfs diagonaal gelezen, waarbij mijn eerste indrukken alleen maar bevestigd werden.

    De auteur is Terry Eagleton (°1943), een roemrucht Iers-Brits academicus. Het boekje is het resultaat van de Terry-lezingen (geen familie, natuurlijk) die hij in 2008 hield aan Yale University. Het is een lange tirade tegen de New Atheists (hoewel hij zichzelf atheïst noemt) en een verdediging van… ja, van wat? Niet van het historisch christendom of van de kerk, want daartegen zet hij zich even scherp af als tegen het atheïsme, oud of nieuw. Van God, dan? Ja, maar welke God? Een utopische God die hij meent te ontwaren in de grondslagen van de Bijbel, maar dan een Bijbel waarvan hij het grootste gedeelte eveneens wel moet verwerpen of uiterst controversieel interpreteren. Er is geen touw aan vast te knopen. Herhaaldelijk had ik de indruk dat de lezingen onder invloed voorgebracht of geschreven zijn. Of anders had de professor eigenlijk niets te zeggen en lulde hij er maar wat op los, omdat hij nu eenmaal goed betaald was om die Terry-lezingen te houden. Zo heeft hij ook de Gifford-lezingen gehouden in 2010, waar hij de Terry-lezingen schaamteloos recycleerde: een kopen, twee betalen. Hij gaf nog talrijke andere lezingen en is hij gastprofessor geweest aan zowat alle conservatieve of christelijk geïnspireerde universiteiten ter wereld. Wie zich inschrijft in het christendom kan ook vandaag nog rekenen op een rijke en rijk makende loopbaan.

    Ik ga me niet moe maken met aan te geven wat er allemaal verkeerd is met de redeneringen en argumenten van Eagleton, of wat daarvoor moet doorgaan. Ik vermeld zijn schrijfsel hier enkel als waarschuwing voor de argeloze lezer: caveat emptor, in het Nederlands: houd je ver van dit ding. Conservatieve christenen zullen het terecht met afgrijzen als des duivels verwerpen, terwijl mensen met ook maar enige ernst niet anders zullen kunnen dan diep betreuren dat een nochtans erudiet man zich kan verlagen tot dergelijke diepten van argumentatie en discours en zoveel flagrant en opzettelijk gebrek aan intellectuele eerlijkheid. Wat een mens al niet doet om het geld en de bedenkelijke faam. Walgelijk gewoon.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells
  • Peter Venmans, Amor Mundi (recensie)
  • Rüdiger Safranski: Tijd (recensie)


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!