mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
26-11-2012
God is niets omdat hij alles is (C. Verhoeven)
Een aandachtige lezer stuurde me naar aanleiding van mijn
verhaal over de ( ) paradox dit citaat van Johannes Scotus Eriugena:"Deus propter excellentiam non immerito
nihil vocatur." God is niets omdat hij alles is, vertaalt C.
Verhoeven, steeds volgens onze lezer.
De paradox zien we heel duidelijk in de vertaling van Kees
Verhoeven. Hoe kan God tegelijk niets en alles zijn? En zelfs niets precies
omdat hij alles is? Een eerste, voorlopige en meer letterlijke vertaling van
het origineel zou kunnen zijn: het is niet onterecht om God vanwege zijn
uitmuntendheid niets te noemen. Of: God is zo excellent dat hij niets is. De
redenering zou dan kunnen zijn: God is zo verheven dat hij met geen ander wezen
kan vergeleken worden. Dat geldt inzonderheid voor de mens, het voor de hand
liggende vergelijkingspunt. De God van het traditioneel christendom is een
persoonlijke God. Dat houdt onvermijdelijk een antropomorfisme in: God is een
soort mens, maar dan een supermens. Wij zijn sterfelijk, met alles wat daarbij
hoort; God is dat niet, met alles wat daar dan weer bij hoort. God heeft de
mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis wordt dan: de mens heeft God
geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. God is wat de mens is, maar dan in
overtreffende trap. God is een superlatieve mens.
Wanneer je elk van de kenmerken van de mens in superlatieven
toepast op God, ontken je daarmee meteen die kenmerken. De mens is een
tijdelijk verschijnsel, bij God is die tijd in beide richtingen oneindig; je
kan dus evengoed zeggen dat hij niet tijdelijk is. De mens kan het goede doen,
maar slaagt daar niet altijd in; God kan enkel het goede doen, hij is niet in
staat om het kwade te doen. De mens is beperkt in zijn praktische
mogelijkheden, God niet. En zo kan je doorgaan. Door iets uit te breiden tot
zijn oneindige dimensie, reduceer je het tot niets. Tijdelijk tijdloos;
eindig oneindig; beperkt onbeperkt enzovoort. Uiteindelijk is God helemaal
niet zoals de mens, hij is alles wat de mens niet kan zijn, omdat hij geen
enkele beperking kent. Hij munt in alles zo uit, dat hij niets meer is dat een
mens wel is. Hij is de totaal andere, hij heeft met de mens geen enkel kenmerk
gemeen, omdat hij elk aspect zo volmaakt belichaamt dat hij niet meer menselijk
is; over zo iemand kan je eigenlijk niets meer zeggen, hij is onvoorstelbaar.
Dat is precies wat Scotus Eriugena lijkt te zeggen in dit
citaat: God is zo excellent dat je ook gewoon kan zeggen dat hij niets is.
Verhoeven zegt het lapidair: God is zo volmaakt dat hij alles is, maar precies
daardoor is hij ook niets. Het klinkt bij hem als een Zen koan, een
raadselachtige, paradoxale uitspraak die de Zenmeester aan de leerling geeft om
hem of haar een gedachtesprong te doen maken: hoe klinkt het klappen van één
hand?
Godsdiensten houden van paradoxen. Ze proberen daarmee het
onnoemelijke te laten aanvoelen, inzichten te provoceren die men met gewone,
logische verklaringen niet kan teweegbrengen. Godsdiensten zitten vol mysteries
en mystiek. Op zijn best is dat zoals (goede) poëzie en filosofie en daar zijn
heerlijke voorbeelden van, zowel in het Oosten als in het Westen en ook in het
Zuiden. Maar op zijn dunst is het vage prietpraat, gewild duister gewauwel,
automatisch gegenereerde antithesen die geen draagvlak hebben, goedkope
woordenkramerij die nergens op slaat, een middel dat geen doel heeft en dus ook
geen resultaat.
Laten we dat eens proberen.
Zwart is wit. Warm is koud. Het begin is het einde. Leven is
sterven. Vandaag is morgen. Water is droog. Langzaam is snel. Duur is goedkoop.
Je ziet het systeem: zet gewoon twee tegengestelde woorden
of antoniemen naast elkaar en zie wat dat geeft. Meestal niets, maar soms kan
je er wat mee doen. Leven is sterven, dat heeft wel wat: leven is langzaam
doodgaan, inderdaad. Duur is goedkoop: ik kocht ooit een vrij dure vulpen, een
Montblanc Meisterstück 149. Ik heb die nog altijd; het is dus soms beter om wat
meer geld uit te geven voor één goed stuk dan een hele boel rommel te kopen. Langzaam
is snel: festinalente
Zo zie je maar, gewoon met een paar willekeurige paren kom
je ook al tot echte paradoxen, schijnbare tegenstellingen die een diepere kern
van waarheid blootleggen. Maar meestal hebben we niet zoveel geluk en zijn het
geen schijnbare tegenstellingen, dus geen paradoxen, maar gewoon
tegenstellingen; niet elke tegenstelling heeft een diepere grond.
Laten we terugkeren naar ons citaat. De mens heeft blijkbaar
behoefte aan God, anders hadden we hem niet zo vaak en overal uitgevonden. Het
ligt ook voor de hand om God als een persoon voor te stellen, iemand zoals wij,
die ingrijpt op zijn omgeving. Zo proberen we de gebeurtenissen te verklaren: het
regent is in het klassiek Grieks huei
Zeus, God watert. Maar precies daar zit de fout: er zit geen machinist in
het raderwerk en er is ook geen oppermachtige meester-ontwerper die het
raderwerk getekend en gemaakt heeft. Elke poging om de natuur te verklaren
vanuit een extern principe, zoals een transcendente scheppende en almachtige
God, is gedoemd om te mislukken, en wel om een heel simpele reden: wie heeft
die God dan gemaakt?
Er zijn altijd mensen geweest die doorhadden dat het veel
simpeler was dan dat: de natuur is geen aangestuurd systeem maar een zelfsturend
systeem. Alles gebeurt volgens natuurwetten, die wij met enige moeite kunnen
doorgronden, of toch enigszins. Er kan in principe van alles gebeuren, binnen
zekere grenzen, maar niet alles gebeurt ook in de praktijk. Er is geen
persoonlijke God die ervoor moet zorgen dat alles gebeurt en die daar de hand
in heeft.
Voor mensen die gewoon zijn om te denken in die termen laat
dat een enorme leegte achter. Die kan men dan opvullen door God te vervangen
door de zelfsturende Natuur. Het aantrekkelijke daaraan is dat het zon simpel
begrip is, maar wel een met enorme gevolgen. Het is echt een Ockhams Razor.
John Scot Eriugena ziet men als een vertegenwoordiger van de
negatieve theologie, de via negativa
om God te leren kennen, namelijk door ons te concentreren op alles wat hij niet
is. Men noemt dat ook de apofatische theologie. Onze theoloog zou gezegd
hebben: We do not know what God is. God Himself does not know what He is because He
is not anything. Literally God is not, because He transcends being.
Dat komt goed overeen met ons eerder citaat, helaas is het niet echt van onze
auteur, maar van een befaamd sciencefictionschrijver, Phillip K. Dick, in een
kortverhaal, getiteld Faith of our
Fathers, oorspronkelijk verschenen in de roemruchte bundel Dangerous Visions, ed. Harlan Ellis,
1967. Dick geeft zijn bron niet aan, en dat hoeft ook niet in SF. Ik vermoed
echter dat het teruggaat op het citaat van Eriugena dat mijn lezer me bezorgde.
Maar ook dat blijkt niet helemaal onverdacht te zijn: het
verschijnt in een minuscule voetnoot in het meesterwerk van William Jammes, The Varieties of Religious Experience
(1902), p. 417, waar hij het citaat toeschrijft aan Eriugena, maar via een
citaat in een eerder boek van Andrew Seth, Two
Lectures on Theism (1897), p. 55, waar het aan Eriugena toegeschreven wordt
zonder precieze verwijzing. Het duikt ook op in het ooit zo bekende boek van
Johan Huizinga uit 1919, die daar duidelijk James citeert.
Na lang zoeken vond ik op internet toch een citaat van
Eriugena zelf en dat loopt als volgt:
Lib.
III 19. Dum vero (divina bonitas) incomprehensibilis intelligitur,
per
excellentiam nihilum non immerito vocitatur. . . . Prima siquidem ipsius
progressio in primordiales causas in quibus fit, veluti informis quaedam
materia Scriptura dicitur ; materia quidem, quia initium est essentiae rerum;
informis vero quia informitati divinae sapientiae proxima est.(Het tweede deel van het citaat
laten we hier buiten beschouwing.)
Er zijn enkele verschillen. Vocitatur betekent: wordt gewoonlijk genoemd; dat verschilt
nauwelijks van vocatur: wordt
genoemd. Nihilum is iets anders dan nihil; het verschijnt meestal in vaste
uitdrukkingen, maar het betekent net zoals nihil
niets. Propter en per kunnen ook dezelfde betekenis
hebben; hier is het een uitdrukking: perexcellentiam, bij uitstek. Belangrijker
dat niet Deus (God) het onderwerp is,
maar divinabonitas: de goddelijke goedheid. De voorafgaande bijzin is
weggelaten.
Proberen we dat nu te vertalen, dan wordt dat: aangezien
de goddelijke goedheid als onvatbaar gezien wordt, is het niet zonder reden dat
men haar bij uitstek voor niets houdt.
Zoals alle andere eigenschappen van God is voor Eriugena ook
zijn goedheid niet te vatten, ze gaat ons verstand te boven, we kunnen er niets
zinvols over zeggen. Ze is dan zo goed als niets.
Dat wijkt nogal af van de vertaling van Verhoeven: God is
niets omdat hij alles is. Dat komt natuurlijk door het verschil in de Latijnse
tekst, maar het is ook een kwestie van interpretatie. Voor Verhoeven is het de
volmaaktheid van God (excellentiam)
die de bovenhand haalt: hij is alles. Als Eriugena vervolgens zegt dat die
niets is, dan heb je je paradox. Ik vertaal perexcellentiam zoals het Franse parexcellence,
bij uitstek en ik leg de nadruk op het ongrijpbare (incomprehensibilis), een woord dat men ook voor gladde worstelaars
gebruikt, maar dat ook onbegrijpelijk of onkenbaar kan betekenen. Zo blijkt
uit de volledige tekst van het citaat de via
negativa van Eriugena. Al onze auteurs hebben het essentiële incomprehensibilis nonchalant weggelaten
in hun slaafse navolging van Andrew Seth, in plaats van zijn citaat na te
trekken. Foei
Verhoeven zit veeleer op het spoor van Spinoza. Ook in Spinozas
filosofie is er geen sprake meer van een persoonlijke God, die vervangen wordt
door de Natuur, die alles is. Als de Natuur alles is, is er geen God die
daarbuiten bestaat. Er is dus geen aparte God, of: er is geen God, of nog: God
is niets. Maar Spinoza zegt voortdurend dat God alles is, namelijk de Natuur.
Hij herdefinieert God en vereenzelvigt hem met de Natuur, of al wat is. Spinoza
ontkende ten stelligste dat hij een atheïst was (zie Brief 43); zijn gelovige
tegenstanders hadden het unaniem anders begrepen: door God en de Natuur als
identiek voor te stellen, schaft Spinoza in feite God af (zie Brief 42).
Laten we het hierbij laten. We hebben nog maar eens gezien
dat het belangrijk is om altijd je bronnen na te trekken, anders bouw je op los
zand.
In een nagekomen bericht meldt mijn even vriendelijke als
aandachtige lezer me in dat verband dat het citaat van Verhoeven hier te vinden
is:
Rondom de leegte, Ambo,
Utrecht, 1° druk 1965, pag. 186 (Nr 276 van de autobibliografie) of
Rondom de leegte,
Damon-Best, 1998, werken "5", pag. 140 (Nr 3512 van de
autobibliografie).
Categorie:God of geen god? Tags:godsdienst, atheïsme
24-11-2012
de niet zo schijnbare paradox
Op een dag gaat een vader met zijn zoon boodschappen doen
met de wagen. Op een kruispunt worden ze aangereden door een andere wagen, die
het rode licht genegeerd had. De vader overlijdt ter plaatse. De zoon is
zwaargewond en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Op de spoedafdeling
komt de dokter van dienst toegesneld en zegt dan in tranen: Ik kan dit niet
doen. Dit is mijn zoon!
Dat klopt niet, denk je dan. De vader was toch overleden? Je
zoekt naar een oplossing voor de tegenspraak die in dit verhaal besloten ligt.
Misschien kom je er zelf op, maar de meeste mensen niet meteen. Het gaat
namelijk om een vrouwelijke dokter, de moeder van de jongeman. Evident!
En toch staan we aanvankelijk perplex: hoe kan dat nou?
Omdat we bij dokter nog altijd meteen aan een man denken. Het verhaaltje
hierboven gaat al een hele tijd mee en vroeger was het aantal vrouwelijke
spoedartsen nog veel kleiner dan nu. Onze spontane conclusie dat het verhaaltje
niet klopt, is dus niet uit de lucht gegrepen. Wij hebben goede redenen om ervan
uit te gaan dat de dokter een man is: de allermeeste dokters waren vroeger mannen
en ook vandaag zijn de meeste spoedartsen dat nog. Het aantal vrouwelijke huisartsen
is de laatste jaren spectaculair gestegen, maar zelfs daar zijn ze nog altijd
in de minderheid.
Het is onze manier van denken: we veralgemenen om het ons
gemakkelijk te maken. En dat brengt op: in de meeste gevallen heb je namelijk
gelijk, enkel in uitzonderlijke gevallen niet. Een veralgemening klopt niet
altijd, maar het loont om niet te veel aandacht te besteden aan de
uitzonderingen, omdat je dan sneller conclusies kan trekken. In het verhaal
hierboven loop je vast, precies omdat je geen rekening hebt gehouden met een
uitzonderlijk geval: de dokter is een vrouw.
Een verhaal of een uitspraak die zon verrassende tegenspraak
bevat, noemen we een paradox, van het Grieks para, naast en doxa, mening.
Het is dus iets dat tegen de gevestigde mening of verwachting ingaat. Je
verwacht dat de dokter een man is, maar het is onverwachts een vrouw. Iets dat
op het eerste gezicht niet lijkt te kloppen, maar bij nader toezien wel, dat
noemen we paradoxaal.
Om bij dokters te blijven: er zijn nog nooit zoveel dokters,
verplegenden, ziekenhuizen, medicijnen, medische apparatuur enzovoort geweest
als nu, maar ook nog nooit zoveel zieken. Amerika is het rijkste land ter
wereld, maar één op vijf mensen leeft er in armoede. Als je vrede wil, maak je
dan klaar voor de oorlog. Je PC afzetten doe je door op de knop starten te
drukken. De laatsten zullen de eersten zijn. Ik lieg altijd. Als er een
spoorwegstaking is, of aangekondigde wegen werken, is het vaak minder druk op
de wegen (omdat men de drukte anticipeert en zo vermijdt).
We weten nu wat een paradox is, maar wat is een schijnbare
paradox? Ik las een artikel van een professor psychologie met precies die
titel; het gaat over de schijnbare tegenstelling tussen senioren en ict; dit is
de conclusie van het artikel: Er is namelijk sprake van een schijnbare paradox:
ict zou geen onbereikbaar doel, maar een vanzelfsprekend middel moeten zijn bij
het ondersteunen en verbeteren van de cognitieve vermogens van ouderen. Schijnbare
paradox, tot tweemaal toe, en op cruciale plaatsen: de titel en de conclusie. De
gangbare mening is dat senioren niet zo goed zijn met de moderne media; dat
blijkt maar zeer gedeeltelijk te kloppen (crede
Roberto experto, of: ik kan ervan meespreken). Bovendien is bezig zijn met
computers en zo ook goed om je mentale functies op peil te houden. De
tegenstelling tussen senioren en ict is dus niet echt, maar vermeend; ze is er
niet, of: het is een schijnbare tegenstelling, dus een paradox.
Waarom dan spreken van een schijnbare paradox? Dat is dan
een schijnbare schijnbare tegenstelling, of een paradox die er geen is. Maar
een paradox die geen paradox is, dat is niets, of alles. Een schijnbare paradox
bestaat dus niet. Het gaat hier blijkbaar om een pleonasme (van het Grieks pleon, teveel): we gebruiken meer
woorden dan nodig, we zeggen twee keer hetzelfde: een paradox is al schijnbaar,
dus een schijnbare paradox is dubbel-op.
Je kan de kwestie van senioren en ict ook zo stellen: er is
een positieve verhouding tussen senioren en ict die je niet zou verwachten: ze
zijn vaak erg goed met de computer, heel wat senioren zijn ermee bezig en het
is ook goed voor hen. Er is dus een paradoxale, onverwachte band tussen twee op
het eerste gezicht tegengestelde elementen. Ook in dat geval is het gewoon een
paradox, geen schijnbare.
Je vindt de uitdrukking ook in het Engels: a seeming paradox en in het Frans: un faux paradoxe en zelfs in het Duits: das scheinbare Paradoxon. Maar als je
gaat kijken wat men daarmee bedoelt, stel je altijd vast dat het gewoon om simpele
paradoxen gaat, geen speciale. Men weet blijkbaar niet goed wat een paradox is,
het is ook zon geleerd woord. En dus verduidelijkt men dat op zich nietszeggend
of onbegrijpelijk leenwoord met een verhelderende toevoeging die echter al in
het woord besloten ligt, zonder dat men het (goed) weet.
Onze conclusie is dus dat een schijnbare paradox paradoxaal
is. Je verwacht dat het een speciaal soort paradox is, niet zomaar een gewone verrassende
afwijking van de gangbare mening of verwachting, maar dat is het toch niet, het
is gewoon een paradox, meer niet. Een schijnbare paradox is dus een gewone paradox.
Het is een pleonasme, zoals: iets opnieuw herhalen, of een verbetering ten
goede, of een ronde cirkel, gehandhaafd blijven, een mogelijke kans, Hiv-virus
(V staat al voor virus), BIC-code (C = code), ISBN-nummer (N = nummer), de Faerøer
-eilanden (øer = eilanden).
Pleonasmen vermijden we maar beter, ze zijn overbodig en
verwarrend, zelfs een beetje dom: ze laten zien dat je niet goed weet wat je
zegt, of dat je onzorgvuldig bent.
Er zijn dus geen schijnbare paradoxen.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
12-11-2012
forum
Het is een
tijdje geleden, maar vandaag gaan we nog eens op etymologische verkenning. Mijn
lieve lezers weten onderhand dat dit meestal niet zonder aanleiding gebeurt. Wellicht
wordt die allengs duidelijk. Voorlopig houden we ons bij ons woord: forum.
Zoals veel
van onze Nederlandse woorden hebben we ook dit gewoon aan het Latijn ontleend: forum. Men is niet zeker van de
oorsprong van het Latijnse woord. Misschien heeft het te maken met ferre, dragen, voeren, leiden; in alle
geval heeft het te maken met het onderscheid tussen binnen en buiten, en forum slaat dan op wat buiten is, buiten
het huis. Foras is letterlijk buiten,
de deur uit; fora was dan de deur,
verwant met het Griekse thura. Een
boek uitgeven is scripta foras dare: wat
geschreven is naar buiten brengen. Heel speciaal is foras spectare, letterlijk naar buiten kijken, maar dan gezegd
van een dode, die met de voeten naar de deur afgelegd werd, een gebruik dat
vrij algemeen is, vandaar de Engelse uitdrukking to leave the house feet first.
Terug naar
ons forum. Een oude betekenis in het Latijn sloeg op de plek vóór een
graftombe, waar men even kan vertoeven of een bloem of memento neerleggen. Ook
dat was buiten, de tombe zelf was dan binnen.
Maar de meest
gebruikelijke betekenis is degene die wij ook vandaag nog kennen, namelijk dat
wat niet privé is, niet het eigen huis of dat van een ander, maar de publieke
ruimte. In een dorp of stad is dat vooral de open ruimte in het centrum, die
voor allerlei publieke gelegenheden gebruikt wordt: het plein, de gemeenteplaats,
het marktplein. Het is een afgebakende ruimte, begrensd door huizen of bomen of
grachten, maar altijd een open ruimte, in tegenstelling met de overdekte
woningen.
Het is dus
een uitgelezen plek om andere mensen te ontmoeten. Je kan er wandelen, flaneren
of een gemoedelijk gesprek aanknopen met vrienden en kennissen of er toevallig
anderen ontmoeten. Je kan er ook zaken doen, in het openbaar veeleer dan achter
gesloten deuren; dat geeft een open karakter aan de handel die daar bedreven
wordt en dat is een bijkomende garantie voor het eerlijk verloop ervan. Vandaar
dat men er ook disputen kan behandelen en discussies beslechten, onder elkaar
of voor een scheidsrechter, een arbiter. Zo is waarschijnlijk de rechtspraak
ontstaan. Wij spreken nu nog over forensisch onderzoek en forensische
geneeskunde en daar heeft het woord de betekenis gerechtelijk.
Wat op het
forum behandeld wordt, heeft een publiek karakter; vandaar dat het ook slaat op
alles wat officieel is, staatszaak, en dus ook de politiek.
De verkoop van
goederen op de markt is een van de oudste bezigheden van de mens. Wat je teveel
hebt, bied je op de markt aan; aanvankelijk ruilde men, maar omdat een koe nu
eenmaal meer waard is dan een appel, moest men wel een hulpmiddel ontwikkelen
om het ruilen te vergemakkelijken, en dat is geld. Op de markt wordt er gekocht
en verkocht (ons woord komt van mercatus).
In de Romeinse steden zoals later ook bij ons waren dat algauw gespecialiseerde
markten: forumboarium (de ossenmarkt), forum
suarium (de varkensmarkt), forum
olitorium (degroentemarkt), forum piscatorium of kort piscatorium (de vismarkt). Er was ook
een markt voor bereide producten, waar koks hun waren en hun diensten aanboden:
forum coquinum; ons kok en koken hebben
we van het Latijnse coquere, koken.
Het forum
blijkt te beantwoorden aan een menselijke behoefte. Het is daar dat onze
beschaving is ontstaan. Op een open forum gedraagt men zich anders dan in de
beslotenheid van het eigen huis. Men moet er rekening houden met anderen, hun
eigenheid respecteren zodat men zelf ook gerespecteerd wordt. Men voelt zich
gedwongen om eerlijk te zijn, opdat men zelf niet bedrogen worde en ook omdat
er getuigen aanwezig zijn. Men doet zijn beste kleren aan om naar de markt te
gaan, men wil er goed voorkomen, een goede indruk maken. Het forum is de wieg van
al wat goed is in de mensheid.
Toen het
internet zijn intrede deed, was het in de eerste plaats een communicatiemiddel
tussen individuen. Maar vrijwel onmiddellijk werd het verruimd tot een waar
forum, een open plein, een marktplaats ook. Je kan boodschappen sturen naar een
hele reeks mensen met hetzelfde gemak waarmee je een mail stuurt naar één
persoon. Je kan een winkeltje openen waar men je waren kan komen bezichtigen en
kopen. Er zijn markten die faciliteiten aanbieden voor het zakendoen. Het
internet is een forum in alle betekenissen van het woord.
Toch heeft
het woord forum op het internet ook een specifieke betekenis gekregen. Op
verschillende locaties biedt men bezoekers de gelegenheid om een opinie te formuleren,
waarop anderen dan weer kunnen reageren. Het is een razend populaire bezigheid
geworden. Het aantal dergelijke forums of fora is niet meer te tellen en je
vindt er over alle mogelijke onderwerpen.
Een
merkwaardig aspect daarvan is de anonimiteit die men op vele forums garandeert.
Men kiest een schuilnaam en dat is dat: niemand die weet wie of wat je bent.
Dat heeft zo zijn voordelen en zijn nadelen. Anonimiteit betekent volledige vrijheid
van meningsuiting, want niemand weet wie je bent; het garandeert absolute
straffeloosheid. De wetten die opgesteld zijn om het (geschreven en gesproken) woordverkeer
tussen mensen te regelen, lijkt niet van toepassing op wat men debiteert op internetforums.
Dat brengt mee dat men daar geneigd is om zich al eens te laten gaan. Soms gaat
dat heel ver, eer de webmaster of moderator optreedt. Blijkbaar beantwoordt ook
dat aan een menselijke behoefte, als we mogen afgaan op het aantal forums en de
frequentie waarmee ze bezocht worden.
Maar ook op
forums waarop men met open vizier in het strijdperk treedt, dus onder eigen
naam, gaat het er vaak erg hard aan toe. Men gebruikt woorden die men nooit in
een persoonlijk gesprek of in het openbaar zou bezigen. De hartstochten laaien
veel hoger op dan in andere contacten met de medemens. Wellicht zit het
virtuele karakter van de ontmoeting daar voor iets tussen. Op het ogenblik
dat men iets op een forum schrijft, hoeft men zich niet in te houden voor de
andere, want die is er niet. Wij kunnen ongeremd lucht geven aan al onze
gevoelens en al onze mening ongekuist de wereld insturen. Dat roept dan weer
identieke reacties op bij de andere forenzen (letterlijk iemand die buitenshuis
werkt, een pendelaar, maar ik gebruik het hier een beetje speels voor een
forumbezoeker). We drukken ons op die forums vaak uit op een manier die nergens
anders aanvaard wordt, niet in een gesprek, niet in brieven, niet in mails,
niet in de krant, niet op radio of tv, niet in boeken, nergens. Het is een heel
eigen genre.
Lieve
lezers, ook de forums waar ik al eens kom en dat zijn er uiteindelijk niet veel
meer dan één, hebben niet veel meer te maken met de wieg van onze beschaving.
Het zijn piscatoria, waar mensen
(bijna uitsluitend van het mannelijk geslacht), van wie ik aanneem dat ze zich in
beschaafd gezelschap behoorlijk gedragen, elkaar als viswijven te lijf gaan. Ik
zal er niet veel woorden aan vuilmaken en meteen mijn conclusies formuleren. Ik
geef toe dat er wellicht uitzonderingen zijn, maar mijn ervaring is dat internetforums
een bron van ergernis zijn en het best vermeden worden. Wij verschijnen er niet
op ons best. Wat daar gebeurt, is geen echt menselijk of humaan contact, maar solipsistische
zelfbevlekking, met andere woorden publieke masturbatie. En dat is een
bezigheid die ik graag aan anderen overlaat, en die ik ook niet wens te
bezichtigen, er zijn grenzen.
Sapienti
sat. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. En wie het schoentje
past, trekke het aan.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
02-11-2012
Bevrijd van de dwang van de media
Ik krijg enkele reacties op mijn afkeer van de staatsomroep.
Ik wens hier uitdrukkelijk te verduidelijken dat het niet gaat om een totaal
afwenden van de wereld en van de media, natuurlijk, maar om een bewuste keuze
die ik maak op ernstige en objectieve gronden. Daarmee herleiden we een
instelling als de VRT tot haar ware proporties: een NV tussen de andere in het ruime
medialandschap. Zo ontzeggen we althans voor onszelf die instelling haar gezag
en haar invloed over onszelf, we bevrijden ons van haar en ontnemen haar de
exclusieve en geprivilegieerde plaats die ze had ingenomen, zoals we dat bijvoorbeeld
ook gedaan hebben van de katholieke kerk. Als je er even bij stilstaat, dan was
het even verwonderlijk om zoveel aandacht te besteden aan de VRT als wij deden
met de kerk. Wij kunnen best zonder de ene en zonder de andere instelling.
Door de kerk af te wijzen, hebben wij haar ook ontmanteld,
ze is nu quasi onbestaande. Wanneer genoeg mensen zich van de VRT afwenden en
de kijk- en luisterdichtheid daardoor afneemt, moet dat hetzelfde gevolg
hebben. Wij beslissen over onze wereld, niet omgekeerd. Indien de VRT niet
deugt, en dat lijkt mij een feit, dan kan die niet als dusdanig overleven. Als
die instelling wel overleeft, omdat er voldoende mensen het een goede
instelling vinden, dan heb ik mij vergist, of vergissen de anderen zich. Als ik
me vergis, dan moet ik daarvan de gevolgen dragen: geen publieke omroep voor
mij. Als de anderen zich vergissen, dan geloof ik dat dit geen blijvende
toestand kan zijn: one cannot fool all of
the people all of the time.
Wie had ooit gedacht, vijftig jaar geleden, dat de kerk in
Vlaanderen zou herleid zijn tot een stelletje suffende ouderlingen en enkele
jongeren met (tijdelijke) waanideeën, geleid door enkele wanhopige
conservatieve naïevelingen of cynische profiteurs? Het kan een tijdje duren
voor de dingen duidelijk worden, maar dat is de enige vorm van verandering
waarbij geen doden vallen. Met de media is hetzelfde aan het gebeuren. Er is nu
concurrentie, je hoeft niet verstoken te blijven van nieuws &c. omdat je
niet meer de VRT volgt. Wijzelf kijken nu naar het VTM-nieuws om zeven uur en
dat valt best mee. Ik heb steeds geweigerd om naar VTM te kijken omdat ik dat
associeerde met commercie, minderwaardige kwaliteit, amateurisme, frivoliteit
en, vooral, morele inferioriteit en gebrek aan objectiviteit en ernst. Maar nu
blijkt dat die gedachte volledig fout was: het is precies de VRT die zondigt op
al die gebieden! Ik zat gevangen in een vooroordeel dat het instituut zelf me
opdrong. Nu ik het VTM-nieuws bekijk, stel ik vast dat de waarheid anders is.
We kunnen nu kiezen en vergelijken en zelf beslissen en dat
is wat we te allen tijde moeten doen. Als VTM mij niet bevalt, dan zoek ik
verder tot mijn verlangens ingewilligd zijn. Dat kan later misschien ook weer
de VRT zijn, als de huidige malaise verdwenen is.
Misschien vergis ik me wel degelijk en is de wereld aan het
evolueren in een richting die niet de mijne is. Dat is mogelijk. Ik heb nog
maar een beperkte tijd te leven met behoud van mijn oordeelsvermogen, hooguit
een tiental jaren, misschien. De wereld heeft nog een langere toekomst. Ik zal
zolang ik dat kan kritisch blijven en zo een heel klein beetje mijn stempel
drukken op die toekomst. We zien wel. Voorlopig ben ik blij dat ik van onder de
vleugels van de staatsomroep weg ben. Ik voel me niet meer verplicht om alles
te weten wat ze daar vertellen, noch om het met alles eens te zijn. Ik zal
kritisch blijven, maar mijzelf niet meer martelen door te blijven kijken en
luisteren. Het kan ook zonder!
Ik voel dat niet aan als een vermindering van mijn
levenskwaliteit, maar als een verbetering: ik heb nu meer tijd en aandacht voor
andere zaken, die veel belangrijker zijn dat wat de VRT meent te moeten
brengen. Bijvoorbeeld de klassieke of ernstige muziek; op de VRT is dat bijna
uitsluitend de top 100. Op de Nederlandse Concertzender heb ik op enkele dagen
al meer onbekend werk en onbekende uitvoeringen gehoord dan op een jaar VRT.
Dat ik niet meer hoef te luisteren naar de commentaren tussendoor en naar de
interviews, mensenlief, wat een verademing! Eindelijk af van het getater van de
presentatoren, de woordenkramerij van de studiogasten, de zelfingenomenheid van
de makers van ernstige programmas, de beoordeling van alles en iedereen door
zelfaangestelde experts, de futiliteit van wat als belangrijk wordt voorgesteld.
Lieve mensen, doe eens de proef op de som: zet je radio en
tv een dag af, of stem af op een andere zender. Dan merk je pas hoe verslaafd
je bent, hoe je alles gewillig ondergaat. Dat is geen leven. Het kan echt ook
anders. Probeer het eens?
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
01-11-2012
Het opgeheven vingertje
Ik ben nog aan het afkicken van mijn levenslange verslaving
aan de Vlaamse staatsomroep, maar wat ik nu al niet meer mis, is het opgeheven
vingertje van de VRT.
Een leven lang institutioneel leven heeft me verslaafd
gemaakt aan morele regels. Dat begon al heel vroeg, met ouders die de
leefregels van het katholieke instituut dat Vlaanderen was na de Tweede
Wereldoorlog klakkeloos overnamen in het huisgezin als een onaantastbare vanzelfsprekendheid.
Elke afwijking van de norm werd met diepe morele verontwaardiging afgewezen en
bestraft. De dag dat je naar school ging, de eerste kleuterklas, werd het nog
erger. Daar was de warme lichamelijke liefde van het gezin, die de gestrengheid
enigszins temperde op gezegende momenten, totaal afwezig en vervangen door een soms
wel erg onpersoonlijke autoriteit. In plaats van vrouwen die in hun eigen gezin
allicht liefdevolle moeders en echtgenotes waren, kregen we nu vooral verplicht
celibataire feeksen en trutten, al dan niet als nonnetjes verkleed, die
zichzelf emotioneel volledig wegcijferden voor het instituut: de school, het
gezag, de kerk, de staat, de moraal.
Het is niet meer veranderd. In de lagere school werd het
alleen maar erger en in de middelbare school, waar je toch verwacht dat het er humanior aan toe zou gaan, waren de
niet-autoritaire leraren zeldzaam en stonden ze in de pikorde duidelijk achter
de feldwebels die het gezag op zich
genomen hadden: de directeur, de superior, de prefect, de subregenten, de
studiemeesters Zij stonden in voor onze opvoeding tot deugdelijke katholieken,
niet voor onze wetenschappelijke vorming. Zelfs aan de (katholieke)
universiteit was dat nog zo: het gezag was er in handen van priesters en het
woog als lood op het universitaire leven, zelfs in 1968. Toen ben ik zelf tot
het instituut toegetreden, in mijn geval die zelfde Katholieke Universiteit
Leuven, uitgerekend de Faculteit der Godgeleerdheid, waar het aantal
lekenprofessoren omzeggens nihil was. Mijn hele actieve leven heb ik aan die
universiteit doorgebracht als slachtoffer en op mijn beurt als dader van het (morele)
gezag.
Videant consules ne quid res publica detrimenti
capiat.
Het was
de opdracht die de senaat gaf aan de (tijdelijke) consuls om voor de staat te
zorgen in tijden van grote onrust of bedreiging, oorlog of rampen. Daarmee
droeg de senaat tijdelijk de macht over aan de leiders, die dan autonoom en
zonder veel overlegstructuren konden instaan voor het welzijn van Rome. Dit senatus consultum ultimum, het ultieme
senaatsbesluit, was echter steeds tijdelijk, voor de duur van de gelegenheid
waarvoor het was ingesteld. Daarna golden al de democratische wetten en rechten
zoals tevoren en waren de twee consuls weer tijdelijke ambtenaren, benoemd voor
slechts twee jaar.
De gezagsdragers van de katholieke kerk van heel het Vlaamse
katholieke publieke leven waren echter niet democratisch verkozen voor een
ambtstermijn, maar quasi ad vitam,
voor het leven. Zij belichaamden het instituut, ze werden het instituut zelve,
en die vereenzelviging beschouwden ze als een eer en een heilige plicht; wie
dat niet deed, was niet voldoende toegewijd en onwaardig om het gezag op zich
te nemen. Men moest afstand doen van de eigen ambities en zich onderwerpen aan
de doelstellingen van het instituut.
Wat ik niet besefte, ook niet toen ik de rangen van het
instituut vervoegde, wat dat er geen instituut is. Er zijn alleen maar mensen
die doen alsof het er is, aan beide kanten van de barrière. De machtsdragers
verdedigen hun eigen gezag en zoeken hun eigen ambities te realiseren via het
instituut. De onderdanen gebruiken het instituut voor hun eigen doelstellingen
en proberen zich zoveel als mogelijk te onttrekken aan de verplichtingen die
het instituut hen oplegt. Men stelt zich geen vragen over de ontelbare
instituten die er zijn, men aanvaardt hun bestaan en hun gezag en dat van
diegenen die met de uitvoering en de toepassing van dat gezag belast zijn.
Dat geldt in de hoogste mate voor het staatsgezag en al de
vormen die dat aanneemt. Een daarvan is de staatsomroep, aanvankelijk en tot in
1960 het NIR, het Nationaal Instituut voor Radio-omroep, daarna de BRT,
Belgische Radio en Televisie tot 1991. Toen kwam de splitsing in een BRTN en
een RTBF. Op 1 januari 1998 heette dat de VRT, geen parastatale meer maar een
NV van publiek recht. De staatsomroep was dus aanvankelijk een echte staatsinstelling,
die ook gebruikt werd voor ambtelijke belangrijke mededelingen, zoals de koers
van de aandelen, de waterstanden van de rivieren, boodschappen van en naar
zeelieden, de zondagsmis Het nieuws en de informatie die je er kreeg, droeg
het kenmerk van de staat, het was officieel. Dat merkte je ook aan de stijl: er
was geen plaats voor frivoliteit, radio was een ernstige zaak. Het was met
andere woorden een instituut en de mensen die er werkten waren staatsambtenaren,
bekleed met gezag, in afdalende orde van de directeur-generaal naar de koffiemadam
en de poetsvrouw die de toiletten proper hield.
Wie aan een instituut werkt, ontleent daaraan zijn of haar
statuut en gezag. Dat uit zich in uniformen en aangepaste kledij, in wedden en
lonen en pensioenen, in titels en hiërarchieën, in structuren, gebruiken en
geplogenheden, in vlaggen en wimpels, logos en iconen, eretekens en
reverenties, in allerlei uiterlijke tekenen en stilzwijgende overeenkomsten.
Men is niet meer zomaar zichzelf, men is zijn functie. Een onbenul met een
uniform aan of met een titel wordt dan plots een gezagsdrager die men moet
respecteren of zelfs vrezen.
Men vergeet daarbij dat wij allemaal gewoon maar mensen zijn
en dat een aap met een bril op nog geen geleerde is, noch een hond met een hoed
op een eerste minister. Wij zijn allemaal verschillend, zelfs zeer
verschillend, maar we blijven volwaardige mensen. Niemand is intrinsiek meer
dan iemand anders. Niemand heeft dan ook het recht om zich boven iemand anders
te stellen, niet als persoon, maar ook niet onder het mom van het gezag dat men
ontleent aan zijn functie. Een politieagent, om slechts één voorbeeld te
noemen, is in de eerste plaats een mens die zich kan vergissen en die misbruik
kan maken van de beperkte macht die de wet hem of haar verleent. Wij moeten de
functie respecteren volgens de wettelijke voorschriften, maar niet de mens; die
moeten we enkel respecteren als medemens.
De verleiding is enorm, natuurlijk, voor elke gezagsdrager,
op elk niveau, om zich te laten gelden. Wij maken het dagelijks mee, als dader
of als slachtoffer. Het kan de bediende aan het loket zijn, of de kassierster
in de supermarkt, de kaartjesknipper op de trein, de belastingsambtenaar, de directeur
op school, het diensthoofd op het werk, de bisschop, de minister, de
vakbondsafgevaardigde, de partijleider
Ik keer terug naar mijn bedenkingen over de staatsomroep.
Ook nu de VRT een NV is, blijft het een staatsomroep, die vrijwel volledig
betaald wordt met belastingsgeld. Het personeel heeft nog een bijzonder
statuut. Maar zelfs zonder die juridische onderbouw voelt de VRT aan als een
staatsinstelling. Men gedraagt zich daar nog steeds als dusdanig en men kijkt
met misprijzen neer op de commerciële zenders, die het zonder staatssubsidies
moeten doen. Men voelt zich superieur, niet alleen kwalitatief maar vooral ook moreel.
Het is vanuit dat morele superioriteitsgevoel dat men de boodschap brengt. In
het journaal blijkt dat uit de morele verontwaardiging die men ten toon spreidt
bij de nieuwsitems: moord en verkrachting, oorlog, fraude, verkeersslachtoffers,
noem maar op. Het volstaat niet dat men het nieuws brengt, er moet altijd een
opgeheven vingertje bij zijn, een moreel oordeel en vaker nog een morele
veroordeling. Als men het over het Griekse drama heeft, gebeurt dat in
dramatische termen: Griekenland staat aan de rand van de afgrond en dat is hun
eigen schuld, ze hebben vals gespeeld, ze hebben boven hun stand geleefd en
moeten nu maar het gelag betalen. Enzovoort, uitentreuren. Je kan de obligate
morele verontwaardiging aflezen van het gezicht van de presentatoren.
Een gevolg van die ingesteldheid is dat men bij voorkeur
slecht nieuws brengt. Dat geeft immers volop de gelegenheid om de gemoederen te
bespelen met die morele bekkentrekkerij. Als er eens iets goeds te melden valt,
is de teleurstelling en de wrevel duidelijk merkbaar bij de nieuwslezer van
dienst. Aan het goede nieuws, dat er toch ten minste zo vaak moet zijn als het
slechte, besteedt men nauwelijks enige aandacht en dan nog en passant. Elke verkeersdode moet vermeld, het liefst nog met
bloederige beelden, maar niet elk pasgeboren kind.
Een ander gevolg is dat men bij de openbare omroep een hoge
concentratie vaststelt van linkse intellectuelen, of wat daarvoor doorgaat, van
wereldverbeteraars allerhande en moraalridders. Van mensen kortom die zich met
de staatsomroep vereenzelvigen en bekleed met dat onverdiend gezag de wereld belerend
en verwijtend tegemoet treden. Alsof zij doordat ze tot de VRT behoren plots
iets anders worden dan wie of wat ze waren, alsof hun noblesse óns oblige. Wat
geeft hen het lef, denk ik dan, om hun opinie zomaar de huiskamers in te jagen?
Wie zijn zij wel, dat zij het allemaal zo goed begrijpen en het ook nog goed
kunnen uitleggen? Waarom zouden zij het beter weten, dag na dag, dan jij en,
ja, waarom niet, ook ik? Zijn zij dan expert op al de gebieden die zij in één
uitzending bestrijken? Komen al hun voorspellingen dan uit? Zijn al hun
interpretaties wel gerechtvaardigd? Vergissen zij zich nooit schromelijk? En
verontschuldigen zij zich ooit voor hun flaters, hun onnauwkeurige verslagen of
hun misplaatste opmerkingen waar niemand om gevraagd heeft, voor wat ze niet
vermeld hebben, bewust of uit onwetendheid? Waarom zouden zij beter zijn dan
iemand anders? Toch niet gewoon omdat zij bij de VRT werken? Er zijn
ongetwijfeld verstandige, eerlijke en hardwerkende mensen bij de VRT. Maar
waarom zouden we moeten aannemen dat zij daar in grotere getale aanwezig zijn?
Vraag aan honderd willekeurige mensen waar zij zichzelf situeren in hun eigen
groep, bijvoorbeeld hun beroep of hun hobby. Meer dan 80% zegt tot de top tien
te behoren, wat natuurlijk statistisch onmogelijk is. De zelfoverschatting bij
staatsambtenaren is zo mogelijk nog schrijnender.
Ik weet waarover ik spreek. Ik heb tijdens mijn loopbaan
vaak te kampen gehad met idioten die met gezagsargumenten hun gelijk moesten
halen. Maar ik heb me zelf ook aan dergelijke praktijken schuldig gemaakt, onbewust
maar, helaas, ook bewust, willens en wetens. Ik ben vaak verwaand geweest en
zelfs aanstellerig, vol misprijzen voor wie mijn mening niet deelde. Dat lag
voor een deel aan mijn karakter, maar voor een deel ook aan mijn functie. Powercorrupts Gezag doet mensen dat gezag misbruiken. Machtswellust is
een van de diepste gronden van alle kwaad dat mensen elkaar aandoen.
Nu ik geen enkel gezag meer bekleed, geen enkele officiële
functie meer bekleed en nog enkel in eigen naam spreek, voel ik een nederigheid
die me goed van pas zou gekomen zijn in mijn actieve leven. Maar ik voel me
tevens bevrijd van de last van de macht en de verantwoordelijkheid die ooit op
mijn schouders rustten. Ik kijk nu anders naar de wereld en ik merk dat gezag,
macht en het misbruik daarvan de oorzaak zijn van alle ellende. Het is een moeilijke
weg terug, maar ik ben ervan overtuigd dat het de enige uitweg is.