Weeldetaks
Als zodanig bestaan weeldetaksen, des lois somptuaires, heden ten dage niet meer. Vroeger waren dat belastingen die geheven werden op de aankoop van luxegoederen, enerzijds om die voor te behouden voor de hogere klasse, anderzijds om de staatskas te spijzen. We vinden het principe evenwel terug in ons huidige progressieve belastingstelsel. Hogere inkomens worden hoger belast: onder de € 15.000 is het tarief 25%, tot 27.000 is het 40%, tot 46.000 45% en daarboven 50%. De aankoop van goederen wordt eveneens proportioneel belast: het standaardtarief is 21%, het tussentarief 12% en het verlaagde tarief 6%. Het laagste btw-tarief geldt voor zogenaamd noodzakelijke goederen en diensten (voeding, kranten, tijdschriften, boeken, geneesmiddelen, doodskisten &c.). Het tussentarief geldt bijvoorbeeld voor restaurant- en cateringdiensten. Luxegoederen en -diensten worden dus nog steeds het zwaarst belast. Men zou kunnen stellen dat het laagste btw-tarief van 6% het standaardtarief is, en de andere een vorm van weeldetaks.
Belasting op aankopen wordt voor iedereen gelijkelijk belast, dus onafhankelijk van het inkomen. De hoogste inkomens betalen dus niet meer voor elk specifiek product, maar omdat ze meer kopen en meer in de hoogste btw-tarieven, betalen ze individueel toch meer btw.
In België is er wel een belasting op de inkomsten uit vermogens en financiële transacties, de roerende inkomsten, maar geen belasting op het vermogen zelf. Dat laatste wordt nu wel overwogen, als een middel om het enorme begrotingstekort en de immense staatschuld te verminderen. Men zegt dan dat de sterkste schouders de zwaarste lasten moeten dragen. Het lijkt inderdaad uitdagend dat de rijkste burgers, zeg maar de miljonairs, niets van hun overtollige rijkdom zouden moeten afstaan, terwijl de gewone werkende burger zwaar belast wordt, en ook nog langer moet werken voor die op pensioen kan gaan, en er nog altijd mensen zijn die in armoede leven. Een miljonair die 0,3 % zou betalen op een vermogen van bijvoorbeeld 2 miljoen, dus € 6.000, zou dat niet eens merken, redeneert men dan, terwijl het gezamenlijk wel tot een miljard zou kunnen opbrengen voor de staat. Het is een redenering die men meer en meer hoort, en in sommige landen bestaat er al vermogensbelasting, zoals in Frankrijk, Nederland, Noorwegen, Spanje, Zwitserland.
De voorstanders van vermogensbelasting vinden dat de rijken niet genoeg bijdragen aan de kosten van de staat. Maar is dat wel zo? Door het proportionele stelsel van de inkomensbelasting vallen ze onder het hoogste tarief; ze betalen het meest btw, en hun roerende en onroerende goederen worden aan de bron belast. Individueel genomen betalen ze wellicht veel meer belastingen dan de laagste inkomens. Ik beschik niet over gegevens over de belastingopbrengst op basis van het inkomen, maar toch dit. Er zijn allicht slechts weinig zeer rijken, zeg maar 10 % van de bevolking; die hebben 30% van het nationale inkomen, en na belasting houden ze nog altijd 20% over. De overige 90% heeft dus na herverdeling 80% van het inkomen. De laagste 60% krijgt door de herverdeling geld bij, de hoogste 40% betaalt daarvoor, in stijgende lijn. Het ziet er dus niet naar uit dat de rijksten niet de zwaarste lasten dragen, ze blijken veeleer als enigen van hun primair inkomen af te staan voor de overige 60%.
Het gaat in de discussie, vooral gevoerd door de socialisten, de communisten en de groenen, maar ook gesteund door de christelijke partijen, dus niet zozeer om de cijfers, maar om de perceptie. De redenering is niet dat de rijken minder belasting betalen dan de loontrekkers, noch individueel, noch collectief, want dat is niet zo, maar dat ze rijk zijn, en dus nog meer kunnen bijdragen. Hun hoge primaire inkomen zou dus nog verder belast worden, zodat ze nog minder overhouden, om zo aan de laagste 60% nog meer inkomen uit herverdeling te geven, of om de staatschuld en het begrotingstekort te verminderen.
Onze samenleving is een gemengd systeem, precies door die grote herverdeling door de staat. Enerzijds kan men hier geld verdienen door te werken en te ondernemen, anderzijds worden de inkomsten zwaar belast, zwaarder dan in andere landen, om diegenen die minder verdienen bij te staan, ook of zelfs vooral door gemeenschappelijker voorzieningen. Tot nog toe werkt dat min of meer, omdat de grootverdieners nog altijd genoeg overhouden, en de anderen er allesbehalve slecht aan toe zijn, al willen ze allebei het laken wel wat meer naar zich toetrekken. Het systeem is echter ontspoord omdat men te veel en te dure gemeenschappelijke voorzieningen heeft, die men niet meer kan betalen met de belastingen, en waarvoor men dus moet gaan lenen. Geld lenen om het te laten renderen is een goed idee, maar geld lenen à fond perdu, zonder het te investeren, is waanzin.
Uiteindelijk komt het erop neer of het gezamenlijk inkomen volstaat voor de gezamenlijke uitgaven. Dat is op verre na niet het geval. Een bescheiden deficit is verdedigbaar, maar een schromelijk overdreven begrotingstekort en een onoverzienbare gecumuleerde staatsschuld is dat niet. Meer belastingen is een oplossing, maar het draagvlak daarvoor is evident gering, en alle belastingbetalers wijzen naar de anderen als mogelijke nieuwe slachtoffers. Minder staatsuitgaven is het alternatief, maar al de personen en instellingen die daarvan genieten zien dat als een onrechtmatige inhouding van inkomsten waarop ze recht menen te hebben.
Het nu door sommigen voorgestelde alternatief, de vermogensbelasting, zal het probleem niet fundamenteel oplossen, het gaat om een relatief kleine ingreep, het gros van de hervorming zal van elders moeten komen, nieuwe belastingen of het verminderen van de uitgaven. De vermogensbelasting is vooral een kwalijke oplossing omdat het een aanslag is op wat in elke rechtsstaat als heilig beschouwd wordt, namelijk het bezit, het eigendom. Als men daaraan gaat raken, lijkt er een belangrijke grens overschreden te worden. Nu is het voorstel 0,3% en nog wat meer voor de nog rijkere enkelingen, maar waar eindigt het? Als belastingen op inkomsten en op aankopen, en ook op erfenissen al algemeen beschouwd worden als overdreven en als een min of meer noodzakelijk kwaad, wat dan te denken van het afnemen van een deel van het bezit? Wat kan daarvoor een aanvaardbare uitleg zijn? Kan men bestraft worden, gewoon omdat men meer bezit dan anderen, ook als men dat bezit rechtmatig verworven heeft, en er alle belastingen al op betaald heeft? Dat lijkt veeleer een uiting van platte afgunst van de armen tegenover de rijken. De politici die dat voorstellen en verdedigen doen dat omdat ze weten dat ze zich daardoor meer gesteund weten door de talrijkere kiezers van de laagste klassen, die er alles bij te winnen hebben, terwijl de rijken, die er uitsluitend het slachtoffer van zijn, veel minder talrijk zijn, en dus minder gewicht in de schaal werpen bij verkiezingen. In die zin is een vermogensbelasting een heel populistisch voorstel. Populisme is een strategie waardoor men zich verzekert van succes bij de verkiezingen door het volk het aards paradijs te beloven, zonder het te kunnen of te willen waarmaken.
Overigens zou men het best eerst eens narekenen wat de eventuele ‘perverse gevolgen’ zijn van een vermogensbelasting. Als men het onaantrekkelijker gaat maken om (veel) geld te verdienen, is kapitaalvlucht niet denkbeeldig, en wordt het ondernemen zelf ook nog iets minder evident. Verre van mij van te beweren dat het in de VS of in China zoveel beter gaat, maar toch vind ik de aanwezigheid van grootverdieners en zelfs multimiljonairs in ons landje niet bepaald aanstootgevend of ergerlijk.
Al bij al lijkt het me gevaarlijk om die grens van het beslag op eigendom zelf te overschrijden, nu er zeker nog veel mogelijkheden zijn om misbruiken tegen te gaan, zowel in de sociale zekerheid als in de belasting van de rijken, om nog te zwijgen van de ontelbare subsidies en voordelen; steeds met de bedoeling om ons land en zijn welvaart te redden van de dreigende financiële ondergang.
Categorie:samenleving
|