Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (74)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (243)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    10-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaad

    Kwaad. Dat heeft een dubbele betekenis: je bent kwaad over iets; en dat iets is zelf een ‘kwaad’.

    In Chili is er weer een katholieke bisschop afgezet omdat hij een jongeman seksueel misbruikt had. En aan de Katholieke Universiteit Leuven is een bekende psychiater overgegaan tot bekentenissen, nadat hij onder vuur was komen te liggen bij een onderzoek door de media, over zijn jarenlang misbruik van patiënten in zijn medische praktijk.

    Er is nog wel meer om ons kwaad over te maken, zoals de (zoveelste) moord op een jong meisje door de Taliban, of de moord op een vrouw en haar drie kinderen in Brussel. Dat er kwaad is in de wereld, dat hoeft niemand ons te vertellen.

    Ook filosofen praten en schrijven over het kwaad. Dat kan dan behoorlijk ingewikkeld worden, zo zijn filosofen nu eenmaal. Meestal komt de vraag dan neer op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de dader, op zijn vrije wil. Het gaat dan niet zozeer over hoe de slachtoffers en de gemeenschap tegen de feiten aankijken; daarover is men het zonder meer eens. Er is nauwelijks iemand die ook maar een ogenblik twijfelt aan het kwaad van de voorbeelden die ik net aangaf. Maar hoe zit het met de dader? Vindt die ook dat wat hij deed verkeerd was? En zo ja, waarom deed die het dan?

    Laten we beginnen met de eerste vraag: weet een misdadiger dat hij een misdaad begaat? Behalve in gevallen van evidente en uiterst zware mentale beperkingen, meen ik dat we daarop bevestigend moeten antwoorden. Ik zag ooit op tv een interview met een seksuele seriemoordenaar in de VS, en uit al wat hij zei en deed bleek overduidelijk dat hij wist dat wat hij deed niet alleen verboden was, maar ook niet ‘goed’. Zelfs de leiders van de SS gaven toe dat het vermoorden van Joden op zich verkeerd was; ze zorgden voor een vorm van begeleiding voor de ‘moordenaars’, die het er zelf ook moeilijk mee hadden; de gaskamers en de crematoria zijn uitgevonden, niet alleen om sneller en op grotere schaal te kunnen uitmoorden, maar ook om de persoonlijke actieve betrokkenheid van de Duitse soldaten en burgers bij het concrete doden van mensen zoveel als mogelijk te beperken.

    Maar hoe kan men dan wetens en willens misdaden begaan?

    Dat is de vraag. Enkele ‘carjackers’ merken tijdens een overval een naderende politiecombi en schieten koelbloedig twee agenten neer, een van hen overleeft het niet. De daders kunnen niet ontkennen dat ze iets deden dat volstrekt verkeerd is, hoe je het ook bekijkt. En toch doen ze het. Dat kan alleen wanneer zij op dat ogenblik de zaken anders bekijken. Zij zijn gekomen om een dure auto te stelen; dat is hun bron van inkomsten. De politie stoort hen bij de uitvoering van hun ‘werk’. Ze nemen de wapens, hun ‘werktuigen’ en gebruiken die om zich te ontdoen van hun belagers. Het is voor hen een kwestie van prioriteiten: zij leven nu eenmaal van het beroven van andere mensen, dat is wat ze doen. Zij weten dat het niet mag, maar ze weten ook dat het iets is dat kan.

    Men kan in een maatschappij overleven door te werken en bij te dragen tot het algemeen welzijn. Maar men kan ook vals spelen en parasiteren op de maatschappij.

    Cheaters noemt men dat. Mensen die het spel niet eerlijk spelen. Dat kan op ontelbaar veel manieren, de mens is erg vindingrijk. Dat moet ook wel, want als er iets is waarop wij onmiddellijk verontwaardigd reageren, dan is het wel op vals spelen. In de evolutionaire psychologie heeft men dat verschijnsel uitvoerig bestudeerd. Er zijn altijd bedriegers, die misbruik maken van anderen voor hun persoonlijk gewin of plezier. En er zijn anderen, de overgrote meerderheid, die dat niet doen, of toch niet opvallend en in grote mate. Als er in een groep meer valsspelers zijn dan andere, dan zal die groep uitsterven. De beste manier om in leven te blijven en te floreren is immers eerlijk samenwerken. In de mate dat het vals spelen genetisch bepaald is, zal het verwijderd worden uit het leefpatroon, omdat het uiteindelijk een genetisch nadeel is, op langere termijn. Misdaad loont immers niet. Het is gevaarlijk en het is verboden, het wordt niet getolereerd, iedereen is achterdochtig voor mogelijk misbruik. Valsspelers dragen niet bij tot het algemeen welzijn.

    Maar het is wel verleidelijk. Wie alleen op korte termijn denkt, kan alle scrupules opzij zetten en doen wat hij of zij wil om in de persoonlijke behoeften te voorzien, zonder met de anderen rekening te houden. En dat is precies wat er gebeurt. Men creëert een situatie waarin iets wat normaal als verkeerd wordt gezien en ervaren, dat plots niet meer is. Men weet nog altijd dat het in principe verkeerd is, maar niet hier en nu, niet voor mij.

    Excuses zijn er genoeg. Een ervan is: niemand zal het weten. En als niemand het weet, dan is er niets aan de hand, er kunnen geen negatieve gevolgen zijn voor de dader, alleen positieve: het onmiddellijk gewin of plezier. Het probleem is echter dat niets geheim blijft. Die psychiater kan jarenlang zijn zin doen met zijn patiënten, in een reeks van min of meer vreemde, ongezonde relaties, zonder dat iemand er iets van zegt, zelfs niet de vele mensen die ervan op de hoogte waren: de patiënten zelf en hun naasten, collega’s, medewerkers, ondergeschikten. De man leefde in de waan dat hij ongestraft zijn gang kon gaan, terwijl hij perfect goed wist dat wat hij deed helemaal fout was. Maar hij achtte zich onschendbaar, en dan mag plots alles, denken we.

    Een ander excuus: het is toch zo erg niet… Denk aan de ex-bisschop van Brugge, die zijn misbruik met zijn neefje omschreef als ‘een relatietje’. Wat is dat nou voor ergs, elkaar een beetje betasten en eens laten klaarkomen? Het gebeurt toch voortdurend, overal? Het mag niet, dat is waar, maar zo vreselijk is dat nu toch ook weer niet! Men minimaliseert de feiten, die op zichzelf inderdaad misschien niet wereldschokkend zijn en zo schuift men de schuld van zich af. Men vindt dat men toch ook wel een klein beetje misbruik mag maken van de situatie, wanneer die zich voordoet. Niemand is immers zonder zonde. Het weer hetzelfde: het mag niet, akkoord, maar hier en nu doen we het toch maar. Ook de gevolgen voor de slachtoffers minimaliseert men weg.

    Nog een ander excuus is: het hoger belang. Dat zien we bij de SS: mensen ombrengen mag niet, maar de joden zijn verantwoordelijk voor alles wat er verkeerd is in de wereld, dat heeft de Staat zelf beslist. En dus moeten ze uitgeroeid worden; dat is een vreselijke taak, maar iemand moet ze doen. Of de Taliban: een meisje van veertien mag je niet doden, maar dit meisje had zich schuldig gemaakt aan de zwaarste overtredingen van de goddelijke wet en volgens die wet moest ze gedood worden.

    Zo zien we dus dat het niet voldoende is dat we weten dat iets verkeerd is om het ook te laten. De verleiding zal er altijd zijn om de wetten te overtreden in het eigen voordeel, of wat men op dat moment als zijn voordeel ziet.

    Wij leven allemaal op de rand van die dunne lijn die goed en kwaad scheidt. Wij voelen zeer goed aan wanneer we iets doen dat kwaad is, groot of klein. Wanneer we twijfelen, kunnen we te rade gaan bij de wet, de gebruiken, bij goede vrienden of betrouwbare raadgevers. Meestal moeten we alleen maar in het eigen hart kijken, of in de ogen van de mensen die we onheus behandelen.

    De jongste jaren komt de kwestie van de vrije wil van de mens weer ter sprake, vooral in de context van misdaden die men begaat. Zoals ik hier al eerder schreef en ook hierboven aanhaalde, zijn er overduidelijke gevallen van mensen die niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, vroeger noemde men dat zwakzinnigen; vandaag zal men wel politiek correcte eufemismen verzinnen, maar daarmee hoef ik me niet in te laten, de lezer weet wat ik bedoel.

    Sommigen stellen nu dat wij, gezonde mensen, in alles wat wij doen bepaald zijn door onze voorgeschiedenis: onze genen, of liever: die van onze ouders en voorouders; onze opvoeding in het gezin en op school, onze omgeving, het dorp, de streek, het land, het werelddeel, de tijd waarin we leven, onze vrienden en vijanden. Wij zijn alleen maar het resultaat van al die factoren. Met andere woorden: we kunnen er niet aan doen.

    Op enkele nauwkeurig te bepalen uitzonderingen na is dat onzin. Het is alsof men de persoon ziet als een onbeschreven blad of een leeg vat, waarop de invloeden van buitenaf dan vrij spel hebben. Maar dat is niet zo. Elke mens beschikt over een stel hersenen en wij kunnen die ook gebruiken, elk op zijn of haar manier, maar altijd voldoende om te kunnen spreken van een waarachtige individuele verantwoordelijkheid van elke mens. Met andere woorden: wij weten bijna steeds feilloos of we iets doen dat eigenlijk niet kan. Wij verwerken de invloeden die wij inderdaad sinds onze geboorte ondergaan, zoals we ook de genetische invloeden niet zonder meer overnemen, maar er een eigen, unieke combinatie van maken die niet zomaar bepaald wordt door de genen van onze voorouders. Wij zijn geen passieve slachtoffers van de omgevingsfactoren, maar gaan daar actief mee om in het maken van de ontelbare keuzes die zich elke dag opdringen, grote en kleine. Binnen de wetmatigheden die er ongetwijfeld zijn, is er een enorme variatie van oorzaak en gevolg mogelijk, zoals blijkt uit het feit dat het gedrag van een mens zo goed als helemaal onvoorspelbaar is op elk moment.

    Maar zelfs indien men zou aannemen dat de beïnvloeding, genetisch of anders, veel aanzienlijker zou zijn dan men nu heeft kunnen vaststellen, dan nog blijft men als fysiek persoon volledig verantwoordelijk voor alles wat men doet. Het is die psychiater die zich heeft schuldig gemaakt aan ongeoorloofde relaties met zijn patiënten, niet iemand anders. Hij is de verantwoordelijke, zoals hij nu is als persoon, ook als hij spijt heeft (wat we nog niet vernomen hebben), ook als de patiënten (misschien) ook (min of meer) vrij hebben meegewerkt, ook als vaststaat dat intieme relaties in de psychiatrie en in de hele verzorgingswereld vaak voorkomen en als een beroepsrisico kunnen beschouwd worden. Hij zal dan ook vervolgd worden en zijn straf moeten ondergaan, tenzij kan aangetoond worden dat hij totaal niet toerekeningsvatbaar was en is.

    Wanneer men bewust wetten (in de algemene betekenis van het woord) overtreedt, is men schuldig. Wanneer men de medemens niet als een evenwaardig, vrij en moreel en fysiek onaantastbaar persoon behandelt, is men eveneens schuldig, wat de wet ook zegt en wie het ook weet en wie het ook verzwijgt. Dat is de zware opgave waar wij elke dag voor staan. Wie begint met het vergoelijken van een kleine misstap, loopt het gevaar binnen de kortste keren alle normen te ontkennen. Vroeg of laat loopt dat slecht af; eerst voor de slachtoffers, uiteindelijk ook voor de dader.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    02-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lees- en gespreksdag in Werchter

    Spinoza lezen in Vlaanderen

    Lees- en gespreksdag voor Spinoza-vrienden in Vlaanderen

    Werchter, 17 oktober 2012, 10 tot 16 uur.

    Samen met enkele andere sympathisanten van Spinoza in Vlaanderen hebben we het idee opgevat om een (eerste?) dag te besteden aan het lezen en bespreken van een Spinoza-tekst, meer bepaald de Appendix bij het eerste hoofdstuk van de Ethica. Wij noemen het met opzet geen studiedag; het is de bedoeling om van het samen lezen en praten te genieten, niet om in slaap te vallen bij langdurige geleerde uiteenzettingen, noch om verhitte discussies te voeren over de mogelijke plaatsing van een kommapunt.

    We beginnen om 10 uur met de kennismaking met de deelnemers bij een kop koffie of thee. Rond 10.30 uur start de eerste lezing, met de nodige onderbrekingen voor tussenkomsten. Rond 12 uur ronden we af en drinken we een aperitiefje.

    Voor het middagmaal wachten we nog even af wat we doen tot we het aantal en de wensen ter zake van de deelnemers kennen: broodmaaltijd, restaurantbezoek, koud buffet…

    De tweede lezing begint rond 14 uur en loopt tot ongeveer 15.45 uur, ook weer met de nodige onderbrekingen. We sluiten af met koffie, thee of iets krachtiger.

    De bijeenkomst vindt plaats ten huize van Karel en Lut D’huyvetters- De Rudder, Hogeweg 78, 3118 Werchter. Daar is ruimte voor een tiental deelnemers.

    Deelname is gratis. Voor koffie, thee, frisdrank naar believen en aperitief vragen we een bijdrage van 5 euro per persoon. Het middagmaal betaalt iedereen zelf; indien er een gezamenlijke maaltijd of buffet georganiseerd wordt, delen we de kosten van die spijs en drank.

    Aanmelding via mail of telefonisch bij Karel, graag zo spoedig mogelijk om evidente praktische redenen. We sluiten de aanmelding definitief af op 15 oktober 2012. Tegen die dag verwachten we ook de betaling van de deelname in de kosten van 5 euro per persoon op rekening BE70 9796 5587 7225.

    Iedereen brengt zijn eigen tekst van de Appendix mee.

    Contact: Karel D’huyvetters, 0486 273784, 016 893126 karel.d.huyvetters@telenet.be


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    27-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid van mening

    Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.


     






    Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden. Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen: CEO’s, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een andere staat of ‘volk’ of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.

    Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massa’s op te zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg. Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er (misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.

    Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, ‘gezegend zij zijn Naam’, mag dan al rechtstreeks door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone mensen zoals jij en ik.

    Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat als ‘de Neus’ en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als hij even een… frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.



     





    Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken. Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die ‘grapjes’ gaan delen met anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je) te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.

    Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als ‘die met hun gat in de lucht’, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen en genuflexen die ook het christendom kent.


     






    Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.

    Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen, verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij echter geen goed woord over.

    Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet… Je moet niet vloeken in de kerk.

    Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten. Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.

    Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.

    Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen tot wie hij gericht is het niet zullen horen – maar desondanks toch dringende oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet, waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dank je wel, Mr. Darwin!

     








    Charles Darwin ontdekte het systeem van de evolutie van het leven op aarde en publiceerde het uiteindelijk in 1859. Sindsdien woedt de discussie onverminderd voort; niet zozeer over de evolutie zelf, want dat er een evolutie is geweest, dat ontkent zo goed als niemand nog. Sommigen denken dat die heel lang en langzaam is gegaan, anderen menen dat ze veel korter was en nog anderen zijn ervan overtuigd dat het met grote sprongen is gegaan. Maar iedereen, zelfs de Getuigen van Jehova, en dat wil wat zeggen, aanvaarden dat het leven geëvolueerd is van een nietig begin, langs vele om- en bijwegen, tot wat er vandaag is.

    Met andere woorden: dat wondere instrument, ons oog, is niet door iets of iemand op een dag geschapen zoals het nu is. Het is begonnen als een cel of een groep van cellen die ten gevolge van een genetische verandering bij de voortplanting, lichtgevoelig bleek te zijn. Dat gaf een voordeel in de struggle for life en dus hadden levende wezens met een dergelijk primitief ‘oog’ een betere kans op overleven en dus om zich voort te planten. En zo werd iets in gang gezet dat vele generaties later bij allerlei levende wezens een sterk ontwikkeld en zeer verfijnd en krachtig oog was.

    En zo kan je verder gaan voor elk van onze zintuigen, en onze bloedsomloop, en ons spijsverteringsstelsel, onze voortplantingsorganen, ons immuunsysteem, kortom ons hele lichaam. Wij kunnen die evolutie in grote lijnen verklaren vanuit dat eenvoudige principe: genetische variatie die een voordeel oplevert in de overlevingsstrijd. Er hoeft niets anders aan te pas te komen, het gebeurt vanzelf. Wij kunnen dat inzien, intellectueel en ook emotioneel. We weten dat we nog niet alles begrepen hebben, dat het leven een ongelooflijk complexe zaak is, maar met de grote lijnen zijn we vertrouwd en elke dag brengt ons nieuwe inzichten die wonderwel passen binnen het principe zelf van de evolutie. Dank je wel, Charles Darwin.

    Maar de discussie woedt voort, zei ik. Welke dan?

    Heel wat mensen aanvaarden de volledige evolutietheorie voor al het leven op aarde, inclusief de mens, en voor de mens aanvaarden ze het evolutieprincipe op alle punten, behalve als het gaat om het denken, het zelfbewustzijn, het verstand, het vernuft, de intelligentie of hoe je het ook noemen wil. Daar trekken ze de lijn. Het kan volgens hen niet dat ook dat ‘gewoon’ een gevolg is van de evolutie, gedreven door de overlevingsdrang en gevoed door genetische variatie. Er moet, zo houden ze vol, iets anders aan de hand zijn, iets of iemand die is tussengekomen om dat inderdaad verbazingwekkend fenomeen te verklaren. Of zij menen dat er in het evolutionair systeem, dat ze compleet aanvaarden, een zekere bedoeling waar te nemen valt, een constant plan, een design, dat heeft geleid tot het menselijk verstand. En als er een dergelijk plan is, dan is er ook iets of iemand wiens plan het is.

    Het is niet eens een gekke redenering, en ook de mensen die zo denken zijn verre van gek. Maar hun argumenten houden geen steek en de overgrote meerderheid van de mensen denkt vandaag zo niet meer. Zeker in wetenschappelijke middens kan je met zoiets niet meer voor de dag komen zonder je grenzeloos belachelijk te maken. En toch zijn er af en toe geleerden, en niet van de minste, die zich daartoe laten verleiden, merkwaardig genoeg meestal op gevorderde leeftijd. Men kan dan denken dat zij op het toppunt van hun kennis en wijsheid zijn, of dat ze duidelijk over hun hoogtepunt heen zijn.

    Waarom zouden onze hersenen niet net zo goed hebben kunnen evolueren als de rest van ons lichaam? Als wij de hersenen van de moderne mens, of home sapiens bekijken en vergelijken met de hersenen van de mensachtigen die ons zijn voorafgegaan, en ook met de andere levende wezens op aarde, dan stellen wij vast dat onze hersenen veel complexer zijn dan die van alle andere soorten en dat het relatieve gewicht van onze hersenen, dus in vergelijking met ons totaalgewicht, veel groter is; bovendien zijn onze hersenen ook groot genoeg om een ongelooflijk groot aantal cellen te bevatten. Cellen hebben afmetingen, hoe klein ook, en in de hersenen van een insect, bijvoorbeeld een mier, is nu eenmaal niet genoeg plaats voor al de cellen van onze menselijke hersenen.

    Onze hersenen zijn dus geëvolueerd in absolute en relatieve omvang en in complexiteit en ook in het aantal cellen dat erin aanwezig is en in de snelheid en complexiteit van de activiteit die zich daar afspeelt. Men kan dat wetenschappelijk vaststellen zonder al te veel moeite. Men ziet met andere woorden die ongelooflijke activiteit, ook al begrijpt men ze niet, of niet helemaal. Men stelt ook vast dat elke verstoring van die activiteit een onmiddellijk gevolg heeft voor ons bewustzijn, ons verstand, onze gedragingen, onze emoties enzovoort. Het ligt dan ook voor de hand dat de twee alles met elkaar te maken hebben. Zonder hersenen, geen bewustzijn enzovoort. Meer nog: zonder hersenen, geen leven. Je kan leven zonder ledematen en zelfs zonder sommige organen, zelfs met zwaar beschadigde hersenen, maar niet zonder, zo simpel is dat.

    Het heeft echter geen zin om ons blind te staren op die hersenen alleen; een stel hersenen zonder lichaam kan evenmin overleven als een lichaam zonder (werkende) hersenen. Die hersenen moeten gevoed worden en onderhouden; een kleine onderbreking van de bloedtoevoer kan al fataal zijn. De mens is geëvolueerd als een compleet levend wezen en alles heeft bijgedragen aan alles. Het heeft geen zin om een lichaam te hebben als het onze en de hersenen van een mier, noch omgekeerd. Wij zijn als (dier)soort geëvolueerd als een geheel. De evolutie ondersteunde de ontwikkeling van heel dat lichaam, inclusief de hersenen; het ene ondersteunde het andere: betere ogen brachten beter beeldmateriaal naar de hersenen, en betere hersenen konden dat materiaal beter verwerken en interpreteren enzovoort. Maar het waren vooral de (toevallige) genetische veranderingen die de hersenen groter en complexer maakten, die de grootste invloed hadden op het ontstaan van homo sapiens, ten nadele van ander mensachtigen en mensen, zoals de neanderthalers. Wij hebben het gehaald, zij niet.

    Het principe van de evolutie verklaart dus evengoed het ontstaan van onze fenomenale verstandelijke vermogens, zoals het ook het ‘verstand’ verklaart van andere levende wezens. Ja, er is een enorm verschil tussen de mens en andere levende wezens, maar dat verschil is er niet altijd geweest, want de mens, homo sapiens is er niet altijd geweest, hij is geleidelijk (of met sprongen, wat maakt het tenslotte uit?) ontstaan uit iets dat (nog) geen mens was. Onze verre voorouders waren geen mensen, maar dieren. Geen apen, zoals Darwins domme tegenstanders opperden, maar een diersoort die we als gemeenschappelijke voorouder hebben met apen, vandaar dat we zo goed op elkaar lijken. De evolutie van ons verstand is dus net zo geleidelijk verlopen als die van onze ogen, oren, neus, mond enzovoort, in feite zelfs synchroon daarmee. Onze intelligentie is ‘slechts’ een hogere trap in vergelijking met die van onze verre voorouders, zoals het ook ‘slechts’ een differentiatie is van de intelligentie van alle andere levende wezens. Er is sinds homo sapiens wel een aanzienlijk verschil tussen de mens en de rest van het leven op aarde, maar geen wezenlijk verschil. Dat verschil is er geleidelijk gekomen, niet plotseling. Het is ontstaan door de evolutie, door de aanpassing van een bepaalde diersoort aan haar natuurlijk milieu, via de genetische variatie bij de voortplanting.



     







    Daaruit trekken we twee conclusies.

    Vooreerst is er geen nood aan een tussenkomst van buitenaf om onze intelligentie te verklaren. Het evolutionair principe werkt evengoed om de ontwikkeling van ons verstand te verklaren als voor de rest van ons lichaam. Meer nog: een externe ingreep is ongelooflijk veel moeilijker uit te leggen dan de evolutie zelf. Waar zou die externe bron immers vandaan komen? En hebben we ook maar één overtuigende aanwijzing van een dergelijk wezen of macht of kracht?

    Ten tweede: er is een overduidelijke lijn te trekken van het nietige begin van het leven op aarde naar de mens, zoals er een even duidelijke lijn is naar alle andere leven dat er nu is. Dat noemt men de boom des levens. Alles vertrekt van een massa eenvoudige cellen of iets nog kleiner en evolueert dan in talloze richtingen als de takken van een reusachtige boom. Wij zijn één uiteinde, zoals al het andere leven. Maar die boomstructuur zien we enkel achteraf. We zien dat bepaalde wegen die het leven heeft ingeslagen, en het leven heeft werkelijk alle ‘mogelijke’ wegen ingeslagen, succesvol waren en andere niet; en zelfs veel van de succesvolle, de levensvatbare, hebben het niet gehaald. Onze lijn, die van de homo sapiens, is herhaaldelijk tot op de rand van de complete uitroeiing gekomen, lang voor homo sapiens maar ook daarna nog. Het stond dus niet in de sterren geschreven dat wij het zouden halen, of dat precies wij het zouden halen. Het had ook een andere soort kunnen zijn, onder andere omstandigheden. Als onze overigens niet zo talrijke verre voorouders tijdens een of ander ijstijd of droogte uitgestorven waren tot de laatste man en vrouw, dan waren er nu geen mensen geweest. Misschien dinosaurussen of alleen maar mieren zo, wie zal het zeggen. Ik bedoel maar: het moest de mens niet worden. Er was met ander woorden geen plan. De mens is geen toeval, dat bewijst de lange evolutie alleen al. Het principe van de evolutie leidt de gebeurtenissen. Maar de mens is evenmin noodzakelijk of bedoeld. Er is niets dat ervoor gezorgd heeft dat uiteindelijk de mens het gehaald heeft, noch is er iets dat garandeert dat wij het zullen halen, dat wij er over enige tijd nog zullen zijn. Meer nog, het is vrijwel zeker dat onze soort er ooit niet meer zal zijn; als onze zon het opgeeft over enkel miljarden jaren, en wij hebben niet gemaakt dat we hier met zijn allen weg konden, dan is het met ons gedaan. Als we er ondertussen zelf geen voortijdig einde aan gemaakt hebben.

    Als ik dus lees dat er weer ergens een vooraanstaande Amerikaanse geleerde is, wiens naam we hier zedig zullen verzwijgen, die meent dat homo sapiens niet kan verklaard worden uit de evolutie alleen, maar dat het niet anders kon dan dat die er zou komen, dan is mijn reactie steeds: hoe komt dat toch? Is dat evolutionair principe nu zo moeilijk om in te zien of aan te nemen? En welke serieuze argumenten kan men nu nog bedenken voor een gans andere verklaring? Meestal blijkt dan dat die mensen een of andere godsdienstige overtuiging koesteren. Dat stoort me niet: iedereen mag van mij geloven wat hij of zij wil. Maar dat zou geen reden mogen zijn om wetenschappelijke onzin te verkopen. Zolang men met niets beter voor de dag kan komen dan die uiterst simpele intuïtie van Charles Darwin, nu al meer dan 150 jaar geleden, houd ik het maar daarop. Als we met één eenvoudig principe al het leven op aarde in al zijn diversiteit en complexiteit, inclusief ons verstand, zo simpel en compleet kunnen verklaren, dan heb ik althans geen behoefte aan iets anders.


     





    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    22-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het relatieve belang van de islam

    Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger, er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de politie en met christenen, hindoes, boeddhisten…

    En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst is. Hoe rijmen we dat samen?

    We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?

    Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze, maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld. De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en veel, veel grootschaliger.

    Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier ‘vreemd’ zijn? Als ik ’s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge of een tempel.


     





    Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in andere. Hoe komt dat dan?
    Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.

    We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk) in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde betoging of een dag van rouw.

    Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol. Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag. Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere en kleinere aspecten van onze beschaving.

    We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?

    Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het Vlaams Blok/’Belang’, of andere racistische partijen, die een jihad prediken tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet meer dan… een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    17-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichtbundel David Verstreken

    Heel toevallig leerden we enkele jaren geleden Christel en Ludo kennen, toen Lut en Christel samen tentoonstelden. Bij die gelegenheid ontmoetten we ook David, de broer van Christel. Hij werd geboren met het syndroom van Down is nu vijfendertig. Hij houdt ervan om zich uit te leven met woorden en tekeningen en een selectie uit zijn werk is al enkele keren tentoongesteld. Aansluitend daarbij hebben Christel en Lut nu een bundel samengesteld met gedichten en tekeningen van David. Die is te koop bij Christel voor € 12; de opbrengst is bestemd voor KUMBE, het project dat kunstenaars met een beperking de kans wil bieden om hun werk tentoon te stellen. Meer daarover vind je op de blog van Lut. Belangstellenden kunnen mij een mailtje sturen, ik geef de bestelling wel door.

    Mijn poëtische vriend Jacques Quekel maakte dit gedicht bij een foto van David en mezelf op een van de tentoonstellingen. De foto staat helemaal onderaan de tekst, samen met een portret van David door zijn zus Christel.

     

    David en Goliath

     

    Het is me wat,

    David en Goliath.

    Ieder is, zo als men dat zegt,

    voor iets anders in de wieg gelegd,

    waarmee eigenlijk alles is gezegd.

     

    Hun geluk steekt in het feit,

    Dat ieder een eigen leven leidt.

    Waarbij de een probeert,

    De ander redeneert,

    En ieder zichzelf zo manifesteert.

     

    Men moet het ongelijke niet vergelijken,

    Maar naar ieders mogelijkheden kijken.

     

    Jacques Quekel

     

    In de dichtbundel van David staat ook onderstaande tekst die ik schreef over het syndroom van Down.

    We staan er meestal niet bij stil, maar soms moet het wel. Wat gebeurt er precies bij de voortplanting? Biologisch gezien, bedoel ik, met de eicel en de zaadcel die elkaar liefdevol ontmoeten. Die beide cellen bezitten slechts de helft van onze chromosomenparen, van elk een. De vereniging van de eicel en de zaadcel maakt het geheel weer compleet: er zijn weer chromosomenparen, het leven kan beginnen.

    Helaas kan het ook wel eens goed fout gaan. Zo kan het gebeuren dat een chromosomenpaar bij een van de partners niet splitst, dat het volledig paar nog in de eicel zit, bijvoorbeeld. Als die dan samensmelt met een zaadcel, heeft de bevruchte eicel van een van de chromozomen drie exemplaren in plaats van de normale twee. Als dat gebeurt met het 21ste chromozoom, en dat is het geval in één op 600 tot 1000 geboortes, dan leidt dat tot een afwijking die goed bekend is, al weten we niet altijd goed hoe we ermee moeten omgaan. Mensen die het meemaken in hun familie weten dat ik het heb over ‘mongooltjes’, over het syndroom van Down.

    Kinderen met die genetische afwijking hebben een milde tot zware mentale achterstand, een kortere levensverwachting en vertonen typische uiterlijke kenmerken: korte, brede handen, een smal en hoog gehemelte, een rond gezicht en een breed hoofd, een brede, wat platte neus, een dikkere en gegroefde tong. Het risico op het Downsyndroom stijgt zeer snel met de leeftijd van de moeder.

    Waarom gaat het fout op chromozoom 21 bij de vorming van eicellen en zaadcellen? Waarom gaat het zo opvallend vaak fout? Waarom leidt dit tot zo’n drastische gevolgen? Dat weten we nog niet precies. Sinds 1959 weten we dat de oorzaak van de afwijking daar te zoeken is. Dat geeft ons de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij oudere moeders, de cellen van de foetus te testen op dat 21ste chromozoom zodat de ouders weten wat er aan de hand is en desgewenst een vroegtijdig einde kunnen maken aan de zwangerschap.

    Wij, ‘normale’ mensen, hebben het wel eens moeilijk met ‘abnormale’ mensen, of dat nu hele dikke of hele kleine of hele lange of zwarte en homoseksuele of nog wat anders zijn, zoals blinden en doven en ook personen met een mentale handicap. We praten er niet gemakkelijk over en als we het doen vinden we niet de juiste woorden. In het slechtste geval wordt ermee gelachen en dat komt helaas nog steeds voor. Het aantal grapjes daarover is niet te tellen.

    Van Dale vindt dat ‘mongool’ een correcte uitdrukking is voor het syndroom. Toch is dat een bizarre geschiedenis. Het was Dr. John Down die in 1866 de afwijking beschreef en er ook de naam aan gaf, niet de zijne, dat kwam veel later, maar ‘mongolisme’ of Mongolian idiocy. Het is eigenaardig dat hij tot die naam kwam, want mongooltjes zien er niet echt uit als Chinezen of Japanners of Indonesiërs, allen leden van wat men Mongoolse volkeren noemt. Er zijn mongooltjes die de zogenaamde mongolenplooi hebben in hun bovenste ooglid, maar lang niet allemaal en er zijn er ook die een beetje een gebruinde tint hebben, maar zeker ook niet allemaal. Toch waren de enkele kinderen met die veeleer uitzonderlijk combinatie van kenmerken de aanleiding voor de benaming.

    Maar er was meer. Dr. Down was een kind van zijn tijd en die tijd was racistisch op een manier die men zich zelfs in bepaalde stamcafés vandaag niet meer kan voorstellen. Men was zo overtuigd van de suprematie van het blanke ras, dat men ervan overtuigd was dat het zwarte, het gele en het rode ras apart geschapen waren door een ongetwijfeld blanke God. Het waren minderwaardige rassen, te vergelijken met bepaalde diersoorten, meer bepaald de apen, en met blanke kinderen. Die rassen waren niet zo ver ontwikkeld als de blanken en ‘abnormale’ mensen waren in het zelfde geval: ze waren blijven steken in hun evolutie en hadden dus bijvoorbeeld een mentale leeftijd die niet met hun jaren overeenkwam, en zo leken ze, zelfs volwassen, mentaal gezien op blanke kinderen.
    Dat leidde Dr. Down ertoe om mensen met die typische afwijkingen de naam te geven van een minderwaardig ras, een naam die voor hem meteen ook aangaf wat er aan de hand was: mentale achterstand, gekoppeld aan typische lichamelijke afwijkingen. Mongooltjes waren dus zo 'achterlijk' als heel het Mongoolse ras en vice versa. Ge moet maar durven, als arts en wetenschapper.

    Dr. Down en vele van zijn tijdgenoten en wetenschappelijke collegae waren duidelijk blind voor de verwezenlijkingen van de Chinese beschaving, lang voor die van het Britse Imperium, voor de normale menselijke kwaliteiten van leden van ‘het Mongoolse ras’ en vooral ook voor het feit dat er in dat ‘ras’ evenveel ‘mongooltjes’ voorkomen als in het blanke of het zwarte, en zelfs bij bepaalde apensoorten.

    Pas recentelijk heeft men het nodig gevonden om die ongelooflijk racistische term voor alle medische doeleinden te vervangen door… het syndroom van Down. Zo neemt men duidelijk afstand van de verwerpelijke interpretatie en de beledigende naamgeving, maar tegelijker tijd eert men de man die zo verwerpelijk en beledigend was, zij het dan vooral omdat hij als eerste op systematische wijze het uiterlijk verschijnsel beschreven heeft. Zo zijn wetenschappers nu eenmaal.

    Laten we toch maar vermijden om nog over 'mongooltjes' te spreken. Als medische term kunnen we moeilijk om de lange beschrijving 'het syndroom van Down' heen. Misschien moeten we gewoon zeggen dat het gaat om een persoon met een (mentale) beperking.

    Wij moeten ons ook de vraag durven stellen naar de vruchtbaarheid van personen met het Downsyndroom. Omdat ik daarover niets wist, ben ik hier en daar gaan zoeken op het web en dit is het resultaat van dat erg oppervlakkig speurwerk.

    In de eerste plaats moet gezegd worden dat wie met concrete vragen zit over seksualiteit, vruchtbaarheid en kinderwens bij personen met een handicap of beperking, daarmee het best terecht kan bij een gespecialiseerde arts of op een informatiecentrum dat specifiek voor deze of gene handicap is opgericht. Het heeft geen zin om op basis van een artikel als dit of een los interview, of voortgaande op vooroordelen en/of volkswijsheid een beslissing te nemen in zo’n belangrijke zaken.

    Toch kan men zeer in het algemeen zeggen dat uit beperkte studies blijkt dat personen met het Downsyndroom niet automatisch, dus genetisch bepaald, steriel zouden zijn. Zowel de mannen als de vrouwen zijn in principe en van uit fysisch standpunt vruchtbaar, zowel in een relatie met een partner zonder als een met Down. Er zijn relatief weinig klinisch bestudeerde gevallen van dergelijke huwelijken en dus is het moeilijk om daar algemene conclusies uit te trekken. Alles lijkt af te hangen van de eigen vorm die het Downsyndroom in een persoon aanneemt. Een aantal van de typische fysieke verschijnselen kunnen een succesvolle conceptie, zwangerschap en geboorte problematisch maken. Daarnaast zijn de mogelijke mentale beperkingen een reden om deze relaties intensief professioneel te begeleiden.

    Het is, steeds omwille van het geringe aantal bestudeerde gevallen, moeilijk om met zekerheid te zeggen dat er geen verhoogde risico’s zijn voor de kinderen die geboren worden uit huwelijken waarbij één of beide partners Down hebben. Men heeft vastgesteld dat die kinderen kunnen geboren worden met Down, maar het is niet zeker dat het risico daarop aanmerkelijk en noodzakelijk groter is dan in vergelijkbare situaties met personen die het Downsyndroom niet hebben. Ook andere genetische afwijkingen zijn vastgesteld, maar ook daarbij is het niet mogelijk geweest om aan te tonen dat het Downsyndroom van een of beide partners daarvan de (enige) oorzaak was.

    Ook hier geldt, zoals voor alle personen met een handicap, dat men bijzondere aandacht moet hebben voor de problemen die het samenleven en de opvoeding van kinderen in een gezin met ouder(s) met een (mentale) beperking kan meebrengen.

    In het algemeen heeft het aanvaarden van personen met het Downsyndroom als volwaardige medemensen in onze maatschappij tot gevolg dat zij ook op het vlak van affectie, relatievorming, seksualiteit en voortplanting zoveel als mogelijk een normale evolutie kennen, rekening houdend met hun eventuele beperkingen. De maatschappij zal hen ook daarbij moeten bijstaan op een respectvolle manier. In het verleden is dit laatste zeker niet altijd het geval geweest, met als grootste excessen eugenetische programma’s in verscheidene landen, gedwongen sterilisatie en gescheiden opsluiting van mannen en vrouwen. Die tijd is nu gelukkig voorbij in de beschaafde wereld.

    Openheid over dergelijke vragen kan bijdragen tot meer begrip. Vandaar dat ik, na ernstige aarzeling, toch besloten heb om hierover iets algemeens te schrijven, ook al omdat ik vermoed dat niet iedereen de moed zal opbrengen om zich in klinische studies te gaan verdiepen. Ik hoop dat wat ik erbij geleerd heb, ook anderen van nut mag zijn.


     

     






    Categorie:poëzie
    13-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA racistisch?

    Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.

    Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die rassen.

    Maar wat is een ‘ras’? Op school leerden we vroeger dat er vier rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese Unie formuleert het zo: The European Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate human races. Council Directive 2000/43/EC

    Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.

    Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken, mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazi’s: vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je raszuiver bent?

    Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben. Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet hoe gek dat is.

    Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook niet onrechtstreeks.

    Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige Belgen helaas wel.

    Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld, maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.

    Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met gemeenschappelijke buitenlandse roots enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten…

    Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet verboden is of strijdig met onze wetgeving.

    Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische partij.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA extreemrechts?

    Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?

    Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?

    Laten we daarmee beginnen.

    Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.

    Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling, minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren, minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de burgers, ook financieel.

    Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke naasten.

    Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A, de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet, ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd, zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende. Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.

    Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig uitbuitten.

    Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei ‘vreemde’ elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn, zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte minderheid.

    De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen. Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.

    Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek, taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet. De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.

    De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.

    Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn. Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige extreemrechtse stemmers zal opgaan.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    09-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Ian Robertson, Het winnaareffect

    Ian Robertson, Het winnaareffect. Wat succes en macht met onze hersenen doen, Maven Publishing, A’dam, 2012, 326 blz. ongeveer € 23 paperback. Oorspronkelijke titel: The Winner Effect: How Power Affects Your Brain.

    Vooraf wil ik even blijven stilstaan bij de vertaling van dit boek. Zoals recentelijk wel vaker gebeurt, komt de Nederlandse vertaling vrijwel gelijktijdig uit met het origineel. Dat betekent dat er allicht enige tijdsdruk is op de vertaler en naar mijn bescheiden mening is dat hier duidelijk merkbaar. Het Nederlands is over het algemeen begrijpelijk en goed leesbaar; maar het wemelt in deze vertaling van erg on-Nederlandse uitdrukkingen, die zonder meer letterlijk uit het Engels vertaald zijn. Ook de woordvolgorde, die aanzienlijk verschillend is in deze twee talen, is aan dat euvel onderhevig. Het is zeer verleidelijk voor een vertaler om gewoon de woorden van de Engelse zinnen achtereenvolgend te vertalen, zonder je af te vragen of je het resultaat ooit zelf als een Nederlandse zin zou durven voortbrengen. Er zijn ook de klassieke valse vrienden: woorden die op elkaar lijken in de twee talen en die je dus als vertaling gebruikt, terwijl ze vaak het tegenovergestelde betekenen: een host is niet een ‘gast’ in een hotel maar de gastheer, de hotelier. We hebben dus te maken met een onzorgvuldige vertaling in een niet-idiomatisch Nederlands dat vaak stroef en onnatuurlijk aandoet en in het slechtste geval onleesbaar is. Een square jawed pilot wordt dan een ‘loods met vierkante kaken’. En wat maak je hiervan: ‘Ik’ bestaat in de weerspiegelingen van de geesten van mensen, met name van de mensen die mij hebben grootgebracht.

    Dit alles zou niet meer zijn dan een vervelende bijkomstigheid, indien de inhoud ons kon overtuigen en boeien. Helaas is dat niet zo.

    Het boek is een vreemde mengeling van uiteenlopende onderzoeksresultaten van occasioneel experimenteel psychologisch onderzoek overal ter wereld enerzijds en een overvloed aan veeleer sensationele anekdotische illustraties uit de media anderzijds.

    Nu is het algemeen geweten dat de resultaten van psychologische testen aan universiteiten met de allergrootste voorzichtigheid moeten bekeken worden. Het gaat immers meestal om testen met een uiterst gering aantal deelnemers, die een zeer specifiek verschijnsel onderzoeken los van alle andere mogelijke invloeden. Bovendien zijn de proefpersonen meestal eerstejaars studenten aan universiteiten die (al dan niet vrijwillig en vergoed) aan de testen deelnemen in het kader van hun opleiding. Dat select publiek is niet zelden in hoge mate bepalend voor het resultaat. Naast die min of meer aanvechtbare resultaten van methodologisch zwakke experimenten trakteert de auteur ons bovendien op enkele persoonlijke ervaringen uit zijn praktijk en zijn persoonlijk leven, die geen enkele aanspraak kunnen maken op enige wetenschappelijke relevantie.

    Het boek is verder doorspekt met talloze uitvoerige ‘voorbeelden’ uit de media. Dat gaat van de crisis rond de Russische raketten op Cuba tot de Arabische lente, met ruime aandacht voor Tony Blair, Poetin, Clinton, George W. Bush en nog meer figuren uit politiek, economie, sport en ontspanning die al dan niet kortstondig de media haalden.

    Aan de hand van de resultaten van psychologische testen probeert de auteur dan de gebeurtenissen te verklaren die hij als voorbeeld aanhaalt. Maar hij gaat daarbij zo overhaast tewerk, dat de aandachtige lezer herhaaldelijk de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is het weinig waarschijnlijk dat de beslissing van Tony Blair om mee te gaan met de Amerikanen in de waanzin van de oorlog tegen Irak louter te verklaren is door de verhoging van zijn dopamine- en testosterongehalte als gevolg van zijn machtspositie als prime minister.

    Daarmee komen we tot het basisidee van het boek: het uitoefenen van macht doet iets met onze hersenen. Het verandert de chemische processen en de elektromagnetische activiteit in onze hersenen, zelfs de fysische structuur van onze hersenen zelf, zodat we ons onvermijdelijk anders gaan gedragen. Wie al enkele malen gewonnen heeft, gaat (onterecht) met meer zelfvertrouwen naar de volgende wedstrijd, omdat die overwinningen niet alleen de hormonale spiegel veranderd hebben, maar ook de hersenen zelf. Dat is de stelling die we op elke bladzijde lezen. Onze omgeving en de functie die we daarin bekleden, bepaalt ons gedrag en wel door de veranderingen die dat gedrag in onze hersenen teweegbrengt. Als je je vuist balt, stijgt de testosteronspiegel in je bloed automatisch, zonder dat je daar iets kan aan doen.

    Het is een merkwaardige stelling. Ze zet namelijk de wereld op zijn kop. Hitler is gewoon het slachtoffer van zijn omgeving en van zijn situatie als Führer. De macht die hij had, veranderde zijn hersenen en deed hem beslissen om Rusland aan te vallen, iets wat hij nooit had gedaan indien hij geen dictator was geweest, maar een democratisch staatshoofd. Maar is dat wel zo?

    Laten we even terugkeren naar de gebalde vuist. Dat is inderdaad een sterk signaal, dat macht, kracht, geweld en bedreiging en overwinning uitstraalt in zowat alle culturen. Ongetwijfeld gaat dat gebaar gepaard met hormonale veranderingen en waarneembare specifieke activiteiten in het lichaam en dus ook in de hersenen. Maar die veranderingen zijn toch niet het gevolg van het gebaar? In tegendeel: het gebaar is een gevolg van een emotie, die een reactie is op een gebeurtenis. Het is de gebeurtenis die de veranderingen teweegbrengt in ons lichaam, meestal zelfs nog voor we ons daarvan bewust worden. Het gebaar is daarvan het gevolg, niet de oorzaak.

    Nu is het perfect mogelijk om in klinische experimenten iemand de vuist te laten ballen en dan te onderzoeken welke gevolgen dat heeft in het lichaam. Daarbij zal inderdaad blijken dat ook het louter gebaar, dus zonder aanleiding of zonder emotie, reacties teweegbrengt in ons lichaam. Dat komt omdat een dergelijk sterk gebaar nu eenmaal verbonden is met sterke emoties. Het lijkt mij echter een zeer eenzijdige conclusie dat wij, zoals de auteur beweert, onweerstaanbaar gedreven worden door de chemische reacties van ons lichaam tengevolge van wat wij doen. Onze omgeving heeft zeker een invloed op ons en dat kan je in allerlei onrealistische testsituaties in psychologische laboratoria perfect illustreren, wat de auteur meer dan overvloedig doet, echter zonder ooit te overtuigen of uit de verschillende testen een geloofwaardige eenheidsvisie te puren.

    De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan zelfs de som van alle spitsvondige of ronduit domme experimenten die psychologen kunnen verzinnen. Meer nog, die experimenten zijn veeleer misleidend dan verhelderend. Als men aantoont, in een onrealistische experimentele opstelling, dat proefpersonen die net een tekst hebben gelezen over hun sterfelijkheid anders reageren in een aantal testen dan personen die net een optimistisch succesverhaal gelezen hebben, wat heb je dan bewezen? Niets nieuws, we weten allemaal al heel lang dat wij beïnvloedbaar zijn. Maar door de indruk te verwekken dat wij altijd en volledig beïnvloed, ja gedetermineerd worden door onze omgeving, begeeft de auteur zich op een gevaarlijk pad, dat onvermijdelijk leidt naar beangstigende ethische vragen over verantwoordelijkheid voor onze daden, over schuld en boete. Wij zijn beïnvloedbaar, ongetwijfeld en meer dan we denken. Maar dat is niet het einde van het verhaal, het is slechts het begin. Wij zijn geroepen én in staat tot nadenken en bezinnen en tot verantwoord handelen op grond van humane ethische normen. Dit essentieel kenmerk van het menselijk handelen is op een onbegrijpelijke en verbluffende manier totaal afwezig in dit boek. De mens is herleid tot een laboratoriumrat in een doolhof, de psychologie en de filosofie tot een behaviorisme dat ik al lang en terecht begraven achtte. Ik citeer: ‘De belangrijkste conclusie van dit boek is dat je als mens een product bent van je context: in je privéleven, je sociale leven en je arbeidsbestaan.’ (blz. 295) Ik protesteer!

    Macht verblindt, dat is zijn stelling. Maar niet iedereen die macht uitoefent, wordt een dictator, gelukkig. Overwinnaars worden roekeloos, zo houdt hij vol. Maar ten minste een van zijn voorbeelden spreekt dat tegen. Hitler was in zijn machtshonger veeleer gedreven door zijn eigen ervaringen in de mislukking van Duistland tijdens de Eerste Wereldoorlog dan door de gemakkelijke successen die hij behaalde in Oostenrijk en zelfs Polen. En zo kunnen we voor elk van de aangehaalde voorbeelden andere aanhalen die zijn stelling afzwakken en zelfs tegenspreken. Dat is zeker zo bij sommige hoogst bedenkelijke voorbeelden.

    Zo zou bewezen zijn dat bij de Olympische Spelen de kampers die bij de loting een rood truitje toegewezen krijgen in plaats van een blauw, bijvoorbeeld bij het boksen, aanzienlijk meer kans maken om de overwinning te behalen. Indien dit bewezen was, dan zou men daar toch al lang iets aan gedaan hebben? Het effect van de kleur van het truitje op de uitslag van de kamp kan toch hoogstens marginaal zijn? Zelfs met een rood truitje maak ik geen enkele kans tegen Tyson, toch?

    Nobelprijswinnaars leven langer, gewoon omdat ze de Nobelprijs gekregen hebben, dus met uitsluiting van alle andere factoren. Zo zeggen de statistieken. Bij nader toezien blijkt het verschil echter miniem: ‘een of twee jaar’ op een mensenleven dat langer is dan het gemiddelde; bovendien zijn Nobelprijswinnaars meestal niet erg jong, om het zachtjes uit te drukken. Ze hebben dus nog maar een korte periode te leven; onlangs was er zelfs eentje al gestorven zonder dat het Comité het wist; de prijs wordt in de regel niet postuum toegekend. Bij de Nobelprijswinnaars literatuur is de mediaan (dat is het midden van de opklimmende reeks) 63 jaar. Het Nobelprijseffect kan dus enkel vanaf die dag beginnen te spelen. Het is evident dat de uiteindelijke leeftijd van die mensen slechts in zeer geringe mate afhankelijk zal zijn van de Nobelprijs alleen, maar veeleer het resultaat van een myriade van factoren, zoals bij iedereen. Met simpele statistieken kan je geen complexe feiten verklaren.

    Dat is mijn aanvoelen door het hele boek heen: zo eenvoudig kan het toch niet zijn! Mensen zijn geen proefdieren in een laboratorium. George W. Bush was bij zijn nefaste beslissing om Irak aan te vallen beïnvloed door veel meer dan de auteur laat uitschijnen. En hij was helemaal niet het hulpeloos slachtoffer van zijn hormonen en zijn door zijn machtssituatie verschrompelde (sic!) hersenen; wij kunnen ons zelfs ernstige vragen stellen over de reële macht van George W. als president van de V.S. Tony Blair was een intelligent man (wat we van zijn Amerikaanse collega meestal niet horen zeggen). Zelfs indien hij high was door de positie die hij innam, kon hij nog altijd zelf nadenken of de raad vragen van betrouwbare raadgevers, of de krant lezen. Mensen die omgaan met macht kennen de gevaren, ze hoeven overigens maar naar hun voorgangers te kijken om wijze lessen te leren: macht voert recht naar de ondergang, zowel van de machthebber als van zijn onderdanen en zijn tegenstrevers.

    Al bij al is dit een zeer oppervlakkig boek. Het brengt ons zo goed als niets bij over de meest grondige drijfveren voor ons handelen. Het biedt geen brede visie op de mens als verschijnsel en verklaart onze geschiedenis niet adequaat. Het is niet gesteund op overtuigend wetenschappelijk materiaal en de vele aangehaalde anekdotes geven het slechts een schijn van ernst. Het vertekent onze werkelijke situatie als mens in de maatschappij op een gevaarlijk simplistische manier en miskent zo de complexiteit van ons bestaan en de kracht van onze intelligentie en onze medemenselijkheid. Dat is zeer jammer, want de vraag die aan de grondslag ligt van dit boek, namelijk wat de oorzaken en de gevolgen zijn van machtswellust, is van ongemeen groot belang voor het voortbestaan van de mensheid en van onze wereld.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    05-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.sanitaire stop

    We kennen het Latijnse woord sanus wel: mens sana in corpore sano; een gezonde geest in een gezond lichaam. We vinden het ook in sanitair: dat wat onze gezondheid betreft, maar nu een eufemisme voor het toilet, zelf een eufemisme voor het ding waarin we onze ontlasting kwijt kunnen. Een sanitaire stop is een gelegenheid om te gaan plassen of voor de grote boodschap.




    Uit de Latijnse spreuk blijkt dat we sanus zowel voor het lichaam als voor de geest kunnen gebruiken. Toch valt het mij op dat in de Latijnse woordenboeken de aandacht vooral gaat naar de mens, het geestelijke. Als men zegt: sanusne es? vraagt men niet naar je gezondheidstoestand, maar bedoelt men: ben je wel goed wijs? Ben je mal? Een male sanus is geen zieke maar iemand die niet goed bij zijn zinnen is.

    Zo kom ik bij een homoniem, een woord dat eender klinkt als ons ‘sanitair’, maar een andere betekenis heeft, namelijk het Latijnse bijwoord dat is afgeleid van sanus: saniter. Dat betekent dus zoveel als: op een gezonde wijze, maar dan vooral wat het mentale betreft. Als we dat toepassen op het denken, dan drukken we ermee uit dat men zijn gezond verstand gebruikt, of dat men niet zomaar denkt, maar ook nadenkt.

    Filosofen hebben het voortdurend over de rede, de ratio, over redeneren en rationeel bezig zijn. Men zou wel gaan vermoeden dat de rede een heel bijzonder orgaan is, of een extra zintuig. Of misschien is het iets dat iedereen wel heeft maar dat niet iedereen gebruikt. Iedereen denkt, maar niet iedereen denkt na.

    Mijn aanvoelen is dat wij inderdaad allemaal denken, maar niet allemaal even goed. Wij beschikken allemaal over verstandelijke vermogens, die ons in staat stellen om fantastische dingen te doen. Een handenarbeider in een fabriek, een kassajuffrouw in de supermarkt enzovoort, ze moeten voortdurend nadenken. Wie met de auto rijdt, denkt de hele tijd, ook als hij of zij zich daarvan niet bewust is en gedeeltelijk op automatische piloot navigeert. Onze hersenen zijn ononderbroken in de weer, zelfs als we slapen en als het ware helemaal bewusteloos of onbewust zijn.

    Het gaat er dus niet om of we denken of niet, dat doen we onvermijdelijk. Elke mens is een redelijk wezen. Helaas denkt niet iedereen op een gezonde manier, niet saniter.

    Dat blijkt overduidelijk bij mensen met een mentale beperking, of die nu aangeboren is of het resultaat van ziekte, veroudering of een ongeval. Beschadigingen van de hersenen verhinderen het saniter of gezond denken en dat merk je.

    Maar ook mensen die over ‘normaal’ werkende hersenen beschikken, blijken soms mentaal beperkt te zijn. Wie vasthoudt aan vooringenomenheden en tegen alle beter weten in niet wil afwijken van een mening die op zijn minst betwistbaar is, schiet duidelijk tekort op mentaal gebied. Zelfs zeer verstandige mensen kunnen zich daaraan schuldig maken. Ik denk dan aan de talrijke uiterst intelligente mensen die zich op een of andere manier in dienst hebben gesteld van de Kerk en die de totaal ongeloofwaardige en hopeloos voorbijgestreefde opvattingen bleven verdedigen. Kardinaal Danneels en paus Ratzinger zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Aan hun intelligentie twijfelt niemand, zij steken zelfs ver boven de gemiddelde mens uit op dat punt; zij zijn manifest in staat om zelfs zeer ingewikkelde zaken te begrijpen en uit te leggen. Maar zij zijn niet in staat, of niet bereid, om sommige zeer eenvoudige en evidente dingen in te zien en daaruit ook hun conclusies te trekken. Dit is slechts een voorbeeld: dergelijke opvallende tegenstrijdigheden komen we voortdurend tegen in alle middens en op alle niveaus.






    De rede en de rationaliteit is dus niet iets dat voorbehouden is voor filosofen; noch is het zo dat de irrationaliteit enkel bij minder begaafden zou optreden. Wij zijn allen bij machte om saniter te denken, maar we doen het niet altijd. Als we vertrouwen op ons gezond verstand, dat gebaseerd is op onze eigen ervaringen en die van anderen, dan valt het nogal mee. De meeste chauffeurs rijden heel behoorlijk, zelfs zonder er bewust bij na te denken; het is zelfs zo dat men daarbij beter niet teveel nadenkt, maar zich precies op die automatismen van ons brein verlaat, en ondertussen zelfs met allerlei andere dingen bezig is. Pas wanneer de routine onderbroken wordt door een plotse onverwachte en bedreigende situatie, grijpt het actieve en bewuste denken weer in.

    Vaak laten we ons echter beïnvloeden door waarheden die ons komen aangewaaid uit de media, dingen die we weten van horen zeggen en die we klakkeloos overnemen, zonder ons af te vragen of de informatie wel klopt.






    Dit is een pleidooi, lieve lezers, voor het denken, het nadenken, het sanitair of liever saniter denken. Of anders gezegd: sapere aude, durf wijs te zijn. Het is niets bijzonders, wij kunnen het allemaal. Het volstaat dat we bereid zijn om stil te staan bij onze overtuigingen, om ze te vergelijken met die van anderen zonder vooringenomenheid, om de gevolgen van ons denken en ons handelen aan een objectief onderzoek te onderwerpen, dat we meer bewust en dus beter gaan leven en samenleven.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    30-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Champions League

    Zou het de leeftijd zijn? Ik weet het niet, maar ik heb er wel behoorlijk last van. Neem nu de voetbalmatch van Anderlecht tegen Limassol onlangs. Er was verder niets op TV dat de moeite waard leek, dus toch maar even kijken. Het belang van die match was dagen van tevoren al opgeklopt tot waanzinnige hoogten, de spanning zat er dus goed in. Anderlecht moest winnen na een dwaze uitnederlaag tegen een nogal onbenullige tegenstander.




    Na drie minuten voelde ik al dat het niet pluis zat. Ik bewoog met het spel mee in mijn zetel. Als de aanval van rechts naar links trok, leunde ik gaandeweg mee naar links naarmate het spel het doel naderde; liep de bal naar rechts, dan voelde ik me onweerstaanbaar naar rechts getrokken, als wou ik door mijn eigen lichaamsbeweging kracht bijzetten aan de aanval. Het was een beetje zoals sommige chauffeurs en de meeste passagiers in een auto, die met hun hele lijf mee remmen en mee optrekken en mee de bochten nemen.

    Bovendien voelde ik mijn hartslag omhoog gaan, zelfs wanneer er op het veld niets noemenswaardig gebeurde. Het was de spanning rond de gebeurtenis die het hem deed, het belang en de inzet van de wedstrijd.

    Ik heb dan maar voor een rustig stukje muziek gekozen en het hele zaakje aan mij laten voorbijgaan. Pas ’s anderendaags heb ik toevallig vernomen dat Anderlecht gewonnen had met het nodige verschil, zodat ze kunnen doorgaan in de Champions League.

    Voetbalwedstrijden zijn er om geanalyseerd te worden, vooraf, tijdens en erna. Laten we dat ook eens doen.

    Vooreerst de inzet, die deze match zo belangrijk maakte. Als Anderlecht verloor, mocht het niet deelnemen aan de groepsfase van de Champions League. Ik geef grif toe dat ik er geen flauw idee van heb wat dat concreet betekent, behalve dat volgens de nieuwsberichten in dat geval de club een startgeld van vijftien miljoen euro zou missen. Nu kan ik me voorstellen dat een dergelijke som zelfs voor een club als Anderlecht geen kattenpis is. Maar wat heb ik daarmee te maken? Ik ben geen fan van die club, ik heb er geen enkele affiniteit mee, eerlijk gezegd kan Anderlecht me gestolen worden. Of ze eerste staan of laatste, in de hoogste afdeling spelen of in vierde provinciale, het maakt me niets uit. Het is een grote commerciële onderneming in de entertainment business, punt uit. Bovendien is het een vorm van ontspanning die me helemaal niet interesseert. Ik ga nooit naar het voetbal kijken en ook op TV stem ik er zelden op af. Ik praat met vrienden en kennissen nooit over het voetbal.

    En toch was ik gespannen, nerveus, kreeg ik hartkloppingen.

    Nu ik erbij stilsta, besef ik dat die hevige gevoelens sterker zijn dan mezelf. Ze komen spontaan op en ik kan ze niet onderdrukken. En dan had ik het ineens door: ook andere mensen ervaren die hevige emoties. Maar in plaats van af te haken, geven ze eraan toe. Ze laten zich opzwepen, gaan op in de match, worden erdoor meegesleept, zwalpen op en neer met de golven van angst en euforie die het spel bij hen oproept bij elke uitgespeelde of gefaalde kans, bij elke aanval, elke bedreiging van het eigen doel.

    Dat is waarom het gaat in zo’n voetbalmatch. En deze match was niet zomaar een doordeweekse aangelegenheid, waarvan het resultaat pas op het einde van het seizoen wordt afgerekend. Nee, het was erop of eronder, alles of niets. Of zo werd het toch voorgesteld. En dus was het een spannende match, niet het minst door het risico op een onverwachte tegengoal die de lat onmiddellijk veel hoger zou leggen, enzovoort. En Anderlecht kwam maar niet tot scoren, tachtig eindeloze minuten lang, wat de spanning steeds meer deed stijgen tot een bijna ondraaglijk niveau. En dan kwam de ontknoping in een spectaculaire ontlading van extatische vreugde bij iedereen, ook bij de vele duizenden die de match hadden gevolgd, in het stadion of thuis. En er werd gedronken en gedanst en gefeest tot in de kleine uurtjes.

    Die emoties zijn niet ongewoon, ze zijn normaal. Honderdduizenden, ja miljoenen mensen leveren zich elke week over aan dat spel. Ze beleven de spanningen die normaal enkel de spelers en de clubbonzen voelen op een plaatsvervangende manier, alsof hun leven er van afhing, hun wedde, hun bonus, hun blijdschap of ongeluk, terwijl ze er in feite niets mee te maken hebben. Ze betalen om te mogen gaan kijken, maar vooral om te mogen mee opgaan in het spel, om hun emoties te mogen botvieren. Het is iets dat aanspreekt, het werkt, anders was het voetbal niet de miljardenbusiness die het is. De media doen er volop aan mee en pikken hun graantje mee van de commercie.

    Mensen hebben veel over voor hun voetbal, zeer veel. De mensheid heeft veel over voor haar voetbal, zeer veel tijd, energie en financiële middelen. En het voetbal is maar één van de vele aspecten van ons tijdverdrijf, van ons omgaan met onze emoties. We zijn blijkbaar ten minste zo veel bezig met onze emoties als met de andere aspecten van ons leven, zoals werken of slapen.

    Er is dus niets verkeerds mee. Blijkbaar hebben wij behoefte aan een emotioneel leven en beantwoordt voetbal, zoals talloze andere vormen van ontspanning, aan die behoefte. En toch heb ik daar mijn bedenkingen bij; het tegendeel zou u trouwens verwonderen, lieve lezers.





    Zie je, die emoties zijn er voor een reden en die reden is niet het voetbal. Onze emoties hebben een functie. Zij vervullen een rol in ons samenleven met anderen. Ze maken het mogelijk dat wij onszelf in stand houden in een complexe maatschappij, waarin wij op ontelbare manieren samenwerken met anderen, tot voordeel van iedereen. Maar zoals alle andere aspecten van ons mens-zijn, kunnen we ook die emoties oneigenlijk gebruiken. Honger is een signaal van ons lichaam dat het voedsel nodig heeft; dorst wijst op het gevaar van uitdroging enzovoort. Woede is een reactie op een of andere vorm van agressie, blijdschap is een reactie op iets dat goed is voor ons enzovoort. Maar wij eten ook als we geen honger hebben en we eten niet zozeer om onze honger te stillen als om onze smaakpapillen te plezieren; we drinken vaak veel meer dan nodig en duidelijk niet om onze dorst te lessen.

    Op de zelfde manier gebruiken we onze emoties niet alleen voor de situaties waarin wij ons meestal bevinden in de maatschappij: we creëren speciale omstandigheden waarin onze emoties op een artificiële manier worden aangesproken: we gaan op een rollerbaan zitten, we beklimmen moeilijke bergen, we doen aan diepzeeduiken en we gaan naar het voetbal kijken. Zoals we meer aan seks doen dan nodig voor de voortplanting, spelen we ook met onze emoties omdat die er nu eenmaal zijn. We houden van opwinding en van de tegenstellingen tussen vreugde en verdriet en de spanningen die dat met zich meebrengt. En dus creëren wij situaties, of laten anderen die voor ons creëren, waarin onze primaire emoties sterk worden aangesproken.





    Theater is daarvan een goed voorbeeld. De auteur van het stuk, de regisseur, de acteurs en alle andere betrokkenen zijn erop uit om onze emoties een goede beurt te geven. Ze maken daarbij gebruik van alle mogelijke middelen, soms op de meest cynische manier. Maar we malen er niet om, we gaan naar het theater om ons te laten misleiden en hoe beter dat het lukt, hoe liever we het hebben. Net zo met film.

    Met de (kijk)sport is het anders. Daar hebben we de verwachting en de indruk dat het geen theater is, maar echt. Dat er geen spelletjes gespeeld worden met ons, maar dat het om een echte wedstrijd gaat, waarin de tegenstanders op een eerlijke manier met elkaar en dus met ons omgaan. Als het allemaal afgesproken spel zou zijn, dan gingen we niet kijken. Het is daarom dat heruitzendingen van wedstrijden zo weinig succes hebben: als we de uitslag al weten, is er niks meer aan. Om dezelfde reden is omkoperij de zwaarste overtreding van het sportethos die je kan bedenken. We hebben de spanning over de (eerlijke) afloop nodig. Het gaat er dus niet om hoe mooi een wedstrijd is, maar hoe spannend en wie er wint en hoe.

    En zo kom ik tot mijn bedenkingen.

    Vooreerst meen ik dat het beter is om je emoties te gebruiken voor het datgene waarvoor ze bedoeld zijn, namelijk de omgang met de anderen. Het oneigenlijk gebruik, zoals bij het beoefenen van (gevaarlijke) sporten, is voor mij altijd min of meer verdacht en bedenkelijk. Natuurlijk geeft het jou een kick als je gaat skiën, zeker buiten de pistes, of als je een steile bergwand beklimt en eindelijk op de top staat. Maar dan ben je met je emoties aan het spelen, zoals je ook met je genitaliën kunt spelen. Wij mensen kunnen dat en we doen het volop en met veel plezier. Maar zowel uit de praktijk als met een beetje gezond verstand kunnen we leren dat het oneigenlijk gebruik van het een zowel als van het ander uiteindelijk onbevredigend is.

    Het meest genieten we van een koel glas water als we echt dorst hebben. De duurste gerechten moeten het afleggen tegen een boterham uit het vuistje als je echt honger hebt.

    Zo is het ook met onze emoties. Ongetwijfeld waren de fans uitgelaten toen Anderlecht had gewonnen, maar wat hebben ze daar uiteindelijk aan? Hun verwachtingen zijn ingelost, hun vrees is weggenomen en heeft plaats gemaakt voor euforie. Maar ze hebben zich geen echt voordeel gedaan, ze hebben alleen negentig minuten lang hun emoties kunnen botvieren op een kunstmatige, plaatsvervangende manier, gevoed door heel wat drank, opgezweept door de media en door de massahysterie die grote evenementen nu eenmaal meebrengen. De vijand is verslagen, maar zelfs de meest harde fan zal uiteindelijk moeten toegeven dat die vijand in feite helemaal geen vijand is; dat de spelers van de tegenpartij morgen misschien in je eigen ploeg zullen spelen en jouw helden van vandaag morgen verkocht worden voor veel geld, waarvan jij geen cent te zien krijgt. Waarom vechten hooligans van de ene ploeg eigenlijk tegen die van de andere? Wat kunnen ze daarmee winnen?

    Ik heb dus iets tegen het al te opzettelijk of kunstmatig bespelen van emoties. Ik ga nooit naar het theater, nooit naar de film. Ik kan ook geen films bekijken op TV, zeker niet als ze sterk emotioneel geladen zijn en dat is in bijna alle gevallen zo: geweld, diepe psychologische conflicten, gerechtszaken, avonturen… het is me allemaal teveel, zelfs al weet ik goed dat het maar theater is. Ik kan het niet aan, mijn lichaam reageert erop als de spreekwoordelijke stier op een rode lap: mijn hart gaat bonzen, ik krijg een krop in de keel, mijn stem stokt, het koude zweet breekt me uit, de tranen biggelen over mijn aangezicht. Ik weet er uren later nog van en van rustig inslapen is geen sprake, noch van een rustige nacht, de beelden blijven me tormenteren in mijn dromen.






    Leid ik dan een saai leven? Ik vind van niet. Mijn emotioneel leven is zo sterk gekleurd als dat van iemand anders, denk ik. Mijn gevoelens zijn even sterk als die van mijn evennaasten. Alleen ga ik er een beetje anders mee om. Ik vermijd confronterende omstandigheden van alle aard en zoek zoveel mogelijk rust en harmonie op. Ik vind mijn genot op iets meer subtiele plaatsen dan het voetbal, het wielrennen, Formule 1 of een bokswedstrijd; of een porno-, actie- of horrorfilm; of een thriller van een boek. Ik beklim zo weinig mogelijk hoge bergen en verplaats me het liefst te voet of met de fiets. Voor mij geen verre reizen, dure restaurants, zeldzame wijnen of chique kleren. Mijn interesses gaan veeleer naar wat me een genot verschaft dat men wel eens intellectueel noemt, maar dat daarom niet minder genieten is, en naar het plezier dat je kan hebben van heel eenvoudige dingen in het leven.

    Ieder diertje zijn pleziertje. Voor mij mag iedereen die daar zin in heeft naar het voetbal gaan of naar pornofilms kijken. Niemand moet zijn wil opdringen aan iemand anders, alles mag, niets moet, zolang er niemand geschaad wordt. Maar ik vind wel dat er goede en minder goede manieren zijn om met je emoties om te gaan en dat de meer natuurlijke manier uiteindelijk de grootste bevrediging schenkt, terwijl de meer spectaculaire maar minder natuurlijke slechts een snel voorbijgaande opwinding opleveren, die je nadien onbevredigd achterlaat en je alleen maar aanzet tot nog meer, nog heviger, nog krachtiger, nog duurder, nog verder, nog gekker.

    Ik voel me niet beter dan een ander. Maar wel af en toe behoorlijk verschillend.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    22-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Getuigen van Jehova

    Deze morgen was het gelukkig wat koeler. De tropische temperaturen van de laatste dagen zijn niets voor mij, ik zie werkelijk af. Van mijn goede voornemens om wat vaker te schrijven in mijn Kroniek is dan ook niet veel in huis gekomen. Niet dat daartoe geen aanleiding was, in tegendeel. Maar de weinige energie die niet door de hitte werd opgeslokt, verdween in enkele projecten op langere termijn waarmee ik bezig ben voor Spinoza in Vlaanderen. Verbazend hoeveel tijd er daarin kruipt. Maar ik klaag niet, het is werk dat ik erg graag doe en waarbij ik mijn bescheiden talenten volop kan aanwenden, een echte uitdaging dus. Later daarover meer.





    De laatste tijd krijg ik het bezoek van een Getuige van Jehova. Die kwamen vroeger ook al aan de deur en ik stuur ze nooit weg, ik maak altijd een praatje met die mensen. Zij zijn immers met dezelfde onderwerpen bezig als ik: de mens, de samenleving, godsdienst, wetenschap, geschiedenis, de Schrift, het hiernamaals, goed en kwaad. Ik hoef je niet te vertellen dat we het op haast alle punten grondig oneens zijn en ik laat dat ook niet onvermeld in onze gesprekken. Aanvankelijk kreeg ik vooral beginnelingen te zien en te horen, maar misschien omdat ik hen niet meteen wegstuurde zoals de meesten bij wie ze aankloppen, kwam er onlangs een meer onderlegde Getuige opdagen. We hebben enkele keren aan de deur gepraat, maar toen hij laatst weer aanbelde, heb ik hem meegenomen voor een gesprek in de tuin.

    D. is een bijzonder verstandig en goed ingelicht man. Hij kent zijn zaken, maar hij weet ook heel veel van zijn ‘tegenstanders’. Hij is uiterst vertrouwd met de moderne wetenschap en dat verbaasde me. Ik vroeg mij af hoe het kwam dat iemand die zo intelligent is en zo onderlegd, zich toch kan vinden in de klinkklare nonsens die de Getuigen aanhangen, op grond van de Schrift en de letterlijke interpretatie die zij eraan geven. Ik heb die vraag ook rechtstreeks aan hem gesteld, zij het onder iets of wat beleefder bewoordingen, natuurlijk.

    Hij liet zich niet uit zijn lood slaan, het is een ervaren Getuige met een lange staat van dienst, een geboren debater, die niet voor één gat te vangen is. Altijd heeft hij een uitleg klaar. Als hij voelt dat een of ander argument niet aanslaat, schakelt hij naadloos over naar een ander, zonder toe te geven dat hij ongelijk had natuurlijk. Dat maakt het een beetje een dovemans gesprek, helaas. Ik geef niet toe en hij ook niet. We tasten elkaars stellingen af, op zoek naar de zwakke punten.

    Bij hem is dat de starre dogmatiek waarmee hij bepaalde geloofspunten verdedigt die voor mij onaanvaardbaar en ook totaal onbelangrijk zijn. Zo verdedigen de Getuigen dat God de moderne mens, homo sapiens, geschapen heeft uit het niets zoals hij is. Niet dat ze de evolutieleer verwerpen, hoor, ze hebben ondertussen door dat die niet meer te ontkennen valt. God heeft toegelaten dat vanuit een klein levensbegin, waarvoor hij volledig verantwoordelijk is, allerlei experimenten ontstonden die aanleiding gaven tot het ontstaan van allerlei wezens, zoals de voorlopers van homo sapiens. Maar na al die proefnemingen heeft hij dan de mens geschapen zoals het in Genesis staat. Ook de zondeval moeten we letterlijk nemen en dus ook de erfzonde en de verlossing door Jezus van Nazareth. Maar die Jezus is niet te vereenzelvigen met God, nee, er is maar één God. Jezus is de Zoon van God, door God geschapen.

    Enfin, zo zijn er nog heel wat vreemde stellingen die ze verdedigen. Ze doen maar, maar ik vind dat ze hun tijd verliezen. Ze houden vast aan het verleden, aan de Bijbel en aan een dogmatiek uit voorbije eeuwen die wel verschilt van de christelijke, maar niet noemenswaardig. Ze voeren een verloren strijd. Maar ze doen dat op een vredelievende manier en dat siert hen.

    Ik weet niet wat ik moet denken van hun organisatie. Zij maken zich sterk dat ze heel wat mensen ‘redden’: radeloze, vertwijfelde en soms ook aan lager wal geraakte mensen die plots een strohalm aangereikt krijgen en die zich optrekken aan wat van hen gevraagd wordt in een vrij strakke organisatie met vaste rituelen. Ik betwist dat niet. Ongetwijfeld is dat zo. Maar die mensen komen van de regen in de drop, vind ik. Het kan toch niet anders dan dat zij na enige tijd vragen beginnen te stellen over hun nieuw gevonden en een beetje vreemd geloof? En dat ze dan opnieuw gaan twijfelen… Maar ik geef toe: je kan maar beter een voorbeeldige Getuige van Jehova (of een ander soort van christen of gelovige) zijn dan bijvoorbeeld een dakloze drank- of drugsverslaafde.

    Laatst was ik niet thuis en D. liet een brochure en een boekje achter in de brievenbus, met een mooi en vriendelijk kaartje erbij. Ik heb de brochure helemaal gelezen en in het boekje ben ik al een eind over de helft. Allebei zijn het merkwaardige documenten. Op basis van uitspraken van bekende wetenschappers (onder wie ook Dawkins!), proberen zij het bestaan van God te bewijzen. Het is het systeem van het Intelligent Design. De schepping is zo ingewikkeld en zo precair, het universum zo perfect in evenwicht dat het niet anders kan of er ligt een God aan de basis van de orde in de wereld die de wetenschap zo verbluffend ontsluiert.




    Ach, het is zo gemakkelijk om de logica van die redenering om te keren: de mens is ontstaan in het universum zoals het is en heeft zich over miljarden jaren ontwikkeld tot wat hij nu is, uitmuntend aangepast aan zijn omgeving volgens het principe dat Darwin zo geniaal postuleerde, zonder er de fysische oorsprong van te kennen, gewoon op basis van zijn waarnemingen en zijn scherp verstand. Het is met andere woorden helemaal niet verbazingwekkend dat de mens zo precies past in de niche die hij inneemt, het is integendeel evident dat hij is zoals hij is, hij kan niet anders dan zo zijn, als het anders had gekund, dan was hij ook anders geweest.

    Die redenering heeft nog een bijkomend voordeel. Je hoeft er geen God bij te verzinnen en dat is niet niks. Want stellen dat een ander Wezen verantwoordelijk is voor alles wat er is en zoals het is, dat is veel gevraagd, te veel zelfs. Waar komt dat wezen vandaan? Waar komt zijn macht en wijsheid vandaan? Wat heeft het met de mens? Het is niet uit te leggen, het blijft een mysterie. God als verklaring van alles is het probleem alleen maar verschuiven, want dan moet je iets verklaren dat nog veel meer immens, enorm en mysterieus is dan het universum, namelijk een God die dat allemaal heeft geschapen op een of andere manier. Voor het universum zijn er door de wetenschap verklaringen gevonden die de meeste mensen bevredigen. Voor God niet. God kan je niet verklaren, je moet erin geloven. Tja.

    Ik kijk uit naar het volgend bezoek van D., de intelligente, vriendelijke Getuige van Jehova. Ik praat graag met hem. Maar ik vrees dat hij het op een dag welletjes zal vinden, als hij inziet dat ik wel naar hem luister, maar hem niet geloof. Soms verwijt ik mezelf dat ik zo op hem inpraat; misschien breng ik hem wel aan het twijfelen? En wat zou er dan gebeuren? Zou hij nog even gelukkig zijn, even rustig, bijna onverstoorbaar, zelfzeker en Bijbelvast? Ik zou het mezelf nooit vergeven als ik zijn zekerheden zou stuk breken, want al wat ik in de plaats te bieden heb, zijn voorlopige zekerheden, twijfels en de erkenning van onze onwetendheid.

    Spinoza zei het al: godsdienst heeft een rol te vervullen voor het allergrootste deel van de mensheid. Slechts enkelen kunnen zonder God of godsdienst verder. Ik heb altijd geweigerd om dat vandaag nog aan te nemen, want Spinoza zegt ook dat elke mens in staat is tot rationeel denken, filosofen zijn geen freaks van de natuur, iedereen kan doordenken op de belangrijke kwesties. Misschien was het in 1650 anders, maar vandaag heeft vrijwel niemand nog een excuus om niet na te denken maar te geloven zonder nadenken.

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    13-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het grote misverstand, nog steeds en alweer

    Het grote misverstand, nog maar eens en nog steeds.

     

    Ik had het hier al over een misverstand dat vandaag heerst, namelijk dat het materialisme een aanslag zou zijn op de menselijke waardigheid. Lees die tekst (nog) eens na, hij vormt de basis voor wat je hieronder (hopelijk) gaat lezen.

    Ons nieuw samengesteld gezin, zoals wij sociologisch te boek staan, is niet groot en niet jong, althans, wijzelf zijn niet meer jong. Lut en ik zijn samen van in 1998. Onze kinderen zijn volwassen, tussen de 30 en de 45 jaar en leiden een zelfstandig leven. Toch zijn wij traditioneel lid van de Gezinsbond, vroeger de Bond van de grote gezinnen, daarna van de grote en jonge gezinnen. Al heel mijn leven lees ik, zij het snel en oppervlakkig,  De Bond, het weekblad van de Bond.

    In de laatste aflevering viel mijn oog op een artikeltje van de hand van Chris Dutry, onder de titel Het tijdperk van het brein. Het is in feite een boekbespreking van een boek van Jan Derksen, Bevrijd de psychologie (uit de greep van de hersenmythe), 208 blz., 2012, uitgeverij Bert Bakker, € 17,95. Ik heb het boek niet gelezen en ben dat ook niet van plan.

    Waarover gaat het?

    De titel zet ons al een heel eind op weg. Het is een pleidooi voor een autonome psychologie, als wetenschap en als praktijk. Zij moet blijkbaar bevrijd worden en nog wel van een mythe, namelijk die van de hersenen.

    Lieve lezer, je voelt me al steigeren. Het grote misverstand dat ik besprak in mijn vorige tekst slaat hier in alle verontwaardigde hevigheid toe. Terwijl de neurowetenschappen zich inspannen om de processen te onderzoeken die zich afspelen in onze hersenen, met als doel een beter begrip van hun werking en de gevolgen daarvan voor ons leven, vinden sommigen dat op die manier de psychologie gebiologiseerd wordt, dat men er een exacte of positieve wetenschap van maakt. Concreet gezien stelt men het voor alsof de neurowetenschap de psychologie als menswetenschap en als therapeutische activiteit zou willen verdringen en haar vervangen door een louter materiële verklaring en een louter materiële therapeutische behandeling: pilletjes, operaties en andere fysieke ingrepen op de hersenen.

    Het misverstand is hierin gelegen, dat de neurowetenschap dat inderdaad beoogt, in de mate dat ze dat kan en gelukkig maar! Want er zijn al spectaculaire resultaten bereikt op dat punt. Heel wat storingen in ons (centraal) zenuwstelsel, voornamelijk in onze hersenen, kunnen nu behandeld worden met fysische middelen en leiden vaak tot volledige genezing en herstel van zelfs aangeboren letsels. Niemand zal dat ontkennen en ook de auteur van het boek doet dat niet.

    Waar hij het blijkbaar moeilijk mee heeft is met een beperking van ons psychisch leven tot fysische processen en een daarbij aansluitende beperking van de therapieën tot materiële ingrepen.

    Ik heb nog geen enkel boek gelezen, van welke neurowetenschapper dan ook, dat een dergelijke beperking voorstelt of verdedigt. Het gaat hier dus duidelijk om een misverstand. Derksen ziet spoken. Onze hersenen zijn geen mythe, het is onze psyche die een mythe is. De neurowetenschap pleit zelf helemaal niet voor een bevrijding van de mens uit de mythe van de psychologie, integendeel. Men heeft ontdekt dat men allerlei storingen, letsels en aangeboren afwijkingen strikt medisch met groot succes kan behandelen, ook en vooral aandoeningen waarbij de klassieke, niet-intrusieve therapieën (meestal gesprekstherapieën), tot nog toe jammerlijk faalden. Maar er is niet één medische neurowetenschapper die beweert dat de klassieke psychologie heeft afgedaan, als wetenschap of als behandelingsmethode.

    Om dit misverstand en de mogelijke oplossing ervan goed te begrijpen moeten we wat dieper ingaan op de zaak.

    Onze hersenen zijn het centrum van onze mentale vermogens. Daar kan van alles verkeerd gaan, want het is een uiterst complex orgaan, veel ingewikkelder dan welke machine die de mens ooit bedacht, laat staan gemaakt heeft. Die hersenen functioneren in en zijn dus afhankelijk van de werking een lichaam. Ook daar kan van alles fout lopen. Als mens leven wij in gemeenschap, op grote en kleine schaal. En weer zorgt dat voor allerlei problemen.

    De medische neurowetenschap heeft in haar therapeutische benadering enkel aandacht voor de problemen die van fysische aard zijn. Een eenvoudig voorbeeld is de behandeling van epilepsie. Men kan met chemische middelen en met elektrische stimuli die ‘ziekte’ bijna volledig onder controle houden, zodat de ‘patiënt’ een zo goed als normaal leven kan leiden. Een materieel defect wordt dan hersteld door een fysische ingreep.

    Het is echter ook mogelijk dat mensen met volkomen gezonde en fysiologisch ‘normale’ hersenen toch niet goed functioneren. Er is dan met andere woorden geen lichamelijk aanwijsbare oorzaak van de ‘ziekte’; er is dus geen fysieke oorzaak. Als er geen fysieke oorzaak of letstel is, ligt het niet voor de hand om te proberen daarop in te grijpen met materiële middelen. Soms doet men dat toch, maar dan veeleer als een ondersteunende therapie of als symptoombestrijding in afwachting van een mogelijke genezing, spontaan of met klassieke therapie.

    Laten we een voorbeeld nemen. Iemand die denkt dat de aarde niet bol is, maar plat, vergist zich, maar is niet noodzakelijk gek. Anders zouden er vroeger wel veel gekken rondgelopen hebben op aarde. Wij kunnen ons vergissen en we doen dat voortdurend, slimme mensen zowel als minder slimme. Het is dus perfect mogelijk om met een goed stel hersenen tot de verkeerde conclusies te komen, of opvattingen te koesteren die net iets minder dan helemaal juist en waar zijn. Kijk om je heen, kijk in je eigen hart, lees dit boek…

    Het gebeurt dat perfect normale mensen plots met psychische moeilijkheden te maken hebben. Onderzoek moet dan uitmaken wat er aan de hand is. Met allerlei testen kan men meestal heel snel naar een diagnose gaan, omdat de symptomen stilaan goed herkend worden. Zo geeft een hersentumor op een bepaalde plaats in de hersenen heel vaak zeer specifieke afwijkingen tot gevolg. Men kan dan gaan zoeken naar die tumor en proberen om die te verwijderen. Zo kan men ook genetisch bepaalde afwijkingen opsporen, of fysische letsels, bijvoorbeeld na een ongeval. Maar het kan ook zijn dat men niets vindt met al de apparaten die men nu heeft, of dat men alleen zeer vage aanduidingen krijgt van een verminderde activiteit hier of daar, terwijl er toch ernstige gezondheidsklachten zijn.

    Dat betekent dan wellicht dat het gaat om een psychische nood, veroorzaakt door een verstoring van het omgaan van die persoon met zichzelf en met zijn of haar omgeving. Wie een dramatische gebeurtenis meemaakt, zoals het overlijden van een geliefde, ondervindt daar een invloed van in zijn of haar leven. Dat kan een weerslag hebben op het functioneren van onze hersenen, zonder aanwijsbare beschadigingen aan te richten. Men kan dan proberen om de hersenen weer beter te doen functioneren, bijvoorbeeld door die centra tot ruste te brengen waarvan men weet dat ze zorgen voor onrust, opgewondenheid enzovoort. Maar dat is een ondersteunende therapie. Als men de oorzaak niet onderkent, zal men het probleem niet blijvend oplossen.

    Er is met andere woorden nog steeds en misschien zelfs nog meer plaats dan vroeger voor een diagnose en een therapie die zich richt op de psychische nood en het psychisch lijden van de mens. Ook de medische neurowetenschap is nog steeds aangewezen op het gesprek, zowel bij de diagnose als bij het opvolgen van de (fysische) behandeling.

    Derksen maakt te weinig het essentiële onderscheid tussen psychische stoornissen die een specifieke fysische oorsprong en behandeling hebben en andere, die hun oorsprong vooral hebben in het functioneren van de mens in de maatschappij, iets wat blijkbaar steeds moeilijker wordt in onze moderne samenleving met zeven miljard mensen. Deze laatste vorm van psychisch lijden is nog steeds gebaat met de klassieke psychologische therapieën, maar kan steeds beter ondersteund worden met aanvullende therapieën uit de medische neurowetenschap. Dat zal de efficiëntie van die gesprekstherapieën aanzienlijk verhogen en de behandeling wellicht inkorten en dat mag allebei wel, want de klassieke behandelingen zijn altijd zeer intensief, uiterst langdurig en leiden helaas op zichzelf bijna nooit tot volledige genezing.

    Derksen heeft dus gelijk wanneer hij stelt dat de klassieke therapieën niet afgedaan hebben. Hij vergist zich echter schromelijk wanneer hij de medische neurowetenschap ervan beschuldigt dat zij dat op het oog zou hebben.  Wat nog erger is: door zich zo rabiaat af te zetten tegen wat die neurowetenschappen kunnen bijbrengen aan de klassieke therapieën, ontzegt hij de patiënten de kans om te genieten van de spectaculaire voordelen die deze nieuwe benadering onbetwistbaar biedt.

     

    En zo blijkt dat ook verstandige mensen schadelijke of zelfs destructieve illusies kunnen koesteren, die kunnen leiden tot hun eigen ongeluk of zelfs ondergang of die van anderen. Derksen heeft allicht geen behoefte aan een medische behandeling, maar een goed gesprek met een neurowetenschapper lijkt me een aangewezen en zelfs noodzakelijke therapie voor hem en zijn geestesgenoten.


    Categorie:wetenschap
    Tags:maatschappij
    08-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.blog writer's block

    Lieve lezers,

    als ik terugblik op mijn activiteit hier op mijn blog in de maand juli, dan moet ik toegeven dat er duidelijk sprake is van een zekere terugval, zowel in het aantal van de bijdragen als in hun aard. Hoe is dat te verklaren?

    De zomer is komkommertijd voor iedereen. Op tv zie je bijna uitsluitend herhalingen van reeksen en oude films. Er gebeurt niets, de fut is eruit want iedereen droomt van, is op, of geniet na van vakantie. Het aantal lezers dat mijn Kroniek per dag bezoekt en het aantal bladzijden dat ze aantikken daalt angstwekkend tot ongeveer een derde van het gewone aantal. Waar zijn jullie dan? Wat heb ik jullie misdaan dat jullie me links laten liggen?

    De laatste maanden heb ik me ook meer dan vroeger bezig gehouden met Spinoza. Niet zozeer met het lezen van zijn geschriften, al kwam dat er ook wel bij, maar veeleer met wat er rond hem en zijn filosofie gebeurt, vooral dan in Nederland, waar hij veel meer in de belangstelling staat dan in Vlaanderen. Ik bracht heel wat tijd door op de onnavolgbare website van de onvermoeibare Spinoza-blogger Stan Verdult en volgde de vele sporen die hij daar trok. Ik kwam in contact met Rikus Koops, de hertaler en uitgever van de Korte Verhandeling. Dat leidde tot een intensieve samenwerking bij zijn Toelichtingen, een werk dat ik graag deed maar dat wel heel wat tijd en energie opeiste, maar ook veel voldoening gaf en dat ik ook in de toekomst hoop voort te zetten. Ik schreef zelf ook over Spinoza, uitvoerig over Uriël da Costa en vertaalde Voltaire, toch allemaal enigszins afwijkend van wat je hier meestal aangeboden krijgt.

    Uiteindelijk resulteerde dat in een nieuw initiatief: Spinoza in Vlaanderen. De bedoeling was om een trefpunt te maken voor wat er rond Spinoza ook hier in Vlaanderen gebeurt: waar en door wie wordt hij bestudeerd, publicaties, lezingen, studiedagen en bijeenkomsten van Spinoza-liefhebbers. Het begon met een website waar men zich kon melden als belangstellende of sympathisant. Dat lijstje groeide snel aan, met verscheidene heel belangrijke namen erop, maar ook met gewone mensen zoals u en ik die zo te kennen gaven dat Spinoza iets betekende in hun leven.

    Dat succes was een uitdaging. Ik stortte me enthousiast in het nieuwe project, zoekend naar materiaal dat ik daar kon aanbieden. Dat bleek echter niet zo eenvoudig te zijn. Ik schreef een aantal sympathisanten aan om een bijdrage te vragen, maar veel leverde dat zo meteen niet op. Ik moest me dan ook bezinnen over de inhoud van de nieuwe website, vooral in het licht van wat Stan Verdult aanbiedt. Het is onmogelijk om zijn inspanningen ook maar enigszins te benaderen en dat is ook niet nodig: wat hij doet, hoeft niemand nog over te doen. Er moest dus een eigen aanpak komen, specifiek gericht op de Vlaamse context, maar interessant voor alle Nederlandstaligen. Dat is een veel bescheidener objectief dan dat van Stan, die met succes de hele wereld afschuimt naar elke snipper informatie over Spinoza.

    We zijn nog maar net begonnen met Spinoza in Vlaanderen en we moeten onze weg nog vinden. Er zijn concrete plannen voor enkele nieuwe pistes, die in de volgende maanden hopelijk tot resultaat zullen leiden. Ondertussen druppelen de aanmeldingen verder binnen en ook enkele berichten over activiteiten in Vlaanderen. We gaan het rustig aan doen.

    En ja, lieve trouwe lezers, zo komt er weer wat meer tijd en rust en inspiratie voor mijn Kroniek. Weg dus met de komkommers en de writer’s block! Hierbij bied ik jullie een passend verdichtsel aan dat mijn vriend Jacques voor mij schreef na de donkere blogschaarse dagen van de voorbije maand.




     

    Writer’s Block.

     

    Steeds weer kijkt hij op de klok,

    de schrijver met zijn writer’s block.

    Al zijn hele leven,

    heeft hij het liefst geschreven,

    maar nu is het overleven.

     

    Het enige wat hem nog drijft,

    is de gedachte: ‘wie schrijft, die blijft’.

     

    Jacques Quekel


    Categorie:poëzie
    Tags:levensbeschouwing
    07-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympisch goud

    De Olympische spelen zijn bijna voorbij en dat spijt me niet. Ik begrijp niet dat mensen daar ook maar enige aandacht aan besteden.





    Het is ten eerste pure commercie, op alle gebied. De Spelen zijn een grote en ondoorzichtige multinational, met enkel commerciële belangen, onder het mom van een nobele en humanitaire instelling.







    Bovendien blijven ze op een domme manier nationalistisch: de atleten worden verondersteld hun land te vertegenwoordigen, maar sommigen hebben al vijf nationaliteiten achter de rug, ze kiezen gewoon een land uit waar ze de beste zijn in hun discipline en laten zich daar nationaliseren, terwijl ze in hun eigen land geen kans maken. Met het systeem van nationale vertegenwoordigers krijg je niet de beste atleten aan de start, maar een zootje van allerlei slag, terwijl topatleten ondanks hun Olympisch minimum geen kans maken omdat er in hun land al iemand is voor die discipline.






    En dan is er de doping: voortdurend worden er atleten aangekondigd die net een dopingschorsing achter de rug hebben. Maar ook los van regelrechte doping zie je gewoon aan al die lijven dat de voorbereiding voor deze en andere spelen niet meer normaal is: diëten, krachtvoer, krachttraining, vochtafdrijvende middelen, er is nauwelijks nog een atleet die er een beetje normaal uitziet. Het zijn allemaal, op een enkele uitzondering na, mensen die met een hele entourage professioneel bezig zijn met sport, gesponsord en gesteund en betaald en gesubsidieerd, miljonairs vaak.

    Het is ook onzin dat de organisatie van de spelen een land vooruit zou helpen op sportief gebied: ga eens kijken in de landen die de spelen recentelijk georganiseerd hebben. De enorme nieuwe stadions en hallen staan leeg en vervallen snel. De nieuwe woonwijken zijn niet ten goede gekomen aan de arme vroegere bewoners die er verjaagd zijn, maar zijn door gehaaide makelaars verkocht aan de betere klasse.

    Ook de zogenaamde democratische bonus die de Spelen zouden meebrengen is een fictie, kijk maar naar China: mensenrechten tijdens de Spelen, ja, min of meer. Maar als iedereen weer weg is? Juist.

    Het heeft allemaal met normale sportbeoefening door normale mensen niets meer te maken.

    Als je aan dat alles denkt terwijl je zit te kijken, dan is het plezier er meteen af. Ik kijk dus niet meer.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Levende wezens, dode materie

    Er bestaat geen twijfel over: er is leven op aarde. De NASA heeft zonet een robot op Mars laten landen om te onderzoeken of daar ooit omstandigheden zijn geweest waarin het mogelijk was dat er zich leven zou ontwikkeld hebben. Als er ooit een buitenaardse beschaving een sonde naar de Aarde zou sturen, zou die niet eens hoeven te landen: wij zijn ongetwijfeld de meest zichtbare, hoorbare, ruikbare planeet van de hele Melkweg en belendende percelen. De stralingen die we uitzenden voor eigen gebruik zouden de communicatiesystemen van al onze buren lichtjaren in het rond drastisch verstoren, indien we buren hadden, natuurlijk.




    Nee, er is leven op aarde, massaal veel en verscheiden leven. Dat is zo evident dat we er niet eens bij stilstaan. Leven is de norm, er is niets ongewoons aan. Wij kijken neer op al wat niet leeft, we noemen het zelfs ‘dood’. Leven is een kwaliteit van de dingen. Het is een onderscheid dat we feilloos maken: er zijn levende wezens en er is dode materie. Een muis leeft, een steen is dood, zo simpel is dat.

    Of niet?





    Wees niet bevreesd, ik ga niet proberen om je ervan te overtuigen dat een steen ook leeft. Maar ik heb wel enkele bedenkingen bij die muis.

    Als je ze zo ziet lopen, schichtig en snel, beducht voor gevaar en altijd op zoek naar iets eetbaars, dan twijfel je natuurlijk niet: die muis leeft. Maar laten we eens nagaan waaruit die muis bestaat. Spieren en botten en vel en organen en haar en klauwen en bloed. En waaruit bestaan die? Uit levende cellen. En waaruit bestaan die? Uit moleculen. En waaruit bestaan moleculen? Uit atomen, en in het geval van organische stoffen is daar altijd ten minste één koolstofatoom bij. Atomen bestaan uit een kern, waarin protonen en neutronen zitten en elektronen die rond die kern draaien. Die protonen, neutronen en elektronen zijn allemaal identiek, in heel het universum. Het is hun aantal binnen een atoom dat de atomen verschillend maakt.

    Waar is de grens van het leven? Atomen leven niet en hun onderdelen ook niet. Moleculen wel? Nee: het zijn verzamelingen van atomen die op een bepaalde manier aan elkaar vasthangen en zo scheikundige stoffen vormen; de molecule is de kleinste eenheid die nog de eigenschappen van een stof bezit. De volgende stap is de levende cel, een verzameling van moleculen. Maar het is een grote stap, want zelfs de kleinste cel is een enorm complex van allerlei soorten moleculen. En een cel leeft: ze kan zich voortplanten, op haar eentje, of samen met andere cellen. Daar ligt dus de grens.






    Alle levende cellen bestaan echter nog altijd uit dode materie en wel uit dezelfde dode materie: elektronen, protonen, neutronen. We zouden nog verder kunnen gaan, want er zijn nog kleinere partikeltjes, we weten niet eens hoeveel, we zijn ze nog volop aan het ontdekken. Maar laten we het hierbij houden: levende cellen zijn samengesteld uit dode materie. Het zo beroemde DNA, waarin ons genetisch materiaal is opgeslagen, is dode materie. En heel ons lichaam is dode materie. Leven is dus een verzameling van dode stof. Elk levend wezen is een tijdelijke configuratie van identieke deeltjes. Dat is evident ook zo voor alle andere, niet-levende materie. Levende en dode materie verschillen op dat punt niet. Levende wezens zijn net zo goed verzamelingen van elektronen, protonen en neutronen. Het verschil is enkel dat in het ene geval de moleculen ook een koolstofatoom bevatten.

    Maar wat een gevolgen heeft dat minuscuul verschil!

    Een steen, een muis, een mens…

    Maar vergeet het nooit: alles bestaat uit dezelfde drie identieke deeltjes. Het is alleen de samenstelling die verschilt en die maakt dat de wereld zo ongelooflijk divers is. Ook levende wezens bestaan alleen uit dezelfde drie identieke deeltjes. Wat ons speciaal maakt, is niet de materie waaruit wij bestaan, maar de specifieke combinatie van die deeltjes. Wij zijn een stuk van de natuur zoals al de rest, wij zijn uit dezelfde bouwstenen gemaakt, alleen de architectuur verschilt, alleen het aantal gebruikte bouwsteentjes.



     





    Dat heeft zo zijn gevolgen. Lieve lezer, je zou raar opgekeken hebben indien ik beweerd had dat stenen kunnen spreken, of zelfs muizen. Maar is het niet even vreemd dat een andere samenstelling van dezelfde elementen dat wel kan? Gewoon één koolstofatoompje maakt het verschil voor het leven. Er is dus niets mysterieus aan. Levende wezens zijn gewoon een andere combinatie van dezelfde bouwstenen. Die combinaties zijn spontaan ontstaan, onder de gepaste omstandigheden, gewoon omdat ze konden ontstaan. Dat begon heel klein en heel eenvoudig en het werd alsmaar complexer tot we gekomen zijn waar we vandaag staan: kijk om je heen.

    Als alles uit dezelfde materie bestaat, zijn de wetten van die materie op alles van toepassing. Er zijn speciale wetten voor de steeds meer complexe configuraties, maar de basiswetten die gelden voor de basiselementen van de materie blijven steeds gelden, hoe complex de materie ook is. De opzoekingen die men in CERN in Zwitserland doet naar de kleinste partikels van de materie betreffen niet een of andere vreemde stof zoals uranium, maar de elementaire deeltjes waaruit ook jij en ik samengesteld zijn. Het higgsboson bevindt zich niet ergens verborgen in de grootste en meest complexe machine die de mens ooit uitgedacht en gebouwd heeft. Het zit in elk atoom waaruit wij samengesteld zijn.






    Als we deze eenvoudige waarheid onder ogen nemen, namelijk dat wij mensen niet meer zijn dan een zeer tijdelijke en erg precaire, kwetsbare en onvolmaakte configuratie van elektronen, protonen en neuronen, dan lijkt het toch wel erg hoogmoedig om te veronderstellen dat wij op een of andere manier zouden onsterfelijk zijn. Dat wij zouden beschikken over een geest of een ziel die onafhankelijk is van de materie en die niet onderworpen is aan de natuurwetten. Dat er een of meer wezens zouden zijn die niet uit die bouwstenen bestaan, maar uit ‘iets anders’. En dat een dergelijk wezen als een goede vader de mens zou liefhebben.

    Kom nou!

     

     


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    05-08-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Onrust

    De laatste tijd word ik beslopen door een ontstellende onrust.

    Ik merk dat aan subtiele veranderingen in mijn leefpatroon. Ik lees minder en minder lang aan een stuk, ik leg wat ik lees vaker naast me neer en zit dan een tijdlang in het ijle te staren. Ik schrijf minder op mijn Kroniek, en noteer meer onrijpe of afgebroken gedachtegangen in mijn notitieboekje. Ook het dagboek dat ik bijhoud op mijn laptop is al maanden onaangevuld. Ik breng heel wat tijd door op Facebook.

    Ik ben ook meer bezig met Spinoza, vooral praktisch dan. Dat heeft geleid tot Spinoza in Vlaanderen en daar steek ik ook veel tijd in. Ik ga ijverig op zoek naar wat ik op de nieuwe website kan brengen en beland zo op de meest diverse sites, met talloze gegevens die ik niet hoef of wens te herhalen. Ik wil een trefpunt van maken voor wat er rond Spinoza leeft in Vlaanderen, maar hoe?

    Stilaan ben ik me bewust aan het worden waar die onrust vandaan komt. De vele uren die ik doorbreng op het internet leveren een overvloed op aan impulsen en stimulansen, veel meer dan ik kan verwerken. Ik loop door een Kretenzisch labyrint en ben helaas Ariadne’s rode draad al lang kwijt, ik ijl naar adem snakkend door de gangen van Borges’ bibliotheek en om elke hoek begint een nieuwe gang, achter elke deur schuilt een andere, elke kamer is slechts het voorgeborchte van een volgende, nog veel grotere, met nog meer onvatbare woorden, nog meer boeken waarvan ik amper de titels kan ontcijferen en die ik nooit kan gelezen krijgen.

    Elk onderwerp dat ik aanraak, dwingt me om verder te kijken dan mijn neus lang is. Ik ben een dwerg op schouders van giganten, maar wat ik te zien krijg zijn geen horizonten maar een mateloos verstrengeld oerwoud van overweldigende betekenissen dat niet verschilt van absolute zinloosheid. Achter elk woord doemt een gans epos op. Ik ben overdonderd. Als ik ook maar eventjes elk spoor volg dat zich aandient, val ik allengs uiteen in duizend steeds kleinere kareltjes die zich elk als driftige mieren een onnaspeurlijke weg zoeken in een nest dat zich eindeloos uitstrekt, uitzichtloos en genadeloos.

    Ik ben fractaal, gebroken.

    Mijn systeem is overbelast. Mijn vriend Jacques legde al de vinger op de wonde: ik ben aan het schaakspelen op vier borden tegelijk, of nog meer.

    Een vos weet veel dingen, een egel weet er één groot.

    Ik heb me laten afleiden. Ik was niet meer tevreden met mijn eenzame zoektocht naar dat ene grote ding. Maar, lieve lezer, ik was zo alleen, zo alleen in mijn gedachten dat het niet meer te harden was. Ik wou andere mensen ontmoeten, natuurlijk het liefst mensen zoals ik, om samen mezelf te zijn. Ik wou mezelf delen met anderen, mezelf mededelen. Ik wou dat anderen me leerden kennen en appreciëren, niet alleen virtueel maar in levenden lijve. Maar elke mens is anders, wij zijn zo gruwelijk verschillend, zelfs als we op elkaar lijken, van ver.

    Ik ben toch maar op zoek gegaan, grotendeels vruchteloos, allicht. Ik heb vaak vrede genomen met minder dan ik zocht, om niet met lege handen achter te blijven, vol van mezelf. En toch is dat wat gebeurd is, met een teleurstellende en terneerdrukkende onrust op de koop toe.

     

    Nu is het dan tijd voor inkeer.

    Bezinnen over de opgelopen schade en redden wat nog te redden valt. Terugkeren op mijn stappen van wat valse sporen waren. Slechte gewoonten weer afleren. Weer veeleisend worden voor mezelf en voor de anderen. Me niet meer tevreden stellen met minder, me concentreren op wat echt en goed is. Niet meer alles zelf willen doen. Beperken om te overleven.

    Het leven dat me rest wordt alsmaar korter, er is geen tijd te verliezen. Ik wil er het beste van maken.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    26-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Olympische spelen

    Over enkele dagen beginnen de Olympische spelen. We zullen dan weer een schitterende demonstratie krijgen van wat de mens met zijn lichaam kan verwezenlijken: citius, altius, fortius. Sneller, hoger, sterker. Deelnemen is belangrijker dan winnen, zal men beweren, maar om deel te nemen moet je wel al een en ander gewonnen hebben, je komt er niet zomaar in, er moeten Olympische minima gehaald worden in de verschillende sporttakken. Een gewichtheffer maakt dan geen kans bij de honderd meter vlak, een renner niet bij het discuswerpen, een schermer niet bij de marathon enzovoort.



    Het is dus een kwestie van specialisatie. We zijn allemaal mensen en we lijken meer op elkaar dan dat we van elkaar verschillen. Zelfs in extreme gevallen, qua lengte, gewicht, proporties, spiermassa, huidskleur of wat dan ook, bestaat er geen twijfel over dat we allemaal mensen zijn. Er mag al eens één geval zijn op vele tienduizenden waarbij het niet zo heel duidelijk is of het om een man gaat of een vrouw, maar niet of het een mens is of… ja, wat? Nee: we herkennen een mens blindelings.

    De lichamelijke kenmerken zijn inderdaad enorm verschillend, maar niet altijd gemakkelijk te zien. Een sprinter als Bolt is een prachtige atleet, als je niet zou weten wat zijn specialisme is, zou je het niet kunnen afleiden uit zijn lichaamsbouw. Zelfs sommige gewichtheffers zien er heel normaal uit, in de laagste gewichtscategorieën zelfs iets minder dan indrukwekkend. Langeafstandslopers zien er helemaal niet uit alsof ze de voorgeschreven afstand zullen halen. We kunnen ons lichaam dus trainen om bepaalde dingen te doen en dat is zowel een mentale kwestie als een puur lichamelijke.

    Men spreekt wel van een sporthart: dat klopt veel trager en kan bepaalde inspanningen beter verwerken. Men zegt dat niet van de lever, of de nieren, de maag of de darmen enzovoort. Ons lichaam bestaat uit verschillende onderdelen, die allemaal min of meer goed moeten functioneren en met elkaar samenwerken om tot een bepaald resultaat te komen. Als één ervan het laat afweten, dan zijn de gevolgen vaak aanzienlijk. Het aantal sportblessures op het hoogste niveau is spectaculair, in alle sporttakken.

    We zien dus dat ons lichaam een complex geheel is, met duidelijk onderscheiden onderdelen, die elk voor een bepaalde functie instaan en die er samen voor zorgen dat wij in leven blijven en in staat zijn tot zelfs uitzonderlijke sportieve prestaties. Training is daarbij van groot belang. We zien ook in dat onze mentale vermogens daarbij een belangrijke rol spelen.

    Maar niet iedereen is tot alles in staat. Hoe goed ons lichaam ook gebouwd is, hoe hard we ook trainen, hoezeer we het ook willen, sommige dingen, of zelfs de meeste lukken ons niet. Er zijn maar enkele atleten die de wereldtop bereiken in elke discipline. Wij, de gewone mensen, kunnen er allen naar kijken en ervan dromen. Sommige mensen zijn in staat tot zeer uitzonderlijke prestaties, die voor anderen zonder meer uitgesloten zijn.

    Ik heb tot hiertoe niets nieuws of verrassends verteld. Het zijn dingen waarover we het eens zijn. Maar laten we nu eens denken aan onze geestelijke vermogens?

    Een eerste verschil is dat we onze hersenen niet kunnen zien. Een Nobelprijswinnaar herken je niet op straat. Ons lichaam verraadt onze mentale capaciteiten niet. Stephen Hawking is een van de knapste geleerden die er ooit geweest zijn, maar zijn lichaam is… waardeloos. Slechts met grote moeite slaagt hij erin om zijn mentale processen in gang te houden en zonder hulp van anderen kan hij zo goed als niets.






    Wij gaan ervan uit dat iedereen ongeveer dezelfde hersenen heeft en dat is grotendeels ook zo, maar alleen zoals wij ook allemaal ongeveer hetzelfde lichaam hebben, hetzelfde hart, lever, nieren, maag… Bovendien zijn onze hersenen geen homogeen orgaan zoals de andere. Wat wij met een verzamelterm ‘hersenen’ noemen, is een bonte verzameling van zeer verschillende onderdelen, die er ook verschillend uitzien en die totaal verschillende functies waarnemen, die samen leiden tot het algemeen resultaat. Je kan onze hersenen eigenlijk vergelijken met het geheel van ons lichaam: een eenheid in complexiteit, waarbij de verschillende onderdelen samenwerken om een bepaald resultaat te bereiken.

    Zoals alle mensen een lichaam hebben dat in de details grondig verschilt van dat van alle andere mensen, zo is dat ook voor onze hersenen. Elk onderdeel ervan kan groter of kleiner zijn, beter of slechter werken, minder of meer mogelijkheden hebben om zich te ontwikkelen door oefening en met wilskracht enzovoort. En zoals bij ons lichaam zijn de prestaties waartoe wij met onze hersenen in staat zijn, verschillend van persoon tot persoon. Misschien is ook dat een evidentie, maar dan een waarbij we niet stilstaan en waarmee we niet altijd voldoende rekening houden.

    Wij nemen zomaar aan dat iedereen over verstand beschikt, geestelijke vermogen, een bewustzijn, een ziel of hoe men het ook wil noemen. Zeker als we het over de ziel hebben, zijn we geneigd om nogal uniform te denken. Iedereen heeft een ziel en wat we ons daarbij moeten voorstellen weten we niet goed, maar we gaan uit van de veronderstelling dat iedereen dezelfde ziel heeft, of men die nu van God gekregen heeft of niet. Ook als we over onze ‘geest’ spreken, zoals in het duo lichaam-geest, denken we minder aan mogelijke verschillen dan aan identieke exemplaren. De mens is een geestelijk wezen, in tegenstelling met andere, en dat verschil is universeel, het geldt evengoed voor alle mensen. Het geeft ook zonder meer recht op een menswaardige behandeling, gegarandeerd door de Universele verklaring van de rechten van de mens. Alle mensen zijn vanuit dat oogpunt volkomen gelijk, het is een kwaliteit die ze allen in dezelfde mate bezitten, zonder onderscheid des persoons op welk secundair punt dan ook: ras, geslacht, leeftijd, huidskleur, godsdienstige of ideologische overtuiging, seksuele geaardheid enzovoort.

    Als we er even over nadenken, dan weten we dat wij mensen net zo verschillend zijn op mentaal als op lichamelijk gebied. Onze hersenen zijn onderling zo verschillend als onze lichamen, niet alleen in hun fysiologische verschijning, zoals gewicht en relatieve grootte van de verschillende onderdelen, maar ook, zoals bij ons lichaam, in wat wij ermee kunnen doen, zomaar en met training, oefening en wilskracht. Sommige mensen zijn ook op mentaal gebied Olympisch kampioen, er zijn bijvoorbeeld wiskundeolympiades, spellingwedstrijden, quizzen, schaaktornooien enzovoort.

    Als we dus spreken over ‘de’ mens en zijn of haar geestelijke vermogens, dan moeten we goed beseffen dat we over een ‘denkmachine’ praten die in elk individu enorme verschillen vertoont die nog veel aanzienlijker zijn dan die van onze lichamelijke kenmerken.

    Een mens is echter geen geest-in-een-lichaam, maar een eenheid van lichaam en geest. Onze hersenen zijn een orgaan zoals onze andere organen, ze kunnen niet functioneren los van de rest van het lichaam, zoals het lichaam niet zonder dat essentiële onderdeel kan werken. Onze lichamen verschillen dus van elkaar op twee manieren: enerzijds lichamelijk, inclusief onze hersenen, maar ook in wat wij met ons lichaam kunnen doen, zowel op puur lichamelijk gebied als op mentaal, waarbij die twee voortdurend samenwerken en elkaar bepalen. Twee mensen met een vergelijkbaar lichaam zijn tot zeer verschillende prestaties in staat. Onze fysieke verschijning geeft ons mogelijkheden en ook grenzen en die zijn voor iedereen anders, vooral omdat wij met onze mentale vermogens onze mogelijkheden enorm kunnen uitbreiden en onze grenzen quasi eindeloos verleggen, of juist niet.

    De individuele verschillen in onze lichamelijke opmaak zijn dus in zekere mate bepalend voor wie we zijn en wat we aankunnen, maar dat wordt gewijzigd, in min of meer belangrijke mate, door wat we met onze mogelijkheden aanvangen. De verscheidenheid is dan ook zo groot, dat we gerust kunnen stellen dat er geen twee mensen eender zijn in wat ze zijn en tot wat ze in staat zijn.

    Dat heeft een aantal uiterst belangrijke gevolgen, die vooral in extreme en specifieke gevallen tot uiting komen, maar die we eigenlijk nooit uit het oog mogen verliezen.

    Zo zijn er mensen die defecte hersenen hebben, we spreken van mentaal gehandicapten of mensen met een mentale beperking. Die kan ook lichamelijk zichtbaar zijn, of niet. Ze kan onschuldig zijn, of niet. Er is een groep van mensen die men psychopaten noemt of sociopaten en dat is een mentale afwijking (van de statistische algemene norm) die men uiterlijk kan vaststellen op basis van het gedrag, niet op basis van uiterlijke lichamelijke kenmerken, maar die wel degelijk fysiologisch waarneembaar is in de hersenen: de hersenen van psychopaten zien er anders uit dan die van niet-psychopaten. Het is dus niet zo dat hun hersenen alleen maar anders werken, nee: hun (defecte) werking wordt veroorzaakt door het feit dat ze anders zijn, (ten minste!) zo anders als bij iemand die met één arm of een been of blind of doof geboren wordt.

    Dat stelt ons voor grote uitdagingen. Kan men een psychopaat verantwoordelijk stellen voor zijn daden, die evident bepaald worden door de hersenen die hij of zij heeft?

    Men heeft kunnen vaststellen dat alle mensen die typisch psychopathisch gedrag vertonen (bijvoorbeeld seriemoordenaars), ook die typische hersenstructuur vertonen. Maar anderzijds heeft men ook vastgesteld dat een aantal mensen, inzonderheid de verwanten van die psychopaten, (min of meer) dezelfde structuur vertonen, zonder dat dit aanleiding geeft tot psychopathisch gedrag. We kunnen dus niet zomaar iedereen onder de scanner leggen en op basis van de hersenstructuur opsluiten, voor het geval dat zij ooit seriemoordenaar zouden worden. Zie je het probleem? Alle seriemoordenaars hebben een specifieke hersenafwijking, maar niet iedereen met die afwijking is of wordt een seriemoordenaar. Er zijn dus bijkomende elementen die maken dat iemand met dergelijke mensen ook begint te moorden. We weten nu dat de levensomstandigheden daarbij een grote rol spelen, zoals armoede, lichamelijke en geestelijke verwaarlozing en het ondergaan van misbruik en geweld. Maar ook voor die omstandigheden is het individu zelf niet (alleen) verantwoordelijk.






    Minder spectaculair maar misschien nog belangrijker vanuit een bepaald oogpunt, is de kwestie van het onderwijs en de opvoeding. Traditioneel proberen we onze kinderen op te voeden tot een bepaalde algemene norm. Voortdurend leggen we termen vast waaraan ze moeten voldoen: leesvaardigheid, maar ook rekenen, onthouden, algemene kennis enzovoort. Heel het onderwijs is daarop gebouwd: de kinderen zover brengen dat ze bepaalde minimale normen halen. We vergeten daarbij al te vaak dat alle kinderen verschillend zijn, zeer verschillend, zowel fysiek als mentaal, zoals we hebben gezien. En niet alleen dat: ook de manier waarop ze die twee elementen integreren is verschillend, en hun omstandigheden zijn verschillend, zeer verschillend. En toch willen we dat ze allemaal hetzelfde kunnen. Het is een vrijwel onmogelijke opgave.

    Wat mij daarbij vaak tegen de borst stuit, is dat het onderwijs die (negatieve) verschillen toewijst aan de luiheid, onwil, domheid, tegendraadsheid of wat dan ook van de leerlingen en al te weinig rekening houdt met een aantal mogelijke oorzaken, fysieke, mentale en omgevingsfactoren die een grote invloed kunnen hebben op de mogelijkheden en de prestaties van een kind.

    Meer in het algemeen zien we dat in onze samenleving de mensen zeer verschillend leven. Men kan wel bepaalde patronen en gewoonten aanwijzen en zelfs gedragingen voorspellen. Zo weten we dat het druk zal zijn op de wegen naar de kust als de zon schijnt en dat je op vrijdag- en zaterdagavond moeilijk een vrije tafel in een restaurant zal vinden. Maar kijk eens om je heen naar je buren en je stelt meteen vast dat er binnen de algemene mogelijkheden die er zijn, heel wat variatie mogelijk is.

    Bedenk dan altijd dat heel wat van die verschillen, en vooral die aspecten die jou het meest verwonderen of irriteren, niet zonder meer te wijten zijn aan de onwil, de domheid of de boosaardigheid van de betrokkenen, maar wellicht het resultaat zijn van hun genetische samenstelling en van hun persoonlijke geschiedenis en dat zij voor geen van beide persoonlijk verantwoordelijk kunnen of mogen geacht of gesteld worden.

    Wij zijn verschillend, zeer verschillend en niet alleen hoe we eruit zien. Ook onze hersenen zijn verschillend, zeer, zeer verschillend en dat heeft gevolgen, kleine en grote. Wij zijn zoals we zijn en niet altijd zoals we verondersteld worden te zijn. Laten we elkaar dus wat vaker welwillend benaderen zoals we zijn. En als we daar in een aantal gevallen al dan niet terecht moeite mee hebben, laten we dan niet al te lichtvaardig oordelen, maar gewoon rustig die mensen vermijden waar we het nu eenmaal moeilijk mee hebben, zonder hen te veroordelen, in het besef dat er ook mensen zijn die het niet zo op ons begrepen hebben. Er is genoeg volk op aarde en de aarde is groot genoeg opdat we niet gedwongen zouden zijn om voortdurend samen te leven met onmogelijke anderen.


     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    24-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de kogel is door de kerk, of net niet?

    We lazen het in de vorige aflevering bij Cicero: het is veel gemakkelijker om in te zien dat iets niet juist is, dan om uit te leggen hoe het dan wel is. Kritiek is de eerste stap naar inzicht, maar de tweede stap moet ook gezet worden, anders blijft het een steriele bezigheid.

    De godsdienstlessen die ik in mijn jeugd heb gekregen, staken schril af tegenover al de andere vakken. Er was altijd wel iets dat niet klopte, dat je niet letterlijk mocht nemen, of dat helemaal onwaarschijnlijk was. Wat je geleerd had over rekenen, taal, biologie enzovoort, kon je niet toepassen in de godsdienstles. En dus was mijn spontane reactie steeds: dat klopt niet! En zo is het gebleven. Uiteindelijk schoot er van de godsdienst, in mijn geval het katholicisme, niets meer over dat ook maar enigszins weerstand kon bieden aan grondige, eerlijke kritiek.

    Maar daar zit je dan: je bent tot de overtuiging gekomen dat godsdienst waardeloos, ja zelfs nefast is, gevaarlijk. Maar hoe moet het dan wel? Moeten we de godsdiensten nu uitroeien? En hoe? Hoe moeten wij onze samenleving ordenen? Hoe is de wereld ontstaan? Wat is goed en wat is slecht? Als er geen hiernamaals is, wat voor gevolgen heeft dat voor ons leven? Hoe ziet een maatschappij zonder godsdienst eruit? Hebben we geen nood aan profane rituelen, bijvoorbeeld voor de belangrijke momenten in ons leven: geboorte, de overgang naar adolescentie, huwelijk, pensionering, dood? Is het niet zinvol om regelmatig samen te komen met de mensen met wie je samenleeft? En wie zal dat allemaal organiseren? Op welke basis? Het zijn vragen die wij ons meer en meer moeten stellen, nu de godsdienst zo goed als volledig uit ons leven is verdwenen.

    Met deze overwegingen wil ik ook proberen de indruk te ontkrachten die de aandachtige of toevallige lezer van mijn teksten zou kunnen opdoen, namelijk dat ik alles weet, alles al bedacht heb, voor elke vraag een antwoord klaar heb. Lieve lezers, dat is niet zo! Hoe meer je nadenkt, hoe complexer de dingen worden.

    Ook dat vinden we bij Cicero in zijn tekst over De Goden: ‘Vraag je me naar de ware natuur en de hoedanigheid van de godheid, dan verwijs ik naar het voorbeeld van Simonides. Toen deze dezelfde vraag kreeg van de tiran Hiëro, bedong hij een dag om erover na te denken. De dag daarop werd hem hetzelfde gevraagd en vroeg hij om twee dagen. En zo ging dat verder, waarbij hij steeds het aantal dagen verdubbelde. Toen Hiëro verbaasd vroeg waarom hij dat deed, zei hij: “Omdat hoe langer ik erover denk, des te minder hoop ik eruit te komen.” Nu staat Simonides niet alleen bekend als een zoetgevooisd dichter, maar ook als anderszins geleerd en wijs. Ik kan me dus indenken dat hem een hoop scherpzinnige en subtiele argumenten voor de geest kwamen, maar dat hij niet kon uitmaken welke het meest waar was, en zo ging wanhopen aan het bereiken van de waarheid.’


     





    Of ik als dichter even zoetgevooisd ben al Simonides (ca. 556 – 468 voor onze tijdrekening), weet ik niet, er is van hem maar heel weinig bewaard; het meest bekende fragment is een grafschrift voor de Spartanen die vielen bij de Thermopylen: ‘Jij die hier voorbijkomt, meld aan de Spartanen dat wij gevallen zijn, getrouw aan hun bevel.’ Heinrich Böll, nu zeer ten onrechte bijna helemaal vergeten, gebruikte dat epigram als titel voor een aangrijpende oorlogsnovelle in een verhalenbundel met dezelfde titel: Wanderer, kommst du nach Spa…
    Men zal mij voor mijn dood ook niet wijs en geleerd noemen. Maar ik voel me net als hij: hoe meer ik te weten kom en hoe langer ik nadenk, hoe minder ik blijk te weten. Elk nieuw stukje informatie roept immers nieuwe vragen op en opent nieuwe vergezichten en eindeloze horizonten, elke weg die je inslaat leidt je langs nieuwe paden. Alles weten is onmogelijk, ik kan niet eens alles onthouden wat ik ooit geweten heb, mijn kop lijkt wel de emmer met een gat erin uit het bekende volksliedje: er loopt (ten minste!) zoveel uit weg als je erin giet. Etsi multa scio, plura ignoro, stond er in de Grammatica van pater Geerebaert, s.j.: hoewel ik heel wat weet, is er nog meer dat ik niet weet.

    Dat maakt dat ik blijf zoeken, altijd maar verder, altijd maar dieper en ook altijd opnieuw. Ik heb op mijn zoektocht veel meer vragen gevonden dan antwoorden, lieve lezer. En veel vragen zullen onbeantwoord blijven.

    Neem nu de uitdrukking: de kogel is door de kerk. Wij gebruiken die wel eens, je hoort ze af en toe in de media en iedereen weet wat ermee bedoeld is. Maar vraag je naar de oorsprong van dat gezegde, dan blijven we het antwoord schuldig. Een kogel door de kerk, tja… Wat voor kogel mag dat wel wezen en wat doet die in een kerk? Waarom is het feit dat de kogel eindelijk door de kerk is zo belangrijk dat wij er een gezegde van gemaakt hebben? We weten het niet, of niet meer. We vertellen dus onzin, op de keper beschouwd, en toch begrijpen we elkaar perfect.

    Vreemde wezens, toch, mensen!

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:etymologie
    22-07-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De goden. Cicero, De natura deorum

    Sinds jaren stond De natura deorum of ‘De goden’ van Cicero op mijn verlanglijstje. Er is een goede Nederlandse vertaling van Vincent Hunink, maar die is al jaren uitverkocht. De auteur is zo vriendelijk geweest om de tekst integraal en gratis op het web aan te bieden, samen met nog een hele reeks andere vertalingen van zijn hand, een ware goudmijn voor de liefhebber.

    Maar een langere tekst op scherm lezen vraagt enige inspanning, zeker in pdf-formaat. Met het Kindle-formaat op pc heb ik minder moeite. Toen ik dus op een keer bij de Slegte of zo een tweedehands exemplaar van ‘De goden’ vond, heb ik het me meteen aangeschaft. Maar ook dat was nu al weer een hele tijd geleden. Gisteren heb ik me er dan in vastgebeten.

    Het was een heel bijzondere ervaring. Het eerste boek lees je in één ruk uit. Het is zo modern als Dawkins! Het tweede boek viel wat tegen, het derde is dan weer veel interessanter. De zeer uiteenlopende benaderingen van het fenomeen godsdienst in één boek roepen ernstige vragen op over de authenticiteit van de klassieke werken en van dit werk van Cicero in het bijzonder. In zijn inleiding wijst de vertaler daar ook zelf op, zonder daar echter consequenties aan te verbinden. Mij komt het voor dat er hier ten minste twee verschillende auteurs aan het werk geweest zijn: een zeer modern aandoende kritische, ja atheïstische filosoof enerzijds en voor het meest uitvoerige tweede deel anderzijds een simplistische verdediger van de traditionele Grieks-Romeinse godsdienst en mythologie. Het derde deel is kritisch, niet zozeer filosofisch maar geconcentreerd op de interne tegenspraken en de frivoliteit van de folkloristische mythologie en het bijgeloof. Door belangrijke lacunes in de manuscripten hebben wij een onvolledig en zeer vertekend beeld van hoe de oorspronkelijke tekst er moet uitgezien hebben.

    Om een idee te hebben van de uitzonderlijke kwaliteit van dit werk van Cicero neem ik u graag mee op een tochtje door het eerste boek. De citaten zijn genomen uit de Hunink-vertaling, met dank aan de auteur.

    De vraag waar alles om draait, is of ze niets doen, niet handelen en geheel vrij zijn van de zorg en het bestuur van de wereld, of dat alles juist vanaf het begin door hen is gemaakt en ingericht en tot in de eeuwigheid geleid en bewogen wordt. Vooral hierover bestaat grote onenigheid. Maar als dit niet wordt uitgemaakt, zullen de mensen onvermijdelijk in grote onzekerheid verkeren en onwetend blijven van de allerbelangrijkste zaken.

     

    Beter kan men het niet formuleren. Daarover gaat het inderdaad, ook vandaag nog. Wat heeft het voor zin om het bestaan van een God aan te nemen, indien men over die God niets kan zeggen? Een God die niet ingrijpt in de wereld, die geen enkele concrete rol speelt in het leven van de gelovige, kan er net zo goed niet zijn. Dat is ook mijn ervaring met mensen die beweren gelovig te zijn: als ik enkele minuten met hen praat, blijkt dat ze hooguit geloven dat er ‘toch ergens iets is’, maar daar blijft het bij. Meteen stelt Cicero hier het probleem van wat wij vandaag ‘intelligent Design’ noemen: de wereld is geen chaos, er is een ordening; waar komt die vandaan? Hebben we ‘goden’ of een God nodig om die te verklaren?

    (#3) Er zijn (en waren) filosofen die verkondigen dat de goden zich absoluut niet bekommeren om het menselijk reilen en zeilen. Maar als hun opvatting juist is, hoe zou er dan nog vroomheid kunnen bestaan, of godsvrucht of godsdienst? Want al die dingen kunnen alleen eerlijk en oprecht bewezen worden aan de goddelijke machten als die ze ook opmerken, en als de onsterfelijke goden ook diensten bewijzen aan de mensheid. Als de goden ons echter niet kunnen en willen helpen, zich helemaal niet om ons bekommeren en niet eens opmerken wat wij doen, en als zij geen enkele invloed kunnen hebben op het leven van de mensen, waarom zouden we de onsterfelijke goden dan nog vereren, verheerlijken of aanbidden? In uiterlijke vorm en valse schijn kan vroomheid niet bestaan, net zomin als de andere deugden. En met vroomheid verdwijnen ook godsvrucht en godsdienst, en op hun verdwijning volgt ontwrichting en grote chaos in het leven. (#4) Ik ben zelfs bang dat als vroomheid jegens de goden verdwenen is, ook trouw, broederschap van mensen en de voortreffelijkste van alle deugden, rechtvaardigheid, zullen verdwijnen.

     

    Hier wordt de agnosticus voor de keuze geplaatst. Wie gelooft in een God, maar hem reduceert tot een vaag ‘iets’, dat geen enkele invloed heeft op het ontstaan en de geschiedenis van de wereld, heeft geen enkele reden om godsdienstig te zijn. Dat is de grote reden voor de secularisering van onze maatschappij. Als alleen overtuigde atheïsten zouden wegblijven uit de kerken, dan zaten die nog zo vol als zestig jaar geleden. De realiteit is dat men niet meer gelooft aan een God die de wereld heeft geschapen, maar de wetenschappelijke verklaringen volgt; dat men niet meer gelooft dat die God ingrijpt of zelfs kan ingrijpen in deze wereld en dat het dus geen zin heeft om tot hem te bidden om hem te paaien of gunstig te stemmen; dat men ook niet gelooft dat er een hiernamaals is waarin God de goeden zal belonen en de slechten straffen en dat er dus geen enkele reden is om te luisteren naar godsdienstige leiders en priesters die het tegendeel beweren. Wie derhalve in de praktijk doet alsof er geen God is, is geen agnosticus, maar een atheïst, ook als hij of zij weigert om dat in te zien of te aanvaarden.

    De grote ontwrichting van de maatschappij waarop Cicero, of zijn personage, alludeert aan het einde van deze paragraaf, is er, ondanks eeuwenlange dreigende voorspellingen en donderpreken door de priesterkaste, slaafse theologen en christelijke ‘filosofen’, niet gekomen, in tegendeel. Onze maatschappij is op alle punten beschaafder, minder gewelddadig, rechtvaardiger, menslievender en vooral ook rijker geworden, ook zonder God, godsdienst en priesters.

    Maar er zijn ook andere filosofen, en wel grote en vooraanstaande, die verkondigen dat heel de wereld wordt bestuurd en geleid door een goddelijke geest en rede. En dat niet alleen: diezelfde goden zouden ook zorg dragen en voorzienig zijn voor het menselijk leven. Want graan en andere veldvruchten, maar ook het klimaat, de seizoenen en het weer, waardoor alles wat de aarde voortbrengt op de juiste tijd rijp wordt, zijn volgens hen aan de mensheid geschonken door de onsterfelijke goden.

    Deze filosofen hebben veel dingen geïnventariseerd (verderop in dit boek meer hierover) die door de onsterfelijke goden bijna ontworpen lijken voor menselijk gebruik.

     

    Dit is de andere opvatting, die veel aandacht krijgt in het tweede boek: alles lijkt zo op mensenmaat gemaakt, dat het niet anders kan dan dat ‘iemand’ dat zo georganiseerd heeft. Zo zal de spreker in het tweede boek stellen dat er geen andere reden is voor de wol van een schaap dan dat ze kan gebruikt worden om er wol van te maken voor de mens. Ook ten tijde van Cicero en zelfs eeuwen daarvoor beseften verstandige mensen hoe belachelijk dit wel niet is. Het is de wereld op zijn kop zetten, natuurlijk. De mens is geëvolueerd tot wat hij is in een voortdurende aanpassing aan zijn omgeving en van zijn omgeving aan zijn eigen noden. Stellen dat God de zon om de aarde doet draaien opdat wij overdag voldoende licht en warmte zouden hebben om te leven en ’s nachts niet zouden gestoord worden door het licht in onze slaap, zodat we kunnen uitrusten en niet de hele tijd moeten wakker blijven en werken, is een idee die slechts bij de meest primitieve fundamentalistische sekten nog hier en daar opduikt. Wie de natuur bekijkt en bestudeert, komt onvermijdelijk tot de conclusie dat de natuur eigen wetten heeft en dat die niet specifiek gericht zijn op het welzijn van de mens, noch op zijn ondergang. Er is geen God of kracht die voor de mens zorgt, individueel of collectief.

    (#5) Er is geen onderwerp waarover zowel ongeschoolden als geschoolden zozeer van mening verschillen. De opvattingen zijn zo talrijk en onderling zo verschillend dat het goed mogelijk is dat er geen enkele van waar is, en tegelijk onmogelijk dat er meer dan één van waar is.

     

    Ook dit is nog steeds een argument tegen de bestaande godsdiensten en de ontelbare sekten, ook binnen het christendom: ze spreken elkaar tegen op de essentiële punten, zoals het belonen van wie goed doet en het bestraffen van het kwaad, het hiernamaals en het eeuwig leven, en niet zomaar op louter liturgische punten, zoals op welke dag de rustdag moet vallen, of en wanneer men moet vasten, en of vrouwen een hoofddoek moeten dragen of besneden worden. Een (humane!) oppervlakkige verscheidenheid zou nog aanvaard kunnen worden, hoewel dat vandaag ook al voor heel wat heibel zorgt en dikwijls de enige bron van ergernis en conflicten is. Maar dat de grote godsdiensten zowel als de kleine sekten elkaar op de grondslagen van hun geloof tegenspreken kan allen tot de conclusie leiden: ze kunnen niet allemaal gelijk hebben.

    Zij zelf zijn daar ook van overtuigd, nu en vroeger. Dat betekent dat elke godsdienst en elke godsdienstwaanzinnige denkt dat hij de enige is die gelijk heeft en dat al de andere moeten bekeerd en/of uitgeroeid worden. De geschiedenis van de godsdiensten levert ons een schrijnend beeld van een mensheid die verscheurd is door moorddadige bekeringsdrang. Er zijn meer mensen gedood in godsdiensttwisten dan in welk ander conflict dan ook.

    (#9) Een tweede stimulans om me hiermee bezig te houden was mijn psychische toestand. Door een groot en ingrijpend verlies had ik een zware klap gekregen.* Als ik hiervoor een sterkere verlichting had kunnen vinden, had ik niet hiertoe mijn toevlucht genomen. En ik kon er geen groter voordeel uit putten dan wanneer ik me niet alleen zou wijden aan het lezen van boeken maar ook aan het integraal behandelen van de filosofie. Al haar aspecten en al haar onderdelen leert men juist dan het gemakkelijkst kennen wanneer complete vraagstukken schrijvenderwijze worden uitgezocht. Er is namelijk een wonderlijke koppeling en aaneenschakeling tussen alle thema’s: het een hangt samen met het ander, en alles blijkt met alles verbonden en verstrengeld.

     

    Cicero’s dochter Tullia was gestorven in -45 en haar dood had hem sterk aangegrepen. Heel wat mensen, toen en nu, stellen zich vragen over leven en dood en de zin van het leven, over God en over wat men ons vroeger geleerd heeft, wanneer er zich ingrijpende gebeurtenissen voordoen in ons leven. Dat was ook voor mij zo. Zoals bij talloze anderen kwam er rond mijn vijftigste een totaal onverwachte en drastische wijziging in mijn professioneel leven; daarop volgde een echtscheiding en een nieuwe relatie; dan kreeg het nieuw samengesteld gezin de zelfdoding te verwerken van de zoon van mijn partner. Vervolgens ging mijn partner op pensioen en enkele jaren later ook ik. Dan ga je wel nadenken. En net zoals Cicero ben ik ook gaan lezen, veel meer dan vroeger en geen romans of ontspanningsliteratuur, maar ernstige werken. Ik wou eindelijk eens weten wat godsdienst is en of er een God is; hoe de wereld ontstaan is en hoe de mens er gekomen is; wat de beste manier is om samen te leven; of er zoiets als liefde is; waarom we leven… De antwoorden vind je niet door naar je navel te staren of in te treden in een contemplatieve orde. Als er ergens antwoorden te vinden zijn, dan bij de grote denkers die de mensheid heeft gekend en die met dezelfde problemen geconfronteerd, geprobeerd hebben om voor zichzelf en voor anderen antwoorden te bedenken.

    En ja, het hangt allemaal aan elkaar. Een godsdienst die onverenigbaar is met de wetenschap is onvolmaakt en wellicht vals. Een levensleer die niet steunt op maatschappelijke inzichten en op betrouwbare psychologische ideeën, draagt grote risico’s in zich. Een wetenschap die haaks staat op het gezond verstand is waardeloos. We moeten het beste uit alles integreren in een leefbaar geheel.

    (#10) Wie echter wil weten wat ik zelf over elk afzonderlijk onderwerp denk, is overdreven nieuwsgierig. Men moet bij discussies immers niet zozeer afgaan op iemands persoonlijk gezag als op het gewicht van argumenten. Vaak vormt het gezag van leraren zelfs een hinderpaal voor mensen die iets van hen willen leren. Die gebruiken dan namelijk niet meer hun eigen oordeel, maar nemen dat voor waar aan wat duidelijk de goedkeuring wegdraagt van degene in wie ze hun vertrouwen stellen. Ik kan daarom ook niet goedkeuren wat altijd verteld wordt over de volgelingen van Pythagoras. Als zij in een discussie iets beweerden en daarop de vraag kregen waarom dat dan zo was, antwoordden zij (zo wil de traditie) ‘hij heeft het zelf gezegd,’ waarbij ‘hij’ dan Pythagoras was. Zoveel vermocht zijn a priori vaststaand oordeel dat zijn gezag ook zonder argumenten gold.

     

    Een wijze levensles. Geloof niet alles wat men je vertelt of wat je leest, al klinkt het nog zo verleidelijk. Toets het een aan het ander, vergelijk, verifieer, zoek bevestiging, laat ook de tegenpartij aan het woord en vooral: sapere aude, durf zelf na te denken. Dat is niet gemakkelijk. Ondanks mijn tegenstribbelen ben ik in mijn jeugd zoals velen van mijn leeftijd zwaar geïndoctrineerd, thuis, op school, in de jeugdweging, in de kerk, de mutualiteit, de media enzovoort. Het is niet simpel om altijd opnieuw de vraag te stellen: maar is dat wel zo? Waarom? En dan het onaanvaardbare domme antwoord te krijgen: ja, het is zo, omdat ik het zeg! Indoctrinatie is een sluipend gif, waarvan men zich niet eens bewust is, noch wanneer men het ondergaat, noch wanneer men het doet.

    Ik ben er zeker van dat ik nooit meer alles kan afleren dat me is wijsgemaakt. Ik kan mijn leven niet opnieuw beginnen, ik moet leven met mijn verleden. Van de meeste invloeden weet ik niet eens dat ze er zijn, tenzij ik geconfronteerd wordt met uitdagingen die vragen doen oprijzen over opvattingen die ik blijkbaar heb, zonder te weten waarom. Jezelf eindeloos in vraag stellen is een ongezonde bezigheid. En toch begint de weg naar wijsheid met de verwondering.

    Daarna volgt een lange opsomming van filosofen uit de oudheid, met telkens een korte omschrijving van het opvattingen. Daarop komt van een van de deelnemers aan de dialoog deze opmerking:

    (#57) Toen zei Cotta, vriendelijk als altijd: ‘Nu Velleius, als jij niets had gezegd, had je van mij in elk geval niets te horen gekregen. Gewoonlijk kom ik er namelijk niet zo makkelijk op waarom iets waar is, als waarom iets onwaar is. Dat gebeurt me vaak, en zo ook daarnet weer toen ik naar jou luisterde. Vraag je me naar mijn opinie over het wezen der Goden, dan heb ik daarop misschien geen antwoord; maar vraag je me of ik denk dat de Goden zo zijn als jij hebt uiteengezet, dan zeg ik dat niets mij minder waar lijkt. Maar voordat ik nader inga op de punten uit je betoog, wil ik graag zeggen hoe ik over jou persoonlijk denk.

     

    Dat is inderdaad zo. Mijn eerste reacties op de onbeholpen godsdienstlessen die in de lagere school kreeg van slecht opgeleide onderwijzers en zelfingenomen priesters was: dat kan toch niet! Wat al onzin! Dat klopt niet! Ze spreken zichzelf tegen! Wat zitten wij hier te doen, op onze knieën? En vooral: ze doen zelf niet wat ze zeggen en ons opleggen… Ons gezond verstand wijst ons vaak feilloos op dwaasheid en leugens. Het komt er alleen op aan om daaruit dan ook de conclusies te trekken die zich opdringen. Als wat men ons vertelt niet waar is, waarom zegt men het dan? Wat zit erachter? Wie heeft er baat bij? Wat is dan de ware toedracht?

    De eerste vraag in een onderzoek naar het wezen der Goden is of ze al dan niet bestaan. "Dat is moeilijk te ontkennen." Ja, als de vraag in een openbare vergadering zou worden gesteld, maar in een gesprek en gezelschap als dit is het heel gemakkelijk! Welnu, zelf ben ik hogepriester en vind ik dat de openbare erediensten en godsdienstige plechtigheden met het grootste respect gehandhaafd dienen te worden. Toch zou ik ook het liefste willen dat het eerste punt, het bestaan van de Goden, voor mij niet slechts een kwestie van persoonlijke overtuiging was, maar dat het ook op waarheid berustte. Helaas is er veel dat een mens op dit punt in verwarring brengt, zodat het soms lijkt of er helemaal geen Goden bestaan.

     

    Ook vandaag vinden we nog mensen die geboren en getogen zijn in een godsdienst en die daar lijdzaam mee doorgaan zonder zich veel vragen te stellen over de grond van de zaak. Voor mij is dat niet voldoende. Ik wil aan rituelen wel deelnemen, maar enkel indien er een goede grond voor is en indien ze niet strijdig zijn met het gezond verstand. Ik erger me mateloos aan de onzin die je in de kerk te horen krijgt bij begrafenissen, ik kan het niet aanhoren! Het is niet waar wat men zegt. En door het ene te zeggen, verzwijgt men het andere. Wat men debiteert, biedt geen troost en verhindert meteen dat men woorden zou spreken die wel degelijk kunnen troosten, omdat ze aansluiten bij onze levenservaring, en niet resulteren uit mensonwaardige verzinsels.

    Het feit dat mensen van alle volkeren en typen geloven aan Goden, was volgens jou voldoende reden om hun bestaan te erkennen. Maar dat is op zichzelf nogal gauw geconcludeerd en bovendien onwaar. Ten eerste, hoe zijn jou de opvattingen van alle mensen ter wereld bekend? Volgens mij zijn veel volkeren zo woest en barbaars dat ze geen flauw besef van Goden hebben. (#63) En hebben Diagoras, bijgenaamd de Goddeloze, en later Theodorus niet openlijk het bestaan van Goden bestreden? En dan was er Protagoras van Abdera, van wie je daarnet gewag maakte. Deze man, destijds de grootste sofist, had in het begin van zijn boek geschreven: ‘Over de Goden kan ik niet zeggen hoe ze bestaan of niet bestaan.’ Daarom werd hij op bevel van de Atheners uit de stad en het land verbannen, en werden zijn boeken in het openbaar verbrand. Ik neem aan dat de meeste mensen hierdoor niet meer zo gauw deze mening zullen uiten, want zelfs twijfel aan de Goden bleek zijn straf niet te kunnen ontlopen.

     

    Hier vinden we een duidelijk bewijs dat er tweeduizend jaar geleden ook al mensen waren die twijfelden aan het bestaan van een god of goden en zelfs gewoon stelden dat die er niet waren. Het argument dat men eeuwenlang heeft aangehaald: men gelooft altijd en overal in God, het zijn slechts boosaardige en verdorven enkelingen die er niet in geloven, houdt geen steek. Als we het op de keper beschouwen, gelooft bijna niemand in God en zij die erin geloven, geloven allemaal iets anders. En toch is het ook vandaag nog zo dat iemand die openlijk atheïst is, uit de gemeenschap verbannen wordt en ja, er worden ook vandaag nog boeken verbrand.

    (#71) Hetzelfde doet hij dus bij de vraag naar het wezen der Goden. Het idee van een samenbinding van ondeelbare materiedeeltjes wil hij hier vermijden, om te voorkomen dat er ondergang en uiteenvallen uit volgt. Dus zegt hij dat de Goden geen lichaam hebben maar iets lichaamachtigs, en geen bloed maar iets bloedachtigs. Het is misschien al vreemd als twee waarzeggers elkaar in de ogen kunnen zien zonder in lachen uit te barsten, maar het is nog vreemder dat jullie je lachen kunnen houden wanneer je onder elkaar bent. "Het is geen lichaam maar iets lichaamachtigs." Dat zou ik me nog kunnen voorstellen bij afbeeldingen in was of klei, maar wat bij een God iets lichaamachtigs of bloedachtigs is, gaat mijn begrip te boven. Ook jouw begrip, Velleius, alleen wil je dat niet toegeven.

     

    Dat we ons God niet als mens mogen voorstellen, daarvan zijn zelfs de meeste christenen overtuigd. Zogezegd, want als je met hen praat, blijkt hun God gewoon een mens te zijn, met menselijke gedachten, emoties, verlangens enzovoort. Het blijkt onmogelijk om een godsbeeld te hebben dat niet menselijk is, want hoe verder men gaat in de abstractie, hoe minder er overschiet van God, tot men het heeft over de gans andere, de onkenbare. En hoe men daarover moet spreken, dat is een mysterie. Een God die is, maar over wie we verder niets kunnen zeggen, is zo goed als een God die er niet is.

    Lieve lezers, ik houd het hierbij. Ik hoop dat ik jullie hiermee een goed idee heb gegeven van de verfrissende aanpak van Cicero in zijn discussie over de goden, of God. Misschien dat dit jullie aanzet om de hele tekst te lezen. Bedenk dan echter dat er ook heel wat bladzijden in staan die gewijd zijn aan aspecten van rituelen, bijgeloof, mythologie en folklore die wij nu niet meer kunnen smaken. Je kan die geamuseerd lezen, en bedenken dat we nu gelukkig toch dat stadium voorbij zijn; of je kan ze overslaan.

    Ik althans vond dit een boeiende ervaring. Wanneer ik deze ideeën terugvind bij een verstandig man als Cicero, nog voor het ontstaan van het christendom, dan voel ik me gesterkt in mijn opvattingen. Alleen vraag ik me wel af waarom wij op school van Cicero zoveel oninteressant pompeus geleuter hebben gelezen en niet deze heerlijke passages!


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!