mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
27-09-2012
Vrijheid van mening
Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er
discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele
wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor
het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten
we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat
bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet
een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar
in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.
Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden.
Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze
heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna
folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat
voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen:
CEOs, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat
zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar
veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een
andere staat of volk of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis
geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het
maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of
geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.
Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand
heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders
hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massas op te
zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg.
Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er
(misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is
ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de
aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan
ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo
onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die
zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen
overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens
gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus
om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om
het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die
zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.
Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat
zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar
dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, gezegend zij zijn Naam, mag dan al rechtstreeks
door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran
zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en
schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk
verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke
verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone
mensen zoals jij en ik.
Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We
moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en
vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen
formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien
nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog
helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat
als de Neus en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is
allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een
ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als
hij even een frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het
plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de
buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen
of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt
menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.
Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het
beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch
niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken.
Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet
meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die grapjes gaan delen met
anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je)
te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.
Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid
van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich
ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve
manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van
onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk
kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als die met hun gat in de
lucht, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat
plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over
een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen
en genuflexen die ook het christendom kent.
Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op
die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien
heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal
mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te
denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke
bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een
regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren
moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als
het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.
Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en
geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te
beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes
zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening
te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik
in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst
spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw
des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar
godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen,
verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar
kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij
echter geen goed woord over.
Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed
luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet Je moet niet
vloeken in de kerk.
Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over
godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het
katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik
spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil
lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten.
Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze
meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het
ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde
vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel
en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam
ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.
Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat
jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of
Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.
Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen
tot wie hij gericht is het niet zullen horen maar desondanks toch dringende
oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame
terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als
bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor
onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet,
waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
24-09-2012
Dank je wel, Mr. Darwin!
Charles Darwin
ontdekte het systeem van de evolutie van het leven op aarde en publiceerde het
uiteindelijk in 1859. Sindsdien woedt de discussie onverminderd voort; niet zozeer
over de evolutie zelf, want dat er een evolutie is geweest, dat ontkent zo goed
als niemand nog. Sommigen denken dat die heel lang en langzaam is gegaan,
anderen menen dat ze veel korter was en nog anderen zijn ervan overtuigd dat
het met grote sprongen is gegaan. Maar iedereen, zelfs de Getuigen van Jehova,
en dat wil wat zeggen, aanvaarden dat het leven geëvolueerd is van een nietig
begin, langs vele om- en bijwegen, tot wat er vandaag is.
Met andere
woorden: dat wondere instrument, ons oog, is niet door iets of iemand op een
dag geschapen zoals het nu is. Het is begonnen als een cel of een groep van
cellen die ten gevolge van een genetische verandering bij de voortplanting,
lichtgevoelig bleek te zijn. Dat gaf een voordeel in de struggle for life en dus hadden levende wezens met een dergelijk
primitief oog een betere kans op overleven en dus om zich voort te planten.
En zo werd iets in gang gezet dat vele generaties later bij allerlei levende
wezens een sterk ontwikkeld en zeer verfijnd en krachtig oog was.
En zo kan je
verder gaan voor elk van onze zintuigen, en onze bloedsomloop, en ons
spijsverteringsstelsel, onze voortplantingsorganen, ons immuunsysteem, kortom
ons hele lichaam. Wij kunnen die evolutie in grote lijnen verklaren vanuit dat
eenvoudige principe: genetische variatie die een voordeel oplevert in de
overlevingsstrijd. Er hoeft niets anders aan te pas te komen, het gebeurt
vanzelf. Wij kunnen dat inzien, intellectueel en ook emotioneel. We weten dat
we nog niet alles begrepen hebben, dat het leven een ongelooflijk complexe zaak
is, maar met de grote lijnen zijn we vertrouwd en elke dag brengt ons nieuwe
inzichten die wonderwel passen binnen het principe zelf van de evolutie. Dank
je wel, Charles Darwin.
Maar de
discussie woedt voort, zei ik. Welke dan?
Heel wat
mensen aanvaarden de volledige evolutietheorie voor al het leven op aarde,
inclusief de mens, en voor de mens aanvaarden ze het evolutieprincipe op alle
punten, behalve als het gaat om het denken, het zelfbewustzijn, het verstand,
het vernuft, de intelligentie of hoe je het ook noemen wil. Daar trekken ze de
lijn. Het kan volgens hen niet dat ook dat gewoon een gevolg is van de
evolutie, gedreven door de overlevingsdrang en gevoed door genetische variatie.
Er moet, zo houden ze vol, iets anders aan de hand zijn, iets of iemand die is
tussengekomen om dat inderdaad verbazingwekkend fenomeen te verklaren. Of zij
menen dat er in het evolutionair systeem, dat ze compleet aanvaarden, een
zekere bedoeling waar te nemen valt, een constant plan, een design, dat heeft
geleid tot het menselijk verstand. En als er een dergelijk plan is, dan is er
ook iets of iemand wiens plan het is.
Het is niet
eens een gekke redenering, en ook de mensen die zo denken zijn verre van gek.
Maar hun argumenten houden geen steek en de overgrote meerderheid van de mensen
denkt vandaag zo niet meer. Zeker in wetenschappelijke middens kan je met zoiets
niet meer voor de dag komen zonder je grenzeloos belachelijk te maken. En toch
zijn er af en toe geleerden, en niet van de minste, die zich daartoe laten
verleiden, merkwaardig genoeg meestal op gevorderde leeftijd. Men kan dan
denken dat zij op het toppunt van hun kennis en wijsheid zijn, of dat ze duidelijk
over hun hoogtepunt heen zijn.
Waarom
zouden onze hersenen niet net zo goed hebben kunnen evolueren als de rest van
ons lichaam? Als wij de hersenen van de moderne mens, of home sapiens bekijken en vergelijken met de hersenen van de mensachtigen
die ons zijn voorafgegaan, en ook met de andere levende wezens op aarde, dan
stellen wij vast dat onze hersenen veel complexer zijn dan die van alle andere soorten
en dat het relatieve gewicht van onze hersenen, dus in vergelijking met ons
totaalgewicht, veel groter is; bovendien zijn onze hersenen ook groot genoeg om
een ongelooflijk groot aantal cellen te bevatten. Cellen hebben afmetingen, hoe
klein ook, en in de hersenen van een insect, bijvoorbeeld een mier, is nu
eenmaal niet genoeg plaats voor al de cellen van onze menselijke hersenen.
Onze
hersenen zijn dus geëvolueerd in absolute en relatieve omvang en in
complexiteit en ook in het aantal cellen dat erin aanwezig is en in de snelheid
en complexiteit van de activiteit die zich daar afspeelt. Men kan dat
wetenschappelijk vaststellen zonder al te veel moeite. Men ziet met andere
woorden die ongelooflijke activiteit, ook al begrijpt men ze niet, of niet
helemaal. Men stelt ook vast dat elke verstoring van die activiteit een
onmiddellijk gevolg heeft voor ons bewustzijn, ons verstand, onze gedragingen,
onze emoties enzovoort. Het ligt dan ook voor de hand dat de twee alles met
elkaar te maken hebben. Zonder hersenen, geen bewustzijn enzovoort. Meer nog:
zonder hersenen, geen leven. Je kan leven zonder ledematen en zelfs zonder
sommige organen, zelfs met zwaar beschadigde hersenen, maar niet zonder, zo
simpel is dat.
Het heeft
echter geen zin om ons blind te staren op die hersenen alleen; een stel
hersenen zonder lichaam kan evenmin overleven als een lichaam zonder (werkende)
hersenen. Die hersenen moeten gevoed worden en onderhouden; een kleine
onderbreking van de bloedtoevoer kan al fataal zijn. De mens is geëvolueerd als
een compleet levend wezen en alles heeft bijgedragen aan alles. Het heeft geen
zin om een lichaam te hebben als het onze en de hersenen van een mier, noch
omgekeerd. Wij zijn als (dier)soort geëvolueerd als een geheel. De evolutie
ondersteunde de ontwikkeling van heel dat lichaam, inclusief de hersenen; het
ene ondersteunde het andere: betere ogen brachten beter beeldmateriaal naar de
hersenen, en betere hersenen konden dat materiaal beter verwerken en
interpreteren enzovoort. Maar het waren vooral de (toevallige) genetische
veranderingen die de hersenen groter en complexer maakten, die de grootste
invloed hadden op het ontstaan van homo
sapiens, ten nadele van ander mensachtigen en mensen, zoals de
neanderthalers. Wij hebben het gehaald, zij niet.
Het principe
van de evolutie verklaart dus evengoed het ontstaan van onze fenomenale verstandelijke
vermogens, zoals het ook het verstand verklaart van andere levende wezens.
Ja, er is een enorm verschil tussen de mens en andere levende wezens, maar dat
verschil is er niet altijd geweest, want de mens, homo sapiens is er niet altijd geweest, hij is geleidelijk (of met
sprongen, wat maakt het tenslotte uit?) ontstaan uit iets dat (nog) geen mens
was. Onze verre voorouders waren geen mensen, maar dieren. Geen apen, zoals
Darwins domme tegenstanders opperden, maar een diersoort die we als gemeenschappelijke
voorouder hebben met apen, vandaar dat we zo goed op elkaar lijken. De evolutie
van ons verstand is dus net zo geleidelijk verlopen als die van onze ogen,
oren, neus, mond enzovoort, in feite zelfs synchroon daarmee. Onze
intelligentie is slechts een hogere trap in vergelijking met die van onze verre
voorouders, zoals het ook slechts een differentiatie is van de intelligentie
van alle andere levende wezens. Er is sinds homo
sapiens wel een aanzienlijk verschil tussen de mens en de rest van het
leven op aarde, maar geen wezenlijk verschil. Dat verschil is er geleidelijk
gekomen, niet plotseling. Het is ontstaan door de evolutie, door de aanpassing
van een bepaalde diersoort aan haar natuurlijk milieu, via de genetische
variatie bij de voortplanting.
Daaruit
trekken we twee conclusies.
Vooreerst is
er geen nood aan een tussenkomst van buitenaf om onze intelligentie te
verklaren. Het evolutionair principe werkt evengoed om de ontwikkeling van ons
verstand te verklaren als voor de rest van ons lichaam. Meer nog: een externe
ingreep is ongelooflijk veel moeilijker uit te leggen dan de evolutie zelf.
Waar zou die externe bron immers vandaan komen? En hebben we ook maar één
overtuigende aanwijzing van een dergelijk wezen of macht of kracht?
Ten tweede:
er is een overduidelijke lijn te trekken van het nietige begin van het leven op
aarde naar de mens, zoals er een even duidelijke lijn is naar alle andere leven
dat er nu is. Dat noemt men de boom des levens. Alles vertrekt van een massa eenvoudige
cellen of iets nog kleiner en evolueert dan in talloze richtingen als de takken
van een reusachtige boom. Wij zijn één uiteinde, zoals al het andere leven.
Maar die boomstructuur zien we enkel achteraf. We zien dat bepaalde wegen die
het leven heeft ingeslagen, en het leven heeft werkelijk alle mogelijke wegen
ingeslagen, succesvol waren en andere niet; en zelfs veel van de succesvolle,
de levensvatbare, hebben het niet gehaald. Onze lijn, die van de homo sapiens, is herhaaldelijk tot op de
rand van de complete uitroeiing gekomen, lang voor homo sapiens maar ook daarna nog. Het stond dus niet in de sterren
geschreven dat wij het zouden halen, of dat precies wij het zouden halen. Het
had ook een andere soort kunnen zijn, onder andere omstandigheden. Als onze overigens
niet zo talrijke verre voorouders tijdens een of ander ijstijd of droogte
uitgestorven waren tot de laatste man en vrouw, dan waren er nu geen mensen
geweest. Misschien dinosaurussen of alleen maar mieren zo, wie zal het zeggen.
Ik bedoel maar: het moest de mens niet worden. Er was met ander woorden geen
plan. De mens is geen toeval, dat bewijst de lange evolutie alleen al. Het
principe van de evolutie leidt de gebeurtenissen. Maar de mens is evenmin
noodzakelijk of bedoeld. Er is niets dat ervoor gezorgd heeft dat uiteindelijk
de mens het gehaald heeft, noch is er iets dat garandeert dat wij het zullen
halen, dat wij er over enige tijd nog zullen zijn. Meer nog, het is vrijwel
zeker dat onze soort er ooit niet meer zal zijn; als onze zon het opgeeft over
enkel miljarden jaren, en wij hebben niet gemaakt dat we hier met zijn allen
weg konden, dan is het met ons gedaan. Als we er ondertussen zelf geen voortijdig
einde aan gemaakt hebben.
Als ik dus
lees dat er weer ergens een vooraanstaande Amerikaanse geleerde is, wiens naam
we hier zedig zullen verzwijgen, die meent dat homo sapiens niet kan verklaard worden uit de evolutie alleen, maar
dat het niet anders kon dan dat die er zou komen, dan is mijn reactie steeds:
hoe komt dat toch? Is dat evolutionair principe nu zo moeilijk om in te zien of
aan te nemen? En welke serieuze argumenten kan men nu nog bedenken voor een gans
andere verklaring? Meestal blijkt dan dat die mensen een of andere
godsdienstige overtuiging koesteren. Dat stoort me niet: iedereen mag van mij
geloven wat hij of zij wil. Maar dat zou geen reden mogen zijn om
wetenschappelijke onzin te verkopen. Zolang men met niets beter voor de dag kan
komen dan die uiterst simpele intuïtie van Charles Darwin, nu al meer dan 150
jaar geleden, houd ik het maar daarop. Als we met één eenvoudig principe al het
leven op aarde in al zijn diversiteit en complexiteit, inclusief ons verstand,
zo simpel en compleet kunnen verklaren, dan heb ik althans geen behoefte aan iets
anders.
Categorie:wetenschap Tags:wetenschap
22-09-2012
het relatieve belang van de islam
Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In
Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele
slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger,
er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de
profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de
politie en met christenen, hindoes, boeddhisten
En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst
is. Hoe rijmen we dat samen?
We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar
de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld
is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de
islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is
letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse
redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets
toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van
het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?
Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of
historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van
die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig
gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze,
maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De
geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die
redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld.
De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is
een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover
dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde
christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze
slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en
veel, veel grootschaliger.
Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn
en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met
inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we
ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier vreemd zijn? Als
ik s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het
fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek
op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge
of een tempel.
Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want
het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in
andere. Hoe komt dat dan?
Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik
beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om
me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik
probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe
denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig
boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.
We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een
relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke
mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en
er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of
helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen
vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of
verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk)
in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan
mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde
betoging of een dag van rouw.
Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één
speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar
het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan
opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol.
Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid
en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk
mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag.
Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam
en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan
plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is
niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel
om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere
en kleinere aspecten van onze beschaving.
We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst
of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus
blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader
en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element
eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig
waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer
alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan
ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen
leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst
speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we
dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de
afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat
anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?
Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het
Vlaams Blok/Belang, of andere racistische partijen, die een jihad prediken
tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van
Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet
meer dan een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen
die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de
beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
17-09-2012
Dichtbundel David Verstreken
Heel
toevallig leerden we enkele jaren geleden Christel en Ludo kennen, toen Lut en
Christel samen tentoonstelden. Bij die gelegenheid ontmoetten we ook David, de
broer van Christel. Hij werd geboren met het syndroom van Down is nu
vijfendertig. Hij houdt ervan om zich uit te leven met woorden en tekeningen en
een selectie uit zijn werk is al enkele keren tentoongesteld. Aansluitend
daarbij hebben Christel en Lut nu een bundel samengesteld met gedichten en
tekeningen van David. Die is te koop bij Christel voor 12; de opbrengst is
bestemd voor KUMBE, het project dat kunstenaars
met een beperking de kans wil bieden om hun werk tentoon te stellen. Meer
daarover vind je op de blog van Lut. Belangstellenden kunnen mij een mailtje
sturen, ik geef de bestelling wel door.
Mijn poëtische
vriend Jacques Quekel maakte dit gedicht bij een foto van David en mezelf op een
van de tentoonstellingen. De foto staat helemaal onderaan de tekst, samen met een portret van David door zijn zus Christel.
In de dichtbundel
van David staat ook onderstaande tekst die ik schreef over het syndroom van
Down.
We staan er
meestal niet bij stil, maar soms moet het wel. Wat gebeurt er precies bij de
voortplanting? Biologisch gezien, bedoel ik, met de eicel en de zaadcel die
elkaar liefdevol ontmoeten. Die beide cellen bezitten slechts de helft van onze
chromosomenparen, van elk een. De vereniging van de eicel en de zaadcel maakt
het geheel weer compleet: er zijn weer chromosomenparen, het leven kan
beginnen.
Helaas kan
het ook wel eens goed fout gaan. Zo kan het gebeuren dat een chromosomenpaar
bij een van de partners niet splitst, dat het volledig paar nog in de eicel
zit, bijvoorbeeld. Als die dan samensmelt met een zaadcel, heeft de bevruchte
eicel van een van de chromozomen drie exemplaren in plaats van de normale twee.
Als dat gebeurt met het 21ste chromozoom, en dat is het geval in één
op 600 tot 1000 geboortes, dan leidt dat tot een afwijking die goed bekend is,
al weten we niet altijd goed hoe we ermee moeten omgaan. Mensen die het
meemaken in hun familie weten dat ik het heb over mongooltjes, over het syndroom
van Down.
Kinderen met
die genetische afwijking hebben een milde tot zware mentale achterstand, een
kortere levensverwachting en vertonen typische uiterlijke kenmerken: korte,
brede handen, een smal en hoog gehemelte, een rond gezicht en een breed hoofd,
een brede, wat platte neus, een dikkere en gegroefde tong. Het risico op het
Downsyndroom stijgt zeer snel met de leeftijd van de moeder.
Waarom gaat
het fout op chromozoom 21 bij de vorming van eicellen en zaadcellen? Waarom
gaat het zo opvallend vaak fout? Waarom leidt dit tot zon drastische gevolgen?
Dat weten we nog niet precies. Sinds 1959 weten we dat de oorzaak van de
afwijking daar te zoeken is. Dat geeft ons de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij
oudere moeders, de cellen van de foetus te testen op dat 21ste
chromozoom zodat de ouders weten wat er aan de hand is en desgewenst een
vroegtijdig einde kunnen maken aan de zwangerschap.
Wij,
normale mensen, hebben het wel eens moeilijk met abnormale mensen, of dat
nu hele dikke of hele kleine of hele lange of zwarte en homoseksuele of nog wat
anders zijn, zoals blinden en doven en ook personen met een mentale handicap.
We praten er niet gemakkelijk over en als we het doen vinden we niet de juiste
woorden. In het slechtste geval wordt ermee gelachen en dat komt helaas nog
steeds voor. Het aantal grapjes daarover is niet te tellen.
Van Dale
vindt dat mongool een correcte uitdrukking is voor het syndroom. Toch is dat
een bizarre geschiedenis. Het was Dr. John Down die in 1866 de afwijking
beschreef en er ook de naam aan gaf, niet de zijne, dat kwam veel later, maar
mongolisme of Mongolian idiocy. Het is eigenaardig dat hij tot die
naam kwam, want mongooltjes zien er niet echt uit als Chinezen of Japanners of
Indonesiërs, allen leden van wat men Mongoolse volkeren noemt. Er zijn
mongooltjes die de zogenaamde mongolenplooi hebben in hun bovenste ooglid, maar
lang niet allemaal en er zijn er ook die een beetje een gebruinde tint hebben,
maar zeker ook niet allemaal. Toch waren de enkele kinderen met die veeleer
uitzonderlijk combinatie van kenmerken de aanleiding voor de benaming.
Maar er was
meer. Dr. Down was een kind van zijn tijd en die tijd was racistisch op een
manier die men zich zelfs in bepaalde stamcafés vandaag niet meer kan voorstellen.
Men was zo overtuigd van de suprematie van het blanke ras, dat men ervan
overtuigd was dat het zwarte, het gele en het rode ras apart geschapen waren
door een ongetwijfeld blanke God. Het waren minderwaardige rassen, te
vergelijken met bepaalde diersoorten, meer bepaald de apen, en met blanke
kinderen. Die rassen waren niet zo ver ontwikkeld als de blanken en abnormale
mensen waren in het zelfde geval: ze waren blijven steken in hun evolutie en
hadden dus bijvoorbeeld een mentale leeftijd die niet met hun jaren
overeenkwam, en zo leken ze, zelfs volwassen, mentaal gezien op blanke
kinderen.
Dat leidde Dr. Down ertoe om mensen met die typische afwijkingen de naam te
geven van een minderwaardig ras, een naam die voor hem meteen ook aangaf wat er
aan de hand was: mentale achterstand, gekoppeld aan typische lichamelijke
afwijkingen. Mongooltjes waren dus zo 'achterlijk' als heel het Mongoolse ras
en vice versa. Ge moet maar durven, als arts en wetenschapper.
Dr. Down en
vele van zijn tijdgenoten en wetenschappelijke collegae waren duidelijk blind
voor de verwezenlijkingen van de Chinese beschaving, lang voor die van het
Britse Imperium, voor de normale menselijke kwaliteiten van leden van het
Mongoolse ras en vooral ook voor het feit dat er in dat ras evenveel mongooltjes
voorkomen als in het blanke of het zwarte, en zelfs bij bepaalde apensoorten.
Pas
recentelijk heeft men het nodig gevonden om die ongelooflijk racistische term
voor alle medische doeleinden te vervangen door het syndroom van Down. Zo
neemt men duidelijk afstand van de verwerpelijke interpretatie en de
beledigende naamgeving, maar tegelijker tijd eert men de man die zo
verwerpelijk en beledigend was, zij het dan vooral omdat hij als eerste op
systematische wijze het uiterlijk verschijnsel beschreven heeft. Zo zijn
wetenschappers nu eenmaal.
Laten we toch maar vermijden om nog over 'mongooltjes' te spreken. Als medische
term kunnen we moeilijk om de lange beschrijving 'het syndroom van Down' heen.
Misschien moeten we gewoon zeggen dat het gaat om een persoon met een (mentale)
beperking.
Wij moeten
ons ook de vraag durven stellen naar de vruchtbaarheid van personen met het Downsyndroom.
Omdat ik daarover niets wist, ben ik hier en daar gaan zoeken op het web en dit
is het resultaat van dat erg oppervlakkig speurwerk.
In de eerste
plaats moet gezegd worden dat wie met concrete vragen zit over seksualiteit,
vruchtbaarheid en kinderwens bij personen met een handicap of beperking,
daarmee het best terecht kan bij een gespecialiseerde arts of op een informatiecentrum
dat specifiek voor deze of gene handicap is opgericht. Het heeft geen zin om op
basis van een artikel als dit of een los interview, of voortgaande op
vooroordelen en/of volkswijsheid een beslissing te nemen in zon belangrijke
zaken.
Toch kan men
zeer in het algemeen zeggen dat uit beperkte studies blijkt dat personen met
het Downsyndroom niet automatisch, dus genetisch bepaald, steriel zouden zijn.
Zowel de mannen als de vrouwen zijn in principe en van uit fysisch standpunt
vruchtbaar, zowel in een relatie met een partner zonder als een met Down. Er
zijn relatief weinig klinisch bestudeerde gevallen van dergelijke huwelijken en
dus is het moeilijk om daar algemene conclusies uit te trekken. Alles lijkt af
te hangen van de eigen vorm die het Downsyndroom in een persoon aanneemt. Een
aantal van de typische fysieke verschijnselen kunnen een succesvolle conceptie,
zwangerschap en geboorte problematisch maken. Daarnaast zijn de mogelijke
mentale beperkingen een reden om deze relaties intensief professioneel te
begeleiden.
Het is,
steeds omwille van het geringe aantal bestudeerde gevallen, moeilijk om met
zekerheid te zeggen dat er geen verhoogde risicos zijn voor de kinderen die
geboren worden uit huwelijken waarbij één of beide partners Down hebben. Men
heeft vastgesteld dat die kinderen kunnen geboren worden met Down, maar het is
niet zeker dat het risico daarop aanmerkelijk en noodzakelijk groter is dan in
vergelijkbare situaties met personen die het Downsyndroom niet hebben. Ook
andere genetische afwijkingen zijn vastgesteld, maar ook daarbij is het niet
mogelijk geweest om aan te tonen dat het Downsyndroom van een of beide partners
daarvan de (enige) oorzaak was.
Ook hier
geldt, zoals voor alle personen met een handicap, dat men bijzondere aandacht
moet hebben voor de problemen die het samenleven en de opvoeding van kinderen
in een gezin met ouder(s) met een (mentale) beperking kan meebrengen.
In het
algemeen heeft het aanvaarden van personen met het Downsyndroom als volwaardige
medemensen in onze maatschappij tot gevolg dat zij ook op het vlak van
affectie, relatievorming, seksualiteit en voortplanting zoveel als mogelijk een
normale evolutie kennen, rekening houdend met hun eventuele beperkingen. De
maatschappij zal hen ook daarbij moeten bijstaan op een respectvolle manier. In
het verleden is dit laatste zeker niet altijd het geval geweest, met als
grootste excessen eugenetische programmas in verscheidene landen, gedwongen
sterilisatie en gescheiden opsluiting van mannen en vrouwen. Die tijd is nu
gelukkig voorbij in de beschaafde wereld.
Openheid
over dergelijke vragen kan bijdragen tot meer begrip. Vandaar dat ik, na
ernstige aarzeling, toch besloten heb om hierover iets algemeens te schrijven,
ook al omdat ik vermoed dat niet iedereen de moed zal opbrengen om zich in
klinische studies te gaan verdiepen. Ik hoop dat wat ik erbij geleerd heb, ook
anderen van nut mag zijn.
Categorie:poëzie
13-09-2012
N-VA racistisch?
Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag
probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het
niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.
Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we
bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen
mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die
rassen.
Maar wat is een ras? Op school leerden we vroeger dat er vier
rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het
duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval
enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden
ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het
voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er
geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese
Unie formuleert het zo: The European
Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate
human races.Council Directive 2000/43/EC
Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve
oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of
dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een
strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.
Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die
wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams
Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet
echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en
autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld
dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver
Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen
dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken,
mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het
blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten
opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazis:
vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is
geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je
raszuiver bent?
Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of
haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het
dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen
uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl
hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben.
Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet
hoe gek dat is.
Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan
dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen
waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de
immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze
sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle
andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets
wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de
algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een
evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken
van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om
alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving
is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde
geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet
discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook
niet onrechtstreeks.
Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in
dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de
Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij
niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor
onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA
vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden
zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun
wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle
andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus
niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen
niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige
Belgen helaas wel.
Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de
problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven
in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde
staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt
door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk
gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld,
maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn
of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.
Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich
tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet
Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één
generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen
die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk
aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische
kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met
gemeenschappelijke buitenlandse roots
enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn
net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken
veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de
verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de
huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten
Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit
een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een
multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande
integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar
met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet
verboden is of strijdig met onze wetgeving.
Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische
partij.
Categorie:samenleving Tags:politiek
12-09-2012
N-VA extreemrechts?
Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?
Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat
is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?
Laten we daarmee beginnen.
Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs
communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen
dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle
burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de
middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk
leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan
de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen
zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan
gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse
politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.
Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer
belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens
zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet
belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling,
minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren,
minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen
dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig
levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de
burgers, ook financieel.
Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de
solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts
wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke
naasten.
Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een
centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer
naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen
en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale
voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A,
de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de
ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de
maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet,
ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd,
zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende.
Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet
door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als
en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.
Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht
gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die
alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt
maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste
eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk
van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig
uitbuitten.
Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite
gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een
sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een
dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is
meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei vreemde
elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn,
zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van
Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een
oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte
minderheid.
De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke
aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch
en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen.
Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het
geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet
verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een
beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.
Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch
verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek,
taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch
gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet.
De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige
staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds
benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze
eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een
verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.
De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische
volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid
van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen
zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder
uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.
Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de
ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn.
Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar
wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou
worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de
traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een
crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden
zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze
dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van
centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige
extreemrechtse stemmers zal opgaan.
Categorie:samenleving Tags:politiek
09-09-2012
Ian Robertson, Het winnaareffect
Ian Robertson, Het
winnaareffect. Wat succes en macht met onze hersenen doen, Maven
Publishing, Adam, 2012, 326 blz. ongeveer 23 paperback. Oorspronkelijke titel: The Winner Effect: How Power Affects Your Brain.
Vooraf wil ik even blijven stilstaan bij de vertaling van
dit boek. Zoals recentelijk wel vaker gebeurt, komt de Nederlandse vertaling
vrijwel gelijktijdig uit met het origineel. Dat betekent dat er allicht enige
tijdsdruk is op de vertaler en naar mijn bescheiden mening is dat hier
duidelijk merkbaar. Het Nederlands is over het algemeen begrijpelijk en goed
leesbaar; maar het wemelt in deze vertaling van erg on-Nederlandse
uitdrukkingen, die zonder meer letterlijk uit het Engels vertaald zijn. Ook de
woordvolgorde, die aanzienlijk verschillend is in deze twee talen, is aan dat
euvel onderhevig. Het is zeer verleidelijk voor een vertaler om gewoon de
woorden van de Engelse zinnen achtereenvolgend te vertalen, zonder je af te
vragen of je het resultaat ooit zelf als een Nederlandse zin zou durven
voortbrengen. Er zijn ook de klassieke valse vrienden: woorden die op elkaar
lijken in de twee talen en die je dus als vertaling gebruikt, terwijl ze vaak
het tegenovergestelde betekenen: een host
is niet een gast in een hotel maar de gastheer, de hotelier. We hebben dus te
maken met een onzorgvuldige vertaling in een niet-idiomatisch Nederlands dat
vaak stroef en onnatuurlijk aandoet en in het slechtste geval onleesbaar is.
Een square jawed pilot wordt dan een
loods met vierkante kaken. En wat maak je hiervan: Ik bestaat in de weerspiegelingen van de geesten van mensen, met name
van de mensen die mij hebben grootgebracht.
Dit alles zou niet meer zijn dan een vervelende bijkomstigheid,
indien de inhoud ons kon overtuigen en boeien. Helaas is dat niet zo.
Het boek is een vreemde mengeling van uiteenlopende onderzoeksresultaten
van occasioneel experimenteel psychologisch onderzoek overal ter wereld enerzijds
en een overvloed aan veeleer sensationele anekdotische illustraties uit de
media anderzijds.
Nu is het algemeen geweten dat de resultaten van
psychologische testen aan universiteiten met de allergrootste voorzichtigheid
moeten bekeken worden. Het gaat immers meestal om testen met een uiterst gering
aantal deelnemers, die een zeer specifiek verschijnsel onderzoeken los van alle
andere mogelijke invloeden. Bovendien zijn de proefpersonen meestal eerstejaars
studenten aan universiteiten die (al dan niet vrijwillig en vergoed) aan de
testen deelnemen in het kader van hun opleiding. Dat select publiek is niet
zelden in hoge mate bepalend voor het resultaat. Naast die min of meer
aanvechtbare resultaten van methodologisch zwakke experimenten trakteert de
auteur ons bovendien op enkele persoonlijke ervaringen uit zijn praktijk en
zijn persoonlijk leven, die geen enkele aanspraak kunnen maken op enige
wetenschappelijke relevantie.
Het boek is verder doorspekt met talloze uitvoerige voorbeelden
uit de media. Dat gaat van de crisis rond de Russische raketten op Cuba tot de
Arabische lente, met ruime aandacht voor Tony Blair, Poetin, Clinton, George W.
Bush en nog meer figuren uit politiek, economie, sport en ontspanning die al
dan niet kortstondig de media haalden.
Aan de hand van de resultaten van psychologische testen
probeert de auteur dan de gebeurtenissen te verklaren die hij als voorbeeld
aanhaalt. Maar hij gaat daarbij zo overhaast tewerk, dat de aandachtige lezer
herhaaldelijk de wenkbrauwen zal fronsen. Zo is het weinig waarschijnlijk dat
de beslissing van Tony Blair om mee te gaan met de Amerikanen in de waanzin van
de oorlog tegen Irak louter te verklaren is door de verhoging van zijn
dopamine- en testosterongehalte als gevolg van zijn machtspositie als prime minister.
Daarmee komen we tot het basisidee van het boek: het uitoefenen
van macht doet iets met onze hersenen. Het verandert de chemische processen en
de elektromagnetische activiteit in onze hersenen, zelfs de fysische structuur
van onze hersenen zelf, zodat we ons onvermijdelijk anders gaan gedragen. Wie
al enkele malen gewonnen heeft, gaat (onterecht) met meer zelfvertrouwen naar
de volgende wedstrijd, omdat die overwinningen niet alleen de hormonale spiegel
veranderd hebben, maar ook de hersenen zelf. Dat is de stelling die we op elke
bladzijde lezen. Onze omgeving en de functie die we daarin bekleden, bepaalt
ons gedrag en wel door de veranderingen die dat gedrag in onze hersenen
teweegbrengt. Als je je vuist balt, stijgt de testosteronspiegel in je bloed
automatisch, zonder dat je daar iets kan aan doen.
Het is een merkwaardige stelling. Ze zet namelijk de wereld
op zijn kop. Hitler is gewoon het slachtoffer van zijn omgeving en van zijn
situatie als Führer. De macht die hij
had, veranderde zijn hersenen en deed hem beslissen om Rusland aan te vallen,
iets wat hij nooit had gedaan indien hij geen dictator was geweest, maar een
democratisch staatshoofd. Maar is dat wel zo?
Laten we even terugkeren naar de gebalde vuist. Dat is
inderdaad een sterk signaal, dat macht, kracht, geweld en bedreiging en
overwinning uitstraalt in zowat alle culturen. Ongetwijfeld gaat dat gebaar gepaard
met hormonale veranderingen en waarneembare specifieke activiteiten in het
lichaam en dus ook in de hersenen. Maar die veranderingen zijn toch niet het gevolg
van het gebaar? In tegendeel: het gebaar is een gevolg van een emotie, die een
reactie is op een gebeurtenis. Het is de gebeurtenis die de veranderingen
teweegbrengt in ons lichaam, meestal zelfs nog voor we ons daarvan bewust worden.
Het gebaar is daarvan het gevolg, niet de oorzaak.
Nu is het perfect mogelijk om in klinische experimenten
iemand de vuist te laten ballen en dan te onderzoeken welke gevolgen dat heeft
in het lichaam. Daarbij zal inderdaad blijken dat ook het louter gebaar, dus
zonder aanleiding of zonder emotie, reacties teweegbrengt in ons lichaam. Dat
komt omdat een dergelijk sterk gebaar nu eenmaal verbonden is met sterke
emoties. Het lijkt mij echter een zeer eenzijdige conclusie dat wij, zoals de
auteur beweert, onweerstaanbaar gedreven worden door de chemische reacties van
ons lichaam tengevolge van wat wij doen. Onze omgeving heeft zeker een invloed
op ons en dat kan je in allerlei onrealistische testsituaties in psychologische
laboratoria perfect illustreren, wat de auteur meer dan overvloedig doet,
echter zonder ooit te overtuigen of uit de verschillende testen een
geloofwaardige eenheidsvisie te puren.
De werkelijkheid is oneindig veel complexer dan zelfs de som
van alle spitsvondige of ronduit domme experimenten die psychologen kunnen
verzinnen. Meer nog, die experimenten zijn veeleer misleidend dan verhelderend.
Als men aantoont, in een onrealistische experimentele opstelling, dat
proefpersonen die net een tekst hebben gelezen over hun sterfelijkheid anders
reageren in een aantal testen dan personen die net een optimistisch
succesverhaal gelezen hebben, wat heb je dan bewezen? Niets nieuws, we weten
allemaal al heel lang dat wij beïnvloedbaar zijn. Maar door de indruk te
verwekken dat wij altijd en volledig beïnvloed, ja gedetermineerd worden door
onze omgeving, begeeft de auteur zich op een gevaarlijk pad, dat onvermijdelijk
leidt naar beangstigende ethische vragen over verantwoordelijkheid voor onze
daden, over schuld en boete. Wij zijn beïnvloedbaar, ongetwijfeld en meer dan
we denken. Maar dat is niet het einde van het verhaal, het is slechts het
begin. Wij zijn geroepen én in staat tot nadenken en bezinnen en tot
verantwoord handelen op grond van humane ethische normen. Dit essentieel
kenmerk van het menselijk handelen is op een onbegrijpelijke en verbluffende manier
totaal afwezig in dit boek. De mens is herleid tot een laboratoriumrat in een
doolhof, de psychologie en de filosofie tot een behaviorisme dat ik al lang en
terecht begraven achtte. Ik citeer: De belangrijkste conclusie van dit boek is
dat je als mens een product bent van je context: in je privéleven, je sociale
leven en je arbeidsbestaan. (blz. 295) Ik protesteer!
Macht verblindt, dat is zijn stelling. Maar niet iedereen
die macht uitoefent, wordt een dictator, gelukkig. Overwinnaars worden
roekeloos, zo houdt hij vol. Maar ten minste een van zijn voorbeelden spreekt
dat tegen. Hitler was in zijn machtshonger veeleer gedreven door zijn eigen
ervaringen in de mislukking van Duistland tijdens de Eerste Wereldoorlog dan
door de gemakkelijke successen die hij behaalde in Oostenrijk en zelfs Polen.
En zo kunnen we voor elk van de aangehaalde voorbeelden andere aanhalen die
zijn stelling afzwakken en zelfs tegenspreken. Dat is zeker zo bij sommige hoogst
bedenkelijke voorbeelden.
Zo zou bewezen zijn dat bij de Olympische Spelen de kampers
die bij de loting een rood truitje toegewezen krijgen in plaats van een blauw,
bijvoorbeeld bij het boksen, aanzienlijk meer kans maken om de overwinning te
behalen. Indien dit bewezen was, dan zou men daar toch al lang iets aan gedaan
hebben? Het effect van de kleur van het truitje op de uitslag van de kamp kan
toch hoogstens marginaal zijn? Zelfs met een rood truitje maak ik geen enkele
kans tegen Tyson, toch?
Nobelprijswinnaars leven langer, gewoon omdat ze de
Nobelprijs gekregen hebben, dus met uitsluiting van alle andere factoren. Zo
zeggen de statistieken. Bij nader toezien blijkt het verschil echter miniem:
een of twee jaar op een mensenleven dat langer is dan het gemiddelde;
bovendien zijn Nobelprijswinnaars meestal niet erg jong, om het zachtjes uit te
drukken. Ze hebben dus nog maar een korte periode te leven; onlangs was er
zelfs eentje al gestorven zonder dat het Comité het wist; de prijs wordt in de
regel niet postuum toegekend. Bij de Nobelprijswinnaars literatuur is de
mediaan (dat is het midden van de opklimmende reeks) 63 jaar. Het
Nobelprijseffect kan dus enkel vanaf die dag beginnen te spelen. Het is evident
dat de uiteindelijke leeftijd van die mensen slechts in zeer geringe mate
afhankelijk zal zijn van de Nobelprijs alleen, maar veeleer het resultaat van
een myriade van factoren, zoals bij iedereen. Met simpele statistieken kan je
geen complexe feiten verklaren.
Dat is mijn aanvoelen door het hele boek heen: zo eenvoudig
kan het toch niet zijn! Mensen zijn geen proefdieren in een laboratorium. George
W. Bush was bij zijn nefaste beslissing om Irak aan te vallen beïnvloed door
veel meer dan de auteur laat uitschijnen. En hij was helemaal niet het
hulpeloos slachtoffer van zijn hormonen en zijn door zijn machtssituatie
verschrompelde (sic!) hersenen; wij
kunnen ons zelfs ernstige vragen stellen over de reële macht van George W. als
president van de V.S. Tony Blair was een intelligent man (wat we van zijn
Amerikaanse collega meestal niet horen zeggen). Zelfs indien hij high was door de positie die hij innam,
kon hij nog altijd zelf nadenken of de raad vragen van betrouwbare raadgevers,
of de krant lezen. Mensen die omgaan met macht kennen de gevaren, ze hoeven
overigens maar naar hun voorgangers te kijken om wijze lessen te leren: macht
voert recht naar de ondergang, zowel van de machthebber als van zijn onderdanen
en zijn tegenstrevers.
Al bij al is dit een zeer oppervlakkig boek. Het brengt ons
zo goed als niets bij over de meest grondige drijfveren voor ons handelen. Het
biedt geen brede visie op de mens als verschijnsel en verklaart onze
geschiedenis niet adequaat. Het is niet gesteund op overtuigend wetenschappelijk
materiaal en de vele aangehaalde anekdotes geven het slechts een schijn van
ernst. Het vertekent onze werkelijke situatie als mens in de maatschappij op
een gevaarlijk simplistische manier en miskent zo de complexiteit van ons
bestaan en de kracht van onze intelligentie en onze medemenselijkheid. Dat is
zeer jammer, want de vraag die aan de grondslag ligt van dit boek, namelijk wat
de oorzaken en de gevolgen zijn van machtswellust, is van ongemeen groot belang
voor het voortbestaan van de mensheid en van onze wereld.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
05-09-2012
sanitaire stop
We kennen het Latijnse woord sanus wel: mens sana in
corpore sano; een gezonde geest in een gezond lichaam. We vinden het ook in
sanitair: dat wat onze gezondheid betreft, maar nu een eufemisme voor het
toilet, zelf een eufemisme voor het ding waarin we onze ontlasting kwijt
kunnen. Een sanitaire stop is een gelegenheid om te gaan plassen of voor de grote
boodschap.
Uit de Latijnse spreuk blijkt dat we sanus zowel voor het lichaam als voor de geest kunnen gebruiken.
Toch valt het mij op dat in de Latijnse woordenboeken de aandacht vooral gaat naar
de mens, het geestelijke. Als men
zegt: sanusne es? vraagt men niet
naar je gezondheidstoestand, maar bedoelt men: ben je wel goed wijs? Ben je
mal? Een male sanus is geen zieke
maar iemand die niet goed bij zijn zinnen is.
Zo kom ik bij een homoniem, een woord dat eender klinkt als
ons sanitair, maar een andere betekenis heeft, namelijk het Latijnse bijwoord
dat is afgeleid van sanus: saniter.
Dat betekent dus zoveel als: op een gezonde wijze, maar dan vooral wat het
mentale betreft. Als we dat toepassen op het denken, dan drukken we ermee uit
dat men zijn gezond verstand gebruikt, of dat men niet zomaar denkt, maar ook
nadenkt.
Filosofen hebben het voortdurend over de rede, de ratio,
over redeneren en rationeel bezig zijn. Men zou wel gaan vermoeden dat de rede
een heel bijzonder orgaan is, of een extra zintuig. Of misschien is het iets
dat iedereen wel heeft maar dat niet iedereen gebruikt. Iedereen denkt, maar
niet iedereen denkt na.
Mijn aanvoelen is dat wij inderdaad allemaal denken, maar
niet allemaal even goed. Wij beschikken allemaal over verstandelijke vermogens,
die ons in staat stellen om fantastische dingen te doen. Een handenarbeider in
een fabriek, een kassajuffrouw in de supermarkt enzovoort, ze moeten
voortdurend nadenken. Wie met de auto rijdt, denkt de hele tijd, ook als hij of
zij zich daarvan niet bewust is en gedeeltelijk op automatische piloot
navigeert. Onze hersenen zijn ononderbroken in de weer, zelfs als we slapen en als
het ware helemaal bewusteloos of onbewust zijn.
Het gaat er dus niet om of we denken of niet, dat doen we
onvermijdelijk. Elke mens is een redelijk wezen. Helaas denkt niet iedereen op
een gezonde manier, niet saniter.
Dat blijkt overduidelijk bij mensen met een mentale
beperking, of die nu aangeboren is of het resultaat van ziekte, veroudering of
een ongeval. Beschadigingen van de hersenen verhinderen het saniter of gezond denken en dat merk je.
Maar ook mensen die over normaal werkende hersenen
beschikken, blijken soms mentaal beperkt te zijn. Wie vasthoudt aan
vooringenomenheden en tegen alle beter weten in niet wil afwijken van een
mening die op zijn minst betwistbaar is, schiet duidelijk tekort op mentaal
gebied. Zelfs zeer verstandige mensen kunnen zich daaraan schuldig maken. Ik
denk dan aan de talrijke uiterst intelligente mensen die zich op een of andere
manier in dienst hebben gesteld van de Kerk en die de totaal ongeloofwaardige
en hopeloos voorbijgestreefde opvattingen bleven verdedigen. Kardinaal Danneels
en paus Ratzinger zijn daarvan duidelijke voorbeelden. Aan hun intelligentie
twijfelt niemand, zij steken zelfs ver boven de gemiddelde mens uit op dat punt;
zij zijn manifest in staat om zelfs zeer ingewikkelde zaken te begrijpen en uit
te leggen. Maar zij zijn niet in staat, of niet bereid, om sommige zeer
eenvoudige en evidente dingen in te zien en daaruit ook hun conclusies te
trekken. Dit is slechts een voorbeeld: dergelijke opvallende tegenstrijdigheden
komen we voortdurend tegen in alle middens en op alle niveaus.
De rede en de rationaliteit is dus niet iets dat
voorbehouden is voor filosofen; noch is het zo dat de irrationaliteit enkel bij
minder begaafden zou optreden. Wij zijn allen bij machte om saniter te denken, maar we doen het niet
altijd. Als we vertrouwen op ons gezond verstand, dat gebaseerd is op onze eigen
ervaringen en die van anderen, dan valt het nogal mee. De meeste chauffeurs
rijden heel behoorlijk, zelfs zonder er bewust bij na te denken; het is zelfs
zo dat men daarbij beter niet teveel nadenkt, maar zich precies op die automatismen
van ons brein verlaat, en ondertussen zelfs met allerlei andere dingen bezig is.
Pas wanneer de routine onderbroken wordt door een plotse onverwachte en
bedreigende situatie, grijpt het actieve en bewuste denken weer in.
Vaak laten we ons echter beïnvloeden door waarheden die ons komen
aangewaaid uit de media, dingen die we weten van horen zeggen en die we
klakkeloos overnemen, zonder ons af te vragen of de informatie wel klopt.
Dit is een pleidooi, lieve lezers, voor het denken, het
nadenken, het sanitair of liever saniter
denken. Of anders gezegd: sapere aude,
durf wijs te zijn. Het is niets bijzonders, wij kunnen het allemaal. Het
volstaat dat we bereid zijn om stil te staan bij onze overtuigingen, om ze te
vergelijken met die van anderen zonder vooringenomenheid, om de gevolgen van
ons denken en ons handelen aan een objectief onderzoek te onderwerpen, dat we
meer bewust en dus beter gaan leven en samenleven.