mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
30-12-2012
De avonden
Gisteren had ik de hele dag voor het computerscherm
doorgebracht, zoals het mij wel vaker vergaat. Je leest, je schrijft, je kijkt
iets na, zoekt iets op, schrijft nog meer, er komen e-berichten binnen (ik zoek
naar een goede vertaling van e-mail), je beantwoordt die, je haakt in op een
discussie op Facebook, je luistert continu naar de internetradio en naar je
eigen cds en voor je het weet is het tijd om het avondeten klaar te maken.
Lut kijkt graag naar het nieuws. Sinds ik de VRT heb
afgezworen, kijken we naar het VTM-nieuws en het valt ons op dat de zo
vaakgeroemde objectiviteit en degelijkheid van de VRT een mythe is: op geen
enkel ogenblik moet de verslaggeving en presentatie op VTM onderdoen voor de
VRT.
Indien ik alleen zou zijn (een lot dat ik mezelf noch iemand
anders geenszins toewens), zou ik wellicht niet naar het nieuws kijken. Ik kan
het missen, en dat is al een voldoende reden. Bovendien erger ik me voortdurend
aan wat we aangeboden krijgen. Moorden, diefstallen en overvallen, branden,
ongevallen, bedrijfssluitingen, burgeroorlog en militaire interventies,
economische crisis, werkloosheid en armoede, ziekten en epidemieën, droogte en
overstromingen en nog veel meer onheil en zwartgalligheid. De enige afwisseling
bieden beelden van ongehoorde luxe en ontspanning, inclusief de sport. Nee,
laat maar, voor mij hoeft het al lang niet meer, ik weet onderhand hoe het er
in de wereld aan toe gaat.
Na het nieuws duikt Lut in haar geliefkoosde avondlijke
bezigheid: een boekje met puzzels, doorlopers, kruiswoordraadsels,
cryptogrammen en dies meer. Af en toe stelt ze me op de proef met een vraag,
meestal over de antieke mythologie, over een Latijns woord of iets uit de muziek.
Soms weet ik het meteen, maar steeds vaker moet ik vaststellen dat ik het ooit
geweten heb, dat ik het zou moeten weten, het ligt zelfs op de punt van mijn
tong, maar het komt niet. Ik weet wat ik zoek, soms overduidelijk, bijvoorbeeld
de naam van een persoon, een auteur, ik zie hem voor me, ik kan de titels opnoemen
van de boeken die hij of zij geschreven heeft Maar de naam? Noppes. Gelukkig
is er Google en met enkele hints staat het weer duidelijk voor me: Simon
Schama! Hoe kon ik het vergeten! Maar als ik huisgenoten of kennissen om hulp
vraag: je weet wel, dinges, die dat boek geschreven heeft over de Franse
Revolutie en de Gouden Eeuw in Nederland, die in de New Yorker schrijft, en
cultuurprogrammas maakt en presenteert op de BBC , dan weten ze het ook niet,
ze hebben zelfs nog nooit van Simon Schama gehoord. Zij kennen hem niet, ik
wel, maar ik kan niet op zijn naam komen. Het resultaat is hetzelfde.
Wanneer Lut zich verliest in de meanders van haar
cryptogrammen, begint voor mij wat de laatste tijd het meest frustrerende,
irriterende en ongelukkige deel van de dag is. Nog meer schrijven en nog meer lezen,
en nog meer op het computerscherm staren? Naaah, toch maar niet als eerste
keuze; de laptop blijft in de tuinkamer.
En dan begint het zappen. Sinds enige tijd heeft Telenet
zijn programmagids in een nieuw kleedje gestoken. Het grote verschil lijkt me
hierin te bestaan dat ik de lettertjes van de tekst niet meer kan lezen. Met
mijn trifocale brillenglazen moet ik proberen om het smalle strookje voor de
tussenafstand te passen, maar zelfs daarmee lukt het me niet; het is meer
gissen dan lezen en als ik het echt wil weten, moet ik een onderwerp selecteren
en de details lezen, maar die zijn in even kleine letters gezet
Meestal zijn al mijn inspanningen om iets interessants te
vinden echter vruchteloos. Reeksen bekijken we niet, de meeste films hebben we
al herhaaldelijk gezien, de documentaires zijn ook vaak herhalingen van BBC of
National Geographic. En dus eindigt mijn verkenning van het aanbod gewoonlijk met
een diepe zucht en schakel ik over naar de muziekzender Mezzo, die echter ook
veel, heel veel herhalingen brengt, of naar een radiostation met klassieke
muziek zonder commentaar. Heb dan al zon ruim aanbod, waarvoor je tenslotte
een hoop geld betaalt, en dan luister je nog gewoon naar de radio. We hebben
zelfs een schotelantenne met decoder, dus nog eens honderden zenders meer, en
nog altijd niets dat me kan boeien.
Ik heb ook een aardige verzameling dvds, vooral muziek:
operas en andere grote werken, ook wat kamermuziek, maar ook enkele films,
klassiekers vooral, en enkele tv-series van de BBC, zoals BridesheadRevisited en
enkele verfilmingen van Le Carré. Maar dat is allemaal vrij zwaar spul, en na
een dag intellectuele arbeid (zo mag ik mijn bezigheid wel noemen, vind ik) ben
ik op zoek naar ontspanning. Tevergeefs. Ik ben te veeleisend, natuurlijk: ik
verwacht van mijn ontspanning dat ze van hetzelfde niveau is als mijn
inspanning. Dom van mij, blijkbaar.
En dus neem ik toch maar weer een boek vast, met klassieke
muziek op de achtergrond. Maar ik merk dat mijn ogen vermoeid zijn en ook mijn
brein: vanaf negen uur gaat het er niet meer zo vlot in, aan het einde van een
paragraaf of een bladzijde merk ik dat ik niet meer weet wat ik nu precies net gelezen
heb, en moet ik opnieuw beginnen, maar vaak met hetzelfde resultaat.
Mijn avonden zijn dus een probleem, en dat is jammer. Het is
gezellig in huis, we hebben alles wat we kunnen verlangen, en toch vind ik mijn
draai niet. Ik heb het probleem al herhaaldelijk met Lut besproken en ook
enkele vrienden om raad gevraagd, maar blijkbaar is het geen algemeen probleem,
eerder iets dat het gevolg is van mijn eigen situatie, belangstelling en
dagindeling. Zeker, bijna iedereen in mijn omgeving klaagt over het tv-aanbod,
en iedereen vindt ook dat ik al veel te veel achter het computerscherm zit of
met mijn neus in de boeken. Maar wat dan wel?
Ik zou graag biljarten, maar dan het echte biljarten, geen
pool of snooker of tabbiljart, maar carambole, met alleen maar twee witte en
één rode bal. In de wijde omgeving is er echter geen enkel café waar je nog
zoiets vindt, enkel in Leuven, maar dat is dan ingenomen een club, en ik kan
helemaal niet biljarten, dus daar kan ik ook niet terecht.
Fitness trekt me ook niet aan. Ik zou het wel kunnen
gebruiken, want mijn conditie is verre van optimaal, maar ik kan het niet
opbrengen om fysieke inspanningen te leveren enkel en alleen voor de inspanning
en het resultaat daarvan voor mijn gezondheid. Ergens heen fietsen, naar de
apotheker of de bank of een winkel, dat wel, maar zomaar gaan fietsen? Ik heb
het nog nooit gedaan, denk ik en ik ben het ook niet van plan. Te voet naar de
apotheker en zo? Geen probleem. Maar zomaar gaan wandelen, dat is al wat anders.
Nochtans zou het goed zijn voor mijn suikergehalte, mijn pancreas is aan het
insluimeren, ik zit aan de grens van ouderdomsdiabetes, en veel minder suikers
innemen dan ik nu doe lijkt wel onmogelijk.
Laten we er maar van uitgaan dat ik s avonds thuisblijf. Maar
waarom me ergeren aan het feit dat er niets is op tv? Dan ga ik ervan uit dat
er iets zou moeten zijn dat ik goed vind en waarvan ik achteraf geen spijt heb
dat ik er heb zitten naar kijken. Maar waarom zou dat zo zijn? Het is niet
omdat er tvs zijn dat er ook ononderbroken goede programmas zijn. Cicero
zei het al, en Spinoza herhaalde het: het goede is zeldzaam; het goede is
blijkbaar veeleer de uitzondering dan de regel.
Dus toch maar het programmaoverzicht bekijken en tussen het
waardeloze zoeken naar de naald in de hooiberg: een programma dat me helemaal
bevredigt. Lukt dat niet, dan toch maar iets lezen, misschien iets dat niet zo
zwaar op de hand is, maar mijn evaring is dat ik dat dan na enkele bladzijden
weer wegleg: waarom mijn tijd verdoen aan ijdel getater? Goede muziek
beluisteren, op Mezzo of de radio, of mijn dvds en cds. En toch maar de
laptop bij de hand nemen, al begint het stilaan op een verslaving te lijken.
Gisterenavond heb ik nog eens, in arren moede, naar een
thriller gekeken: Shooter. Ik heb hem
zeker al drie keer gezien, en toch ben ik blijven kijken, terwijl ik wat men te
zien krijgt ten stelligste afkeur: cynisch brutaal geweld door de overheid en
door de held, moord en brand en genocide, corruptie, complottheorieën, noem
maar op, al de bekende ingrediënten. Zo is de wereld niet, en als hij zo is,
dan wil ik het niet eens weten. Ik keur dergelijke films ten zeerste af, en
toch heb ik zitten kijken, met het gevolg dat ik natuurlijk niet kon inslapen
met al die te onrecht opgewekte adrenaline in mijn lijf Nog iets dat ik dus
wil afzweren. En nog een beperking van de mogelijkheden, want er is elke avond
ten minste één thriller op tv.
Film, theater, restaurantbezoek, live muziek, quizavonden,
kooklessen, taekwondo of bloemschikken het spreekt me niet aan.
Ik heb enkele jaren geleden geprobeerd om een maandelijkse
gespreksgroep op te starten rond levensbeschouwing en atheïsme, maar dat is
vrij snel op niets uitgelopen. Ik heb aansluiting gezocht bij de georganiseerde
vrijzinnigheid, maar ook dat bleek een fiasco.
Lieve lezer, ik weet niet of je jezelf herkent in mijn
verhaal, maar ik vermoed dat er wel raakpunten zijn. Het is een luxeprobleem:
we hebben het te goed, we weten niet wat doen met onze vrije tijd. En het
aanbod dat er is, wijzen we af, elk om zijn of haar eigen redenen. Ik zie niet
onmiddellijk één afdoende oplossing om al mijn avonden zinvol te vullen, het
zal nog wel even zoeken zijn. Maar de eerste stap is gezet: ik ben me bewust
dat er een probleem is. Socrates heeft ons geleerd dat dat het begin van de
wijsheid is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
17-12-2012
In den beginne...
Laten we vanaf het begin beginnen.
Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens
onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden
ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar
veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal
vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn.
Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme
omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg
plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen
verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.
Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons
ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen
het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij
mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of
godheid die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis
leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale
natuurwetten.
Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te
leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige
bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een
of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.
Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op
geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is,
moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.
Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen
zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie
noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke
spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg
nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten?
Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een
plant of een kei, dat is wat ik bedoel.
Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn
uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is,
zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb
je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles
doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk
wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft
zoveel rechten als het macht heeft.
Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen
valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn
er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal
alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen
enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er
slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend
absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar
dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk,
dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet
voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.
Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en
daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst
belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze
omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan
wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.
De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een
individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving
met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de
elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de
toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het
best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op
lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat
milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is
een waarde. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te
blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo
belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat
wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus
de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie
waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen
andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben
van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.
Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze
aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook
de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast
dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we
anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het
ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen
ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht
is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel
verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe
complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen
de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is
overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de
evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de
genetica.
Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk
wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak
die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men
heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf
voortbewegen en heeft dus ook niet het recht om dat te doen; het is zinloos
om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen
rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook
dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te
doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk.
Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat
men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of
haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht
beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een
lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus
het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.
Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken
anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht
hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de
Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken
mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af
aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die mensen
hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers
van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele
beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen
neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in
rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan
sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor
iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen
betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende
centen.
Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze
werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te
voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat
wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije
meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden
&c.
We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed
begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van
de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar
over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen
is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd
in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders,
of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld
een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten
die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de
meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels
vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.
Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste
manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop
der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in
de praktijk succesvol waren. Gij zult (elkaar) niet doden is evident een
goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten
toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het
aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest
en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.
Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of
het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd
of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om
hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam
maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is
kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.
Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op
na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute
wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we
moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden;
we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus
hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een
boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen
wat andere mensen mogen doen en moeten laten.
Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is
een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons
gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand
zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te
rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring,
zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze
levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan
andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.
Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een
levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende
wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe
mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel
van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding
bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen
innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het
einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons
verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te
plukken, carpe diem en te genieten
van het leven terwijl we dat nog kunnen.
Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het
universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in
Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele
boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn
naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn
Nagelate Schriften, met daarin ook
zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien
is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de
gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend
zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en
voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone
mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators,
demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe
het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf
ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze
geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.
Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze
beperkingen. Wij zijn zo menselijk Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen
aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn
hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen
om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich
wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn,
dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.
Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk
allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang
van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.
Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor
ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op
vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron
van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere
inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om
bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem.
Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer
terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
11-12-2012
Zwart Vlaanderen volgens Lode Wils en Eric Defoort
Ik lees geen kranten of weekbladen, maar via facebook werd mijn aandacht getrokken op
een interview in De Standaard met em. prof. Lode Wils en een reactie daarop van
em. prof. Eric Defoort. Wie dat wil nalezen, kan dat gemakkelijk zelf googelen.
Hoewel het antwoord van professor Defoort precies weergeeft wat ook mijn spontane
reactie was bij het interview met professor Wils (bij wie ook ik destijds college
liep), wil ik toch even wat dieper ingaan op mijn eigen Vlaams nationalisme.
Let om te beginnen op het ontbreken van het koppelteken.
Daarmee distantieer ik mij al enigszins van het Vlaams-Nationalisme dat tijdens,
tussen en na de twee Wereldoorlogen zo sterk verbonden is geweest met de
collaboratie met de Duitse bezetter. In het licht van de historische genocide
door het Duitse Nationaal-Socialisme heeft die collaboratie en dat Vlaams-Nationalisme
een onverholen negatieve morele connotatie meegekregen, en dat is ook wat Lode
Wils uitvoerig en niet zonder enig innuendo naar voren schuift in het interview,
en wat de journalist van dienst zo gretig oppikt.
Professor Wils bezondigt zich daarmee aan wat in het Frans faire
lamalgame heet, een amalgaam maken, of: er een soepje van maken. Kijk eens,
als vandaag ongeveer veertig procent van de Vlamingen voor de N-VA zegt te
stemmen, dan is het onmogelijk dat die allemaal of zelfs grotendeels afstammen
van collaborateurs. Ikzelf ben daar een sprekend voorbeeld van: geboren na de
oorlog; Moeder was van 1905, Vader van 1909 en ze hebben dus de beide
Wereldoorlogen meegemaakt, de eerste als kind, de tweede als jonggehuwden
(1935). Hun ouders waren geen collaborateurs en zij zelf ook niet; de twee jongere
broers Vader zijn op het laatst (verplicht?) in Duitsland gaan werken en zijn
nadien nooit meer gezond geweest en zijn dan ook vrij vroeg gestorven. Er is
niets in mijn achtergrond dat ook maar enigszins naar collaboratie zweemt en
ook ikzelf heb nooit iets anders gevoeld dan afschuw voor het Duitse
imperialisme en voor het infame Nazisme. Duitsland was de vijand, punt. En toch
ben ik sinds mijn prille jeugd Vlaamsgezind en een hartsgrondige tegenstander
van de nefaste Belgische constructie.
Volgens Lode Wils heb ik dat van mijn katholieke achtergrond.
Maar precies tegen die achtergrond heb ik mij altijd uit alle kracht verzet,
mijn hele leven lang en zeer publiek uitgesproken sinds ik op pensioen ben.
Wils denkt als een wetenschapper. Hij heeft het over de katholieken, de
socialisten, de liberalen enzovoort en daarmee bedoelt hij onvermijdelijk de
groepen die in het parlement hun politieke vertegenwoordigers hadden. Maar wat
betekent dat concreet?
Nog niet zolang geleden had N-VA één vertegenwoordiger in
het parlement. Als we professor Wils volgen, waren er toen dus zo goed als geen
mensen in Vlaanderen die het gedachtegoed van die partij toegedaan waren. Enkele
jaren later vertegenwoordigt die partij bijna de helft van de Vlaamse bevolking
in hetzelfde parlement. Er klopt duidelijk iets niet. Vlak na de laatste
(hopelijk!) oorlog was Vlaanderen in overgrote meerderheid katholiek en dat
bleek ook in het parlement; vijftig jaar later is het katholicisme in
Vlaanderen uitgestorven. Veranderen de mensen dan zo gemakkelijk van gedacht?
Natuurlijk niet. Een persoon is geen katholiek, socialist of
liberaal. Dat zijn etiketten die men op mensen kleeft die tijdens een bepaalde
verkiezing voor een bepaalde politieke partij stemmen. Ik heb in mijn leven op
zowat alle partijen gestemd, behalve op het Vlaams Blok/Belang. Het is al te
simpel om mensen zo in te delen en zo te beoordelen, maar als wetenschapper kan
je natuurlijk niet anders, dat is het enige houvast dat je hebt, want in de
ziel van de mens kan je niet kijken. Wie was er collaborateur, destijds? Alleen
wie veroordeeld is of vermoord? En is iedereen terecht veroordeeld, en is er
iemand terecht vermoord? Waren alle Vlamingen collaborateurs, zoals de Franstalige
Belgische pers zo graag wil laten geloven? Waren alle katholieken Vlaamsgezind,
of zelfs een meerderheid? Waren er geen Vlaamsgezinde socialisten of liberalen?
Was er dan geen liberaal katholicisme? Geen Kristenen voor het Socialisme?
Ach, de opvattingen van een mens zijn zoveel complexer dan
het beeld dat Lode Wils ervan schetst in dit interview. Zeker, zijn opvattingen
zullen wel wat meer genuanceerd zijn dan hier blijkt, maar het siert hem niet
dat hij zich op zijn oude dag laat verleiden tot dergelijke interviews die door
hun kort bestek noodzakelijk ongenuanceerd zijn, ik zei bijna: zwart/wit.
Wij zijn ook niet door ons verleden gedetermineerd. Mijn oudste
broer is zijn leven lang katholiek gebleven, heeft zich laten berechten op zijn
sterfbed; ik ben overtuigd atheïst en strijdbaar antiklerikaal. En zo is het in
het algemeen. Mensen denken heus zelf wel na. Bij N-VA zitten nu mensen die
vroeger voor een andere partij stemden, dat kan niet evident niet anders. Als
het Vlaams nationalisme zwartgekleurd is, waren ze dan al zwart toen ze nog
blauw, groen/oranje of rood stemden? Het heeft niet de minste zin meer om zoals
Lode Wils te denken en te spreken in termen van partijpolitieke en ideologische
tegenstellingen van een halve of een hele eeuw geleden.
Mijn Vlaams nationalisme heeft niets met Duitsland te maken,
niet met het Keizerrijk, niet met het DritteReich, niet met de Bundesrepublik, niet met het recentelijk
verenigde Duitsland. Zoals Eric Defoort zegt: het heeft alles te maken met
België. Het koninkrijk België is een anomalie, een cynische historische
constructie van de grootmachten na Napoleon, dat is straks tweehonderd jaar
geleden! België is nefast voor Vlaanderen, het is nefast voor België. Het had
al lang moeten verdwenen zijn en het wordt nog enkel in stand gehouden door wie
er ten onrechte van profiteert.
Daarom is het perfect verstaanbaar dat N-VA niet in de
federale regering zit en er niet wil in zitten, in tegenstelling tot alle
andere partijen. De enige federale regering waaraan de N-VA kan deelnemen, is
er een die zichzelf en meteen België opheft, en zo Vlaanderen teruggeeft wat
het nooit had mogen verliezen: zijn grondgebied, zijn taal, zijn instellingen, zijn
eer, zijn trots, zijn ziel.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
10-12-2012
Barbaren!
Bij enkele recente straatinterviews met Franstalige federale
ministers en met de Waalse premier van de federale Belgische regering bleek nog
eens overduidelijk dat zij onze taal niet machtig zijn. Zij slagen er niet in
om op eenvoudige vragen te antwoorden in een begrijpelijk Nederlands. Meer nog:
zij verstaan de vragen meestal niet eens, en om dat te verbergen, geven ze een
ontwijkend of niet ter zake doend antwoord.
Men kan zich daaraan ergeren op principiële gronden:
federale ministers en zeker de premier van België zouden de taal van de
meerderheid van de bevolking moeten spreken. Dat is evident, maar er is meer
aan de hand. Door zich in stuntelig of zelfs schabouwelijk Nederlands uit te
drukken, geven deze eminenties de indruk dat zij idioten zijn, terwijl ik voorlopig
nog altijd bereid ben aan te nemen dat zij dat niet zijn. Ik verklaar mij
nader.
Een kind dat zich onbeholpen uitdrukt, beschouwt men als
onmondig, als nog niet helemaal compos
mentis, of zoals ze in Leuven zeggen: nog nie toetoe (nog niet tot daar).
Zich verstaanbaar kunnen maken is de eerste vereiste om ernstig genomen te
worden. Wij gebruiken die norm ook voor vreemdelingen. De Grieken noemden al
wie geen Grieks sprak barbaroi, een onomatopee die perfect nabootst wat de
Grieken hoorden als vreemdelingen tot hen spraken: gewauwel. En dus werd hun
benaming voor vreemdelingen die een onverstaanbare taal spreken ook een internationaal
waardeoordeel: barbaren, ongeletterde, onbeschaafde personen die nauwelijks van
de dieren te onderscheiden zijn. De Vlaamse en Franstalig Belgische kolonisten
die naar de Kongo trokken, namen dezelfde houding aan tegenover de zwartjes:
goed genoeg om als slaven te werk te stellen, te verkrachten, te mishandelen,
maar nauwelijks mensen. Vandaag nemen wij nog steeds die houding aan tegenover
vreemdelingen, ook al spreken die vaak (noodgedwongen) veel meer talen dan wij.
Vlamingen nemen tegenover personen die uitsluitend Frans
spreken nog altijd die misprijzende houding aan. Een tiental jaren geleden, in
2001, leidde dat tot een vreselijk
treinongeval in Pécrot, op de spoorlijn Leuven-Ottignies. Er was een trein uit
Ottignies op het verkeerde spoor geraakt en die denderde als in een slechte
film onontkoombaar af op de nietsvermoedende tegenligger uit Leuven. Een Waalse
spoorwegbeambte telefoneerde in volle paniek naar zijn collega in Leuven, maar in
het Frans, natuurlijk. De Vlaamse collega reageerde geïrriteerd: wazegdegaanaa? kverstoanekikaanie,
zenne, zegtanekie in tVloms menneke Waarop de Waalse collega als uitzinnig bleef
roepen: arrêtez ce train, arrêtez ce train! Maar toen was het al te laat: acht
doden, twaalf gewonden.
Elke treinbediende in Leuven, elke Vlaming kent voldoende
Frans om arrêtez ce train te verstaan. Maar men wil het niet verstaan,
blijkbaar zelfs niet in dit vreselijk noodgeval. En dus legde de Vlaamse
collega gewoon de telefoon dicht. Hij zal geacht hebben: onnozel ventje, dat m
Vloms sprekt!
Door te proberen om Vloms te spreken en dus hun goede wil
te laten zien, bereiken de Franstalige politici, bedrijfsleiders,
vakbondsmensen, journalisten en inderdaad ook de Koninklijke familie precies
het tegenovergestelde effect. Ze komen door hun manifeste onkunde immers niet
over als mensen die een inspanning doen om onze taal te spreken, maar als volslagen
idioten. Wie zich niet in onze taal kan uitdrukken, is nog altijd een barbaar
waarvoor we niet het minste respect hebben.
Let wel, dat gaat enkel op voor mensen van wie we terecht mogen
verwachten en zelfs eisen dat ze Nederlands spreken. De dalai lama mag hier om het
even welke taal gebruiken, en ook Obama, zelfs Sarkozy of Hollande. Maar Di
Rupo niet: die moet Nederlands spreken, als premier van België. Doet hij dat
niet (en hij doet het nog steeds niet) dan komt hij over als een kluns, een
idioot, een karikatuur van zichzelf. Dat is de reden waarom ik hem gewoonlijk
een clown noem. Telkens hij in het Nederlands in het nieuws verschijnt, word
ik verscheurd tussen woedende ergernis en hilariteit: het zou amusant en
komisch zijn, als het niet zo tragisch was.
Mijn ietwat verrassende raad aan de Franstalige eminenties
is: sa vrienden staakt uw wild geraas en spreek in het vervolg nog uitsluitend
Frans. Je zal dan ten minste een behoorlijk antwoord kunnen geven op vragen en
zeggen wat je te zeggen hebt. Men zal je dan voor vol aanzien, ook als men je
kwalijk blijft nemen dat je geen Nederlands spreekt. Dat laatste is een (belangrijke!)
politieke kwestie, het eerste is een elementair menselijke. Beter overkomen als
een Nederlands onkundige vreemdeling (wat ze in feite zijn) dan als een idioot
die er niet in slaagt om zich verstaanbaar te maken.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
06-12-2012
Spijt
Er zijn wel meer dingen in mijn leven waarover ik achteraf
spijt heb, zeker nu ik wat ouder geworden ben. Maar er is een aspect van mijn
kleinburgerlijke achtergrond dat me wel erg dwars zit. In de omgeving waarin ik
ben opgegroeid, was men zeer uitgesproken in zijn oordeel; wij hadden gelijk,
al de anderen ongelijk; wij waren de goeden, al de anderen de slechten
enzovoort. Dat vond zijn oorzaak in een ongetwijfeld goedbedoelde manier om ons
duidelijk te maken wat goed en slecht was, een belangrijk element in de
opvoeding van kinderen, maar alles hangt natuurlijk af van wat me goed noemt en
wat niet. Het is zo kenmerkend voor een kleinsteeds of dorpsmilieu dat men niet
veel verder kijkt dan zijn neus lang is. Alles wat anders is, is dan slecht.
Zo waren socialisten en liberalen slecht, want wij waren
tsjeven, katholieken dus; waarschijnlijk waren ook wij de slechten in een
liberaal of socialistisch gezin, al ben ik daar niet helemaal zeker van:
katholieken waren nog een stuk zelfzekerder en onverdraagzaam dan de anderen.
Protestanten waren ook letterlijk uit den boze en over ongelovigen werd niet
eens gepraat; vrijmetselaars waren des duivels. Arbeiders, daar keek men op
neer, als men er geen schrik voor had. Wie vreemd ging of scheidde, plaatste
zich meteen aan de verkeerde kant. Homos werden doodgezwegen, maar er was geen
twijfel over dat wat ze deden afschuwelijk was.
Het was zelfs voldoende dat men een ander dialect sprak. In
Eeklo, mijn geboortestad, liep er een spoorlijn aan de rand van het
stadscentrum; wat aan de andere kant van die spoorlijn lag, noemden we onveranderlijk
Over dIJzers; wie daar woonde, sprak lichtjes anders dan in het stadscentrum.
Het accent neigde bijna onmerkbaar naar wat nog verder lag, de boerenbuiten. En
dus keek men neer op wie zelfs maar een zweem van dat boerse verried in zijn of
haar taal.
Ik nam als kind aanvankelijk al die morele oordelen gewoon
over. Ik hoorde niet anders bij mijn ouders; mijn moeder was daarin zeer uitgesproken,
maar mijn drie ongetrouwde tantes, die nochtans (net ) over dijzers woonden,
dreven het wel heel ver.
Toen iemand mij later in Leuven de eerste keer een homo
aanwees in ons gezelschap, wou ik die zelfs niet aankijken, laat staan aanspreken.
Ik was erg vooringenomen en ik ben dat lang gebleven, en dat spijt me. Ik heb
op die manier kansen gemist om mensen te ontmoeten die anders waren, en dat is
jammer. Ik heb helaas ook mensen gekwetst en liefdeloos behandeld, en dat is
erger dan alleen maar jammer.
Vandaag leven we in een meer tolerante maatschappij. Wij
zien meer mensen die anders zijn dan wij en wij stellen vast dat zij het niet
slechter doen dan wij, soms zelfs zeer in tegendeel. Dat geeft te denken. Er
zijn de media die de verscheidenheid illustreren zonder daaraan meteen een
moreel oordeel te verbinden. Geleidelijk aan verruimt dat de geesten.
Allerlei dingen kunnen nu die vroeger not done waren. Sinds ik de VRT, de Vlaamse staatsomroep radicaal
vaarwel gezegd heb, bekijk ik samen met Lut het avondnieuws op VTM. Dat zou
vroeger ondenkbaar geweest zijn. Ik stel echter vast dat het nieuws daar
helemaal niet moet onderdoen voor het officiële nieuws, integendeel. En zo
zijn er waarschijnlijk talloze zaken die ik onnadenkend heb uitgesloten, en die
een volwaardig alternatief zijn, indien geen aanmerkelijke verbetering.
Natuurlijk zijn er nog altijd grenzen, en er zijn ook nog
altijd onverdraagzame mensen. Maar al bij al vind ik dat men in mijn omgeving
althans niet meer zo eenzijdig is als toen ik nog een kind was. Dat stemt me
hoopvol, ook als ik de onverdraagzaamheid en de haat die er nog altijd is in de
wereld dagelijks voorgeschoteld krijg in de nieuwsberichten.
Ik heb een evolutie doorgemaakt in mijn denken, in mijn
oordeel over de anderen. Wij hebben allemaal een dergelijke evolutie doorgemaakt,
elk op zijn manier en de wereld is daardoor een beetje meer leefbaar geworden.
Wat er in mijn leven gebeurd is, daar kan ik niets meer aan veranderen. We
dragen ons verleden met ons mee, als goede herinneringen en als pijnlijke, die
ons tot in onze meest benauwende nachtmerries achtervolgen.
Mocht er iemand zijn die dit leest en die aan mij terecht
een slechte herinnering heeft overgehouden, dan wil ik me, voor wat het waard
is, daarvoor gemeend verontschuldigen. Als je me ooit nog mocht ontmoeten, dan
reik ik je mijn hand en ik hoop dat je meer openheid zal betonen dan ik toen,
en me zal vergeven.