mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
17-12-2012
In den beginne...
Laten we vanaf het begin beginnen.
Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens
onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden
ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar
veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal
vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn.
Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme
omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg
plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen
verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.
Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons
ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen
het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij
mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of
godheid die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis
leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale
natuurwetten.
Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te
leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige
bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een
of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.
Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op
geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is,
moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.
Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen
zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie
noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke
spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg
nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten?
Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een
plant of een kei, dat is wat ik bedoel.
Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn
uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is,
zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb
je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles
doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk
wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft
zoveel rechten als het macht heeft.
Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen
valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn
er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal
alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen
enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er
slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend
absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar
dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk,
dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet
voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.
Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en
daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst
belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze
omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan
wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.
De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een
individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving
met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de
elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de
toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het
best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op
lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat
milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is
een waarde. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te
blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo
belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat
wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus
de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie
waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen
andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben
van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.
Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze
aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook
de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast
dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we
anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het
ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen
ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht
is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel
verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe
complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen
de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is
overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de
evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de
genetica.
Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk
wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak
die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men
heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf
voortbewegen en heeft dus ook niet het recht om dat te doen; het is zinloos
om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen
rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook
dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te
doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk.
Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat
men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of
haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht
beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een
lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus
het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.
Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken
anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht
hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de
Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken
mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af
aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die mensen
hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers
van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele
beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen
neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in
rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan
sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor
iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen
betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende
centen.
Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze
werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te
voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat
wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije
meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden
&c.
We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed
begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van
de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar
over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen
is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd
in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders,
of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld
een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten
die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de
meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels
vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.
Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste
manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop
der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in
de praktijk succesvol waren. Gij zult (elkaar) niet doden is evident een
goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten
toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het
aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest
en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.
Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of
het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd
of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om
hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam
maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is
kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.
Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op
na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute
wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we
moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden;
we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus
hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een
boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen
wat andere mensen mogen doen en moeten laten.
Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is
een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons
gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand
zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te
rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring,
zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze
levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan
andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.
Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een
levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende
wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe
mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel
van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding
bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen
innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het
einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons
verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te
plukken, carpe diem en te genieten
van het leven terwijl we dat nog kunnen.
Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het
universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in
Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele
boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn
naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn
Nagelate Schriften, met daarin ook
zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien
is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de
gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend
zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en
voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone
mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators,
demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe
het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf
ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze
geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.
Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze
beperkingen. Wij zijn zo menselijk Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen
aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn
hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen
om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich
wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn,
dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.
Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk
allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang
van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.
Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor
ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op
vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron
van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere
inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om
bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem.
Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer
terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
11-12-2012
Zwart Vlaanderen volgens Lode Wils en Eric Defoort
Ik lees geen kranten of weekbladen, maar via facebook werd mijn aandacht getrokken op
een interview in De Standaard met em. prof. Lode Wils en een reactie daarop van
em. prof. Eric Defoort. Wie dat wil nalezen, kan dat gemakkelijk zelf googelen.
Hoewel het antwoord van professor Defoort precies weergeeft wat ook mijn spontane
reactie was bij het interview met professor Wils (bij wie ook ik destijds college
liep), wil ik toch even wat dieper ingaan op mijn eigen Vlaams nationalisme.
Let om te beginnen op het ontbreken van het koppelteken.
Daarmee distantieer ik mij al enigszins van het Vlaams-Nationalisme dat tijdens,
tussen en na de twee Wereldoorlogen zo sterk verbonden is geweest met de
collaboratie met de Duitse bezetter. In het licht van de historische genocide
door het Duitse Nationaal-Socialisme heeft die collaboratie en dat Vlaams-Nationalisme
een onverholen negatieve morele connotatie meegekregen, en dat is ook wat Lode
Wils uitvoerig en niet zonder enig innuendo naar voren schuift in het interview,
en wat de journalist van dienst zo gretig oppikt.
Professor Wils bezondigt zich daarmee aan wat in het Frans faire
lamalgame heet, een amalgaam maken, of: er een soepje van maken. Kijk eens,
als vandaag ongeveer veertig procent van de Vlamingen voor de N-VA zegt te
stemmen, dan is het onmogelijk dat die allemaal of zelfs grotendeels afstammen
van collaborateurs. Ikzelf ben daar een sprekend voorbeeld van: geboren na de
oorlog; Moeder was van 1905, Vader van 1909 en ze hebben dus de beide
Wereldoorlogen meegemaakt, de eerste als kind, de tweede als jonggehuwden
(1935). Hun ouders waren geen collaborateurs en zij zelf ook niet; de twee jongere
broers Vader zijn op het laatst (verplicht?) in Duitsland gaan werken en zijn
nadien nooit meer gezond geweest en zijn dan ook vrij vroeg gestorven. Er is
niets in mijn achtergrond dat ook maar enigszins naar collaboratie zweemt en
ook ikzelf heb nooit iets anders gevoeld dan afschuw voor het Duitse
imperialisme en voor het infame Nazisme. Duitsland was de vijand, punt. En toch
ben ik sinds mijn prille jeugd Vlaamsgezind en een hartsgrondige tegenstander
van de nefaste Belgische constructie.
Volgens Lode Wils heb ik dat van mijn katholieke achtergrond.
Maar precies tegen die achtergrond heb ik mij altijd uit alle kracht verzet,
mijn hele leven lang en zeer publiek uitgesproken sinds ik op pensioen ben.
Wils denkt als een wetenschapper. Hij heeft het over de katholieken, de
socialisten, de liberalen enzovoort en daarmee bedoelt hij onvermijdelijk de
groepen die in het parlement hun politieke vertegenwoordigers hadden. Maar wat
betekent dat concreet?
Nog niet zolang geleden had N-VA één vertegenwoordiger in
het parlement. Als we professor Wils volgen, waren er toen dus zo goed als geen
mensen in Vlaanderen die het gedachtegoed van die partij toegedaan waren. Enkele
jaren later vertegenwoordigt die partij bijna de helft van de Vlaamse bevolking
in hetzelfde parlement. Er klopt duidelijk iets niet. Vlak na de laatste
(hopelijk!) oorlog was Vlaanderen in overgrote meerderheid katholiek en dat
bleek ook in het parlement; vijftig jaar later is het katholicisme in
Vlaanderen uitgestorven. Veranderen de mensen dan zo gemakkelijk van gedacht?
Natuurlijk niet. Een persoon is geen katholiek, socialist of
liberaal. Dat zijn etiketten die men op mensen kleeft die tijdens een bepaalde
verkiezing voor een bepaalde politieke partij stemmen. Ik heb in mijn leven op
zowat alle partijen gestemd, behalve op het Vlaams Blok/Belang. Het is al te
simpel om mensen zo in te delen en zo te beoordelen, maar als wetenschapper kan
je natuurlijk niet anders, dat is het enige houvast dat je hebt, want in de
ziel van de mens kan je niet kijken. Wie was er collaborateur, destijds? Alleen
wie veroordeeld is of vermoord? En is iedereen terecht veroordeeld, en is er
iemand terecht vermoord? Waren alle Vlamingen collaborateurs, zoals de Franstalige
Belgische pers zo graag wil laten geloven? Waren alle katholieken Vlaamsgezind,
of zelfs een meerderheid? Waren er geen Vlaamsgezinde socialisten of liberalen?
Was er dan geen liberaal katholicisme? Geen Kristenen voor het Socialisme?
Ach, de opvattingen van een mens zijn zoveel complexer dan
het beeld dat Lode Wils ervan schetst in dit interview. Zeker, zijn opvattingen
zullen wel wat meer genuanceerd zijn dan hier blijkt, maar het siert hem niet
dat hij zich op zijn oude dag laat verleiden tot dergelijke interviews die door
hun kort bestek noodzakelijk ongenuanceerd zijn, ik zei bijna: zwart/wit.
Wij zijn ook niet door ons verleden gedetermineerd. Mijn oudste
broer is zijn leven lang katholiek gebleven, heeft zich laten berechten op zijn
sterfbed; ik ben overtuigd atheïst en strijdbaar antiklerikaal. En zo is het in
het algemeen. Mensen denken heus zelf wel na. Bij N-VA zitten nu mensen die
vroeger voor een andere partij stemden, dat kan niet evident niet anders. Als
het Vlaams nationalisme zwartgekleurd is, waren ze dan al zwart toen ze nog
blauw, groen/oranje of rood stemden? Het heeft niet de minste zin meer om zoals
Lode Wils te denken en te spreken in termen van partijpolitieke en ideologische
tegenstellingen van een halve of een hele eeuw geleden.
Mijn Vlaams nationalisme heeft niets met Duitsland te maken,
niet met het Keizerrijk, niet met het DritteReich, niet met de Bundesrepublik, niet met het recentelijk
verenigde Duitsland. Zoals Eric Defoort zegt: het heeft alles te maken met
België. Het koninkrijk België is een anomalie, een cynische historische
constructie van de grootmachten na Napoleon, dat is straks tweehonderd jaar
geleden! België is nefast voor Vlaanderen, het is nefast voor België. Het had
al lang moeten verdwenen zijn en het wordt nog enkel in stand gehouden door wie
er ten onrechte van profiteert.
Daarom is het perfect verstaanbaar dat N-VA niet in de
federale regering zit en er niet wil in zitten, in tegenstelling tot alle
andere partijen. De enige federale regering waaraan de N-VA kan deelnemen, is
er een die zichzelf en meteen België opheft, en zo Vlaanderen teruggeeft wat
het nooit had mogen verliezen: zijn grondgebied, zijn taal, zijn instellingen, zijn
eer, zijn trots, zijn ziel.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
10-12-2012
Barbaren!
Bij enkele recente straatinterviews met Franstalige federale
ministers en met de Waalse premier van de federale Belgische regering bleek nog
eens overduidelijk dat zij onze taal niet machtig zijn. Zij slagen er niet in
om op eenvoudige vragen te antwoorden in een begrijpelijk Nederlands. Meer nog:
zij verstaan de vragen meestal niet eens, en om dat te verbergen, geven ze een
ontwijkend of niet ter zake doend antwoord.
Men kan zich daaraan ergeren op principiële gronden:
federale ministers en zeker de premier van België zouden de taal van de
meerderheid van de bevolking moeten spreken. Dat is evident, maar er is meer
aan de hand. Door zich in stuntelig of zelfs schabouwelijk Nederlands uit te
drukken, geven deze eminenties de indruk dat zij idioten zijn, terwijl ik voorlopig
nog altijd bereid ben aan te nemen dat zij dat niet zijn. Ik verklaar mij
nader.
Een kind dat zich onbeholpen uitdrukt, beschouwt men als
onmondig, als nog niet helemaal compos
mentis, of zoals ze in Leuven zeggen: nog nie toetoe (nog niet tot daar).
Zich verstaanbaar kunnen maken is de eerste vereiste om ernstig genomen te
worden. Wij gebruiken die norm ook voor vreemdelingen. De Grieken noemden al
wie geen Grieks sprak barbaroi, een onomatopee die perfect nabootst wat de
Grieken hoorden als vreemdelingen tot hen spraken: gewauwel. En dus werd hun
benaming voor vreemdelingen die een onverstaanbare taal spreken ook een internationaal
waardeoordeel: barbaren, ongeletterde, onbeschaafde personen die nauwelijks van
de dieren te onderscheiden zijn. De Vlaamse en Franstalig Belgische kolonisten
die naar de Kongo trokken, namen dezelfde houding aan tegenover de zwartjes:
goed genoeg om als slaven te werk te stellen, te verkrachten, te mishandelen,
maar nauwelijks mensen. Vandaag nemen wij nog steeds die houding aan tegenover
vreemdelingen, ook al spreken die vaak (noodgedwongen) veel meer talen dan wij.
Vlamingen nemen tegenover personen die uitsluitend Frans
spreken nog altijd die misprijzende houding aan. Een tiental jaren geleden, in
2001, leidde dat tot een vreselijk
treinongeval in Pécrot, op de spoorlijn Leuven-Ottignies. Er was een trein uit
Ottignies op het verkeerde spoor geraakt en die denderde als in een slechte
film onontkoombaar af op de nietsvermoedende tegenligger uit Leuven. Een Waalse
spoorwegbeambte telefoneerde in volle paniek naar zijn collega in Leuven, maar in
het Frans, natuurlijk. De Vlaamse collega reageerde geïrriteerd: wazegdegaanaa? kverstoanekikaanie,
zenne, zegtanekie in tVloms menneke Waarop de Waalse collega als uitzinnig bleef
roepen: arrêtez ce train, arrêtez ce train! Maar toen was het al te laat: acht
doden, twaalf gewonden.
Elke treinbediende in Leuven, elke Vlaming kent voldoende
Frans om arrêtez ce train te verstaan. Maar men wil het niet verstaan,
blijkbaar zelfs niet in dit vreselijk noodgeval. En dus legde de Vlaamse
collega gewoon de telefoon dicht. Hij zal geacht hebben: onnozel ventje, dat m
Vloms sprekt!
Door te proberen om Vloms te spreken en dus hun goede wil
te laten zien, bereiken de Franstalige politici, bedrijfsleiders,
vakbondsmensen, journalisten en inderdaad ook de Koninklijke familie precies
het tegenovergestelde effect. Ze komen door hun manifeste onkunde immers niet
over als mensen die een inspanning doen om onze taal te spreken, maar als volslagen
idioten. Wie zich niet in onze taal kan uitdrukken, is nog altijd een barbaar
waarvoor we niet het minste respect hebben.
Let wel, dat gaat enkel op voor mensen van wie we terecht mogen
verwachten en zelfs eisen dat ze Nederlands spreken. De dalai lama mag hier om het
even welke taal gebruiken, en ook Obama, zelfs Sarkozy of Hollande. Maar Di
Rupo niet: die moet Nederlands spreken, als premier van België. Doet hij dat
niet (en hij doet het nog steeds niet) dan komt hij over als een kluns, een
idioot, een karikatuur van zichzelf. Dat is de reden waarom ik hem gewoonlijk
een clown noem. Telkens hij in het Nederlands in het nieuws verschijnt, word
ik verscheurd tussen woedende ergernis en hilariteit: het zou amusant en
komisch zijn, als het niet zo tragisch was.
Mijn ietwat verrassende raad aan de Franstalige eminenties
is: sa vrienden staakt uw wild geraas en spreek in het vervolg nog uitsluitend
Frans. Je zal dan ten minste een behoorlijk antwoord kunnen geven op vragen en
zeggen wat je te zeggen hebt. Men zal je dan voor vol aanzien, ook als men je
kwalijk blijft nemen dat je geen Nederlands spreekt. Dat laatste is een (belangrijke!)
politieke kwestie, het eerste is een elementair menselijke. Beter overkomen als
een Nederlands onkundige vreemdeling (wat ze in feite zijn) dan als een idioot
die er niet in slaagt om zich verstaanbaar te maken.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
06-12-2012
Spijt
Er zijn wel meer dingen in mijn leven waarover ik achteraf
spijt heb, zeker nu ik wat ouder geworden ben. Maar er is een aspect van mijn
kleinburgerlijke achtergrond dat me wel erg dwars zit. In de omgeving waarin ik
ben opgegroeid, was men zeer uitgesproken in zijn oordeel; wij hadden gelijk,
al de anderen ongelijk; wij waren de goeden, al de anderen de slechten
enzovoort. Dat vond zijn oorzaak in een ongetwijfeld goedbedoelde manier om ons
duidelijk te maken wat goed en slecht was, een belangrijk element in de
opvoeding van kinderen, maar alles hangt natuurlijk af van wat me goed noemt en
wat niet. Het is zo kenmerkend voor een kleinsteeds of dorpsmilieu dat men niet
veel verder kijkt dan zijn neus lang is. Alles wat anders is, is dan slecht.
Zo waren socialisten en liberalen slecht, want wij waren
tsjeven, katholieken dus; waarschijnlijk waren ook wij de slechten in een
liberaal of socialistisch gezin, al ben ik daar niet helemaal zeker van:
katholieken waren nog een stuk zelfzekerder en onverdraagzaam dan de anderen.
Protestanten waren ook letterlijk uit den boze en over ongelovigen werd niet
eens gepraat; vrijmetselaars waren des duivels. Arbeiders, daar keek men op
neer, als men er geen schrik voor had. Wie vreemd ging of scheidde, plaatste
zich meteen aan de verkeerde kant. Homos werden doodgezwegen, maar er was geen
twijfel over dat wat ze deden afschuwelijk was.
Het was zelfs voldoende dat men een ander dialect sprak. In
Eeklo, mijn geboortestad, liep er een spoorlijn aan de rand van het
stadscentrum; wat aan de andere kant van die spoorlijn lag, noemden we onveranderlijk
Over dIJzers; wie daar woonde, sprak lichtjes anders dan in het stadscentrum.
Het accent neigde bijna onmerkbaar naar wat nog verder lag, de boerenbuiten. En
dus keek men neer op wie zelfs maar een zweem van dat boerse verried in zijn of
haar taal.
Ik nam als kind aanvankelijk al die morele oordelen gewoon
over. Ik hoorde niet anders bij mijn ouders; mijn moeder was daarin zeer uitgesproken,
maar mijn drie ongetrouwde tantes, die nochtans (net ) over dijzers woonden,
dreven het wel heel ver.
Toen iemand mij later in Leuven de eerste keer een homo
aanwees in ons gezelschap, wou ik die zelfs niet aankijken, laat staan aanspreken.
Ik was erg vooringenomen en ik ben dat lang gebleven, en dat spijt me. Ik heb
op die manier kansen gemist om mensen te ontmoeten die anders waren, en dat is
jammer. Ik heb helaas ook mensen gekwetst en liefdeloos behandeld, en dat is
erger dan alleen maar jammer.
Vandaag leven we in een meer tolerante maatschappij. Wij
zien meer mensen die anders zijn dan wij en wij stellen vast dat zij het niet
slechter doen dan wij, soms zelfs zeer in tegendeel. Dat geeft te denken. Er
zijn de media die de verscheidenheid illustreren zonder daaraan meteen een
moreel oordeel te verbinden. Geleidelijk aan verruimt dat de geesten.
Allerlei dingen kunnen nu die vroeger not done waren. Sinds ik de VRT, de Vlaamse staatsomroep radicaal
vaarwel gezegd heb, bekijk ik samen met Lut het avondnieuws op VTM. Dat zou
vroeger ondenkbaar geweest zijn. Ik stel echter vast dat het nieuws daar
helemaal niet moet onderdoen voor het officiële nieuws, integendeel. En zo
zijn er waarschijnlijk talloze zaken die ik onnadenkend heb uitgesloten, en die
een volwaardig alternatief zijn, indien geen aanmerkelijke verbetering.
Natuurlijk zijn er nog altijd grenzen, en er zijn ook nog
altijd onverdraagzame mensen. Maar al bij al vind ik dat men in mijn omgeving
althans niet meer zo eenzijdig is als toen ik nog een kind was. Dat stemt me
hoopvol, ook als ik de onverdraagzaamheid en de haat die er nog altijd is in de
wereld dagelijks voorgeschoteld krijg in de nieuwsberichten.
Ik heb een evolutie doorgemaakt in mijn denken, in mijn
oordeel over de anderen. Wij hebben allemaal een dergelijke evolutie doorgemaakt,
elk op zijn manier en de wereld is daardoor een beetje meer leefbaar geworden.
Wat er in mijn leven gebeurd is, daar kan ik niets meer aan veranderen. We
dragen ons verleden met ons mee, als goede herinneringen en als pijnlijke, die
ons tot in onze meest benauwende nachtmerries achtervolgen.
Mocht er iemand zijn die dit leest en die aan mij terecht
een slechte herinnering heeft overgehouden, dan wil ik me, voor wat het waard
is, daarvoor gemeend verontschuldigen. Als je me ooit nog mocht ontmoeten, dan
reik ik je mijn hand en ik hoop dat je meer openheid zal betonen dan ik toen,
en me zal vergeven.
Karel
Categorie:samenleving Tags:levensbeschouwing
26-11-2012
God is niets omdat hij alles is (C. Verhoeven)
Een aandachtige lezer stuurde me naar aanleiding van mijn
verhaal over de ( ) paradox dit citaat van Johannes Scotus Eriugena:"Deus propter excellentiam non immerito
nihil vocatur." God is niets omdat hij alles is, vertaalt C.
Verhoeven, steeds volgens onze lezer.
De paradox zien we heel duidelijk in de vertaling van Kees
Verhoeven. Hoe kan God tegelijk niets en alles zijn? En zelfs niets precies
omdat hij alles is? Een eerste, voorlopige en meer letterlijke vertaling van
het origineel zou kunnen zijn: het is niet onterecht om God vanwege zijn
uitmuntendheid niets te noemen. Of: God is zo excellent dat hij niets is. De
redenering zou dan kunnen zijn: God is zo verheven dat hij met geen ander wezen
kan vergeleken worden. Dat geldt inzonderheid voor de mens, het voor de hand
liggende vergelijkingspunt. De God van het traditioneel christendom is een
persoonlijke God. Dat houdt onvermijdelijk een antropomorfisme in: God is een
soort mens, maar dan een supermens. Wij zijn sterfelijk, met alles wat daarbij
hoort; God is dat niet, met alles wat daar dan weer bij hoort. God heeft de
mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis wordt dan: de mens heeft God
geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. God is wat de mens is, maar dan in
overtreffende trap. God is een superlatieve mens.
Wanneer je elk van de kenmerken van de mens in superlatieven
toepast op God, ontken je daarmee meteen die kenmerken. De mens is een
tijdelijk verschijnsel, bij God is die tijd in beide richtingen oneindig; je
kan dus evengoed zeggen dat hij niet tijdelijk is. De mens kan het goede doen,
maar slaagt daar niet altijd in; God kan enkel het goede doen, hij is niet in
staat om het kwade te doen. De mens is beperkt in zijn praktische
mogelijkheden, God niet. En zo kan je doorgaan. Door iets uit te breiden tot
zijn oneindige dimensie, reduceer je het tot niets. Tijdelijk tijdloos;
eindig oneindig; beperkt onbeperkt enzovoort. Uiteindelijk is God helemaal
niet zoals de mens, hij is alles wat de mens niet kan zijn, omdat hij geen
enkele beperking kent. Hij munt in alles zo uit, dat hij niets meer is dat een
mens wel is. Hij is de totaal andere, hij heeft met de mens geen enkel kenmerk
gemeen, omdat hij elk aspect zo volmaakt belichaamt dat hij niet meer menselijk
is; over zo iemand kan je eigenlijk niets meer zeggen, hij is onvoorstelbaar.
Dat is precies wat Scotus Eriugena lijkt te zeggen in dit
citaat: God is zo excellent dat je ook gewoon kan zeggen dat hij niets is.
Verhoeven zegt het lapidair: God is zo volmaakt dat hij alles is, maar precies
daardoor is hij ook niets. Het klinkt bij hem als een Zen koan, een
raadselachtige, paradoxale uitspraak die de Zenmeester aan de leerling geeft om
hem of haar een gedachtesprong te doen maken: hoe klinkt het klappen van één
hand?
Godsdiensten houden van paradoxen. Ze proberen daarmee het
onnoemelijke te laten aanvoelen, inzichten te provoceren die men met gewone,
logische verklaringen niet kan teweegbrengen. Godsdiensten zitten vol mysteries
en mystiek. Op zijn best is dat zoals (goede) poëzie en filosofie en daar zijn
heerlijke voorbeelden van, zowel in het Oosten als in het Westen en ook in het
Zuiden. Maar op zijn dunst is het vage prietpraat, gewild duister gewauwel,
automatisch gegenereerde antithesen die geen draagvlak hebben, goedkope
woordenkramerij die nergens op slaat, een middel dat geen doel heeft en dus ook
geen resultaat.
Laten we dat eens proberen.
Zwart is wit. Warm is koud. Het begin is het einde. Leven is
sterven. Vandaag is morgen. Water is droog. Langzaam is snel. Duur is goedkoop.
Je ziet het systeem: zet gewoon twee tegengestelde woorden
of antoniemen naast elkaar en zie wat dat geeft. Meestal niets, maar soms kan
je er wat mee doen. Leven is sterven, dat heeft wel wat: leven is langzaam
doodgaan, inderdaad. Duur is goedkoop: ik kocht ooit een vrij dure vulpen, een
Montblanc Meisterstück 149. Ik heb die nog altijd; het is dus soms beter om wat
meer geld uit te geven voor één goed stuk dan een hele boel rommel te kopen. Langzaam
is snel: festinalente
Zo zie je maar, gewoon met een paar willekeurige paren kom
je ook al tot echte paradoxen, schijnbare tegenstellingen die een diepere kern
van waarheid blootleggen. Maar meestal hebben we niet zoveel geluk en zijn het
geen schijnbare tegenstellingen, dus geen paradoxen, maar gewoon
tegenstellingen; niet elke tegenstelling heeft een diepere grond.
Laten we terugkeren naar ons citaat. De mens heeft blijkbaar
behoefte aan God, anders hadden we hem niet zo vaak en overal uitgevonden. Het
ligt ook voor de hand om God als een persoon voor te stellen, iemand zoals wij,
die ingrijpt op zijn omgeving. Zo proberen we de gebeurtenissen te verklaren: het
regent is in het klassiek Grieks huei
Zeus, God watert. Maar precies daar zit de fout: er zit geen machinist in
het raderwerk en er is ook geen oppermachtige meester-ontwerper die het
raderwerk getekend en gemaakt heeft. Elke poging om de natuur te verklaren
vanuit een extern principe, zoals een transcendente scheppende en almachtige
God, is gedoemd om te mislukken, en wel om een heel simpele reden: wie heeft
die God dan gemaakt?
Er zijn altijd mensen geweest die doorhadden dat het veel
simpeler was dan dat: de natuur is geen aangestuurd systeem maar een zelfsturend
systeem. Alles gebeurt volgens natuurwetten, die wij met enige moeite kunnen
doorgronden, of toch enigszins. Er kan in principe van alles gebeuren, binnen
zekere grenzen, maar niet alles gebeurt ook in de praktijk. Er is geen
persoonlijke God die ervoor moet zorgen dat alles gebeurt en die daar de hand
in heeft.
Voor mensen die gewoon zijn om te denken in die termen laat
dat een enorme leegte achter. Die kan men dan opvullen door God te vervangen
door de zelfsturende Natuur. Het aantrekkelijke daaraan is dat het zon simpel
begrip is, maar wel een met enorme gevolgen. Het is echt een Ockhams Razor.
John Scot Eriugena ziet men als een vertegenwoordiger van de
negatieve theologie, de via negativa
om God te leren kennen, namelijk door ons te concentreren op alles wat hij niet
is. Men noemt dat ook de apofatische theologie. Onze theoloog zou gezegd
hebben: We do not know what God is. God Himself does not know what He is because He
is not anything. Literally God is not, because He transcends being.
Dat komt goed overeen met ons eerder citaat, helaas is het niet echt van onze
auteur, maar van een befaamd sciencefictionschrijver, Phillip K. Dick, in een
kortverhaal, getiteld Faith of our
Fathers, oorspronkelijk verschenen in de roemruchte bundel Dangerous Visions, ed. Harlan Ellis,
1967. Dick geeft zijn bron niet aan, en dat hoeft ook niet in SF. Ik vermoed
echter dat het teruggaat op het citaat van Eriugena dat mijn lezer me bezorgde.
Maar ook dat blijkt niet helemaal onverdacht te zijn: het
verschijnt in een minuscule voetnoot in het meesterwerk van William Jammes, The Varieties of Religious Experience
(1902), p. 417, waar hij het citaat toeschrijft aan Eriugena, maar via een
citaat in een eerder boek van Andrew Seth, Two
Lectures on Theism (1897), p. 55, waar het aan Eriugena toegeschreven wordt
zonder precieze verwijzing. Het duikt ook op in het ooit zo bekende boek van
Johan Huizinga uit 1919, die daar duidelijk James citeert.
Na lang zoeken vond ik op internet toch een citaat van
Eriugena zelf en dat loopt als volgt:
Lib.
III 19. Dum vero (divina bonitas) incomprehensibilis intelligitur,
per
excellentiam nihilum non immerito vocitatur. . . . Prima siquidem ipsius
progressio in primordiales causas in quibus fit, veluti informis quaedam
materia Scriptura dicitur ; materia quidem, quia initium est essentiae rerum;
informis vero quia informitati divinae sapientiae proxima est.(Het tweede deel van het citaat
laten we hier buiten beschouwing.)
Er zijn enkele verschillen. Vocitatur betekent: wordt gewoonlijk genoemd; dat verschilt
nauwelijks van vocatur: wordt
genoemd. Nihilum is iets anders dan nihil; het verschijnt meestal in vaste
uitdrukkingen, maar het betekent net zoals nihil
niets. Propter en per kunnen ook dezelfde betekenis
hebben; hier is het een uitdrukking: perexcellentiam, bij uitstek. Belangrijker
dat niet Deus (God) het onderwerp is,
maar divinabonitas: de goddelijke goedheid. De voorafgaande bijzin is
weggelaten.
Proberen we dat nu te vertalen, dan wordt dat: aangezien
de goddelijke goedheid als onvatbaar gezien wordt, is het niet zonder reden dat
men haar bij uitstek voor niets houdt.
Zoals alle andere eigenschappen van God is voor Eriugena ook
zijn goedheid niet te vatten, ze gaat ons verstand te boven, we kunnen er niets
zinvols over zeggen. Ze is dan zo goed als niets.
Dat wijkt nogal af van de vertaling van Verhoeven: God is
niets omdat hij alles is. Dat komt natuurlijk door het verschil in de Latijnse
tekst, maar het is ook een kwestie van interpretatie. Voor Verhoeven is het de
volmaaktheid van God (excellentiam)
die de bovenhand haalt: hij is alles. Als Eriugena vervolgens zegt dat die
niets is, dan heb je je paradox. Ik vertaal perexcellentiam zoals het Franse parexcellence,
bij uitstek en ik leg de nadruk op het ongrijpbare (incomprehensibilis), een woord dat men ook voor gladde worstelaars
gebruikt, maar dat ook onbegrijpelijk of onkenbaar kan betekenen. Zo blijkt
uit de volledige tekst van het citaat de via
negativa van Eriugena. Al onze auteurs hebben het essentiële incomprehensibilis nonchalant weggelaten
in hun slaafse navolging van Andrew Seth, in plaats van zijn citaat na te
trekken. Foei
Verhoeven zit veeleer op het spoor van Spinoza. Ook in Spinozas
filosofie is er geen sprake meer van een persoonlijke God, die vervangen wordt
door de Natuur, die alles is. Als de Natuur alles is, is er geen God die
daarbuiten bestaat. Er is dus geen aparte God, of: er is geen God, of nog: God
is niets. Maar Spinoza zegt voortdurend dat God alles is, namelijk de Natuur.
Hij herdefinieert God en vereenzelvigt hem met de Natuur, of al wat is. Spinoza
ontkende ten stelligste dat hij een atheïst was (zie Brief 43); zijn gelovige
tegenstanders hadden het unaniem anders begrepen: door God en de Natuur als
identiek voor te stellen, schaft Spinoza in feite God af (zie Brief 42).
Laten we het hierbij laten. We hebben nog maar eens gezien
dat het belangrijk is om altijd je bronnen na te trekken, anders bouw je op los
zand.
In een nagekomen bericht meldt mijn even vriendelijke als
aandachtige lezer me in dat verband dat het citaat van Verhoeven hier te vinden
is:
Rondom de leegte, Ambo,
Utrecht, 1° druk 1965, pag. 186 (Nr 276 van de autobibliografie) of
Rondom de leegte,
Damon-Best, 1998, werken "5", pag. 140 (Nr 3512 van de
autobibliografie).
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
24-11-2012
de niet zo schijnbare paradox
Op een dag gaat een vader met zijn zoon boodschappen doen
met de wagen. Op een kruispunt worden ze aangereden door een andere wagen, die
het rode licht genegeerd had. De vader overlijdt ter plaatse. De zoon is
zwaargewond en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Op de spoedafdeling
komt de dokter van dienst toegesneld en zegt dan in tranen: Ik kan dit niet
doen. Dit is mijn zoon!
Dat klopt niet, denk je dan. De vader was toch overleden? Je
zoekt naar een oplossing voor de tegenspraak die in dit verhaal besloten ligt.
Misschien kom je er zelf op, maar de meeste mensen niet meteen. Het gaat
namelijk om een vrouwelijke dokter, de moeder van de jongeman. Evident!
En toch staan we aanvankelijk perplex: hoe kan dat nou?
Omdat we bij dokter nog altijd meteen aan een man denken. Het verhaaltje
hierboven gaat al een hele tijd mee en vroeger was het aantal vrouwelijke
spoedartsen nog veel kleiner dan nu. Onze spontane conclusie dat het verhaaltje
niet klopt, is dus niet uit de lucht gegrepen. Wij hebben goede redenen om ervan
uit te gaan dat de dokter een man is: de allermeeste dokters waren vroeger mannen
en ook vandaag zijn de meeste spoedartsen dat nog. Het aantal vrouwelijke huisartsen
is de laatste jaren spectaculair gestegen, maar zelfs daar zijn ze nog altijd
in de minderheid.
Het is onze manier van denken: we veralgemenen om het ons
gemakkelijk te maken. En dat brengt op: in de meeste gevallen heb je namelijk
gelijk, enkel in uitzonderlijke gevallen niet. Een veralgemening klopt niet
altijd, maar het loont om niet te veel aandacht te besteden aan de
uitzonderingen, omdat je dan sneller conclusies kan trekken. In het verhaal
hierboven loop je vast, precies omdat je geen rekening hebt gehouden met een
uitzonderlijk geval: de dokter is een vrouw.
Een verhaal of een uitspraak die zon verrassende tegenspraak
bevat, noemen we een paradox, van het Grieks para, naast en doxa, mening.
Het is dus iets dat tegen de gevestigde mening of verwachting ingaat. Je
verwacht dat de dokter een man is, maar het is onverwachts een vrouw. Iets dat
op het eerste gezicht niet lijkt te kloppen, maar bij nader toezien wel, dat
noemen we paradoxaal.
Om bij dokters te blijven: er zijn nog nooit zoveel dokters,
verplegenden, ziekenhuizen, medicijnen, medische apparatuur enzovoort geweest
als nu, maar ook nog nooit zoveel zieken. Amerika is het rijkste land ter
wereld, maar één op vijf mensen leeft er in armoede. Als je vrede wil, maak je
dan klaar voor de oorlog. Je PC afzetten doe je door op de knop starten te
drukken. De laatsten zullen de eersten zijn. Ik lieg altijd. Als er een
spoorwegstaking is, of aangekondigde wegen werken, is het vaak minder druk op
de wegen (omdat men de drukte anticipeert en zo vermijdt).
We weten nu wat een paradox is, maar wat is een schijnbare
paradox? Ik las een artikel van een professor psychologie met precies die
titel; het gaat over de schijnbare tegenstelling tussen senioren en ict; dit is
de conclusie van het artikel: Er is namelijk sprake van een schijnbare paradox:
ict zou geen onbereikbaar doel, maar een vanzelfsprekend middel moeten zijn bij
het ondersteunen en verbeteren van de cognitieve vermogens van ouderen. Schijnbare
paradox, tot tweemaal toe, en op cruciale plaatsen: de titel en de conclusie. De
gangbare mening is dat senioren niet zo goed zijn met de moderne media; dat
blijkt maar zeer gedeeltelijk te kloppen (crede
Roberto experto, of: ik kan ervan meespreken). Bovendien is bezig zijn met
computers en zo ook goed om je mentale functies op peil te houden. De
tegenstelling tussen senioren en ict is dus niet echt, maar vermeend; ze is er
niet, of: het is een schijnbare tegenstelling, dus een paradox.
Waarom dan spreken van een schijnbare paradox? Dat is dan
een schijnbare schijnbare tegenstelling, of een paradox die er geen is. Maar
een paradox die geen paradox is, dat is niets, of alles. Een schijnbare paradox
bestaat dus niet. Het gaat hier blijkbaar om een pleonasme (van het Grieks pleon, teveel): we gebruiken meer
woorden dan nodig, we zeggen twee keer hetzelfde: een paradox is al schijnbaar,
dus een schijnbare paradox is dubbel-op.
Je kan de kwestie van senioren en ict ook zo stellen: er is
een positieve verhouding tussen senioren en ict die je niet zou verwachten: ze
zijn vaak erg goed met de computer, heel wat senioren zijn ermee bezig en het
is ook goed voor hen. Er is dus een paradoxale, onverwachte band tussen twee op
het eerste gezicht tegengestelde elementen. Ook in dat geval is het gewoon een
paradox, geen schijnbare.
Je vindt de uitdrukking ook in het Engels: a seeming paradox en in het Frans: un faux paradoxe en zelfs in het Duits: das scheinbare Paradoxon. Maar als je
gaat kijken wat men daarmee bedoelt, stel je altijd vast dat het gewoon om simpele
paradoxen gaat, geen speciale. Men weet blijkbaar niet goed wat een paradox is,
het is ook zon geleerd woord. En dus verduidelijkt men dat op zich nietszeggend
of onbegrijpelijk leenwoord met een verhelderende toevoeging die echter al in
het woord besloten ligt, zonder dat men het (goed) weet.
Onze conclusie is dus dat een schijnbare paradox paradoxaal
is. Je verwacht dat het een speciaal soort paradox is, niet zomaar een gewone verrassende
afwijking van de gangbare mening of verwachting, maar dat is het toch niet, het
is gewoon een paradox, meer niet. Een schijnbare paradox is dus een gewone paradox.
Het is een pleonasme, zoals: iets opnieuw herhalen, of een verbetering ten
goede, of een ronde cirkel, gehandhaafd blijven, een mogelijke kans, Hiv-virus
(V staat al voor virus), BIC-code (C = code), ISBN-nummer (N = nummer), de Faerøer
-eilanden (øer = eilanden).
Pleonasmen vermijden we maar beter, ze zijn overbodig en
verwarrend, zelfs een beetje dom: ze laten zien dat je niet goed weet wat je
zegt, of dat je onzorgvuldig bent.
Er zijn dus geen schijnbare paradoxen.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
12-11-2012
forum
Het is een
tijdje geleden, maar vandaag gaan we nog eens op etymologische verkenning. Mijn
lieve lezers weten onderhand dat dit meestal niet zonder aanleiding gebeurt. Wellicht
wordt die allengs duidelijk. Voorlopig houden we ons bij ons woord: forum.
Zoals veel
van onze Nederlandse woorden hebben we ook dit gewoon aan het Latijn ontleend: forum. Men is niet zeker van de
oorsprong van het Latijnse woord. Misschien heeft het te maken met ferre, dragen, voeren, leiden; in alle
geval heeft het te maken met het onderscheid tussen binnen en buiten, en forum slaat dan op wat buiten is, buiten
het huis. Foras is letterlijk buiten,
de deur uit; fora was dan de deur,
verwant met het Griekse thura. Een
boek uitgeven is scripta foras dare: wat
geschreven is naar buiten brengen. Heel speciaal is foras spectare, letterlijk naar buiten kijken, maar dan gezegd
van een dode, die met de voeten naar de deur afgelegd werd, een gebruik dat
vrij algemeen is, vandaar de Engelse uitdrukking to leave the house feet first.
Terug naar
ons forum. Een oude betekenis in het Latijn sloeg op de plek vóór een
graftombe, waar men even kan vertoeven of een bloem of memento neerleggen. Ook
dat was buiten, de tombe zelf was dan binnen.
Maar de meest
gebruikelijke betekenis is degene die wij ook vandaag nog kennen, namelijk dat
wat niet privé is, niet het eigen huis of dat van een ander, maar de publieke
ruimte. In een dorp of stad is dat vooral de open ruimte in het centrum, die
voor allerlei publieke gelegenheden gebruikt wordt: het plein, de gemeenteplaats,
het marktplein. Het is een afgebakende ruimte, begrensd door huizen of bomen of
grachten, maar altijd een open ruimte, in tegenstelling met de overdekte
woningen.
Het is dus
een uitgelezen plek om andere mensen te ontmoeten. Je kan er wandelen, flaneren
of een gemoedelijk gesprek aanknopen met vrienden en kennissen of er toevallig
anderen ontmoeten. Je kan er ook zaken doen, in het openbaar veeleer dan achter
gesloten deuren; dat geeft een open karakter aan de handel die daar bedreven
wordt en dat is een bijkomende garantie voor het eerlijk verloop ervan. Vandaar
dat men er ook disputen kan behandelen en discussies beslechten, onder elkaar
of voor een scheidsrechter, een arbiter. Zo is waarschijnlijk de rechtspraak
ontstaan. Wij spreken nu nog over forensisch onderzoek en forensische
geneeskunde en daar heeft het woord de betekenis gerechtelijk.
Wat op het
forum behandeld wordt, heeft een publiek karakter; vandaar dat het ook slaat op
alles wat officieel is, staatszaak, en dus ook de politiek.
De verkoop van
goederen op de markt is een van de oudste bezigheden van de mens. Wat je teveel
hebt, bied je op de markt aan; aanvankelijk ruilde men, maar omdat een koe nu
eenmaal meer waard is dan een appel, moest men wel een hulpmiddel ontwikkelen
om het ruilen te vergemakkelijken, en dat is geld. Op de markt wordt er gekocht
en verkocht (ons woord komt van mercatus).
In de Romeinse steden zoals later ook bij ons waren dat algauw gespecialiseerde
markten: forumboarium (de ossenmarkt), forum
suarium (de varkensmarkt), forum
olitorium (degroentemarkt), forum piscatorium of kort piscatorium (de vismarkt). Er was ook
een markt voor bereide producten, waar koks hun waren en hun diensten aanboden:
forum coquinum; ons kok en koken hebben
we van het Latijnse coquere, koken.
Het forum
blijkt te beantwoorden aan een menselijke behoefte. Het is daar dat onze
beschaving is ontstaan. Op een open forum gedraagt men zich anders dan in de
beslotenheid van het eigen huis. Men moet er rekening houden met anderen, hun
eigenheid respecteren zodat men zelf ook gerespecteerd wordt. Men voelt zich
gedwongen om eerlijk te zijn, opdat men zelf niet bedrogen worde en ook omdat
er getuigen aanwezig zijn. Men doet zijn beste kleren aan om naar de markt te
gaan, men wil er goed voorkomen, een goede indruk maken. Het forum is de wieg van
al wat goed is in de mensheid.
Toen het
internet zijn intrede deed, was het in de eerste plaats een communicatiemiddel
tussen individuen. Maar vrijwel onmiddellijk werd het verruimd tot een waar
forum, een open plein, een marktplaats ook. Je kan boodschappen sturen naar een
hele reeks mensen met hetzelfde gemak waarmee je een mail stuurt naar één
persoon. Je kan een winkeltje openen waar men je waren kan komen bezichtigen en
kopen. Er zijn markten die faciliteiten aanbieden voor het zakendoen. Het
internet is een forum in alle betekenissen van het woord.
Toch heeft
het woord forum op het internet ook een specifieke betekenis gekregen. Op
verschillende locaties biedt men bezoekers de gelegenheid om een opinie te formuleren,
waarop anderen dan weer kunnen reageren. Het is een razend populaire bezigheid
geworden. Het aantal dergelijke forums of fora is niet meer te tellen en je
vindt er over alle mogelijke onderwerpen.
Een
merkwaardig aspect daarvan is de anonimiteit die men op vele forums garandeert.
Men kiest een schuilnaam en dat is dat: niemand die weet wie of wat je bent.
Dat heeft zo zijn voordelen en zijn nadelen. Anonimiteit betekent volledige vrijheid
van meningsuiting, want niemand weet wie je bent; het garandeert absolute
straffeloosheid. De wetten die opgesteld zijn om het (geschreven en gesproken) woordverkeer
tussen mensen te regelen, lijkt niet van toepassing op wat men debiteert op internetforums.
Dat brengt mee dat men daar geneigd is om zich al eens te laten gaan. Soms gaat
dat heel ver, eer de webmaster of moderator optreedt. Blijkbaar beantwoordt ook
dat aan een menselijke behoefte, als we mogen afgaan op het aantal forums en de
frequentie waarmee ze bezocht worden.
Maar ook op
forums waarop men met open vizier in het strijdperk treedt, dus onder eigen
naam, gaat het er vaak erg hard aan toe. Men gebruikt woorden die men nooit in
een persoonlijk gesprek of in het openbaar zou bezigen. De hartstochten laaien
veel hoger op dan in andere contacten met de medemens. Wellicht zit het
virtuele karakter van de ontmoeting daar voor iets tussen. Op het ogenblik
dat men iets op een forum schrijft, hoeft men zich niet in te houden voor de
andere, want die is er niet. Wij kunnen ongeremd lucht geven aan al onze
gevoelens en al onze mening ongekuist de wereld insturen. Dat roept dan weer
identieke reacties op bij de andere forenzen (letterlijk iemand die buitenshuis
werkt, een pendelaar, maar ik gebruik het hier een beetje speels voor een
forumbezoeker). We drukken ons op die forums vaak uit op een manier die nergens
anders aanvaard wordt, niet in een gesprek, niet in brieven, niet in mails,
niet in de krant, niet op radio of tv, niet in boeken, nergens. Het is een heel
eigen genre.
Lieve
lezers, ook de forums waar ik al eens kom en dat zijn er uiteindelijk niet veel
meer dan één, hebben niet veel meer te maken met de wieg van onze beschaving.
Het zijn piscatoria, waar mensen
(bijna uitsluitend van het mannelijk geslacht), van wie ik aanneem dat ze zich in
beschaafd gezelschap behoorlijk gedragen, elkaar als viswijven te lijf gaan. Ik
zal er niet veel woorden aan vuilmaken en meteen mijn conclusies formuleren. Ik
geef toe dat er wellicht uitzonderingen zijn, maar mijn ervaring is dat internetforums
een bron van ergernis zijn en het best vermeden worden. Wij verschijnen er niet
op ons best. Wat daar gebeurt, is geen echt menselijk of humaan contact, maar solipsistische
zelfbevlekking, met andere woorden publieke masturbatie. En dat is een
bezigheid die ik graag aan anderen overlaat, en die ik ook niet wens te
bezichtigen, er zijn grenzen.
Sapienti
sat. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. En wie het schoentje
past, trekke het aan.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
02-11-2012
Bevrijd van de dwang van de media
Ik krijg enkele reacties op mijn afkeer van de staatsomroep.
Ik wens hier uitdrukkelijk te verduidelijken dat het niet gaat om een totaal
afwenden van de wereld en van de media, natuurlijk, maar om een bewuste keuze
die ik maak op ernstige en objectieve gronden. Daarmee herleiden we een
instelling als de VRT tot haar ware proporties: een NV tussen de andere in het ruime
medialandschap. Zo ontzeggen we althans voor onszelf die instelling haar gezag
en haar invloed over onszelf, we bevrijden ons van haar en ontnemen haar de
exclusieve en geprivilegieerde plaats die ze had ingenomen, zoals we dat bijvoorbeeld
ook gedaan hebben van de katholieke kerk. Als je er even bij stilstaat, dan was
het even verwonderlijk om zoveel aandacht te besteden aan de VRT als wij deden
met de kerk. Wij kunnen best zonder de ene en zonder de andere instelling.
Door de kerk af te wijzen, hebben wij haar ook ontmanteld,
ze is nu quasi onbestaande. Wanneer genoeg mensen zich van de VRT afwenden en
de kijk- en luisterdichtheid daardoor afneemt, moet dat hetzelfde gevolg
hebben. Wij beslissen over onze wereld, niet omgekeerd. Indien de VRT niet
deugt, en dat lijkt mij een feit, dan kan die niet als dusdanig overleven. Als
die instelling wel overleeft, omdat er voldoende mensen het een goede
instelling vinden, dan heb ik mij vergist, of vergissen de anderen zich. Als ik
me vergis, dan moet ik daarvan de gevolgen dragen: geen publieke omroep voor
mij. Als de anderen zich vergissen, dan geloof ik dat dit geen blijvende
toestand kan zijn: one cannot fool all of
the people all of the time.
Wie had ooit gedacht, vijftig jaar geleden, dat de kerk in
Vlaanderen zou herleid zijn tot een stelletje suffende ouderlingen en enkele
jongeren met (tijdelijke) waanideeën, geleid door enkele wanhopige
conservatieve naïevelingen of cynische profiteurs? Het kan een tijdje duren
voor de dingen duidelijk worden, maar dat is de enige vorm van verandering
waarbij geen doden vallen. Met de media is hetzelfde aan het gebeuren. Er is nu
concurrentie, je hoeft niet verstoken te blijven van nieuws &c. omdat je
niet meer de VRT volgt. Wijzelf kijken nu naar het VTM-nieuws om zeven uur en
dat valt best mee. Ik heb steeds geweigerd om naar VTM te kijken omdat ik dat
associeerde met commercie, minderwaardige kwaliteit, amateurisme, frivoliteit
en, vooral, morele inferioriteit en gebrek aan objectiviteit en ernst. Maar nu
blijkt dat die gedachte volledig fout was: het is precies de VRT die zondigt op
al die gebieden! Ik zat gevangen in een vooroordeel dat het instituut zelf me
opdrong. Nu ik het VTM-nieuws bekijk, stel ik vast dat de waarheid anders is.
We kunnen nu kiezen en vergelijken en zelf beslissen en dat
is wat we te allen tijde moeten doen. Als VTM mij niet bevalt, dan zoek ik
verder tot mijn verlangens ingewilligd zijn. Dat kan later misschien ook weer
de VRT zijn, als de huidige malaise verdwenen is.
Misschien vergis ik me wel degelijk en is de wereld aan het
evolueren in een richting die niet de mijne is. Dat is mogelijk. Ik heb nog
maar een beperkte tijd te leven met behoud van mijn oordeelsvermogen, hooguit
een tiental jaren, misschien. De wereld heeft nog een langere toekomst. Ik zal
zolang ik dat kan kritisch blijven en zo een heel klein beetje mijn stempel
drukken op die toekomst. We zien wel. Voorlopig ben ik blij dat ik van onder de
vleugels van de staatsomroep weg ben. Ik voel me niet meer verplicht om alles
te weten wat ze daar vertellen, noch om het met alles eens te zijn. Ik zal
kritisch blijven, maar mijzelf niet meer martelen door te blijven kijken en
luisteren. Het kan ook zonder!
Ik voel dat niet aan als een vermindering van mijn
levenskwaliteit, maar als een verbetering: ik heb nu meer tijd en aandacht voor
andere zaken, die veel belangrijker zijn dat wat de VRT meent te moeten
brengen. Bijvoorbeeld de klassieke of ernstige muziek; op de VRT is dat bijna
uitsluitend de top 100. Op de Nederlandse Concertzender heb ik op enkele dagen
al meer onbekend werk en onbekende uitvoeringen gehoord dan op een jaar VRT.
Dat ik niet meer hoef te luisteren naar de commentaren tussendoor en naar de
interviews, mensenlief, wat een verademing! Eindelijk af van het getater van de
presentatoren, de woordenkramerij van de studiogasten, de zelfingenomenheid van
de makers van ernstige programmas, de beoordeling van alles en iedereen door
zelfaangestelde experts, de futiliteit van wat als belangrijk wordt voorgesteld.
Lieve mensen, doe eens de proef op de som: zet je radio en
tv een dag af, of stem af op een andere zender. Dan merk je pas hoe verslaafd
je bent, hoe je alles gewillig ondergaat. Dat is geen leven. Het kan echt ook
anders. Probeer het eens?
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
01-11-2012
Het opgeheven vingertje
Ik ben nog aan het afkicken van mijn levenslange verslaving
aan de Vlaamse staatsomroep, maar wat ik nu al niet meer mis, is het opgeheven
vingertje van de VRT.
Een leven lang institutioneel leven heeft me verslaafd
gemaakt aan morele regels. Dat begon al heel vroeg, met ouders die de
leefregels van het katholieke instituut dat Vlaanderen was na de Tweede
Wereldoorlog klakkeloos overnamen in het huisgezin als een onaantastbare vanzelfsprekendheid.
Elke afwijking van de norm werd met diepe morele verontwaardiging afgewezen en
bestraft. De dag dat je naar school ging, de eerste kleuterklas, werd het nog
erger. Daar was de warme lichamelijke liefde van het gezin, die de gestrengheid
enigszins temperde op gezegende momenten, totaal afwezig en vervangen door een soms
wel erg onpersoonlijke autoriteit. In plaats van vrouwen die in hun eigen gezin
allicht liefdevolle moeders en echtgenotes waren, kregen we nu vooral verplicht
celibataire feeksen en trutten, al dan niet als nonnetjes verkleed, die
zichzelf emotioneel volledig wegcijferden voor het instituut: de school, het
gezag, de kerk, de staat, de moraal.
Het is niet meer veranderd. In de lagere school werd het
alleen maar erger en in de middelbare school, waar je toch verwacht dat het er humanior aan toe zou gaan, waren de
niet-autoritaire leraren zeldzaam en stonden ze in de pikorde duidelijk achter
de feldwebels die het gezag op zich
genomen hadden: de directeur, de superior, de prefect, de subregenten, de
studiemeesters Zij stonden in voor onze opvoeding tot deugdelijke katholieken,
niet voor onze wetenschappelijke vorming. Zelfs aan de (katholieke)
universiteit was dat nog zo: het gezag was er in handen van priesters en het
woog als lood op het universitaire leven, zelfs in 1968. Toen ben ik zelf tot
het instituut toegetreden, in mijn geval die zelfde Katholieke Universiteit
Leuven, uitgerekend de Faculteit der Godgeleerdheid, waar het aantal
lekenprofessoren omzeggens nihil was. Mijn hele actieve leven heb ik aan die
universiteit doorgebracht als slachtoffer en op mijn beurt als dader van het (morele)
gezag.
Videant consules ne quid res publica detrimenti
capiat.
Het was
de opdracht die de senaat gaf aan de (tijdelijke) consuls om voor de staat te
zorgen in tijden van grote onrust of bedreiging, oorlog of rampen. Daarmee
droeg de senaat tijdelijk de macht over aan de leiders, die dan autonoom en
zonder veel overlegstructuren konden instaan voor het welzijn van Rome. Dit senatus consultum ultimum, het ultieme
senaatsbesluit, was echter steeds tijdelijk, voor de duur van de gelegenheid
waarvoor het was ingesteld. Daarna golden al de democratische wetten en rechten
zoals tevoren en waren de twee consuls weer tijdelijke ambtenaren, benoemd voor
slechts twee jaar.
De gezagsdragers van de katholieke kerk van heel het Vlaamse
katholieke publieke leven waren echter niet democratisch verkozen voor een
ambtstermijn, maar quasi ad vitam,
voor het leven. Zij belichaamden het instituut, ze werden het instituut zelve,
en die vereenzelviging beschouwden ze als een eer en een heilige plicht; wie
dat niet deed, was niet voldoende toegewijd en onwaardig om het gezag op zich
te nemen. Men moest afstand doen van de eigen ambities en zich onderwerpen aan
de doelstellingen van het instituut.
Wat ik niet besefte, ook niet toen ik de rangen van het
instituut vervoegde, wat dat er geen instituut is. Er zijn alleen maar mensen
die doen alsof het er is, aan beide kanten van de barrière. De machtsdragers
verdedigen hun eigen gezag en zoeken hun eigen ambities te realiseren via het
instituut. De onderdanen gebruiken het instituut voor hun eigen doelstellingen
en proberen zich zoveel als mogelijk te onttrekken aan de verplichtingen die
het instituut hen oplegt. Men stelt zich geen vragen over de ontelbare
instituten die er zijn, men aanvaardt hun bestaan en hun gezag en dat van
diegenen die met de uitvoering en de toepassing van dat gezag belast zijn.
Dat geldt in de hoogste mate voor het staatsgezag en al de
vormen die dat aanneemt. Een daarvan is de staatsomroep, aanvankelijk en tot in
1960 het NIR, het Nationaal Instituut voor Radio-omroep, daarna de BRT,
Belgische Radio en Televisie tot 1991. Toen kwam de splitsing in een BRTN en
een RTBF. Op 1 januari 1998 heette dat de VRT, geen parastatale meer maar een
NV van publiek recht. De staatsomroep was dus aanvankelijk een echte staatsinstelling,
die ook gebruikt werd voor ambtelijke belangrijke mededelingen, zoals de koers
van de aandelen, de waterstanden van de rivieren, boodschappen van en naar
zeelieden, de zondagsmis Het nieuws en de informatie die je er kreeg, droeg
het kenmerk van de staat, het was officieel. Dat merkte je ook aan de stijl: er
was geen plaats voor frivoliteit, radio was een ernstige zaak. Het was met
andere woorden een instituut en de mensen die er werkten waren staatsambtenaren,
bekleed met gezag, in afdalende orde van de directeur-generaal naar de koffiemadam
en de poetsvrouw die de toiletten proper hield.
Wie aan een instituut werkt, ontleent daaraan zijn of haar
statuut en gezag. Dat uit zich in uniformen en aangepaste kledij, in wedden en
lonen en pensioenen, in titels en hiërarchieën, in structuren, gebruiken en
geplogenheden, in vlaggen en wimpels, logos en iconen, eretekens en
reverenties, in allerlei uiterlijke tekenen en stilzwijgende overeenkomsten.
Men is niet meer zomaar zichzelf, men is zijn functie. Een onbenul met een
uniform aan of met een titel wordt dan plots een gezagsdrager die men moet
respecteren of zelfs vrezen.
Men vergeet daarbij dat wij allemaal gewoon maar mensen zijn
en dat een aap met een bril op nog geen geleerde is, noch een hond met een hoed
op een eerste minister. Wij zijn allemaal verschillend, zelfs zeer
verschillend, maar we blijven volwaardige mensen. Niemand is intrinsiek meer
dan iemand anders. Niemand heeft dan ook het recht om zich boven iemand anders
te stellen, niet als persoon, maar ook niet onder het mom van het gezag dat men
ontleent aan zijn functie. Een politieagent, om slechts één voorbeeld te
noemen, is in de eerste plaats een mens die zich kan vergissen en die misbruik
kan maken van de beperkte macht die de wet hem of haar verleent. Wij moeten de
functie respecteren volgens de wettelijke voorschriften, maar niet de mens; die
moeten we enkel respecteren als medemens.
De verleiding is enorm, natuurlijk, voor elke gezagsdrager,
op elk niveau, om zich te laten gelden. Wij maken het dagelijks mee, als dader
of als slachtoffer. Het kan de bediende aan het loket zijn, of de kassierster
in de supermarkt, de kaartjesknipper op de trein, de belastingsambtenaar, de directeur
op school, het diensthoofd op het werk, de bisschop, de minister, de
vakbondsafgevaardigde, de partijleider
Ik keer terug naar mijn bedenkingen over de staatsomroep.
Ook nu de VRT een NV is, blijft het een staatsomroep, die vrijwel volledig
betaald wordt met belastingsgeld. Het personeel heeft nog een bijzonder
statuut. Maar zelfs zonder die juridische onderbouw voelt de VRT aan als een
staatsinstelling. Men gedraagt zich daar nog steeds als dusdanig en men kijkt
met misprijzen neer op de commerciële zenders, die het zonder staatssubsidies
moeten doen. Men voelt zich superieur, niet alleen kwalitatief maar vooral ook moreel.
Het is vanuit dat morele superioriteitsgevoel dat men de boodschap brengt. In
het journaal blijkt dat uit de morele verontwaardiging die men ten toon spreidt
bij de nieuwsitems: moord en verkrachting, oorlog, fraude, verkeersslachtoffers,
noem maar op. Het volstaat niet dat men het nieuws brengt, er moet altijd een
opgeheven vingertje bij zijn, een moreel oordeel en vaker nog een morele
veroordeling. Als men het over het Griekse drama heeft, gebeurt dat in
dramatische termen: Griekenland staat aan de rand van de afgrond en dat is hun
eigen schuld, ze hebben vals gespeeld, ze hebben boven hun stand geleefd en
moeten nu maar het gelag betalen. Enzovoort, uitentreuren. Je kan de obligate
morele verontwaardiging aflezen van het gezicht van de presentatoren.
Een gevolg van die ingesteldheid is dat men bij voorkeur
slecht nieuws brengt. Dat geeft immers volop de gelegenheid om de gemoederen te
bespelen met die morele bekkentrekkerij. Als er eens iets goeds te melden valt,
is de teleurstelling en de wrevel duidelijk merkbaar bij de nieuwslezer van
dienst. Aan het goede nieuws, dat er toch ten minste zo vaak moet zijn als het
slechte, besteedt men nauwelijks enige aandacht en dan nog en passant. Elke verkeersdode moet vermeld, het liefst nog met
bloederige beelden, maar niet elk pasgeboren kind.
Een ander gevolg is dat men bij de openbare omroep een hoge
concentratie vaststelt van linkse intellectuelen, of wat daarvoor doorgaat, van
wereldverbeteraars allerhande en moraalridders. Van mensen kortom die zich met
de staatsomroep vereenzelvigen en bekleed met dat onverdiend gezag de wereld belerend
en verwijtend tegemoet treden. Alsof zij doordat ze tot de VRT behoren plots
iets anders worden dan wie of wat ze waren, alsof hun noblesse óns oblige. Wat
geeft hen het lef, denk ik dan, om hun opinie zomaar de huiskamers in te jagen?
Wie zijn zij wel, dat zij het allemaal zo goed begrijpen en het ook nog goed
kunnen uitleggen? Waarom zouden zij het beter weten, dag na dag, dan jij en,
ja, waarom niet, ook ik? Zijn zij dan expert op al de gebieden die zij in één
uitzending bestrijken? Komen al hun voorspellingen dan uit? Zijn al hun
interpretaties wel gerechtvaardigd? Vergissen zij zich nooit schromelijk? En
verontschuldigen zij zich ooit voor hun flaters, hun onnauwkeurige verslagen of
hun misplaatste opmerkingen waar niemand om gevraagd heeft, voor wat ze niet
vermeld hebben, bewust of uit onwetendheid? Waarom zouden zij beter zijn dan
iemand anders? Toch niet gewoon omdat zij bij de VRT werken? Er zijn
ongetwijfeld verstandige, eerlijke en hardwerkende mensen bij de VRT. Maar
waarom zouden we moeten aannemen dat zij daar in grotere getale aanwezig zijn?
Vraag aan honderd willekeurige mensen waar zij zichzelf situeren in hun eigen
groep, bijvoorbeeld hun beroep of hun hobby. Meer dan 80% zegt tot de top tien
te behoren, wat natuurlijk statistisch onmogelijk is. De zelfoverschatting bij
staatsambtenaren is zo mogelijk nog schrijnender.
Ik weet waarover ik spreek. Ik heb tijdens mijn loopbaan
vaak te kampen gehad met idioten die met gezagsargumenten hun gelijk moesten
halen. Maar ik heb me zelf ook aan dergelijke praktijken schuldig gemaakt, onbewust
maar, helaas, ook bewust, willens en wetens. Ik ben vaak verwaand geweest en
zelfs aanstellerig, vol misprijzen voor wie mijn mening niet deelde. Dat lag
voor een deel aan mijn karakter, maar voor een deel ook aan mijn functie. Powercorrupts Gezag doet mensen dat gezag misbruiken. Machtswellust is
een van de diepste gronden van alle kwaad dat mensen elkaar aandoen.
Nu ik geen enkel gezag meer bekleed, geen enkele officiële
functie meer bekleed en nog enkel in eigen naam spreek, voel ik een nederigheid
die me goed van pas zou gekomen zijn in mijn actieve leven. Maar ik voel me
tevens bevrijd van de last van de macht en de verantwoordelijkheid die ooit op
mijn schouders rustten. Ik kijk nu anders naar de wereld en ik merk dat gezag,
macht en het misbruik daarvan de oorzaak zijn van alle ellende. Het is een moeilijke
weg terug, maar ik ben ervan overtuigd dat het de enige uitweg is.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
31-10-2012
media-asiel
asiel
asiel (niet: a·siel)
/azil/, /Azil/
het
(1650) <Fr. asile
<Lat. asylum (vrijplaats) <Gr. asulon, van ontkennend a + sulao (ik
roof), geen meervoud
(abstract) bescherming
vanwege de staat of de kerk verleend aan resp. gevraagd door personen die
elders door de overheid vervolgd worden of kunnen worden
synoniem: toevlucht
politiek asiel: aan
politieke vluchtelingen verleend
territoriaal asiel: toestemming
om in een bep. gebied te verblijven
1.recht van asiel: recht om vervolgde
misdadigers op te nemen en te beschermen, thans m.n. voor politieke
vluchtelingen
synoniem: asielrecht: recht om asiel te
krijgen, om te verzoeken om asiel
synoniem: 15341
2. en: wijkplaats
waar voorheen een misdadiger niet gegrepen mocht worden, zoals kerken enz.
synoniem: toevluchtsoord
3. en: opvanghuis
voor behoeftige personen, zwervers enz.
4. en: inrichting
voor de verzorging van huisdieren die (tijdelijk) geen eigenaar hebben
synoniem: dierenasiel
Dat
is wat Van Dale ons leert over dit woord dat zo in is en voor één keer heb
ik geen kritiek op onze taalvandaal. Waarom ik asiel heb uitgekozen voor
mijn overpeinzingen? Dat heeft alles te maken met mijn vorige bijdrage over
het links complot dat ik blootlegde bij de VRT, de Vlaamse Radio en
Televisie. Opmerkzame lezers hebben gezien dat ik daarin de geciteerde tekst
geschrapt heb van de Klara-presentator, op haar verzoek. Ik laat de weinig verkwikkelijke details
voor wat ze zijn, maar er is dus wel een incident geweest en dat heeft mij
ertoe aangezet om, nogmaals, ik geef het toe, de VRT uit mijn leven te
bannen. Ik heb dus beslist om een time out te nemen, of asiel te zoeken, een
vrijplaats, een toevluchtsoord, waar ik niet meer belaagd word door die media.
Ik luister niet meer naar het VRT-nieuws, noch naar hun andere programmas.
Ik heb ook deredactie geschrapt als een van mijn startprogrammas. Ook op
tv: geen Journaal meer, ik laat Lut alleen kijken, geen Terzake (sic), niets,
helemaal niets meer.
En
kijk het is veel rustiger geworden in huis. Ik begin nu pas te beseffen
hoeveel onrust het constant beluisteren van Klara en het bekijken van
tv-programmas meebrengt, zelfs als dat maar met een half oor en/of oog gebeurt.
Ik luister naar muziek via een internettuner op mijn laptop, die verbonden is
met de stereoset. Meestal is dat de Concertzender, maar ik kan vlot
overschakelen naar alle mogelijke klassieke en andere zenders. Ik luister nu
ook meer naar de honderden cds die ik in de loop van de jaren heb verzameld.
Ik word niet meer afgeleid of verstoord door nieuwsberichten om het uur, vervelende
jingles, aankondigingen allerhande, commentaren en opinies
Ik was mij niet bewust van de enorme invloed die mijn
verslaving, want dat was het, op mij had. Je wordt in feite geleefd. Je
reageert voortdurend op de invloeden die op je afkomen. Je stemming wordt
bepaald door wat je hoort en ziet. Je merkt dat ook als je andere mensen
ontmoet: na enkele ogenblikken begint men te praten over wat men gehoord en
gezien heeft in de media. En dan heb ik nog geen krant of tijdschrift!
Ik ben nu overgeschakeld van het push systeem naar pull.
In plaats van mij te laten pushen, haal of pull ik zelf de informatie naar
eigen smaak, behoefte en vermogen. Dat is vanzelfsprekend tegelijk veel
selectiever maar ook veel breder en dus minder eenzijdig. Het is ook veel
actiever: je kiest meer bewust, je ondergaat veel minder het aanbod, je zoekt
naar wat je echt wil horen of zien en als het je niet aanstaat, dan zoek je
weer verder.
Mensen, wat een verademing!
Ik kan het alleen maar aanraden, zelfs op proef. Immers,
als je niet tevreden bent, heb je niets verloren, je kan zo weer
overschakelen, zoals een verslaafde roker of drinker die hervalt.
Voorlopig voelt het echt als een bevrijding aan. Ik mis de
kouwe drukte niet, het opgejaagd gedoe, de opgeklopte nonsens, de gebakken
lucht. Voelt een kunstenaar de behoefte om katten in de lucht te gooien als
uitdrukking van zijn aller-individueelste artistieke emoties? Ik wens het
niet te weten. Vindt een vakbondsman 77.000 euro gouden handdruk een aalmoes
en brugpensioen op 50 een recht? Ik wens het niet te weten! Moet de man die
doorgaat voor de premier van dit land nog eens vol overtuiging demonstreren
dat hij onze taal niet kent? Ik wens het niet te horen!! Heeft een dame zeven
poedels die elk zeventig jasjes hebben? Ik wens het niet te weten!!! Staat
een reporter met haar voeten in tien centimeter water op het uiterste
zuidpunt van Manhattan? Ik wens het niet te weten!!!!
Er zijn belangrijker en meer interessante zaken in de
wereld. De tijd die me rest om me daarmee bezig te houden, is beperkt en
neemt elke seconde af. Dat op zichzelf is al een voldoende reden om me van de
onzin, de stemmingmakerij, de frivoliteit, de waanzin, de drukdoenerij, de
corruptie en de commercie af te keren.
Probeer het ook eens, al was het maar voor één dag. Je zal
merken dat je niets mist. Integendeel: je weet niet wat je nu mist: luxe, calme et volupté! Een
Nederlandse vriend vertaalde dat ooit als luxe, kalmte en volop thee Elk
zijn meug.
Laten we op zoek gaan naar het heldere licht van de zon,
en ons leven niet laten verduisteren door rookwolken die we zelf veroorzaken
of door rookgordijnen die anderen optrekken. Laten we zelf nadenken en het
niet overlaten aan lieden die zichzelf aangesteld hebben om dat voor ons te
doen. Sapere aude, durf zelf mens
te zijn, je kan het heus wel.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
26-10-2012
Een links complot?
Toen onlangs het overlijden gemeld werd van de marxistische
historicus Eric Hobsbawm, vond de Vlaamse VRT het nodig om dat te vermelden in
het ochtendprogramma Espresso van Klara, de klassieke muziekzender. De journalist
van dienst greep de gelegenheid maar al te graag aan om de verdiensten van
Hobsbawm te prijzen, maar tevens om aan de hand van diens bizarre ideologie
onverholen kritiek te spuien op de recente (democratische!) verkiezingsoverwinning
van de N-VA. Vlaanderen zou, volgens het recept dat Hobsbawm herhaaldelijk
verdedigde in zijn publicaties, zijn eigen verleden, taal, territorium en tradities
uitgevonden hebben. Dat zou dan vooral gebeurd zijn door de rechtse
conservatieve burgers als een substraat voor hun egoïstische kapitalistische doelstellingen
van persoonlijke verrijking en onderdrukking van het proletariaat. Met
stijgende verontwaardiging aanhoorde ik die onzinnige vertekening van eeuwen
strijd voor een humane en democratische ontvoogding van het Vlaamse volk. Ik
schreef daarover meteen de makers van het programma aan, in dezer voege:
Ik ben geschokt door
het verhaal dat ik daarnet hoorde over de marxistische interpretatie van het
Vlaams verhaal van de N-VA. Ik ben geen partijlid, begrijp me goed. Maar ik
vind het grof dat men Hobsbawm flagrant misbruikt om uit te leggen dat men
Vlamingen en Vlaanderen creëert, en die men identificeert als rechtse
ondernemers. Als er alleen dat was, zou de meerderheid van de Vlamingen niet
stemmen zoals ze doet. Vlaanderen is een historische realiteit, we hoeven niets
te verzinnen, geen taal, geen cultuur, geen verleden, geen grondgebied, geen
economische realiteit. Gelieve uw reporter, die zelf blijkbaar een beetje
verveeld zat met zijn verhaal, (en die door Vlaanderen betaald wordt), aan te
raden even iets te lezen over de Vlaamse geschiedenis voor hij nogmaals
dergelijke baarlijke nonsens uitkraamt, op onze Vlaamse radio, nota bene, waar
we zo hard hebben moeten voor vechten!
en kreeg tot mijn enigszins verbaasd genoegen snel een
antwoord, dat nota bene mijn bezwaren bijtrad. Daarvoor heb ik de betrokkene bedankt en ik was weer
even en enigszins verzoend met Espresso en met de VRT.
Deze morgen was het weer prijs. Dezelfde journalist, ik
vermoed Werner Trio, kwam op dramatische wijze aankondigen dat de Katholieke
Universiteit Leuven, of zoals hij het zei de Ka U El (een afkorting die al in
de tijd van Piet De Somer in onbruik werd gesteld, net zoals de kul), een
eredoctoraat verleent aan Christine Lagarde. Daarop volgde een scherpe linkse
analyse van het IMF, waarvan zij het hoofd is, en van haar optreden in verband
met de crisis, en van haar loon en het feit dat zij daarop als diplomate geen
belastingen betaalt in Frankrijk enzovoort.
Kijk eens, iedereen mag zijn eigen opinie kwijt, daarvan
profiteer ik ook, tenslotte, maar er is nog een verschil tussen de VRT, een
officiële instelling die geacht wordt het algemeen belang te dienen en dus enige
objectiviteit zou moeten betrachten, vooral in de algemene programmas, en mijn
privé website. Dat men in duidingprogrammas voor en tegen van allerlei
stellingen aan bod laat komen, vind ik uitstekend. Maar tussen de ochtendmuziek
en het nieuws door elke dag een dosis marxistische indoctrinatie, dat gaat me
te ver. Ik heb meteen Espresso en de VRT de mond gesnoerd en de Concertzender
Klassieke Muziek laten weerklinken in de huiskamer. Ik programmeer meteen mijn
internettuner zo dat ik s morgens niet meer meteen de VRT krijg, maar die
klassieke muziek.
Ik neem dus afscheid van het nieuws op acht uur, om half negen,
om negen, tien elf enzovoort, van het persoverzicht, van de smakeloze,
ergerlijke jingles en de opdringerige reclamespotjes voor eigen programmas,
voor dure culturele evenementen en voor bedrieglijke banken. Teveel is trop en trop is teveel. Ik heb de jarenlange beschuldigingen en
verdachtmakingen over een linkse of rode infiltratie van de media en van de VRT
in het bijzonder steeds weggelachen en gewuifd als verzinsels en idiote
complottheorieën. Vandaag stel ik zelf objectief en bij herhaling vast dat er
wel degelijk aanduidingen in die richting zijn. De linkse ideologie vertegenwoordigt
in Vlaanderen minder dan vijf procent van de bevolking. Ze bestaat nog altijd uit
een kleine kern van intellectuele en artistieke salonsocialisten en communisten,
die met de dag nog volksvreemder en meer elitair worden en blijkbaar geen
lessen trekken uit de geschiedenis. Ik wens me daarvan uitdrukkelijk te distantiëren,
en honni soit qui mal y pense.
Ik zal niet nalaten Espresso daarvan op de hoogte te brengen. Ze kunnen dan zelf beslissen of het verlies van een luisteraar na 66 jaar intense dagelijkse radiotrouw voor hen ook maar iets betekent.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
25-10-2012
seks
Onophoudelijk bereiken ons berichten in de media die te
maken hebben met de menselijke seksualiteit. Misbruik is daarbij het grote
woord: scoutsleiders in de Verenigde Staten, een kinderarts in Vlaanderen, een
hoogaangeschreven psychiater, een Britse tv-ster, Ronald Janssen die zijn
veroordeling voor verkrachting aanvecht, het zijn maar enkele voorbeelden.
Telkens is de verontwaardiging groot en algemeen en eist men strenge straffen
voor de daders en vooral ook dit: maatregelen die moeten verhinderen dat het
nog gebeurt.
Het is vooral bij dat laatste dat ik me vragen stel. Kunnen
we ook maar iets doen om seksueel misbruik in te perken, laat staan het
volledig te verhinderen? En hoe zou dat in zijn werk moeten gaan? Seksualiteit:
we kunnen er niet eens over praten op een open en volwassen manier! We weten er
zo goed als niets over en wat we weten is meestal totaal onjuist. Seksualiteit
heeft met onze diepste emoties te maken en dat is ook de reden waarom het
onderwerp zo onbespreekbaar is op een redelijke manier en in het openbaar. Over
seksualiteit wordt geen publiek debat gevoerd. Men praat niet over de
porno-industrie, over sekssites op het internet, over prostitutie, over
vreemdgaan en dating sites en ook niet over onze alledaagse (nou ja ) seksuele
gewoonten. Op tv bevat het vrije aanbod nu ook een erotiek-kanaal, waar twee
schaars geklede jonge vrouwen allerlei speeltjes en seksuele hulpmiddelen
aanprijzen. Tegen betaling kan je kijken naar porno in alle gradaties van
verregaandheid, maar niemand die daarover een woord zegt, ook niet hoeveel
mensen op die kanalen geabonneerd zijn. Niemand heeft erom gevraagd, niemand
heeft zich kunnen uitspreken over het opnemen van die kanalen in het aanbod. Plots
zijn ze er. Toen ik klant werd bij Telenet merkte ik al zappend dat de
erotische kanalen gratis konden bekeken worden gedurende drie maanden; zo lokt
men klanten. Maar alles gebeurt kwansuis, zonder dat erover gepraat wordt. Er
zijn vooraf geen studies geweest naar de invloed van dergelijke uitzendingen.
Er worden geen evaluaties gemaakt over de wenselijkheid ervan.
Seksualiteit is alomtegenwoordig in de media en ook in de
realiteit, maar blijft onbespreekbaar. Alles kan, er is geen reglementering en
als die er is wordt ze handig omzeild. Wij blijken dus alles, maar dan ook
werkelijk alles te aanvaarden en alles te gedogen en alles te verzwijgen, tot
er ergens iemand zegt: ik ben misbruikt. Dan is het huis plots te klein en
staan we klaar om witte marsen te houden, verdachten aan te wijzen en processen
te beginnen die doodlopen in eindeloze procedureslagen en discussies over veel
te late en afgedwongen erkenning van slachtoffers en geldelijke vergoedingen.
Er is wellicht geen ander aspect van onze menselijkheid
waarmee we zo irrationeel omgaan. Er zijn geen algemene normen en de normen die
sommigen voorhouden, worden weggelachen, met voeten getreden, genegeerd en elke
dag massaal overtreden. Hypocrisie is troef. Iedereen weet wat er gebeurt, maar
niemand spreekt erover en vooral: niemand doet er iets aan. Niemand laat zich immers
de les spellen als het over seks gaat, het is een recht dat wij ons toe-eigenen,
ook als we daarmee de rechten en de integriteit van anderen schenden, om nog te
zwijgen van onze eigen morele integriteit.
Ik weet niet hoe het komt dat het zo is. Ik weet wel dat
mijn eigen seksualiteit grondig, maar dan ook uiterst grondig en voorgoed verknoeid
is van in mijn prilste jeugd, door misbruik, gedogen, desinformatie, schrikbewind,
banvloeken en de totale afwezigheid van seksuele opvoeding. Ik ben ook als
ouder tekortgeschoten, ik heb met mijn kinderen nooit ernstig over seks gepraat;
ik prijs me althans daarvoor gelukkig dat ik niet als een boeman tekeer ben
gegaan over hun jeugdige seksualiteit. Ik weet niet of zij gekweld worden door
de duivels die ik niet uit mijn eigen beleven en denken kan bannen, want ook nu
nog praten we niet over seksualiteit, zij niet over die van mij en ik niet over
die van hen. Ik weet dus niet of de opvoeding zon belangrijke rol speelt als
ik ervaren heb, of er een gunstige evolutie is. Ik weet evenmin of er een
maatschappelijke evolutie is en welke richting die uitgaat. Wat ik ervan merk in
de media doet mij af en toe de haren ten berge rijzen: er zijn inderdaad geen
grenzen meer. Seksualiteit is een commercie, een mega-industrie.
Alles kan. Punt. Niemand die zegt: wacht eens even! Niemand
die durft te spreken over waarden, grenzen, zingeving Het is dezelfde houding
die we vaststellen in verband met drugs, alcohol, en alle vormen van luxe.
Niemand stelt zich vragen bij de verkoop van voetballers voor astronomische
bedragen, bij de slavenhandel in de oliestaatjes van het Midden-Oosten, bij de militaire
en religieuze dictaturen, bij de mateloze verschillen in rijkdom tussen
personen, groepen, landen, continenten, bij de aberrante evoluties in de
gezondheidszorg, de zorg voor ouderen Ik kan nog even doorgaan en lieve lezer,
jij ook. Wij maken ons af en toe zorgen, maar wij kunnen er geen weg mee, er is
niemand die erom geeft.
Ik denk dat er wel degelijk een probleem is met onze
waarden, dat er wel degelijk grenzen zijn. Maar wat baat het dat ik er hier een
aantal bladzijden aan wijd? Niemand zit erop te wachten, ik ben als een
roepende in de woestijn.
Sorry, geen plaatjes vandaag.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
15-10-2012
Is er dan een probleem?
Is er dan een probleem?
Dat was wat er te lezen stond op de verbijsterde gezichten
van de partijvoorzitters van de traditionele partijen in Vlaanderen tijdens hun
televisiedebat. De grote verliezer is het VB, maar dat zat er aan te komen. De
anderen, links, rechts en centrum, vonden merkwaardig genoeg dat ze het nog
redelijk goed gedaan hadden. In vergelijking met de onheilspellende
verwachtingen, dan. Ook dat noemen ze een overwinning: niet zoveel verliezen
als men gevreesd had. Nou, laat ze dan nog maar vaak dergelijke overwinningen
behalen.
Als N-VA plots gemiddeld twintig procent van de stemmen
haalt, meteen de hoogste score van alle partijen, terwijl ze zes jaar geleden vrijwel
geen enkele zetel had, dan moeten die stemmen toch ergens anders vandaan komen.
Als N-VA zo massaal gewonnen heeft, dan hebben de anderen massaal verloren.
Maar neen, Karel, je vergist je: de overwinning van N-VA is een illusie, een
voorbijgaand verschijnsel, zoals de fantastische score van het VB zes jaar
geleden in t Stad. Voor mijn Nederlandse vrienden: t stad is Vlaams voor het
stadscentrum, zoals in: k moet nog efkes naar t stad. Als we het met een
hoofdletter schrijven, bedoelen de Antwerpenaars daarmee: Antwerpen. Zij volgen
daarmee de Romeinen, die Rome Urbs
noemden, de Stad. Is er een andere?
Het ongeloof op het gezicht van Bart De Wever sprak
boekdelen. Voor hem stond een meute geslagen honden. Maar hadden ze het door?
Niet één van hen. Ze vonden dat ze niet verloren hadden, maar goed stand
gehouden. En aangezien ze niet verloren hadden, moesten ze ook niet op zoek
naar de oorzaak daarvan. Er was dus niets aan de hand, er is niets aan de hand.
Ze regeren rustig verder, in de Vlaamse regering en in de federale. Ze hebben
helemaal niet het gevoel afgestraft te zijn voor wat ze daar doen of vooral:
wat ze daar niet doen, namelijk een einde maken aan de ondraaglijke toestand
waarin Vlaanderen zich bevindt in dit onzalig apenland dat men België noemt.
De enige die inziet hoe ernstig, ja dramatisch de toestand
is, blijkt verbazingwekkend genoeg de overwinnaar te zijn: de N-VA is de enige
die zich ervan bewust is dat er wel degelijk een Belgisch probleem is. De
anderen hebben immers een akkoordje gesloten met de Franstaligen in dit land om
enkele bevoegdheden over te dragen. Alsof dat een oplossing zou zijn.
Vooreerst zijn dat geen echte bevoegdheden, maar stukken en brokken van
bevoegdheden, waarvan de eindverantwoordelijkheid nog altijd nationaal blijft.
Bovendien krijgen we wel die gedeeltelijke bevoegdheden, maar het geld dat
erbij hoort, krijgen we niet mee, we moeten nu plots zelf bekostigen wat
vroeger nationaal werd betaald, terwijl de federale staat met minder
bevoegdheden toch evenveel geld krijgt.
We zijn dus nog heel ver verwijderd van Vlaamse autonomie. En
zolang die er niet is, betalen wij met Vlaams geld voor de nationale staat,
waarvan een onrechtmatig groot deel van de middelen naar Franstalig België
gaat. Zolang wij niet zelfstandig zijn, zijn er Franstaligen die het voor het
zeggen hebben over België, inclusief Vlaanderen. En zoals ik hier al herhaaldelijk
benadrukte: dat is een democratisch deficit, of zelfs een democratisch
failliet, want wij kunnen ons daarover niet eens uitspreken! Wij kunnen niet
stemmen tegen (of voor ) de Franstalige coryfeeën, die worden uitsluitend door
Franstaligen verkozen.
Zolang wij niet onafhankelijk zijn, binnen België als het
moet, binnen Europa als het kan, of in een federatie met andere staten of
deelstaten, waar wel onze taal gesproken wordt, of een taal die nauwer aan de
onze verwant is, is het een minderheid van Franstaligen die zich gedraagt als
een meerderheid en die de pariteit in de grondwet heeft ingeschreven, met
grendels zo groot als een huis en speciale meerderheden die vereist zijn om ook
maar een komma te veranderen aan die grondwet, terwijl de belangrijkste
artikelen van de grondwet, zoals nummer 1 en nummer 35, onuitgevoerd blijven.
Vooral de zogenaamd christelijke partij en de socialisten roerden
zich het hevigst en waren het meest blind voor de desastreuze situatie van
Vlaanderen binnen België. Het waren ook die partijen die het voortouw namen om
de huidige federale regering aan de macht te helpen, zonder dat daarvoor een
parlementaire meerderheid bestaat op federaal niveau. België wordt niet alleen
geregeerd door een regering met een meerderheid aan Franstalige ministers en
een Nederlands onkundige clown als premier, maar de regeringspartijen hebben
ook geen meerderheid in de Vlaamse volksvertegenwoordiging.
Maar nee, volgens hen is er niets aan de hand. Er is zelfs
nooit iets aan de hand geweest. De Vlamingen zijn nu eenmaal een minderwaardig volkje,
dat niet eens een beschaafde taal spreekt en dat zich maar het best schikt naar
het hoger belang: de Heilige Kerk, de unitaire Staat, de Internationale
Arbeiderssolidariteit. De leiders daarvan zullen wel beslissen wat goed is voor
Vlaanderen, in het Frans, of het Engels, maar toch niet in het Vlaams zeker!
Dat is goed voor de lagere school, waar men toch maar het plaatselijk dialect
spreekt. De humaniora, dat is voor de slimste en de rijkste leerlingen en dat
is in het Frans, net zoals de universiteit. Vandaag is dat anders, maar aan de
universiteit bekijkt men het Nederlands nog altijd met lede ogen en spreekt men
graag een mondje Engels dat men heeft opgepikt van slechte soaps en dure
internationale congressen.
Bart De Wever was de enige staatsman rond de tafel. Hij
domineerde het gesprek als de intellectuele zwaargewicht die hij is. De andere
leken wel schooljochies, die niet eens begrepen waarover het ging en praatten
zonder enige kennis van de geschiedenis, de economie, de sociologie, de
politiek (groter dan die van de dorpen en de postjes), laat staan literatuur, kunst,
filosofie Wie de problemen niet eens opmerkt, zal ze nooit kunnen oplossen,
maar ze alleen nog erger maken. Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om blindweg
steeds weer dezelfde historische fouten te maken. Vooral de voorzitters van de
socialistische partij en van de christelijke partij gingen af als een gieter,
maar waren zich daarvan op geen enkel ogenblik bewust. Zelfs de voorzitter van
het VB werd er wanhopig bij en riep De Wever pathetisch toe: Onderhandelen over
de toekomst van het land met deze partijen?!? Voor één keer had hij gelijk.
Dat is de tragedie van de Vlaamse politiek: blijkbaar trekt
die traditioneel een soort mensen aan dat in andere omstandigheden niet eens in
aanmerking zou komen voor het middenkader in een klein of middengroot bedrijf,
laat staan een opdracht aan zelfs een bescheiden hogeschool of universiteit. In
het beste geval zijn het omhooggevallen cafébazen en platte stemmentrekkers, in
het slechte geval laag bij de grondse opportunisten, postjesjagers zonder enige
scrupule of morele integriteit.
Bah!
Categorie:samenleving Tags:politiek
13-10-2012
Morgen gaan we stemmen!
Morgen gaan we stemmen, voor de gemeenteraden, de
schepencolleges, de burgemeester en ook nog voor de provincieraadsleden en de
bestendige deputaties. We hebben de laatste tijd allerlei dure en weinig
milieuvriendelijke brochures en folders in de bus gekregen af en toe zelfs een
geadresseerde envelop. Maar stel je eens de vraag: hoe vaak heb je een van deze
mensen gehoord of gezien in de voorbije zes jaar? Waar waren zij al die tijd?
Als ik kijk wie er hier zoal kandidaat is, dan krimpt mijn
hart ineen. Een 18-jarige jongeman vraagt mijn steun: hij vindt dat men te weinig
luistert naar de jongeren. Ik ben een oude man, ik woon in Werchter; ik luister
ongeveer elk weekeind naar de jongeren als ze weer luidruchtig fuiven in een
tent tot de vroege morgen; en de eerste dagen van juli luister ik naar hen als
ze op de wei hun oren laten kapot maken; ik luister naar hen als ze op hun
irritante brommertjes voorbij scheuren in het midden van de nacht, of met hun opgefokte
en omgebouwde wagentjes vol boenkeboenke muziek de buurt wakker schudden. Ik
luister, maar ik hoor niets dat ik ook wil onthouden.
Een jonge vrouw werkt in een ziekenhuis aan de infobalie, ze
wijst er de mensen de weg naar hun afspraak met de dokter. Dat contact met de
mensen maakt haar geschikt, zo stelt ze, om haar werk als schepen voort te
zetten. Akkoord dat haar werkervaring haar sociale vaardigheden heeft
bijgebracht, of dat hoop ik althans, ik heb ook wel al eens baliepersoneel
meegemaakt dat ik nog het liefst naar een onbewoond eiland zou transporteren.
Maar of ze ook bekwaam is als schepen? Ik heb er geen idee van, en ik word ook
niet wijzer van haar folder.
Rood en groen gaan hier al jaren samen, in de oppositie.
Samen betekenen ze nauwelijks iets, afzonderlijk Het lijkt wel een
verkeerslicht. Rood, dan weet je wat je te doen staat. Groen ook. Maar rood en
groen tegelijk? Dat is zoals oranje. Stop je, geef je gas? Als je doorrijdt,
word je misschien geflitst; als je stopt, knalt die bumperklever achter jou in
je gat.
Ik heb niet de indruk dat mijn gemeente bijzonder goed
bestuurd is, zoals mijn burgemeester me schrijft, via een persoonlijk
geadresseerde maar niet gefrankeerde brief in de bus, een kleurenkopie van een
handgeschreven brief vol gemeenplaatsen. Aan het einde van de brief wordt hij
even persoonlijk: hij heeft een broer verloren en ook zijn echtgenote. Maar dat
heeft hem nog sterker gemaakt, zegt hij. Ik wens het hem toe, maar ik had
liever gehad dat hij over die aspecten van zijn privé leven had gezwegen, dit
heeft veel weg van medelijden opwekken. Het is niet daarom dat we op iemand
stemmen.
Onvermijdelijk stelt zich bij dergelijke verkiezingen de
vraag naar de zin van onze vorm van democratie. Wij verkiezen
vertegenwoordigers om in onze plaats beslissingen te nemen over het algemeen
belang, in dit geval de gemeente en de provincie. Zij beschikken over
aanzienlijke middelen, afkomstig uit de belastingen, die zij aanwenden om onze
leefomstandigheden te verbeteren. Hebben zij dat goed gedaan? Niet bepaald,
vind ik. Als ik nakijk hoe vaak ik gebruik maak van de publieke diensten die
zij aanbieden, en naar mijn tevredenheid daarover, dan valt dat nogal tegen. Ik
vind dat ze mijn belastingsgeld niet erg goed besteed hebben. Ik zal dus niet
voor hen stemmen.
Maar voor wie dan wel?
De traditionele partijen putten zich uit in het beklemtonen
van het lokale karakter van deze verkiezingen. Dat deed ook Karel De Gucht
gisteren in een verkiezingsshow (het moet wel een show zijn, nietwaar?), tot
hij plots heel kwaad werd bij de suggestie dat zijn liberale partij zou
samengaan met de N-VA: wat?!? De N-VA? Waarop een tirade volgde over de voorbije
regeringsonderhandelingen. Maar het zijn wel lokale verkiezingen, hé?
Kijk, ik denk dat het niet veel uitmaakt wie er in een
gemeente of een provincie aan de macht is; het resultaat zal nogal eender
zijn. In Leuven is het al jaren een socialist, in Mechelen een liberaal, in
Gent een socialist, in Mortsel zelfs een dappere groene dame. Zien we enig
verschil? Ik niet.
En dus ga ik stemmen zoals ik zou doen als het federale
verkiezingen waren, dat wil zeggen verkiezingen voor de Vlaamse vertegenwoordigers
in het nationale en voor die van het Vlaamse parlement. Want hoe het in onze
gemeente gaat, hangt veel meer af van hoe het in België en in Vlaanderen gaat
dan van de enkele beroepspolitici en de vele amateurs die de gemeenten en
provincies besturen. Hoeveel geld de gemeenten hebben om uit te geven wordt
niet door de gemeenten bepaald, maar door België.
Er gaat meer Vlaams geld naar Brussel en Wallonië dan mij
lief is. Ik wil dat daar een einde aan komt. Ik wil dat Vlaanderen autonoom
wordt en zelf beslist wat het met de eigen zuur verdiende middelen doet,
inclusief de eventuele transfers naar andere gebieden waarmee we een samenwerkingscontract
afsluiten. Ik wens niet dat Brussel daarover beslist, of Wallonië.
Ik zal dus van deze gelegenheid gebruik maken om duidelijk
te maken dat ik er nu wel echt genoeg van heb, van de traditionele partijen die
Vlaanderen al zo vaak verkocht en verraden hebben, God weet waarom of voor wat.
De liberalen, sossen, de groenen en de tsjeven, ze kunnen allemaal de pot op:
geen Vlaams, geen centen. Als ze het nu nog niet door hebben, dan weet ik het
niet meer. Dan kan alleen nog een democratische revolte helpen. Helaas delen de
zwaksten bij revolten vaak in de klappen. Dat moeten we vermijden zolang we
kunnen.
Ik heb ook genoeg van de arrogantie van de egoïstische Franstaligen
die België willen behouden om zich te blijven laven aan de platte borsten van
die afgeleefde deerne, of stiekem de vruchten komen plukken van het werk onzer
handen.
Laat mij toe een voorspelling te doen: de Franstaligen
zullen blijven weigeren om een bescheidener plaats in te nemen in België, een
die overeenstemt met hun aantal. Zij zullen elk eerlijk gesprek saboteren,
zoals ze al altijd gedaan hebben, zelfs als al die gesprekken ééntalig in het Frans
verlopen, zoals tot nu toe altijd al het geval is geweest, omdat ze onze taal
verachten. Op die manier zullen zij ons blijven tergen door hun ondemocratisch
gedrag en hun hooghartige en onverantwoorde eisen.
Op een dag zal de gewone Vlaamse burger daar genoeg van
hebben.
Ik hoop dat ik het nog mag beleven.
Categorie:samenleving Tags:politiek
10-10-2012
Kwaad
Kwaad. Dat heeft een dubbele betekenis: je bent kwaad over
iets; en dat iets is zelf een kwaad.
In Chili is er weer een katholieke bisschop afgezet omdat
hij een jongeman seksueel misbruikt had. En aan de Katholieke Universiteit
Leuven is een bekende psychiater overgegaan tot bekentenissen, nadat hij onder
vuur was komen te liggen bij een onderzoek door de media, over zijn jarenlang
misbruik van patiënten in zijn medische praktijk.
Er is nog wel meer om ons kwaad over te maken, zoals de (zoveelste)
moord op een jong meisje door de Taliban, of de moord op een vrouw en haar drie
kinderen in Brussel. Dat er kwaad is in de wereld, dat hoeft niemand ons te
vertellen.
Ook filosofen praten en schrijven over het kwaad. Dat kan
dan behoorlijk ingewikkeld worden, zo zijn filosofen nu eenmaal. Meestal komt de
vraag dan neer op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de dader, op zijn
vrije wil. Het gaat dan niet zozeer over hoe de slachtoffers en de gemeenschap
tegen de feiten aankijken; daarover is men het zonder meer eens. Er is
nauwelijks iemand die ook maar een ogenblik twijfelt aan het kwaad van de
voorbeelden die ik net aangaf. Maar hoe zit het met de dader? Vindt die ook dat
wat hij deed verkeerd was? En zo ja, waarom deed die het dan?
Laten we beginnen met de eerste vraag: weet een misdadiger
dat hij een misdaad begaat? Behalve in gevallen van evidente en uiterst zware mentale
beperkingen, meen ik dat we daarop bevestigend moeten antwoorden. Ik zag ooit op
tv een interview met een seksuele seriemoordenaar in de VS, en uit al wat hij
zei en deed bleek overduidelijk dat hij wist dat wat hij deed niet alleen verboden
was, maar ook niet goed. Zelfs de leiders van de SS gaven toe dat het
vermoorden van Joden op zich verkeerd was; ze zorgden voor een vorm van
begeleiding voor de moordenaars, die het er zelf ook moeilijk mee hadden; de
gaskamers en de crematoria zijn uitgevonden, niet alleen om sneller en op
grotere schaal te kunnen uitmoorden, maar ook om de persoonlijke actieve betrokkenheid
van de Duitse soldaten en burgers bij het concrete doden van mensen zoveel als
mogelijk te beperken.
Maar hoe kan men dan wetens en willens misdaden begaan?
Dat is de vraag. Enkele carjackers merken tijdens een
overval een naderende politiecombi en schieten koelbloedig twee agenten neer,
een van hen overleeft het niet. De daders kunnen niet ontkennen dat ze iets
deden dat volstrekt verkeerd is, hoe je het ook bekijkt. En toch doen ze het.
Dat kan alleen wanneer zij op dat ogenblik de zaken anders bekijken. Zij zijn
gekomen om een dure auto te stelen; dat is hun bron van inkomsten. De politie
stoort hen bij de uitvoering van hun werk. Ze nemen de wapens, hun werktuigen
en gebruiken die om zich te ontdoen van hun belagers. Het is voor hen een
kwestie van prioriteiten: zij leven nu eenmaal van het beroven van andere
mensen, dat is wat ze doen. Zij weten dat het niet mag, maar ze weten ook dat
het iets is dat kan.
Men kan in een maatschappij overleven door te werken en bij
te dragen tot het algemeen welzijn. Maar men kan ook vals spelen en parasiteren
op de maatschappij.
Cheaters noemt men
dat. Mensen die het spel niet eerlijk spelen. Dat kan op ontelbaar veel
manieren, de mens is erg vindingrijk. Dat moet ook wel, want als er iets is
waarop wij onmiddellijk verontwaardigd reageren, dan is het wel op vals spelen.
In de evolutionaire psychologie heeft men dat verschijnsel uitvoerig
bestudeerd. Er zijn altijd bedriegers, die misbruik maken van anderen voor hun
persoonlijk gewin of plezier. En er zijn anderen, de overgrote meerderheid, die
dat niet doen, of toch niet opvallend en in grote mate. Als er in een groep
meer valsspelers zijn dan andere, dan zal die groep uitsterven. De beste manier
om in leven te blijven en te floreren is immers eerlijk samenwerken. In de mate
dat het vals spelen genetisch bepaald is, zal het verwijderd worden uit het
leefpatroon, omdat het uiteindelijk een genetisch nadeel is, op langere
termijn. Misdaad loont immers niet. Het is gevaarlijk en het is verboden, het
wordt niet getolereerd, iedereen is achterdochtig voor mogelijk misbruik.
Valsspelers dragen niet bij tot het algemeen welzijn.
Maar het is wel verleidelijk. Wie alleen op korte termijn
denkt, kan alle scrupules opzij zetten en doen wat hij of zij wil om in de
persoonlijke behoeften te voorzien, zonder met de anderen rekening te houden.
En dat is precies wat er gebeurt. Men creëert een situatie waarin iets wat
normaal als verkeerd wordt gezien en ervaren, dat plots niet meer is. Men weet
nog altijd dat het in principe verkeerd is, maar niet hier en nu, niet voor mij.
Excuses zijn er genoeg. Een ervan is: niemand zal het weten.
En als niemand het weet, dan is er niets aan de hand, er kunnen geen negatieve
gevolgen zijn voor de dader, alleen positieve: het onmiddellijk gewin of
plezier. Het probleem is echter dat niets geheim blijft. Die psychiater kan
jarenlang zijn zin doen met zijn patiënten, in een reeks van min of meer vreemde,
ongezonde relaties, zonder dat iemand er iets van zegt, zelfs niet de vele
mensen die ervan op de hoogte waren: de patiënten zelf en hun naasten, collegas,
medewerkers, ondergeschikten. De man leefde in de waan dat hij ongestraft zijn
gang kon gaan, terwijl hij perfect goed wist dat wat hij deed helemaal fout
was. Maar hij achtte zich onschendbaar, en dan mag plots alles, denken we.
Een ander excuus: het is toch zo erg niet Denk aan de
ex-bisschop van Brugge, die zijn misbruik met zijn neefje omschreef als een
relatietje. Wat is dat nou voor ergs, elkaar een beetje betasten en eens laten
klaarkomen? Het gebeurt toch voortdurend, overal? Het mag niet, dat is waar,
maar zo vreselijk is dat nu toch ook weer niet! Men minimaliseert de feiten,
die op zichzelf inderdaad misschien niet wereldschokkend zijn en zo schuift men
de schuld van zich af. Men vindt dat men toch ook wel een klein beetje misbruik
mag maken van de situatie, wanneer die zich voordoet. Niemand is immers zonder
zonde. Het weer hetzelfde: het mag niet, akkoord, maar hier en nu doen we het
toch maar. Ook de gevolgen voor de slachtoffers minimaliseert men weg.
Nog een ander excuus is: het hoger belang. Dat zien we bij
de SS: mensen ombrengen mag niet, maar de joden zijn verantwoordelijk voor
alles wat er verkeerd is in de wereld, dat heeft de Staat zelf beslist. En dus
moeten ze uitgeroeid worden; dat is een vreselijke taak, maar iemand moet ze
doen. Of de Taliban: een meisje van veertien mag je niet doden, maar dit meisje
had zich schuldig gemaakt aan de zwaarste overtredingen van de goddelijke wet
en volgens die wet moest ze gedood worden.
Zo zien we dus dat het niet voldoende is dat we weten dat
iets verkeerd is om het ook te laten. De verleiding zal er altijd zijn om de
wetten te overtreden in het eigen voordeel, of wat men op dat moment als zijn voordeel
ziet.
Wij leven allemaal op de rand van die dunne lijn die goed en
kwaad scheidt. Wij voelen zeer goed aan wanneer we iets doen dat kwaad is,
groot of klein. Wanneer we twijfelen, kunnen we te rade gaan bij de wet, de
gebruiken, bij goede vrienden of betrouwbare raadgevers. Meestal moeten we
alleen maar in het eigen hart kijken, of in de ogen van de mensen die we onheus
behandelen.
De jongste jaren komt de kwestie van de vrije wil van de mens
weer ter sprake, vooral in de context van misdaden die men begaat. Zoals ik
hier al eerder schreef en ook hierboven aanhaalde, zijn er overduidelijke gevallen
van mensen die niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, vroeger noemde men
dat zwakzinnigen; vandaag zal men wel politiek correcte eufemismen verzinnen,
maar daarmee hoef ik me niet in te laten, de lezer weet wat ik bedoel.
Sommigen stellen nu dat wij, gezonde mensen, in alles wat wij
doen bepaald zijn door onze voorgeschiedenis: onze genen, of liever: die van
onze ouders en voorouders; onze opvoeding in het gezin en op school, onze
omgeving, het dorp, de streek, het land, het werelddeel, de tijd waarin we
leven, onze vrienden en vijanden. Wij zijn alleen maar het resultaat van al die
factoren. Met andere woorden: we kunnen er niet aan doen.
Op enkele nauwkeurig te bepalen uitzonderingen na is dat
onzin. Het is alsof men de persoon ziet als een onbeschreven blad of een leeg
vat, waarop de invloeden van buitenaf dan vrij spel hebben. Maar dat is niet
zo. Elke mens beschikt over een stel hersenen en wij kunnen die ook gebruiken,
elk op zijn of haar manier, maar altijd voldoende om te kunnen spreken van een
waarachtige individuele verantwoordelijkheid van elke mens. Met andere woorden:
wij weten bijna steeds feilloos of we iets doen dat eigenlijk niet kan. Wij verwerken
de invloeden die wij inderdaad sinds onze geboorte ondergaan, zoals we ook de
genetische invloeden niet zonder meer overnemen, maar er een eigen, unieke
combinatie van maken die niet zomaar bepaald wordt door de genen van onze
voorouders. Wij zijn geen passieve slachtoffers van de omgevingsfactoren, maar gaan
daar actief mee om in het maken van de ontelbare keuzes die zich elke dag
opdringen, grote en kleine. Binnen de wetmatigheden die er ongetwijfeld zijn,
is er een enorme variatie van oorzaak en gevolg mogelijk, zoals blijkt uit het
feit dat het gedrag van een mens zo goed als helemaal onvoorspelbaar is op elk
moment.
Maar zelfs indien men zou aannemen dat de beïnvloeding,
genetisch of anders, veel aanzienlijker zou zijn dan men nu heeft kunnen
vaststellen, dan nog blijft men als fysiek persoon volledig verantwoordelijk
voor alles wat men doet. Het is die psychiater die zich heeft schuldig gemaakt
aan ongeoorloofde relaties met zijn patiënten, niet iemand anders. Hij is de verantwoordelijke,
zoals hij nu is als persoon, ook als hij spijt heeft (wat we nog niet vernomen
hebben), ook als de patiënten (misschien) ook (min of meer) vrij hebben
meegewerkt, ook als vaststaat dat intieme relaties in de psychiatrie en in de
hele verzorgingswereld vaak voorkomen en als een beroepsrisico kunnen beschouwd
worden. Hij zal dan ook vervolgd worden en zijn straf moeten ondergaan, tenzij
kan aangetoond worden dat hij totaal niet toerekeningsvatbaar was en is.
Wanneer men bewust wetten (in de algemene betekenis van het
woord) overtreedt, is men schuldig. Wanneer men de medemens niet als een evenwaardig,
vrij en moreel en fysiek onaantastbaar persoon behandelt, is men eveneens
schuldig, wat de wet ook zegt en wie het ook weet en wie het ook verzwijgt. Dat
is de zware opgave waar wij elke dag voor staan. Wie begint met het
vergoelijken van een kleine misstap, loopt het gevaar binnen de kortste keren
alle normen te ontkennen. Vroeg of laat loopt dat slecht af; eerst voor de
slachtoffers, uiteindelijk ook voor de dader.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
02-10-2012
Lees- en gespreksdag in Werchter
Spinoza lezen in
Vlaanderen
Lees- en gespreksdag voor Spinoza-vrienden in Vlaanderen
Werchter, 17 oktober
2012, 10 tot 16 uur.
Samen met enkele andere sympathisanten van Spinoza in Vlaanderen hebben we het idee
opgevat om een (eerste?) dag te besteden aan het lezen en bespreken van een
Spinoza-tekst, meer bepaald de Appendix
bij het eerste hoofdstuk van de Ethica.
Wij noemen het met opzet geen studiedag; het is de bedoeling om van het samen lezen
en praten te genieten, niet om in slaap te vallen bij langdurige geleerde
uiteenzettingen, noch om verhitte discussies te voeren over de mogelijke
plaatsing van een kommapunt.
We beginnen om 10 uur met de kennismaking met de deelnemers
bij een kop koffie of thee. Rond 10.30 uur start de eerste lezing, met de
nodige onderbrekingen voor tussenkomsten. Rond 12 uur ronden we af en drinken
we een aperitiefje.
Voor het middagmaal wachten we nog even af wat we doen tot
we het aantal en de wensen ter zake van de deelnemers kennen: broodmaaltijd,
restaurantbezoek, koud buffet
De tweede lezing begint rond 14 uur en loopt tot ongeveer
15.45 uur, ook weer met de nodige onderbrekingen. We sluiten af met koffie,
thee of iets krachtiger.
De bijeenkomst vindt plaats ten huize van Karel
en Lut Dhuyvetters- De Rudder, Hogeweg 78, 3118 Werchter. Daar is ruimte voor
een tiental deelnemers.
Deelname is gratis. Voor koffie, thee, frisdrank naar
believen en aperitief vragen we een bijdrage van 5 euro per persoon. Het
middagmaal betaalt iedereen zelf; indien er een gezamenlijke maaltijd of buffet
georganiseerd wordt, delen we de kosten van die spijs en drank.
Aanmelding via mail of telefonisch bij Karel, graag zo
spoedig mogelijk om evidente praktische redenen. We sluiten de aanmelding definitief
af op 15 oktober 2012. Tegen die dag verwachten we ook de betaling van de
deelname in de kosten van 5 euro per persoon op rekening BE70 9796 5587 7225.
Iedereen brengt zijn eigen tekst van de Appendix mee.
Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er
discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele
wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor
het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten
we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat
bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet
een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar
in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.
Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden.
Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze
heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna
folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat
voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen:
CEOs, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat
zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar
veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een
andere staat of volk of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis
geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het
maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of
geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.
Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand
heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders
hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massas op te
zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg.
Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er
(misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is
ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de
aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan
ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo
onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die
zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen
overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens
gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus
om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om
het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die
zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.
Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat
zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar
dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, gezegend zij zijn Naam, mag dan al rechtstreeks
door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran
zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en
schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk
verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke
verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone
mensen zoals jij en ik.
Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We
moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en
vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen
formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien
nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog
helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat
als de Neus en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is
allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een
ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als
hij even een frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het
plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de
buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen
of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt
menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.
Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het
beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch
niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken.
Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet
meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die grapjes gaan delen met
anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je)
te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.
Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid
van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich
ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve
manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van
onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk
kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als die met hun gat in de
lucht, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat
plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over
een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen
en genuflexen die ook het christendom kent.
Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op
die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien
heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal
mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te
denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke
bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een
regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren
moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als
het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.
Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en
geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te
beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes
zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening
te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik
in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst
spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw
des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar
godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen,
verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar
kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij
echter geen goed woord over.
Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed
luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet Je moet niet
vloeken in de kerk.
Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over
godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het
katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik
spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil
lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten.
Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze
meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het
ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde
vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel
en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam
ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.
Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat
jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of
Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.
Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen
tot wie hij gericht is het niet zullen horen maar desondanks toch dringende
oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame
terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als
bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor
onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet,
waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
24-09-2012
Dank je wel, Mr. Darwin!
Charles Darwin
ontdekte het systeem van de evolutie van het leven op aarde en publiceerde het
uiteindelijk in 1859. Sindsdien woedt de discussie onverminderd voort; niet zozeer
over de evolutie zelf, want dat er een evolutie is geweest, dat ontkent zo goed
als niemand nog. Sommigen denken dat die heel lang en langzaam is gegaan,
anderen menen dat ze veel korter was en nog anderen zijn ervan overtuigd dat
het met grote sprongen is gegaan. Maar iedereen, zelfs de Getuigen van Jehova,
en dat wil wat zeggen, aanvaarden dat het leven geëvolueerd is van een nietig
begin, langs vele om- en bijwegen, tot wat er vandaag is.
Met andere
woorden: dat wondere instrument, ons oog, is niet door iets of iemand op een
dag geschapen zoals het nu is. Het is begonnen als een cel of een groep van
cellen die ten gevolge van een genetische verandering bij de voortplanting,
lichtgevoelig bleek te zijn. Dat gaf een voordeel in de struggle for life en dus hadden levende wezens met een dergelijk
primitief oog een betere kans op overleven en dus om zich voort te planten.
En zo werd iets in gang gezet dat vele generaties later bij allerlei levende
wezens een sterk ontwikkeld en zeer verfijnd en krachtig oog was.
En zo kan je
verder gaan voor elk van onze zintuigen, en onze bloedsomloop, en ons
spijsverteringsstelsel, onze voortplantingsorganen, ons immuunsysteem, kortom
ons hele lichaam. Wij kunnen die evolutie in grote lijnen verklaren vanuit dat
eenvoudige principe: genetische variatie die een voordeel oplevert in de
overlevingsstrijd. Er hoeft niets anders aan te pas te komen, het gebeurt
vanzelf. Wij kunnen dat inzien, intellectueel en ook emotioneel. We weten dat
we nog niet alles begrepen hebben, dat het leven een ongelooflijk complexe zaak
is, maar met de grote lijnen zijn we vertrouwd en elke dag brengt ons nieuwe
inzichten die wonderwel passen binnen het principe zelf van de evolutie. Dank
je wel, Charles Darwin.
Maar de
discussie woedt voort, zei ik. Welke dan?
Heel wat
mensen aanvaarden de volledige evolutietheorie voor al het leven op aarde,
inclusief de mens, en voor de mens aanvaarden ze het evolutieprincipe op alle
punten, behalve als het gaat om het denken, het zelfbewustzijn, het verstand,
het vernuft, de intelligentie of hoe je het ook noemen wil. Daar trekken ze de
lijn. Het kan volgens hen niet dat ook dat gewoon een gevolg is van de
evolutie, gedreven door de overlevingsdrang en gevoed door genetische variatie.
Er moet, zo houden ze vol, iets anders aan de hand zijn, iets of iemand die is
tussengekomen om dat inderdaad verbazingwekkend fenomeen te verklaren. Of zij
menen dat er in het evolutionair systeem, dat ze compleet aanvaarden, een
zekere bedoeling waar te nemen valt, een constant plan, een design, dat heeft
geleid tot het menselijk verstand. En als er een dergelijk plan is, dan is er
ook iets of iemand wiens plan het is.
Het is niet
eens een gekke redenering, en ook de mensen die zo denken zijn verre van gek.
Maar hun argumenten houden geen steek en de overgrote meerderheid van de mensen
denkt vandaag zo niet meer. Zeker in wetenschappelijke middens kan je met zoiets
niet meer voor de dag komen zonder je grenzeloos belachelijk te maken. En toch
zijn er af en toe geleerden, en niet van de minste, die zich daartoe laten
verleiden, merkwaardig genoeg meestal op gevorderde leeftijd. Men kan dan
denken dat zij op het toppunt van hun kennis en wijsheid zijn, of dat ze duidelijk
over hun hoogtepunt heen zijn.
Waarom
zouden onze hersenen niet net zo goed hebben kunnen evolueren als de rest van
ons lichaam? Als wij de hersenen van de moderne mens, of home sapiens bekijken en vergelijken met de hersenen van de mensachtigen
die ons zijn voorafgegaan, en ook met de andere levende wezens op aarde, dan
stellen wij vast dat onze hersenen veel complexer zijn dan die van alle andere soorten
en dat het relatieve gewicht van onze hersenen, dus in vergelijking met ons
totaalgewicht, veel groter is; bovendien zijn onze hersenen ook groot genoeg om
een ongelooflijk groot aantal cellen te bevatten. Cellen hebben afmetingen, hoe
klein ook, en in de hersenen van een insect, bijvoorbeeld een mier, is nu
eenmaal niet genoeg plaats voor al de cellen van onze menselijke hersenen.
Onze
hersenen zijn dus geëvolueerd in absolute en relatieve omvang en in
complexiteit en ook in het aantal cellen dat erin aanwezig is en in de snelheid
en complexiteit van de activiteit die zich daar afspeelt. Men kan dat
wetenschappelijk vaststellen zonder al te veel moeite. Men ziet met andere
woorden die ongelooflijke activiteit, ook al begrijpt men ze niet, of niet
helemaal. Men stelt ook vast dat elke verstoring van die activiteit een
onmiddellijk gevolg heeft voor ons bewustzijn, ons verstand, onze gedragingen,
onze emoties enzovoort. Het ligt dan ook voor de hand dat de twee alles met
elkaar te maken hebben. Zonder hersenen, geen bewustzijn enzovoort. Meer nog:
zonder hersenen, geen leven. Je kan leven zonder ledematen en zelfs zonder
sommige organen, zelfs met zwaar beschadigde hersenen, maar niet zonder, zo
simpel is dat.
Het heeft
echter geen zin om ons blind te staren op die hersenen alleen; een stel
hersenen zonder lichaam kan evenmin overleven als een lichaam zonder (werkende)
hersenen. Die hersenen moeten gevoed worden en onderhouden; een kleine
onderbreking van de bloedtoevoer kan al fataal zijn. De mens is geëvolueerd als
een compleet levend wezen en alles heeft bijgedragen aan alles. Het heeft geen
zin om een lichaam te hebben als het onze en de hersenen van een mier, noch
omgekeerd. Wij zijn als (dier)soort geëvolueerd als een geheel. De evolutie
ondersteunde de ontwikkeling van heel dat lichaam, inclusief de hersenen; het
ene ondersteunde het andere: betere ogen brachten beter beeldmateriaal naar de
hersenen, en betere hersenen konden dat materiaal beter verwerken en
interpreteren enzovoort. Maar het waren vooral de (toevallige) genetische
veranderingen die de hersenen groter en complexer maakten, die de grootste
invloed hadden op het ontstaan van homo
sapiens, ten nadele van ander mensachtigen en mensen, zoals de
neanderthalers. Wij hebben het gehaald, zij niet.
Het principe
van de evolutie verklaart dus evengoed het ontstaan van onze fenomenale verstandelijke
vermogens, zoals het ook het verstand verklaart van andere levende wezens.
Ja, er is een enorm verschil tussen de mens en andere levende wezens, maar dat
verschil is er niet altijd geweest, want de mens, homo sapiens is er niet altijd geweest, hij is geleidelijk (of met
sprongen, wat maakt het tenslotte uit?) ontstaan uit iets dat (nog) geen mens
was. Onze verre voorouders waren geen mensen, maar dieren. Geen apen, zoals
Darwins domme tegenstanders opperden, maar een diersoort die we als gemeenschappelijke
voorouder hebben met apen, vandaar dat we zo goed op elkaar lijken. De evolutie
van ons verstand is dus net zo geleidelijk verlopen als die van onze ogen,
oren, neus, mond enzovoort, in feite zelfs synchroon daarmee. Onze
intelligentie is slechts een hogere trap in vergelijking met die van onze verre
voorouders, zoals het ook slechts een differentiatie is van de intelligentie
van alle andere levende wezens. Er is sinds homo
sapiens wel een aanzienlijk verschil tussen de mens en de rest van het
leven op aarde, maar geen wezenlijk verschil. Dat verschil is er geleidelijk
gekomen, niet plotseling. Het is ontstaan door de evolutie, door de aanpassing
van een bepaalde diersoort aan haar natuurlijk milieu, via de genetische
variatie bij de voortplanting.
Daaruit
trekken we twee conclusies.
Vooreerst is
er geen nood aan een tussenkomst van buitenaf om onze intelligentie te
verklaren. Het evolutionair principe werkt evengoed om de ontwikkeling van ons
verstand te verklaren als voor de rest van ons lichaam. Meer nog: een externe
ingreep is ongelooflijk veel moeilijker uit te leggen dan de evolutie zelf.
Waar zou die externe bron immers vandaan komen? En hebben we ook maar één
overtuigende aanwijzing van een dergelijk wezen of macht of kracht?
Ten tweede:
er is een overduidelijke lijn te trekken van het nietige begin van het leven op
aarde naar de mens, zoals er een even duidelijke lijn is naar alle andere leven
dat er nu is. Dat noemt men de boom des levens. Alles vertrekt van een massa eenvoudige
cellen of iets nog kleiner en evolueert dan in talloze richtingen als de takken
van een reusachtige boom. Wij zijn één uiteinde, zoals al het andere leven.
Maar die boomstructuur zien we enkel achteraf. We zien dat bepaalde wegen die
het leven heeft ingeslagen, en het leven heeft werkelijk alle mogelijke wegen
ingeslagen, succesvol waren en andere niet; en zelfs veel van de succesvolle,
de levensvatbare, hebben het niet gehaald. Onze lijn, die van de homo sapiens, is herhaaldelijk tot op de
rand van de complete uitroeiing gekomen, lang voor homo sapiens maar ook daarna nog. Het stond dus niet in de sterren
geschreven dat wij het zouden halen, of dat precies wij het zouden halen. Het
had ook een andere soort kunnen zijn, onder andere omstandigheden. Als onze overigens
niet zo talrijke verre voorouders tijdens een of ander ijstijd of droogte
uitgestorven waren tot de laatste man en vrouw, dan waren er nu geen mensen
geweest. Misschien dinosaurussen of alleen maar mieren zo, wie zal het zeggen.
Ik bedoel maar: het moest de mens niet worden. Er was met ander woorden geen
plan. De mens is geen toeval, dat bewijst de lange evolutie alleen al. Het
principe van de evolutie leidt de gebeurtenissen. Maar de mens is evenmin
noodzakelijk of bedoeld. Er is niets dat ervoor gezorgd heeft dat uiteindelijk
de mens het gehaald heeft, noch is er iets dat garandeert dat wij het zullen
halen, dat wij er over enige tijd nog zullen zijn. Meer nog, het is vrijwel
zeker dat onze soort er ooit niet meer zal zijn; als onze zon het opgeeft over
enkel miljarden jaren, en wij hebben niet gemaakt dat we hier met zijn allen
weg konden, dan is het met ons gedaan. Als we er ondertussen zelf geen voortijdig
einde aan gemaakt hebben.
Als ik dus
lees dat er weer ergens een vooraanstaande Amerikaanse geleerde is, wiens naam
we hier zedig zullen verzwijgen, die meent dat homo sapiens niet kan verklaard worden uit de evolutie alleen, maar
dat het niet anders kon dan dat die er zou komen, dan is mijn reactie steeds:
hoe komt dat toch? Is dat evolutionair principe nu zo moeilijk om in te zien of
aan te nemen? En welke serieuze argumenten kan men nu nog bedenken voor een gans
andere verklaring? Meestal blijkt dan dat die mensen een of andere
godsdienstige overtuiging koesteren. Dat stoort me niet: iedereen mag van mij
geloven wat hij of zij wil. Maar dat zou geen reden mogen zijn om
wetenschappelijke onzin te verkopen. Zolang men met niets beter voor de dag kan
komen dan die uiterst simpele intuïtie van Charles Darwin, nu al meer dan 150
jaar geleden, houd ik het maar daarop. Als we met één eenvoudig principe al het
leven op aarde in al zijn diversiteit en complexiteit, inclusief ons verstand,
zo simpel en compleet kunnen verklaren, dan heb ik althans geen behoefte aan iets
anders.
Categorie:wetenschap Tags:wetenschap
22-09-2012
het relatieve belang van de islam
Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In
Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele
slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger,
er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de
profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de
politie en met christenen, hindoes, boeddhisten
En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst
is. Hoe rijmen we dat samen?
We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar
de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld
is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de
islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is
letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse
redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets
toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van
het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?
Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of
historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van
die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig
gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze,
maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De
geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die
redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld.
De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is
een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover
dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde
christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze
slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en
veel, veel grootschaliger.
Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn
en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met
inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we
ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier vreemd zijn? Als
ik s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het
fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek
op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge
of een tempel.
Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want
het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in
andere. Hoe komt dat dan?
Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik
beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om
me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik
probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe
denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig
boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.
We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een
relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke
mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en
er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of
helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen
vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of
verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk)
in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan
mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde
betoging of een dag van rouw.
Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één
speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar
het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan
opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol.
Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid
en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk
mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag.
Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam
en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan
plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is
niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel
om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere
en kleinere aspecten van onze beschaving.
We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst
of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus
blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader
en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element
eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig
waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer
alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan
ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen
leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst
speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we
dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de
afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat
anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?
Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het
Vlaams Blok/Belang, of andere racistische partijen, die een jihad prediken
tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van
Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet
meer dan een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen
die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de
beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
17-09-2012
Dichtbundel David Verstreken
Heel
toevallig leerden we enkele jaren geleden Christel en Ludo kennen, toen Lut en
Christel samen tentoonstelden. Bij die gelegenheid ontmoetten we ook David, de
broer van Christel. Hij werd geboren met het syndroom van Down is nu
vijfendertig. Hij houdt ervan om zich uit te leven met woorden en tekeningen en
een selectie uit zijn werk is al enkele keren tentoongesteld. Aansluitend
daarbij hebben Christel en Lut nu een bundel samengesteld met gedichten en
tekeningen van David. Die is te koop bij Christel voor 12; de opbrengst is
bestemd voor KUMBE, het project dat kunstenaars
met een beperking de kans wil bieden om hun werk tentoon te stellen. Meer
daarover vind je op de blog van Lut. Belangstellenden kunnen mij een mailtje
sturen, ik geef de bestelling wel door.
Mijn poëtische
vriend Jacques Quekel maakte dit gedicht bij een foto van David en mezelf op een
van de tentoonstellingen. De foto staat helemaal onderaan de tekst, samen met een portret van David door zijn zus Christel.
In de dichtbundel
van David staat ook onderstaande tekst die ik schreef over het syndroom van
Down.
We staan er
meestal niet bij stil, maar soms moet het wel. Wat gebeurt er precies bij de
voortplanting? Biologisch gezien, bedoel ik, met de eicel en de zaadcel die
elkaar liefdevol ontmoeten. Die beide cellen bezitten slechts de helft van onze
chromosomenparen, van elk een. De vereniging van de eicel en de zaadcel maakt
het geheel weer compleet: er zijn weer chromosomenparen, het leven kan
beginnen.
Helaas kan
het ook wel eens goed fout gaan. Zo kan het gebeuren dat een chromosomenpaar
bij een van de partners niet splitst, dat het volledig paar nog in de eicel
zit, bijvoorbeeld. Als die dan samensmelt met een zaadcel, heeft de bevruchte
eicel van een van de chromozomen drie exemplaren in plaats van de normale twee.
Als dat gebeurt met het 21ste chromozoom, en dat is het geval in één
op 600 tot 1000 geboortes, dan leidt dat tot een afwijking die goed bekend is,
al weten we niet altijd goed hoe we ermee moeten omgaan. Mensen die het
meemaken in hun familie weten dat ik het heb over mongooltjes, over het syndroom
van Down.
Kinderen met
die genetische afwijking hebben een milde tot zware mentale achterstand, een
kortere levensverwachting en vertonen typische uiterlijke kenmerken: korte,
brede handen, een smal en hoog gehemelte, een rond gezicht en een breed hoofd,
een brede, wat platte neus, een dikkere en gegroefde tong. Het risico op het
Downsyndroom stijgt zeer snel met de leeftijd van de moeder.
Waarom gaat
het fout op chromozoom 21 bij de vorming van eicellen en zaadcellen? Waarom
gaat het zo opvallend vaak fout? Waarom leidt dit tot zon drastische gevolgen?
Dat weten we nog niet precies. Sinds 1959 weten we dat de oorzaak van de
afwijking daar te zoeken is. Dat geeft ons de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij
oudere moeders, de cellen van de foetus te testen op dat 21ste
chromozoom zodat de ouders weten wat er aan de hand is en desgewenst een
vroegtijdig einde kunnen maken aan de zwangerschap.
Wij,
normale mensen, hebben het wel eens moeilijk met abnormale mensen, of dat
nu hele dikke of hele kleine of hele lange of zwarte en homoseksuele of nog wat
anders zijn, zoals blinden en doven en ook personen met een mentale handicap.
We praten er niet gemakkelijk over en als we het doen vinden we niet de juiste
woorden. In het slechtste geval wordt ermee gelachen en dat komt helaas nog
steeds voor. Het aantal grapjes daarover is niet te tellen.
Van Dale
vindt dat mongool een correcte uitdrukking is voor het syndroom. Toch is dat
een bizarre geschiedenis. Het was Dr. John Down die in 1866 de afwijking
beschreef en er ook de naam aan gaf, niet de zijne, dat kwam veel later, maar
mongolisme of Mongolian idiocy. Het is eigenaardig dat hij tot die
naam kwam, want mongooltjes zien er niet echt uit als Chinezen of Japanners of
Indonesiërs, allen leden van wat men Mongoolse volkeren noemt. Er zijn
mongooltjes die de zogenaamde mongolenplooi hebben in hun bovenste ooglid, maar
lang niet allemaal en er zijn er ook die een beetje een gebruinde tint hebben,
maar zeker ook niet allemaal. Toch waren de enkele kinderen met die veeleer
uitzonderlijk combinatie van kenmerken de aanleiding voor de benaming.
Maar er was
meer. Dr. Down was een kind van zijn tijd en die tijd was racistisch op een
manier die men zich zelfs in bepaalde stamcafés vandaag niet meer kan voorstellen.
Men was zo overtuigd van de suprematie van het blanke ras, dat men ervan
overtuigd was dat het zwarte, het gele en het rode ras apart geschapen waren
door een ongetwijfeld blanke God. Het waren minderwaardige rassen, te
vergelijken met bepaalde diersoorten, meer bepaald de apen, en met blanke
kinderen. Die rassen waren niet zo ver ontwikkeld als de blanken en abnormale
mensen waren in het zelfde geval: ze waren blijven steken in hun evolutie en
hadden dus bijvoorbeeld een mentale leeftijd die niet met hun jaren
overeenkwam, en zo leken ze, zelfs volwassen, mentaal gezien op blanke
kinderen.
Dat leidde Dr. Down ertoe om mensen met die typische afwijkingen de naam te
geven van een minderwaardig ras, een naam die voor hem meteen ook aangaf wat er
aan de hand was: mentale achterstand, gekoppeld aan typische lichamelijke
afwijkingen. Mongooltjes waren dus zo 'achterlijk' als heel het Mongoolse ras
en vice versa. Ge moet maar durven, als arts en wetenschapper.
Dr. Down en
vele van zijn tijdgenoten en wetenschappelijke collegae waren duidelijk blind
voor de verwezenlijkingen van de Chinese beschaving, lang voor die van het
Britse Imperium, voor de normale menselijke kwaliteiten van leden van het
Mongoolse ras en vooral ook voor het feit dat er in dat ras evenveel mongooltjes
voorkomen als in het blanke of het zwarte, en zelfs bij bepaalde apensoorten.
Pas
recentelijk heeft men het nodig gevonden om die ongelooflijk racistische term
voor alle medische doeleinden te vervangen door het syndroom van Down. Zo
neemt men duidelijk afstand van de verwerpelijke interpretatie en de
beledigende naamgeving, maar tegelijker tijd eert men de man die zo
verwerpelijk en beledigend was, zij het dan vooral omdat hij als eerste op
systematische wijze het uiterlijk verschijnsel beschreven heeft. Zo zijn
wetenschappers nu eenmaal.
Laten we toch maar vermijden om nog over 'mongooltjes' te spreken. Als medische
term kunnen we moeilijk om de lange beschrijving 'het syndroom van Down' heen.
Misschien moeten we gewoon zeggen dat het gaat om een persoon met een (mentale)
beperking.
Wij moeten
ons ook de vraag durven stellen naar de vruchtbaarheid van personen met het Downsyndroom.
Omdat ik daarover niets wist, ben ik hier en daar gaan zoeken op het web en dit
is het resultaat van dat erg oppervlakkig speurwerk.
In de eerste
plaats moet gezegd worden dat wie met concrete vragen zit over seksualiteit,
vruchtbaarheid en kinderwens bij personen met een handicap of beperking,
daarmee het best terecht kan bij een gespecialiseerde arts of op een informatiecentrum
dat specifiek voor deze of gene handicap is opgericht. Het heeft geen zin om op
basis van een artikel als dit of een los interview, of voortgaande op
vooroordelen en/of volkswijsheid een beslissing te nemen in zon belangrijke
zaken.
Toch kan men
zeer in het algemeen zeggen dat uit beperkte studies blijkt dat personen met
het Downsyndroom niet automatisch, dus genetisch bepaald, steriel zouden zijn.
Zowel de mannen als de vrouwen zijn in principe en van uit fysisch standpunt
vruchtbaar, zowel in een relatie met een partner zonder als een met Down. Er
zijn relatief weinig klinisch bestudeerde gevallen van dergelijke huwelijken en
dus is het moeilijk om daar algemene conclusies uit te trekken. Alles lijkt af
te hangen van de eigen vorm die het Downsyndroom in een persoon aanneemt. Een
aantal van de typische fysieke verschijnselen kunnen een succesvolle conceptie,
zwangerschap en geboorte problematisch maken. Daarnaast zijn de mogelijke
mentale beperkingen een reden om deze relaties intensief professioneel te
begeleiden.
Het is,
steeds omwille van het geringe aantal bestudeerde gevallen, moeilijk om met
zekerheid te zeggen dat er geen verhoogde risicos zijn voor de kinderen die
geboren worden uit huwelijken waarbij één of beide partners Down hebben. Men
heeft vastgesteld dat die kinderen kunnen geboren worden met Down, maar het is
niet zeker dat het risico daarop aanmerkelijk en noodzakelijk groter is dan in
vergelijkbare situaties met personen die het Downsyndroom niet hebben. Ook
andere genetische afwijkingen zijn vastgesteld, maar ook daarbij is het niet
mogelijk geweest om aan te tonen dat het Downsyndroom van een of beide partners
daarvan de (enige) oorzaak was.
Ook hier
geldt, zoals voor alle personen met een handicap, dat men bijzondere aandacht
moet hebben voor de problemen die het samenleven en de opvoeding van kinderen
in een gezin met ouder(s) met een (mentale) beperking kan meebrengen.
In het
algemeen heeft het aanvaarden van personen met het Downsyndroom als volwaardige
medemensen in onze maatschappij tot gevolg dat zij ook op het vlak van
affectie, relatievorming, seksualiteit en voortplanting zoveel als mogelijk een
normale evolutie kennen, rekening houdend met hun eventuele beperkingen. De
maatschappij zal hen ook daarbij moeten bijstaan op een respectvolle manier. In
het verleden is dit laatste zeker niet altijd het geval geweest, met als
grootste excessen eugenetische programmas in verscheidene landen, gedwongen
sterilisatie en gescheiden opsluiting van mannen en vrouwen. Die tijd is nu
gelukkig voorbij in de beschaafde wereld.
Openheid
over dergelijke vragen kan bijdragen tot meer begrip. Vandaar dat ik, na
ernstige aarzeling, toch besloten heb om hierover iets algemeens te schrijven,
ook al omdat ik vermoed dat niet iedereen de moed zal opbrengen om zich in
klinische studies te gaan verdiepen. Ik hoop dat wat ik erbij geleerd heb, ook
anderen van nut mag zijn.