Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (76)
  • God of geen god? (173)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (244)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    10-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barbaren!

    Bij enkele recente straatinterviews met Franstalige federale ministers en met de Waalse premier van de federale Belgische regering bleek nog eens overduidelijk dat zij onze taal niet machtig zijn. Zij slagen er niet in om op eenvoudige vragen te antwoorden in een begrijpelijk Nederlands. Meer nog: zij verstaan de vragen meestal niet eens, en om dat te verbergen, geven ze een ontwijkend of niet ter zake doend antwoord.

    Men kan zich daaraan ergeren op principiële gronden: federale ministers en zeker de premier van België zouden de taal van de meerderheid van de bevolking moeten spreken. Dat is evident, maar er is meer aan de hand. Door zich in stuntelig of zelfs schabouwelijk Nederlands uit te drukken, geven deze eminenties de indruk dat zij idioten zijn, terwijl ik voorlopig nog altijd bereid ben aan te nemen dat zij dat niet zijn. Ik verklaar mij nader.

    Een kind dat zich onbeholpen uitdrukt, beschouwt men als onmondig, als nog niet helemaal compos mentis, of zoals ze in Leuven zeggen: ‘nog nie toetoe’ (nog niet tot daar). Zich verstaanbaar kunnen maken is de eerste vereiste om ernstig genomen te worden. Wij gebruiken die norm ook voor vreemdelingen. De Grieken noemden al wie geen Grieks sprak ‘barbaroi’, een onomatopee die perfect nabootst wat de Grieken hoorden als vreemdelingen tot hen spraken: gewauwel. En dus werd hun benaming voor vreemdelingen die een onverstaanbare taal spreken ook een internationaal waardeoordeel: barbaren, ongeletterde, onbeschaafde personen die nauwelijks van de dieren te onderscheiden zijn. De Vlaamse en Franstalig Belgische kolonisten die naar ‘de’ Kongo trokken, namen dezelfde houding aan tegenover de ‘zwartjes’: goed genoeg om als slaven te werk te stellen, te verkrachten, te mishandelen, maar nauwelijks mensen. Vandaag nemen wij nog steeds die houding aan tegenover vreemdelingen, ook al spreken die vaak (noodgedwongen) veel meer talen dan wij.

    Vlamingen nemen tegenover personen die uitsluitend Frans spreken nog altijd die misprijzende houding aan. Een tiental jaren geleden, in 2001,  leidde dat tot een vreselijk treinongeval in Pécrot, op de spoorlijn Leuven-Ottignies. Er was een trein uit Ottignies op het verkeerde spoor geraakt en die denderde als in een slechte film onontkoombaar af op de nietsvermoedende tegenligger uit Leuven. Een Waalse spoorwegbeambte telefoneerde in volle paniek naar zijn collega in Leuven, maar in het Frans, natuurlijk. De Vlaamse collega reageerde geïrriteerd: wazegdegaanaa? kverstoanekikaanie, zenne, zegtanekie in tVloms menneke… Waarop de Waalse collega als uitzinnig bleef roepen: arrêtez ce train, arrêtez ce train! Maar toen was het al te laat: acht doden, twaalf gewonden.


     







    Elke treinbediende in Leuven, elke Vlaming kent voldoende Frans om ‘arrêtez ce train’ te verstaan. Maar men wil het niet verstaan, blijkbaar zelfs niet in dit vreselijk noodgeval. En dus legde de Vlaamse collega gewoon de telefoon dicht. Hij zal geacht hebben: onnozel ventje, dat m’ Vloms sprekt!

    Door te proberen om ‘Vloms’ te spreken en dus hun goede wil te laten zien, bereiken de Franstalige politici, bedrijfsleiders, vakbondsmensen, journalisten en inderdaad ook de Koninklijke familie precies het tegenovergestelde effect. Ze komen door hun manifeste onkunde immers niet over als mensen die een inspanning doen om onze taal te spreken, maar als volslagen idioten. Wie zich niet in onze taal kan uitdrukken, is nog altijd een barbaar waarvoor we niet het minste respect hebben.

    Let wel, dat gaat enkel op voor mensen van wie we terecht mogen verwachten en zelfs eisen dat ze Nederlands spreken. De dalai lama mag hier om het even welke taal gebruiken, en ook Obama, zelfs Sarkozy of Hollande. Maar Di Rupo niet: die moet Nederlands spreken, als premier van België. Doet hij dat niet (en hij doet het nog steeds niet) dan komt hij over als een kluns, een idioot, een karikatuur van zichzelf. Dat is de reden waarom ik hem gewoonlijk een clown noem. Telkens hij in het Nederlands in het nieuws verschijnt, word ik verscheurd tussen woedende ergernis en hilariteit: het zou amusant en komisch zijn, als het niet zo tragisch was.

    Mijn ietwat verrassende raad aan de Franstalige eminenties is: sa vrienden staakt uw wild geraas en spreek in het vervolg nog uitsluitend Frans. Je zal dan ten minste een behoorlijk antwoord kunnen geven op vragen en zeggen wat je te zeggen hebt. Men zal je dan voor vol aanzien, ook als men je kwalijk blijft nemen dat je geen Nederlands spreekt. Dat laatste is een (belangrijke!) politieke kwestie, het eerste is een elementair menselijke. Beter overkomen als een Nederlands onkundige vreemdeling (wat ze in feite zijn) dan als een idioot die er niet in slaagt om zich verstaanbaar te maken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spijt

    Er zijn wel meer dingen in mijn leven waarover ik achteraf spijt heb, zeker nu ik wat ouder geworden ben. Maar er is een aspect van mijn kleinburgerlijke achtergrond dat me wel erg dwars zit. In de omgeving waarin ik ben opgegroeid, was men zeer uitgesproken in zijn oordeel; wij hadden gelijk, al de anderen ongelijk; wij waren de goeden, al de anderen de slechten enzovoort. Dat vond zijn oorzaak in een ongetwijfeld goedbedoelde manier om ons duidelijk te maken wat goed en slecht was, een belangrijk element in de opvoeding van kinderen, maar alles hangt natuurlijk af van wat me goed noemt en wat niet. Het is zo kenmerkend voor een kleinsteeds of dorpsmilieu dat men niet veel verder kijkt dan zijn neus lang is. Alles wat anders is, is dan slecht.

    Zo waren socialisten en liberalen slecht, want wij waren tsjeven, katholieken dus; waarschijnlijk waren ook wij de slechten in een liberaal of socialistisch gezin, al ben ik daar niet helemaal zeker van: katholieken waren nog een stuk zelfzekerder en onverdraagzaam dan de anderen. Protestanten waren ook letterlijk uit den boze en over ongelovigen werd niet eens gepraat; vrijmetselaars waren des duivels. Arbeiders, daar keek men op neer, als men er geen schrik voor had. Wie vreemd ging of scheidde, plaatste zich meteen aan de verkeerde kant. Homo’s werden doodgezwegen, maar er was geen twijfel over dat wat ze deden afschuwelijk was.

    Het was zelfs voldoende dat men een ander dialect sprak. In Eeklo, mijn geboortestad, liep er een spoorlijn aan de rand van het stadscentrum; wat aan de andere kant van die spoorlijn lag, noemden we onveranderlijk Over d’IJzers; wie daar woonde, sprak lichtjes anders dan in het stadscentrum. Het accent neigde bijna onmerkbaar naar wat nog verder lag, de boerenbuiten. En dus keek men neer op wie zelfs maar een zweem van dat boerse verried in zijn of haar taal.

    Ik nam als kind aanvankelijk al die ‘morele’ oordelen gewoon over. Ik hoorde niet anders bij mijn ouders; mijn moeder was daarin zeer uitgesproken, maar mijn drie ongetrouwde tantes, die nochtans (net…) over d’ijzers woonden, dreven het wel heel ver.

    Toen iemand mij later in Leuven de eerste keer een homo aanwees in ons gezelschap, wou ik die zelfs niet aankijken, laat staan aanspreken. Ik was erg vooringenomen en ik ben dat lang gebleven, en dat spijt me. Ik heb op die manier kansen gemist om mensen te ontmoeten die anders waren, en dat is jammer. Ik heb helaas ook mensen gekwetst en liefdeloos behandeld, en dat is erger dan alleen maar jammer.

    Vandaag leven we in een meer tolerante maatschappij. Wij zien meer mensen die anders zijn dan wij en wij stellen vast dat zij het niet slechter doen dan wij, soms zelfs zeer in tegendeel. Dat geeft te denken. Er zijn de media die de verscheidenheid illustreren zonder daaraan meteen een moreel oordeel te verbinden. Geleidelijk aan verruimt dat de geesten.

    Allerlei dingen ‘kunnen’ nu die vroeger not done waren. Sinds ik de VRT, de Vlaamse ‘staatsomroep’ radicaal vaarwel gezegd heb, bekijk ik samen met Lut het avondnieuws op VTM. Dat zou vroeger ondenkbaar geweest zijn. Ik stel echter vast dat het nieuws daar helemaal niet moet onderdoen voor het ‘officiële’ nieuws, integendeel. En zo zijn er waarschijnlijk talloze zaken die ik onnadenkend heb uitgesloten, en die een volwaardig alternatief zijn, indien geen aanmerkelijke verbetering.

    Natuurlijk zijn er nog altijd grenzen, en er zijn ook nog altijd onverdraagzame mensen. Maar al bij al vind ik dat men in mijn omgeving althans niet meer zo eenzijdig is als toen ik nog een kind was. Dat stemt me hoopvol, ook als ik de onverdraagzaamheid en de haat die er nog altijd is in de wereld dagelijks voorgeschoteld krijg in de nieuwsberichten.

    Ik heb een evolutie doorgemaakt in mijn denken, in mijn oordeel over de anderen. Wij hebben allemaal een dergelijke evolutie doorgemaakt, elk op zijn manier en de wereld is daardoor een beetje meer leefbaar geworden. Wat er in mijn leven gebeurd is, daar kan ik niets meer aan veranderen. We dragen ons verleden met ons mee, als goede herinneringen en als pijnlijke, die ons tot in onze meest benauwende nachtmerries achtervolgen.

    Mocht er iemand zijn die dit leest en die aan mij terecht een slechte herinnering heeft overgehouden, dan wil ik me, voor wat het waard is, daarvoor gemeend verontschuldigen. Als je me ooit nog mocht ontmoeten, dan reik ik je mijn hand en ik hoop dat je meer openheid zal betonen dan ik toen, en me zal vergeven.

    Karel


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    26-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is niets omdat hij alles is (C. Verhoeven)

    Een aandachtige lezer stuurde me naar aanleiding van mijn verhaal over de (…) paradox dit citaat van Johannes Scotus Eriugena:"Deus propter excellentiam non immerito nihil vocatur." God is niets omdat hij alles is, vertaalt C. Verhoeven, steeds volgens onze lezer.

    De paradox zien we heel duidelijk in de ‘vertaling’ van Kees Verhoeven. Hoe kan God tegelijk niets en alles zijn? En zelfs ‘niets’ precies omdat hij ‘alles’ is? Een eerste, voorlopige en meer letterlijke vertaling van het origineel zou kunnen zijn: het is niet onterecht om God vanwege zijn uitmuntendheid niets te noemen. Of: God is zo excellent dat hij niets is. De redenering zou dan kunnen zijn: God is zo verheven dat hij met geen ander wezen kan vergeleken worden. Dat geldt inzonderheid voor de mens, het voor de hand liggende vergelijkingspunt. De God van het traditioneel christendom is een persoonlijke God. Dat houdt onvermijdelijk een antropomorfisme in: God is een soort mens, maar dan een supermens. Wij zijn sterfelijk, met alles wat daarbij hoort; God is dat niet, met alles wat daar dan weer bij hoort. God heeft de mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis wordt dan: de mens heeft God geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. God is wat de mens is, maar dan in overtreffende trap. God is een superlatieve mens.

    Wanneer je elk van de kenmerken van de mens in superlatieven toepast op God, ontken je daarmee meteen die kenmerken. De mens is een tijdelijk verschijnsel, bij God is die tijd in beide richtingen oneindig; je kan dus evengoed zeggen dat hij niet tijdelijk is. De mens kan het goede doen, maar slaagt daar niet altijd in; God kan enkel het goede doen, hij is niet in staat om het kwade te doen. De mens is beperkt in zijn praktische mogelijkheden, God niet. En zo kan je doorgaan. Door iets uit te breiden tot zijn oneindige dimensie, reduceer je het tot niets. Tijdelijk – tijdloos; eindig – oneindig; beperkt – onbeperkt enzovoort. Uiteindelijk is God helemaal niet zoals de mens, hij is alles wat de mens niet kan zijn, omdat hij geen enkele beperking kent. Hij munt in alles zo uit, dat hij niets meer is dat een mens wel is. Hij is de totaal andere, hij heeft met de mens geen enkel kenmerk gemeen, omdat hij elk aspect zo volmaakt belichaamt dat hij niet meer menselijk is; over zo iemand kan je eigenlijk niets meer zeggen, hij is onvoorstelbaar.

    Dat is precies wat Scotus Eriugena lijkt te zeggen in dit citaat: God is zo excellent dat je ook gewoon kan zeggen dat hij niets is. Verhoeven zegt het lapidair: God is zo volmaakt dat hij alles is, maar precies daardoor is hij ook niets. Het klinkt bij hem als een Zen koan, een raadselachtige, paradoxale uitspraak die de Zenmeester aan de leerling geeft om hem of haar een gedachtesprong te doen maken: hoe klinkt het klappen van één hand?

    Godsdiensten houden van paradoxen. Ze proberen daarmee het onnoemelijke te laten aanvoelen, inzichten te provoceren die men met gewone, logische verklaringen niet kan teweegbrengen. Godsdiensten zitten vol mysteries en mystiek. Op zijn best is dat zoals (goede) poëzie en filosofie en daar zijn heerlijke voorbeelden van, zowel in het Oosten als in het Westen en ook in het Zuiden. Maar op zijn dunst is het vage prietpraat, gewild duister gewauwel, automatisch gegenereerde antithesen die geen draagvlak hebben, goedkope woordenkramerij die nergens op slaat, een middel dat geen doel heeft en dus ook geen resultaat.

    Laten we dat eens proberen.

    Zwart is wit. Warm is koud. Het begin is het einde. Leven is sterven. Vandaag is morgen. Water is droog. Langzaam is snel. Duur is goedkoop.

    Je ziet het systeem: zet gewoon twee tegengestelde woorden of antoniemen naast elkaar en zie wat dat geeft. Meestal niets, maar soms kan je er wat mee doen. Leven is sterven, dat heeft wel wat: leven is langzaam doodgaan, inderdaad. Duur is goedkoop: ik kocht ooit een vrij dure vulpen, een Montblanc Meisterstück 149. Ik heb die nog altijd; het is dus soms beter om wat meer geld uit te geven voor één goed stuk dan een hele boel rommel te kopen. Langzaam is snel: festina lente…

    Zo zie je maar, gewoon met een paar willekeurige paren kom je ook al tot echte paradoxen, schijnbare tegenstellingen die een diepere kern van waarheid blootleggen. Maar meestal hebben we niet zoveel geluk en zijn het geen schijnbare tegenstellingen, dus geen paradoxen, maar gewoon tegenstellingen; niet elke tegenstelling heeft een diepere grond.

    Laten we terugkeren naar ons citaat. De mens heeft blijkbaar behoefte aan God, anders hadden we hem niet zo vaak en overal uitgevonden. Het ligt ook voor de hand om God als een persoon voor te stellen, iemand zoals wij, die ingrijpt op zijn omgeving. Zo proberen we de gebeurtenissen te verklaren: ‘het regent’ is in het klassiek Grieks huei Zeus, God watert. Maar precies daar zit de fout: er zit geen machinist in het raderwerk en er is ook geen oppermachtige meester-ontwerper die het raderwerk getekend en gemaakt heeft. Elke poging om de natuur te verklaren vanuit een extern principe, zoals een transcendente scheppende en almachtige God, is gedoemd om te mislukken, en wel om een heel simpele reden: wie heeft die God dan gemaakt?

    Er zijn altijd mensen geweest die doorhadden dat het veel simpeler was dan dat: de natuur is geen aangestuurd systeem maar een zelfsturend systeem. Alles gebeurt volgens natuurwetten, die wij met enige moeite kunnen doorgronden, of toch enigszins. Er kan in principe van alles gebeuren, binnen zekere grenzen, maar niet alles gebeurt ook in de praktijk. Er is geen persoonlijke God die ervoor moet zorgen dat alles gebeurt en die daar de hand in heeft.

    Voor mensen die gewoon zijn om te denken in die termen laat dat een enorme leegte achter. Die kan men dan opvullen door God te vervangen door de zelfsturende Natuur. Het aantrekkelijke daaraan is dat het zo’n simpel begrip is, maar wel een met enorme gevolgen. Het is echt een Ockham’s Razor.

    John Scot Eriugena ziet men als een vertegenwoordiger van de negatieve theologie, de via negativa om God te leren kennen, namelijk door ons te concentreren op alles wat hij niet is. Men noemt dat ook de apofatische theologie. Onze theoloog zou gezegd hebben: We do not know what God is. God Himself does not know what He is because He is not anything. Literally God is not, because He transcends being. Dat komt goed overeen met ons eerder citaat, helaas is het niet echt van onze auteur, maar van een befaamd sciencefictionschrijver, Phillip K. Dick, in een kortverhaal, getiteld Faith of our Fathers, oorspronkelijk verschenen in de roemruchte bundel Dangerous Visions, ed. Harlan Ellis, 1967. Dick geeft zijn bron niet aan, en dat hoeft ook niet in SF. Ik vermoed echter dat het teruggaat op het citaat van Eriugena dat mijn lezer me bezorgde.

    Maar ook dat blijkt niet helemaal onverdacht te zijn: het verschijnt in een minuscule voetnoot in het meesterwerk van William Jammes, The Varieties of Religious Experience (1902), p. 417, waar hij het citaat toeschrijft aan Eriugena, maar via een citaat in een eerder boek van Andrew Seth, Two Lectures on Theism (1897), p. 55, waar het aan Eriugena toegeschreven wordt zonder precieze verwijzing. Het duikt ook op in het ooit zo bekende boek van Johan Huizinga uit 1919, die daar duidelijk James ‘citeert’.

    Na lang zoeken vond ik op internet toch een citaat van Eriugena zelf en dat loopt als volgt:

    Lib. III 19. Dum vero (divina bonitas) incomprehensibilis intelligitur,

    per excellentiam nihilum non immerito vocitatur. . . . Prima siquidem ipsius progressio in primordiales causas in quibus fit, veluti informis quaedam materia Scriptura dicitur ; materia quidem, quia initium est essentiae rerum; informis vero quia informitati divinae sapientiae proxima est. (Het tweede deel van het citaat laten we hier buiten beschouwing.)

     

    Er zijn enkele verschillen. Vocitatur betekent: wordt gewoonlijk genoemd; dat verschilt nauwelijks van vocatur: wordt genoemd. Nihilum is iets anders dan nihil; het verschijnt meestal in vaste uitdrukkingen, maar het betekent net zoals nihil ‘niets’. Propter en per kunnen ook dezelfde betekenis hebben; hier is het een uitdrukking: per excellentiam, bij uitstek. Belangrijker dat niet Deus (God) het onderwerp is, maar divina bonitas: de goddelijke goedheid. De voorafgaande bijzin is weggelaten.

    Proberen we dat nu te vertalen, dan wordt dat: aangezien de goddelijke goedheid als onvatbaar gezien wordt, is het niet zonder reden dat men haar bij uitstek voor niets houdt.

    Zoals alle andere eigenschappen van God is voor Eriugena ook zijn goedheid niet te vatten, ze gaat ons verstand te boven, we kunnen er niets zinvols over zeggen. Ze is dan zo goed als niets.

    Dat wijkt nogal af van de ‘vertaling’ van Verhoeven: ‘God is niets omdat hij alles is’. Dat komt natuurlijk door het verschil in de Latijnse tekst, maar het is ook een kwestie van interpretatie. Voor Verhoeven is het de volmaaktheid van God (excellentiam) die de bovenhand haalt: hij is alles. Als Eriugena vervolgens zegt dat die niets is, dan heb je je paradox. Ik vertaal per excellentiam zoals het Franse par excellence, bij uitstek en ik leg de nadruk op het ongrijpbare (incomprehensibilis), een woord dat men ook voor gladde worstelaars gebruikt, maar dat ook ‘onbegrijpelijk’ of ‘onkenbaar’ kan betekenen. Zo blijkt uit de volledige tekst van het citaat de via negativa van Eriugena. Al onze auteurs hebben het essentiële incomprehensibilis nonchalant weggelaten in hun slaafse navolging van Andrew Seth, in plaats van zijn citaat na te trekken. Foei…

    Verhoeven zit veeleer op het spoor van Spinoza. Ook in Spinoza’s filosofie is er geen sprake meer van een persoonlijke God, die vervangen wordt door de Natuur, die alles is. Als de Natuur alles is, is er geen God die daarbuiten bestaat. Er is dus geen aparte God, of: er is geen God, of nog: God is niets. Maar Spinoza zegt voortdurend dat God alles is, namelijk de Natuur. Hij herdefinieert God en vereenzelvigt hem met de Natuur, of al wat is. Spinoza ontkende ten stelligste dat hij een atheïst was (zie Brief 43); zijn gelovige tegenstanders hadden het unaniem anders begrepen: door God en de Natuur als identiek voor te stellen, schaft Spinoza in feite God af (zie Brief 42).

    Laten we het hierbij laten. We hebben nog maar eens gezien dat het belangrijk is om altijd je bronnen na te trekken, anders bouw je op los zand.

    In een nagekomen bericht meldt mijn even vriendelijke als aandachtige lezer me in dat verband dat het citaat van Verhoeven hier te vinden is:

    Rondom de leegte, Ambo, Utrecht, 1° druk 1965, pag. 186 (Nr 276 van de autobibliografie) of

    Rondom de leegte, Damon-Best, 1998, werken "5", pag. 140 (Nr 3512 van de autobibliografie).

     

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    24-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de niet zo schijnbare paradox

    Op een dag gaat een vader met zijn zoon boodschappen doen met de wagen. Op een kruispunt worden ze aangereden door een andere wagen, die het rode licht genegeerd had. De vader overlijdt ter plaatse. De zoon is zwaargewond en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Op de spoedafdeling komt de dokter van dienst toegesneld en zegt dan in tranen: ‘Ik kan dit niet doen. Dit is mijn zoon!’

    Dat klopt niet, denk je dan. De vader was toch overleden? Je zoekt naar een oplossing voor de tegenspraak die in dit verhaal besloten ligt. Misschien kom je er zelf op, maar de meeste mensen niet meteen. Het gaat namelijk om een vrouwelijke dokter, de moeder van de jongeman. Evident!

    En toch staan we aanvankelijk perplex: hoe kan dat nou? Omdat we bij ‘dokter’ nog altijd meteen aan een man denken. Het verhaaltje hierboven gaat al een hele tijd mee en vroeger was het aantal vrouwelijke spoedartsen nog veel kleiner dan nu. Onze spontane conclusie dat het verhaaltje niet klopt, is dus niet uit de lucht gegrepen. Wij hebben goede redenen om ervan uit te gaan dat de dokter een man is: de allermeeste dokters waren vroeger mannen en ook vandaag zijn de meeste spoedartsen dat nog. Het aantal vrouwelijke huisartsen is de laatste jaren spectaculair gestegen, maar zelfs daar zijn ze nog altijd in de minderheid.

    Het is onze manier van denken: we veralgemenen om het ons gemakkelijk te maken. En dat brengt op: in de meeste gevallen heb je namelijk gelijk, enkel in uitzonderlijke gevallen niet. Een veralgemening klopt niet altijd, maar het loont om niet te veel aandacht te besteden aan de uitzonderingen, omdat je dan sneller conclusies kan trekken. In het verhaal hierboven loop je vast, precies omdat je geen rekening hebt gehouden met een uitzonderlijk geval: de dokter is een vrouw.

    Een verhaal of een uitspraak die zo’n verrassende tegenspraak bevat, noemen we een paradox, van het Grieks para, naast en doxa, mening. Het is dus iets dat tegen de gevestigde mening of verwachting ingaat. Je verwacht dat de dokter een man is, maar het is onverwachts een vrouw. Iets dat op het eerste gezicht niet lijkt te kloppen, maar bij nader toezien wel, dat noemen we paradoxaal.

    Om bij dokters te blijven: er zijn nog nooit zoveel dokters, verplegenden, ziekenhuizen, medicijnen, medische apparatuur enzovoort geweest als nu, maar ook nog nooit zoveel zieken. Amerika is het rijkste land ter wereld, maar één op vijf mensen leeft er in armoede. Als je vrede wil, maak je dan klaar voor de oorlog. Je PC afzetten doe je door op de knop ‘starten’ te drukken. De laatsten zullen de eersten zijn. Ik lieg altijd. Als er een spoorwegstaking is, of aangekondigde wegen werken, is het vaak minder druk op de wegen (omdat men de drukte anticipeert en zo vermijdt).

    We weten nu wat een paradox is, maar wat is een schijnbare paradox? Ik las een artikel van een professor psychologie met precies die titel; het gaat over de schijnbare tegenstelling tussen senioren en ict; dit is de conclusie van het artikel: ‘Er is namelijk sprake van een schijnbare paradox: ict zou geen onbereikbaar doel, maar een vanzelfsprekend middel moeten zijn bij het ondersteunen en verbeteren van de cognitieve vermogens van ouderen.’ Schijnbare paradox, tot tweemaal toe, en op cruciale plaatsen: de titel en de conclusie. De gangbare mening is dat senioren niet zo goed zijn met de moderne media; dat blijkt maar zeer gedeeltelijk te kloppen (crede Roberto experto, of: ik kan ervan meespreken). Bovendien is bezig zijn met computers en zo ook goed om je mentale functies op peil te houden. De tegenstelling tussen senioren en ict is dus niet echt, maar vermeend; ze is er niet, of: het is een schijnbare tegenstelling, dus een paradox.

    Waarom dan spreken van een schijnbare paradox? Dat is dan een schijnbare schijnbare tegenstelling, of een paradox die er geen is. Maar een paradox die geen paradox is, dat is niets, of alles. Een schijnbare paradox bestaat dus niet. Het gaat hier blijkbaar om een pleonasme (van het Grieks pleon, teveel): we gebruiken meer woorden dan nodig, we zeggen twee keer hetzelfde: een paradox is al ‘schijnbaar’, dus een schijnbare paradox is dubbel-op.

    Je kan de kwestie van senioren en ict ook zo stellen: er is een positieve verhouding tussen senioren en ict die je niet zou verwachten: ze zijn vaak erg goed met de computer, heel wat senioren zijn ermee bezig en het is ook goed voor hen. Er is dus een paradoxale, onverwachte band tussen twee op het eerste gezicht tegengestelde elementen. Ook in dat geval is het gewoon een paradox, geen schijnbare.

    Je vindt de uitdrukking ook in het Engels: a seeming paradox en in het Frans: un faux paradoxe en zelfs in het Duits: das scheinbare Paradoxon. Maar als je gaat kijken wat men daarmee bedoelt, stel je altijd vast dat het gewoon om simpele paradoxen gaat, geen speciale. Men weet blijkbaar niet goed wat een paradox is, het is ook zo’n geleerd woord. En dus verduidelijkt men dat op zich nietszeggend of onbegrijpelijk leenwoord met een verhelderende toevoeging die echter al in het woord besloten ligt, zonder dat men het (goed) weet.

    Onze conclusie is dus dat een schijnbare paradox… paradoxaal is. Je verwacht dat het een speciaal soort paradox is, niet zomaar een gewone verrassende afwijking van de gangbare mening of verwachting, maar dat is het toch niet, het is gewoon een paradox, meer niet. Een schijnbare paradox is dus een gewone paradox. Het is een pleonasme, zoals: iets opnieuw herhalen, of een verbetering ten goede, of een ronde cirkel, gehandhaafd blijven, een mogelijke kans’, Hiv-virus (V staat al voor virus), BIC-code (C = code), ISBN-nummer (N = nummer), de Faerøer -eilanden (øer = eilanden).

    Pleonasmen vermijden we maar beter, ze zijn overbodig en verwarrend, zelfs een beetje dom: ze laten zien dat je niet goed weet wat je zegt, of dat je onzorgvuldig bent.

    Er zijn dus geen schijnbare paradoxen.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    12-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.forum

    Het is een tijdje geleden, maar vandaag gaan we nog eens op etymologische verkenning. Mijn lieve lezers weten onderhand dat dit meestal niet zonder aanleiding gebeurt. Wellicht wordt die allengs duidelijk. Voorlopig houden we ons bij ons woord: forum.

    Zoals veel van onze Nederlandse woorden hebben we ook dit gewoon aan het Latijn ontleend: forum. Men is niet zeker van de oorsprong van het Latijnse woord. Misschien heeft het te maken met ferre, dragen, voeren, leiden; in alle geval heeft het te maken met het onderscheid tussen binnen en buiten, en forum slaat dan op wat buiten is, buiten het huis. Foras is letterlijk ‘buiten, de deur uit’; fora was dan de deur, verwant met het Griekse thura. Een boek uitgeven is scripta foras dare: wat geschreven is naar buiten brengen. Heel speciaal is foras spectare, letterlijk ‘naar buiten kijken’, maar dan gezegd van een dode, die met de voeten naar de deur afgelegd werd, een gebruik dat vrij algemeen is, vandaar de Engelse uitdrukking to leave the house feet first.

    Terug naar ons forum. Een oude betekenis in het Latijn sloeg op de plek vóór een graftombe, waar men even kan vertoeven of een bloem of memento neerleggen. Ook dat was ‘buiten’, de tombe zelf was dan ‘binnen’.

    Maar de meest gebruikelijke betekenis is degene die wij ook vandaag nog kennen, namelijk dat wat niet privé is, niet het eigen huis of dat van een ander, maar de publieke ruimte. In een dorp of stad is dat vooral de open ruimte in het centrum, die voor allerlei publieke gelegenheden gebruikt wordt: het plein, de gemeenteplaats, het marktplein. Het is een afgebakende ruimte, begrensd door huizen of bomen of grachten, maar altijd een open ruimte, in tegenstelling met de overdekte woningen.

    Het is dus een uitgelezen plek om andere mensen te ontmoeten. Je kan er wandelen, flaneren of een gemoedelijk gesprek aanknopen met vrienden en kennissen of er toevallig anderen ontmoeten. Je kan er ook zaken doen, in het openbaar veeleer dan achter gesloten deuren; dat geeft een open karakter aan de handel die daar bedreven wordt en dat is een bijkomende garantie voor het eerlijk verloop ervan. Vandaar dat men er ook disputen kan behandelen en discussies beslechten, onder elkaar of voor een scheidsrechter, een arbiter. Zo is waarschijnlijk de rechtspraak ontstaan. Wij spreken nu nog over forensisch onderzoek en forensische geneeskunde en daar heeft het woord de betekenis ‘gerechtelijk’.

    Wat op het forum behandeld wordt, heeft een publiek karakter; vandaar dat het ook slaat op alles wat officieel is, staatszaak, en dus ook de politiek.

    De verkoop van goederen op de markt is een van de oudste bezigheden van de mens. Wat je teveel hebt, bied je op de markt aan; aanvankelijk ruilde men, maar omdat een koe nu eenmaal meer waard is dan een appel, moest men wel een hulpmiddel ontwikkelen om het ruilen te vergemakkelijken, en dat is geld. Op de markt wordt er gekocht en verkocht (ons woord komt van mercatus). In de Romeinse steden zoals later ook bij ons waren dat algauw gespecialiseerde markten: forum boarium (de ossenmarkt), forum suarium (de varkensmarkt), forum olitorium (de groentemarkt), forum piscatorium of kort piscatorium (de vismarkt). Er was ook een markt voor bereide producten, waar koks hun waren en hun diensten aanboden: forum coquinum; ons ‘kok’ en ‘koken’ hebben we van het Latijnse coquere, koken.

    Het forum blijkt te beantwoorden aan een menselijke behoefte. Het is daar dat onze beschaving is ontstaan. Op een open forum gedraagt men zich anders dan in de beslotenheid van het eigen huis. Men moet er rekening houden met anderen, hun eigenheid respecteren zodat men zelf ook gerespecteerd wordt. Men voelt zich gedwongen om eerlijk te zijn, opdat men zelf niet bedrogen worde en ook omdat er getuigen aanwezig zijn. Men doet zijn beste kleren aan om naar de markt te gaan, men wil er goed voorkomen, een goede indruk maken. Het forum is de wieg van al wat goed is in de mensheid.

    Toen het internet zijn intrede deed, was het in de eerste plaats een communicatiemiddel tussen individuen. Maar vrijwel onmiddellijk werd het verruimd tot een waar forum, een open plein, een marktplaats ook. Je kan boodschappen sturen naar een hele reeks mensen met hetzelfde gemak waarmee je een mail stuurt naar één persoon. Je kan een winkeltje openen waar men je waren kan komen bezichtigen en kopen. Er zijn markten die faciliteiten aanbieden voor het zakendoen. Het internet is een forum in alle betekenissen van het woord.

    Toch heeft het woord ‘forum’ op het internet ook een specifieke betekenis gekregen. Op verschillende locaties biedt men bezoekers de gelegenheid om een opinie te formuleren, waarop anderen dan weer kunnen reageren. Het is een razend populaire bezigheid geworden. Het aantal dergelijke forums of fora is niet meer te tellen en je vindt er over alle mogelijke onderwerpen.

    Een merkwaardig aspect daarvan is de anonimiteit die men op vele forums garandeert. Men kiest een schuilnaam en dat is dat: niemand die weet wie of wat je bent. Dat heeft zo zijn voordelen en zijn nadelen. Anonimiteit betekent volledige vrijheid van meningsuiting, want niemand weet wie je bent; het garandeert absolute straffeloosheid. De wetten die opgesteld zijn om het (geschreven en gesproken) woordverkeer tussen mensen te regelen, lijkt niet van toepassing op wat men debiteert op internetforums. Dat brengt mee dat men daar geneigd is om zich al eens te laten gaan. Soms gaat dat heel ver, eer de webmaster of moderator optreedt. Blijkbaar beantwoordt ook dat aan een menselijke behoefte, als we mogen afgaan op het aantal forums en de frequentie waarmee ze bezocht worden.

    Maar ook op forums waarop men met open vizier in het strijdperk treedt, dus onder eigen naam, gaat het er vaak erg hard aan toe. Men gebruikt woorden die men nooit in een persoonlijk gesprek of in het openbaar zou bezigen. De hartstochten laaien veel hoger op dan in andere contacten met de medemens. Wellicht zit het virtuele karakter van de ‘ontmoeting’ daar voor iets tussen. Op het ogenblik dat men iets op een forum schrijft, hoeft men zich niet in te houden voor de andere, want die is er niet. Wij kunnen ongeremd lucht geven aan al onze gevoelens en al onze mening ongekuist de wereld insturen. Dat roept dan weer identieke reacties op bij de andere forenzen (letterlijk iemand die buitenshuis werkt, een pendelaar, maar ik gebruik het hier een beetje speels voor een forumbezoeker). We drukken ons op die forums vaak uit op een manier die nergens anders aanvaard wordt, niet in een gesprek, niet in brieven, niet in mails, niet in de krant, niet op radio of tv, niet in boeken, nergens. Het is een heel eigen genre.

    Lieve lezers, ook de forums waar ik al eens kom en dat zijn er uiteindelijk niet veel meer dan één, hebben niet veel meer te maken met de wieg van onze beschaving. Het zijn piscatoria, waar mensen (bijna uitsluitend van het mannelijk geslacht), van wie ik aanneem dat ze zich in beschaafd gezelschap behoorlijk gedragen, elkaar als viswijven te lijf gaan. Ik zal er niet veel woorden aan vuilmaken en meteen mijn conclusies formuleren. Ik geef toe dat er wellicht uitzonderingen zijn, maar mijn ervaring is dat internetforums een bron van ergernis zijn en het best vermeden worden. Wij verschijnen er niet op ons best. Wat daar gebeurt, is geen echt menselijk of humaan contact, maar solipsistische zelfbevlekking, met andere woorden publieke masturbatie. En dat is een bezigheid die ik graag aan anderen overlaat, en die ik ook niet wens te bezichtigen, er zijn grenzen.

    Sapienti sat. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. En wie het schoentje past, trekke het aan.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    02-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevrijd van de dwang van de media

    Ik krijg enkele reacties op mijn afkeer van de staatsomroep. Ik wens hier uitdrukkelijk te verduidelijken dat het niet gaat om een totaal afwenden van de wereld en van de media, natuurlijk, maar om een bewuste keuze die ik maak op ernstige en objectieve gronden. Daarmee herleiden we een instelling als de VRT tot haar ware proporties: een NV tussen de andere in het ruime medialandschap. Zo ontzeggen we althans voor onszelf die instelling haar gezag en haar invloed over onszelf, we bevrijden ons van haar en ontnemen haar de exclusieve en geprivilegieerde plaats die ze had ingenomen, zoals we dat bijvoorbeeld ook gedaan hebben van de katholieke kerk. Als je er even bij stilstaat, dan was het even verwonderlijk om zoveel aandacht te besteden aan de VRT als wij deden met de kerk. Wij kunnen best zonder de ene en zonder de andere instelling.

    Door de kerk af te wijzen, hebben wij haar ook ontmanteld, ze is nu quasi onbestaande. Wanneer genoeg mensen zich van de VRT afwenden en de kijk- en luisterdichtheid daardoor afneemt, moet dat hetzelfde gevolg hebben. Wij beslissen over onze wereld, niet omgekeerd. Indien de VRT niet deugt, en dat lijkt mij een feit, dan kan die niet als dusdanig overleven. Als die instelling wel overleeft, omdat er voldoende mensen het een goede instelling vinden, dan heb ik mij vergist, of vergissen de anderen zich. Als ik me vergis, dan moet ik daarvan de gevolgen dragen: geen publieke omroep voor mij. Als de anderen zich vergissen, dan geloof ik dat dit geen blijvende toestand kan zijn: one cannot fool all of the people all of the time.

    Wie had ooit gedacht, vijftig jaar geleden, dat de kerk in Vlaanderen zou herleid zijn tot een stelletje suffende ouderlingen en enkele jongeren met (tijdelijke) waanideeën, geleid door enkele wanhopige conservatieve naïevelingen of cynische profiteurs? Het kan een tijdje duren voor de dingen duidelijk worden, maar dat is de enige vorm van verandering waarbij geen doden vallen. Met de media is hetzelfde aan het gebeuren. Er is nu concurrentie, je hoeft niet verstoken te blijven van nieuws &c. omdat je niet meer de VRT volgt. Wijzelf kijken nu naar het VTM-nieuws om zeven uur en dat valt best mee. Ik heb steeds geweigerd om naar VTM te kijken omdat ik dat associeerde met commercie, minderwaardige kwaliteit, amateurisme, frivoliteit en, vooral, morele inferioriteit en gebrek aan objectiviteit en ernst. Maar nu blijkt dat die gedachte volledig fout was: het is precies de VRT die zondigt op al die gebieden! Ik zat gevangen in een vooroordeel dat het instituut zelf me opdrong. Nu ik het VTM-nieuws bekijk, stel ik vast dat de waarheid anders is.

    We kunnen nu kiezen en vergelijken en zelf beslissen en dat is wat we te allen tijde moeten doen. Als VTM mij niet bevalt, dan zoek ik verder tot mijn verlangens ingewilligd zijn. Dat kan later misschien ook weer de VRT zijn, als de huidige malaise verdwenen is.

    Misschien vergis ik me wel degelijk en is de wereld aan het evolueren in een richting die niet de mijne is. Dat is mogelijk. Ik heb nog maar een beperkte tijd te leven met behoud van mijn oordeelsvermogen, hooguit een tiental jaren, misschien. De wereld heeft nog een langere toekomst. Ik zal zolang ik dat kan kritisch blijven en zo een heel klein beetje mijn stempel drukken op die toekomst. We zien wel. Voorlopig ben ik blij dat ik van onder de vleugels van de staatsomroep weg ben. Ik voel me niet meer verplicht om alles te weten wat ze daar vertellen, noch om het met alles eens te zijn. Ik zal kritisch blijven, maar mijzelf niet meer martelen door te blijven kijken en luisteren. Het kan ook zonder!

    Ik voel dat niet aan als een vermindering van mijn levenskwaliteit, maar als een verbetering: ik heb nu meer tijd en aandacht voor andere zaken, die veel belangrijker zijn dat wat de VRT meent te moeten brengen. Bijvoorbeeld de klassieke of ernstige muziek; op de VRT is dat bijna uitsluitend de top 100. Op de Nederlandse Concertzender heb ik op enkele dagen al meer onbekend werk en onbekende uitvoeringen gehoord dan op een jaar VRT. Dat ik niet meer hoef te luisteren naar de commentaren tussendoor en naar de interviews, mensenlief, wat een verademing! Eindelijk af van het getater van de presentatoren, de woordenkramerij van de studiogasten, de zelfingenomenheid van de makers van ‘ernstige’ programma’s, de beoordeling van alles en iedereen door zelfaangestelde experts, de futiliteit van wat als belangrijk wordt voorgesteld.

    Lieve mensen, doe eens de proef op de som: zet je radio en tv een dag af, of stem af op een andere zender. Dan merk je pas hoe verslaafd je bent, hoe je alles gewillig ondergaat. Dat is geen leven. Het kan echt ook anders. Probeer het eens?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het opgeheven vingertje

    Ik ben nog aan het afkicken van mijn levenslange verslaving aan de Vlaamse staatsomroep, maar wat ik nu al niet meer mis, is het opgeheven vingertje van de VRT.



     




    Een leven lang institutioneel leven heeft me verslaafd gemaakt aan morele regels. Dat begon al heel vroeg, met ouders die de leefregels van het katholieke instituut dat Vlaanderen was na de Tweede Wereldoorlog klakkeloos overnamen in het huisgezin als een onaantastbare vanzelfsprekendheid. Elke afwijking van de norm werd met diepe morele verontwaardiging afgewezen en bestraft. De dag dat je naar school ging, de eerste kleuterklas, werd het nog erger. Daar was de warme lichamelijke liefde van het gezin, die de gestrengheid enigszins temperde op gezegende momenten, totaal afwezig en vervangen door een soms wel erg onpersoonlijke autoriteit. In plaats van vrouwen die in hun eigen gezin allicht liefdevolle moeders en echtgenotes waren, kregen we nu vooral verplicht celibataire feeksen en trutten, al dan niet als nonnetjes verkleed, die zichzelf emotioneel volledig wegcijferden voor het instituut: de school, het gezag, de kerk, de staat, de moraal.

    Het is niet meer veranderd. In de lagere school werd het alleen maar erger en in de middelbare school, waar je toch verwacht dat het er humanior aan toe zou gaan, waren de niet-autoritaire leraren zeldzaam en stonden ze in de pikorde duidelijk achter de feldwebels die het gezag op zich genomen hadden: de directeur, de superior, de prefect, de subregenten, de studiemeesters… Zij stonden in voor onze ‘opvoeding’ tot deugdelijke katholieken, niet voor onze wetenschappelijke vorming. Zelfs aan de (katholieke) universiteit was dat nog zo: het gezag was er in handen van priesters en het woog als lood op het universitaire leven, zelfs in 1968. Toen ben ik zelf tot het instituut toegetreden, in mijn geval die zelfde Katholieke Universiteit Leuven, uitgerekend de Faculteit der Godgeleerdheid, waar het aantal lekenprofessoren omzeggens nihil was. Mijn hele ‘actieve’ leven heb ik aan die universiteit doorgebracht als slachtoffer en op mijn beurt als dader van het (morele) gezag.



     




    Videant consules ne quid res publica detrimenti capiat.

    Het was de opdracht die de senaat gaf aan de (tijdelijke) consuls om voor de staat te zorgen in tijden van grote onrust of bedreiging, oorlog of rampen. Daarmee droeg de senaat tijdelijk de macht over aan de leiders, die dan autonoom en zonder veel overlegstructuren konden instaan voor het welzijn van Rome. Dit senatus consultum ultimum, het ultieme senaatsbesluit, was echter steeds tijdelijk, voor de duur van de gelegenheid waarvoor het was ingesteld. Daarna golden al de democratische wetten en rechten zoals tevoren en waren de twee consuls weer tijdelijke ambtenaren, benoemd voor slechts twee jaar.

    De gezagsdragers van de katholieke kerk van heel het Vlaamse katholieke publieke leven waren echter niet democratisch verkozen voor een ambtstermijn, maar quasi ad vitam, voor het leven. Zij belichaamden het instituut, ze werden het instituut zelve, en die vereenzelviging beschouwden ze als een eer en een heilige plicht; wie dat niet deed, was niet voldoende toegewijd en onwaardig om het gezag op zich te nemen. Men moest afstand doen van de eigen ambities en zich onderwerpen aan de doelstellingen van het instituut.

    Wat ik niet besefte, ook niet toen ik de rangen van het instituut vervoegde, wat dat er geen instituut is. Er zijn alleen maar mensen die doen alsof het er is, aan beide kanten van de barrière. De machtsdragers verdedigen hun eigen gezag en zoeken hun eigen ambities te realiseren via het instituut. De onderdanen gebruiken het instituut voor hun eigen doelstellingen en proberen zich zoveel als mogelijk te onttrekken aan de verplichtingen die het instituut hen oplegt. Men stelt zich geen vragen over de ontelbare instituten die er zijn, men aanvaardt hun bestaan en hun gezag en dat van diegenen die met de uitvoering en de toepassing van dat gezag belast zijn.

    Dat geldt in de hoogste mate voor het staatsgezag en al de vormen die dat aanneemt. Een daarvan is de staatsomroep, aanvankelijk en tot in 1960 het NIR, het Nationaal Instituut voor Radio-omroep, daarna de BRT, Belgische Radio en Televisie tot 1991. Toen kwam de splitsing in een BRTN en een RTBF. Op 1 januari 1998 heette dat de VRT, geen parastatale meer maar een NV van publiek recht. De staatsomroep was dus aanvankelijk een echte staatsinstelling, die ook gebruikt werd voor ambtelijke belangrijke mededelingen, zoals de koers van de aandelen, de waterstanden van de rivieren, boodschappen van en naar zeelieden, de zondagsmis… Het nieuws en de informatie die je er kreeg, droeg het kenmerk van de staat, het was officieel. Dat merkte je ook aan de stijl: er was geen plaats voor frivoliteit, radio was een ernstige zaak. Het was met andere woorden een instituut en de mensen die er werkten waren staatsambtenaren, bekleed met gezag, in afdalende orde van de directeur-generaal naar de koffiemadam en de poetsvrouw die de toiletten proper hield.

    Wie aan een instituut werkt, ontleent daaraan zijn of haar statuut en gezag. Dat uit zich in uniformen en aangepaste kledij, in wedden en lonen en pensioenen, in titels en hiërarchieën, in structuren, gebruiken en geplogenheden, in vlaggen en wimpels, logo’s en iconen, eretekens en reverenties, in allerlei uiterlijke tekenen en stilzwijgende overeenkomsten. Men is niet meer zomaar zichzelf, men is zijn functie. Een onbenul met een uniform aan of met een titel wordt dan plots een gezagsdrager die men moet respecteren of zelfs vrezen.


     





    Men vergeet daarbij dat wij allemaal gewoon maar mensen zijn en dat een aap met een bril op nog geen geleerde is, noch een hond met een hoed op een eerste minister. Wij zijn allemaal verschillend, zelfs zeer verschillend, maar we blijven volwaardige mensen. Niemand is intrinsiek meer dan iemand anders. Niemand heeft dan ook het recht om zich boven iemand anders te stellen, niet als persoon, maar ook niet onder het mom van het gezag dat men ontleent aan zijn functie. Een politieagent, om slechts één voorbeeld te noemen, is in de eerste plaats een mens die zich kan vergissen en die misbruik kan maken van de beperkte macht die de wet hem of haar verleent. Wij moeten de functie respecteren volgens de wettelijke voorschriften, maar niet de mens; die moeten we enkel respecteren als medemens.

    De verleiding is enorm, natuurlijk, voor elke gezagsdrager, op elk niveau, om zich te laten gelden. Wij maken het dagelijks mee, als dader of als slachtoffer. Het kan de bediende aan het loket zijn, of de kassierster in de supermarkt, de kaartjesknipper op de trein, de belastingsambtenaar, de directeur op school, het diensthoofd op het werk, de bisschop, de minister, de vakbondsafgevaardigde, de partijleider…

    Ik keer terug naar mijn bedenkingen over de staatsomroep. Ook nu de VRT een NV is, blijft het een staatsomroep, die vrijwel volledig betaald wordt met belastingsgeld. Het personeel heeft nog een bijzonder statuut. Maar zelfs zonder die juridische onderbouw voelt de VRT aan als een staatsinstelling. Men gedraagt zich daar nog steeds als dusdanig en men kijkt met misprijzen neer op de commerciële zenders, die het zonder staatssubsidies moeten doen. Men voelt zich superieur, niet alleen kwalitatief maar vooral ook moreel. Het is vanuit dat morele superioriteitsgevoel dat men de boodschap brengt. In het journaal blijkt dat uit de morele verontwaardiging die men ten toon spreidt bij de nieuwsitems: moord en verkrachting, oorlog, fraude, verkeersslachtoffers, noem maar op. Het volstaat niet dat men het nieuws brengt, er moet altijd een opgeheven vingertje bij zijn, een moreel oordeel en vaker nog een morele veroordeling. Als men het over het ‘Griekse drama’ heeft, gebeurt dat in dramatische termen: Griekenland staat aan de rand van de afgrond en dat is hun eigen schuld, ze hebben vals gespeeld, ze hebben boven hun stand geleefd en moeten nu maar het gelag betalen. Enzovoort, uitentreuren. Je kan de obligate morele verontwaardiging aflezen van het gezicht van de presentatoren.

    Een gevolg van die ingesteldheid is dat men bij voorkeur slecht nieuws brengt. Dat geeft immers volop de gelegenheid om de gemoederen te bespelen met die morele bekkentrekkerij. Als er eens iets goeds te melden valt, is de teleurstelling en de wrevel duidelijk merkbaar bij de nieuwslezer van dienst. Aan het goede nieuws, dat er toch ten minste zo vaak moet zijn als het slechte, besteedt men nauwelijks enige aandacht en dan nog en passant. Elke verkeersdode moet vermeld, het liefst nog met bloederige beelden, maar niet elk pasgeboren kind.

    Een ander gevolg is dat men bij de openbare omroep een hoge concentratie vaststelt van linkse intellectuelen, of wat daarvoor doorgaat, van wereldverbeteraars allerhande en moraalridders. Van mensen kortom die zich met de staatsomroep vereenzelvigen en bekleed met dat onverdiend gezag de wereld belerend en verwijtend tegemoet treden. Alsof zij doordat ze tot de VRT behoren plots iets anders worden dan wie of wat ze waren, alsof hun noblesse óns oblige. Wat geeft hen het lef, denk ik dan, om hun opinie zomaar de huiskamers in te jagen? Wie zijn zij wel, dat zij het allemaal zo goed begrijpen en het ook nog goed kunnen uitleggen? Waarom zouden zij het beter weten, dag na dag, dan jij en, ja, waarom niet, ook ik? Zijn zij dan expert op al de gebieden die zij in één uitzending bestrijken? Komen al hun voorspellingen dan uit? Zijn al hun interpretaties wel gerechtvaardigd? Vergissen zij zich nooit schromelijk? En verontschuldigen zij zich ooit voor hun flaters, hun onnauwkeurige verslagen of hun misplaatste opmerkingen waar niemand om gevraagd heeft, voor wat ze niet vermeld hebben, bewust of uit onwetendheid? Waarom zouden zij beter zijn dan iemand anders? Toch niet gewoon omdat zij bij de VRT werken? Er zijn ongetwijfeld verstandige, eerlijke en hardwerkende mensen bij de VRT. Maar waarom zouden we moeten aannemen dat zij daar in grotere getale aanwezig zijn? Vraag aan honderd willekeurige mensen waar zij zichzelf situeren in hun eigen groep, bijvoorbeeld hun beroep of hun hobby. Meer dan 80% zegt tot de top tien te behoren, wat natuurlijk statistisch onmogelijk is. De zelfoverschatting bij staatsambtenaren is zo mogelijk nog schrijnender.

    Ik weet waarover ik spreek. Ik heb tijdens mijn loopbaan vaak te kampen gehad met idioten die met gezagsargumenten hun gelijk moesten halen. Maar ik heb me zelf ook aan dergelijke praktijken schuldig gemaakt, onbewust maar, helaas, ook bewust, willens en wetens. Ik ben vaak verwaand geweest en zelfs aanstellerig, vol misprijzen voor wie mijn mening niet deelde. Dat lag voor een deel aan mijn karakter, maar voor een deel ook aan mijn functie. Power corrupts… Gezag doet mensen dat gezag misbruiken. Machtswellust is een van de diepste gronden van alle kwaad dat mensen elkaar aandoen.

    Nu ik geen enkel gezag meer bekleed, geen enkele officiële functie meer bekleed en nog enkel in eigen naam spreek, voel ik een nederigheid die me goed van pas zou gekomen zijn in mijn ‘actieve’ leven. Maar ik voel me tevens bevrijd van de last van de macht en de verantwoordelijkheid die ooit op mijn schouders rustten. Ik kijk nu anders naar de wereld en ik merk dat gezag, macht en het misbruik daarvan de oorzaak zijn van alle ellende. Het is een moeilijke weg terug, maar ik ben ervan overtuigd dat het de enige uitweg is.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    31-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.media-asiel

    asiel

    asiel (niet: a·siel) /azil/, /Azil/

    het

    (1650) <Fr. asile <Lat. asylum (vrijplaats) <Gr. asulon, van ontkennend a + sulao (ik roof), geen meervoud

    (abstract) bescherming vanwege de staat of de kerk verleend aan resp. gevraagd door personen die elders door de overheid vervolgd worden of kunnen worden

    synoniem: toevlucht

    politiek asiel: aan politieke vluchtelingen verleend

    territoriaal asiel: toestemming om in een bep. gebied te verblijven

    1.recht van asiel: recht om vervolgde misdadigers op te nemen en te beschermen, thans m.n. voor politieke vluchtelingen

    synoniem: asielrecht: recht om asiel te krijgen, om te verzoeken om asiel

    synoniem: 15341

    2. –en: wijkplaats waar voorheen een misdadiger niet gegrepen mocht worden, zoals kerken enz.

    synoniem: toevluchtsoord

    3. –en: opvanghuis voor behoeftige personen, zwervers enz.

    4. –en: inrichting voor de verzorging van huisdieren die (tijdelijk) geen eigenaar hebben

    synoniem: dierenasiel

     

    Dat is wat Van Dale ons leert over dit woord dat zo ‘in’ is en voor één keer heb ik geen kritiek op onze taalvandaal. Waarom ik ‘asiel’ heb uitgekozen voor mijn overpeinzingen? Dat heeft alles te maken met mijn vorige bijdrage over het links complot dat ik blootlegde bij de VRT, de Vlaamse Radio en Televisie. Opmerkzame lezers hebben gezien dat ik daarin de geciteerde tekst geschrapt heb van de Klara-presentator, op haar verzoek. Ik laat de weinig verkwikkelijke details voor wat ze zijn, maar er is dus wel een incident geweest en dat heeft mij ertoe aangezet om, nogmaals, ik geef het toe, de VRT uit mijn leven te bannen. Ik heb dus beslist om een time out te nemen, of asiel te zoeken, een vrijplaats, een toevluchtsoord, waar ik niet meer belaagd word door die media. Ik luister niet meer naar het VRT-nieuws, noch naar hun andere programma’s. Ik heb ook ‘deredactie’ geschrapt als een van mijn startprogramma’s. Ook op tv: geen Journaal meer, ik laat Lut alleen kijken, geen Terzake (sic), niets, helemaal niets meer.

    En kijk… het is veel rustiger geworden in huis. Ik begin nu pas te beseffen hoeveel onrust het constant beluisteren van Klara en het bekijken van tv-programma’s meebrengt, zelfs als dat maar met een half oor en/of oog gebeurt. Ik luister naar muziek via een internettuner op mijn laptop, die verbonden is met de stereoset. Meestal is dat de Concertzender, maar ik kan vlot overschakelen naar alle mogelijke klassieke en andere zenders. Ik luister nu ook meer naar de honderden cd’s die ik in de loop van de jaren heb verzameld. Ik word niet meer afgeleid of verstoord door nieuwsberichten om het uur, vervelende jingles, aankondigingen allerhande, commentaren en opinies…

    Ik was mij niet bewust van de enorme invloed die mijn verslaving, want dat was het, op mij had. Je wordt in feite geleefd. Je reageert voortdurend op de invloeden die op je afkomen. Je stemming wordt bepaald door wat je hoort en ziet. Je merkt dat ook als je andere mensen ontmoet: na enkele ogenblikken begint men te praten over wat men gehoord en gezien heeft in de media. En dan heb ik nog geen krant of tijdschrift!

    Ik ben nu overgeschakeld van het ‘push’ systeem naar ‘pull’. In plaats van mij te laten pushen, haal of pull ik zelf de informatie naar eigen smaak, behoefte en vermogen. Dat is vanzelfsprekend tegelijk veel selectiever maar ook veel breder en dus minder eenzijdig. Het is ook veel actiever: je kiest meer bewust, je ondergaat veel minder het aanbod, je zoekt naar wat je echt wil horen of zien en als het je niet aanstaat, dan zoek je weer verder.

    Mensen, wat een verademing!

    Ik kan het alleen maar aanraden, zelfs ‘op proef’. Immers, als je niet tevreden bent, heb je niets verloren, je kan zo weer overschakelen, zoals een verslaafde roker of drinker die hervalt.

    Voorlopig voelt het echt als een bevrijding aan. Ik mis de kouwe drukte niet, het opgejaagd gedoe, de opgeklopte nonsens, de gebakken lucht. Voelt een kunstenaar de behoefte om katten in de lucht te gooien als uitdrukking van zijn aller-individueelste artistieke emoties? Ik wens het niet te weten. Vindt een vakbondsman 77.000 euro gouden handdruk ‘een aalmoes’ en brugpensioen op 50 een recht? Ik wens het niet te weten! Moet de man die doorgaat voor de premier van dit land nog eens vol overtuiging demonstreren dat hij onze taal niet kent? Ik wens het niet te horen!! Heeft een dame zeven poedels die elk zeventig jasjes hebben? Ik wens het niet te weten!!! Staat een reporter met haar voeten in tien centimeter water op het uiterste zuidpunt van Manhattan? Ik wens het niet te weten!!!!

    Er zijn belangrijker en meer interessante zaken in de wereld. De tijd die me rest om me daarmee bezig te houden, is beperkt en neemt elke seconde af. Dat op zichzelf is al een voldoende reden om me van de onzin, de stemmingmakerij, de frivoliteit, de waanzin, de drukdoenerij, de corruptie en de commercie af te keren.

    Probeer het ook eens, al was het maar voor één dag. Je zal merken dat je niets mist. Integendeel: je weet niet wat je nu mist: luxe, calme et volupté! Een Nederlandse vriend vertaalde dat ooit als ‘luxe, kalmte en volop thee…’ Elk zijn meug.

    Laten we op zoek gaan naar het heldere licht van de zon, en ons leven niet laten verduisteren door rookwolken die we zelf veroorzaken of door rookgordijnen die anderen optrekken. Laten we zelf nadenken en het niet overlaten aan lieden die zichzelf aangesteld hebben om dat voor ons te doen. Sapere aude, durf zelf mens te zijn, je kan het heus wel.

     

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    26-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Een links complot?

    Toen onlangs het overlijden gemeld werd van de marxistische historicus Eric Hobsbawm, vond de Vlaamse VRT het nodig om dat te vermelden in het ochtendprogramma Espresso van Klara, de klassieke muziekzender. De journalist van dienst greep de gelegenheid maar al te graag aan om de verdiensten van Hobsbawm te prijzen, maar tevens om aan de hand van diens bizarre ideologie onverholen kritiek te spuien op de recente (democratische!) verkiezingsoverwinning van de N-VA. Vlaanderen zou, volgens het recept dat Hobsbawm herhaaldelijk verdedigde in zijn publicaties, zijn eigen verleden, taal, territorium en tradities uitgevonden hebben. Dat zou dan vooral gebeurd zijn door de rechtse conservatieve burgers als een substraat voor hun egoïstische kapitalistische doelstellingen van persoonlijke verrijking en onderdrukking van het proletariaat. Met stijgende verontwaardiging aanhoorde ik die onzinnige vertekening van eeuwen strijd voor een humane en democratische ontvoogding van het Vlaamse volk. Ik schreef daarover meteen de makers van het programma aan, in dezer voege:

    Ik ben geschokt door het verhaal dat ik daarnet hoorde over de marxistische interpretatie van het ‘Vlaams’ verhaal van de N-VA. Ik ben geen partijlid, begrijp me goed. Maar ik vind het grof dat men Hobsbawm flagrant misbruikt om uit te leggen dat men ‘Vlamingen’ en ‘Vlaanderen’ creëert, en die ‘men’ identificeert als rechtse ondernemers. Als er alleen dat was, zou de meerderheid van de Vlamingen niet stemmen zoals ze doet. Vlaanderen is een historische realiteit, we hoeven niets te verzinnen, geen taal, geen cultuur, geen verleden, geen grondgebied, geen economische realiteit. Gelieve uw reporter, die zelf blijkbaar een beetje verveeld zat met zijn verhaal, (en die door Vlaanderen betaald wordt), aan te raden even iets te lezen over de Vlaamse geschiedenis voor hij nogmaals dergelijke baarlijke nonsens uitkraamt, op onze Vlaamse radio, nota bene, waar we zo hard hebben moeten voor vechten!

    en kreeg tot mijn enigszins verbaasd genoegen snel een antwoord, dat nota bene mijn bezwaren bijtrad. Daarvoor heb ik de betrokkene bedankt en ik was weer even en enigszins verzoend met Espresso en met de VRT.

    Deze morgen was het weer prijs. Dezelfde journalist, ik vermoed Werner Trio, kwam op dramatische wijze aankondigen dat de Katholieke Universiteit Leuven, of zoals hij het zei de Ka U El (een afkorting die al in de tijd van Piet De Somer in onbruik werd gesteld, net zoals de ‘kul’), een eredoctoraat verleent aan Christine Lagarde. Daarop volgde een scherpe linkse analyse van het IMF, waarvan zij het hoofd is, en van haar optreden in verband met de crisis, en van haar loon en het feit dat zij daarop als diplomate geen belastingen betaalt in Frankrijk enzovoort.

    Kijk eens, iedereen mag zijn eigen opinie kwijt, daarvan profiteer ik ook, tenslotte, maar er is nog een verschil tussen de VRT, een officiële instelling die geacht wordt het algemeen belang te dienen en dus enige objectiviteit zou moeten betrachten, vooral in de algemene programma’s, en mijn privé website. Dat men in duidingprogramma’s voor en tegen van allerlei stellingen aan bod laat komen, vind ik uitstekend. Maar tussen de ochtendmuziek en het nieuws door elke dag een dosis marxistische indoctrinatie, dat gaat me te ver. Ik heb meteen Espresso en de VRT de mond gesnoerd en de Concertzender Klassieke Muziek laten weerklinken in de huiskamer. Ik programmeer meteen mijn internettuner zo dat ik ’s morgens niet meer meteen de VRT krijg, maar die klassieke muziek.

    Ik neem dus afscheid van het nieuws op acht uur, om half negen, om negen, tien elf enzovoort, van het persoverzicht, van de smakeloze, ergerlijke jingles en de opdringerige reclamespotjes voor eigen programma’s, voor dure culturele evenementen en voor bedrieglijke banken. Teveel is trop en trop is teveel. Ik heb de jarenlange beschuldigingen en verdachtmakingen over een linkse of rode infiltratie van de media en van de VRT in het bijzonder steeds weggelachen en –gewuifd als verzinsels en idiote complottheorieën. Vandaag stel ik zelf objectief en bij herhaling vast dat er wel degelijk aanduidingen in die richting zijn. De linkse ideologie vertegenwoordigt in Vlaanderen minder dan vijf procent van de bevolking. Ze bestaat nog altijd uit een kleine kern van intellectuele en artistieke salonsocialisten en –communisten, die met de dag nog volksvreemder en meer elitair worden en blijkbaar geen lessen trekken uit de geschiedenis. Ik wens me daarvan uitdrukkelijk te distantiëren, en honni soit qui mal y pense.

    Ik zal niet nalaten Espresso daarvan op de hoogte te brengen. Ze kunnen dan zelf beslissen of het verlies van een luisteraar na 66 jaar intense dagelijkse radiotrouw voor hen ook maar iets betekent.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    25-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.seks

    Onophoudelijk bereiken ons berichten in de media die te maken hebben met de menselijke seksualiteit. Misbruik is daarbij het grote woord: scoutsleiders in de Verenigde Staten, een kinderarts in Vlaanderen, een hoogaangeschreven psychiater, een Britse tv-ster, Ronald Janssen die zijn veroordeling voor verkrachting aanvecht, het zijn maar enkele voorbeelden. Telkens is de verontwaardiging groot en algemeen en eist men strenge straffen voor de daders en vooral ook dit: maatregelen die moeten verhinderen dat het nog gebeurt.

    Het is vooral bij dat laatste dat ik me vragen stel. Kunnen we ook maar iets doen om seksueel misbruik in te perken, laat staan het volledig te verhinderen? En hoe zou dat in zijn werk moeten gaan? Seksualiteit: we kunnen er niet eens over praten op een open en volwassen manier! We weten er zo goed als niets over en wat we weten is meestal totaal onjuist. Seksualiteit heeft met onze diepste emoties te maken en dat is ook de reden waarom het onderwerp zo onbespreekbaar is op een redelijke manier en in het openbaar. Over seksualiteit wordt geen publiek debat gevoerd. Men praat niet over de porno-industrie, over sekssites op het internet, over prostitutie, over vreemdgaan en dating sites en ook niet over onze alledaagse (nou ja…) seksuele gewoonten. Op tv bevat het vrije aanbod nu ook een erotiek-kanaal, waar twee schaars geklede jonge vrouwen allerlei speeltjes en seksuele hulpmiddelen aanprijzen. Tegen betaling kan je kijken naar porno in alle gradaties van verregaandheid, maar niemand die daarover een woord zegt, ook niet hoeveel mensen op die kanalen geabonneerd zijn. Niemand heeft erom gevraagd, niemand heeft zich kunnen uitspreken over het opnemen van die kanalen in het aanbod. Plots zijn ze er. Toen ik klant werd bij Telenet merkte ik al zappend dat de erotische kanalen gratis konden bekeken worden gedurende drie maanden; zo lokt men klanten. Maar alles gebeurt kwansuis, zonder dat erover gepraat wordt. Er zijn vooraf geen studies geweest naar de invloed van dergelijke uitzendingen. Er worden geen evaluaties gemaakt over de wenselijkheid ervan.

    Seksualiteit is alomtegenwoordig in de media en ook in de realiteit, maar blijft onbespreekbaar. Alles kan, er is geen reglementering en als die er is wordt ze handig omzeild. Wij blijken dus alles, maar dan ook werkelijk alles te aanvaarden en alles te gedogen en alles te verzwijgen, tot er ergens iemand zegt: ik ben misbruikt. Dan is het huis plots te klein en staan we klaar om witte marsen te houden, verdachten aan te wijzen en processen te beginnen die doodlopen in eindeloze procedureslagen en discussies over veel te late en afgedwongen ‘erkenning’ van slachtoffers en geldelijke vergoedingen.

    Er is wellicht geen ander aspect van onze menselijkheid waarmee we zo irrationeel omgaan. Er zijn geen algemene normen en de normen die sommigen voorhouden, worden weggelachen, met voeten getreden, genegeerd en elke dag massaal overtreden. Hypocrisie is troef. Iedereen weet wat er gebeurt, maar niemand spreekt erover en vooral: niemand doet er iets aan. Niemand laat zich immers de les spellen als het over seks gaat, het is een recht dat wij ons toe-eigenen, ook als we daarmee de rechten en de integriteit van anderen schenden, om nog te zwijgen van onze eigen morele integriteit.

    Ik weet niet hoe het komt dat het zo is. Ik weet wel dat mijn eigen seksualiteit grondig, maar dan ook uiterst grondig en voorgoed verknoeid is van in mijn prilste jeugd, door misbruik, gedogen, desinformatie, schrikbewind, banvloeken en de totale afwezigheid van seksuele opvoeding. Ik ben ook als ouder tekortgeschoten, ik heb met mijn kinderen nooit ernstig over seks gepraat; ik prijs me althans daarvoor gelukkig dat ik niet als een boeman tekeer ben gegaan over hun jeugdige seksualiteit. Ik weet niet of zij gekweld worden door de duivels die ik niet uit mijn eigen beleven en denken kan bannen, want ook nu nog praten we niet over seksualiteit, zij niet over die van mij en ik niet over die van hen. Ik weet dus niet of de opvoeding zo’n belangrijke rol speelt als ik ervaren heb, of er een gunstige evolutie is. Ik weet evenmin of er een maatschappelijke evolutie is en welke richting die uitgaat. Wat ik ervan merk in de media doet mij af en toe de haren ten berge rijzen: er zijn inderdaad geen grenzen meer. Seksualiteit is een commercie, een mega-industrie.

    Alles kan. Punt. Niemand die zegt: wacht eens even! Niemand die durft te spreken over waarden, grenzen, zingeving… Het is dezelfde houding die we vaststellen in verband met drugs, alcohol, en alle vormen van luxe. Niemand stelt zich vragen bij de verkoop van voetballers voor astronomische bedragen, bij de slavenhandel in de oliestaatjes van het Midden-Oosten, bij de militaire en religieuze dictaturen, bij de mateloze verschillen in rijkdom tussen personen, groepen, landen, continenten, bij de aberrante evoluties in de gezondheidszorg, de zorg voor ouderen… Ik kan nog even doorgaan en lieve lezer, jij ook. Wij maken ons af en toe zorgen, maar wij kunnen er geen weg mee, er is niemand die erom geeft.

    Ik denk dat er wel degelijk een probleem is met onze waarden, dat er wel degelijk grenzen zijn. Maar wat baat het dat ik er hier een aantal bladzijden aan wijd? Niemand zit erop te wachten, ik ben als een roepende in de woestijn.

    Sorry, geen plaatjes vandaag.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    15-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Is er dan een probleem?

    ‘Is er dan een probleem?’

    Dat was wat er te lezen stond op de verbijsterde gezichten van de partijvoorzitters van de traditionele partijen in Vlaanderen tijdens hun televisiedebat. De grote verliezer is het VB, maar dat zat er aan te komen. De anderen, links, rechts en centrum, vonden merkwaardig genoeg dat ze het nog redelijk goed gedaan hadden. In vergelijking met de onheilspellende verwachtingen, dan. Ook dat noemen ze een overwinning: niet zoveel verliezen als men gevreesd had. Nou, laat ze dan nog maar vaak dergelijke overwinningen behalen.

    Als N-VA plots gemiddeld twintig procent van de stemmen haalt, meteen de hoogste score van alle partijen, terwijl ze zes jaar geleden vrijwel geen enkele zetel had, dan moeten die stemmen toch ergens anders vandaan komen. Als N-VA zo massaal gewonnen heeft, dan hebben de anderen massaal verloren. Maar neen, Karel, je vergist je: de overwinning van N-VA is een illusie, een voorbijgaand verschijnsel, zoals de fantastische score van het VB zes jaar geleden in ’t Stad. Voor mijn Nederlandse vrienden: ’t stad is Vlaams voor ‘het stadscentrum’, zoals in: ‘k moet nog efkes naar ’t stad. Als we het met een hoofdletter schrijven, bedoelen de Antwerpenaars daarmee: Antwerpen. Zij volgen daarmee de Romeinen, die Rome Urbs noemden, de Stad. Is er een andere?


     




    Het ongeloof op het gezicht van Bart De Wever sprak boekdelen. Voor hem stond een meute geslagen honden. Maar hadden ze het door? Niet één van hen. Ze vonden dat ze niet verloren hadden, maar ‘goed stand gehouden’. En aangezien ze niet verloren hadden, moesten ze ook niet op zoek naar de oorzaak daarvan. Er was dus niets aan de hand, er is niets aan de hand. Ze regeren rustig verder, in de Vlaamse regering en in de federale. Ze hebben helemaal niet het gevoel afgestraft te zijn voor wat ze daar doen of vooral: wat ze daar niet doen, namelijk een einde maken aan de ondraaglijke toestand waarin Vlaanderen zich bevindt in dit onzalig apenland dat men België noemt.

    De enige die inziet hoe ernstig, ja dramatisch de toestand is, blijkt verbazingwekkend genoeg de overwinnaar te zijn: de N-VA is de enige die zich ervan bewust is dat er wel degelijk een Belgisch probleem is. De anderen hebben immers een akkoordje gesloten met de Franstaligen in dit land om enkele ‘bevoegdheden over te dragen’. Alsof dat een oplossing zou zijn. Vooreerst zijn dat geen echte bevoegdheden, maar stukken en brokken van bevoegdheden, waarvan de eindverantwoordelijkheid nog altijd nationaal blijft. Bovendien krijgen we wel die gedeeltelijke bevoegdheden, maar het geld dat erbij hoort, krijgen we niet mee, we moeten nu plots zelf bekostigen wat vroeger nationaal werd betaald, terwijl de federale staat met minder bevoegdheden toch evenveel geld krijgt.

    We zijn dus nog heel ver verwijderd van Vlaamse autonomie. En zolang die er niet is, betalen wij met Vlaams geld voor de nationale staat, waarvan een onrechtmatig groot deel van de middelen naar Franstalig België gaat. Zolang wij niet zelfstandig zijn, zijn er Franstaligen die het voor het zeggen hebben over België, inclusief Vlaanderen. En zoals ik hier al herhaaldelijk benadrukte: dat is een democratisch deficit, of zelfs een democratisch failliet, want wij kunnen ons daarover niet eens uitspreken! Wij kunnen niet stemmen tegen (of voor…) de Franstalige coryfeeën, die worden uitsluitend door Franstaligen verkozen.

    Zolang wij niet onafhankelijk zijn, binnen België als het moet, binnen Europa als het kan, of in een federatie met andere staten of deelstaten, waar wel onze taal gesproken wordt, of een taal die nauwer aan de onze verwant is, is het een minderheid van Franstaligen die zich gedraagt als een meerderheid en die de pariteit in de grondwet heeft ingeschreven, met grendels zo groot als een huis en speciale meerderheden die vereist zijn om ook maar een komma te veranderen aan die grondwet, terwijl de belangrijkste artikelen van de grondwet, zoals nummer 1 en nummer 35, onuitgevoerd blijven.



     





    Vooral de zogenaamd christelijke partij en de socialisten roerden zich het hevigst en waren het meest blind voor de desastreuze situatie van Vlaanderen binnen België. Het waren ook die partijen die het voortouw namen om de huidige federale regering aan de macht te helpen, zonder dat daarvoor een parlementaire meerderheid bestaat op federaal niveau. België wordt niet alleen geregeerd door een regering met een meerderheid aan Franstalige ministers en een Nederlands onkundige clown als premier, maar de regeringspartijen hebben ook geen meerderheid in de Vlaamse volksvertegenwoordiging.

    Maar nee, volgens hen is er niets aan de hand. Er is zelfs nooit iets aan de hand geweest. De Vlamingen zijn nu eenmaal een minderwaardig volkje, dat niet eens een beschaafde taal spreekt en dat zich maar het best schikt naar het hoger belang: de Heilige Kerk, de unitaire Staat, de Internationale Arbeiderssolidariteit. De leiders daarvan zullen wel beslissen wat goed is voor Vlaanderen, in het Frans, of het Engels, maar toch niet in het Vlaams zeker! Dat is goed voor de lagere school, waar men toch maar het plaatselijk dialect spreekt. De humaniora, dat is voor de slimste en de rijkste leerlingen en dat is in het Frans, net zoals de universiteit. Vandaag is dat anders, maar aan de universiteit bekijkt men het Nederlands nog altijd met lede ogen en spreekt men graag een mondje Engels dat men heeft opgepikt van slechte soaps en dure internationale congressen.

    Bart De Wever was de enige staatsman rond de tafel. Hij domineerde het gesprek als de intellectuele zwaargewicht die hij is. De andere leken wel schooljochies, die niet eens begrepen waarover het ging en praatten zonder enige kennis van de geschiedenis, de economie, de sociologie, de politiek (groter dan die van de dorpen en de postjes), laat staan literatuur, kunst, filosofie… Wie de problemen niet eens opmerkt, zal ze nooit kunnen oplossen, maar ze alleen nog erger maken. Wie zijn geschiedenis niet kent, is gedoemd om blindweg steeds weer dezelfde historische fouten te maken. Vooral de voorzitters van de socialistische partij en van de christelijke partij gingen af als een gieter, maar waren zich daarvan op geen enkel ogenblik bewust. Zelfs de voorzitter van het VB werd er wanhopig bij en riep De Wever pathetisch toe: ‘Onderhandelen over de toekomst van het land… met deze partijen?!?’ Voor één keer had hij gelijk.

    Dat is de tragedie van de Vlaamse politiek: blijkbaar trekt die traditioneel een soort mensen aan dat in andere omstandigheden niet eens in aanmerking zou komen voor het middenkader in een klein of middengroot bedrijf, laat staan een opdracht aan zelfs een bescheiden hogeschool of universiteit. In het beste geval zijn het omhooggevallen cafébazen en platte stemmentrekkers, in het slechte geval laag bij de grondse opportunisten, postjesjagers zonder enige scrupule of morele integriteit.

    Bah!

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    13-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Morgen gaan we stemmen!

    Morgen gaan we stemmen, voor de gemeenteraden, de schepencolleges, de burgemeester en ook nog voor de provincieraadsleden en de bestendige deputaties. We hebben de laatste tijd allerlei dure en weinig milieuvriendelijke brochures en folders in de bus gekregen af en toe zelfs een geadresseerde envelop. Maar stel je eens de vraag: hoe vaak heb je een van deze mensen gehoord of gezien in de voorbije zes jaar? Waar waren zij al die tijd?

    Als ik kijk wie er hier zoal kandidaat is, dan krimpt mijn hart ineen. Een 18-jarige jongeman vraagt mijn steun: hij vindt dat men te weinig luistert naar de jongeren. Ik ben een oude man, ik woon in Werchter; ik luister ongeveer elk weekeind naar de jongeren als ze weer luidruchtig fuiven in een tent tot de vroege morgen; en de eerste dagen van juli luister ik naar hen als ze op de wei hun oren laten kapot maken; ik luister naar hen als ze op hun irritante brommertjes voorbij scheuren in het midden van de nacht, of met hun opgefokte en omgebouwde wagentjes vol boenkeboenke muziek de buurt wakker schudden. Ik luister, maar ik hoor niets dat ik ook wil onthouden.

    Een jonge vrouw werkt in een ziekenhuis aan de infobalie, ze wijst er de mensen de weg naar hun afspraak met de dokter. Dat contact met de mensen maakt haar geschikt, zo stelt ze, om haar werk als schepen voort te zetten. Akkoord dat haar werkervaring haar sociale vaardigheden heeft bijgebracht, of dat hoop ik althans, ik heb ook wel al eens baliepersoneel meegemaakt dat ik nog het liefst naar een onbewoond eiland zou transporteren. Maar of ze ook bekwaam is als schepen? Ik heb er geen idee van, en ik word ook niet wijzer van haar folder.

    Rood en groen gaan hier al jaren samen, in de oppositie. Samen betekenen ze nauwelijks iets, afzonderlijk… Het lijkt wel een verkeerslicht. Rood, dan weet je wat je te doen staat. Groen ook. Maar rood en groen tegelijk? Dat is zoals oranje. Stop je, geef je gas? Als je doorrijdt, word je misschien geflitst; als je stopt, knalt die bumperklever achter jou in je gat.

    Ik heb niet de indruk dat mijn gemeente bijzonder goed bestuurd is, zoals ‘mijn’ burgemeester me schrijft, via een persoonlijk geadresseerde maar niet gefrankeerde brief in de bus, een kleurenkopie van een handgeschreven brief vol gemeenplaatsen. Aan het einde van de brief wordt hij even persoonlijk: hij heeft een broer verloren en ook zijn echtgenote. Maar dat heeft hem nog sterker gemaakt, zegt hij. Ik wens het hem toe, maar ik had liever gehad dat hij over die aspecten van zijn privé leven had gezwegen, dit heeft veel weg van medelijden opwekken. Het is niet daarom dat we op iemand stemmen.

    Onvermijdelijk stelt zich bij dergelijke verkiezingen de vraag naar de zin van onze vorm van democratie. Wij verkiezen vertegenwoordigers om in onze plaats beslissingen te nemen over het algemeen belang, in dit geval de gemeente en de provincie. Zij beschikken over aanzienlijke middelen, afkomstig uit de belastingen, die zij aanwenden om onze leefomstandigheden te verbeteren. Hebben zij dat goed gedaan? Niet bepaald, vind ik. Als ik nakijk hoe vaak ik gebruik maak van de publieke diensten die zij aanbieden, en naar mijn tevredenheid daarover, dan valt dat nogal tegen. Ik vind dat ze mijn belastingsgeld niet erg goed besteed hebben. Ik zal dus niet voor hen stemmen.

    Maar voor wie dan wel?

    De traditionele partijen putten zich uit in het beklemtonen van het lokale karakter van deze verkiezingen. Dat deed ook Karel De Gucht gisteren in een verkiezingsshow (het moet wel een show zijn, nietwaar?), tot hij plots heel kwaad werd bij de suggestie dat zijn liberale partij zou samengaan met de N-VA: wat?!? De N-VA? Waarop een tirade volgde over de voorbije regeringsonderhandelingen. Maar het zijn wel lokale verkiezingen, hé?

    Kijk, ik denk dat het niet veel uitmaakt wie er in een gemeente of een provincie ‘aan de macht’ is; het resultaat zal nogal eender zijn. In Leuven is het al jaren een socialist, in Mechelen een liberaal, in Gent een socialist, in Mortsel zelfs een dappere groene dame. Zien we enig verschil? Ik niet.

    En dus ga ik stemmen zoals ik zou doen als het federale verkiezingen waren, dat wil zeggen verkiezingen voor de Vlaamse vertegenwoordigers in het nationale en voor die van het Vlaamse parlement. Want hoe het in onze gemeente gaat, hangt veel meer af van hoe het in België en in Vlaanderen gaat dan van de enkele beroepspolitici en de vele amateurs die de gemeenten en provincies ‘besturen’. Hoeveel geld de gemeenten hebben om uit te geven wordt niet door de gemeenten bepaald, maar door België.

    Er gaat meer Vlaams geld naar Brussel en Wallonië dan mij lief is. Ik wil dat daar een einde aan komt. Ik wil dat Vlaanderen autonoom wordt en zelf beslist wat het met de eigen zuur verdiende middelen doet, inclusief de eventuele transfers naar andere gebieden waarmee we een samenwerkingscontract afsluiten. Ik wens niet dat Brussel daarover beslist, of Wallonië.

    Ik zal dus van deze gelegenheid gebruik maken om duidelijk te maken dat ik er nu wel echt genoeg van heb, van de traditionele partijen die Vlaanderen al zo vaak verkocht en verraden hebben, God weet waarom of voor wat. De liberalen, sossen, de groenen en de tsjeven, ze kunnen allemaal de pot op: geen Vlaams, geen centen. Als ze het nu nog niet door hebben, dan weet ik het niet meer. Dan kan alleen nog een democratische revolte helpen. Helaas delen de zwaksten bij revolten vaak in de klappen. Dat moeten we vermijden zolang we kunnen.

    Ik heb ook genoeg van de arrogantie van de egoïstische Franstaligen die België willen behouden om zich te blijven laven aan de platte borsten van die afgeleefde deerne, of stiekem de vruchten komen plukken van het werk onzer handen.

    Laat mij toe een voorspelling te doen: de Franstaligen zullen blijven weigeren om een bescheidener plaats in te nemen in België, een die overeenstemt met hun aantal. Zij zullen elk eerlijk gesprek saboteren, zoals ze al altijd gedaan hebben, zelfs als al die gesprekken ééntalig in het Frans verlopen, zoals tot nu toe altijd al het geval is geweest, omdat ze onze taal verachten. Op die manier zullen zij ons blijven tergen door hun ondemocratisch gedrag en hun hooghartige en onverantwoorde eisen.

    Op een dag zal de gewone Vlaamse burger daar genoeg van hebben.

    Ik hoop dat ik het nog mag beleven.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    10-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Kwaad

    Kwaad. Dat heeft een dubbele betekenis: je bent kwaad over iets; en dat iets is zelf een ‘kwaad’.

    In Chili is er weer een katholieke bisschop afgezet omdat hij een jongeman seksueel misbruikt had. En aan de Katholieke Universiteit Leuven is een bekende psychiater overgegaan tot bekentenissen, nadat hij onder vuur was komen te liggen bij een onderzoek door de media, over zijn jarenlang misbruik van patiënten in zijn medische praktijk.

    Er is nog wel meer om ons kwaad over te maken, zoals de (zoveelste) moord op een jong meisje door de Taliban, of de moord op een vrouw en haar drie kinderen in Brussel. Dat er kwaad is in de wereld, dat hoeft niemand ons te vertellen.

    Ook filosofen praten en schrijven over het kwaad. Dat kan dan behoorlijk ingewikkeld worden, zo zijn filosofen nu eenmaal. Meestal komt de vraag dan neer op de persoonlijke verantwoordelijkheid van de dader, op zijn vrije wil. Het gaat dan niet zozeer over hoe de slachtoffers en de gemeenschap tegen de feiten aankijken; daarover is men het zonder meer eens. Er is nauwelijks iemand die ook maar een ogenblik twijfelt aan het kwaad van de voorbeelden die ik net aangaf. Maar hoe zit het met de dader? Vindt die ook dat wat hij deed verkeerd was? En zo ja, waarom deed die het dan?

    Laten we beginnen met de eerste vraag: weet een misdadiger dat hij een misdaad begaat? Behalve in gevallen van evidente en uiterst zware mentale beperkingen, meen ik dat we daarop bevestigend moeten antwoorden. Ik zag ooit op tv een interview met een seksuele seriemoordenaar in de VS, en uit al wat hij zei en deed bleek overduidelijk dat hij wist dat wat hij deed niet alleen verboden was, maar ook niet ‘goed’. Zelfs de leiders van de SS gaven toe dat het vermoorden van Joden op zich verkeerd was; ze zorgden voor een vorm van begeleiding voor de ‘moordenaars’, die het er zelf ook moeilijk mee hadden; de gaskamers en de crematoria zijn uitgevonden, niet alleen om sneller en op grotere schaal te kunnen uitmoorden, maar ook om de persoonlijke actieve betrokkenheid van de Duitse soldaten en burgers bij het concrete doden van mensen zoveel als mogelijk te beperken.

    Maar hoe kan men dan wetens en willens misdaden begaan?

    Dat is de vraag. Enkele ‘carjackers’ merken tijdens een overval een naderende politiecombi en schieten koelbloedig twee agenten neer, een van hen overleeft het niet. De daders kunnen niet ontkennen dat ze iets deden dat volstrekt verkeerd is, hoe je het ook bekijkt. En toch doen ze het. Dat kan alleen wanneer zij op dat ogenblik de zaken anders bekijken. Zij zijn gekomen om een dure auto te stelen; dat is hun bron van inkomsten. De politie stoort hen bij de uitvoering van hun ‘werk’. Ze nemen de wapens, hun ‘werktuigen’ en gebruiken die om zich te ontdoen van hun belagers. Het is voor hen een kwestie van prioriteiten: zij leven nu eenmaal van het beroven van andere mensen, dat is wat ze doen. Zij weten dat het niet mag, maar ze weten ook dat het iets is dat kan.

    Men kan in een maatschappij overleven door te werken en bij te dragen tot het algemeen welzijn. Maar men kan ook vals spelen en parasiteren op de maatschappij.

    Cheaters noemt men dat. Mensen die het spel niet eerlijk spelen. Dat kan op ontelbaar veel manieren, de mens is erg vindingrijk. Dat moet ook wel, want als er iets is waarop wij onmiddellijk verontwaardigd reageren, dan is het wel op vals spelen. In de evolutionaire psychologie heeft men dat verschijnsel uitvoerig bestudeerd. Er zijn altijd bedriegers, die misbruik maken van anderen voor hun persoonlijk gewin of plezier. En er zijn anderen, de overgrote meerderheid, die dat niet doen, of toch niet opvallend en in grote mate. Als er in een groep meer valsspelers zijn dan andere, dan zal die groep uitsterven. De beste manier om in leven te blijven en te floreren is immers eerlijk samenwerken. In de mate dat het vals spelen genetisch bepaald is, zal het verwijderd worden uit het leefpatroon, omdat het uiteindelijk een genetisch nadeel is, op langere termijn. Misdaad loont immers niet. Het is gevaarlijk en het is verboden, het wordt niet getolereerd, iedereen is achterdochtig voor mogelijk misbruik. Valsspelers dragen niet bij tot het algemeen welzijn.

    Maar het is wel verleidelijk. Wie alleen op korte termijn denkt, kan alle scrupules opzij zetten en doen wat hij of zij wil om in de persoonlijke behoeften te voorzien, zonder met de anderen rekening te houden. En dat is precies wat er gebeurt. Men creëert een situatie waarin iets wat normaal als verkeerd wordt gezien en ervaren, dat plots niet meer is. Men weet nog altijd dat het in principe verkeerd is, maar niet hier en nu, niet voor mij.

    Excuses zijn er genoeg. Een ervan is: niemand zal het weten. En als niemand het weet, dan is er niets aan de hand, er kunnen geen negatieve gevolgen zijn voor de dader, alleen positieve: het onmiddellijk gewin of plezier. Het probleem is echter dat niets geheim blijft. Die psychiater kan jarenlang zijn zin doen met zijn patiënten, in een reeks van min of meer vreemde, ongezonde relaties, zonder dat iemand er iets van zegt, zelfs niet de vele mensen die ervan op de hoogte waren: de patiënten zelf en hun naasten, collega’s, medewerkers, ondergeschikten. De man leefde in de waan dat hij ongestraft zijn gang kon gaan, terwijl hij perfect goed wist dat wat hij deed helemaal fout was. Maar hij achtte zich onschendbaar, en dan mag plots alles, denken we.

    Een ander excuus: het is toch zo erg niet… Denk aan de ex-bisschop van Brugge, die zijn misbruik met zijn neefje omschreef als ‘een relatietje’. Wat is dat nou voor ergs, elkaar een beetje betasten en eens laten klaarkomen? Het gebeurt toch voortdurend, overal? Het mag niet, dat is waar, maar zo vreselijk is dat nu toch ook weer niet! Men minimaliseert de feiten, die op zichzelf inderdaad misschien niet wereldschokkend zijn en zo schuift men de schuld van zich af. Men vindt dat men toch ook wel een klein beetje misbruik mag maken van de situatie, wanneer die zich voordoet. Niemand is immers zonder zonde. Het weer hetzelfde: het mag niet, akkoord, maar hier en nu doen we het toch maar. Ook de gevolgen voor de slachtoffers minimaliseert men weg.

    Nog een ander excuus is: het hoger belang. Dat zien we bij de SS: mensen ombrengen mag niet, maar de joden zijn verantwoordelijk voor alles wat er verkeerd is in de wereld, dat heeft de Staat zelf beslist. En dus moeten ze uitgeroeid worden; dat is een vreselijke taak, maar iemand moet ze doen. Of de Taliban: een meisje van veertien mag je niet doden, maar dit meisje had zich schuldig gemaakt aan de zwaarste overtredingen van de goddelijke wet en volgens die wet moest ze gedood worden.

    Zo zien we dus dat het niet voldoende is dat we weten dat iets verkeerd is om het ook te laten. De verleiding zal er altijd zijn om de wetten te overtreden in het eigen voordeel, of wat men op dat moment als zijn voordeel ziet.

    Wij leven allemaal op de rand van die dunne lijn die goed en kwaad scheidt. Wij voelen zeer goed aan wanneer we iets doen dat kwaad is, groot of klein. Wanneer we twijfelen, kunnen we te rade gaan bij de wet, de gebruiken, bij goede vrienden of betrouwbare raadgevers. Meestal moeten we alleen maar in het eigen hart kijken, of in de ogen van de mensen die we onheus behandelen.

    De jongste jaren komt de kwestie van de vrije wil van de mens weer ter sprake, vooral in de context van misdaden die men begaat. Zoals ik hier al eerder schreef en ook hierboven aanhaalde, zijn er overduidelijke gevallen van mensen die niet verantwoordelijk zijn voor hun daden, vroeger noemde men dat zwakzinnigen; vandaag zal men wel politiek correcte eufemismen verzinnen, maar daarmee hoef ik me niet in te laten, de lezer weet wat ik bedoel.

    Sommigen stellen nu dat wij, gezonde mensen, in alles wat wij doen bepaald zijn door onze voorgeschiedenis: onze genen, of liever: die van onze ouders en voorouders; onze opvoeding in het gezin en op school, onze omgeving, het dorp, de streek, het land, het werelddeel, de tijd waarin we leven, onze vrienden en vijanden. Wij zijn alleen maar het resultaat van al die factoren. Met andere woorden: we kunnen er niet aan doen.

    Op enkele nauwkeurig te bepalen uitzonderingen na is dat onzin. Het is alsof men de persoon ziet als een onbeschreven blad of een leeg vat, waarop de invloeden van buitenaf dan vrij spel hebben. Maar dat is niet zo. Elke mens beschikt over een stel hersenen en wij kunnen die ook gebruiken, elk op zijn of haar manier, maar altijd voldoende om te kunnen spreken van een waarachtige individuele verantwoordelijkheid van elke mens. Met andere woorden: wij weten bijna steeds feilloos of we iets doen dat eigenlijk niet kan. Wij verwerken de invloeden die wij inderdaad sinds onze geboorte ondergaan, zoals we ook de genetische invloeden niet zonder meer overnemen, maar er een eigen, unieke combinatie van maken die niet zomaar bepaald wordt door de genen van onze voorouders. Wij zijn geen passieve slachtoffers van de omgevingsfactoren, maar gaan daar actief mee om in het maken van de ontelbare keuzes die zich elke dag opdringen, grote en kleine. Binnen de wetmatigheden die er ongetwijfeld zijn, is er een enorme variatie van oorzaak en gevolg mogelijk, zoals blijkt uit het feit dat het gedrag van een mens zo goed als helemaal onvoorspelbaar is op elk moment.

    Maar zelfs indien men zou aannemen dat de beïnvloeding, genetisch of anders, veel aanzienlijker zou zijn dan men nu heeft kunnen vaststellen, dan nog blijft men als fysiek persoon volledig verantwoordelijk voor alles wat men doet. Het is die psychiater die zich heeft schuldig gemaakt aan ongeoorloofde relaties met zijn patiënten, niet iemand anders. Hij is de verantwoordelijke, zoals hij nu is als persoon, ook als hij spijt heeft (wat we nog niet vernomen hebben), ook als de patiënten (misschien) ook (min of meer) vrij hebben meegewerkt, ook als vaststaat dat intieme relaties in de psychiatrie en in de hele verzorgingswereld vaak voorkomen en als een beroepsrisico kunnen beschouwd worden. Hij zal dan ook vervolgd worden en zijn straf moeten ondergaan, tenzij kan aangetoond worden dat hij totaal niet toerekeningsvatbaar was en is.

    Wanneer men bewust wetten (in de algemene betekenis van het woord) overtreedt, is men schuldig. Wanneer men de medemens niet als een evenwaardig, vrij en moreel en fysiek onaantastbaar persoon behandelt, is men eveneens schuldig, wat de wet ook zegt en wie het ook weet en wie het ook verzwijgt. Dat is de zware opgave waar wij elke dag voor staan. Wie begint met het vergoelijken van een kleine misstap, loopt het gevaar binnen de kortste keren alle normen te ontkennen. Vroeg of laat loopt dat slecht af; eerst voor de slachtoffers, uiteindelijk ook voor de dader.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    02-10-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Lees- en gespreksdag in Werchter

    Spinoza lezen in Vlaanderen

    Lees- en gespreksdag voor Spinoza-vrienden in Vlaanderen

    Werchter, 17 oktober 2012, 10 tot 16 uur.

    Samen met enkele andere sympathisanten van Spinoza in Vlaanderen hebben we het idee opgevat om een (eerste?) dag te besteden aan het lezen en bespreken van een Spinoza-tekst, meer bepaald de Appendix bij het eerste hoofdstuk van de Ethica. Wij noemen het met opzet geen studiedag; het is de bedoeling om van het samen lezen en praten te genieten, niet om in slaap te vallen bij langdurige geleerde uiteenzettingen, noch om verhitte discussies te voeren over de mogelijke plaatsing van een kommapunt.

    We beginnen om 10 uur met de kennismaking met de deelnemers bij een kop koffie of thee. Rond 10.30 uur start de eerste lezing, met de nodige onderbrekingen voor tussenkomsten. Rond 12 uur ronden we af en drinken we een aperitiefje.

    Voor het middagmaal wachten we nog even af wat we doen tot we het aantal en de wensen ter zake van de deelnemers kennen: broodmaaltijd, restaurantbezoek, koud buffet…

    De tweede lezing begint rond 14 uur en loopt tot ongeveer 15.45 uur, ook weer met de nodige onderbrekingen. We sluiten af met koffie, thee of iets krachtiger.

    De bijeenkomst vindt plaats ten huize van Karel en Lut D’huyvetters- De Rudder, Hogeweg 78, 3118 Werchter. Daar is ruimte voor een tiental deelnemers.

    Deelname is gratis. Voor koffie, thee, frisdrank naar believen en aperitief vragen we een bijdrage van 5 euro per persoon. Het middagmaal betaalt iedereen zelf; indien er een gezamenlijke maaltijd of buffet georganiseerd wordt, delen we de kosten van die spijs en drank.

    Aanmelding via mail of telefonisch bij Karel, graag zo spoedig mogelijk om evidente praktische redenen. We sluiten de aanmelding definitief af op 15 oktober 2012. Tegen die dag verwachten we ook de betaling van de deelname in de kosten van 5 euro per persoon op rekening BE70 9796 5587 7225.

    Iedereen brengt zijn eigen tekst van de Appendix mee.

    Contact: Karel D’huyvetters, 0486 273784, 016 893126 karel.d.huyvetters@telenet.be


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    27-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Vrijheid van mening

    Niet voor het eerst en zeker niet voor het laatst is er discussie over de vrijheid van meningsuiting. Politieke leiders van de hele wereld maken gebruik van de Algemene vergadering van de Verenigde naties om voor het voetlicht van de hele wereld enkele van hun stokpaardjes te berijden. Laten we die beeldspraak eens letterlijk nemen. Een stokpaardje is een speeltuig dat bestaat uit een stok met daaraan een paardenkop. Met de stok tussen de benen doet een kind alsof het een echt paard berijdt. Zo zie ik de groten daar aarde daar in New York rond hossen en ik kan mijn binnenpretjes nauwelijks onderdrukken.


     






    Misschien moeten we er dus niet te veel aandacht aan besteden. Die Algemene vergadering mag dan al een indrukwekkend mediavertoon zijn, ze heeft geen enkele juridische waarde. Het is niet meer dan dat: een kleurrijke, bijna folkloristische bijeenkomst van staatshoofden, een soort van snoepreisje dat voor hen georganiseerd wordt, zoals ook andere machthebbers dat voor zichzelf doen: CEO’s, wetenschappers, universiteitsrectoren en decanen enzovoort. Men laat zijn grieven eens horen en men droomt eens hardop van een betere wereld, maar veel verandert er niet. Ook daar heerst vrijheid van meningsuiting: men mag een andere staat of ‘volk’ of zijn leiders uitschelden, men mag de geschiedenis geweld aandoen, men mag zijn eigen misdaden tot heldendaden proclameren, het maakt allemaal niet uit, iedereen komt aan de beurt om te kastijden of geringeloord te worden, al dan niet voor een grotendeels lege zaal.

    Ook dit jaar speelt men in op de wereldactualiteit. Iemand heeft weer eens een onnozel filmpje gemaakt over de islam en de kerkleiders hebben dat alweer aangegrepen om hun duivels te ontbinden en de massa’s op te zwepen tot luidkeels en gewelddadig protest, met honderden doden als gevolg. Het is waar, als dat filmpje of die cartoons er niet zouden zijn, zou er (misschien!) dergelijk protest niet zijn en dus ook die doden niet. Maar het is ook zo dat als de kerkleiders het bestaan van die filmpjes niet onder de aandacht zouden brengen, de massa niet op de hoogte zou zijn van het bestaan ervan; ook in dat geval zouden er geen noemenswaardige protesten zijn en geen zo onnodige en vermijdbare doden. Het zijn dus niet zozeer de gewone moslims die zich beledigd voelen, want geen van hen heeft het filmpje gezien, dat is hen overigens streng verboden. Het zijn dus de kerkleiders die in hun gevoelens gekwetst zijn, terwijl ook zij het filmpje niet gezien hebben. Het gaat hen dus om het principe: niemand mag de profeet of de islam beledigen. Het gaat niet om het mogelijk gevolg van de (vermeende) misdaad, maar om de daad zelf, die zondig is in absolute termen en dus moet veroordeeld en bestraft worden.

    Wat daarbij opvalt, is dat de kerkleiders zelf beslissen wat zondig is. Ze overgieten hun oordeel wel met enige goddelijke autoriteit, maar dat klinkt erg geforceerd. De Profeet, ‘gezegend zij zijn Naam’, mag dan al rechtstreeks door God geïnspireerd zijn, maar over filmpjes wist hij niets en in de Koran zijn die niet verboden. Het zijn dus hedendaagse kerkleiders, theologen en schriftgeleerden die moeten uitmaken wat mag en wat niet. Er is geen goddelijk verbod op satire. Als we het nog iets ruimer stellen: er zijn geen goddelijke verboden, aangezien er geen goden zijn. Het gaat dus om het beledigen van gewone mensen zoals jij en ik.

    Nu is dat niet meteen iets dat we moeten aanmoedigen. We moeten een onderscheid maken tussen vrijheid van mening, die absoluut is, en vrijheid van de uiting van die mening, waarbij we toch wel enkele bedenkingen mogen formuleren. Stel dat jouw buurman een opvallend grote neus heeft, die bovendien nog purperrood van kleur is en, laten we het maar eens echt bont maken, ook nog helemaal scheef staat. De kans is groot dat hij in de volksmond bekend staat als ‘de Neus’ en dat er wel eens grapjes over hem gemaakt worden. Dat is allemaal heel menselijk en er is geen reden tot ongerustheid. Het is echter een ander verhaal wanneer die man gepest wordt en in het publiek uitgelachen als hij even een… frisse neus komt halen op zijn oprit; als men hem in het plaatselijke krantje te pas en te onpas afbeeldt in al zijn glorie, en als men de buurtkinderen ertoe aanzet om voor zijn deur kwetsende liedjes te gaan zingen of zijn bijnaam te scanderen. Dat is niet bepaald vriendelijk, niet echt menselijk. Dat is zelfs verwerpelijk gedrag, dat we terecht afkeuren.



     





    Wij mogen dus over alles onze mening hebben en hoewel het beter is om onze mening te onderbouwen met argumenten en feiten, kan het toch niet anders dan dat wij ons over een en ander wel eens vrolijk zullen maken. Als dat binnenpretjes zijn, dan is dat nog niet zo erg, al hoeft men er niet meteen trots op te zijn. Het is wat anders als wij die ‘grapjes’ gaan delen met anderen, bijvoorbeeld door ze via e-mail te verspreiden, of ze in een krant(je) te laten verschijnen, of ze op YouTube te zetten.

    Nu ben ik een grote voorstander van een zo ruim mogelijke vrijheid van meningsuiting, begrijp me niet verkeerd. Maar elk weldenkend mens zal zich ervoor hoeden om andere mensen nodeloos te kwetsen op een overdreven agressieve manier. Wij proberen zoveel mogelijk rekening te houden met de gevoelens van onze medemensen, ook als wij die niet delen. Zo voelde ik het bijna als lichamelijk kwetsend aan toen een kennis verwees naar moslims als ‘die met hun gat in de lucht’, verwijzend naar hun typische gebedshouding. Ik voelde dat plaatsvervangend aan als onnodig grof en beledigend, vooral omdat het ging over een onschuldige religieuze gewoonte, die niet verschilt van de vele buigingen en genuflexen die ook het christendom kent.


     






    Als men iets te zeggen heeft, dan doet men dat het best op die manier die het meest resultaat heeft. Het filmpje (dat ook ik niet gezien heb en niet wens te zien, voortgaand op enkele beelden in het journaal) zal mijns inziens weinig moslims overhalen om ernstig over hun godsdienst na te denken. Dat was ook niet de bedoeling, zoveel is duidelijk. Wat de werkelijke bedoeling dan wel was, dat weet ik niet. Maar ik weet ook niet waarom een regisseur tijdens een opvoering van een opera van Wagner zo nodig de Walkuren moet laten plassen op scène. Dat hoeft voor mij ook niet en eerlijk gezegd, als het mijn beslissing was, dan zou ik daar niet voor kiezen.

    Samenvattend zou ik zeggen dat alles moet kunnen gezegd en geschreven en vertoond worden, maar dat wij allen de plicht hebben om ons te beraden over de mogelijke gevolgen daarvan. Dat betekent niet dat er taboes zijn, maar wel dat men de keuze van de middelen die men gebruikt om een mening te uiten, moet laten afhangen van de boodschap die men wil brengen. Zo zal ik in een gesprek met een priester, imam of rabbi anders over (hun) godsdienst spreken dan met een eenvoudige gelovige. Dat deed ook Spinoza: toen de vrouw des huizes bij wie hij logeerde hem op een dag vroeg of zij misschien haar godsdienstige overtuigingen moest bijstellen of van godsdienst veranderen, verzekerde hij haar dat dit helemaal niet hoefde en dat ze rustig verder naar haar kerkdiensten mocht gaan. Voor de (fundamentalistische) predikanten had hij echter geen goed woord over.

    Ga dus niet voor een moskee na het vrijdagavondgebed luidkeels staan roepen dat Allah niet bestaat en dat zijn Profeet… Je moet niet vloeken in de kerk.

    Maar hier op mijn blog zeg ik wat ik wil. Als het over godsdienst gaat, is dat meestal over het christendom en meer bepaald het katholicisme; dat heb ik aan den lijve ondervonden, ik weet dus waarover ik spreek en ik heb redenen om niet te zwijgen. Wie mijn blog daarom niet wil lezen, en zo zijn er mensen, dat weet ik, die moeten dat dan maar laten. Hoezeer ik die mensen, die ik tot mijn vrienden zou willen rekenen ondanks onze meningsverschillen, ook respecteer, toch zal mij dat niet weerhouden van het ongekuist ventileren van mijn mening over God en Kerk. Ik spaar evenmin de georganiseerde vrijzinnigheid en mijn veroordeling van de godsdienst is algemeen en principieel en mijn afkeer van alle klerikalisme is grenzeloos en geldt dus voor de islam ten minste zo goed als voor welke andere godsdienst dan ook.

    Maar indien ik niet schreef voor het selecte publiek dat jullie, mijn lieve lezers zijn, maar bijvoorbeeld voor de NRC of Knack of Metro, dan zou ik anders schrijven, dat wel.

    Ik doe hier derhalve een - vrij nutteloze, omdat de mensen tot wie hij gericht is het niet zullen horen – maar desondanks toch dringende oproep tot eerbied voor eenieders mening, ook op religieus gebied; tot een bedachtzame terughoudendheid in het publieke discours, zowel bij wie de godsdienst aanvalt als bij wie die meent te moeten verdedigen. Wij zijn allen verantwoordelijk voor onze daden en er is niets, ook de vrije meningsuiting of een godsdienst niet, waarvoor ook maar één mens hoeft te sterven.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    24-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dank je wel, Mr. Darwin!

     








    Charles Darwin ontdekte het systeem van de evolutie van het leven op aarde en publiceerde het uiteindelijk in 1859. Sindsdien woedt de discussie onverminderd voort; niet zozeer over de evolutie zelf, want dat er een evolutie is geweest, dat ontkent zo goed als niemand nog. Sommigen denken dat die heel lang en langzaam is gegaan, anderen menen dat ze veel korter was en nog anderen zijn ervan overtuigd dat het met grote sprongen is gegaan. Maar iedereen, zelfs de Getuigen van Jehova, en dat wil wat zeggen, aanvaarden dat het leven geëvolueerd is van een nietig begin, langs vele om- en bijwegen, tot wat er vandaag is.

    Met andere woorden: dat wondere instrument, ons oog, is niet door iets of iemand op een dag geschapen zoals het nu is. Het is begonnen als een cel of een groep van cellen die ten gevolge van een genetische verandering bij de voortplanting, lichtgevoelig bleek te zijn. Dat gaf een voordeel in de struggle for life en dus hadden levende wezens met een dergelijk primitief ‘oog’ een betere kans op overleven en dus om zich voort te planten. En zo werd iets in gang gezet dat vele generaties later bij allerlei levende wezens een sterk ontwikkeld en zeer verfijnd en krachtig oog was.

    En zo kan je verder gaan voor elk van onze zintuigen, en onze bloedsomloop, en ons spijsverteringsstelsel, onze voortplantingsorganen, ons immuunsysteem, kortom ons hele lichaam. Wij kunnen die evolutie in grote lijnen verklaren vanuit dat eenvoudige principe: genetische variatie die een voordeel oplevert in de overlevingsstrijd. Er hoeft niets anders aan te pas te komen, het gebeurt vanzelf. Wij kunnen dat inzien, intellectueel en ook emotioneel. We weten dat we nog niet alles begrepen hebben, dat het leven een ongelooflijk complexe zaak is, maar met de grote lijnen zijn we vertrouwd en elke dag brengt ons nieuwe inzichten die wonderwel passen binnen het principe zelf van de evolutie. Dank je wel, Charles Darwin.

    Maar de discussie woedt voort, zei ik. Welke dan?

    Heel wat mensen aanvaarden de volledige evolutietheorie voor al het leven op aarde, inclusief de mens, en voor de mens aanvaarden ze het evolutieprincipe op alle punten, behalve als het gaat om het denken, het zelfbewustzijn, het verstand, het vernuft, de intelligentie of hoe je het ook noemen wil. Daar trekken ze de lijn. Het kan volgens hen niet dat ook dat ‘gewoon’ een gevolg is van de evolutie, gedreven door de overlevingsdrang en gevoed door genetische variatie. Er moet, zo houden ze vol, iets anders aan de hand zijn, iets of iemand die is tussengekomen om dat inderdaad verbazingwekkend fenomeen te verklaren. Of zij menen dat er in het evolutionair systeem, dat ze compleet aanvaarden, een zekere bedoeling waar te nemen valt, een constant plan, een design, dat heeft geleid tot het menselijk verstand. En als er een dergelijk plan is, dan is er ook iets of iemand wiens plan het is.

    Het is niet eens een gekke redenering, en ook de mensen die zo denken zijn verre van gek. Maar hun argumenten houden geen steek en de overgrote meerderheid van de mensen denkt vandaag zo niet meer. Zeker in wetenschappelijke middens kan je met zoiets niet meer voor de dag komen zonder je grenzeloos belachelijk te maken. En toch zijn er af en toe geleerden, en niet van de minste, die zich daartoe laten verleiden, merkwaardig genoeg meestal op gevorderde leeftijd. Men kan dan denken dat zij op het toppunt van hun kennis en wijsheid zijn, of dat ze duidelijk over hun hoogtepunt heen zijn.

    Waarom zouden onze hersenen niet net zo goed hebben kunnen evolueren als de rest van ons lichaam? Als wij de hersenen van de moderne mens, of home sapiens bekijken en vergelijken met de hersenen van de mensachtigen die ons zijn voorafgegaan, en ook met de andere levende wezens op aarde, dan stellen wij vast dat onze hersenen veel complexer zijn dan die van alle andere soorten en dat het relatieve gewicht van onze hersenen, dus in vergelijking met ons totaalgewicht, veel groter is; bovendien zijn onze hersenen ook groot genoeg om een ongelooflijk groot aantal cellen te bevatten. Cellen hebben afmetingen, hoe klein ook, en in de hersenen van een insect, bijvoorbeeld een mier, is nu eenmaal niet genoeg plaats voor al de cellen van onze menselijke hersenen.

    Onze hersenen zijn dus geëvolueerd in absolute en relatieve omvang en in complexiteit en ook in het aantal cellen dat erin aanwezig is en in de snelheid en complexiteit van de activiteit die zich daar afspeelt. Men kan dat wetenschappelijk vaststellen zonder al te veel moeite. Men ziet met andere woorden die ongelooflijke activiteit, ook al begrijpt men ze niet, of niet helemaal. Men stelt ook vast dat elke verstoring van die activiteit een onmiddellijk gevolg heeft voor ons bewustzijn, ons verstand, onze gedragingen, onze emoties enzovoort. Het ligt dan ook voor de hand dat de twee alles met elkaar te maken hebben. Zonder hersenen, geen bewustzijn enzovoort. Meer nog: zonder hersenen, geen leven. Je kan leven zonder ledematen en zelfs zonder sommige organen, zelfs met zwaar beschadigde hersenen, maar niet zonder, zo simpel is dat.

    Het heeft echter geen zin om ons blind te staren op die hersenen alleen; een stel hersenen zonder lichaam kan evenmin overleven als een lichaam zonder (werkende) hersenen. Die hersenen moeten gevoed worden en onderhouden; een kleine onderbreking van de bloedtoevoer kan al fataal zijn. De mens is geëvolueerd als een compleet levend wezen en alles heeft bijgedragen aan alles. Het heeft geen zin om een lichaam te hebben als het onze en de hersenen van een mier, noch omgekeerd. Wij zijn als (dier)soort geëvolueerd als een geheel. De evolutie ondersteunde de ontwikkeling van heel dat lichaam, inclusief de hersenen; het ene ondersteunde het andere: betere ogen brachten beter beeldmateriaal naar de hersenen, en betere hersenen konden dat materiaal beter verwerken en interpreteren enzovoort. Maar het waren vooral de (toevallige) genetische veranderingen die de hersenen groter en complexer maakten, die de grootste invloed hadden op het ontstaan van homo sapiens, ten nadele van ander mensachtigen en mensen, zoals de neanderthalers. Wij hebben het gehaald, zij niet.

    Het principe van de evolutie verklaart dus evengoed het ontstaan van onze fenomenale verstandelijke vermogens, zoals het ook het ‘verstand’ verklaart van andere levende wezens. Ja, er is een enorm verschil tussen de mens en andere levende wezens, maar dat verschil is er niet altijd geweest, want de mens, homo sapiens is er niet altijd geweest, hij is geleidelijk (of met sprongen, wat maakt het tenslotte uit?) ontstaan uit iets dat (nog) geen mens was. Onze verre voorouders waren geen mensen, maar dieren. Geen apen, zoals Darwins domme tegenstanders opperden, maar een diersoort die we als gemeenschappelijke voorouder hebben met apen, vandaar dat we zo goed op elkaar lijken. De evolutie van ons verstand is dus net zo geleidelijk verlopen als die van onze ogen, oren, neus, mond enzovoort, in feite zelfs synchroon daarmee. Onze intelligentie is ‘slechts’ een hogere trap in vergelijking met die van onze verre voorouders, zoals het ook ‘slechts’ een differentiatie is van de intelligentie van alle andere levende wezens. Er is sinds homo sapiens wel een aanzienlijk verschil tussen de mens en de rest van het leven op aarde, maar geen wezenlijk verschil. Dat verschil is er geleidelijk gekomen, niet plotseling. Het is ontstaan door de evolutie, door de aanpassing van een bepaalde diersoort aan haar natuurlijk milieu, via de genetische variatie bij de voortplanting.



     







    Daaruit trekken we twee conclusies.

    Vooreerst is er geen nood aan een tussenkomst van buitenaf om onze intelligentie te verklaren. Het evolutionair principe werkt evengoed om de ontwikkeling van ons verstand te verklaren als voor de rest van ons lichaam. Meer nog: een externe ingreep is ongelooflijk veel moeilijker uit te leggen dan de evolutie zelf. Waar zou die externe bron immers vandaan komen? En hebben we ook maar één overtuigende aanwijzing van een dergelijk wezen of macht of kracht?

    Ten tweede: er is een overduidelijke lijn te trekken van het nietige begin van het leven op aarde naar de mens, zoals er een even duidelijke lijn is naar alle andere leven dat er nu is. Dat noemt men de boom des levens. Alles vertrekt van een massa eenvoudige cellen of iets nog kleiner en evolueert dan in talloze richtingen als de takken van een reusachtige boom. Wij zijn één uiteinde, zoals al het andere leven. Maar die boomstructuur zien we enkel achteraf. We zien dat bepaalde wegen die het leven heeft ingeslagen, en het leven heeft werkelijk alle ‘mogelijke’ wegen ingeslagen, succesvol waren en andere niet; en zelfs veel van de succesvolle, de levensvatbare, hebben het niet gehaald. Onze lijn, die van de homo sapiens, is herhaaldelijk tot op de rand van de complete uitroeiing gekomen, lang voor homo sapiens maar ook daarna nog. Het stond dus niet in de sterren geschreven dat wij het zouden halen, of dat precies wij het zouden halen. Het had ook een andere soort kunnen zijn, onder andere omstandigheden. Als onze overigens niet zo talrijke verre voorouders tijdens een of ander ijstijd of droogte uitgestorven waren tot de laatste man en vrouw, dan waren er nu geen mensen geweest. Misschien dinosaurussen of alleen maar mieren zo, wie zal het zeggen. Ik bedoel maar: het moest de mens niet worden. Er was met ander woorden geen plan. De mens is geen toeval, dat bewijst de lange evolutie alleen al. Het principe van de evolutie leidt de gebeurtenissen. Maar de mens is evenmin noodzakelijk of bedoeld. Er is niets dat ervoor gezorgd heeft dat uiteindelijk de mens het gehaald heeft, noch is er iets dat garandeert dat wij het zullen halen, dat wij er over enige tijd nog zullen zijn. Meer nog, het is vrijwel zeker dat onze soort er ooit niet meer zal zijn; als onze zon het opgeeft over enkel miljarden jaren, en wij hebben niet gemaakt dat we hier met zijn allen weg konden, dan is het met ons gedaan. Als we er ondertussen zelf geen voortijdig einde aan gemaakt hebben.

    Als ik dus lees dat er weer ergens een vooraanstaande Amerikaanse geleerde is, wiens naam we hier zedig zullen verzwijgen, die meent dat homo sapiens niet kan verklaard worden uit de evolutie alleen, maar dat het niet anders kon dan dat die er zou komen, dan is mijn reactie steeds: hoe komt dat toch? Is dat evolutionair principe nu zo moeilijk om in te zien of aan te nemen? En welke serieuze argumenten kan men nu nog bedenken voor een gans andere verklaring? Meestal blijkt dan dat die mensen een of andere godsdienstige overtuiging koesteren. Dat stoort me niet: iedereen mag van mij geloven wat hij of zij wil. Maar dat zou geen reden mogen zijn om wetenschappelijke onzin te verkopen. Zolang men met niets beter voor de dag kan komen dan die uiterst simpele intuïtie van Charles Darwin, nu al meer dan 150 jaar geleden, houd ik het maar daarop. Als we met één eenvoudig principe al het leven op aarde in al zijn diversiteit en complexiteit, inclusief ons verstand, zo simpel en compleet kunnen verklaren, dan heb ik althans geen behoefte aan iets anders.


     





    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    22-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het relatieve belang van de islam

    Iedereen maakt zich zo vreselijk druk over de Islam. In Vlaanderen is dat over een opstootje in Borgerhout, S4B, hoofddoeken, rituele slachtingen en dies meer. Wereldwijd is het helaas verschrikkelijk veel erger, er vallen dagelijks tientallen doden in conflicten tussen aanhangers van de profeet, zijn neef of een of andere latere volgeling, bij botsingen met de politie en met christenen, hindoes, boeddhisten…

    En toch houdt men vol dat de Islam een vreedzame godsdienst is. Hoe rijmen we dat samen?

    We kunnen er niet omheen: er is meer geweld in landen waar de Islam de belangrijkste godsdienst is. En in de moslimlanden waar geen geweld is, is er een dictatuur en dat is evengoed een vorm van geweld. Maar is de islam de oorzaak of de reden van het geweld? In het Latijn zeggen we cum hoc, ergo propter hoc; dat is letterlijk: met dit, dus omwille van dit. Het verwijst naar een valse redenering, waarbij men aan een nevenverschijnsel de oorzaak van iets toeschrijft. Geweld zien we vaak bij moslims, dus is de islam de oorzaak van het geweld. De vraag is nu inderdaad: is dat in dit geval een valse redenering?

    Het heeft weinig zin om te verwijzen naar recent of historisch geweld in de moslimwereld als een bewijs van de gewelddadigheid van die godsdienst. Het christendom heeft zich ten minste even flagrant schuldig gemaakt aan geweld en doet dat nog steeds, zij het op een meer subtiele wijze, maar niemand noemt het christendom (openlijk) een gewelddadige godsdienst. De geschiedenis van het socialisme/communisme biedt evenmin een fraai plaatje. Die redenering gaat dus niet op: de islam heeft niet het monopolie van het geweld. De relatieve afwezigheid van (straat- en oorlogs)geweld in het christendom is een vrij recent verschijnsel. Men verwijt de moslims hun wreedheid tegenover dieren wegens de rituele slachtingen bij bepaalde gelegenheden, maar hoe zogenaamde christenen (of in alle geval niet-moslims) omgaan met dieren in onze slachthuizen en (schoonheids)laboratoria is op zijn minst even wreedaardig en veel, veel grootschaliger.

    Mensen ergeren zich aan moslims, omdat ze verschillend zijn en zogezegd niet bereid om zich aan te passen. Ze willen hun cultuur behouden, met inbegrip van hun godsdienst en ook de uiterlijke tekenen daarvan. Maar we ergeren ons toch ook aan anderen die op een of andere manier ‘vreemd’ zijn? Als ik ’s avonds de televisie opzet en door het ruime kabelaanbod heen zap op het fraaie zenderoverzicht, dan zucht ik eens diep en zet dan wat klassieke muziek op. Ik voel me zo vreemd in autochtoon Vlaanderen als in een moskee, een synagoge of een tempel.


     





    Maar als het niet aan de islam ligt, waaraan dan wel? Want het is duidelijk: er is in sommige gebieden van de wereld meer geweld dan in andere. Hoe komt dat dan?
    Kijk eens, ik ben geen genie, ik weet niet alles en ik beschik niet over alle informatie. Ik probeer alleen, zoals jij, de wereld om me heen te begrijpen. Ik kijk om me heen, ik schud het hoofd meewarig en ik probeer er voor mezelf en mijn omgeving het beste van te maken. En af en toe denk ik eens na en nu en dan (nou ja, elke dag, het is waar) lees ik een ernstig boek of artikel. Want het benieuwt me te weten waarom het zo is.

    We kunnen niet anders dan vaststellen dat beschaving een relatief en heterogeen fenomeen is. Ze is niet overal eender, noch bij elke mens. Er zijn dus concentraties van beschaving en achtergebleven gebieden, en er zijn overal mensen die zeer beschaafd zijn en andere die dat veel minder of helemaal niet zijn. Bovendien is de invloed van de minder beschaafde elementen vaak veel groter dan die van de meer beschaafde. Enkele heethoofden of verenigingen van onnadenkende mensen volstaan om een hele maatschappij (tijdelijk) in rep en roer te zetten. De grote meerderheid van de mensen doet daar niet aan mee, tenzij zeer occasioneel, in een of andere witte mars, een verontwaardigde betoging of een dag van rouw.

    Het is dus veel ruimer dan alleen maar de godsdienst of één speciale godsdienst. De vooruitgang van de beschaving is onbetwistbaar, maar het is een specifieke geschiedenis, die verbijsterende verschillen kan opleveren in ruimte en tijd. Enkele factoren spelen daarin een cruciale rol. Daar is vooreerst het economische: als mensen succesvol bezig zijn met arbeid en handel, hebben ze geen belang bij geweld. Ook politiek speelt natuurlijk mee: een democratisch bestel is een ware remedie tegen geweld van alle slag. Opvoeding is essentieel: een mens wordt niet beschaafd geboren, het is een langzaam en nooit voltooid proces; je kan gemakkelijker een kat leren om buiten te gaan plassen dan een mens beschaving bijbrengen. Muziek verzacht de zeden: kunst is niet alleen een symptoom van een beschaafde samenleving, het is ook een middel om de beschaving te bevorderen. Zo kan ik nog wel een tijdje doorgaan met grotere en kleinere aspecten van onze beschaving.

    We stellen dus vast dat het om veel meer gaat dan godsdienst of de islam in het bijzonder, dat het veel complexer is dan dat. Wie zich dus blindstaart op dat ene aspect, is inderdaad ziende blind voor het ruimere kader en de echte oorzaken. Wie meent het probleem te kunnen oplossen door één element eruit te pikken, bijvoorbeeld de islam, zou na eventueel (maar weinig waarschijnlijk) succes merken dat het er zo goed als niets veranderd is. Bekeer alle moslims tot het christendom, het boeddhisme, het hindoeïsme of wat dan ook: denk je dat we van de ene op de andere dag in een andere wereld zullen leven? Een mens is niet alleen een godsdienstig wezen; meer nog: godsdienst speelt maar een geringe rol in het geheel der dingen, ondanks de indruk die we dagelijks krijgen. Denk eens aan de invloed die je eigen godsdienst of de afwezigheid daarvan heeft op je levenswijze en je overtuigingen. Waarom zou dat anders zijn in Islamabad, Damascus, Jakarta, Tokio of Ouagadougou?

    Hoed je dus voor simplistische retoriek, zoals die van het Vlaams Blok/’Belang’, of andere racistische partijen, die een jihad prediken tegen de jihad en ons menen te moeten waarschuwen voor de islamisering van Europa. Het gaat niet om de islam, het gaat niet om de godsdienst, dat is niet meer dan… een hoofddoek, een symbool, een symptoom. Wij zullen de wereldproblemen die er overduidelijk zijn alleen maar oplossen door ons te beijveren voor de beschaving en haar positieve waarden: vrijheid, gelijkheid, solidariteit.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    17-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Dichtbundel David Verstreken

    Heel toevallig leerden we enkele jaren geleden Christel en Ludo kennen, toen Lut en Christel samen tentoonstelden. Bij die gelegenheid ontmoetten we ook David, de broer van Christel. Hij werd geboren met het syndroom van Down is nu vijfendertig. Hij houdt ervan om zich uit te leven met woorden en tekeningen en een selectie uit zijn werk is al enkele keren tentoongesteld. Aansluitend daarbij hebben Christel en Lut nu een bundel samengesteld met gedichten en tekeningen van David. Die is te koop bij Christel voor € 12; de opbrengst is bestemd voor KUMBE, het project dat kunstenaars met een beperking de kans wil bieden om hun werk tentoon te stellen. Meer daarover vind je op de blog van Lut. Belangstellenden kunnen mij een mailtje sturen, ik geef de bestelling wel door.

    Mijn poëtische vriend Jacques Quekel maakte dit gedicht bij een foto van David en mezelf op een van de tentoonstellingen. De foto staat helemaal onderaan de tekst, samen met een portret van David door zijn zus Christel.

     

    David en Goliath

     

    Het is me wat,

    David en Goliath.

    Ieder is, zo als men dat zegt,

    voor iets anders in de wieg gelegd,

    waarmee eigenlijk alles is gezegd.

     

    Hun geluk steekt in het feit,

    Dat ieder een eigen leven leidt.

    Waarbij de een probeert,

    De ander redeneert,

    En ieder zichzelf zo manifesteert.

     

    Men moet het ongelijke niet vergelijken,

    Maar naar ieders mogelijkheden kijken.

     

    Jacques Quekel

     

    In de dichtbundel van David staat ook onderstaande tekst die ik schreef over het syndroom van Down.

    We staan er meestal niet bij stil, maar soms moet het wel. Wat gebeurt er precies bij de voortplanting? Biologisch gezien, bedoel ik, met de eicel en de zaadcel die elkaar liefdevol ontmoeten. Die beide cellen bezitten slechts de helft van onze chromosomenparen, van elk een. De vereniging van de eicel en de zaadcel maakt het geheel weer compleet: er zijn weer chromosomenparen, het leven kan beginnen.

    Helaas kan het ook wel eens goed fout gaan. Zo kan het gebeuren dat een chromosomenpaar bij een van de partners niet splitst, dat het volledig paar nog in de eicel zit, bijvoorbeeld. Als die dan samensmelt met een zaadcel, heeft de bevruchte eicel van een van de chromozomen drie exemplaren in plaats van de normale twee. Als dat gebeurt met het 21ste chromozoom, en dat is het geval in één op 600 tot 1000 geboortes, dan leidt dat tot een afwijking die goed bekend is, al weten we niet altijd goed hoe we ermee moeten omgaan. Mensen die het meemaken in hun familie weten dat ik het heb over ‘mongooltjes’, over het syndroom van Down.

    Kinderen met die genetische afwijking hebben een milde tot zware mentale achterstand, een kortere levensverwachting en vertonen typische uiterlijke kenmerken: korte, brede handen, een smal en hoog gehemelte, een rond gezicht en een breed hoofd, een brede, wat platte neus, een dikkere en gegroefde tong. Het risico op het Downsyndroom stijgt zeer snel met de leeftijd van de moeder.

    Waarom gaat het fout op chromozoom 21 bij de vorming van eicellen en zaadcellen? Waarom gaat het zo opvallend vaak fout? Waarom leidt dit tot zo’n drastische gevolgen? Dat weten we nog niet precies. Sinds 1959 weten we dat de oorzaak van de afwijking daar te zoeken is. Dat geeft ons de mogelijkheid om, bijvoorbeeld bij oudere moeders, de cellen van de foetus te testen op dat 21ste chromozoom zodat de ouders weten wat er aan de hand is en desgewenst een vroegtijdig einde kunnen maken aan de zwangerschap.

    Wij, ‘normale’ mensen, hebben het wel eens moeilijk met ‘abnormale’ mensen, of dat nu hele dikke of hele kleine of hele lange of zwarte en homoseksuele of nog wat anders zijn, zoals blinden en doven en ook personen met een mentale handicap. We praten er niet gemakkelijk over en als we het doen vinden we niet de juiste woorden. In het slechtste geval wordt ermee gelachen en dat komt helaas nog steeds voor. Het aantal grapjes daarover is niet te tellen.

    Van Dale vindt dat ‘mongool’ een correcte uitdrukking is voor het syndroom. Toch is dat een bizarre geschiedenis. Het was Dr. John Down die in 1866 de afwijking beschreef en er ook de naam aan gaf, niet de zijne, dat kwam veel later, maar ‘mongolisme’ of Mongolian idiocy. Het is eigenaardig dat hij tot die naam kwam, want mongooltjes zien er niet echt uit als Chinezen of Japanners of Indonesiërs, allen leden van wat men Mongoolse volkeren noemt. Er zijn mongooltjes die de zogenaamde mongolenplooi hebben in hun bovenste ooglid, maar lang niet allemaal en er zijn er ook die een beetje een gebruinde tint hebben, maar zeker ook niet allemaal. Toch waren de enkele kinderen met die veeleer uitzonderlijk combinatie van kenmerken de aanleiding voor de benaming.

    Maar er was meer. Dr. Down was een kind van zijn tijd en die tijd was racistisch op een manier die men zich zelfs in bepaalde stamcafés vandaag niet meer kan voorstellen. Men was zo overtuigd van de suprematie van het blanke ras, dat men ervan overtuigd was dat het zwarte, het gele en het rode ras apart geschapen waren door een ongetwijfeld blanke God. Het waren minderwaardige rassen, te vergelijken met bepaalde diersoorten, meer bepaald de apen, en met blanke kinderen. Die rassen waren niet zo ver ontwikkeld als de blanken en ‘abnormale’ mensen waren in het zelfde geval: ze waren blijven steken in hun evolutie en hadden dus bijvoorbeeld een mentale leeftijd die niet met hun jaren overeenkwam, en zo leken ze, zelfs volwassen, mentaal gezien op blanke kinderen.
    Dat leidde Dr. Down ertoe om mensen met die typische afwijkingen de naam te geven van een minderwaardig ras, een naam die voor hem meteen ook aangaf wat er aan de hand was: mentale achterstand, gekoppeld aan typische lichamelijke afwijkingen. Mongooltjes waren dus zo 'achterlijk' als heel het Mongoolse ras en vice versa. Ge moet maar durven, als arts en wetenschapper.

    Dr. Down en vele van zijn tijdgenoten en wetenschappelijke collegae waren duidelijk blind voor de verwezenlijkingen van de Chinese beschaving, lang voor die van het Britse Imperium, voor de normale menselijke kwaliteiten van leden van ‘het Mongoolse ras’ en vooral ook voor het feit dat er in dat ‘ras’ evenveel ‘mongooltjes’ voorkomen als in het blanke of het zwarte, en zelfs bij bepaalde apensoorten.

    Pas recentelijk heeft men het nodig gevonden om die ongelooflijk racistische term voor alle medische doeleinden te vervangen door… het syndroom van Down. Zo neemt men duidelijk afstand van de verwerpelijke interpretatie en de beledigende naamgeving, maar tegelijker tijd eert men de man die zo verwerpelijk en beledigend was, zij het dan vooral omdat hij als eerste op systematische wijze het uiterlijk verschijnsel beschreven heeft. Zo zijn wetenschappers nu eenmaal.

    Laten we toch maar vermijden om nog over 'mongooltjes' te spreken. Als medische term kunnen we moeilijk om de lange beschrijving 'het syndroom van Down' heen. Misschien moeten we gewoon zeggen dat het gaat om een persoon met een (mentale) beperking.

    Wij moeten ons ook de vraag durven stellen naar de vruchtbaarheid van personen met het Downsyndroom. Omdat ik daarover niets wist, ben ik hier en daar gaan zoeken op het web en dit is het resultaat van dat erg oppervlakkig speurwerk.

    In de eerste plaats moet gezegd worden dat wie met concrete vragen zit over seksualiteit, vruchtbaarheid en kinderwens bij personen met een handicap of beperking, daarmee het best terecht kan bij een gespecialiseerde arts of op een informatiecentrum dat specifiek voor deze of gene handicap is opgericht. Het heeft geen zin om op basis van een artikel als dit of een los interview, of voortgaande op vooroordelen en/of volkswijsheid een beslissing te nemen in zo’n belangrijke zaken.

    Toch kan men zeer in het algemeen zeggen dat uit beperkte studies blijkt dat personen met het Downsyndroom niet automatisch, dus genetisch bepaald, steriel zouden zijn. Zowel de mannen als de vrouwen zijn in principe en van uit fysisch standpunt vruchtbaar, zowel in een relatie met een partner zonder als een met Down. Er zijn relatief weinig klinisch bestudeerde gevallen van dergelijke huwelijken en dus is het moeilijk om daar algemene conclusies uit te trekken. Alles lijkt af te hangen van de eigen vorm die het Downsyndroom in een persoon aanneemt. Een aantal van de typische fysieke verschijnselen kunnen een succesvolle conceptie, zwangerschap en geboorte problematisch maken. Daarnaast zijn de mogelijke mentale beperkingen een reden om deze relaties intensief professioneel te begeleiden.

    Het is, steeds omwille van het geringe aantal bestudeerde gevallen, moeilijk om met zekerheid te zeggen dat er geen verhoogde risico’s zijn voor de kinderen die geboren worden uit huwelijken waarbij één of beide partners Down hebben. Men heeft vastgesteld dat die kinderen kunnen geboren worden met Down, maar het is niet zeker dat het risico daarop aanmerkelijk en noodzakelijk groter is dan in vergelijkbare situaties met personen die het Downsyndroom niet hebben. Ook andere genetische afwijkingen zijn vastgesteld, maar ook daarbij is het niet mogelijk geweest om aan te tonen dat het Downsyndroom van een of beide partners daarvan de (enige) oorzaak was.

    Ook hier geldt, zoals voor alle personen met een handicap, dat men bijzondere aandacht moet hebben voor de problemen die het samenleven en de opvoeding van kinderen in een gezin met ouder(s) met een (mentale) beperking kan meebrengen.

    In het algemeen heeft het aanvaarden van personen met het Downsyndroom als volwaardige medemensen in onze maatschappij tot gevolg dat zij ook op het vlak van affectie, relatievorming, seksualiteit en voortplanting zoveel als mogelijk een normale evolutie kennen, rekening houdend met hun eventuele beperkingen. De maatschappij zal hen ook daarbij moeten bijstaan op een respectvolle manier. In het verleden is dit laatste zeker niet altijd het geval geweest, met als grootste excessen eugenetische programma’s in verscheidene landen, gedwongen sterilisatie en gescheiden opsluiting van mannen en vrouwen. Die tijd is nu gelukkig voorbij in de beschaafde wereld.

    Openheid over dergelijke vragen kan bijdragen tot meer begrip. Vandaar dat ik, na ernstige aarzeling, toch besloten heb om hierover iets algemeens te schrijven, ook al omdat ik vermoed dat niet iedereen de moed zal opbrengen om zich in klinische studies te gaan verdiepen. Ik hoop dat wat ik erbij geleerd heb, ook anderen van nut mag zijn.


     

     






    Categorie:poëzie
    13-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA racistisch?

    Is de N-VA een racistische partij? Toen ik gisteren de vraag probeerde te beantwoorden of de N-VA een extreemrechtse partij is, heb ik het niet expliciet over racisme gehad. Het lijkt me nuttig om dat alsnog te doen.

    Laten we ook voor deze kwestie eerst eens kijken wat we bedoelen met racisme. Het gaat duidelijk om een onderscheid dat men maakt tussen mensen van een verschillend ras, waarbij men uitgaat van een rangorde in die rassen.

    Maar wat is een ‘ras’? Op school leerden we vroeger dat er vier rassen zijn: het blanke, het gele, het rode en het zwarte. Meteen is het duidelijk dat men zich steunt op zeer oppervlakkige kenmerken, in dit geval enkel de huidskleur. Er zijn in de loop der tijden talrijke andere methoden ontwikkeld om een onderscheid te maken tussen de mensen op deze aarde. Met het voortschrijden van de wetenschap heeft men echter moeten vaststellen dat er geen essentieel verschil is, op geen enkel gebied, hoe men het ook bekijkt. Er zijn dus geen rassen. De Europese Unie formuleert het zo: The European Union rejects theories which attempt to determine the existence of separate human races. Council Directive 2000/43/EC

    Wie de mensen indeelt in rassen en daaraan ook nog allerlei negatieve oordelen verbindt, bijvoorbeeld dat het zwarte ras dommer is dan het blanke, of dat het blanke superieur is, vergist zich niet alleen, maar begaat ook een strafbaar feit. Racisme is bij wet verboden. Zo simpel is dat.

    Een racistische partij verdedigt dus een opvatting die wetenschappelijk onjuist is en ook bij wet verboden. Om die reden is het Vlaams Blok destijds veroordeeld. Sindsdien zijn ze wel van naam veranderd, maar niet echt van streken. Zij maken nog steeds een onderscheid tussen allochtonen en autochtonen, ook wanneer die hetzelfde juridisch statuut hebben, bijvoorbeeld dat van Belgisch staatsburger. Zij wensen terug te keren tot een raszuiver Vlaanderen, waaruit alle onzuiver bloed verwijderd is. Enkel wie kan aantonen dat zijn voorouders hier al in de Middeleeuwen woonden, bij manier van spreken, mag blijven, op voorwaarde natuurlijk dat die voorouders uitsluitend tot het blanke ras behoorden. Het Nazisme heeft destijds dergelijke raciale wetten opgesteld, die echter voor grote moeilijkheden zorgden, ook bij prominente Nazi’s: vrijwel niemand kan bewijzen dat er nooit een vreemde eend in de bijt is geslopen. Bedenk dat rassen niet bestaan; hoe kan je dan bewijzen dat je raszuiver bent?

    Racisme is het negatief beoordelen van iemand op zijn of haar uiterlijk, zonder te kijken naar wat die persoon denkt of doet. Zo is het dragen van een hoofddoek voldoende om door het Vlaams Belang (en heel wat personen uit alle andere partijen) bestempeld te worden als volksvreemd. En dat terwijl hun moeders allemaal, zonder één uitzondering, een hoofddoek gedragen hebben. Een getaande huid markeert iemand als ongewenst, kroeshaar eveneens. Je ziet hoe gek dat is.

    Het is zonder meer duidelijk dat de N-VA niet meedoet aan dat racisme. Als democraten beoordelen zij elke mens op zijn of haar eigen waarde en daarmee uit. Zij zijn echter niet blind voor de gevolgen van de immigratie, zeker wanneer die in strijd zouden zijn met onze wetgeving, of onze sociale zekerheid in gevaar zouden brengen. Zo verzet de N-VA zich, zoals alle andere partijen, tegen elke discriminatie van vrouwen of homoseksuelen, iets wat in traditionalistische moslimgemeenschappen vaak voorkomt, maar ook bij de algemene bevolking nog sterk leeft en vijftig jaar geleden hier nog een evidentie was. Wanneer zou blijken dat immigranten onrechtmatig gebruik maken van onze sociale wetgeving, dan moet aan die wetgeving gesleuteld worden om alle misbruik, door wie dan ook, zoveel mogelijk te verhinderen. Die wetgeving is dan niet gericht tegen personen van een bepaald ras of een bepaalde geografische oorsprong, maar gelden voor iedereen. Wetten mogen niet discrimineren, mogen niet gemaakt worden om een bepaalde groep te treffen, ook niet onrechtstreeks.

    Is de N-VA dan niet racistisch tegenover de Franstaligen in dit land? Helemaal niet. Zoals de meeste Vlamingen heeft de N-VA niets tegen de Franssprekenden als dusdanig. Wanneer wij Vlaamse autonomie opeisen, nemen wij niets af van de Franstaligen. Wij gunnen hen dezelfde autonomie die wij voor onszelf vragen. Er is dus geen sprake van discriminatie of benadelen. De N-VA vertolkt enkel de mening van vrijwel alle Vlamingen, dat de Franssprekenden zich niet moeten bemoeien met hoe wij in Vlaanderen willen leven, en zeker hun wil niet aan ons moeten opdringen. Wij nemen diezelfde houding aan tegenover alle andere landen, ze is niet specifiek tegen de Franstaligen gericht en is dus niet discriminerend of racistisch. Alleen is het zo dat bijvoorbeeld de Russen niet de neiging hebben om ons te komen zeggen hoe het moet en de Franstalige Belgen helaas wel.

    Alle partijen, ook de N-VA, moeten rekening houden met de problemen die kunnen ontstaan wanneer personen van verschillende afkomst samenleven in een staatkundige eenheid. In België is er echter een zeer ingewikkelde staatsstructuur, waarbij bijvoorbeeld al het culturele autonoom beslist wordt door de gewesten en gemeenschappen. En in Brussel, het zogenaamd hoofdstedelijk gewest, loopt alles door elkaar en wonen mensen bij elkaar uit de hele wereld, maar allemaal met een verschillend statuut, naargelang ze officieel Belg zijn of niet, of beide, en Vlaming, Waal of Brusselaar.

    Een racistische partij zoals het Vlaams Blok verzet zich tegen elke vorm van culturele diversiteit: wie naar Vlaanderen komt moet Vlaming worden, zoals de Vlamingen die destijds naar Amerika trokken en na één generatie al niet meer te herkennen waren. De Italianen, Turken en Marokkanen die wij naar hier gehaald hebben, moeten zich dus zo snel als mogelijk aanpassen, of anders vertrekken. Geen hoofddoeken dus of andere exotische kleding, geen exotische restaurants, geen culturele verenigingen van mensen met gemeenschappelijke buitenlandse roots enzovoort. Je ziet het: gekheid en bovendien onmogelijk. (Echte) Vlamingen zijn net zo verschillend van elkaar als van de immigranten en de immigranten lijken veel meer op de autochtone bevolking dan ze ervan verschillen. En de verschillen die zo opvallend zijn, gaan niet dieper dan de kledij, de huidskleur, het krullen van het haar, de culturele gewoonten…

    Ik heb op geen enkel moment kunnen vaststellen dat de N-VA ooit een racistisch standpunt zou ingenomen hebben of gekant zou zijn tegen een multiculturele samenleving. Wel is zij terecht voorstander van een snelle en verregaande integratie van alle immigranten in alle domeinen van het openbaar leven, maar met behoud van hun eigenheid indien zij dat wensen en voor zover dat niet verboden is of strijdig met onze wetgeving.

    Ook op dat punt is de N-VA dus een strikt democratische partij.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    12-09-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.N-VA extreemrechts?

    Manon vroeg me: is de N-VA een extreemrechtse partij?

    Om daarop te kunnen antwoorden, moeten we ons afvragen: wat is een extreemrechtse partij? En zelfs: wat is links en wat is rechts?

    Laten we daarmee beginnen.

    Een linkse ideologie is gesteund op socialistische en zelfs communistische principes. Ze gaat ervan uit dat de politiek ervoor moet zorgen dat de rijkdom van een land zoveel als mogelijk verdeeld wordt over alle burgers. Dat betekent dat de staat in belangrijke mate aan herverdeling van de middelen zal doen en een grote invloed zal uitoefenen op het maatschappelijk leven. Er zullen hoge belastingen geheven worden, vooral op de rijkeren en aan de zwakkeren zal volop steun gegeven worden. De staat zal heel wat domeinen zelf beheren en vooral investeren in algemene voorzieningen, die gratis of aan gereduceerde prijzen binnen het bereik van iedereen moeten zijn. Een linkse politiek streeft naar zoveel mogelijk gelijkheid onder de burgers.

    Een rechtse ideologie zal in tegenstelling daarmee veel meer belang hechten aan het individu en zijn rechten op autonome ontplooiing volgens zijn eigen talenten. De staat moet er vooral voor zorgen dat het individu niet belemmerd wordt in zijn vrijheid en zijn initiatief. Dus minder herverdeling, minder belastingen, minder staatsinmenging, minder steun aan de zwakkeren, minder sociale en algemene voorzieningen. De staat moet er vooral voor zorgen dat iedereen kan werken; wie dat niet kan, heeft slechts recht op een karig levensloon. Een rechtse politiek laat een veel groter verschil toe tussen de burgers, ook financieel.

    Voor links ligt de drijfveer voor de mensen in de solidariteit en het gezamenlijk nastreven van een betere wereld. Voor rechts wordt de mens vooral gedreven door eigenbelang en de zorg voor zijn onmiddellijke naasten.

    Dat zijn de grote lijnen. In die zin is de N-VA ideologisch een centrumrechtse partij, dus veeleer rechts, maar niet overdreven, dus iets meer naar het centrum dan de traditionele liberale partij, de Open Vlaamse Liberalen en Democraten (Open VLD). Dat wil zeggen dat men stevige maar eerlijke sociale voorzieningen wil, meer dan de liberalen, maar niet zoveel als links, de SP-A, de Vlaamse socialistische partij. De N-VA richt zich duidelijk iets meer op de ondernemers en de werkende Vlaming, minder op de zwakste leden van de maatschappij. Dat blijkt uit hun houding tegenover de werklozen: een vangnet, ja, maar geen hangmat. Dus een uitkering die vrij snel afneemt in de tijd, zodat men zich niet knusjes gaat nestelen in een veilig statuut als steuntrekkende. Mensen moeten aangemoedigd worden om te werken, niet om te profiteren. Wie niet door eigen schuld uit de boot valt, kan rekenen op een waardig minimumloon, als en voor zolang dat echt nodig is en als dat kan bewezen worden.

    Wat is nu een extreemrechtse partij? De benaming is slecht gekozen. Men zou immers kunnen denken dat het gaat om radicale liberalen, die alle macht bij het individu leggen en de staat daaraan volledig ondergeschikt maken, een beetje zoals het in Amerika ging in het begin van de twintigste eeuw, of hier bij ons in de negentiende. Zorg voor de armen was dan helemaal afhankelijk van de paternalistische welwillendheid van de rijken, die de armen onbarmhartig uitbuitten.

    Maar dat bedoelen we vandaag niet met extreemrechts. In feite gaat het om een fascistische ideologie, waarbij de macht in handen is van een sterke leidersfiguur, die op niet-democratische manier regeert als een dictator, gesteund op het leger of paramilitaire groeperingen. Fascisme is meestal ook zeer strijdend nationalistisch en sluit allerlei ‘vreemde’ elementen uit, soms zelfs met geweld. Fascisme kan (in naam) socialistisch zijn, zoals het Stalinisme en het Nationaal-socialisme van Hitler en het fascisme van Mussolini, maar door zijn ondemocratisch karakter verglijdt het meestal in een oligarchie, waarbij de macht en het geld geconcentreerd is bij een strikte minderheid.

    De N-VA is geen fascistische partij, gezien haar sterke aanhankelijkheid aan de democratische principes. Zij is zelfs manifest antifascistisch en weigert elk contact of coalitie met fascistische partijen, personen of groepen. Haar uitgesproken nationalisme is niet exclusief, zoals bij de fascisten het geval is. Men is dus niet tegen de vreemdelingen en men wil ze ook niet verwijderen (of uitroeien); men weet dat men nu en in de toekomst nog meer een beroep zal moeten doen op buitenlandse werknemers.

    Het Vlaams-nationalisme is een typisch lokaal en historisch verschijnsel; het gaat terug op de kunstmatige samenvoeging van politiek, taalkundig, etnisch, economisch, cultureel zeer heterogene en bovendien geografisch gescheiden eenheden in een ondemocratische eenheidsstructuur die België heet. De N-VA wil een einde maken aan die historische vergissing, aan die onrechtvaardige staatkundige structuur die ons tegen onze wil opgelegd is en die ons steeds benadeeld heeft in al onze democratische rechten en ons verhindert om onze eigen weg te gaan. De N-VA wil de Vlaamse autonomie nastreven binnen een verenigd Europa, doch met louter democratische middelen.

    De N-VA is dus een democratische, centrumrechtse, Vlaams-nationalistische volkspartij. Zij weerspiegelt als dusdanig de mening van de overgrote meerderheid van de Vlaamse bevolking, ook al stemmen velen nog voor traditionele partijen zoals de Open VLD, de CD&V en zelfs de SP-A, die alle drie echter veel minder uitgesproken radicaal Vlaams-nationalistisch zijn.

    Dat Vlaams-nationalisme trekt nu veel Vlamingen aan, die de ondemocratische en inefficiënte Belgische structuren meer dan beu zijn. Ongetwijfeld verklaart dat het opvallend recent succes van de N-VA. Maar wanneer de N-VA ooit haar doel zou bereiken en Vlaanderen onafhankelijk zou worden binnen Europa, verliest de N-VA datgene wat haar onderscheidt van de traditionele partijen en haar nu aantrekkelijk maakt. Dan zal de N-VA in een crisis belanden; ideologisch zal zij immers nog nauwelijks te onderscheiden zijn van de CD&V en de Open VLD en haar specifiek bestaansrecht heeft ze dan verloren, precies door haar eigen succes. Een natuurlijke grote fusie van centrumrechts dringt zich dan op, waarin ook een groot deel van de huidige extreemrechtse stemmers zal opgaan.


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Bijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!