Rudolf Agricola, Brieven, levens en lof. Van Petrarca tot Erasmus, vertaald, bezorgd & ingeleid door Fokke Akkerman & Adrie van der Laan, Amsterdam: Wereldbibliotheek, s.d. (2016), 383 blz., hardcover, €49,99.
Als Rudolf Agricola (1444-1485) in Nederland nagenoeg onbekend is, wat moeten we dan zeggen over zijn bekendheid in Vlaanderen? Met dit lijvige maar ook prijzige boek kan daarin misschien verandering komen. Laten we even de inhoud bekijken. In de inleiding krijgen we een verantwoording van het boek: Agricola is de moeite waard. Daarop volgt een overzicht van zijn leven en werk.
Een tweede sectie gaat onder de hoofding ‘De vitae’. Een vita is een levensbeschrijving, een vast genre in de geschiedschrijving. Er zijn zes vitae, en die worden kort toegelicht: Agricola’s Vita Petrarchae, en Vitae van Agricola zelf, van de hand van Johannes Trithemius († 1516), Johann von Plieningen (†1506), Goswinus van Halen (†1530), Gerard Geldenhouwer (†1542), en Philippus Melanchton (†1560).
Het derde deel introduceert de 55 brieven die de ‘correspondentie’ van Agricola vormen: 51 van zijn hand en vier aan hem gericht. Ook die worden kort in hun context geplaatst.
Dan volgen de Nederlandse vertalingen van de zes Vitae, elk voorzien van een inleidende toelichting. Aan het einde van dit deel is er een toelichting bij een aantal namen en begrippen uit de Vitae.
Het vijfde deel wordt gevormd door de Nederlandse vertalingen van de 55 brieven, zonder verdere inleiding maar wel gevolgd door een toelichting bij elke van de brieven. Het zesde deel gaat over Agricola en Erasmus. Aan de hand van een aantal fragmenten uit het oeuvre van Erasmus (1469?-1536) die over Agricola handelen wordt nagegaan hoe goed ze elkaar gekend hebben en hoe Erasmus over Agricola dacht.
Er zijn nog twee bladzijden met noten, drie met een literatuuropgave, vijf met een lijst van de geciteerde werken in de Vitae en in de brieven, en vijf met bibliografische informatie over Agricola en het Agricola-onderzoek.
Deze vrij ingewikkelde structuur van het boek wordt bij het lezen niet meteen duidelijk. Bovendien is ze aanleiding tot een verspreiding van de informatie over een bepaald onderwerp over verscheidene onderdelen van het boek, wat enerzijds zorgt voor zoekwerk naar het ontbrekende, en anderzijds voor herhalingen.
De auteurs hebben ervoor gekozen Agricola’s leven en werk voor te stellen aan de hand van deze Vitae en de brieven, en dat is al bij al een ietwat vreemde keuze. Over het hoofdwerk van Agricola, De inventione dialectica libri tres of ‘De dialectische vinding’ van 1479, eerste druk 1515, vernemen we vrijwel niets en dan nog enkel terloops; zelfs het basisprincipe van dat werk de loci (plaatsen) of de manier om een onderwerp te behandelen, wordt nauwelijks toegelicht. We weten niet eens of er van dat werk een Nederlandse vertaling is. Akkerman had de vitae over Agricola en de brieven al in de jaren tachtig van de vorige eeuw vertaald en daar later Agricola’s vita van Petrarca aan toegevoegd, maar het is net meteen duidelijk of en waar die gepubliceerd zijn. De Brieven werden in 2002 in het Engels vertaald en uitgegeven door Van der Laan en Akkerman, de zes Vitae en de tekst over Erasmus van Akkerman verschenen in 2012 in een Engelse vertaling en verschijnen dus wellicht hier voor het eerst in het Nederlands, maar zeker weten we dat niet. Allicht is alles heel duidelijk voor de auteurs, maar de lezer heeft het behoorlijk moeilijk om de ware toedracht te achterhalen.
Het gaat dus hoofdzakelijk om oud materiaal dat aangevuld werd met toelichtingen op grond van meer recent onderzoek, wat de leesbaarheid niet echt bevordert. Men zou zich bij een zo prijzige en uitgebreide publicatie, bedoeld om Agricola bekend te maken bij een ruimer Nederlandstalig publiek, veeleer verwachten aan een ruime selectie uit zijn eigen werk, behoorlijk ingeleid en toegelicht. In plaats daarvan heeft men geput uit allerlei eerdere publicaties of ongepubliceerde manuscripten en heeft men geprobeerd met die stukjes een geheel te vormen dat een goed beeld zou moeten schetsen van de figuur en het werk van Agricola. Dat is echter niet gelukt, niet het minst omdat de heterogene fragmenten de stijlkenmerken van hun eigen wetenschappelijk genre behouden hebben.
Agricola is een interessante figuur uit de boeiende periode van de late Middeleeuwen en het vroege Humanisme, en hij is uitzonderlijk omdat hij afkomstig was uit Friesland, wat men toen toch niet echt als een centrum van de beschaafde wereld kon beschouwen. Dit boek doet geen recht aan zijn uitzonderlijke intellectuele kwaliteiten. De vijf Vitae over hem zijn weinig interessant. Tal van brieven zijn niet meer dan stijloefeningen vol clichés, de leukste zijn die waar hij ongedwongen vertelt over het wel en wee van zijn persoonlijk leven. De beschouwingen over Erasmus en Agricola krijgen hier veel meer belang dan ze verdienen, alsof men het nodig achtte Agricola’s faam op te dirken met de lof van een meer bekende Nederlandse humanist. Al de teksten waren al ter beschikking van geïnteresseerden in wetenschappelijke publicaties in het Engels en het Duits. Men had dus mogen hopen op een meer coherente voorstelling van leven en werk van deze figuur bij een heruitgave in het Nederlands. De cognoscenti hebben dit boek niet meer nodig, en voor het gewone publiek is het allicht te geleerd, te dik en te duur. Jammer, want er was beslist wel iets van te maken.
Categorie:ex libris
Tags:geschiedenis
|