mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
30-07-2013
De botten van Descartes - Russell Shorto
Russell
Shorto, Descartes Bones. A Skeletal History of the Conflict Between
Faith and Reason, New York &c.: Doubleday, 2008, xx + 299 pp., notes,
bibliography, index, color plates, b/w ill., $26, hardcover.
Een pracht van een boek, alleen al om te zien en in handen
te houden. Prachtig gebonden, met kapitaalbandjes en kneep. De katernen zijn
ongelijk afgesneden aan de lange zijde, zodat je de indruk krijgt dat ze met
het vouwbeen opengesneden zijn, zoals het vroeger altijd ging. Voortreffelijke
typografie met antieke decoratieve kapitalen bij elke nieuw hoofdstuk of sectie,
heerlijk oud papier.
De inhoud? Evenveel lof. Het is een intellectueel
detectiveverhaal, met als rode draad de zoektocht naar de beenderen van
Descartes. Maar dat is slechts de aanleiding voor een boeiende verkenning van
die cruciale periode in onze beschaving, de Verlichting. De auteur heeft zijn
huiswerk goed gedaan: hij is gaan snuisteren (ik bedoel ernstig
wetenschappelijk onderzoek!) in bibliotheken, musea en archieven in
verscheidene landen en continenten. Hij heeft gesproken met prominente
geleerden en heeft al de juiste boeken gelezen. Wij krijgen de resultaten van
zijn werk op een heldere, meeslepende manier aangeboden, de subtiele details
die hij aan dorre archivalische bronnen heeft ontfutseld en de brede,
zelfzekere borstelstreken waarmee hij de voortgang van de beschavingsgeschiedenis
schetst.
De problematiek van de verhouding tussen geloof en rede,
tussen lichaam en ziel kruidt het boek van de eerste bladzijde tot de
laatste. Toch vind ik dat dit niet de sterkste kant is van de auteur. Ik heb
meer genoten van de historische taferelen dan van zijn filosofische
bespiegelingen. Ik meen dat hij daar te oppervlakkig is, of misschien weigert
hij om op dat punt al te diep in de eigen ziel te laten kijken.
Het is iets dat we wel vaker zien: men stelt het nieuwe
atheïsme (en de voorafgaande oude atheïsmen) voor als rauw materialisme, en
levert zo alle mogelijke vormen van denken, betekenis geven, aanvoelen, beleven
over aan de tegenpartij, waartoe we dan alle godsdiensten moeten rekenen,
inclusief Intelligent Design en andere vergeefse pogingen om op een
wetenschappelijke manier godsdienstig te zijn. Het is een onterechte
dichotomie, een valse scheidingslijn. Niet alleen omvat een rationele
levenshouding álle aspecten van het mens-zijn, bovendien is de religieuze tegenpartij
even rationeel en materialistisch in haar argumentering. Intelligent Design
gebruikt dezelfde redeneringen als het atheïsme, maar dan op de zandgronden en
de lemen voeten van het Geloof, de Openbaring en het Leergezag, die ze hypostaseren
tot (de enige echte) materie. Dat is het echte onderscheid, en niet de vraag of
er iets anders is dan de materie. Natuurlijk is er iets anders, wat is dat nu
voor onzin! Maar daarmee ben ik nog niet kerkelijk of godsdienstig, toch?
In die zin moet men ook voorzichtig zijn wanneer men
Descartes omschrijft als de hoofdverantwoordelijke voor de strenge scheiding
tussen het geestelijke en de materie en al de gevolgen van dien voor de
beschaving van de laatste driehonderd vijftig jaar (in het Westen). Descartes
spreekt van twee afzonderlijke substanties en lijkt daarmee recht tegenover
Spinoza te staan, de monist die zweert bij één Substantie. Maar Spinoza
insisteert op twee verschillende en van elkaar onafhankelijke attributen, de
uitgebreidheid en het denken. Whats in a
name? En beide rationalisten hebben uitvoerig en verhelderend, ja uiterst
fijnzinnig en zelfs ontroerend geschreven over de menselijke gevoelens. Wij
zijn, zo blijkt ook nu weer uit dit boek, nog niet klaar met de problematiek
van lichaam en ziel, of geloof en rede.
De belangrijkste reden voor de enigszins onzindelijke manier
om met deze problematiek om te gaan, ligt in de diepe demarcatielijnen die de
auteur (en vele anderen met hem) meent te ontwaren. Zo bijvoorbeeld tussen
geloof en ongeloof, of tussen drie groepen: fundamentalistische rationele
secularisten, fundamentalistische irrationele gelovigen en gematigden (wat dat
dan ook mogen zijn, want hoe kan je een middenpositie innemen tussen die
uitersten?). Daarmee ontzegt men aan het atheïsme onterecht elke vorm van (mede)menselijkheid,
op grond van het loutere afwijzen van geloof, openbaring en leergezag, terwijl
precies deze drie de minst menselijke aspecten zijn van de gelovige
levenshouding, namelijk in tegendeel de meest goddelijke, die ook
verantwoordelijk zijn voor het grootste deel van het onheil dat in naam van God
is aangericht onder de mensen. Niemand zal een overtuigde gelovige veroordelen
of hem of haar verhinderen om dat geloof te beleven. Het is pas wanneer het
geïnstitutionaliseerde geloven de macht in handen neemt en anderen uitsluit
of dwingt, dat men zich daartegen terecht zal verzetten, maar dan uitsluitend
op vredelievende wijze, natuurlijk.
Er is een Nederlandse vertaling verschenen bij
Atlas-Contact, De botten van Descartes,
voor slechts 12. In beide gevallen een mooi geschenk, voor jezelf of voor een
goede vriend of vriendin.
Categorie:levensbeschouwing Tags:filosofie
27-07-2013
The Ends of Life - Keith Thomas
Een ezel stoot zich geen tweemaal aan dezelfde steen. Ik ben
geen ezel. Dus doe ik dat wel. Een paar jaar geleden besprak ik hier een uitstekend
boek van prof. Keith
Thomas: De ondergang van de magische wereld
en ik betreurde het toen dat ik
het boek niet eerder gelezen had. Ik kocht zijn volgend boek even later, en
stelde vervolgens de lezing ervan weer uit. Dat heb ik onlangs goedgemaakt, en
weer wenste ik dat ik het boek meteen gelezen had in 2009, toen het verscheen.
Keith
Thomas, The Ends of Life. Roads to
Fulfilment in Early Modern England, OUP, 2009, 393 pp., 20 (hardcover).
De uiterlijke vorm is zoals we die graag hebben: stevig
gebonden, fraaie stofwikkel, goed leesbare letter, niet te drukke bladspiegel,
stevig, niet-glanzend papier. Alleen kapitaalbandjes en een leeslint hadden ons
fysiek leesplezier nog kunnen verhogen.
Dat wordt helemaal gecompenseerd door de inhoud. De titel is
een beetje enigmatisch en zal weinig lezers aantrekken. Dat is spijtig, want
het is helemaal geen saai geschiedkundig boek over een weinig bekende periode (1530-1780)
in Engeland. Het gaat over ons, hoe we nu zijn, en hoe dat gekomen is.
De auteur bekijkt, na een grondige inleiding, zes
onderwerpen die de mens als belangrijk beschouwt:
1.fysieke en militaire macht
2.werk en roeping
3.rijkdom en bezit
4.eer en reputatie
5.vriendschap en sociaal leven
6.roem en het hiernamaals.
Aan de hand van talloze citaten uit de besproken periode
gaat hij na hoe belangrijk deze dingen waren voor de mens, waarom dat zo is, hoe
dat zo gekomen is, en hoe het veranderd is in de loop der eeuwen. Het is een
onthullend verhaal over de idealen die de moderne mens nu heeft.
De auteur laat de mensen van toen aan het woord en dat maakt
dit een zeer authentiek boek. Hij laat, of liever doet de lezer zelf denken,
hij overstelpt ons niet met zijn ideeën en theorieën. Spontaan maak je zelf de
conclusies en trek je de verhaallijn door naar onze tijd. Ik betrapte me daarop
voortdurend. Je leest niet alleen, je denkt ook voortdurend na, en dat is zowat
de hoogste lof die we een boek kunnen toezwaaien.
Ik heb geen Nederlandse vertaling kunnen vinden en dat is
jammer, want dit is echt wel een voortreffelijk boek voor een groot publiek. Van
harte aanbevolen!
Categorie:historisch Tags:levensbeschouwing
18-07-2013
Goed en kwaad
Er is geen mens die zich niet ooit vragen heeft gesteld over
goed en kwaad. Hoe kunnen we weten wat goed is en wat niet?
Verwijzen naar ons geweten is geen oplossing, want het
geweten van de ene is al wat rekbaarder dan dat van de andere. We voelen niet
intuïtief aan dat iets verkeerd is, of dat gevoel is niet erg overtuigend,
anders deden we niet zoveel dingen waarvan men terecht kan zeggen dat ze minder
dan goed zijn. We hebben dus behoefte aan een norm, aan regels en voorschriften
die zeggen wat we mogen of moeten doen en wat we moeten laten.
Al in de Oudheid had men daar ideeën over, niet alleen in
West-Europa, maar ook in andere culturen, in Azië en in Amerika en Afrika,
kortom overal waar mensen wonen. Ongeveer 2000 jaar geleden ontstond een vorm van
levensbeschouwing die men het christendom noemt. De basis is een verzameling
van teksten die al langer leefde in het gebied rond de Middellandse Zee, maar
die toen vorm kregen in een aantal boeken en brieven, die we nu de
Evangelies (over Jezus) en de Brieven (hoofdzakelijk van Paulus) noemen. Er is
geen enkel bewijs dat die twee figuren ook werkelijk hebben bestaan of dat wat aan
hen wordt toegeschreven ook maar iets met een historische figuur te maken
heeft.
Maar goed, die teksten waren er en stilaan groeide daaruit
een georganiseerde godsdienst, aanvankelijk onder de armste en minst ontwikkelde
lagen van de bevolking, maar later overgenomen door de machthebbers. De leer
was allesbehalve duidelijk en er waren allerlei zeer afwijkende opvattingen.
Toch was men het er over het algemeen over eens dat er één God was, zoals in
het Jodendom, en dat die God voor de mens zorgde, op voorwaarde dat de mens leefde
zoals God het wilde. God maakte zijn wil bekend aan de mensen in de openbaring:
via de profeten, maar vooral in de Blijde Boodschap van Jezus Christus, het
Nieuwe Testament. Wie leefde zoals het hoorde, zou na de dood voortleven in
eeuwige zaligheid.
Het was een sluitend systeem. De leiding van de kerk stelde
de gewijde teksten en de voorschriften op en besliste dus over goed en kwaad,
maar namens God. Overtreding van de wetten van God betekende onvermijdelijk
bestraffing, eventueel nu al, maar anders zeker in het hiernamaals. In feite
waren het de leiders van de kerk die de moraal vastlegden, en ze deden het niet
eens zo slecht. Ze baseerden zich op regels en gebruiken die in die tijd gangbaar
waren in het onmetelijke Romeinse Rijk.
Gaandeweg werd die kerkelijke organisatie ook een wereldse macht,
met al de gevolgen van dien. De priesterkaste verrijkte zich op de rug van de
gelovigen, die met allerlei bijgeloof geïntimideerd en uitgebuit werden. Dat
leidde tot een paradoxale situatie van een kerk die dus wel een goede moraal
predikte, maar die niet toepaste op zichzelf. Dat leidde tot kritiek en
ongeloof over het verhaal dat men de gelovigen voorhield. Men zag in dat het
een ongeloofwaardig systeem was, niet alleen omdat de priesterkaste uitdagend
profiteerde van de gelovigen, maar ook omdat er geen enkel bewijs was voor de
christelijke leer. Men merkte niets van die machtige en alwetende God, niets
van zijn zorg of zijn straffen, niets van het hiernamaals. Men had geen enkel
voordeel bij het gelovig zijn, en anderzijds een heleboel vervelende nadelen,
zowel materieel als psychologisch. Het christendom was geen troost, maar veeleer
een last; het vroeg veel onzinnige inspanningen, maar daar stond niets tegenover,
tenzij men deel uitmaakte van de priesterkaste of op een andere manier een
graantje kon meepikken.
Vooral het geloof in het hiernamaals, altijd al een mysterie,
kwam steeds meer onder druk te staan, niet het minst door de erg commerciële
aanpak van de Roomse kerk: het hiernamaals was letterlijk te koop, met goede
werken, met gebeden, rituelen, boetedoening, bedevaarten, maar vooral ook met
geld. Dat gaf aanleiding tot ketterse bewegingen in de kerk, die terugwilden
naar de zuiverheid van het vroege christendom en afwilden van het bijgeloof en
de commercie. De Reformatie was begonnen.
Een van de reacties was een andere opvatting over het
hiernamaals en hoe er te geraken. Niet de mens, maar God besliste daarover
autonoom. Het had dus geen zin om te proberen zich in te kopen via de kerk:
Gods besluit stond al vast nog voor je geboren werd. Je moest nog wel je best
doen om te leven zoals het hoort, maar dat was geen garantie voor de eeuwige
zaligheid.
Vanzelfsprekend bleek ook dat verhaal moeilijk te verkopen.
Het was immers duidelijk dat leven volgens de vaak strenge regels van de nieuwe
kerken helemaal niet leidde tot een aangenaam leven hier op aarde. En bovendien
kon je er je hemel niet eens mee verdienen. Die was voorbehouden voor een klein
aantal uitverkorenen, volgens sommige predikanten slechts één op een miljoen mannen.
Of vrouwen in de hemel konden komen was niet eens zeker.
Het hiernamaals hield op een concrete rol te spelen in het
dagelijkse leven. Dat had een tweevoudig gevolg. Men zag in dat het leven hier
op aarde maar aangenaam kon zijn voor iedereen als we elkaar goed behandelen. Maar
het ontging niemand dat je het ook heel goed kon hebben als je dat niet deed en
de anderen misbruikte. Iedereen deed dus een beetje goed en ook een beetje
kwaad, en soms al meer kwaad dan goed, zoals men het trouwens altijd al had
gedaan.
Wie besliste er dan over goed en kwaad? Eigenlijk niemand,
of iedereen. Goed was wat iedereen, of de meeste mensen goed vonden. De
meningen waren soms verdeeld, maar vaak was het duidelijk, zoals het altijd al
duidelijk was geweest: je moet elkaar niet de kop inslaan, je moet niet stelen,
liegen en bedriegen, of seks hebben met de partner van iemand anders. Je moest
dus vooral niets doen dat algemeen afgekeurd werd en meestal ook bestraft. Wat
goed was, dat was ook duidelijk uit het oordeel van anderen: wat algemeen
aangezien werd als goed, was het ook, zeker als dat altijd al goed bevonden
was. Dingen doen waarvoor je ook na je dood nog door iedereen als goed
beschouwd werd, dat was de grootste zekerheid die je kon hebben.
Dat was wel een totale ommekeer met het christendom. Niet zozeer
in wat goed was en wat niet, want daarin kwam weinig verandering, maar in de
legitimering. Er was geen God meer die uitmaakte wat goed en kwaad was en daar
ook zonder mankeren de beloningen en straffen voor uitdeelde. Er was geen kerk
meer die je vertelde hoe het moest en hoe het zeker niet mocht. Je moest gewoon
kijken naar de anderen, en dat deed men dan ook, zoals men het al altijd gedaan
had.
Natuurlijk waren er nog altijd mensen die hun eigen ideeën
hadden over goed en kwaad, en die ook luidkeels verkondigden, en soms heel wat
volgelingen kregen. Maar ook dat was een vorm van kijken naar wat de anderen
doen: als een groep of sekte succes heeft, lokt dat anderen aan. Wie over een
goede propagandamachine beschikt, kan veel mensen van alles wijsmaken gedurende
lange tijd.
Naarmate meer mensen een degelijke opleiding kregen, gingen
ze inzien dat je met je eigen verstand ook al een heel eind komt. Zoals we zeiden:
meestal is het niet zo moeilijk om in te zien wat goed is en wat niet. Je kan
door propaganda heen kijken en inzien dat niet alles wat de meeste mensen goed
vinden op een bepaald moment ook goed is op termijn. Je leert inzien dat de
dingen maar geleidelijk aan duidelijk worden en dat je dus je mening herhaaldelijk
moet herzien. Zonder meer vasthouden aan vaste waarden of de algemeen
geldende opvattingen is geen oplossing.
Bovendien hebben allerlei mensen allerlei behoeften en
prioriteiten. Sommigen voelen zich gelukkig als ze lekker kunnen eten en
drinken, anderen als ze op vakantie zijn, nog anderen als ze ruim aan hun
trekken komen op seksueel gebied, of als ze veel geld verdienen, en
ongetwijfeld zijn er die slechts gelukkig zijn als al die voorwaarden en misschien
zelfs nog enkele andere vervuld zijn. Veel mensen imiteren elkaars streven naar
geluk en ontmoeten elkaar daar vaak in dichte drommen, zonder dat dit hun genot
in de weg lijkt te staan. Anderen zijn meer selectief en genieten het liefst
discreet en subtiel.
Het is dus zeer moeilijk om een algemene lijn te trekken over
wat goed is en wat niet, en dat hoeft ook niet, er is immers geen goddelijke
wet en ook geen goddelijke beloning en straf. De maatschappij heeft heel wat praktische
regels opgesteld over wat mag en wat niet, maar als je bereid bent om de voorziene
straf te ondergaan, doe je nog altijd wat je wil, zelfs als dat verboden is, en
wie weet kom je er ongemerkt mee weg, als je niet te overmoedig wordt.
Dat is de houding die de meeste mensen vandaag aannemen. En
het is ook wat de mensen altijd al gedaan hebben, ook toen het christendom nog zogezegd
de overheersende moraal was. Als we eerlijk zijn, moeten we toegeven dat er
toen veel uiterlijk vertoon was, veel lege rituelen en gebruiken, en veel
hypocrisie. Aan de mens zelf is niet zoveel veranderd.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
13-07-2013
Rebellen - Anne Morelli (red.)
Rebellen. Van de
Galliërs tot de indignados is een bundel onder de redactie van Anne Morelli
die in 2011 al verscheen in het Frans. De Nederlandstalige uitgave door EPO
brengt de Franstalige bijdragen in een Nederlandse vertaling en de
Nederlandstalige (wellicht) in hun oorspronkelijke versie. De vertalingen laten
hier en daar te wensen over: soms heeft men zich tevredengesteld met het louter
vertalen van de Franse woorden, zonder te peilen naar de betekenis. Dat heeft
enkele onbegrijpelijke zinnen voor gevolg.
In een dergelijke bundel met zeer verschillende auteurs is
er onvermijdelijk ook een kwaliteitsverschil. Het gaat steeds om
geschiedkundige teksten, maar de ene historicus is de andere niet, zowel in methodologische
aanpak en stijl als grondigheid van het onderzoek.
Het is een aantrekkelijk idee dat ten grondslag ligt aan het
boek: zijn er in onze vaderlandse geschiedenis altijd al rebellen geweest? En
zo ja, waartegen hebben ze dan gerebelleerd? Is daar een lijn in te trekken?
Wanneer begint onze vaderlandse geschiedenis? In dit boek
gaat men terug tot voor het begin van de christelijke jaartelling, naar de
toestand in Gallië ten tijde van inmengingen aldaar door het Romeinse rijk.
Herinneringen aan Caesars De bello
Gallico en aan vroege geschiedenislessen met afbeeldingen van besnorde
Galliërs, van wie de Belgen de dapperste waren, doemen op in onze verbeelding.
Deze eerste bijdrage geeft ons echter een onbevredigend gevoel. Er wordt heel
veel verondersteld gekend te zijn bij de lezer, er zijn heel wat cryptische allusies
naar latere tijden, en de ware toedracht van de Gallische oorlogen blijft in
het mythisch duistere verleden, ondanks allerlei historische gegevens.
Wanneer wij ons naar de Middeleeuwen begeven, wordt het al
iets duidelijker, maar de sociale en economische verhoudingen die bepalend zijn
voor de conflicten tussen de belangengroepen worden ook hier onvoldoende aan
het licht gebracht. Zonder die achtergrondinformatie blijft elk conflict
veeleer anekdotisch. Het is nog teveel een verhaal van protagonisten, niet van
de kleine man.
Een tweede sectie behandelt Religie als protest tegen de
gevestigde orde of als uitdaging van de monarchie. Vanzelfsprekend gaat de
aandacht daarbij eerst naar de Reformatie in de 16de eeuw, zoals die
zich vooral in de in de Nederlanden afspeelde. Het is ongetwijfeld een complex
verhaal, waarin religieuze tegenstellingen uitgevochten werden in territoriale
conflicten, die onder meer geleid hebben tot de splitsing van de Nederlanden en
tot de hegemonie van het katholicisme in de Zuidelijke Nederlanden die tot op
vandaag voortduurt in Vlaanderen. Er wordt ook aandacht besteed aan de
kortstondige Calvinistische republieken (1577-85), pogingen om ook in
Vlaanderen radicale republieken naar Geneefs model te stichten. Volgt dan een bijdrage
over het ontstaan van het Jansenisme, een discussie binnen de katholieke kerk
over genade, predestinatie, goede werken enzovoort. Van een echte rebellie kan
men hier nauwelijks spreken. Het ging om zeer academische en theologische twistgesprekken
tussen eminente geleerden, religieuze orden en Romeinse machthebbers. De
weerslag daarvan op de bevolking bleef al bij al beperkt.
Het derde deel brengt ons meteen naar 1830 en het ontstaan
van België in de nasleep van de onderdrukking van de Franse Revolutie en de
restauratie. Els Witte stelt de vraag naar de bezieling van de patriotten:
was het zoals men traditioneel wil(de) doen geloven een opstand op basis van
nationalistische gevoelens, of speelden er ook economische factoren mee? Heeft
de burgerij de vruchten geplukt van de opstand van het gewone volk dat zijn
leven had geriskeerd? In een volgende bijdrage gaat de aandacht naar de
onlusten in gans Europa in 1848 en hoe die onder meer in Virton vorm kregen. Verviers
is het onderwerp van een gedetailleerde studie over de arbeidersbeweging in de
tweede helft van de 19de eeuw. In diezelfde periode leerden de
onderdrukte arbeiders hoe ze gebruik konden maken van de bepalingen in de
Belgische grondwet die de universele mensenrechten moesten veilig stellen. Het
recht op vereniging, vrije meningsuiting en uiteindelijk ook het stakingsrecht
en het stemrecht werden hefbomen om hun sociale en economische eisen kracht bij
te zetten. Een andere bijdrage onderzoekt de rol die de bourgeoisie en de
intellectuelen daarbij gespeeld hebben in de periode 1830-1914.
Deel 4 behandelt de 20ste eeuw. Een eerste
bijdrage behandelt de gevolgen van de wereldwijde crisis van de jaren 1930 in
ons land, vooral het geïndustrialiseerde Wallonië. Het is een ontstellend beeld
van de sociale gevolgen van een economische crisis waaraan de arbeiders geen
schuld hadden, maar die hen wel dwongen tot verzet al was het maar uit puur
lijfsbehoud. De tweede bijdrage behandelt de verwarde periode van het einde van
de Tweede wereldoorlog en het uitbreken van de vrede. Het gewapend verzet,
dat een aanzienlijke communistische vleugel had, had gehoopt dat het van nabij
betrokken zou worden bij de afrekening met de collaborateurs en de
herinrichting van de staat na de terugkeer van de regering uit Londen en het
herstel van de monarchie. Maar ook hier was er veeleer sprake van een
restauratie naar de vooroorlogse situatie en een onderdrukking van elke poging
tot rebellie. De laatste bijdrage behandelt de onlusten in 1950 (de
koningskwestie) en in 1960 (de eenheidswet). Vooral de beschrijving van de
koningskwestie is tegelijk fascinerend en frustrerend. Het wordt immers niet
duidelijk hoe het antileopoldisme en het separatisme in Wallonië is ontstaan,
noch hoe het is ten ondergegaan en plaats heeft geruimd voor het Belgicistisch socialisme
van onze dagen.
Al bij al is dit een leerzaam boek over een aantal cruciale
momenten in onze vaderlandse geschiedenis. Wat ontbreekt, ook in de inleiding
en de epiloog, is een rode draad die de grondslagen van de rebellie blootlegt.
Waarom zijn er altijd al mensen geweest die zich verzet hebben, ook
gewapenderhand, tegen de bestaande toestand? Nu krijgen we teveel de indruk dat
het grotendeels een kwestie was van individuen of groepen die opkwamen voor hun
eigenbelang. Dat is ongetwijfeld een essentieel element in de discussie, maar
het is zeer de vraag of dat ook tot een echte rebellie leidt. Mensen hebben
zich eeuwenlang gelaten geschikt in hun lot en opstanden zijn ongenadig
neergeslagen. Voor een rebellie is meer nodig dan onheil en ontbering: men moet
ook de oorzaken van zijn droevig lot inzien, en daarvoor is het nodig dat men
nadenkt over economische en politieke machtsstructuren en naar efficiënte middelen
zoekt om die te veranderen. Dat inzicht wordt te weinig belicht in dit boek. De
stukjes van de puzzel zijn grotendeels aanwezig, maar de auteurs noch de
redactie zijn erin geslaagd om ze in elkaar te passen tot een beeld dat
verhelderend het geheel naar voren brengt.
Categorie:historisch Tags:maatschappij
12-07-2013
Dick Swaab, Wij zijn ons brein
Het is een eenvoudige gedachte, maar het heeft heel lang
geduurd voor we erop kwamen, en ook vandaag nog is lang niet iedereen ervan
overtuigd. Als twee mensen samen een kind maken, dan bepalen de erfelijke
eigenschappen van de ouders voor een groot deel hoe dat kind zal zijn. Tijdens
de negen maanden dat het kind groeiend in het lichaam van de moeder doorbrengt,
wordt het sterk beïnvloed door zijn omgeving, vooral door wat zich in het
lichaam van de moeder afspeelt, en door de invloeden van buitenaf op het
lichaam van de moeder. Bij de geboorte liggen er aldus reeds ontelbare
kenmerken vast voor de rest van het leven.
Een spectaculair en schrijnend voorbeeld is de
softenon-tragedie van 1961. Een geneesmiddel tegen ochtendmisselijkheid bij
zwangere vrouwen bleek de oorzaak te zijn voor zware misvormingen bij de
babys. Maar ook roken, alcohol en drugs hebben ernstige gevolgen, die soms pas
veel later zichtbaar worden. Heel wat lang onverklaarbare afwijkingen blijken
zo een onmiskenbare en aanwijsbare oorzaak te hebben.
Samen met Lut neem ik nu al meer dan tien jaar elke maand
deel aan een gespreksgroep voor ouders van kinderen die door zelfdoding zijn
heengegaan. Elke nieuwe ouder die we ontmoeten is verbijsterd door wat er
gebeurd is en zoekt wanhopig naar verklaringen. Nog nooit is daar het verband
besproken tussen de zwangerschap en de zelfdoding, zoveel jaar later. Nochtans
zijn de statistieken duidelijk: kinderen van moeders die roken, alcohol
gebruiken of drugs nemen tijdens de zwangerschap, hebben dertig procent meer
kans op allerlei moeilijkheden tijdens het leven, waaronder ook zelfdoding.
Tot voor kort was mijn houding tegenover de oorzaken van
homoseksualiteit onzeker. Ik aanvaardde wel dat sommige mensen nu eenmaal
homoseksueel zijn, maar waarom of hoe, ik had er geen idee van. En dus dacht ik
dat het voor een deel ook wel een kwestie van keuze was.
Het is bij het lezen van het boek van Dick Swaab, Wij zijn ons brein, dat een en ander
volkomen duidelijk werd. Aan de hand van zijn eigen wetenschappelijk onderzoek
en dat van collegas, geeft hij keer op keer onverbiddelijk aan dat er voor
alles wel degelijk een oorzaak is. Het is een volkomen ontnuchterend boek, dat
je inzicht in de mens radicaal verandert.
Meteen wil ik een kritiek anticiperen die vaak geuit is:
Swaab beweert niet dat wij een willoos slachtoffer zijn van onze genen en de
invloeden die ons lichaam ondergaat tijdens zijn vormingsperiode (die in feite
een leven lang duurt, maar stilaan overgaat in aftakeling). Hij is een
wetenschapper en hij spreekt altijd met twee woorden. Het gaat om
vaststellingen, niet om theorieën. Hij drukt de kans op een afwijking uit
percentages, die berusten op uitgebreide en gecontroleerde waarnemingen en
proeven. Je hebt bijvoorbeeld dertig procent meer kans op zeg maar ADHD als je
moeder tijdens haar zwangerschap gerookt heeft. Dat wil zeggen dat niet elk
kind van zon moeder ADHD zal hebben, noch dat ADHD enkel daardoor wordt
veroorzaakt.
Het wordt nog moeilijker als het om specifieke verschijnselen
gaat. Ons geslacht, en dus ook van onze seksuele kenmerken, is genetisch
bepaald. Maar in de ontwikkeling van de foetus kan er van alles gebeuren,
waardoor bepaalde aspecten onduidelijk worden of afwijkend, bijvoorbeeld de
seksuele voorkeur. Pedofilie is daarvan een voorbeeld. Hoewel kinderen van
allerlei leeftijden op ongeveer iedereen wel enige seksuele aantrekkingskracht
uitoefenen, zijn er mensen die (omzeggens?) uitsluitend daardoor seksueel opgewonden
raken. Dat is geen vrije keuze, maar het gevolg van een ontwikkeling van de
foetus tijdens de zwangerschap. Iemand die bij zichzelf die neiging vaststelt,
zal daardoor ongetwijfeld verward en getroebleerd zijn, aangezien de
maatschappij dit helemaal niet aanvaardt of normaal vindt, maar het integendeel
ten sterkste afkeurt, onder meer door een krachtig taboe, en streng bestraft,
althans officieel. De pedofiele persoon kan dan proberen om die neiging te
onderdrukken of ze op een onschuldige manier te beleven, dat wil zeggen zonder
anderen te kwetsen of te hinderen. Niet iedereen slaagt daar echter in, dat
weten we ondertussen ook wel, al blijft het onderwerp nog altijd taboe. Maar
het is belangrijk dat wij inzien dat (zeker ten minste een aantal) pedofielen
niet anders kunnen dan zich bijna onweerstaanbaar seksueel aangetrokken te voelen
tot kinderen. Dat betekent vanzelfsprekend niet dat wij hen ook moeten toelaten
aan die drang te voldoen: naast de onmiskenbare drang zijn er de even
onmiskenbare kwalijke gevolgen voor de kinderen in een dergelijke relatie.
Daarom is seksueel misbruik van kinderen terecht bij wet verboden. Maar het
betekent wel dat wij liefdevol met onze pedofiele medemensen moeten omgaan, en
hun seksuele voorkeur niet veroordelen als een bewuste keuze. Het is pas
wanneer zij de wet overtreden dat ze misdadiger zijn en in aanmerking komen
voor bestraffing, maar veel beter nog voor behandeling, niet om hun aard te
veranderen, want dat blijkt onmogelijk te zijn, maar om hen te helpen om ermee
te leven zonder schade of schande voor anderen of zichzelf.
Dick Swaab behandelt in zijn boek talrijke voorbeelden van
het principe dat ons lichaam de basis is voor ons gedrag. Zoals ik al zei gaat
het (vrijwel) nooit om een onafwendbaar lot, maar om een statistisch
vaststelbare verhoogde kans op een of ander gevolg. En in (vrijwel) alle
gevallen kan de mens ook leren omgaan met de bijzondere situatie waarin hij of
zij zich bevindt. Dat kan in de eerste plaats door het inzicht dat men
inderdaad afhankelijk is van zijn lichaam. Wanneer een pedofiele persoon beseft
dat die neiging niet ontspruit uit zijn of haar misdadig brein, maar een
natuurlijk verschijnsel is, veroorzaakt door gebeurtenissen in zijn of haar
leven waarvoor die persoon geen enkele verantwoordelijkheid draagt, kan die
persoon daar misschien beter leren mee omgaan.
Ik weet dat deze gedachten nog steeds controversieel zijn.
Ik kan iedereen, zowel wie denkt over deze kwesties al heel open te denken als
wie aarzelt of zich er hevig tegen verzet, alleen maar zo sterk mogelijk
aanraden om dit uitzonderlijk verhelderend en geestverruimend boek zo snel
mogelijk en vooral zo aandachtig mogelijk te lezen. Het heeft mij aanzienlijk
op andere en betere gedachten gebracht. Ik wens u hetzelfde toe.