Foto
Categorieën
  • etymologie (74)
  • ex libris (57)
  • God of geen god? (170)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (239)
  • literatuur (40)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (225)
  • spreekwoorden (11)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    25-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Flamenco!

    Flamenco. Het is een begrip, dat wereldwijd onmiddellijk zowel in klank als beeld felle associaties oproept: dansende flamencodanseressen in kleurrijke zwierige jurken, met strakke zwarte kapsels en hoge hakken, slanke dansers in nauwsluitende zwarte tenues, lange wilde haren en laarzen met harde hakken; opwindende ritmes met virtuoos bespeelde gitaren, castagnetten, ritmisch handgeklap en de onvermijdelijke lange staccato roffels van de hakken op de plankenvloer. Je kan flamenco met niets anders verwarren, zo specifiek is die kunstvorm, die ballet en dans, poëzie, gezongen en instrumentale muziek, percussie, kostuums en theater verenigt in een waar gesamtkunstwerk, waarin elk genre op een unieke manier bijdraagt tot het aangrijpende, opzwepende geheel dat wij vandaag met de sprekende benaming flamenco omschrijven.

    Onze beschaving is een vreemd samenspel van de meest uiteenlopende invloeden, die zich door de eeuwen heen op verschillende plaatsen in de wereld verweven hebben tot wat wij nu beleven, zonder dat we goed weten welke die invloeden geweest zijn, waar ze vandaan kwamen en hoe ze tot een bepaal resultaat geleid hebben. Dat is ook zo voor flamenco. Men kan in die uiterst herkenbare specifieke kunstvorm, die zich op een welbepaalde plaats in het zuiden van Spanje, Andalusië, en op een bepaald ogenblik, wellicht sinds het midden van de 19de eeuw, heeft ontwikkeld, elementen ontdekken uit andere kunstvormen uit andere landen en andere tijden. Zeker in een gebied als Andalusië, dat sinds de vroegste dageraad van onze beschaving een kruispunt is geweest van volksverhuizingen, oorlogen en veroveringen en een smeltkroes van beschavingen, zijn er tradities gegroeid uit de meest verscheidene gebruiken en gewoonten, zodat het vrijwel onmogelijk is om op basis van het hedendaagse unieke resultaat de oorspronkelijke elementen te identificeren. Overigens zal men in alle volksmuziek gemeenschappelijke kenmerken vinden, die niet door onderlinge kruisbestuiving zijn ontstaan, maar die spontaan op verschillende plaatsen opgedoken zijn, omdat wij mensen nu eenmaal erg op elkaar gelijken. Maar daar waar een vermenging van talrijke hevige kleuren in de praktijk een erg onaantrekkelijk grijs oplevert, is het vaak zo dat in de kunst de mens erin slaagt om die barre kleurloosheid en dorre smakeloosheid te vermijden door uit het diverse beschikbare materiaal het beste te halen en dat te combineren tot een absoluut originele uitdrukking van wat een mens is en vermag. Dat is zeker het geval voor flamenco.

    Flamenco is een kunstvorm van extremen. Elk aspect ervan wordt tot het uiterste gedreven en uitgezuiverd tot zijn essentie. Er is geen plaats voor compromissen, voor minder dan wat mogelijk is. Dat zie je meteen in de fantastische jurken van de danseressen: opvallende kleuren, lange, heel wijde rokken, vaak met franjes en volants, diepe halsuitsnijdingen en strakke corsages, mouwloos of met brede fladderende epauletten, die de lichaamsvormen van de danseressen flatteren en bij het dansen als vurige vlugge vlaggen heen en weer gezwiept worden en uitdagend stiekeme blikken op ranke benen en stevige dijen gunnen. Ook de zang is uitbundig, rauw, zonder enige terughoudendheid of kunstmatige verfijning; flamencogezang is voorwaar geen Schubert, geen slaperig wiegelied of rustig kabbelend verhaaltje. Zowel flamencozangers als zangeressen zingen uit volle borst, met de keelstem, niet met de kopstem, het lijkt vaak meer op primitief geschreeuw dan op geschoolde zangstem. En de melodie en de voordracht zoeken de uithoeken op van het expressievermogen van de menselijke stem: de hoogste noten op maximum volume, de meest welluidende klanken van de heldere, open klinkers en het grauwe huilen van weeë tweeklanken. Vaak wordt een lange melodie plots afgebroken, wanneer de zanger wel buiten adem lijkt en uitgeput door de volgehouden inspanning, en volgt er een spontaan enthousiast applaus van de dansers en de muzikanten, die dan voor een korte of lange even virtuoze instrumentale onderbreking zorgen of een flitsend ballet, of voor een eindeloos lijkende demonstratie van wat een danser of danseres kan doen alleen door met de hakken ongelooflijk complexe en welsprekende ritmes te hameren op de plankenvloer.

    Flamenco is een en al emotie, en wel de meest hevige emoties die wij kennen: passionele liefde in al haar aspecten, van de stormachtige verliefdheid en de seksuele drift tot de vreselijke ellende van de onbereikbaarheid, van het conflict tussen de partners, van het onvermijdelijke deprimerende bekoelen van de eerste hevigheid, van het eerste vermoeden van het einde, van de herinnering aan wat voorgoed voorbij is, van de jaloersheid op de rivaal en de moordlust die de geliefde niet terugbrengt, maar verhindert dat een ander haar bezit; flamenco zingt van onze begerigste dromen en onze diepste angst, van onze wellustige verlangens en onze schrijnende wanhoop.

    Flamencodanseressen zijn totaal ongegeneerd, ze geven zich helemaal. Hier geen kuise Suzanna’s, geen devote maagden, geen bescheiden oogopslag: deze trotse vrouwen laten fier hun hele lieve lijf spreken, en het verhaal dat ze vertellen is er een van bruisend leven op de rand van het ravijn, in volle overgave, met al de zuiderse uitbundigheid en sensualiteit die ze maar kunnen opbrengen, uitdagend, opzwepend, verleidend, een en al schaterlach, zonder enige gedachte aan gisteren of morgen, helemaal opgaand in het heerlijke nu. Dit zijn geen onderdanige vrouwen: het lijken wel kemphanen in hun weelderige bonte kleuren en de pronkende krommingen van hun ranke of volslanke leden.

    Sinds Garcia Lorca is flamenco onafscheidelijk verbonden met het onvertaalbare maar essentiële begrip duende. Het is het complexe, overweldigende gevoel dat uit de beste flamenco straalt, een emotie die te maken heeft met het leven en de dood, meestal in hun meest heftige vormen; met de onnadenkende overgave aan het moment en aan het beleven zelf, aan het irrationele, los van alle overwegingen en bedenkingen; sommigen zien er iets diabolisch in, en een gebondenheid met de aarde, niet met het engelachtige of de hemel. Er is in flamenco zo goed als niets te merken van de gitzwarte doem van een afschuwelijk christendom dat als een loodzware lijkwade over Spanje lag, tenzij van de meest bizarre en gewelddadige excessen ervan, zoals de sadomasochistische boetedoeningen, de vervolgingen en martelingen van inquisitie, de auto da fe.

    Flamenco is primitief, rauw, authentiek menselijk, een vlammend ritueel dat niet beperkt en belemmert maar bevrijdt van complexen, aarzelingen, beperkingen en twijfels, en zo de toeschouwer een blik gunt op hoe het leven zou kunnen zijn, maar meestal niet is. Dat moment van ongeremde overgave aan het volle leven te mogen meemaken, kan ons helpen om ons te verzoenen met de harde tegenstelling van de dagelijkse realiteit.

    Het past dat we in deze context de begenadigde muzikant Wannes Van de Velde vermelden (1937-2008). Hij kwam op jeugdige leeftijd in contact met de flamencotraditie en werd een volleerd en bezield en gitaarvirtuoos. Hij verdiepte zich in de musicologie van het genre, en mocht zijn uitgebreide kennis doorgeven aan het brede luisterpubliek van het Derde Programma van wat nu de VRT is in een langdurige reeks van radiocauserieën, geïllustreerd met talrijke voorbeelden, zowel gebracht door hemzelf als door de groten van het genre. Het is een aspect van deze ‘dubbele Vlaming’ (Flamenco doble, eenwoordspelingop de dubbele betekenis van flamenco) dat te weinig mensen kennen. Op Youtube zijn er interessante opnames te bewonderen van zijn kunnen op dat gebied.


    Categorie:muziek
    Tags:muziek
    24-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Julian Baggini, De deugden van de tafel

    Julian Baggini, Deugden van de tafel. Een filosofie van het eten, Nieuw Amsterdam Uitgevers, 2014, 352 blz.

    Wanneer een bekend filosoof zich buigt over de zeer pragmatische kwestie van ons eten en drinken, is men benieuwd naar wat daarvan het resultaat kan zijn. De vrees bestaat immers dat het een geleerde uiteenzetting wordt waar een leek geen woord meer van verstaat. Het was een hele opluchting dat dit niet het geval is bij dit boek. De auteur heeft een hele reeks interviews afgenomen van bekende en zelfs beroemde koks en van allerlei figuren die een rol spelen in de verkoop, de productie of de verspreiding van voedsel en drank, evenals van vooraanstaande personen die actief zijn in bewegingen die zich bekommeren om de kwaliteit van ons voedsel en om duurzame productie- en transportmethodes. Bovendien is hij zelf behoorlijk gefascineerd door het onderwerp en eet en kookt hij zelf graag goed.

    Alle ingrediënten zijn dus aanwezig voor een goed verhaal, en dat is precies wat we hier aangeboden krijgen. Anekdotes en interviews larderen de meer zakelijke uitleg over het productieproces van onze voeding en dranken, maar Baggini zou geen filosoof zijn indien het hoofdbestanddeel op het menu niet zou bestaan uit filosofische overwegingen bij dat alles. En dat is wat dit boek zo bijzonder maakt. Er zijn voor en tegenstanders van zowat alles wat men op zijn bord of in een glas of kop kan krijgen: de gustibus non disputandum, over smaken valt niet te twisten; maar precies dat doen we voortdurend, en met passie. Er zijn fundamentalisten die zweren bij biologisch voedsel en even overtuigde voorstanders van industriële productiemethodes, waarbij men mijlenver staat van de ‘natuurlijke’ procedés. Niemand kookt zo goed als je eigen moeder. Hoe kom je daaruit? Blijkbaar alleen wanneer men rustig enige onbevooroordeelde afstand kan nemen en de zaak nuchter bekijkt vanuit een filosofisch oogpunt. Dan moeten dogma’s en tradities plaats maken voor de feiten, en worden emotionele voorkeuren en keuzes getoetst aan ethische en morele principes. Naar mijn aanvoelen is dat een van de grootste verdiensten van dit boek. De auteur gaat zowat al de bekende discussies over de geneugten van de tafel en al wat daarmee te maken heeft te lijf met een uitzonderlijk eerlijke openheid, zonder enige vooringenomenheid. Zo moeten allerlei heilige huisjes en onaantastbare principes sneuvelen: biologisch is niet altijd natuurlijk, producten uit je eigen buurt zijn niet altijd te verkiezen boven die van verre landen, die een lange weg hebben afgelegd voor ze bij ons belanden, vers is niet altijd het best, duur en zeldzaam is niet altijd beter enzovoort.

    Af en toe levert dat standpunten op die enigszins moeilijk te plaatsen zijn. Als je in een verhitte discussie de positieve punten van beide diametraal tegengestelde standpunten naar voren haalt, en de sterke argumenten van beide partijen ontkracht met rake kritische bedenkingen, blijft er bij de lezer een bevreemdend gevoel van onzekerheid achter: hoe moet het nu? Wie heeft nu gelijk? Waarop Baggini terecht antwoordt: daarover moet je zelf beslissen; er is geen absolute waarheid. Ieder van ons moet zelf uitmaken hoeveel belang hij of zij hecht aan een bepaald aspect. De meeste kwesties zijn immers zo complex en men moet steeds rekening houden met vaak tegenstrijdige belangen en waarden, dat het zelfs voor specialisten niet mogelijk is om een standpunt aan te wijzen dat voor iedereen overtuigend is. Dat is het heikele punt van elk evenwichtig en open ethisch gesprek: er zijn geen zekerheden, niets is volmaakt, er zijn alleen verscheidene benaderingen die elk een aspect van de waarheid vertolken. En aangezien wij allemaal verschillend zijn, zullen wij elk een van die benaderingen verkiezen boven alle andere, en vaak ook van mening veranderen op basis van nieuwe informatie of gewijzigde omstandigheden. Wie dus dit boek ter hand neemt om er straffe uitspraken en doorslaggevende argumenten te vinden voor de eigen opvattingen, zal wellicht bedrogen uitkomen. Wie zich daarentegen laat leiden door de rustige, evenwichtige en vooral ‘gezonde’ redeneringen van de auteur, zal daarin niet zelden nieuwe redenen vinden om bewuster door te gaan zoals men bezig is, of overtuigende argumenten om daarmee radicaal te breken.

    Aan het einde van elk hoofdstuk vindt men een praktische toepassing: een recept, maar met de nadruk op de context, veeleer dan op de bereiding. Ook dat maakt het boek tot een levendig en smakelijk geheel.

    De Nederlandse vertaling is heel behoorlijk, al schijnt het Engels af en toe wel door: niet elke Engelse uitdrukking heeft een idiomatisch Nederlands alternatief gekregen. Wie dus het Engels voldoende machtig is, zal bij voorkeur dit boek in het origineel lezen. Voor de vele anderen opent deze vertaling een rijke bron van informatie en vooral inzicht in deze materie die niemand onberoerd laat.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    18-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Edward O. Wilson, The Meaning of HUman Existence

    Ik had al ernstige bedenkingen bij het vorige boek van Edward O. Wilson, The Social Conquest of Earth (2012) waarin hij zich voor het eerst na zijn ‘bekering’ tot het principe van groepselectie uitspreekt over het ontstaan en de evolutie van het leven op aarde, inclusief het menselijk leven, en zich waagt aan voorspellingen over de toekomst van het leven. Om het zo eenvoudig mogelijk te stellen: Wilson meent dat de evolutie zich niet alleen afspeelt op het niveau van het individu, maar ook van de groep; dat is op zich niet verwonderlijk, en wordt ook algemeen aanvaard. Het eigenaardige is dat hij meent dat dit zich afspeelt op het genetisch niveau, en dan wordt het moeilijk om hem te volgen. Kijk: dat het zelfbehoud het basisprincipe is van het leven wordt door niemand betwist; men stelt dat vast in alle levensvormen, van de meest eenvoudige tot de meest complexe. Alle leven is genetisch gericht op instandhouding en voortplanting. Er is in de genen, dus in de cellen waaruit een organisme bestaat, informatie aanwezig die ervoor zorgt dat ook een organisme als geheel gericht is op zijn zelfbehoud en voortplanting, zonder dat daar enig ander principe of proces aan te pas komt, bijvoorbeeld cultureel bepaalde eigenschappen, of opvoeding. Wilson houdt echter vol dat er ook dergelijke informatie aanwezig is in de groep: groepen die gericht zijn op samenwerking tussen hun leden zullen het halen op groepen die minder cohesie en altruïsme vertonen. De vraag is dan waar die informatie, die de leden aanzet tot samenwerking, berust. Wilson lijkt te denken dat die genetisch, is dus aanwezig is in genen: altruïstische genen, als het ware, in fundamentele tegenstelling tot de selfish genes van Richard Dawkins.

    Bij die zelfzuchtige genen moeten we trouwens opmerken dat die niet echt egoïstisch zijn: Dawkins toont aan dat een organisme, zoals de mens, genetisch geprogrammeerd is om identieke genen te herkennen zich te beijveren voor het behoud en de voortplanting van die genen, ook wanneer die aanwezig zijn in een ander organisme, bijvoorbeeld in de eigen kinderen, kleinkinderen, broers en zussen enzovoort, en wel in de mate dat die organismen over dezelfde genen beschikken. Dat is een begrijpelijke uitleg: genen denken niet na, en organismen hoeven niet na te denken om hun genetisch geprogrammeerde opdrachten uit te voeren. Een organisme dat voedsel nodig heeft, krijgt autonome impulsen (honger) die het aanzetten om zich te voeden; levende wezens die in staat zijn om zich voort te planten, voelen de autonome seksuele impuls om dat te doen. Het is een uitleg die heel veel verklaart, niet alleen op het niveau van het individu, maar ook van de maatschappij: levende wezens zoals de primitieve mens zijn van nature geneigd om voor hun nakomelingen en verwanten te zorgen, en dat is een belangrijke factor in de beschavingsgeschiedenis. Op grond van die bezorgdheid, die zuiver genetisch gegrond is, kan dan een beschaving ontstaan waarin die bezorgdheid uitgebreid wordt tot anderen, waarmee men niet genetisch verwant is. Dat gebeurt dan als een toepassing van een genetisch proces op individuen waarvoor dat proces op zich niet gemaakt is, en daarvoor is een andere grondslag nodig, aangezien er geen genetisch programma is dat een organisme aanzet tot samenwerking met wezens waarmee het niet genetisch verwant is. Dat kan bijvoorbeeld de ervaring zijn, of een verworven inzicht, of een cultureel overgedragen eigenschap. In al die gevallen moet er sprake zijn van een bepaalde vorm of graad van rationaliteit, die een individu in staat stelt om anders te handelen dan het genetisch geprogrammeerd is.

    Wilson meent dat verwantschap niet (strikt) bepalend is voor de altruïstische neiging, en dat die neiging volledig genetisch geprogrammeerd is. Sommige individuen zouden dan beschikken over unselfish genes en op basis daarvan onderling samenwerken met allerlei andere individuen, verwant of niet verwant, gewoon omdat ze daartoe nu eenmaal geprogrammeerd zijn. Andere individuen zouden die ‘gezellige’ genen niet hebben, en daardoor niet geneigd zijn tot groepsvorming en onderlinge samenwerking, maar enkel tot zelfbehoud in staat zijn: egoïsten van het slechtste soort, kortom. Zo verklaart Wilson de hele beschaving en de condition humaine: als individu zijn we egoïsten, maar als groep zijn we onbaatzuchtig, en dat allemaal op genetische basis.

    Het hoeft maar weinig betoog om in te zien dat groepsvorming en onderlinge samenwerking ten bate van de leden absoluut geen garantie is voor onbaatzuchtigheid op zich, of voor altruïsme, of medemenselijkheid, of beschaving, cultuur of kunst, zoals Wilson beweert. Men hoeft slechts om zich heen te kijken of een eenvoudig geschiedenisboek open te slaan om te zien dat de mens in groep in staat is tot de meest afschuwelijke misdaden, ja, dat het precies groepen zijn die de mens aanzetten en ertoe brengen om misdaden te begaan die een individu op zichzelf nooit zou begaan, tenzij het sterk afwijkende, psychopathische kenmerken vertoont. Dat de beschavingsgeschiedenis zou gedragen zijn door de werking van genen die de mens aanzetten om zich in groep te organiseren en het belang van de groep boven dat van het individu te stellen, is een wel zeer gewaagde stelling, waarvoor ook Wilson geen enkel argument of bewijs levert.

    Wilson is een entomoloog, een specialist in insecten, meer bepaald de mieren. Hij laat zich in zijn meer ambitieuze geschriften, waarin hij zich uitspreekt over het leven zelf, in al zijn vormen, te vaak leiden door zijn ervaringen met mieren, die hij voortdurend als voorbeeld aangeeft voor de groepsvorming die hij zo belangrijk acht. Maar mensen zijn geen mieren! Bij de mieren worden de levenstaken verdeeld over individuen die genetisch fysiek en functioneel verschillend zijn van elkaar: werkers, strijders, mannelijke bevruchters en vrouwelijke koninginnen. Deze ongelijke wezens zijn binnen hun soort identiek en voeren enkel instinctief, genetisch geprogrammeerd, de primitieve taak uit die hun soort heeft toebedeeld gekregen binnen het geheel van het samenwerkingsverband. Mieren zijn geen individuen maar een soort levende robotten, enkel in staat om een zeer beperkt levensprogramma uit te voeren, blindelings, furieus, rücksichtslos, fanatiek, met ware doodsverachting. Dat is geen altruïsme, dat is, menselijk gesproken, waanzin, zoals wij dat helaas hebben moeten vaststellen bij sommige Japanse soldaten in de Tweede Wereldoorlog, die zo handelden, niet vanuit een interne programmering of overtuiging, maar door indoctrinatie en hersenspoeling. Eenzelfde tragische aberratie zien we vandaag bij het meest extreme moslimfundamentalisme.

    Wij mensen gedragen ons inderdaad soms als mieren, wanneer we aan bepaalde individuen specifieke taken toewijzen. Zo waren de koningen een aparte soort, zoals de mierenkoningin, de adel waren de strijders, de lijfeigenen de werkers. Vrouwen zorgden voor de voortplanting en de zorg om de kinderen, mannen voor het dagelijks brood en de verdediging van het gezin, of het land. Mensen zijn echter in tegenstelling tot mieren niet genetisch verschillend, maar fundamenteel gelijk, welke uiterlijke vorm ze ook aannemen, welke functie ze ook vervullen. Individuen kunnen zich verzetten tegen hun lot en zelfs op korte tijd de sprong maken naar een andere functie, en iedereen kan de hoogste functie bereiken (en ook weer verliezen). Enkel vrouwen kunnen kinderen baren, maar zij kunnen niet tot die functie herleid worden.

    Dawkins ziet de wil tot samenwerking als een uitbreiding van het zelfbehoud van de genen en situeert die uitbreiding (heb uw naasten lief zoals jezelf) niet op het genetisch niveau, maar op dat van de beschaving. Het is de redenerende mens die inziet dat samenwerking met anderen de beste manier is om het zelfbehoud en de ontwikkeling van de mogelijkheden van het bestaan te realiseren. Het individu blijft hier centraal. Bij Wilson is het vooral de groep die belangrijk is, terwijl het individu ondergeschikt is aan het belang van de groep. Waar het altruïsme zich dan situeert is erg onduidelijk. Niet op het niveau van de groep, want genetische kenmerken zijn essentieel individueel, ze bevinden zich in de cellen van een individu; een groep als dusdanig heeft geen materiële basis voor genetisch materiaal. En dus blijft er geen andere mogelijkheid over dan aan het individu altruïstische genen toe te schrijven. Als die een evolutionair voordeel opleveren, zoals gesteld wordt, dan zou dat betekenen dat de selfish genes stilaan zouden verdwijnen, en dat altruïstische individuen die in groep leven de norm zouden worden. Niets is echter minder waar, althans niet onder mensen. Wilson laat dan vermoeden dat de beide genen aanwezig blijven in de mens, en daar een eeuwig conflict veroorzaken: enerzijds zijn we zelfzuchtig (als individu), anderzijds zijn we altruïstisch (in groep). Dat is evident en manifest niet zo. Wilson houdt onvoldoende rekening met de mens als een redelijk en beschaafd wezen, en zoekt de drijfveren voor het handelen vrijwel uitsluitend in de genetische programmering, zoals dat het geval is bij de mieren die hij onderzocht. Mieren beschikken echter over een minuscule hoeveelheid hersenen, veel te gering om tot enige vorm van beschaving of individueel denken te komen.

    Edward O. Wilson is een van de meest bekende en befaamde wetenschappers van onze tijd. Sinds hij, om een of andere reden, in 2010 zijn eerdere overtuigingen verwierp en zich schaarde achter de groepsdynamiek als de verklaring voor de hele evolutie van het leven, heeft hij zich steeds verder verwijderd van de meeste van zijn collega’s. Hij schrijft daar heel laatdunkend over, en dat siert hem niet. Zeker, er kunnen opmerkingen en aanvullingen gemaakt worden bij de heersende opvattingen, en dat gebeurt ook volop. Maar de hypothese die Wilson nu aanhangt heeft geen ruim erkende wetenschappelijke grond, terwijl die van Dawkins nog steeds geldt als de meest waarschijnlijke. Wilson beweert dat zijn benadering de evolutie en haar resultaten veel beter verklaart dan de gangbare, maar dat is niet zo. Enkel een dystopische, dictatoriaal aangestuurde maatschappij of een wereld van robotten laat zich op die manier duiden, geen maatschappij die humaan kan genoemd worden. Dat weze een waarschuwing voor politieke leiders die menen dat zij de individuen moeten omvormen tot identieke menselijke robotten met specifieke maatschappelijke functies. Mensen laten zich niet in dergelijk patroon dwingen: Violenta imperia nemo continuit diu (Seneca, geciteerd door Spinoza TTP 5.8, 16.9). Dictaturen blijven nooit lang bestaan. Enkel systemen die de mens als een individu respecteren hebben kans op slagen.

    Het boekje dat onlangs verschenen is van de hand van Edward O. Wilson onder de wel zeer ambitieuze titel The Meaning of Human Existence (2014) is mijns inziens een fameuze miskleun. Het is een disparate en kwalitatief erg ongelijke verzameling van enkele opiniestukjes en lezingen, sommige van een ontstellende banaliteit. Iemand heeft, omwille van de centen, ongetwijfeld, de auteur verleid om daar een ‘boek’ van te maken, met een titel alsof het zijn magnum opus was, quod non: het is, voor iemand van zijn uitzonderlijk niveau, beschamend onvolmaakt, een ernstige blaam op zijn nochtans indrukwekkend blazoen. Jammer: corruptio optimi pessima; er is geen betreurenswaardiger teleurgang dan die van de allerbesten.


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    17-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijdenken

    Als ik erover nadenk, ben ik altijd ongelovig geweest, van in mijn allerprilste jeugd, dat wil zeggen: zo lang als ik me kan herinneren. Zelfs in de kleuterklas heb ik de verhaaltjes en de gebeden die we moesten opzeggen nooit als iets anders beschouwd dan als verzinsels, sprookjes, spelletjes. Toen de catechese echt begon, in de lagere school, werd dat een houding van geamuseerd afwijzen: hoe kon men nu dergelijke onzin ernstig nemen? En zo bleef het mijn hele schooltijd door. Zeker, er waren momenten van intense verrukking, maar die waren veeleer van esthetische aard: het heerlijke gregoriaans, enkele prachtige liederen die we uit volle borst meezongen, af en toe een verstild liturgisch moment. Maar de boodschap zelf van het christendom was voor mij zonder meer ongeloofwaardig.

    Eenmaal aan de universiteit zocht ik opnieuw naar een of andere manier van individuele of gezamenlijke religieuze beleving, maar tevergeefs. Ik informeerde mij over het Zenboeddhisme, over de vrijmetselarij en de georganiseerde vrijzinnigheid, maar die konden me niet bekoren. Godsdienst of een surrogaat daarvoor was blijkbaar niet aan mij besteed. En zo is het gebleven tot ik met pensioen ging en tijd kreeg om weer meer te gaan lezen en nadenken. Ik wou toen een laatste keer ernstig nagaan of het christendom enige waarde had, en las enkele basiswerken over het katholieke geloof. Meteen werd me duidelijk dat de fundamentele beginselen van dat geloof voor mij onaanvaardbaar en zelfs onverklaarbaar waren: een persoonlijke God die naar believen tussenkomt in de wereld die hij geschapen heeft, de zondeval en de erfzonde, de incarnatie in Jezus Christus, God en Zoon van God, zijn lijden en dood als losprijs voor het heil van de mens, hemel en vagevuur en hel, zonde en vergeving, sacramenten, mirakelen, heiligen, de kerkelijke organisatie… Niets daarvan was zelfs inde verste verte aanvaardbaar voor mij, integendeel: hoe meer ik erover te weten kwam, hoe groter mijn afschuw en verontwaardiging werden.

    Ik vroeg me verbaasd af hoe het mogelijk was dat een dergelijk vergezocht en ronduit idioot en zelfs nefast systeem kon bestaan en blijkbaar ook blijven bestaan tot op vandaag. Waren er dan nooit mensen geweest die tot dezelfde conclusies gekomen waren als ik? In de voorbije acht jaren heb ik me gaandeweg verdiept in die alternatieve geschiedenis van de mensheid, die van het ongeloof en van de kritiek op religie en kerk. Het is een verborgen, maar rijke geschiedenis van krachtige figuren die de moed hadden om zelf na te denken en zich te verzetten tegen de gevestigde machten, burgerlijke en kerkelijke. Ze toont aan hoe godsdiensten ontstaan zijn en hoe ze de maatschappij in hun greep hebben gekregen. Het is het verhaal van een conflict tussen twee onverzoenbare opvattingen: de ene legt alle macht bij een God, die ze delegeert naar zijn kerk, die ze namens hem uitoefent over de gelovigen; de andere legt alle macht bij het individu dat zelfstandig maar samen met anderen nadenkt, en dat een beperkt deel van die macht toevertrouwt, in de mate dat nodig is voor het samenleven, aan verkozen vertegenwoordigers, die namens de burgers die macht uitoefenen. Het is een conflict tussen de religieuze benadering, die vertrekt van geopenbaarde waarheid en leergezag, en de wetenschappelijke benadering, die vertrekt van de rede, het wetenschappelijk onderzoek en de menselijke autonomie.

    Ik heb op deze website verslag uitgebracht van de stappen in mijn onderzoek, van de talrijke boeken die ik over dat onderwerp heb gelezen en van de ideeën die ik mij daarbij eigen heb gemaakt. Ik wil hier nogmaals het monumentale werk van Jonathan Israel onder de aandacht brengen, dat op onnavolgbare wijze dat conflict historisch geduid heeft voor de periode van de Verlichting, grosso modo van1650 tot 1800. In begerige afwachting dat hij zijn aandacht richt, zoals hij me in een persoonlijk gesprek bevestigde, op de periode die daarop gevolgd is, wou ik zelf al, nieuwsgierig naar het vervolg op het debacle van de Franse Revolutie, de Napoleontische tijd en de restauratie en de hele verdere 19de eeuw verkennen en ontdekken hoe de geschiedenis van de vrijzinnigheid zich in die periode heeft voortgezet en ontwikkeld.

    Ik ging daarvoor in de eerste plaats te rade bij een auteur die van de studie en de verspreiding van het vrije denken zijn levenswerk heeft gemaakt, John Mackinnon Robertson (1856-1933). Ik had me al uitvoerig verdiept in zijn A History of Freethought, Ancient and Modern, to the Period of the French Revolution, Fourth Edition, Revised and Expanded, in two volumes, in de mooie heruitgave van Dawsons of Pall Mall, 1969, samen goed voor 1032 welgevulde bladzijden, maar het vervolg daarop, A History of Freethought in the Nineteenth Century, two volumes, London: Watts & Co, 1929, 635 pp., kon ik maar niet te pakken krijgen, tot ik deze zomer de hand kon leggen op een wat beduimeld maar gaaf exemplaar. Ik heb het in één ruk uitgelezen, geboeid door de fascinerende inhoud en de heerlijke, typisch Britse zakelijke maar prachtige literaire stijl van deze ongelooflijk belezen en uiterst intelligente auteur. Daar vond ik een verwijzing naar een werk over dezelfde periode, maar dan exclusief voor Groot-Brittannië: Alfred William Benn, The History of English Rationalism in the Nineteenth Century, two vols., 450 + 533 pp., London: Longmans, Green & Co., 1906. Na enig zoeken vond ik dit werk in twee heel goed geconserveerde volumes van de originele uitgave, die veel beter leesbaar bleken dan de online versie die ik gebruikte voor het eerste volume. Benn is van een nog hoger literair en filosofisch gehalte en ook meer gedetailleerd voor de beschreven periode, maar zoals aangegeven beperkt tot de Britse context.

    Men zal van mij niet verwachten dat ik deze duizenden bladzijden hier samenvat. Ik kan de lezer die het Engels machtig is alleen maar aanraden om zelf deze unieke ervaring door te maken, en zo kennis te maken met een tijd en een wereld die wij nauwelijks kennen, maar die bepalend geweest zijn voor onze eigen tijd, de twintigste eeuw en, zo durf ik stellen, voor deze eenentwintigste eeuw. De verdere massale ontkerkelijking en secularisering van de maatschappij die wij hebben meegemaakt en die zich nog steeds doorzet, is toen begonnen als gevolg van de steeds sneller voortschrijdende ontwikkelingen in de positieve en de humane wetenschappen, die ook hun weerslag vonden in de politiek, de maatschappij, de kunsten en de literatuur. Deze werken zijn ongetwijfeld van een niveau dat zelfs moeiteloos uitstijgt boven de even waardevolle als populaire werken van de New Atheists.

    Ik heb in de voorbije maanden vaak moeten kiezen: doorgaan met mijn lectuur en studie, of tijd vrijmaken voor nieuwe teksten op mijn blog. Meestal ging de keuze naar het onderzoekswerk. In vergelijking met wat ik daar vond, leken mijn eigen overpeinzingen en bespiegelingen me vaak onbelangrijk. Wat ik zelf kon bedenken en schrijven over God, de mens en zijn plaats in de samenleving en in het universum, bleek al eerder bedacht en vaak zoveel beter geformuleerd door anderen. De beste besteding van mijn tijd was, zo meende ik, me te verdiepen in deze rijke bron van inzicht en inspiratie. Wat de toekomst zal brengen, weet ik niet. Wanneer ik er behoefte aan heb, of het niet laten kan, zal ik wel weer in mijn pen klimmen, zoveel is zeker. Maar ik heb naast mijn Kroniek, die vroeger nagenoeg mijn volledige aandacht opslorpte, nu nog andere interesses, niet het minst mijn Spinoza-project, en de verdere studie van de rationaliteit en de vrijdenkerij, zowel in het verleden als vandaag en in de toekomst. Het zijn boeiende tijden voor wie met zulke zaken bezig is. De politieke en maatschappelijke evoluties, zowel lokaal als globaal, krijgen een andere, diepere betekenis wanneer men ze bekijkt in hun historische context en hun filosofische fundering. Dat lijkt me interessanter dan het soort ‘amusement’ dat wij aangeboden krijgen in de media, maar dat is natuurlijk een persoonlijke mening.


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    12-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.onze hoog-technologische samenleving

    Onze beschaving, althans in de meest geïndustrialiseerde gebieden, is gekenmerkt door een uitzonderlijk hoge technologie. We geven ons daarvan niet genoeg rekenschap, behalve wanneer die technologie ons jammerlijk in de steek laat, of wanneer het zelfs de meest verwende techneut opvalt hoe vergevorderd die technologie wel is. Ik kreeg van beide mogelijkheden onlangs een knap staaltje.

    Op een of andere manier stelden we vast dat de mails die we verstuurden hun bestemming niet bereikten. Nochtans verschenen die mails in het postvak ‘verzonden mail’, en kwam er geen foutmelding. Een eenvoudige testmail naar onszelf bewees dat de mails inderdaad niet toekwamen, zowel van op de desktop als van op de laptop. Meteen ging ik ervan uit dat het een probleem was met de server, of de provider: als het aan de computer lag, dan was de kans veeleer klein dat ze allebei tegelijkertijd dezelfde fout zouden maken. Contact met Telenet leverde echter niets op: alles bleek normaal te functioneren, en inderdaad: de internetverbinding werkte feilloos, en de mails afkomstig van anderen bleven vlot binnenkomen, en verzenden via webmail lukte perfect. Dan maar het mailprogramma onder handen genomen, en dat is MS Live Mail. Ik had precies voor een Microsoft mailprogramma gekozen omdat ik wou vermijden dat ik bij problemen van Microsoft te horen zou krijgen dat het aan het ‘vreemde’ programma lag. Ik heb er een paar dagen over gedaan, alles nagekeken, forums afgeschuimd, helpdesks opgebeld, settings veranderd… Niets hielp. Ik begon stilaan te wanhopen. Want wat was het alternatief? De Telenet webmail gebruiken; dan zou ik gebruik kunnen maken van de helpdesk van Telenet. Wij hebben echter duizenden mails opgeslagen en honderden adressen en mailing lijsten. Het vooruitzicht van alles te verliezen en het vele werk om al die adressen over te zetten, ontlokte me een spontaan gekreun van miserie… Een ander mailprogramma gebruiken was evenmin een oplossing: ik was destijds van Mozilla Thunderbird overgeschakeld naar MS Live Mail omdat de stormvogel bij een update helemaal de mist was ingegaan; overigens kwamen ook mails verzonden met Thunderbird, die ik daarvoor even weer opgestart had, niet toe. Ik was ten einde raad, en zag ook niet meteen iemand die me kon helpen. Die vervelende en uitzichtloze patstelling heeft een paar dagen geduurd, die ik doorbracht in de min of meer depressieve toestand die allicht het gevolg is van de confrontatie met een onoplosbaar probleem, en van het afbreken van een van je vaste communicatiemogelijkheden.

    Op een avond, toen ik de computer kwam afsluiten voor het slapengaan, probeerde ik zonder veel hoop nog eens een mailtje te zenden naar mezelf, en kijk: de mail kwam meteen toe!

    Ik heb geen idee wat die plotse ommekeer veroorzaakt heeft, ik had immers al dagen niets meer veranderd aan het systeem. Het zal wellicht een mysterie blijven. En dat is wat me diep heeft doen nadenken over onze onmisbare en vanzelfsprekende technologie. Die is ondertussen zo ingewikkeld geworden, dat je als leek volledig machteloos staat. Men heeft de systemen zover geautomatiseerd, dat geen mens, zelfs specialisten niet, nog met een eenvoudige ingreep een stomme fout kan herstellen. Er zijn geen stomme fouten meer, alleen heel complexe, en eer die gevonden worden, moeten de beste specialistenteams aan het werk, vaak vele uren lang. Als individu kan je onmogelijk een beroep doen op een dergelijke service. Zo komt het dat een klein mankement je dagenlang op drift kan sturen.

    Ik heb de gewoonte om bij het (warme) avondmaal een glas rode wijn te drinken. Die koop ik hier en daar, en betaal zelden meer dan 6, 7 euro per fles. Enige tijd geleden kwam ik via een advertentie terecht bij Wijnvoordeel.be, en kocht er een Rioja die bijzonder goed meeviel. Sindsdien kopen we altijd daar. Er is een goede website, met onder meer een chatfunctie, en je krijgt interessante aanbiedingen en bijzondere promoties via mail. Bestellen is heel eenvoudig, betalen doe je met Bancontact, en vanaf 50 € is de levering dan gratis. Meestal is dat de volgende dag, via PostNL. Je kan het collo/i op de website volgen van verzending tot levering. Als je op het toestel van de koerier voor ontvangst aftekent, verschijnt je handtekening meteen op de website. Laatst plaatste ik een bestelling op een vrijdagnamiddag, en de levering gebeurde al op zaterdagmorgen, 10 uur. Van efficiëntie gesproken.

    Kijk, dat is nu eens een voorbeeld van een technologie die tot in de puntjes werkt. Hoe men erin slaagt om relatief goede wijnen te verkopen aan dergelijke lage prijzen, met gratis levering nogal, is me niet duidelijk. Ik kan alleen maar vaststellen dat dit de meest eenvoudige manier is om wijn te kopen; alles gebeurt van achter de computer, ik moet alleen de dozen naar de kelder brengen. Zolang ik tevreden ben over de kwaliteit van de wijn, zie ik niet in waarom ik zou veranderen.

    Is dit de toekomst die ons wacht? Ik stel vast dat ik meer en meer via internet bestel. Vroeger alleen boeken, maar nu ook wijn, en inkt voor de printer, en een nieuw Brita-waterkan en filters daarvoor, en een nieuwe batterij voor de laptop… wat nog meer, straks?

    Twee zeer verschillende ervaringen, die me allebei aan het denken gezet hebben. Wij zijn hoe dan ook grotendeels machteloos overgeleverd aan onze technologie en we zullen moeten leren leven met de ontelbare en nog onvermoede mogelijkheden die ons aangereikt worden, maar helaas ook met de vervelende foutjes en fouten die nu eenmaal onvermijdelijk zijn. Dat is, denk ik, de essentie van onze hoge technologische beschaving, namelijk dat wij lustig gebruik maken van diensten die wij niet zelf gemaakt hebben of in stand houden, die we niet in de hand hebben, maar waarop we blindelings vertrouwen, zonder verder na te denken over de consequenties. Onze technologische beschaving is een deel van onszelf geworden: zonder haar zouden we niet zijn wat we nu zijn.

    Maar wat als straks de elektriciteit uitvalt?


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    11-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Tobit
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Op 9 oktober 2014 adopteerden we een vierjarige Beagle uit een asiel. Hij droeg de naam Toby, en die hielden we maar aan, om het nieuwe contact tussen ons en hem niet moeilijker te maken dan te verwachten en te vrezen was. De naam wende snel, maar stilaan vond ik die doordeweekse naam minder en minder passen bij de eigenzinnige hond die Toby was. Toen las ik ergens een artikeltje over een andere hond met een veeleer ongewone naam, die lovend gecontrasteerd werd met meer prozaïsche hondennamen zoals Bobby en… Toby.

    Nu moet ik toegeven dat Toby een populaire naam is onder hondenliefhebbers. En zoals dat bij mij gaat, begon ik me af te vragen hoe dat komt. Toby is de Engelse troetelnaam voor Tobias, en Tobias is een Bijbelse naam, zoveel weet zowat iedereen, maar daar houdt het ook op. Wie was die Tobias?

    Een toevallige verwijzing naar een oude discussie tussen Thomas Huxley en Gladstone over het verhaal van de Gadareense zwijnen (Lk 8, 27-39, Mt 8, 28-34, Mk 5, 1-20) bracht me bij een detail dat tweemaal voorkomt in het boek Tobias, of beter Tobit: ‘Beiden begaven zich op weg. De hond van Tobias ging met hen mee.’ (5, 17); ‘Zij reisden dus door, gevolgd door de hond’ (11, 4).

    Huxley merkte toen al op dat honden en zwijnen, hoewel onreine dieren voor de Joden, toch nadrukkelijk aanwezig zijn in het Oude Testament. In het boek Tobit (Tobias is de zoon van Tobit) speelt de hond verder geen rol, maar het is wel een sprekend detail in het verhaal. Het maakt het, juist door de aanwezigheid van een van de meest geliefde huisdieren van de mens, juist menselijker. Zo uit het hoofd kan ik me niet herinneren dat er veel honden voorkomen in de Bijbel; er zijn verscheidene gevallen waarin ‘hond’ gebruikt wordt als een ruw scheldwoord, vooral in de vrouwelijke vorm om een vrouw voor hoer uit te schelden. Toch blijken ook de Joden honden als huisdieren gehad te hebben, en de anonieme Bijbelse hond van Tobias is voor hen en voor ons, als hun culturele erfgenamen, het voorbeeld geworden van al de honden die de mens hebben vergezeld op hun levenstocht. Omdat de hond van Tobias in het Bijbelboek geen naam heeft, heeft ‘men’ dan wellicht maar Tobias, en later in het Engels Toby, als een typische naam genomen voor een hond.

    Toby is dus helemaal geen prozaïsche of ordinaire naam voor een hond, maar een die met diepe betekenis beladen is sinds mensenheugenis. Dat er door overdreven gebruik sleet gekomen is op die prachtige naam, weerhoudt gelukkig nauwelijks iemand ervan om ook vandaag nog zijn of haar hond Toby te noemen.

    Zoekend naar een uitweg uit de huidige reële banaliteit van de naam Toby, maar zonder de klankwaarde en dus de herkenning door Toby zelf in het gedrang te brengen, kwam ik spontaan bij de naam van de vader van Tobias: Tobit. En zo heet onze Beagle van nu voort: Tobit, al zullen we hem allicht af en toe ook nog wel als Toby aanspreken, vertroetelend of vermanend, al naargelang.

    Ik kan de lezing van het boek Tobit in het Oude Testament overigens niet echt aanbevelen. Het is een typisch Bijbels verhaal, dat af en toe een Job doet denken. Het staat vol priesterlijke aanbevelingen voor het deugdzame leven (waar vooral de priesters in Jeruzalem beter van werden), maar bevat ook enkele verrassende uitspraken, zoals een formulering van de Gouden Regel: ‘Wat jij niet wilt dat jou geschiedt, doe dat ook een ander niet’ (4, 15).

    Voor mij is het de hond die in dit boek de held van het verhaal is.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-11-2014
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De volmaakte priester bestaat niet.

    Vlaanderen is nog maar eens in de ban van de zoveelste aflevering van het verhaal van het misbruik van minderjarigen in de katholieke kerk. De vorige bisschop van Brugge moest aftreden nadat uiteindelijk was bekend gemaakt dat hij vele jaren lang ‘een relatietje’ (zijn woorden) had gehad met een neefje. Zijn opvolger, die duidelijk was aangesteld om een breuk met het verleden te belichamen, had het nu in zijn hoofd gehaald om een beschermeling van zijn voorganger, een priester die veroordeeld was wegens het aanranden van de eerbaarheid van minderjarigen, te benoemen als pastoor in drie West-Vlaamse parochies. Dat leverde een storm van protest op, waarna de betrokken priester inzag dat hij die taak niet in alle rust kon opnemen, en dus ook niet tot een goed einde zou kunnen brengen. Einde van deze episode.

    Men heeft bij dit verhaal allerlei bedenkingen gemaakt. Ik wil er enkel dit aan toevoegen: blijkbaar houdt men nog steeds vast aan de gedachte dat een priester een onverdacht persoon moet zijn, op alle gebied. Als het een priester zou geweest zijn die een affaire had gehad met een vrouw, of die geld had gestolen uit het offerblok, zou men net zo gereageerd hebben. Het gaat dus niet alleen om het beschermen van minderjarige jongens tegen ongewenste seksuele toenaderingen. Men verwacht dat een priester van onbesproken gedrag is, minder dan dat is ondenkbaar en onduldbaar.

    De vraag is natuurlijk of dat wel mogelijk is. Niemand is volmaakt, waarom zouden priesters het dan zijn? En zouden ze dat zijn uit zichzelf, en daarom juist priester (mogen) worden? Of brengt de wijding tot priester dat mee als een spontaan neveneffect van die bovennatuurlijke genade? Of brengt de functie en de verwachtingen van het publiek het mee? Onzin, allemaal, natuurlijk. Niemand is volmaakt. Het voorbeeldig gedrag van priesters (en van andere functionarissen) is een pose. Ik heb een priester gekend, een verstokte roker, die elk jaar tijdens de vasten het roken liet. Hij werd daarom door al wie hem kende bewonderend aangekeken: wat een wilskracht! En dan nog omwille van zijn godsdienst! Op een dag bekende hij me dat hij enkel in het openbaar niet rookte; wanneer hij alleen thuis was, rookte hij net zoals anders.

    Zo hebben priesters het altijd al gedaan: voor het oog van de mensen houden ze zich aan al de vele en dwaze regels die men hen opgelegd heeft, maar stiekem overtreden ze die zonder veel scrupules. Bisschop Vangheluwe vond al die jaren niet dat hij iets verkeerd deed als hij doktertje speelde met zijn neefje, en hem veel geld toestopte om hem te doen zwijgen. De priester die zo kranig de vasten onderhield door niet te roken was een voorbeeld en een uitdaging voor de anderen, en het feit dat hij ’s avonds rustig zijn sigaretjes pafte, veranderde daar volgens hem niets aan. Talloze priesters handelden net zo met de celibaatsverplichting: zij huwden niet en hadden officieel geen sekspartner(s), maar ze knepen wel de katjes (m/v) in het donker, en vonden dat heel gewoon.

    Maar dat is het natuurlijk niet, het is oneerlijk. Het volstaat niet dat je de mensen laat geloven dat je onberispelijk bent, je moet het ook echt zijn. En dat kan natuurlijk niet, want niemand is volmaakt. Men mag dus ook niet de indruk wekken dat er mensen zijn die wel volmaakt zijn. Dat is niet eerlijk tegenover die mensen zelf, de priesters bijvoorbeeld, die dan tegen een opdracht aankijken die geen mens aankan, en dus constant leven met het onvermogen om volmaakt te zijn, wat onvermijdelijk leidt tot het meest verwerpelijk cynisme en een immoreel dubbelleven, zoals bij Roger Vangheluwe; het is vanzelfsprekend ook niet eerlijk tegenover de goegemeente die men wijsmaakt dat hun herder volmaakt is: zijn onvolmaaktheid zal onvermijdelijk dra blijken, tot teleurstelling van de gelovigen, die zich terecht bedrogen zullen voelen.

    Men heeft in de loop der tijden de figuur van de priester tot een bijna goddelijke dimensie verheven, een alter Christus, de plaatsvervanger van de volmaakte God op aarde. De priester was geen mens meer, en dat is waar het is fout gegaan. De eerste slachtoffers van die kunstmatig in het leven geroepen mythe waren de priesters zelf, die onmogelijk hun al te veeleisende rol konden waarmaken, en dus gedoemd waren tot een leugenachtig dubbelleven dat elke authentieke emotie radicaal verwoestte. De gelovigen en de gemeenschap waren de volgende slachtoffers, wanneer zij keer op keer bedrogen uitkwamen in hun verwachtingen tegenover hun herders.

    De ware schuldigen moet men zoeken bij de kerkelijke hiërarchie en de theologen die zich achter die hiërarchie schaarden en hun bedenkelijke argumenten ten dienste stelden van dat verwerpelijk misbruik van mensen. De kerkelijke overheid wist maar al te goed dat priesters geen volmaakte mensen waren; als het niet was uit eigen schuldbewustzijn, dan zeker uit de ontelbare ‘gevallen’ die zij elk jaar moesten oplossen. En dus werden alle overtredingen met de mantel der christelijke naastenliefde bedekt, alle problemen verdwenen in de doofpot, vrijwel alles wel geduld, verzwegen en vergeven, en daders konden steeds opnieuw beginnen en ongehinderd dezelfde misstappen begaan.

    Men zegt dat er sinds kort een nieuwe wind waait in de kerk. Als dat zo is, dan heeft Jozef De Kesel, met wie ik ooit op de schoolbanken zat, zijn huik niet tijdig naar die nieuwe wind gehangen. Ik vrees echter dat er meer aan de hand is. De nieuwe paus predikt ‘zero tolerance’ tegenover kindermisbruik door de kerk. Als men daar even bij stilstaat, verwacht men niet minder dan diezelfde dappere houding tegenover het misbruik van volwassen, mannen en vrouwen, tegenover diefstal, meineed, en wat er nog meer in de tien geboden of de codex iuris canonici staat. En dan zijn we terug bij af: priesters moeten blijkbaar nog steeds volmaakt zijn. En dat kunnen ze niet, want niemand is volmaakt. De enige juiste conclusie is dat men naar een nieuw priestermodel moet, dat zich beperkt tot haalbare menselijke kwaliteiten. Maar dan moet men zowat de hele kerk hervormen, en dat staat niet te gebeuren. En dus zal deze kerk ten onder gaan aan de interne onwil om ze te redden. De hiërarchie lijkt liever met het zinkend schip te willen vergaan dan een nieuwe koers te varen, die het in veiliger vaarwater moet brengen. Hoe dan ook beleven we het einde van de kerk zoals we die gekend hebben: ofwel verdwijnt ze geruisloos in de golven der eeuwen en zonder een spoor na te laten, ofwel wordt ze iets zo radicaal anders dat elke vergelijking met haar verleden onmogelijk is.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:godsdienst


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering
  • Gedichten-dag 2018
  • René Willemsen, Het onvoltooide leven van Thomas (recensie)
  • Thomas van Aquino, Over het zijnde en het wezen (recensie)
  • What's in a name?
  • Spinoza: Ethica
  • Patrick Lateur (vert.), Goden. 150 epigrammen uit de Anthologia Graeca
  • Ter inleiding bij de tentoonstelling van Lut in De schuur van A, 9 september 2017
  • Paul Claes, SIC, mijn citatenboek
  • Facebook
  • De heilsstaat is niet voor morgen.
  • Paul Claes: Catullus, Lesbia (recensie)
  • het boerkini-verbod en de filosoof
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • Exit buxus
  • Terugblik
  • Een poging tot samenvatting
  • Leonard Cohen
  • De wraak van Jan met de pet
  • Foucaults slinger: naschrift ter correctie
  • En toch beweegt ze! Foucaults slinger.
  • Tentoonstelling
  • De rode draad
  • Avondlied
  • Afscheid van kerstmis
  • Spinoza: De Brieven over God
  • Spinoza: de Brieven over God
  • Keren Mock, Hébreu, du sacré au maternel, 2016 (recensie)
  • Geen visum voor vluchtelingen?
  • Rudolf Agricola (recensie)
  • Jan Verplaetse, Bloedroes (recensie, niet voor zachtmoedigen)
  • De verlichting uit evenwicht? (recensie)
  • Godsdienst: macht of inspiratie?
  • 'En bewaar het geheim.' Intieme blikken van vrijmetselaars (recensie)
  • Lamettrie, Het Geluk (recensie)
  • El cant dels Aucells


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!