mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
31-03-2006
Strange Fruit
Strange Fruit
In 1937 zag Abel Meeropol, een Joods leraar in New York, een foto van het lynchen van Thomas Shipp and Abram Smith. Meeropol vertelde later dat de foto hem dagenlang door het hoofd gespookt had en hem er uiteindelijk had toe gebracht om er een gedicht over te schrijven, Strange Fruit. Meeropol was lid van de American Communist Party. Hij publiceerde het gedicht onder het pseudoniem Lewis Allan in New York Teacher en later ook het Marxistische tijdschrift New Masses.
Toen hij Billie Holiday had zien optreden in de club Café Society, in New York, legde Meeropol haar zijn gedicht voor. Holiday was erdoor getroffen en samen met Meeropol en haar begeleider Sonny White maakte ze er de song Strange Fruit van. Haar platenmaatschappij wou het nummer niet uitbrengen, maar Holiday dreef door en het werd uitgebracht buiten reeks. Het haalde No. 16 op de charts in juli 1939, maar er was ook veel weerstand en kritiek bij de pers en bij radiostations die weigerden het te draaien.
Vreemd ooft
Vreemd ooft
De bomen in het zuiden dragen vreemde vruchten bloed op de bladeren en bloed aan de wortels
zwarte lijven bengelen in de zuiderse bries vreemde vruchten hangen aan de populieren.
Een landelijk tafereel in het gallante Zuiden uitpuilende ogen verwrongen mond
de geur van magnolia zoet en fris en dan plots de geur van brandend vlees!
Dit zijn vruchten waarvan de kraaien plukken waarvan de regen oogst waaraan de wind zuigt die rotten in de zon die vallen van de bomen dit is een vreemd en bitterooft.
werkvertaling van Karel
26-03-2006
Kreten en gefluister
Kreten en gefluister
Het is van alle tijden, wellicht: muzikanten die bij het musiceren geluiden voortbrengen die er eigenlijk niet bijhoren. We zullen een hele categorie van dergelijke kakofonie maar overlaten aan grote literatoren. Ik wil het hier enkel hebben over het kreunen, snuiven en neuriën dat je zo vaak hoort, zowel op plaatopnames als bij de uitzending van live concerten en recitals.
Neem nu de sonates voor cello solo van J. S. Bach. Zowel Anner Bylsma als Slava Rostropovitch gaan zo op in hun spel dat hun ademhaling duidelijk hoorbaar is, vooral het luidruchtig inademen door de neus.
Kent Nagano is een bekende dirigent. Voor mij hoeft het echter niet meer: je kan geen opname met hem noemen waarop hij niet ongegeneerd meeneuriet, vaak boven de tutti van het orkest uit. En hij neuriet vàls. Stel je voor: de Metamorfosen van Richard Strauss met een knorrende Nagano als extra, of de Liebestot in Tristan und Isolde en Kent.
Ik maak je echt niets wijs. Laatst kon ook onze nationale maar graag in Parijs wonende René Jacobs zich niet inhouden bij het dirigeren van Mozart. Hij meende bovendien er goed aan te doen om Wolfgangs partituur bij te werken, en allerlei versieringen toe te voegen aan arias die ons sinds ze geschreven zijn onveranderd overgeleverd zijn. Jacobs is een groot musicus, en we moeten die koesteren. Maar Jacobs is geen Mozart, dat zal hij wel met mij eens zijn.
Toen destijds Glenn Gould zijn opnames maakte, bijvoorbeeld van de Goldberg-variaties van Bach, kon je hem heel duidelijk horen mee-genieten diep in de keel of hoog in de neusholte. Hij kon wél toon houden, dat wel, maar de kritiek, bijvoorbeeld in Luister, kon er niet mee om: heiligschennis! vond men. Bach is heilig, een simpele vertolker mag ten hoogste precies dat doen: vertolken, en niets meer, moet voor de rest onzichtbaar en onhoorbaar zijn, zodat het sublieme kunstwerk als een bovennatuurlijk monument ten hemel stijgt, zonder een spoor van de al te menselijke vertolker.
Bij Gould was het een systeem, hij deed het altijd en overal. Overigens was hij een regelrechte freak: steeds dezelfde tuinstoel als pianokruk, smetvrees, publieksfobie, maniakale opnamefanaat. Dus enerzijds streven naar de perfectie, het smetvrije, anderzijds lustig meeneuriën, zij het in optimale akoestische omstandigheden.
Bij Nagano is het een slechte gewoonte, neem ik aan. Maar waarom slikken wij dat? Zon opvoering van bijvoorbeeld een symfonie van Mahler moet ongelooflijk veel geld kosten. De Cds die daarvan gemaakt worden zijn ook niet goedkoop, en het is zeker niet de prijs van het plastic schijfje die daarvoor verantwoordelijk is. En toch is er blijkbaar niemand die aan de dirigent durft vragen zijn bek te houden.
Vreemd toch. Als er een stoel kraakt, wordt het hele tweede gedeelte van Bruckners Zesde overgedaan, koste wat het wil. Als Magdalena Koczena een intonatie nóg intiemer wil, gaat ze terug de studio in voor nog een poging. Maar Nagano bromt en kreunt erop los. Bij het beluisteren van de opnames moet hij en de hele crew dat toch ook horen? Ik begrijp het werkelijk niet. Ik kan er nog inkomen dat een solist in het engagement van de uitvoering af en toe eens hoorbaar aanwezig is, wellicht is dat onvermijdelijk. Maar af en toe gaat het te ver. En ook geen recensent, schriftelijk of op de radio die daarover valt, terwijl ze zich op zondagnamiddag urenlang bezighouden met het vergelijken van zelfs de kleinste details en de fijnste nuances van oude en nieuwe opnames. Het lijkt wel een complot, of een test om te zien of er nu echt nergens een melomaan is die zegt: tiens, die opname met Nagano, dat is toch vreemd
Het doet me denken aan een CD met klavecimbelmuziek van Bach die ik jaren geleden kocht, omdat hij een 10 had gekregen in Luister. Van bij de eerste noten was al duidelijk dat er iets aan de hand was: een van de snaren was slecht opgespannen, of er zat een vreemd voorwerp tegenaan, in alle geval klonk die noot niet als de andere. Als luisteraar zit je je al gauw dood te ergeren, je geest dwaalt af van de muziek naar elke volgende verschijning van die ellendige valse noot. Pas een jaar of zo nadien verscheen er een kort naschrift in Luister: ze hadden het bij nader toe-luisteren ook gehoord Te laat, natuurlijk, de Cds waren verkocht en gekocht, helaas. Dat men dat bij de opname niet gehoord had: Gustav Leonhardt niet, de klankregisseur niet, de opnametechnici niet, de klavecimbelstemmer niet
Muziek gedijt in stilte.
24-03-2006
Kindertotenlieder
Kinderdoodliederen
Friedrich Rückert Gustav Mahler
I
Straks wil de zon weer opgaan in al haar pracht, Alsof de nacht geen onheil bracht. Het onheil trof slechts mij alleen, De zon, die schijnt voor iedereen.
De nacht moet men niet in zich verdringen, Doe hem in het eeuwige licht verzinken. In mijn tent is een schamel lampje nu gedoofd, O, licht, vreugde van de wereld, wees geloofd!
II
Nu zie ik in waarom jullie ogen op zo menig ogenblik Zon donkere vlammen over mij sproeiden, Alsof jullie gevat in een enkele blik Hun ganse macht tezamen boeiden.
Helaas heb ik niet beseft, door de nevel die me omwond, En door het verblindende lot bevangen, Dat hun straal zich reeds op de terugweg bevond, Naar de plaats van waar alle stralen stammen.
Dit wilden jullie met uw lantaarns mij uitgelegd: Graag wilden we altijd dicht bij je zijn, Maar het Noodlot heeft ons dat ontzegd. Kijk ons toch aan, want straks zijn we verre. Wat voor jou in deze dagen nog onze ogen zijn, Zijn in nachten die komen voor jou slechts sterren.
III
Als door de deuropening je moedertje naar binnen komt met het schijnsel van de kaars dan is het voor mij zoals het altijd was, toen je mee naar binnen kwam haar achterna glipte, in de kamer zoals toen. In de cel van je vader was jij die straal van vreugde veel te snel gedoofd.
Als je moedertje door de deuropening naar binnen treedt en ik draai mijn hoofd en kijk haar tegemoet dan is het niet haar gezicht dat mijn blik het eerst treft maar die plaats lager bij de drempel waar je lieve gezichtje was als je laaiend van vreugde mee naar binnen trad zoals toen, mijn dochtertje.
IV
Vaak denk ik nog je bent maar even weg straks ben je weer thuis een heerlijke dag vandaag ik ben niet bang je hebt even een omweg gemaakt dat is al.
Je bent maar even weg je komt wel weer naar huis waarom ben ik dan zo bang een heerlijke dag vandaag en jij trok naar die heuvel daar.
Je bent ons voorgegaan dat is al je komt niet meer naar huis eens halen we je in op die heuvel daar in het volle zonnelicht heerlijk is dan de dag op die heuvel daar.
V
Met zon gedonder, in zon buien zond ik de kinderen nooit naar buiten; Men heeft ze naar buiten gedragen Zonder me daarover iets te vragen.
Met zon gedaver, in zon buien, liet ik de kinderen nooit naar buiten; Ik was bang dat ze ziek zouden worden, Nu zijn dat vergeefse woorden.
Met zon gedreun, in zon buien, mochten de kinderen nooit naar buiten; Ik was bezorgd dat ze morgen hun dood zouden halen, Daar moet ik nu niet meer om malen.
Met zon gekletter, zon gedonder, in zon buien Rusten ze als in hun moeders huis en Niet bevreesd voor stormweer, beschut in de hand van de Heer.
Kindertotenlieder
Kindertotenlieder
Het muziekstuk dat ik u wil voorstellen, ligt me na aan het hart. Al vrij vroeg trok het mijn aandacht, toen ik het toevallig hoorde op de radio. De titel spreekt zeer direct aan: Kindertotenlieder. Geen banaal onderwerp, eerder een thema waarop ook nu nog vele taboes rusten. Later, toen ik zelf kinderen had, voelde ik dat nog beter aan. Enkele aangrijpende vertolkingen, zeker die van onze nationale en dus helaas totaal miskende alt Ria Bollen, maakten dat deze compositie een speciale plaats kreeg in mijn lijstje van dierbaarste muziekstukken.
Het gaat om vijf gedichten bij het afsterven van kinderen, op muziek gezet voor zangstem en orkest of piano.
De gedichten zijn geschreven door Friedrich Rückert, een Duitse dichter uit de streek van Coburg, waar ook ons koningshuis oorspronkelijk vandaan komt: Saxen-Coburg-Gotha. Dat is in het noorden van Beieren, helemaal in het oosten van Duistland, in de richting van Tsjechië. Hij leefde van 1788 tot 1866 en was in zijn tijd zeer bekend als dichter. Hij was leraar en doceerde later ook aan de universiteit. Zijn specialisme was het Oosten, zowel het Midden-Oosten als het verre, dus zowel de Arabische wereld als India, China en Japan. Hij was op dat punt autodidact, dat wil zeggen dat hij het grootste gedeelte van wat hij wist zelf had opgezocht, zonder ooit op school of universiteit daarvoor geleerd te hebben. En hij was werkelijk heel begaafd, hij kende verscheidene oosterse talen, wat hem in staat stelde om veel van die literatuur, die toen vrijwel totaal onbekend was in Europa, in vertaling te brengen. Zo vertaalde hij ook de Koran.
In het gezin werden tien kinderen geboren, wat toen niet ongebruikelijk was; er waren drie meisjes en zeven jongens. Karl Julius werd geboren in 1832 en stierf na een paar dagen. Ernst was geboren in 1829 en stierf in 1834; Luise leefde van 1830 tot 1833. In 1831 stierf ook zijn vader, en in 1835 zijn jongste zus, Maria, 25 jaar oud. Het waren dus zware jaren voor de familie.
Na zijn dood in 1866 ontdekte men in zijn papieren een groot aantal gedichten, geschreven rond 1834 en gewijd aan zijn overleden kinderen. De gedichten, die we nu Kindertotenlieder noemen, werden pas in 1872 uitgegeven, eerst 425 gedichten, dan nog eens 18. Er zijn er erg korte bij, slechts een tiental regels, maar ook vrij lange. Ze geven de gevoelens weer van de ouders, brengen herinneringen aan de jonge kinderen, proberen het diepe leed te verwoorden en te verwerken.
Vandaag zijn die gedichten enkel nog bekend door de verwerking van vijf ervan in een compositie van Gustav Mahler, met dezelfde titel: Kindertotenlieder. Mahler schreef er drie in 1901 en nog eens twee in 1904, toen ze samen werden gepubliceerd en opgevoerd. De gedichten, die ik hierbij in mijn eigen werkvertaling geef, lijken nu wat verouderd, maar spreken toch nog aan, door hun eerlijkheid, door de zuivere gevoelens en de treffende beelden. Maar wat Mahler ermee deed, is wonderbaarlijk. Hij kon ze verheffen tot subtiele, gesublimeerde meesterwerken, die ook de moderne mens intens beroeren en diep verrijken. Wie de moeite doet om te luisteren en zich openstelt voor wat Mahler met het orkest en de menselijke stem voor ons schildert, wordt niet teleurgesteld en vindt een schat voor de rest van zijn leven, wat de Grieken een ktèma eis aiei noemden, iets wat je altijd bijblijft.
Gustav Mahler is een van de groten van de moderne muziekgeschiedenis. Hij was dat al tijdens zijn leven, maar de Nazis hadden het niet op hem begrepen: hij was een Jood, ook al had hij zich bekeerd, omwille van zijn carrière of uit overtuiging, wie zal het zeggen. Het mocht niet baten: zijn muziek werd tot de ontaarde muziek gerekend en verboden. Het duurde tot rond 1960 voor hij weer ruimer in de belangstelling kwam, en bij het einde van de twintigste eeuw was zijn genie overal erkend en werd hij een van de meest gespeelde componisten. Vandaag de dag zijn er talloze opnamen van al zijn composities en wordt hij elke dag wel ergens live opgevoerd, en op de radio kan je hem ontelbare keren per dag horen.
Het leven van Mahler mogen we gerust stormachtig noemen. Hij leefde in die periode rond de eeuwwisseling tussen de 19de en de 20ste eeuw, een ongelooflijk vruchtbare periode en turbulente smeltkroes voor zowat alle kunsten en de hele beschaving, in wat toen het cultuurcentrum van de wereld was: midden-Europa, wat nu Duitsland is, Oostenrijk, Hongarije, en heel wat van de aangrenzende landen, met als onbetwiste hoofdstad Wenen. Hij werd geboren in 1860 en stierf in 1911. Hij begon als begaafd pianist en dan als hulpdirigent ergens in een provinciestadje. Al snel begon hij ook te componeren en ook meer te dirigeren, en wel voor steeds belangrijker orkesten. En dat heeft hij zijn hele leven gedaan. Componeren deed hij tijdens de zomervakanties, in de afzondering en de rust van de bergen, ongestoord, niet afgeleid en volledig geconcentreerd op wat hij deed. De rest van het jaar was hij opgeslorpt door het jachtige leven van het dirigeren, zowat overal ter wereld, ook in Amerika. Hij had de leiding over de meest beroemde orkesten en operahuizen, en ze zullen het geweten hebben, want Mahler was geen gemakkelijke man, niet voor zichzelf en dus ook niet voor anderen. Zijn verwachtingen voor inzet en kwaliteit waren veel hoger dan toneelmeesters, muzikanten en solisten gewoon waren, en compromissen maken deed hij niet, voor niemand, ook niet voor de keizer: het was niet ongebruikelijk dat een aantrekkelijke zangeres slapend haar weg naar de top probeerde te maken, en een aanbeveling van de keizer gold als een bevel. Niet voor Mahler dus: alleen de beste artiesten kregen een kans, en enkel als ze bereid waren tot het uiterste van hun kunnen te gaan. Geen wonder dat hij verschillende jobs na korte tijd moest opgeven of daar zelf voor koos. Met zijn professionalisme, dat model staat voor wat wij vandaag voor vanzelfsprekend houden, was hij zijn tijd ver vooruit.
Al stond hij dan aan de wereldtop van het muziekleven, het leven was vaak ook hard voor hem. Hij trouwde in 1901 met Alma Schindler, die twintig jaar jonger was dan hij, en zelf ook een meer dan gewoon begaafd artieste. Hun huwelijksleven was al even stormachtig als zijn carrière. Hun dochtertje stierf in 1906, en dat heeft hen allebei zeer zwaar getroffen. (Een andere dochter van Alma Mahler, uit haar tweede huwelijk, met Walter Gropius, die later beroemd werd als Bauhaus-architect, stierf op achttienjarige leeftijd, en voor haar schreef Alban Berg zijn heerlijk vioolconcerto als herinnering aan een engel.) Met zijn gezondheid ging het zelden goed: hij was gewoon overwerkt en meestal depressief, je zou voor minder. Hij stierf in Wenen, amper vijftig jaar oud.
Over zijn andere composities kunnen we het op een andere keer hebben. Hij schreef tien symfonieën, vaak voor enorme orkesten, zoals de achtste, die de bijnaam kreeg die van de duizend omdat bij de eerste opvoering zoveel koor- en orkestleden op het podium stonden. De menselijke stem fascineerde hem: hij schreef nog meer lied-cyclussen en haalde de gezongen muziek ook binnen in zijn symfonisch werk.
Wie van muziek houdt, houdt ook van Mahler, zo eenvoudig is dat.
17-03-2006
Zelfdoding
Zeven jaar geleden overleed Arne, de zoon van Lut uit haar eerste huwelijk. Hij ging uit het leven door zelfdoding.
Enkele maanden na zijn overlijden zagen we een aankondiging over een gespreksgroep voor nabestaanden van personen die door zelfdoding zijn gestorven. Het initiatief kwam van het Centrum voor Geestelijke Gezondheidszorg De Pass-ant in de voormalige Sint-Geertrui-abdij in Leuven.
Wij zijn daar naartoe getrokken, en wij gaan nu nog elke maand naar die bijeenkomsten, omdat ze ons deugd doen.
Ondertussen is er een specifieke groep voor ouders van kinderen die door zelfdoding overleden zijn, want dit is een specifieke problematiek, en je hebt het meest steun aan mensen die hetzelfde hebben meegemaakt als jij.
De gesprekken verlopen in een zeer open, ongedwongen sfeer, er is geen vast schema, niemand wordt verplicht tot iets, iedereen is vrij om aan het woord te komen, of niet De groep is niet groot: acht, soms eens tien mensen, gehuwd, samen met de partner of alleen, gescheiden, alleenstaand. De kinderen die ons verlaten hebben waren jong of al volwassen, voor sommigen is het pas gebeurd, voor anderen vele jaren geleden. Sommigen komen een aantal keren en blijven dan weg. Anderen blijven langer.
Wij vertellen over onszelf en onze kinderen, over wat er toen gebeurd is, hoe het ons nu gaat, we luisteren zeer geduldig naar elkaar en proberen te begrijpen, mee te voelen. Het is een soort van asielmoment, waar we onder lotgenoten onszelf kunnen zijn, zonder dat iemand aanstoot neemt aan onze woorden, onze tranen, waar ons leed en onze gevoelens normaal zijn, vrij van menselijk opzicht of valse schaamte. Een plaats van herinnering, verdriet en ook van troost.
De vergaderingen vinden plaats meestal op de derde donderdag van de maand, van 19 tot 21 uur. Men kan op elk moment aansluiten. Er wordt een minieme bijdrage in de kosten gevraagd, voor de koffie, thee of frisdrank.
Een prachtig woord, dat: glazenier. Wat hij doet is glasramen maken. Of liever, hij heeft dat heel zijn leven gedaan, maar nu is hij 83 en het gaat hem niet meer zo goed af. Ik leerde Staf Pyl kennen door Lut. Hij was een vriend van de familie sinds haar jeugd.
Wij kennen glasramen van in onze kerken. In de beste gevallen, denk aan Chartres en zo, zijn dat monumentale vensters in gotische kathedralen, opgevuld zijn met uiterst fijn uitgewerkte structuren in steen, als een kantwerk, en de open ruimtes daarin worden opgevuld met gekleurd glas, gevat in lood. Meestal wordt dat glas ook nog eens bewerkt, er worden figuren op geëtst, en zo krijgen we dan afbeeldingen uit de bijbel, allegorische voorstellingen en zo meer. Soms zijn het ook gewoon geometrische figuren.
Staf Pyl heeft in een aantal Vlaamse kerken, kapellen en publieke ruimtes glasramen gemaakt, vaak ook erg grote. De voorstellingen zijn de traditionele religieuze motieven: een kruisweg, de apostelen, de sacramenten, soms ook meer algemeen menselijke themas. De Christus Koning-kerk in Sint-Niklaas en de stedelijke bibliotheek aldaar zijn een goed voorbeeld. Als het buitenlicht goed is, op een zonnige dag, dan komen die enorme glasramen tot leven, een buitengewone ervaring.
Maar hij heeft ook andere werken gemaakt, meestal kleiner van omvang, schilderijen als het ware, maar dan met soms uiterst kleine stukjes glas, in ragfijne lijnen van zacht glanzend lood. Deze werken komen het best tot hun recht als ze belicht worden door kunstlicht, als ze voor een soort lichtbak gemonteerd worden. Zo zijn ze trouwens ook ontstaan. Vaak zijn het abstracte werken, met verfijnde allusies naar bloemen, bomen, huizen
Staf Pyl doet alles zelf: het ontwerp, de tekening, de kleuren, dan het ontwerp op ware grootte, dan het kiezen en het snijden van het glas en ten slotte het monteren van het glas in het lood. Enkel zijn vrouw, Yvonne, staat hem bij. Geen sprake dus van het doorspelen van een ontwerp aan een atelier, zoals dat nu vaak gebeurt. Staf is een kunstenaar en een ambachtsman, bij hem is dat hetzelfde, je kan het ene niet zijn zonder het andere.
Het glas dat hij gebruikt is heel bijzonder, niet zomaar wat gekleurd glas natuurlijk. Het gaat om met de mond geblazen glas, een artisanaal product, erg duur dus. De rijkdom, de diepte, de helderheid en de subtiele schakeringen van de kleuren zijn verbazingwekkend. En Staf weet die kleuren te combineren zoals de Vlaamse primitieven of de impressionisten.
Als je nog nooit iets van hem gezien hebt, dan heb je iets gemist. Zijn werk is werkelijk adembenemend goed.
Maar veel van zijn kleinere werken zijn in privé-bezit en dus kunnen alleen de gelukkige eigenaars en hun vrienden en kennissen ervan genieten. Af en toe is er een tentoonstelling, soms samen met anderen, soms ook enkel werk van Staf.
Dezer dagen is er in de Onze-Lieve-Vrouwkerk in Sint-Niklaas zon tentoonstelling, nog tot 23 maart. Je kan de kerk niet missen: het grote vergulde Mariabeeld schittert van kilometers ver boven de stad. Er is ook een spectaculaire ondergrondse parkeergarage onder de grootste markt van het land, vlakbij. Open op woensdag, donderdag en vrijdag van 19-21 uur, op zaterdag en zondag van 15 tot 18 uur, toegang gratis. Op 25 maart is er een evocatie Licht in kleur, met poëzie, muziek, lichtspel en dia-voorstelling, inkom 5, 4 voor senioren.
Als je eens echt iets moois wil zien, dan is dit een unieke gelegenheid.
14-03-2006
Pas gelezen
Martin CRUZ SMITH, Gorki Park (1981), Polar Star (1989), Red Square (1992)
Michael CONNELLY, The Poet (1996)
Ik ben niet echt een fan van thrillers of detectiveverhalen.
Anderzijds is dat een genre dat zich gemakkelijk laat lezen, en in sommige gevallen is ook de taal en stijl de moeite waard, wat het leesplezier natuurlijk nog verhoogt.
Recentelijk las ik drie van de vijf boeken die Martin Cruz Smith schreef met als hoofdfiguur de Russische detective Arkady Renko. Ik was zeer aangenaam verrast door de combinatie van het spannende verhaal, de meesterlijke beschrijving van het kader, het bloemrijke taalgebruik, de sociale analyse van het einde van het roemloze verval van de Sovjet-Unie en de chaotische geboorte van het nieuwe ondernemende Rusland. Bovenal was ik onder de indruk van de scherpe opmerkingsgave van de auteur, zowel wat psychologie en de uiterlijke verschijning van de menselijke personages betreft, als in de beschrijving van het landschap, het weer en de seizoenen, de straten en appartementen, technische installaties etc. Het zijn boeken die door en door researched zijn en dus zeer geloofwaardig overkomen, en daardoor ook blijven boeien, want je krijgt steeds weer een ander aspect te zien, je leert voortdurend bij, vaak ongemerkt, want het lijkt allemaal zo vanzelfsprekend.
Ik ben wel een fan van John Le Carré, ik heb alles gelezen wat hij geschreven heeft, en dat al meer dan dertig jaar lang. Als ik Cruz Smith met Le Carré vergelijk, en dat dringt zich wel op, dan moet ik bekennen dat hij zeer dicht in de buurt komt, en dat hij zelfs een streepje voor heeft in de levendige beschrijving van de omgeving waarin het drama zich afspeelt.
Michael Connelly is vooral bekend van zijn thrillers met Harry (Hieronymus) Bosch als hoofdfiguur. Daarvan heb ik er nog geen gelezen, maar zopas wel The Poet. Hier zijn we echt wel bij de bestsellende thriller. Waar Cruz Smith het moet hebben van de psychologie van zijn hoofdpersonages, gaat het hier om de straffe toeren, de vreselijke gebeurtenissen, de freaks, zeg maar, en de merkwaardige omkeringen en verrassende wendingen van het verhaal. Het is natuurlijk zeer goed geschreven, maar het is meer een reportagestijl, zonder veel franje. En wat die verhalen betreft: we zijn natuurlijk veel gewoon, vooral door film en TV. Ik kon me niet ontdoen van de indruk dat de auteur de verfilming al op het oog had. En daar ligt het verschil met Le Carré en Cruz Smith. Die doen met alleen maar woorden zoveel meer dan wat zelfs uren dure film niet kunnen, namelijk je verbeelding op gang brengen. De verbeelding heeft geen grenzen, is tegelijk veel rijker dan film en veel spaarzamer, want niet elk detail moet expliciet getoond, suggereren is veel efficiënter. En bij dat verbeeldingswerk haal je heel je bagage van film en literatuur en reizen en kunstbeleving ongewild mee naar boven Ik verlang al naar mijn volgend boek, TV zal er vandaag niet gekeken worden.
Que sais-je?
Mijn anti-credo uit een vorig bericht is wellicht wat uitdagend, een heilig huisje dat wordt neergehaald. Op mijn leeftijd kan je het geen kwajongensstreek noemen. Ik heb veel gelezen en veel nagedacht over de problematiek, dat kan niet anders als je katholiek opgevoed bent en je hele sociaal kader katholiek is.
Het Credo nam en neemt een belangrijke plaats in in het geloof, dat kan moeilijk ontkend worden. Doen alsof het niet bestaat is een beetje hypocriet. Daarom wou ik het eens uitschrijven en mijn eigen overtuigingen ernaast plaatsen.
De poëzie van de bijbel is mij niet vreemd, maar ik ben er niet bijzonder door aangesproken. Het Oude Testament getuigt op veel plaatsen van de wijsheid van mensen in ontbering en gevaar, maar iets teveel naar mijn zin van het uitverkozen zijn, het zich afzetten tegen de vijanden. Er is ook heel veel onbegrijpelijk formele zinloze wetgeving, ik kan me niet voorstellen dat men die wetten allemaal kon onthouden, laat staan onderhouden. Ook de godsidee die erin vertolkt wordt, is mij vreemd: een transcendent wezen dat ingrijpt, belonend en bestraffend, dat men moet vereren, dat is voor mij onbegrijpelijk, dat brengt me niets bij, tenzij als metafoor, maar dat is toch de bedoeling wel niet, meen ik.
En dan religie op zich. Men verwart vaak de gevoelens die opgeroepen worden door poëzie, verhalen, muziek, beeldende kunsten, de natuur, met religie. Bachs muziek is geen religieuze muziek, maar uitzonderlijk goede muziek. De Piëtà is aangrijpend, maar daar is in se niets religieus aan. Godsdienst zou zoiets zijn als een positief antwoord op de uitnodiging van het leven. Dat kan ik begrijpen, ik heb een zelfde positieve ingesteldheid. Maar ik noem dat niet religieus, ik heb daar geen God voor nodig. De wereld is een wonderbaarlijk midden, ik sta elke dag versteld van de mogelijkheden en de bedreigingen die ons geboden worden, en geniet van die uitzonderlijke ervaring als mens. Ook ik voel me opgenomen in een groter geheel van tijd en ruimte, waarvan we niet alle dimensies kennen en misschien wel nooit zullen vatten. Maar een god verkleint die wereld voor mij. Zonder god klopt de wereld voor mij, met hem niet.
Ik ben eens in het heilig land geweest, dertig jaar geleden of zo. Wat ik daar gezien heb, in de bakermat van twee van de grote godsdiensten, tart alle verbeelding, en dat is vandaag nog zo. In naam van de religie, van god zelve, wordt daar gemoord, verkracht, gestolen, bedrogen, wordt de mens onteerd tot in zijn diepste wezen, met God of Allah als enige verantwoording. Christenen vervolgen christenen, moslims moorden elkaar uit. Vandaag is godsdienst in de wereld een bron van broeder- en zustermoord, geen blijde boodschap.
Ik leid mijn ethische regels af uit onze geworpenheid als mens in deze wereld.
We zijn op deze aarde geboren, dus hebben we een verantwoordelijkheid tegenover ons nest en de hele natuur.
Geboren worden, het leven zelf, is een ongelooflijke gave, ook al eindigt het met de dood; ook dat creëert verantwoordelijkheden.
Wij zijn als mens geboren op deze aarde. We moeten al onze menselijke mogelijkheden optimaal gebruiken.
Ik weet het, dit is heel vaag, maar ik althans heb daar iets aan. En dat kan ik niet zeggen van het overgrote deel van de religieuze boodschap. Er is zoveel in die boodschap en in de geschiedenis van de kerken en de zogenaamde godsvolkeren waartegen ik revolteer of waardoor ik mateloos bedroefd wordt. Er worden zoveel kansen gemist omwille van heilige principes die allesbehalve heilig blijken te zijn.
Ook ik zoek naar de wortels, maar dan eerder in mezelf, in de mens zelf en in de medemensen dan in de geschiedenis van een volk, of dat nu het Joodse, het Griekse, het Romeinse of het Westerse is, of het Oosterse. In al die verhalen zoek ik naar de mens, en hoe hij zich verhoudt tot zijn medemens en de wereld om hem heen en de voorbije en de komende generaties. Ik luister naar wat de geschiedenis van de mensheid mij te vertellen heeft, maar ik wordt er niet door gedetermineerd, ik heb geen behoefte aan dogmas of verplichtingen die ooit om historische redenen zijn ontstaan. Er is geen ander heilig huis dan dat waar je in woont. De mens zal geen afgoden dienen Ik probeer Antigone te begrijpen en Oidipoes, en Mozes, en Judas, maar voor mij zijn er alleen maar mensen, is er alleen maar een geschiedenis van mensen. Ik zoek de mens in al zijn verscheidenheid, en heb geen behoefte aan een god als sluitstuk, als allesverklarende bovenbouw, en ik voel me daardoor bevrijd van vele menselijke vooroordelen, gedateerde ideologieën en fundamentalistische dogmatiek. Vrij om onbevangen horizonten te verkennen in bescheiden besef van mijn relatieve onbelangrijkheid als individu.
Ben ik dan geen gelovige meer? Ben ik minder gelovig dan jij, bijvoorbeeld?
Ik geloof van niet
05-03-2006
Credo?
Credo in unum Deum,
Ik geloof niet dat er één god is, ook niet dat er een god is, een wezen dat persoonskenmerken zou hebben, identiteit, dat aanspreekbaar is, dat aanwezig is in deze wereld. Het is een begrip dat mij sinds ik er voor het eerst over hoorde en nu nog steeds, ondanks alles wat ik erover las, hoorde of dacht, volkomen vreemd is.
Patrem omnipotentem,
Een almachtige vader is een contradictio in terminis, een waanidee uit lang vervlogen tijden, toen vaders misschien nog probeerden alles te zeggen te hebben. God als almachtig voorstellen, dat is alleen theologen gegeven; een niet-almachtige god, met kleine kantjes, die al eens vreemd gaat, zoals Zeus, dat strookt niet met het fundamentalisme en het absolutisme dat onverbrekelijk verbonden is met dat soort godsdiensten.
factorem coeli et terrae, visibilium omnium, et invisibilium.
De schepping is ook al lang niet meer wat men er vroeger over dacht. Zelfs zeer katholieke geleerden wringen zich in bochten om ook maar iets van het scheppingsverhaal te redden. Wij hebben de god uit de vorige paragrafen niet nodig om de schepping te verklaren. En het heeft ook weinig zin om datgene wat we nog niet kunnen verklaren, dan maar god te noemen, dat lost niets op.
Et in unum Dominum Jesum Christum,
Wij hebben geen historische gegevens voor het bestaan van Jezus Christus, geen enkel. In de evangeliën zoekt men vergeefs naar de ipsissima verba Christi: als die er al zijn, kernwoorden dus, dan kunnen die toch niet tot die historische Jezus teruggebracht worden. En als het gebod bemin uw naaste zo essentieel zou zijn, waarom staat het dan niet in dit Credo?
Filium Dei unigenitum.
Dat een mens een zoon zou zijn van een almachtige god, dat noemen wij een mythe. Mythes zijn interessant, maar wie gaat daar zijn levensbeeld op bouwen?
Et ex Patre natum ante omnia saecula.
Hoe die zoon van god uit zijn vader zou geboren zijn, voor het begin van de tijden, daarover heb ik nog nooit iemand een zinvol woord horen vertellen. De betekenis en het belang van deze stelling is futiel.
Deum de Deo, lumen de lumine, Deum verum de Deo vero. Genitum, non factum, consubstantialem Patri: per quem omnia facta sunt.
En zelf is hij ook almachtige god: hij is niet geschapen, hij is de schepper, zoals zijn vader, hij is zowat identiek met zijn vader. Gemakshalve noemt men dit soort dingen mysteries, dingen die het ons niet gegeven is om te begrijpen. Daarmee los je natuurlijk ook niets op.
Qui propter nos homines, et propter nostram salutem descendit de coelis. Et incarnatus est de spiritu sancto ex Maria Virgine: et homo factus est.
We blijven in de mythologie: god wordt mens, daalt neer uit de hemel, wat dat ook moge zijn, om ons te redden. Redden waarvan? Hoe? Jezus wordt geboren uit een menselijke vrouw en de heilige geest, niet nader bepaald. Men kan daaraan allerlei theologische betekenissen geven, maar als waar gebeurd verhaal of als basisgegeven van een geloof is dit toch wat veel gevraagd, nog los van het ontbreken van enige historische grond.
Crucifixus etiam pro nobis, sub Pontio Pilato passus, et sepultus est. Et resurrexit tertia die, secundum Scripturas. Et ascendit in coelum: sedet ad dexteram Patris.
Ook over de kruisiging weten we niets, totaal niets, en zeker niet over de verrijzenis, hoe zou dat overigens kunnen? Vragen dat men gelooft dat een god-mens met zijn lichaam opstijgt ten hemel, wie heeft zoiets ooit ernstig in overweging kunnen nemen als een feit? Het is zelfs theologisch veel gevraagd aan te nemen dat de vrijwillige dood van die mens-god een gevolg zou hebben voor de hele mensheid.
Et iterum venturus est cum gloria, judicare vivos et mortuos: cujus regni non erit finis.
En die Jezus zal nog eens weerkeren, als rechter, om alle mensen die ooit geleefd hebben te beoordelen. En nadien zal hij als een soort koning op de wereld blijven en alle problemen zullen opgelost zijn. Dat zou mooi zijn, maar het is niet erg waarschijnlijk en ook niet bruikbaar als veronderstelling.
Et in Spiritum Sanctum, Dominum et vivificantem: qui ex Patre Filioque procedit. Qui cum Patre et Filio simul adoratur et conglorificatur: qui locutus est per prophetas.
Oh, ja, die niet nader bepaalde heilige geest: nog meer theologische attributen, waar geen mens iets aan heeft en die alle verbeelding tarten.
Et unam, sanctam, catholicam et apostolicam Ecclesiam.
En dan natuurlijk de ultieme zelfbevestiging: de vereniging die door mensen opgericht werd zo rond het begin van onze tijdrekening verklaart zich uniek: wie er niet toe behoort, heeft geen reden van bestaan; ze is heilig, dus staat ze boven de mensen; ze is katholiek, dat betekent letterlijk dat ze universeel is, nergens ter wereld zal er iets bestaan dat niet tot haar behoort; ze is apostolisch: ze heeft het van god zelve, dus heeft ze altijd gelijk, en god heeft haar bevolen om de hele wereld te bekeren.
Wat die kerk aan goeds en kwaads ook gedaan heeft sinds haar ontstaan, ik heb me, sinds zeer jeugdige twijfels en blijvende latere bezwaren, geleidelijk van haar afgekeerd. Haar aanspraken op absoluutheid zijn nu voor ieder nadenkend mens en ook voor de meeste van haar leden zelf, duidelijk. En wat zij als vereniging van mensen nu is, daar heb ik persoonlijk de meest ernstige problemen mee, en ik ben zeker niet de enige.
Confiteor unum baptisma in remissionem peccatorum.
Dat door een onderdompeling, ook al zou dat een figuurlijke zijn, een bekering dus, alle vroegere misdaden zouden verdwijnen, dat is moreel gezien al moeilijk te verteren, en enkel te begrijpen als je eerst de toegang tot de hemel, het hiernamaals afhankelijk gemaakt hebt van het vrij zijn van zonden. En dat de kerk de enige is die de zonden kan vergeven, dat geeft haar de macht die ze nodig heeft.
Et exspecto resurrectionem mortuorum. Et vitam venturi saeculi.
Mensen sterven, dat was ook vroeger natuurlijk voor iedereen duidelijk. Ook de kerk kon dat niet ontkennen. Dus zei men: je gaat nu wel dood, maar later zal je weer tot leven komen en dan zal je eeuwig leven. Dat is de kern van het hele verhaal, dat is de kern van het historische christendom, en dat is de hardste noot om kraken.
Ik heb, bij mijn beste weten, nooit geloofd dat er na de dood nog iets was, en ik heb ook nooit behoefte gehad aan een dergelijke gedachte.
Voor mij is dit leven genoeg.
Amen.
04-03-2006
Allochtoon?
En wat is een allochtoon dan wel? Het Griekse allos betekent: anders, het even Griekse chtoon betekent: grond, aarde. Wie allochtoon is is dus van een andere grond dan degene waarop hij staat. In recente discussies wordt de term allochtoon gebruikt voor begrippen die erg verscheiden zijn. Mijn (stief-) dochter, die als Indiase baby geadopteerd werd, wees me daarop. Ik had zelf ook al aarzelingen, bijvoorbeeld toen men me vroeg om de allochtonen te identificeren in een adressenbestand. Dat iemand allochtoon is, staat niet meteen beschreven. Neem een legale immigrant, die ook Belg geworden is: hoe kan je achterhalen dat hij allochtoon is? Zijn geboorteplaats? Er zijn ook autochtone Belgen die op vreemde plaatsen geboren zijn. En wat dan met zijn zoon of dochter, die hier geboren is? Zijn vreemde familienaam dan. Wij kennen toch allemaal in onze omgeving mensen die we nooit als allochtoon zouden identificeren en die de vreemdste namen hebben, de Aguirre, Kolaczny... Wanneer ben je dus allochtoon? Sommigen bedoelen er illegale immigranten mee, sommigen vreemdelingen tout court, dus ook Nederlanders die hier komen wonen zijn. Meestal blijft men legale immigranten en hun kinderen tot in het derde en vierde geslacht ook allochtonen noemen, vooral dan, en daar ligt de clou, als het ook zichtbaar is dat zij anders zijn dan de doorsnee Vlaming. Zij mogen dan al Nederlands als hun moedertaal hebben en eventueel zelfs geen enkele andere taal kennen, ze mogen hun hele leven hier wonen en hun ouders en grootouders ook al, ze kunnen perfect geïntegreerd zijn... als ze er anders uitzien, zijn ze allochtonen. Kinderen van de Hongaarse vluchtelingen, destijds, werden niet als zodanig bestempeld; onze koster, die een Hongaarse vluhteling was, adopteerde later een Afrikaans meisje, en jawel: dat was een allochtoon. Wij baseren ons dus bijna steeds op huidskleur en andere ras-kenmerken, op culturele en sociale gebruiken, zoals hoofddoeken en gewaden die wij niet dragen. Ik vermoed zelfs dat wij een zeer autochtone bekeerling tot de Islam, die zich als zodanig kleedt, ook een allochtoon zouden noemen. Terwijl we dat niet doen met een punker of zo. Als men er dus uitziet als een allochtoon, dan wordt men ermee vereenzelvigd. Als je een baard hebt, ben je al bijna een bommenlegger. Wat zijn wij toch primaire mensen, af en toe.
01-03-2006
Mijn muziek
Componisten van wie ik het werk verzamel, met een voorbeeld van hun werk
Bach, J.S., klavierwerk, solo viool, solo cello, passies Barber, Samuel, Quartet Bartok, Bela, Concerto voor orkest, strijkkwartetten Beethoven, Ludwig, Strijkkwartetten Bellini, Vincenzo, Norma Brahms, Johannes, Cellosonates Bruckner, Anton, Symfonieën Chopin, Frédéric, Nocturnes Delius, Frederick, Summer night on the river Glass, Phillip, Einstein on the Beach Haendel, George Frederic, Orgelconcertos, The Messiah Haydn, Joseph, Strijkkwartetten Ives, Charles, The unanswered question Mahler, Gustav, Kindertotenlieder Mendelssohn, Felix, Midzomernachtsdroom Monteverdi, Claudio, LOrfeo Puccini, Giacomo, Turandot Scarlatti, Domenico, Sonates voor clavecimbel Schubert, Franz, Pianotrios, sonates Shostakovitch, Dmitri, Strijkkwartetten, symfonieën Strauss, Richard, Symfonische gedichten, Der Rosenkavalier Verdi, Guiseppe, Othello Wagner, Richard, Tannhauser