mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
29-03-2013
Crisis
Crisis. Ik heb het nog niet anders geweten. Het is altijd
crisis, is het niet van het een, dan van het andere, maar meestal van alles
tegelijk: de crisis is systemisch, een woord dat Van Dale nog niet gehaald
heeft, maar dat lijkt alleen een kwestie van tijd.
Wat moeten wij daarmee? Simpele burgers zoals jij en ik zitten
opgescheept met een frustrerend gevoel van diepe machteloosheid. Wij hebben
geen idee van de oorzaken van de crisissen, laat staan dat we een oplossing
zouden kunnen bedenken. In een crisis gebeuren er allerlei vreselijke dingen,
maar zelfs als we achterhalen hoe dat in hemelsnaam mogelijk geweest is, zijn
we daar achteraf niets mee: de schuldigen worden niet gevonden of bestraft, zodat
niemand ontraden of afgeschrikt wordt om het nog eens te doen of ook eens te proberen,
de gevolgen kunnen niet ongedaan gemaakt worden, en er zijn blijkbaar geen
lessen die we eruit trekken.
Snafu is een woord dat me dan te binnen schiet, een
Amerikaanse militaire slang term, een
acroniem of letterwoord uit de Tweede Wereldoorlog: situation normal, all fucked up. Crisis is de normale situatie.
Daaruit valt toch tenminste dit te leren: we hoeven ons niet
te verbazen of te ergeren over het feit dat er een crisis is: niets is meer
normaal dan dat. Er kan immers zoveel verkeerd gaan in onze wereld, dat het
veeleer een wonder zou zijn als dat niet
het geval was. Meteen kunnen we ook wel stellen dat er niet één
verantwoordelijke is; het gaat om een gezamenlijke verantwoordelijkheid. Het
zijn dus niet de banken, of de rijken, of de regering, of de vakbonden die het
gedaan hebben en steeds weer doen: wij zijn het, met zijn allen. Je hebt wel
eens uitschieters, zoals een trader
die een aantal miljarden kwijtspeelt, maar meestal zijn we er allemaal massaal
bij betrokken. Zoals bij de opwarming van de aarde: niet alleen de industrie
(die toch ook maar voor iedereen draait), maar elk van ons doet er aan mee,
elke keer als we bij manier van spreken, of zelfs letterlijk, een windje laten.
Dezer dagen hoor je veel kritiek op de banken: Cyprus,
Ierland, Spanje en Portugal, Italië, maar ook de Verenigde Staten, Groot-Brittannië
en zelfs hier bij ons, en IJsland zijn dan we dan al weer bijna vergeten. Maar
wat heeft die crisissen veroorzaakt? Niet één inhalige CEO, niet een
graaicultuur bij de banken, maar wij allemaal. We laten ons verleiden om meer
leningen aan te gaan dan we kunnen terugbetalen en om ons geld te beleggen aan een
hogere interest dan redelijk is. Hoewel we uit onze dagelijkse praktijk wel
beter weten, blijven we toch denken dat het geld aan de bomen groeit, dat er
snelle winsten te maken zijn zonder te werken, dat men ook slapend rijk kan
worden. Als dat al zo zou zijn, dan blijkt die snel verworven rijkdom zeer
relatief en zeer volatiel: je bent er noot zeker van, je bent je snelle winst
zo weer kwijt, en soms zelfs een flink stuk van je kapitaal. Het zijn maar
uitzonderingen die met al hun speculatief gedrag beter doen dan de markt, dat
wil zeggen de interesten die je bij elke bank krijgt. We jagen dus droombeelden
na, zoals wanneer we meedoen aan loterijen: je kan het groot lot winnen, maar
de kans is erg klein, zo klein dat een verstandig mens er maar beter niet aan
meedoet.
Maar zo zijn we niet: wij hopen allemaal dat we de
uitzondering zullen zijn, dat we de regel kunnen breken die zegt dat je moet
werken voor je boterham. Meer nog: we houden vol dat je van werken niet rijk
wordt. Van wat dan wel?
Als het niet van werken is, dan is het van diefstal.
Ik denk dan aan de koloniale tijd, toen men in de warme
landen allerlei grondstoffen ging halen zonder ervoor te betalen; integendeel,
de inboorlingen werden zelfs als slaven ingezet bij de productie, verkocht, verkracht
en uitgeroeid. Wegens hun zeldzaamheid waren die grondstoffen hier peperduur
(daar komt ons woord trouwens vandaan), en zo kon men hier dus enorme winsten
maken, vaak met zo goed als nutteloze stoffen, zoals zilver en goud en edelstenen,
maar ook peper, kaneel, kruidnagel, cacao, koffie en thee. Multatuli maakte al
duidelijk dat het niet om handel in koffie ging, maar om diefstal en
uitbuiting.
In feite is wat nu gebeurt niets anders. Even nutteloze of
niet-essentiële producten worden een hype, zoals gsms, mobieltjes. Een firma
die een succesvol toestel op de markt brengt (dat ergens in een arm land door
een uitgebuite bevolking gemaakt wordt voor zo goed als niets, maar in de rijke
landen duur verkocht), ziet haar beurswaarde spectaculair stijgen. Dat wil
zeggen dat de eigenaars of de aandeelhouders plots virtueel rijk zijn.
Virtueel, want als ze hun gestegen aandelen niet verkopen, zijn ze net zo rijk
als voorheen. En als ze ze wel verkopen, wat moeten ze dan met dat geld?
Beleggen in andere aandelen en hopen dat die ook weer stijgen? We weten hoe dat
gaat: met aandelen valt veel geld te verdienen en veel geld te verliezen, en je
moet al heel veel geluk hebben om beter te doen dan de markt, en zo zijn we
weer bij af, zonder langs de bank gepasseerd te zijn.
Te veel mensen, ook gewone mensen, zijn bezig met het
najagen van snelle en spectaculaire winsten. Het is zelfs zo dat als je dat
niet doet, je doorgaat voor een kluns. Gewoon elke dag naar je werk gaan en
daar de hele dag ernstig bezig zijn met wat van je verwacht wordt, wat dat ook
is, dat lijkt wel alleen voor domoren weggelegd.
Of toch niet? Bezorgde Belgen halen nu massaal hun geld weg
uit risicovolle beleggingen en deponeren het op spaarboekjes, waar je zo goed
als geen rente krijgt, zeker als je rekening houdt met de inflatie. Tweehonderdveertig
miljard euro hebben we zo op de bank staan. Dat is als ik het goed heb 24.000
euro per Belg. In oude franken is dat ruwweg een miljoen. Elke Belg is dus
miljonair, alleen al met wat we op onze spaarboekjes staan hebben. Natuurlijk
is dat alleen statistisch zo, in de praktijk is het anders verdeeld, waarbij
een dunne toplaag het grootste deel van het geld heeft, een heel wat mensen zo
goed als niets.
Vandaar dat iedereen het erover eens is dat de rijkdom niet
eerlijk verdeeld is, niet in ons eigen land en niet in de wereld. Men wil dus
een meer billijke herverdeling. Maar dan beginnen de problemen. Herverdelen is
afnemen van de enen om het aan andere te geven, zomaar. Ja, dag Jan! Niemand
staat daarvoor te springen, natuurlijk, zeker niet wie enig bezit heeft. Wij
hebben dat bezit immers met hard werken verdiend, of met verstandig beleggen,
of desnoods met het groot lot te winnen. En we betalen al zoveel belastingen om
studerende jongeren, werklozen en zieken en ouderen te onderhouden. Politieke
en economische systemen die op herverdeling inzetten, zijn niet populair. Het
communisme begon als een idealistisch en humaan project, maar zonk binnen de
kortste keren weg in de meest afschuwelijke en mensonterende waanzin. Ook zo
voor het nationaal-socialisme in Duistland. Zo moet het dus niet.
Hoe dan wel? Wij hebben een gezonde argwaan tegenover mensen
die zeggen hoe het moet, of dat nu economen zijn, politici, syndicalisten,
middenvelders, filosofen of godsdienstige leiders. Wij wantrouwen gezag, omdat
we zien dat het gezag het niet beter doet dan wij zelf. Systemen zijn niet
volmaakt. Of het openbaar vervoer, de post, de bank of de industrie door de
staat wordt uitgebaat of door privé firmas, het maakt omzeggens geen verschil,
zeker niet op termijn. Hoe kan het ook anders? In elk geval zijn het mensen die
de systemen bedenken en draaiend houden. En de mensen zijn overal eender, of
toch zo goed als.
Dat zou ons aan het denken moeten zetten. Het gaat fout, zo
blijkt telkens weer, als te weinig mensen te veel macht hebben. Het gaat beter
wanneer zoveel mogelijk mensen betrokken worden bij het bedenken van
oplossingen en bij het toepassen ervan. Dat noemen we democratie. We moeten er
dus voor zorgen dat onze samenleving democratisch blijft. Dat kan alleen maar
wanneer we daarvoor goede systemen uitwerken, niet alleen in de politiek maar in
alle geledingen van de maatschappij. Democratie moet een ingesteldheid zijn die
we altijd en overal toepassen. Dat is niet vanzelfsprekend. Wij hebben vaak de
indruk dat het democratisch proces tijdrovend en inefficiënt is. Maar dan
moeten we bedenken dat wanneer we afwijken van dat democratisch ideaal, andere en
veel grotere gevaren op de loer liggen: diefstal, uitbuiting, onmenselijke
behandeling van onze medemens en de andere levende wezens, vernietiging van
onze leefwereld, ongelijke verdeling van de rijkdom, waanzinnige oorlogen
Hoewel de democratie in de eerste plaats een ingesteldheid
is die in elke mens moet aanwezig zijn, hebben wij ook behoefte aan systemen
die dat helpen realiseren. Het is niet voldoende dat onze parlementairen
democratisch verkozen worden, het parlement moet ook democratisch te werk gaan
in zijn wetgevende en uitvoerende taken. Het is niet voldoende dat bijvoorbeeld
via de vakbonden de werknemers betrokken worden bij sommige aspecten van de
bedrijfsleiding, zij moeten mede de verantwoordelijkheid dragen. En in
religieuze gemeenschappen zijn we nog ver van enige echte inspraak.
Ik ben geen voorstander van totalitaire systemen, waar een
zogenaamd democratisch systeem van boven uit opgelegd en afgedwongen wordt. Wij
hebben genoeg gezien dat zoiets niet werkt en integendeel tot nog grotere
misbruiken en ongelijkheid leidt. Ik zie geen andere mogelijkheid dan steeds te
blijven ijveren voor een echte en doorgedreven democratie. Als de grootste
bedreiging daarvan zie ik de concentratie van macht bij een te beperkt aantal
personen gedurende een te lange periode. Dat kan men verhinderen door de macht systematisch
te verdelen over meer personen en instellingen en door hun ambtstermijn dwingend
en drastisch te beperken in de tijd. Op die manier garanderen we dat meer
mensen betrokken worden in de besluitvorming en dat is, daarvan ben ik
overtuigd, de enige manier om een wereld tot stand te brengen waarin het voor
iedereen goed leven is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
24-03-2013
Onze waarden? Of toch niet...
Een boek met als titel: Onze waarden? Welke toekomst voor
het humanisme? uitgegeven bij de Universitaire Pers Antwerpen in een reeks die
Cogito heet, dat schept
verwachtingen.
Je moet echter ook de kleine lettertjes lezen, bijvoorbeeld
op de achterflap: De Cogito-reeks bundelt de boeiendste gedachten van de
gastsprekers die door de Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen
worden uitgenodigd. Dan weet je dat het om de teksten van toespraken gaat, en
dat is een ander genre dan het essay, zoals zal blijken. Je moet dan ook niet
verwachten dat er een rode draad loopt door de verschillende bijdragen heen:
zij zijn immers vrij om te vertellen wat ze willen over een zo ruim onderwerp
als waarden en ze hoeven hun teksten niet op elkaar af te stemmen. Dat is
goed om weten: het gaat niet om een gezamenlijke, gestructureerde, benadering
van een thema, waarbij de belangrijkste aspecten op een evenwichtige manier aan
bod komen.
De inleiding van Jurgen Slembrouck, de medewerker van de
Vrijzinnige Dienst aan de Universiteit Antwerpen die de lezingenreeks
organiseerde, brengt ons meteen in medias
res. Wij herinneren ons nog wel de heibel die er is geweest rond een van de
lezingen, die van Benno Barnard, die verstoord werd door fundamentalistische
moslims van Sharia4Belgium. De
lezing werd omwille van de voortdurende onderbrekingen geannuleerd.
Meteen is de toon gezet. Dit is inderdaad geen bundel met
serene bijdragen over de waarden van het humanisme. Het kan geen toeval zijn
dat al de sprekers het hebben over de islam. Barnards lezing, waarvan we de
inhoud helaas niet kennen, droeg als titel: Het islamdebat: Leve god, weg met
Allah! In zijn inleiding heeft de redacteur het over de idealen die ons
dierbaar zijn en die wezenlijk zijn voor onze westerse samenleving, maar hij
belicht die vooral vanuit de bedreigingen die uitgaan van de moslim-immigranten
hier bij ons en van de moslimlanden wereldwijd. Het is een eenzijdige benadering
die maar al te nadrukkelijk aanwezig is bij een bepaalde rabiate groep binnen de
georganiseerde vrijzinnigheid in Vlaanderen.
Dirk Verhofstadt heeft het over het atheïsme als basis voor
de moraal. Hij gebruikt de klassieke argumenten: het zijn de godsdiensten die
verantwoordelijk zijn voor het geweld in de wereld, kijk maar naar de
geschiedenis en naar wat er vandaag in de wereld gebeurt. Hij ziet ook een verband
tussen de wereldwijde schrijnende armoede en de prominente rol van de religie
in die streken. Religie is aan een opmars bezig, zo stelt hij vast. De idealen
van de Verlichting (in dit boek steeds verwarrend met kleine letter geschreven,
alsof het over straat- of huiskamerverlichting gaat) staan onder druk; men wil
het individueel zelfbeschikkingsrecht terugschroeven en alle macht weer aan de
religies geven. Nochtans hebben die geen poot om op te staan: zij baseren zich
op vermeende heilige boeken (een pleonasme, als je het mij vraagt, want dat
iets heilig is, berust enkel op de mening van wie dat claimt, er zijn geen
echt heilige boeken), en ze houden geen rekening met de wetenschap.
Wat stelt hij daar tegenover? Vooreerst maakt hij zijn eigen
positie duidelijk: hij is geen atheïst pur
sang, de kwestie van het bestaan van God is voor hem niet zo belangrijk.
Het atheïsme, dat hij definieert als de hypothese (sic) dat God niet bestaat is voor hem wel de grondslag van de
moraal. Wij moeten er bij het opstellen van een moraal van uitgaan dat er geen
God is, anders loopt het fout. Of er een God is of niet, is niet ter zake. Dat
is geen agnosticisme, beweert hij, want het agnosticisme laat het bestaan van
God in het midden. Men kan dan soms gelovig zijn en soms niet. Vreemd. Is het
niet veeleer zo dat een agnost beweert dat men van God noch het bestaan noch
het niet-bestaan kan bewijzen, dat men er met andere woorden niets kan over
zeggen en dat het bestaan van God dus een irrelevante kwestie is?
Waarop moeten we ons dan wel baseren? Op de kritisch
rationalistische wetenschappelijke methode. Verhofstadt verwijt gelovigen en
totalitaire regimes dat ze het persoonlijk geweten uitschakelen in naam van
een abstract en alomvattend plan, van absolute en onveranderlijke waarheden,
van blind en irrationeel geloof in het Beter-zijn-dan-de-Ander ( ). Hij stelt
zelf de retorische vraag of zijn methode niet in het zelfde bedje ziek is, en antwoordt
dus gedecideerd: neen! En waarom niet? Omdat we nu een ander (vermeend heilig?)
boek hebben: de Universele Verklaring van de Rechten van de Mens. Meteen zien
we de zwakte van het argument: waarom zouden sommige mensen, individueel of
collectief, wel in staat zijn om tot absolute en universele waarheden te komen,
en andere niet?
Daarom gaat hij op zoek naar een empirische grond voor zijn
universele waarden en hij komt uit bij dit basisgegeven: elk levend wezen
verzet zich tegen het onvrijwillig ondergaan van pijn. Dat zal wel niemand
betwisten, maar hoe kan dat de basis zijn voor een universele menselijke moraal? Wij vernemen geen details.
Waar het blijkbaar om gaat in die ethiek, is dat we niemand pijn berokkenen
tegen zijn of haar wil. Dat lijkt wel erg mager, en ook erg idealistisch. Zelfs
als we het goed bedoelen, hebben onze daden ook negatieve gevolgen. Niets is
absoluut goed, of slecht. En alleen maar geen kwaad doen is nog niet
hetzelfde als goed doen. Wat Verhofstadt hier voorstelt is een universeel of
kosmopolitisch burgerschap, waarin iedereen alle anderen absoluut respecteert.
Tja
In de laatste paragrafen pleit Verhofstadt vervolgens voor
een neutrale overheid. Scheiding van kerk en staat, verwijderen van alle
verwijzingen naar godsdienst uit de publieke sfeer en uit de opvoeding
enzovoort. Het is nu aan de mens om vanuit de rede onschendbare wetten in
stenen tafelen te beitelen. ( ) Geen Thora, geen Bijbel en geen Koran dus, maar
een consequent doorgetrokken Kritiek van
de zuivere rede.
Alsof er één kritisch rationalistische wetenschappelijke
methode zou zijn waarover iedereen het eens is. Alsof de zuivere rede een
ideaal zou zijn dat zelfs maar enigszins benaderbaar zou zijn. Alsof de zeven
miljard mensen van vandaag aan de hand van die kosmopolitische ethiek plots
volmaakte universele medeburgers zouden worden. Ik deel dat onverholen
optimisme niet over de menselijke redelijkheid. Het volstaat trouwens, ironisch
genoeg, om de volgende bijdrage in het boek te lezen, waar het hier zo geprezen
kosmopolitisme op grond van de rede wordt verketterd als de oorzaak van alle
kwaad.
Die bijdrage van Wim van Rooy, onder de titel Links en verlichting, heeft een heel
andere stijl. Ik kende de auteur niet en viel zowat van mijn stoel vanaf de
eerste regels. Het is een bombardement van namen en titels, bon mots in alle
mogelijke talen, modieuze slogans en slagwoorden, erudiete verwijzingen en
allusies, woordspelingen, en van alle retorische wendingen en stijlfiguren die
je maar kan bedenken, en zelfs enkele onvoorstelbare. Ook inhoudelijk is het
een niet aflatende tirade, een catilinarische rede, een filippica tegen al wat
links intellectueel is, of groen, pro-Palestijns, anti-Joods, multicultureel,
of moslim. Ik ga er niet veel woorden aan vuil maken. In een volgende bijdrage zegt
een collega dat deze man zijn pen in vitriool heeft gedrenkt. Dat is zeker
zo, en dat maakt zijn bijdrage ongenietbaar. Maar veel erger is de agressieve
eenzijdigheid. Ik geef één voorbeeld. Herhaaldelijk zegt de auteur dat de islam
al 1400 jaar de wetenschap bestrijdt. Het valt echter niet te ontkennen dat het
precies in die moslimwereld is dat bijvoorbeeld de Grieks-Romeinse cultuur is
bewaard gebleven, terwijl ze in het Westen zelf volledig ten onder was gegaan.
Maar dat is een detail van de geschiedenis, blijkbaar, zoals er wel meer zijn
die in deze tirade weggemoffeld worden tussen de banbliksems. Maar genoeg
daarover.
Helaas worden wij van de volgende bijdrage, die nochtans
zeer verschillend is, niet vrolijker. Ronald Commers heeft het over
Tolerantie, omdat er grenzen zijn. Enkele ethische reflecties bij het
multiculturaliteits- en islamdebat. We beginnen met een lang citaat, in het
Duits, van de meest bekende tekst van Karl Marx, juist, die over de godsdienst
als de opium van het volk. Van daar gaan we naadloos over naar de actualiteit:
de discussies over het dragen van de hoofddoek door de leerlingen van het
beroemde Koninklijk Atheneum in Antwerpen in 2009. De auteur citeert
uitvoerig uit zijn opiniestuk dat hij naar De
Standaard stuurde (maar dat de redactie wijselijk niet publiceerde). Vervolgens
krijgen we nog meer citaten uit eigen werk, gestoffeerd met lange voetnoten, en
zo kabbelt het betoog van de auteur verder, zonder enig duidelijk doel,
alluderend op allerlei vetes en verdachtmakingen en zelf ook niet vies van
vegen uit de pan voor collegae die van mening verschillen. Wij krijgen
verwijzingen voorgeschoteld naar vooral Duitse publicaties uit de negentiende
en vroeg twintigste eeuw, over kwesties die wellicht van groot belang zijn,
maar zonder dat wij in de gelegenheid gesteld worden om zelfs maar te vermoeden
waarover ze gaan. Maar één zaak is duidelijk: Commers houdt niet van de Koran,
van de islam of van moslims. Dat is zijn zaak, natuurlijk. Maar of wij iets
hebben aan zijn ontboezemingen?
Magda Michielsens is de volgende die zich uitspreekt in het
debat, zij het aanvankelijk aarzelend. Ze zegt het met een haiku:
Ik, vol ongeloof,
kijk vrijzinnig om me
heen:
zwijgen of spreken?
Dat is de kapstok waaraan ze haar tekst ophangt. Ze spreekt
over zichzelf, over haar ongelovige opvoeding en overtuiging, over het
christendom als een bepalend cultuurelement, over het terrorisme en de
onverdraagzaamheid van de islam en de godsdiensten in het algemeen Ze heeft
het over wat zij belangrijk vindt, zoals de scheiding van kerk en staat, de
georganiseerde rationaliteit (sic),
de georganiseerde strijd tegen stupiditeit, zeker wanneer deze als principe
optreedt. Enzovoort. Tot slot heeft ze het ook over het hoofddoekendebat, wat
had je gedacht, en ze is ertegen: Hoofddoeken horen niet thuis in een onderwijssituatie.
Waarom? Omdat men zo bezig is terrein te veroveren voor een politieke zaak
waar zij (de moslimas) achter staan ze zijn continu bezig de ruimte voor de
islam uit te breiden.
Raymonda Verdyck is sinds 2009 afgevaardigd bestuurder van
het GO! onderwijs van de Vlaamse gemeenschap. Zij brengt een ietwat tamme tekst
over dat onderwijs, aan de hand van officiële teksten en programmaverklaringen.
Het klinkt allemaal heel braaf en idealistisch, maar het heeft weinig van doen
met de harde werkelijkheid die zich in het gemeenschapsonderwijs afspeelt. En
neen, hoofddoeken zijn niet welkom in het GO! Om strikt pedagogische redenen
natuurlijk.
Floris van den Berg is de vreemde eend in de bijt. Hij heeft
het zich gemakkelijk gemaakt. Hij heeft een tekstje afgeleverd waarin hij
reclame maakt voor een van zijn boeken, en heeft zelfs niet de moeite genomen
om de tekst aan te passen voor de gelegenheid. In dit boek Ook de redacteur
heeft niet ingegrepen. Wat er overblijft heeft veel weg van een sessie in een
van de vele seminaries waarmee bedrijven hun werknemers teisteren, inclusief
het obligate rollenspel. Beeld je eens in dat je een koe bent. Enzovoort. Als
hij af en toe probeert ernstig te zijn, gaat hij flink de mist in. Tolerantie:
ja hoor, maar met mate! Tolerantie voor intolerantie (behalve als vrije
expressie) is intolerabel. Of dit: De essentie van het project van de
verlichting is om te trachten met er met elkaar het beste van te maken door
zelf na te denken. (sic) Dat geloof
in het zelf nadenken heeft deze auteur gemeen met zijn collegae in dit boek.
Kritisch denken en het individu als ijkpunt van de moraal zijn de twee
kernwaarden van de verlichting. Alsof elk individu op zijn eentje plots tot
een verlichting zou kunnen komen als het maar lang en hard genoeg individueel
nadenkt, en dan meteen ook een volmaakt wezen zou zijn. Alsof er geen maatschappij
is waarin wij allen moeten samenleven. Het uitgangspunt is het vermogen tot
lijden. Dat lijkt sterk op de grond van de moraal volgens Verhofstadt. Ook
hier gaat het om het vermijden van het lijden, veeleer dan over de hoop die wij
allen koesteren op een beter leven. Het grootste morele probleem van Nederland
en België - de bio-industrie is eenvoudig op te lossen O ja? En is dat werkelijk
ons grootste morele probleem?
Helemaal lachwekkend wordt het als de auteur ons een
gedachte-experiment voorhoudt, waarbij we zelf de wereld mogen ontwerpen, maar
niet weten welke plaats we in die wereld zullen innemen. Dat zal ervoor zorgen
dat we voor alle (levende) wezens optimale omstandigheden zullen creëren. Zo
komen we terecht in het zelfde optimistisch idealisme van Verhofstadt: met
enige moeite (en veel individueel nadenken) kunnen we een perfecte wereld
creëren voor iedereen. Dat we daar nog niet aan gedacht hebben!
Niet dus. Dit boek wordt geteisterd door vele problemen. Ik
heb er al enkele aangehaald en besluit met dit allesdoordringend probleem: deze
auteurs geven niet de indruk dat ze weten wat het probleem is. Het is niet de
islam, niet het katholicisme, het jodendom of welke godsdienst dan ook (en ook
niet de bio-industrie). Het gaat om het samenleven van zeven miljard mensen, en
dat geeft onvermijdelijk aanleiding tot conflicten, want wij denken niet alleen
(af en toe) na, wij hebben ook gevoelens en wij laten ons meestal daardoor
leiden. Elke oplossing, groot of klein, zal daarmee rekening moeten houden. In
dit boek is er nergens sprake van menselijke gevoelens. Jammer.
Met een boutade zou je kunnen stellen dat de beste lezing
van deze reeks al bij al nog die was van Benno Barnard
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
20-03-2013
Democratie in België en in Vlaanderen
Het beeld van Elio Di Rupo, de Belgische Premier, florerend
tussen andere regeringsleiders en staatshoofden bijeen op een Europese top, raakt
me diep.
Vooreerst treft me de futiliteit van zijn aanwezigheid op
een dergelijke vergadering. Wat is zijn gewicht, en het gewicht van België überhaupt,
in die discussies? Het geringe aandeel van onze economie in het geheel van de
Europese economie maakt dat het vooral de grootmachten zijn die de belangrijke beslissingen
nemen; wij krijgen enkele kruimels die van de tafel vallen, genoeg om de
sociale onrust in Genk en Luik enigszins te bedaren.
Maar mijn ergernis wordt vooral gewekt door het feit dat hij
België en dus in principe ook Vlaanderen en mijzelf vertegenwoordigt. Ik slaag
er absoluut niet in om hem als een spreekbuis te zien van onze belangen. Hij is
een Waalse socialist, die niets dan minachting heeft voor Vlaanderen en de verzuchtingen
van de Vlamingen. Ongetwijfeld en onvermijdelijk zal hij zijn eigen ideeën
verdedigen op die bijeenkomsten, zoals hij dat ook doet in de federale regering.
Hij is niet onpartijdig, dat is wel duidelijk.
Maar zelfs indien hij dat zou zijn, en de mening vertolken
van de officiële federale regering, quod
non, welteverstaan, dan is er nog altijd een probleem met zijn
representativiteit. Niet zozeer aan Waalse kant: in de regering zitten de
Franstalige socialisten (26 zetels in het parlement), de MR (15) en CDH (9); er
zijn slechts drie Franstalige parlementsleden in de oppositie, want Ecolo
verleent samen met Groen! gedoogsteun. Veel representatiever voor de Franstalige
bevolking kan deze regering niet zijn. Het probleem ligt aan Vlaamse kant.
Enerzijds telt de Vlaamse oppositie 38 parlementairen, tegen 43 voor de
regering, wat meteen een totaal andere verhouding geeft. Bovendien zijn de drie
Vlaamse regeringspartijen niet de belangrijkste partijen in Vlaanderen: de N-VA
heeft 27 zetels en is daarmee de grootste partij van België, CD&V heeft er 17,
de SPA en de VLD elk 13; Vlaams Belang heeft nog 11 zetels.
Men zou kunnen argumenteren dat de meerderheid van de
Vlamingen toch vertegenwoordigd is in het parlement en dat is mathematisch ook
zo, als je enkel kijkt naar de zetels voor de meerderheid en de oppositie.
Daartegenover staat dat Vlaanderen, dat 6,4 miljoen inwoners telt, slechts 43 zetels
heeft bij de meerderheid, terwijl de Franstaligen met 3,5 miljoen Walen en 1,1
miljoen (hoofdzakelijk Nederlands onkundige) Brusselaars niet minder dan 50
zetels heeft in de meerderheid. Deze regering weerspiegelt dus de demografische
verdeling van het land niet, en al evenmin de politieke samenstelling van
Vlaanderen. Ze is dus ondemocratisch.
Bovendien kan men ernstige vragen stellen bij de
democratische vertegenwoordiging van de Vlaming door de drie traditionele Belgicistische
partijen. Zij zien hun stemmenaantallen bij elke verkiezing drastisch dalen;
vandaag zeggen de prognoses dat N-VA bij de volgende verkiezingen misschien
zelfs meer stemmen en meer zetels zal halen dan die drie partijtjes samen. Elk
van hen vertegenwoordigt een kleine minderheid, namelijk ongeveer 10 procent
van de bevolking (iets meer voor de zogenaamd katholieke partij), terwijl de
N-VA misschien zelfs tot 40 procent zou halen. Het zijn ook drie partijen die ideologisch
totaal aan elkaar tegengesteld zijn, en traditioneel de basis vormen voor de
heilloze grondige verzuiling van Vlaanderen in liberalen, socialisten en
katholieken. Zij vormen dus geen eenheid, en elk afzonderlijk is slechts
representatief voor een zeer kleine groep in de maatschappij. Bovendien zijn
zij al jaren de grote verliezers bij de verkiezingen en het ziet er niet naar
uit dat daarin snel verandering komt. Hun ideologieën slagen er niet in
jongeren aan te spreken, en de volwassenen en de ouderen hebben het wel gehad
met wat zij van ons land gemaakt hebben sinds 1830.
Ik heb het nu over politieke partijen gehad, maar dat is
slechts omdat het niet anders kan. Je hebt nu eenmaal cijfers nodig om argumenten
kracht bij te zetten. Wat ik heb willen aantonen is dat de federale regering
niet onze regering is, en dat de meerderheid van de Vlamingen niet akkoord gaat
met wat er in ons land gebeurt. Vlaanderen krijgt niet waar het recht op heeft,
omdat de Franstaligen met meer gaan lopen dan waarop zij recht hebben.
Vanzelfsprekend blokkeren de Franstaligen alle pogingen om aan dat voor ons infernale
systeem een einde te maken. Vandaar dat de N-VA en het Vlaams Belang niet
anders kunnen dan pleiten voor het einde van de Belgische staat, op termijn of
meteen.
Voor mij kan dat einde niet rap genoeg komen, zodat de
fundamentele democratische rechten in Vlaanderen kunnen hersteld worden.
Vandaag wordt Vlaanderen geregeerd door een regering die hoofdzakelijk uit
Franstalige linkse partijen bestaat. In een autonoom Vlaanderen zouden er niet
alleen geen door ons niet verkozen Franstaligen in het parlement zetelen en
over ons lot beslissen, maar zou er een overgrote meerderheid zijn van
niet-linkse partijen. Wat men daar ook moge over denken, het zou in alle geval absoluut
een meer democratische situatie zijn dan de huidige zwaar vertekende toestand.
Categorie:samenleving Tags:politiek
09-03-2013
De eenden zijn terug!
Achteraf gezien zat het er aan te komen, en ja hoor: vandaag
zijn de wilde eenden terug. Ik zag net een koppeltje landen in de tuinvijver,
waar ze sinds jaren vaste klanten zijn. Ik weet natuurlijk niet of het
hetzelfde stel is als vorig jaar, noch of het steeds hetzelfde stel is dat
ongetwijfeld de volgende dagen nog herhaaldelijk langskomt. Maar de lente is in
aantocht, dat is zeker. De terugkeer van de eenden uit het zuiden is een
onmiskenbaar teken. Je denkt er niet aan, je verwacht ze niet, en plots zijn ze
er weer en dat geeft je een emotionele schok, een aangename verrassing, een
gevoel van hilariteit. Welkom terug!
Ik heb nog maar net geschreven dat ik niet inzie waarom een
mens moet vliegen, en kijk: de wilde eenden stellen me voor het probleem:
waarom zouden bepaalde soorten wel vliegen en andere niet? De kunst van het vliegen
heeft zich ontwikkeld tijdens de evolutie. Het was een voordeel in de struggle for life: je kan er
bijvoorbeeld mee ontsnappen aan je belagers. Er moet dus op een bepaald
ogenblik een soort van kruipende of lopende dieren geweest zijn die ten gevolge
van een toevallige wijziging in haar chromosomen in sommige exemplaren voorpoten
ontwikkelde die hen in staat stelden om zich iets rapper uit de voeten te maken
dan hun soortgenoten. Dat geeft betere overlevingskansen en dus kans op meer
nazaten, die dan die voorpoten op dezelfde manier, dus door toevallige
mutaties, nog beter ontwikkelde, enzovoort, tot je vliegende dieren hebt.
Onze eenden en alle trekvogels hebben van het langeafstandsvliegen
een kunst gemaakt. Als de weersomstandigheden in de noordelijke streken te bar
worden, vertrekken ze met zijn allen naar het zuiden, duizenden kilometers ver.
En bij de eerste tekenen van de lente voelen ze het kriebelen en stijgen ze op
voor hun lange vlucht naar onze tuinvijver. De mens doet dat niet, of althans
niet massaal. Het is ongetwijfeld zo dat de mens als soort eveneens migraties
ondernomen heeft om te ontsnappen aan een omgeving die het voortbestaan bedreigde,
maar dat was geen seizoensgebonden jaarlijkse verplaatsing zoals bij de
trekvogels en dieren. De mens zocht min of meer gematigde streken op om zich
te vestigen en paste zich daar aan, door zich te beschermen tegen de klimatologische
omstandigheden. De mens ontvlucht zijn habitat niet jaarlijks, maar past het
aan aan zijn behoeften. We zoeken bescherming in holen of bouwen hutten, steeds
beter en groter. En we maken gebruik van de pels van andere dieren, in plaats
van er zelf een te groeien. En dan leren we zelf vuur maken, om ons te
verwarmen en ons voedsel te bakken en te koken. Dat maakt het mogelijk dat wij
overleven zonder ons fysiek aan te passen. We hoeven niet te leren vliegen, we
zijn sedentair, we vinden ons voedsel waar we wonen, en als we er niet genoeg
vinden, dan planten en zaaien we er, tot we er genoeg hebben, of teveel, dat we
dan kunnen bewaren, of ruilen, of verkopen
Het zijn twee verschillende manieren om te overleven. De
eenden werken niet, ze leven van het voedsel dat ze vinden. Maar dat betekent
dat ze zich moeten verplaatsen met de seizoenen, zodat ze altijd het voedsel
hebben dat ze gewoon zijn te eten. De mens blijft waar hij is en eet alles, en
zorgt dat hij altijd te eten heeft. De eend heeft leren vliegen en kan enorme
afstanden moeiteloos overwinnen, haar lichaam is er helemaal op voorzien. Ze
kan ook zwemmen, maar lopen doet ze niet zo goed. Ze kan zich perfect
oriënteren en heeft ook een soort van geheugen. Maar dat is het zowat. Doordat
de mens zich voortdurend moest aanpassen aan zijn omgeving, of sterven, hebben
wij andere vaardigheden ontwikkeld, andere lichaamsdelen ook, in de eerste
plaats onze hersenen, die ons uitstekende diensten bewezen hebben in de loop
van de evolutie en tot op de dag van vandaag. Wij eten eend, de eenden eten
geen homme à lorange of gelakte
mens.
Hebben wij de beste keuzes gemaakt?
De mens is vandaag een erg precair wezen. Wij kunnen niet overleven
zonder onze hoge technologie en onze beschaving. Vergelijk dat met een eend:
die is volkomen autarkisch, zelfs na enkele dagen na de geboorte al. Een eend hoeft
zelf niet te zorgen voor wat ze nodig heeft, ze vindt alles in de natuur, ook een
partner om te paren. Wij daarentegen moeten zowat voor alles zorgen, met grote
moeite en veel gezamenlijke en individuele inspanningen. Het resultaat is dat
wij in staat zijn tot wonderbaarlijke dingen, onze technologie en onze cultuur.
Daarin blinken we uit. De meeste mensen zijn vrij hulpeloos en overleven maar
dank zij de samenleving en de beschaving. In de wilde natuur houden we het niet
langer dan een paar dagen uit.
En toch vind ik dat wij als soort inderdaad de juiste keuzes
gemaakt hebben, al moet je dat natuurlijk in evolutionaire termen zien en niet
als bewuste, doelgerichte keuzes: het is de natuurlijke selectie die
onverbiddelijk werkt volgens de natuurwet en zorgt voor de survival of the
fittest, zonder een bepaald einddoel voor ogen. Doordat wij vooral ingezet
hebben op onze hersenen, hebben we als soort een voorrangsstatuut verkregen in
de natuur tegenover zowat alle andere diersoorten.
Maar dat is een relatieve kwestie. We kunnen immers niet
kiezen. We zijn een mens, of een eend. Een mens kan niet leven als een eend, en
vice versa. Je kan je als mens wel inbeelden wat het zou zijn om een eend te
zijn, en dat kan wel een aantrekkelijk idee zijn, maar niet een dat je kan
waarmaken. Ik ben blij dat ik een mens ben, maar als ik een eend was, dan was
ik waarschijnlijk ook blij dat ik een eend was.
Sinds ik op pensioen ben, is mijn wereld spectaculair gekrompen.
Ik heb heel mijn loopbaan doorgebracht in historische gebouwen in Leuven en
contacten gehad met mensen uit de hele wereld. Ik heb gereisd (met mate) en
grote manifestaties meegemaakt en er zelfs georganiseerd. Ik heb bovenop de TwinTowers
gestaan in New York en op de Eiffeltoren in Parijs. Ik ben de oceaan
overgevlogen, heb (bescheiden) bergen beklommen en in onderaardse grotten rondgelopen.
Ik heb kathedralen bezocht, landhuizen, kloosters en paleizen. Ik heb de hand
geschud van koningen (één, die van ons), presidenten (ook één, die van Israel),
ministers, kardinalen en aartsbisschoppen en geleerde professoren.
Daar is heel plots een einde aan gekomen toen ik zestig werd
en op pensioen ging. Niet dat ik die wereld mis, integendeel. Ik voel me veel
meer op mijn gemak in mijn kleine wereld. Het is zelfs zo dat ik allengs de buitenwereld
ben gaan schuwen. Het grote, het verre, het dure, het indrukwekkende en geweldige,
het schrikt en stoot me veeleer af.
Stilaan begon ik dan te denken dat er iets verkeerd is met
de wereld, dat wij ons als mensheid veel te veel bezig houden met het
grootschalige, dat we al te zeer ingrijpen in onze omgeving, dat we onze
middelen niet goed gebruiken.
Dat gevoel heb ik zeker als ik kijk naar kerken en paleizen
uit vroegere tijden. Ik vraag me dan telkens af: wie heeft dat betaald, en waar
was dat voor nodig? Had men dat geld niet beter kunnen gebruiken? Mijn eerste
gedachte is altijd: grootheidswaanzin, en de tweede: diefstal, uitbuiting.
Waarom moet een vorst een paleis hebben? Wat is het nut van een justitiepaleis
zoals dat in Brussel? Wat heeft de gemeenschap daaraan?
Maar een zelfde gedachte komt bij me op als ik de nieuwe
kathedralen en paleizen zie, de kantoorgebouwen, de zetels van banken en internationale
bedrijven en organisaties, de luxehotels, de wellness-centers, de shopping malls,
de musea en concertgebouwen, de ziekenhuizen en rust- en verzorgingscentra. Wij
hebben het blijkbaar nog niet afgeleerd.
En niet alleen de gebouwen: kijk eens naar het verkeer?
Hoeveel autos en vrachtwagens en motorfietsen rijden er rond, en wat voor! Kijk
eens naar de schepen die we bouwen en de vliegtuigen! Kijk eens wat we eten en
drinken, kijk eens naar de communicatiemiddelen, naar de sportmanifestaties en
de vrijetijdsbesteding
Spontaan voel ik aan dat het zo niet moet, en ik doe er ook
niet aan mee. Als je het niet eens bent met iets, dan ben je ook geneigd om het
te veroordelen en te willen veranderen. Dat laatste blijkt echter totaal
onmogelijk: de wereld is grootschalig en evolueert snel verder in die richting,
en zeker niet terug naar het kleinschalige.
Ik wist niet goed hoe ik daarmee moest omgaan. Tot ik
gisteren, bij het bekijken van een documentaire op tv over de winning van
kopererts plots tot deze gedachte kwam: de hedendaagse wereld is zoals hij is,
en ik heb er geen idee van wat er allemaal gebeurt en hoe; mijn mening is dus
verre van gegrond en doet er dus niet echt toe. Bovendien kan ik er op mijn
eentje niets aan veranderen, zelfs als ik het bij toeval bij het rechte eind
zou hebben (en al de anderen niet ).
Wat is dan de oplossing? We moeten de wereld zien als het
resultaat van ontelbare factoren, die niemand in de hand heeft, die niemand
helemaal in de hand kan houden. We zijn met zeven miljard mensen en die zijn
allemaal druk bezig de wereld te maken zoals hij is. Daar moeten we van
vertrekken, dat is het gegeven: een wereld die permanent in wording is, zonder
dat er centraal aangestuurd wordt. De mensen passen zich aan aan die wereld, en
dat heeft op zijn beurt weer consequenties die niemand had voorzien, en zo
steeds verder.
Als individu moet ik mij in die vrij chaotische wereld bevestigen
en handhaven. Ik kan me verwonderen over het resultaat van die zeven miljard bezige
mensen, ik kan me eraan ergeren, ik kan mijn mening daarover ventileren, maar de
impact van mijn persoonlijke bemoeienissen is minimaal. Dat wil niet zeggen dat
ik de schouders moet ophalen en berusten, helemaal niet, en ook niet dat ik mij
helemaal van de wereld moet afkeren en als een kluizenaar gaan leven ergens op
een onbewoond eiland.
De oplossing, zo meen ik, is bewust leven in de wereld zoals
hij is. Bewust, dat wil zeggen dat ik me niet laat meedrijven met de massa,
maar voortdurend keuzes maak. Met sommige evoluties zal ik meedoen omdat ik er
volledig kan achter staan, andere zal ik afkeuren en er dan ook geen gebruik
van maken. Als anderen dat wel willen doen, dan doen ze dat maar, ik hoef niet
in hun plaats te beslissen. Ik zal bij gelegenheid mijn afkeer of gebrek aan
belangstelling wel laten blijken, maar ik mag niemand dwingen om iets te doen
of te laten.
Bijvoorbeeld. Mensen reizen massaal. Ik vind dat een enorme
verspilling van tijd en energie, en doe er dus niet aan mee. Ik vind niet dat
mensen moeten vliegen, maar ik kan daar niets aan veranderen. Mensen drinken
alcohol, roken en gebruiken drugs. Ik meen dat ze dat beter niet zouden doen.
Maar het is onmogelijk om dat probleem op te lossen op korte termijn, of
misschien zelfs ooit. Ik moet dus mijn verstand gebruiken en er zelf niet aan
mee doen, en ten gepaste tijde laten horen dat het, volgens mij en volgens de
wetenschap, niet goed is. Ik mag wel dromen van een andere wereld, maar ik moet
er ernstig rekening mee houden dat die er voorlopig niet komt. Ook dat is een
realiteit waarmee ik rekening moet houden in mijn eigen leven.
We moeten dus niet alleen de fysieke, natuurlijke wereld
nemen zoals hij is, de bergen, de zee en de rivieren, maar ook wat de mens daarvan
gemaakt heeft. De mens als soort heeft een ongelooflijke invloed op zijn
omgeving en op de medemens. Als individu is je invloed infinitesimaal klein, en
de tijd dat je hier bent is zo voorbij. Het is dus belangrijk dat je de juiste
keuzes maakt voor jezelf. Op die manier bepaal je op een bescheiden wijze mee
het algemeen eindresultaat.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
24-02-2013
Sjostakovitsj' Lady Macbeth
Sjostakovitsj opera Lady
Macbeth van Mtsensk (1934) is gebaseerd op een novelle van Nikolay Leskov
uit 1865. Als we recente beelden mogen geloven, is anderhalve eeuw
voortschrijdende beschaving is blijkbaar niet in staat om op het Russische platteland
veel te veranderen, aan de desolate materiële omstandigheden noch in de
mentaliteit van de mens aan beide kanten van de lijn die misdaad en straf
scheiden.
De Lady Macbeth uit de novelle wordt zo genoemd door de
dorpelingen: ze heeft haar afwezige man bedrogen, haar schoonvader vergiftigd
die haar betrapt had, vervolgens samen met haar minnaar haar teruggekeerde
echtgenoot afgemaakt, en uiteindelijk een rivale meegesleurd in het ijzige
water op weg naar Siberië.
Wat heeft Sjostakovitsj met dat gruwelijke materiaal gedaan?
Laten we even samen door de vier bedrijven en de negen scènes van de opera
lopen.
Eerste bedrijf
1. Katerina beklaagt zich over haar verveling en frustratie. Haar schoonvader
Boris verwijt haar dat ze haar man, Zinovy, een handelaar, nog geen zoon
schonk. Zinovy vertrekt op reis voor zijn werk; hij stelt eerst nog een nieuwe
werkman, Sergei voor aan zijn vader. Boris zal over Katerina waken. Aksinya, de
kokkin, vertelt dat Sergei zijn vorige baan is kwijtgespeeld omdat hij de vrouw
van zijn baas verleid had.
2. Sergei en de andere werkers vallen Aksinya brutaal lastig. Katerina komt
tussenbeide, maar Sergei daagt haar uit tot een worstelwedstrijd. Boris betrapt
hen.
3. Katerina in de slaapkamer. Boris komt haar controleren. Sergei sluipt naar
binnen en verleidt Katerina.
Tweede bedrijf
4. Boris is opgewonden over de nabijheid van Katerina in de slaapkamer die hij
bewaakt. Wanneer hij naar binnen wil gaan, betrapt hij Sergei die naar buiten
komt. Hij roept de werkers erbij en ranselt Sergei af met een zweep. Dan
beveelt hij Katerina hem wat te eten te geven; ze mengt rattenvergif onder de
paddenstoelen en hij sterft. Een priester zingt het requiem.
5. Katerina en Boris wonen samen in het huis van Zinovy. Sergei waarschuwt haar
voor de terugkeer van haar man. Zij verzekert hem dat alles in orde komt. Als
Zinovy dan thuiskomt, vermoorden ze hem en verbergen zijn lijk in een
bergplaats.
Derde bedrijf
6. Het huwelijksfeest van Katerina en Sergei. Een van de boeren is op zoek naar
drank en vindt het rottende lijk van Zinovy in de bergplaats. Hij rent naar het
politiekantoor.
7. Het politiekantoor; men is verbolgen dat men niet uitgenodigd is op het
huwelijksfeest en zingt de lof van het corrupte leven. Als de boer arriveert
met het nieuws over het lijk, begeven ze zich naar het feest.
8. Het huwelijksfeest, er wordt zwaar gedronken; Katerina merkt dat er
ingebroken is in de bergplaats. Als ze met Sergei tracht te vluchten, valt de
politie binnen.
Vierde bedrijf
9. Een groep veroordeelde misdadigers rust uit bij een rivier op weg naar
Siberië, mannen en vrouwen gescheiden. Katerina vindt Sergei, maar die verstoot
haar, omdat ze hem niets dan ongeluk brengt. Hij probeert Sonyetka te
verleiden, maar die eist dat hij haar Katerinas warme kousen geeft. Sergei
veinst dat zijn benen gewond zijn en Katerina schenkt hem haar kousen. De hele
groep lacht haar uit. Katerina grijpt Sonyetka en springt met haar in het
ijskoude water. Als ze verdronken zijn, trekt de troep verder.
Dit scenario laat Sjostakovitsj toe alle registers open te
trekken. Naast Katerina en Sergei als de fatale geliefden is er nog een
belangrijke bijrol voor Boris, de burleske schoonvader en enkele satirische
tussenkomsten van de priester en de politiecommissaris. Er zijn solos,
duetten, trios en het koor wordt herhaaldelijk ingeschakeld. Het geheel is
zeer levendig, met brutale taferelen en exuberante muziek, onder meer door een
fanfare op het toneel zelf. Er zijn ook verstilde momenten met ijzige
klaagzang. Melodisch is het voor Westerse oren af en toe wat vreemd, het is
geen welluidende Verdi of Puccini die je kan mee neuriën, natuurlijk, maar als
je enigszins openstaat voor moderne Russische muziek kan je volop genieten,
vooral ook van de opvallende intermezzi die de scènes verbinden.
In Leskovs verhaal is Katerina een regelrechte feeks, een
redeloos moorddadig beest. Sjostakovitsj tekent van haar een veel genuanceerder
beeld. Zij is een zeer zelfstandige vrouw, die haar geluk zonder compromissen
zoekt en zelfs niet terugdeinst voor moord als dat geluk bedreigd wordt. Pas
wanneer zij ziet dat Sergei haar verlaten heeft, ziet ze haar mislukking in.
De opera werd in 1934 voor het eerst opgevoerd en had heel wat
succes, tot in het buitenland. Ook Stalin woonde een vertoning bij in 1935 en
dat liep niet goed af. Kort daarna verscheen in de partijkrant Pravda een zeer
scherpe kritiek op de muziek, op het onderwerp en op de voorstelling van al die
brutaliteit en seksuele losbandigheid. Men verweet de componist dat hij
inspeelde op de perverse bourgeois-mentaliteit en ver van de Russische
volksaard was afgedwaald. De opera werd niet meer opgevoerd en ook de vierde
symfonie, die op dat ogenblik volop werd ingestudeerd door het orkest, werd
afgevoerd. Veel later, in 1962, bracht Sjostakovitsj een herwerkte versie onder
de titel Katerina Ismailova. Alle
seksueel getinte scènes en de erbij horende wel erg suggestieve muziek zijn
verdwenen, het geheel is duchtig herwerkt en hoewel sommigen menen dat de opera
daardoor alleen maar beter is, zijn vele anderen ervan overtuigd dat de
originele versie ons Sjostakovitsj op zijn best toont, met al zijn realisme,
humor, sarcasme en een ongetemd muzikaal circus dat je recht naar je keel
grijpt. Een echt melodrama, maar dan zonder de bitterzoete bijklank van
tranerigheid die dat woord vooral in de 19de eeuw had.
De opvoering in Royal Opera House London (september-oktober
2006) was uitstekend, met Antonio Pappano als dirigent en met voortreffelijke
solisten: John Tomlinson als Boris, de Nederlandse sopraan Eva Maria Westbroek
als Katerina en Christopher Ventris als Sergei. De regie plaatste het verhaal
in een armelijk 1958 interieur; alles stond echter in dienst van de muziek en
het drama en niet, zoals helaas wel vaker gebeurd, in dienst van de regisseur.
Aan het einde van de opera stappen de veroordeelde mannen en
vrouwen elk in hun eigen vrachtwagen en zetten de reis naar hun gevangenis in
Siberië verder.
Het doet je nadenken over het verleden, en het heden.
Categorie:muziek Tags:muziek
11-02-2013
carnaval
Terwijl zowat overal carnaval gevierd wordt, kijk ik met onverholen
afgrijzen naar dat vreemde vertoon. Ik hoorde een van de deelnemers aan de
stoet in Aolsjt verklaren dat zijn hele leven draait rond die drie dolle dagen:
niet nadenken, alles van je afzetten, er helemaal voor gaan, alles geven. En
alcohol, veel alcohol, maar dat was blijkbaar zo evident dat het niet eens
vermeld werd.
De groepen die voor de praalwagens en de kostuums zorgen,
werken er maandenlang aan, op het laatst zelfs dag en nacht. Dat kan ik nog
begrijpen, het is een hobby zoals een andere en het resultaat mag gezien
worden, al valt er over de smaak te twisten.
Om een of andere reden mag met carnaval alles.
Dat was al in de Middeleeuwen zo: de wereld werd op zijn kop
gezet. De eenvoudige lieden, die het hele jaar door niets mochten, kregen nu een
dag, of enkele dagen, toelating om alles te doen wat verboden was: zij waren nu
baas en konden zich als dusdanig gedragen. Ook in de kerk: er werden omgekeerde
missen opgevoerd, met de leken als priester en scabreuze gezangen op de toon
van de liturgische hymnen. Mannen mochten zich voor één keer in vrouwen
verkleden, en het was niet als nonnetjes dat ze zich gedroegen, maar als de
wulpse deernen van hun fantasieën. Of men verkleedde zich in iets dat men niet
was, men maakte zich onherkenbaar met een masker, de beste manier om aan alle
controle en sanctie te ontsnappen. En er was drank en eten in (relatieve)
overvloed, men kon zuipen en schranzen zonder een andere beperking dan die van
het eigen lichaam. En ook de zeden waren voor een keer losser en mannen en
vrouwen konden vrijer met elkaar omgaan.
Een uitlaatklep, wellicht, voor de strenge vastenregels,
maar ook voor de algemene sociale en religieuze verdrukking. Een dag van
feesten die een jaar van ellende moest goedmaken. Het was echter geen
uitlaatklep die het plebs zich zocht, maar een handige zet van het kerkelijk en
burgerlijk gezag om het volk te paaien, om het zo beter in de hand te kunnen
houden. En het volk was al blij met die ene dag
Vandaag heeft men wel de uiterlijke tekenen van het middeleeuws
carnaval behouden, maar de reden is helemaal verdwenen. De kerkelijke
voorschriften zijn helemaal weggevallen, niemand die nog aan vasten, vlees derven
of wat dan ook denkt. Pasen is een burgerlijke feestdag en de Vasten is de
periode van de skivakanties. Ook de sociale verhoudingen zijn totaal anders.
Wij leven in een democratie en de edelen zijn vervangen door democratisch
verkozen volksvertegenwoordigers enerzijds en burgers die zich opgewerkt hebben
tot rijke ondernemers anderzijds. Er zijn geen laten of lijfeigenen meer, zelfs
iemand met een bescheiden of vervangingsinkomen leeft beter dan veel koningen
van vroeger, echt waar.
De oude redenen om carnaval te vieren zijn dus weggevallen. Sommige
mensen vieren elk weekeind carnaval. Het is geen compensatie meer voor een jaar
van ellende. Er zijn uitlaatkleppen in overvloed, te gek om los te lopen.
En zoals alles is het een commercie geworden, zonder dat
daarover gesproken wordt, evenwel. Het carnaval trekt toeristen, miljoenen
toeristen over heel de wereld en die brengen geld in het laatje van de
organisatoren en de plaatselijke middenstand, maar vooral van de multinationals
die de handel in drank en voedsel in handen hebben.
Ik kijk dus meewarig naar de mensen die zich laten verleiden
door dat gedoe. Het is onecht, het overtuigt me niet. Als men er zou in slagen om
alle alcoholverbruik uit te sluiten tijdens het carnaval, dan zou er geen
carnavalsfeest meer zijn, zo simpel is het. Het is dus grotendeels een kwestie
van een massa min of meer zwaar geïntoxiceerde mensen die op een bedenkelijke
manier lol trappen door zich op alle mogelijke manieren te misdragen. Ik kan
dat geen gezond amusement noemen.
Hebben we nu echt niets anders te doen? Met het vele geld
dat we opdoen aan carnaval (of het voetbal, de wintersport, de Olympische
spelen enzovoort) zouden we veel mensenlevens kunnen redden en onze wereld een betere
omgeving maken om in te leven. Het is een kwestie van prioriteiten, maar die
zijn evident niet voor iedereen dezelfde. Ik wil die van mij niet opleggen aan
anderen, maar zoals zij hun prioriteiten ongehinderd mogen beleven, zo neem ik
de vrijheid om te zeggen wat ik daarvan denk. Ik heb namelijk de indruk dat het
in deze wereld steeds meer gaat om zoveel mogelijk carnaval. Dat lijkt de
algemene doelstelling te zijn: zich onbekommerd te buiten gaan aan reizen,
eten, drinken en seks, comfort en luxe. We gaan daarmee voorbij aan het feit
dat er ook nog moet gewerkt worden om dat allemaal mogelijk te maken, door de
genieters zelf, maar vooral door een grote meerderheid van mensen die nog
moeten vechten voor hun levensbehoud in erbarmelijke omstandigheden.
Dat is wat men decadentie noemt: een dunne toplaag van
rijken die zich geen zorgen meer maakt over de rest van de wereld en die nog enkel
leeft voor het genot. Zo gaan beschavingen ten onder.
Nee, geen plaatjes vandaag.
Categorie:samenleving Tags:levensbeschouwing
08-02-2013
Liegen - Sam Harris
Waarom je nóóit moet
liegen is het elfde boekje uit de reeks Kleine boekjes van Uitgeverij Atlas
Contact, Amsterdam/Antwerpen. Goed geschreven non-fictie van schrijvers die je
verrassen met hun prikkelende kijk op de wereld. Om de twee maanden verschijnt
een nieuwe uitgave: van economie tot geschiedenis, van lifestyle tot kunst, van
sport tot psychologie. In 100 paginas, 90 minuten lezen, ben je een hoop
wijzer. Kleine boekjes, grote ideeën. www.kleineboekjes.nl
Aldus de uitgever. Klein is dit boekje zeker: de tekst
beslaat amper 72 bedrukte bladzijden en is gezet uit een erg forse letter. Je
krijgt zo acht woorden per regel, 23 regels per pagina. Ik las het in minder
dan een half uur.
Vormelijk is alles in orde: keurig gedrukt, fraaie kaft,
ecologisch papier.
Ook voor de prijs moet je het in principe niet laten: 7,50
en in elk boekje tref je een bon aan voor een reductie van 2,50 bij de
aankoop van een volgend boekje.
Inhoudelijk is het minder gelukt. Vooreerst de vertaling uit
het Engels: te haastig gemaakt, vrees ik. Het Engels wordt veeleer letterlijk omgezet
in Nederlandse woorden, en het resultaat is irritant onidiomatisch
Nederlands. Af en toe zijn er ernstige grammaticale tekorten: Zij verbroken stilletjes
hun vriendschap met hen (p. 56). De verleden tijd van verbreken is
verbraken.
Sam Harris situeert men af en toe in het groepje dat men de New Atheists noemt, samen met Dawkins,
Dennett en de helaas overleden Hitchens. Persoonlijk meen ik dat hij in dat
illustere gezelschap niet thuishoort; hij haalt nooit het literaire noch het
academische niveau van deze eminente auteurs.
Dat blijkt ook uit dit gelegenheidswerk, dat hij in
opdracht (van wie of wat?) schreef. Ik vermoed dat hij er net zo lang aan
geschreven heeft als de tijd die ik nodig had om het te lezen. Het zijn gemelijke
gemeenplaatsen, apocriefe anekdoten, wazige wijsheden en losse levenslessen. Er
staat niet één gedachte in die je niet spontaan zelf kan bedenken over dit
onderwerp. Er is geen onderliggende filosofische basisidee waarop het betoog
gegrond is. De enige reden om niet te liegen die de auteur lijkt te zien, is er
een van louter praktische aard: je maakt het jezelf moeilijk, omdat je moet
onthouden wat je gelogen hebt, omdat leugens uitkomen, omdat je door de mand
kunt vallen, omdat niet liegen eenvoudiger is, omdat ook de anderen beter af
zijn als je niet liegt.
Daarmee ontwijkt de auteur de ernstige morele vragen die wij
ons dagelijks moeten stellen bij onze communicatie en onze omgang met anderen.
Hij vertrekt steeds van individuen, in de eerste plaats het ik, en toont dan wat
liegen voor nare gevolgen kan hebben voor elk individu, zowel de leugenaar als
de belogene. Liegen is dan nog louter een ongepaste overtreding van de
etiquette, een sociale faux pas, meer
niet.
Het woord eerlijkheid komt bij mijn weten niet voor in
deze tekst, noch de reden waarom men eerlijk moet zijn. Wanneer mensen enkel
met elkaar omgaan volgens de regels van de etiquette, heeft men wel een nice
samenleving, maar geen eerlijke. Wie echt contact wil met zijn medemensen, moet
de etiquette overstijgen en eerlijk omgaan met de andere. Enkel op die manier
is er sprake van persoonlijke verrijking voor elk van de betrokkenen. Niet liegen
is niet hetzelfde als de waarheid spreken, zoals de afwezigheid van oorlog niet
hetzelfde is als vrede, zoals Spinoza ons voorhoudt in zijn Staatkundige Verhandeling.
Ik kan dit boekje dus niet aanbevelen, het is verloren
moeite en weggesmeten geld. Je vindt op internet gratis heel wat interessantere
teksten dan wat we hier voorgeschoteld krijgen. En je kan dit boekje niet eens
als een cadeautje of als relatiegeschenk gebruiken zonder te suggereren dat jij
en/of de andere misschien wel een leugenaar is.
Ook de andere titels uit de reeks lijken me weinig
interessant, al duiken er bekende namen op bij de auteurs: de onvermijdelijke
Alain de Botton, maar ook de respectabele Geert Mak. Er is ook een boekje dat
zich afvraagt: Wat wil de vrouw? en dat geschreven is door ene Joyce Roodnat
(sic).
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
03-02-2013
Verbeter je brein - Reinhoud de Jong
Een boekje met als titel Verbeter
je brein heeft daardoor alleen al een zekere aantrekkingskracht. Wie wil er
nu niet over een goed brein beschikken? Slim zijn, of verstandig, of intelligent
is nog altijd een eigenschap of kwaliteit die men bewondert bij anderen en die
men zelf ook wel wil. Wij beseffen pas onze eigen beperkingen op dat punt,
wanneer we anderen daarin zien uitblinken.
De ondertitel verraadt al enigszins de specifieke benadering:
Zin en onzin van het streven naar een
scherpere geest. Het verlangen naar een beter verstand is dus enerzijds
zinvol, dat wil zeggen dat het niet alleen terecht of normaal is, maar ook dat
er wel degelijk iets kan aan gedaan worden. Dat er ook onzin aan te pas komt, lijkt
erop te wijzen dat die verbetering van het verstand wel eens minder evident zou
kunnen zijn dan men denkt.
Dat is precies wat blijkt uit dit boekje. Vertrekkend van de
vaststelling dat het menselijk brein aanzienlijke verschillen vertoont van
persoon tot persoon, zowel fysiologisch als in zijn werking, gaat de auteur na
of we daar ook iets kunnen doen.
Een eerste manier om de prestaties van het brein dat je nu
eenmaal hebt te verbeteren is zonder moeite, dat wil zeggen door het innemen van
chemische stoffen die de werking van de hersenen blijken te stimuleren. Er
blijkt een heel arsenaal te bestaan, meestal onder de vorm van pillen, maar ook
als poeders, sprays en inspuitingen. Aan de hand van klinische testen heeft men
de verschillende inwerkingen maar vooral ook de resultaten ervan op de werking
van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen bij het uitoefenen van
allerlei taken in kaart gebracht. Er valt met andere woorden niet aan te
twijfelen dat chemische stoffen de werking van onze hersenen beïnvloeden. Niet
dat we dat nog niet wisten: de meesten onder ons drinken koffie of thee en
alcohol en dat zijn veruit de meest gebruikte middelen.
Een andere manier is het uitoefenen van elektromagnetische
stimulering van bepaalde hersencentra. Ook dat heeft bewezen resultaten op de
werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen. Het
stimuleren kan extern gebeuren, door de schedelwand heen, maar ook door het
inplanten van elektroden of zelfs chips.
Een totaal andere manier is het gebruik van de hersenen verbeteren
door ze te gebruiken op een specifieke manier, door gerichte oefeningen, de
zogenaamde breintrainingen. Maar ook lichaamsbeweging heeft een effect: in
sommige gevallen kan het heen en weer bewegen van je ogen al een aanwijsbaar
effect hebben op je intellectuele prestaties, net zoals hardlopen, regelmatig
bewegen, sociaal contact enzovoort.
Er valt dus niet aan te twijfelen: de werking van onze
hersenen is beïnvloedbaar in positieve zin, zeker op korte termijn, en meer dan
waarschijnlijk op langere termijn.
Waarom zijn we dan niet met zijn allen bezig om ons brein te
verbeteren?
Omdat er ook onzin is, zoals de ondertitel aangeeft.
Sommige gunstige effecten verdwijnen vrijwel meteen als de stimulans verdwijnt.
Je moet dus de pillen blijven slikken en heel wat middelen zijn bovendien
verslavend. Alle producten hebben ongewenste nevenverschijnselen die het
gebruik problematisch maken en waarvan zeker de gevolgen op langere termijn
niet gekend zijn. De gunstige invloed is niet alleen van zeer voorbijgaande
aard, maar is ook niet voorspelbaar of gegarandeerd: bij sommige personen helpt
het, bij andere niet. Heel wat producten verbeteren je brein niet, maar stellen
je in staat om er langer en beter gebruik van te maken, bijvoorbeeld door je
zesendertig uur aan een stuk klaar wakker te houden. Dat kan in bepaalde
gevallen een voordeel zijn, maar geen mens kan het op die manier lang
uithouden. Het is ook niet mogelijk om van elk brein een normaal, laat staan
een superbrein te maken, noch om van een superbrein een nog beter brein te
maken: er zijn grenzen aan de verbeteringen die haalbaar zijn voor elk individu
en voor de soort als zodanig.
Bovendien gaat het in veel gevallen om verbeteringen op één
zeer specifiek domein, zonder merkbare verbeteringen op alle andere. Wie zich intensief
oefent in het bespelen van de blokfluit, zal niet meteen beter worden in het
oplossen van sudoku puzzels. We verbeteren dus niet meteen ons hele brein.
Er stellen zich ook ethische vragen: is het verantwoord om
je brein kunstmatig te verbeteren? In een kapitalistische maatschappij zullen
het de rijkeren zijn die toegang hebben tot die middelen en daardoor wordt de
kloof tussen arm en rijk nog groter. Er gaat ook een druk uit van de maatschappij
of het gezag om dergelijke middelen te gebruiken, bijvoorbeeld bij de medische
hulpverleners of in het leger. Mag men mensen dwingen om die stimulerende
middelen te gebruiken? Zelfde probleem met kinderen: moet men kinderen die op
school minder presteren volstoppen met pillen en allerlei trainingen doen
volgen? Hebben we het recht om te zijn zoals we zijn?
De auteur bespreekt al deze aspecten op een rustige,
relativerende manier. Hij wijst op de feiten, maar ook op de implicaties. Zijn
conclusies zijn dan ook zeer gematigd: het is niet evident om ook maar iets aan
je brein te doen, tenzij de werking ervan werkelijk problematisch is. Al de
wetenschap die hij aanbrengt, wordt getemperd door ons gezond verstand.
De auteur haalt zijn wijsheid uitsluitend uit rapporten over
psychologische en klinische testen, die hij vaag omschrijft, zonder
bibliografische gegevens. Dat is in een boekje als dit misschien niet echt
nodig. Maar het is bekend dat dat soort proeven zeer onzekere resultaten
oplevert. Proeven in laboratoria zijn in het beste geval zeer nauwkeurig, maar
testen slechts bepaalde verschijnselen, terwijl andere volledig buiten
beschouwing gelaten worden. Men moet dus zeer voorzichtig zijn met de
resultaten en dat is onze auteur gelukkig ook, maar het blijft wel zo dat alles
wat hij neerschrijft uitsluitend gebaseerd is op dergelijke testrapporten. Hij
is een docent en wetenschapsjournalist, maar het is vooral dat laatste wat hier
aan bod komt. Hij bespreekt het werk van andere wetenschappers en is daarbij noodzakelijkerwijze
erg selectief. Dat wil zeggen dat er voor de meeste proefresultaten
waarschijnlijk andere zijn, die het resultaat tegenspreken of althans sterk relativeren.
Het is vooral om die reden dat ik dit overigens zeer vlot
geschreven boekje niet meteen zou aanraden aan de echt geïnteresseerde lezer. Wanneer
je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, ben je niet meteen veel wijzer
geworden. Je weet nu dat je niet alles moet geloven wat men je over de
verbetering van je brein wil wijsmaken, maar ik ga ervan uit dat dit bij de
meesten onder ons al enigszins het geval was. Naar mijn mening zijn er betere behandelingen
van deze problematiek. Ik denk daarbij vooral aan Antonio Damasio, die in 2013
een eredoctoraat krijgt in Leuven. Dat is een wetenschapper en een arts, die in
zijn laboratorium en in zijn kliniek een jarenlange praktijk heeft doorgemaakt
met concrete patiënten, niet met eerstejaarsstudenten die als Chinese
vrijwilligers gebruikt worden door assistenten in opleiding aan een of andere
universiteit. Damasio is ten minste even goed leesbaar als dit boekje, maar hij
gaat veel verder en graaft veel dieper, ook op filosofisch vlak, dan wat ons
hier aangeboden wordt.
Kortom, dit is een goed geschreven boekje over de
beïnvloeding van ons brein en de verbetering van onze prestaties bij bepaalde
toepassingen, maar het is iets te oppervlakkig om ons veel nieuws bij te
brengen.
Reinhoud de Jongh, Verbeter
je brein. Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest, Atlas
Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012, 140 blz., paperback.
Categorie:wetenschap Tags:wetenschap
31-01-2013
Gedichtendag 2013
Eens per jaar is dichten normaal
de laatste donderdag van januari
is niets nog saai, dor of banaal
geen plaats voor proza of penarie
iedereen mag dichten en rijmen
schrijvend zowel als oraal
agressief, smekend of om te lijmen
het doet er niet toe, finaal
al dicht je over je zieke kanarie.
Voor mij is het elke dag gedichtendag
is alles pure poëzie
ik schrijf in proza wat niet in gedichten mag
uit diepe melancholie
van vaste versvoeten hou ik niet
het metrisch stelsel ligt me niet
als het aan de antieke dichters lag
was mijn dichten pure heresie
ik maal er niet om, ik geniet.
Dichten is in weinig woorden vatten
wat je opvalt en ontroert
misschien zijn dat rennende Brugse ratten
of onheil dat om de hoek loert
oude herinneringen die niet weggaan
vriendschappen die niet meer bestaan
liefde die ongemerkt is teloorgegaan
een pad dat naar onvermoede verten voert
de wind in de zeilen van fiere fregatten.
Dichten is blijven stilstaan
bij wat er echt toe doet
bewust afstand nemen van de waan
dat alles alleen maar moet
en met een opgeluchte lach
ontdekken dat het ook anders mag
elke dag heeft genoeg aan een traan
een overvol gemoed dat zwijgen doet
of de ontluikende warmte van een glimlach.
Dichten is de afstand verkleinen
die ons scheidt van al de anderen
hinderpalen doen verdwijnen
met woorden die alles veranderen.
Gedichtendag 2013
Categorie:poëzie Tags:poëzie
30-01-2013
De hulpelozen van de macht - Jean-Pierre Rondas
Net voor de Belgische verkiezingen van oktober 2012
verscheen De hulpelozen van de macht. Het
federale graf van de Vlaamse regeringspartijen, 151 blz., Pelckmans. De auteur is Jean-Pierre Rondas, die
sinds de jaren 80 op het derde programma van de Vlaamse radio een eponiem
programma had, waarin hij het gesprek aanging met talloze auteurs en eminente
persoonlijkheden, die meestal in hun eigen taal aan het woord kwamen. De
laatste jaren ontpopte Rondas zich ook in dat programma tot een van de meest beslagen
critici van de Belgische constructie. Hij is stichtend lid van de Gravensteengroep, een burgerinitiatief dat
vanuit progressieve ideologische posities pleit voor Vlaamse soevereiniteit.
Hij publiceerde Rondas Wereldbeeldenboek (2006) en Land op de Tweesprong.
Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen (2012).
Naar eigen zeggen
zijn de essays in dit boek ontstaan als gesproken woord, uitgebracht ter
gelegenheid van bijvoorbeeld 11 juli-toespraken. Andere teksten verschenen als
opiniestukken in De Morgen en De Standaard en op de websites van Knack en de VRT. Ze zijn geboren uit de
actualiteit, maar zijn beladen met rijke inzichten in de geschiedenis. Dat is
wat ik zo vaak bewonderde in de afleveringen van Rondas die hij tot verbazing
van velen, en misschien ook wel een beetje tot zijn eigen verwondering, blijkbaar
ongehinderd kon wijden aan het Belgisch debacle. Keer op keer haalde hij er
historici, economen, politologen en sociologen bij die in nuchtere taal en met
onweerlegbare cijfers en wetteksten de waarheid aan het licht brachten over de ergerlijke
geschiedenis van Vlaanderen binnen het Belgisch bestel.
Het is geen
fraaie geschiedenis, dat is het minste wat je ervan kan zeggen. Rondas is ervan
onder de indruk. Het maakt hem niet vrolijk, zoals een Christophe Deborsu, maar
verontwaardigd en pisnijdig. Niet zozeer op de voor de hand liggende
tegenstanders van Vlaanderen, bijvoorbeeld de Walen, de Franstalige Brusselaars,
het koningshuis, de bourgeoisie, het establishment &c., nee: het zijn
vooral de Vlamingen die het moeten ontgelden. In de eerste plaats zijn dat de traditionele
Vlaamse politieke partijen en hun leiders, die zich steeds weer vastklampen aan
de (nationale) macht en daardoor een gemakkelijke prooi zijn voor de handige
politieke drijverijen en het blufpoker van de Franstalige partijen. De
liberale, socialistische en de christen-democratische partijen laten zich keer
op keer verleiden tot onvergeeflijke toegevingen en historische vergissingen.
Ze offeren Vlaanderen op voor hun op korte termijn lucratieve deelname aan het
federale bewind.
De verkiezingen
van oktober 2012 hebben Rondas gelijk gegeven. Hoewel het niet om federale
verkiezingen ging, boekte de N-VA overal spectaculaire winst. Een zeer
aanzienlijk gedeelte van de Vlaamse kiezers, die nochtans niet bekend staan als
extremisten of politieke avonturiers, wendde zich af van de traditionele,
Belgicistische partijen, die elk een historisch en dramatisch dieptepunt
bereikten in hun stemmenaantal. Rondas heeft dat beter ingezien en voorspeld
dan vele andere commentatoren of politici. Hij kent dan ook zijn dossiers veel
beter dan elk van hen. Steeds weer haalt hij een beslissende gebeurtenis, een spectaculaire
wending, een concrete passage uit een wet of een akkoord, een gevleugelde
uitspraak of harde cijfers naar voren, die zijn betoog kracht bijzetten en de
twijfelaar overtuigen of de tegenstander onderuit halen. Hij vertolkt wat velen
van zijn generatie (°1946) denken en aanvoelen; hij beseft als geen ander dat het
Vlaams gevoel voor ons geen romantische idealisme is, maar een niet-aflatende
ergernis over concrete toestanden, over misdadige economische achteruitstelling
veel meer nog dan over bewuste vernedering en hooghartig misprijzen. Hij legt
feilloos en genadeloos de strategieën bloot waarmee de Franssprekenden het
Belgisch systeem naar hun hand hebben gezet en blijven zetten, steeds ten
nadele van Vlaanderen.
De tijd is
voorbij dat België vanzelfsprekend was. De afbrokkeling is ingezet door het
ontstaan van de gemeenschappen en de gewesten, die autonome zeggingsmacht
verwierven over steeds meer domeinen. Na elk kasteelakkoord, na elke
staatshervorming, na elke regeringsvorming blijft er minder over van België.
Ook het meest zichtbare heilige huisje, het koninklijk paleis in Laken, ligt nu
zwaar onder vuur, samen met de riante paleizen en villas van de andere leden
van de koninklijke familie. Dat is voor een deel te wijten aan de bedenkelijke
levensstijl en het desastreus gebrek aan intellectuele capaciteiten dat die
familie kenmerkt. Maar zelfs in de irreële veronderstelling dat wij zouden
gezegend zijn met een bekwaam koningshuis dat bovendien ook nog vlot Nederlands
zou spreken, zou blijken dat de tijd van de koningshuizen voorbij is. 89 tue la noblesse, zong Brel en zo is
het inderdaad. Na de Franse Revolutie zijn de koningshuizen alleen nog
kunstmatig in leven gehouden en in de daarop volgende eeuw hebben ze gretig elke
kans aangegrepen om zich grondig politiek te vergissen. Vandaag zijn alleen nog
onwetenden voorstander van een monarchie.
Het is de niet
geringe verdienste van uiterst bekwame en integere figuren als Jean-Pierre
Rondas dat de Vlaamse zaak bespreekbaar geworden is, niet als een academische
historische kwestie, maar als een staatszaak, als een kwestie van levensbelang voor
Vlaanderen. Binnen de Belgische context is Vlaanderen steeds achteruitgesteld
en dat is vandaag nog steeds aantoonbaar zo. Vlaanderen krijgt minder dan waarop
het recht heeft, omdat de Franssprekenden meer krijgen dan waarop ze recht
hebben. Rondas toont overtuigend aan hoe dat vroeger gebeurd is, hoe dat
vastgelegd is met wetten en grendels en speciale meerderheden, en hoe dat
vandaag nog steeds mogelijk is door de laksheid en de lafheid van de
traditionele Vlaamse partijen.
Deze essays lezen
zo vlot als ze geschreven zijn. Ze neigen inderdaad vaak naar het politiek
pamflet, althans door hun taal en stijl. Door hun gedegen inhoud en de kracht
van hun argumenten overstijgen zij niet alleen de actualiteit waaruit ze zijn
ontstaan, maar ook alle partijpolitieke belangen die zouden kunnen meespelen.
Rondas schaart zich niet achter een of andere partij, hij werpt zich niet op
als een tegenstander van Wallonië, Brussel of zelfs de Franstaligen, maar als
een gedreven verdediger van de historische rechten van Vlaanderen.
Deze essays zijn
zeer verzorgd uitgegeven. Wij moeten de auteur dankbaar zijn dat zijn gesproken
woord op deze manier beklijvend is gemaakt. Dit boek zal goede diensten
bewijzen als een gewetensonderzoek voor we nogmaals ter stembus trekken. Zonder
bitterheid of pessimisme trekt het lessen uit het verre en het meer recente
verleden en biedt daarmee een leidraad voor de toekomst. Wij weten nu niet
alleen hoe het zeker niet moet, hoe het absoluut niet meer mag. Rondas wijst
ons ook de weg naar een betere toekomst en opent perspectieven die wij zonder
hem wellicht niet zo snel en niet zo helder zouden ontwaard hebben.
Een absolute
aanrader voor elke rechtgeaarde Vlaming!
Categorie:samenleving Tags:politiek
28-01-2013
binaire klok
Vroeger, voor de computer zijn intrede deed in de huiskamer, zat ik uren te bladeren in onze encyclopedieën: de Britannica en ook de Encyclopedie van de wereldliteratuur. Het ene woord bracht het andere mee, zoals in discussies, en voor je het wist was je beland bij een totaal onderwerp dan datgene waarvoor je een volume ter hand genomen had.
Augustinus deed dat met de Bijbel, en vele christenen volgden zijn voorbeeld: tolle, lege, zo sprak God tot hem, sla de Bijbel open op een willekeurige plaats en lees wat je daar vindt, het zal een antwoord geven op je vragen!
Vandaag zijn er meer profane boekjes met allerlei antwoorden, je hebt zelfs een ja-versie en een neen-versie. Managers hebben op hun bureau soms een toestelletje staan met één drukknop, dat een willekeurig positief of negatief antwoord geeft; het neemt beslissingen voor hen.
Het toeval brengt ons soms bij interessante onderwerpen, ook met de computer. Je zoekt iets op en een van de miljoenen antwoorden springt je in het oog. Dat was voor mij zo onlangs, toen ik bij een Google zoekopdracht een advertentie zag voor een leuke binaire klok. Vaste lezers van mijn blog (goeiedag, blij dat je er weer bent!) kennen mijn belangstelling voor al wat met klokken, kalenders en tijd te maken heeft, dus ik wou meteen weten wat dit was, natuurlijk.
Wat is binair? We hebben allemaal al wel eens gehoord van binaire code: dat is wat een computer gebruikt om te tellen. Maar hoe gaat dat in zijn werk? Wij, mensen maken gebruik van cijfers en getallen om te tellen en van uit de lagere school weten we nog dat we werken in het decimaal stelsel. Decimaal komt van het Latijn voor tien, decem en wijst erop dat wij tien verschillende tekens gebruiken bij het tellen: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0. Daarmee kunnen we alle getallen vormen, door een ingenieus systeem, waarbij de plaats van elk cijfer in een getal aangeeft welke ordegrootte het heeft: 11 is één tiental en één eenheid, 111 één honderdtal, één tiental en één eenheid en zo verder.
Het lijkt vanzelfsprekend, maar ooit hebben mensen dit ontdekt, wellicht de Chinezen en de Indiërs, misschien de volkeren in Mesopotamië, vier duizend jaar geleden al; de Grieken en de Romeinen waren er niet echt mee vertrouwd, de Egyptenaren dan weer wel. Het is een van de belangrijkste ontdekkingen van onze hele beschaving, dat tiendelig stelsel, mét de nul en met de positie van de cijfers die de getallen vormt.
De eerste en simpelste computers, letterlijk rekenaars of tellers, cijferaars, een functie die vroeger door mensen werd waargenomen, met de zelfde benaming, in het Engels: computer, waren mechanische apparaten, rekenmachines zonder elektronica, een soort raderwerken of klokken dus. Die toestellen konden niet met het decimaal stelsel werken: tien verschillende tekens, dat was te ingewikkeld. Men moest dus een veel simpeler systeem vinden. Het meest eenvoudige is natuurlijk één teken, namelijk het streepje, zoals je ook telt op je vingers.
Een stap verder is twee tekens; wat die zijn heeft niet veel belang, als ze maar verschillend zijn van elkaar; het is dus een kwestie van ja-neen, zwart-wit, of 1-0. Twee tekens dus en twee is in vrijwel alle talen di of een afleiding daarvan, bijvoorbeeld bi, denk aan Lat. bis. Binair betekent dus met twee, tweeïg, tweeërlei.
Hoe schrijf je getallen in een binair systeem? Laat ons de meest gebruikelijke nemen. Elk cijfer geven we weer met de twee symbolen, 1 en 0, waarbij we van laag naar hoog gaan. Laten we eens proberen:
1 = 01 en 2 = 10 en 3 = 11
maar dan zitten we vast, meer mogelijkheden zijn er niet met slechts twee symbolen, dus voegen we aan de laagste reële waarde van het eerste paar (01) een nieuw paar aan toe, waarin we weer vertrekken van de laagst mogelijke waarde (00) en dan telkens één stap verder gaan:
4 = 01 00 5 = 01 01 6 = 01 10 7 = 01 11
Dan zitten we weer vast in het tweede paar, dus verhogen we het eerste paar en combineren het met de laagste waarde in het tweede paar:
8 = 10 00 9 = 10 01.
Natuurlijk is 0 binair 00.
Kan je volgen? Het is eigenlijk heel simpel, je moet er alleen aan denken dat we niets anders mogen gebruiken dan 1 en 0 en dat we in paren dus binair werken. Een hulpmiddeltje is dit: als je de binaire voorstelling leest als een decimaal getal, moet het net hogere getal ook decimaal het net grotere getal zijn dat je met 0 en 1 kan schrijven: 01, 10, 11, 100, 101, 110, 111, 1000, 1001.
Dit systeem noemt men BCD, voor binary-coded decimal, binaire code voor decimalen. Om helemaal correct te zijn, moeten we al onze cijfers in twee paren schrijven, vertrekkend van 0000, dan 0001 en zo verder.
Zo, nu weten we wat binaire code is. En nu naar onze klok.
Het principe is dit: we maken een raster, een stramien, waarin we met lichtjes de binaire code weergeven voor de decimale, digitale cijfers van een klok, in uren, minuten en seconden: 12 53 36, het is twaalf uur, 53 minuten en 36 seconden.
Elk van die cijfers afzonderlijk geven we nu binair weer, dus in twee posities, niet met 1 en 0, maar met lichtje aan (=1), lichtje uit (=0).
Eens proberen? Eerst met 1 en 0.
1 = 01 2 = 10
of met de lichtjes:
1 = uit aan 2 = aan uit
Als we nu een rooster maken voor de zes decimalen van de digitale klok (uu mm ss), dan merken we dat we voor de eerste decimaal van de uren maar twee posities nodig hebben, want dat kan alleen maar 1 of 2 zijn, er 12 uren in een dag, als we de uren na 12 terug tellen als 1, 2, 3; als we een 24-urenklok nemen, klopt het ook: 13, 14, 15 24. We hebben in de eerste kolom enkel 1 en 2 nodig.
De tweede digit gaat van 0 tot 9 (zoals 19 uur, 20 uur), dus hebben we twee paren nodig, vier posities.
Voor de derde digit is het een beetje vreemd, want met de minuten zitten we in een zestigdelig stelsel, er zijn 60 minuten in een uur. De hoogste waarde van de eerste digit van de minuten is dus 6 en daarvoor heb je, denk aan ons beginschema, slechts drie posities nodig, en geen vier want de eerste zijn telkens 0.
De vierde digit is weer een volledige, dus van 0 tot 9, dus twee paren, vier posities.
Voor de seconden is het het zelfde als voor de minuten: van 0 tot 60, dus drie voor de eerste digit, vier voor de tweede.
Dat ziet er dan zo uit:
u u m m s s
O O O
O O O O O
O O O O O O
O O O O O O
Dat is het lege rooster, nu moeten we het nog invullen. We gebruiken O voor licht uit, en ¨ voor aan. Eerst de uren, bijvoorbeeld 12 uur? Dat is 1 en 2, dus binair 01 en 10, of uit-aan en aan-uit, we schrijven van boven naar onder en van links naar rechts:
O ¨ ¨ O
Zie je het? In de eerste kolom zie je 01, dus één, in de tweede 00 10, dus twee, naast elkaar 12. Nu een volledige uuraanduiding voor 12:53:36
u u m m s s
O O O
O ¨ O O ¨
O ¨ O ¨ ¨ ¨
¨ O ¨ ¨ ¨ O
De uren zijn dezelfde als in het voorbeeld daarnet; dan de minuten: eerst (0)1 01, dat is 5, dan 00 11 dat is 3, naast elkaar 53; en dan de seconden: (0)0 11 is weer drie, 01 10 is 6. Simpel, maar dan moet je wel de binaire voorstellingen van buiten kennen of telkens opnieuw narekenen en dat is nu eenmaal iets dat we niet gewoon zijn.
Maar er is een achterpoortje! Een simpel trucje helpt je om die binaire schrijfwijze heen, zodat je de klok gemakkelijk kan lezen en zo de indruk geven dat je vlot binair kan lezen Kijk eens naar deze voorstelling van onze klok:
u u m m s s
8 O O O
4 O ¨ O O ¨
2 O ¨ O ¨ ¨ ¨
1 ¨ O ¨ ¨ ¨ O
We hebben in de eerste kolom de reeks 1 2 4 8 toegevoegd en dat laat ons toe snel te converteren naar decimaal, en wel zo: je telt in elke kolom gewoon de lichtjes op met de waarden die aan het begin van de rij staan; als het lichtje brandt tel je op, als het uit is niet, natuurlijk.
Dus: in de eerste kolom van de uren heb je een lichtje op de rij van 1, dus 1; in de tweede kolom een lichtje in de rij van de 2, dus 2; in de minutenkolom eerst 1 en 4 dus 5, dan 1 en 2 dus 3; bij de seconden 1 en 2 dus 3, dan 2 en 4 dus 6, naast elkaar 12:53:36.
En dat is het!
Bekijk nog eens de twee voorstellingen. In de eerste had je een vrijwel onleesbaar geheel van lichtjes in zes kolommen en vier rijen. In de tweede voorstelling met de help-rij, kan je meteen (of toch bijna meteen, metwee dus, of binair ) het uur digitaal aflezen. Ja, toch?
Er zijn mooie binaire klokken, ik bedoel toestellen, kastjes met lichtjes dus (foto), te koop voor ongeveer 40, zoek maar eens met Google. Je kan ook een binaire klok op je scherm toveren, ook dat vind je met Google, maar Google zelf heeft er ook een, die je in de Google desktop kan plaatsen. Ga naar gadgets toevoegen, zet de taal op Engels en zoek binary clock, druk op toevoegen en je bent de trotse bezitter van een gratis binaire klok, ze staat meteen ook juist want ze past zich aan aan de klok van je PC.
Categorie:wetenschap Tags:wetenschap
27-01-2013
Aforisme
Wat onze hoop en onze verlangens opwekt, is het bewustzijn
van mogelijkheden. Hoe meer we ervan verwachten, en
hoe meer voor de hand liggend de vervulling lijkt, hoe groter ons verlangen, maar ook onze frustratie wanneer
de vervulling verhinderd wordt en uitblijft. Hoop doet leven, wanhoop doodt.
In de winterse tuin zie ik de zangvogeltjes druk doende:
mezen, het roodborstje, het winterkoninkje, merels, maar ook bosduiven, Turkse
tortels, eksters ook en Vlaamse gaaien.
Vooral bij de kleine zangvogels valt het me nu op dat het
geen krachtige langeafstandsvliegers zijn. Ze doen korte, zenuwachtige trajecten
en halen acrobatische toeren uit binnen een zeer beperkte ruimte.
Met het warme weer van een week geleden, zag ik
herhaaldelijk grote vluchten eenden in de lucht, blijkbaar vervroegd weggelokt
uit hun winterresidentie in het zuiden. Dat zal nu wel tegenvallen, als ze in
het barre noorden arriveren nu de winter daar pas begint. Maar het viel me op
dat die trekvogels op een heel andere manier vliegen: statig, efficiënt,
moeiteloos, ze kunnen het zo duizenden kilometers uithouden. Ze komen overal:
in Afrika en aan de Noordkaap en ze begeven zich naar die plekken waar ze zich
het best voelen, nadat ze zich tijdelijk verwijderd hebben uit veranderlijke omstandigheden
die hen niet liggen.
De meesjes zijn het hele jaar hier. Ik heb de indruk dat hun
hele korte leven zich afspeelt onder mijn ogen, hier in onze tuin. Ze kunnen
vliegen, misschien zelfs ver, als ze dat zouden willen, maar ze dartelen hier
maar rond zonder grote geografische ambities. Ze zoeken en vinden hun voedsel en
hun partners binnen een zeer beperkt territorium, ze leven en sterven op een
gebied dat misschien niet groter is dan onze tuin.
Je hebt ook mensen die er voortdurend opuit trekken. Zelfs
in het weekeind zitten ze niet stil, maar begeven zich frenetiek naar allerlei
evenementen of naar een tweede verblijf. Elke vakantie betekent een obligate
vlucht naar warmere of koudere streken, vaak aan de andere kant van de wereld. Ze
verzamelen mileage zoals anderen
(vroeger) Artispunten. Velen dromen van een permanent verblijf in het zuiden.
Anderen zijn honkvast, niet uit hun kot te krijgen.
Als ik terugdenk, dan stel ik vast dat mijn territorium altijd
heel erg beperkt was. Op enkele uitzonderingen na heb ik mijn hele leven
doorgebracht op enkele vierkante kilometers. De afstand van thuis naar het werk
was beperkt en binnen die grenzen speelde ook de rest van mijn leven zich af.
Nu ik gepensioneerd ben, is dat nog veel meer het geval. Vaak kom ik de hele
week zelfs het huis niet uit, zoals nu, met de weinig uitnodigende temperaturen
en de sneeuw en het ijs op straat.
Je maakt gebruik van wat er in de omgeving is, en wat er niet
is, dat doe je zonder. Je leert leven met het plaatselijke aanbod, zoals de
meesjes. Je gaat niet op zoek naar warmere streken om te paren en te broeden,
en je ontvlucht de koude niet door seizoenmigratie zoals de eenden. In andere
omstandigheden zou je anders leven, maar je zoekt geen andere oorden op, je stelt
je tevreden met waar je bent, je past je aan en maakt er het beste van.
Men vliegt met de vleugels die men heeft. Sommigen hebben de
behoefte om hun vleugels ruimer te spreiden en de verre horizonten van onze
aarde te verkennen. Ik niet. Ik beweeg mij in die andere, grenzeloze ruimte die
in ons ligt.
Categorie:natuur Tags:levensbeschouwing
13-01-2013
Spelen
Spelen. Toen ik klein was, was dat mijn eerste zorg. Al het
andere was een hinderpaal en uitstel in afwachting van de verrukking van het
spel, dat zich meestal situeerde in de wereld van mijn rijke verbeelding, maar
dan wel voluit gespeeld zoals in het theater, met dialogen met gefingeerde
gesprekspartners. Ik speelde bijna altijd alleen. Als er anderen bij betrokken
waren, ging het onvermijdelijk fout.
Volwassen worden betekent afscheid nemen van het spel. Er bleef
nog wat sport over, tafeltennis, echt tennis, zwemmen, maar dat is niet echt
spelen, zeker niet als er een competitieaspect bij komt kijken. Toen de
kinderen wat groter werden, speelden we al eens kaart, kleurenwies, maar dat
liep meestal uit op onaangename debatten, en dat was dan dat.
Ik kan me nog nauwelijks de tijd herinneren dat ik nog eens
echt gespeeld heb, en er ook van genoten heb. Lut merkte dat enkele dagen
geleden op, toen ik me nog maar eens aan het afvragen was hoe ik het best mijn
avonden zou vullen. Zij speelt graag: kruiswoordraadsels en dat soort dingen,
puzzels, tangrams, zelfs haar artistiek werk heeft soms veel van een spel.
Bij mij is het allemaal zo ernstig Een bezigheid moet voor mij
het liefst zinvol zijn en verantwoord, verrijkend, uitdagend en zo mogelijk ook
nog belangrijk. Niet dat ik daar geen plezier aan beleef, integendeel! Ik kan
intens genieten en ontroerd zijn tot tranen toe, van geluk of verdriet, al
naargelang. Ik kan dus niet zeggen dat ik het spelen mis, helemaal niet. Zelfs
het lezen van een roman of een detectiveverhaal, wat je als een soort spel zou
kunnen beschouwen, trekt me niet meer aan. De verbeelding van anderen kan me
niet meer boeien. Vroeger wel: rond mijn vijfentwintigste heb ik honderden SF-stories
gelezen. En als student was ik letterlijk In de ban van de Ring (Tolkien). Toen
ik op pensioen ging, ben ik detectiveverhalen beginnen lezen, P.D. James, Ed McBain,
ik heb er alles van in huis, net zoals van John Le Carré. Maar het zegt me niet
veel meer.
Ik heb me verdiept in meer wetenschappelijke literatuur: de
evolutieleer, sociobiologie en evolutionaire psychologie, neurowetenschappen,
filosofie, theologie, de Verlichting, Spinoza. Dat is nu mijn dagelijkse
bezigheid, van de vroege morgen tot ik ga slapen. Ik lees, schrijf, vertaal,
correspondeer, zoek van alles op... Het vult mijn dagen, met korte onderbrekingen voor licht
huishoudelijk werk. Zelfs mijn middagdutje komt er meestal niet meer van. Soms
werk ik zeer intens, uren aan een stuk door, tot mijn ogen beginnen te
protesteren en ik overal steken en krampen krijg. Dan moet ik wel stoppen, even
toch
Ik weet het, het is een eenzijdig leven. Maar is dat niet
voor ongeveer iedereen zo? Ik heb mijn draai gevonden, ik ben tevreden met wat
ik doe. Ik voel me goed in mijn huis, samen met Lut. We genieten van wat we
doen en van het vredig samenzijn. Ik kan me geen mooiere ouwe dag voorstellen.
Onze septische put is vol. Na lang uitstellen heb ik een
firma in de buurt opgebeld en nu is het zover: morgen komen ze de put ledigen.
Dat is nu het grote verschil met ons koningshuis, zie.
Categorie:samenleving Tags:maatschappij
02-01-2013
keuzes maken
De economie is veel te ingewikkeld geworden dan dat jij en
ik ze nog zouden kunnen begrijpen. Maar laten we toch eens proberen om enkele basisprincipes
te onderzoeken.
Wanneer wij in de supermarkten en shopping centers
rondlopen, worden we overstelpt door de veelheid en verscheidenheid van het
aanbod. Voor elk product, ook voor de basisvoorzieningen, hebben we een zeer
ruime keuze, met verschillende prijzen en kwaliteiten. Dan vragen we ons wel
eens af: moet dat nou? Heeft dat zin?
Maar wat willen we dan? In feite dit: dat er één soort is,
van een behoorlijke kwaliteit, in een handige verpakking, voor een redelijke
prijs. Dat zou ons de moeite van het vergelijken besparen. Het zou ook veel
gemakkelijker zijn voor de producent en de verkopers. Iedereen tevreden dus.
Waarom dan niet? Waarom al die verschillende prijzen, formaten, verpakkingen,
soorten en kwaliteiten?
Laten we eens veronderstellen dat we van alles één model
zouden hebben. Boter, melk, mineraalwater, aardappelen, pasta, kip, confituur,
noem maar op. Maar dan moet er een instantie zijn die dat allemaal regelt, de
staat bijvoorbeeld. Die gaat dan bepalen aan welke vereisten elk product moet
voldoen en zal ook de prijs bepalen en zorgen dat er voldoende voorraad is, en
geen overschotten. Prima! Een hele vereenvoudiging. Geen reclame meer, geen
bonnetjes, geen promoties; blindelings aankopen zonder aarzelen of vergelijken
Waarom niet?
Omdat er in een dergelijk systeem van alles kan verkeerd
gaan. De staat heeft dan alles in handen, bepaalt alles, van hoog tot laag, van
het begin tot het einde. Iedereen werkt dan in dienst van de staat. Ook daar
gaat het er heel rationeel aan toe: iedereen krijgt hetzelfde werk en hetzelfde
loon, met aanpassingen aan de elementaire behoeften: een gezin met kinderen
krijgt meer loon naargelang het aantal kinderen en een ruimere woning. Maar een
arts krijgt geen hoger loon dan een vuilnisman. Waarom ook? Iedereen werkt toch
om te werken, niet om geld te verdienen, dat krijgt men zo, genoeg om alles te
kopen wat men nodig heeft en de rest is gratis. Iedereen gelijk.
Wij hebben gezien dat men dergelijke experimenten heeft
uitgeprobeerd, op grote en kleinere schaal. Denk aan het communisme, in
Rusland, Cuba, Vietnam, Cambodja, Noord-Korea, Albanië, Oost-Duitsland
Waarom is het telkens mislukt, niet een klein beetje, maar
faliekant en dramatisch?
Blijkbaar voelt een mens zich niet goed in een dergelijk
systeem. Let wel, er zijn heel positieve aspecten aan. Als alles in principe
voor iedereen toegankelijk is, zoals onderwijs, ziekenzorg, kunst en cultuur,
maar ook huisvesting, voedsel, drank, kledij dan is dat in principe
fantastisch, natuurlijk. In principe. Want alles hangt af van de
beschikbaarheid van alles, en van de kwaliteit van alles. En daar loopt het
goed fout.
De staat, dat is een log mechanisme, waar eenvoudige mensen
zoals jij en ik belangrijke beslissingen moeten nemen met enorme gevolgen,
aangezien het telkens gaat om basisvoorzieningen voor de hele bevolking. Als er
iets mis gaat in het complexe proces, dan is er niets om op terug te vallen.
Als die ene fabriek die toiletpapier maakt op een dag afbrandt, dan is er geen
toiletpapier, bij manier van spreken. Als de fabriek die velgen maakt voor
fietsen niet goed afgesproken heeft met de fabriek die de banden maakt, dan
zitten we met een probleem. Als de oogst mislukt, en oogsten mislukken al eens,
dan is er hongersnood. Enzovoort.
Gevolg: er is voortdurend van alles te kort en teveel, en de
onderdelen passen niet op elkaar.
Er is ook een probleem met de kwaliteit. Een basisproduct is
precies dat, en niets meer. Ergens beslist iemand over de kwaliteit van het
toiletpapier, en dat is dat: iedereen heeft dat toiletpapier. Niet het best
mogelijke, maar een goed gemiddelde. Maar de fabriek die het moet maken is ook
maar van een gemiddelde kwaliteit. En de mensen die er werken ook. Er is geen
enkele reden waarom ze harder zouden werken, of zorgvuldiger. Ze hoeven niet na
te denken over het productieproces, over de verbetering van het product: alles
is voor hen beslist van hogerhand. Gaat het verkeerd? Het is niet hun schuld,
maar die van de overheid, en die moet het dan maar oplossen. Bij gelegenheid.
Maar die overheid bestaat ook uit een goed gemiddelde, en ook zij hebben geen
enkele reden om harder of beter te werken. Er is ook niets aan verdiend, voor
niemand: je wordt niet beter betaald als je harder of beter werkt: iedereen
gelijk, weet je wel?
We hebben het zien gebeuren: wat in principe een
arbeidersparadijs moest worden, werd een hel. Al wat kon verkeerd gaan, deed
dat ook, en hoe. De mensen die moesten beslissen waren onbekwaam in het beste geval,
en sadistische megalomane én onbekwame dictators in het slechtste geval, wat
dan ook nog het vaakst voorkwam, en niet toevallig natuurlijk. Wanneer niet de
beste mensen aan bod komen, zijn het uiteindelijk de slechtste, de minst
scrupuleuze, de meest machtsgeile, de meest onbeschaamde en onbeschofte.
Er is ook een ander systeem, dat spontaan ontstaan is en
elke dag nog spontaan ontstaat. Er is blijkbaar behoefte aan toiletpapier.
Tussen haakjes: dat is een recente behoefte, zelfs bij ons; ik herinner me
levendig dat wij het als kinderen zonder deden en ons moesten behelpen met het
papier van kranten en tijdschriften. In grote delen van de wereld is dat nog zo.
Maar goed, hier bij ons is er dus nood aan toiletpapier; als het er plots niet
meer zou zijn, dan was dat een echte crisis. En dus zijn er mensen die daarop
inspelen. Ze maken toiletpapier en verkopen dat. Het beste toiletpapier zal ook
het meest succes hebben, als het ten minste betaalbaar is. En wat is het beste
toiletpapier? De meningen zijn verdeeld En dus zal men verschillende soorten
maken, voor elk wat wils. Ook een goed gemiddelde, met een goede
prijs-kwaliteitverhouding. Voor hetzelfde geld kan men roze, blauw en groen
papier maken, dus waarom niet? En in een aantrekkelijke verpakking, en in
verschillende hoeveelheden enzovoort, bekijk het aanbod eens. Als er teveel
geproduceerd wordt, zal de producent met overschotten zitten, en dus de
productie afbouwen, tot men weer verkoopt. Als er tekorten zijn, zal een andere
producent inspringen. En beginnende producenten zullen proberen om de markt te
veroveren met een nieuw concept, of een goedkoper product, dat even goed is of
nog beter, dank zij een beter productieproces, een modernere fabriek, betere
knowhow, beter opgeleid personeel, of beter betaald personeel, dat dan harder
en beter gaat werken
Je ziet het zo gebeuren: men zoekt naar de beste manier om
het beste product te maken en het ook te verkopen. En de klant is koning: hij
of zij koopt je product, of net niet. De klant is veeleisend, want hij en zij
kan kiezen. Dat is de markteconomie, en die is niet aangestuurd door
bureaucraten van de staat, maar door de economie zelf: vraag en aanbod. Dat is
de motor voor een spectaculaire verbetering van de levensomstandigheden in e
laatste tienduizend jaar. Iedereen zoekt zijn eigen voordeel, maakt zijn eigen
compromissen, gaat zich te buiten aan dwaze uitgaven, of stelt zich tevreden
met een goed gemiddelde, of doet helemaal niet mee aan sommige gekten.
Neem nou kattenvoer. Toen ik jong was, was er geen kattenvoer,
en toch waren er katten, en ik heb niet de indruk dat er nu meer katten zijn
dan toen. Maar in de supermarkt zijn er nu hele afdelingen met niets dan
kattenvoer, in een ongelooflijk aanbod van soorten en kwaliteiten, en van alle
prijzen. Wij hebben geen kat, maar toch (of precies daarom) ergeren wij ons aan
dat enorme aanbod. Is dat terecht?
Het hangt ervan af. Vanuit een economisch standpunt is er
niets mis met kattenvoer, noch met het enorme aanbod. Op een dag is er een gewiekste
kerel of dame geweest die dat gat in de markt gezien heeft en die het eerste
kattenvoer heeft aangeboden. En dan was er een andere die beter voer, of
goedkoper aanbood. En een die hetzelfde voer goedkoper kon produceren.
Enzovoort. En dan de reclame nog, en voor je het weet, staat er meer kattenvoer
in de winkel dan babyvoedsel.
Een schande? Niet vanuit economisch standpunt. Daar is alles
wat verkoopt ook goed. Moreel gezien dan? Niemand is verplicht kattenvoer te
kopen. Als wij het kopen, dan is dat omdat wij dat willen, omdat we denken dat wij
er goed aan doen, voor onszelf en voor onze katten.
Waarom zijn zoveel mensen dan toch geschandaliseerd door al
dat kattenvoer?
In onze economie produceren we wel meer overbodige zaken.
Neem nu vuurwerk. Dat is er altijd al geweest, ik herinner me fantastisch
vuurwerk op de laatste dag van de jaarlijkse kermis, dan kwam de hele stad
kijken, met veel oooh en aaahs, vooral bij de apotheose, den bloemekee, zoals
wij zeiden, een volksetymologie voor het Franse bouquet. In een
speelgoedwinkeltje kon je ook voetzoekers kopen, maar die hadden maar weinig
succes, het was meer een kwajongensstreek, en er waren meer aantrekkelijke
zaken om je geringe zakgeld aan te verdoen, zoals snoep
Met Nieuwjaar was het een pandemonium van vuurwerk, van in
de vroege avond tot lang na middernacht, iedereen leek eraan mee te doen. Geef
toe: het is nergens voor nodig, het is pure geldverspilling. En toch doen we
het. We gaan ook op reis, we drinken cava, champagne en prosecco en wijn en
bier, we eten kaviaar en kreeft We zijn wel heel ver van de gedwongen soberheid
van het communisme. We leven in luxe, weelde en overdaad.
Het is precies daar dat het schoentje wringt. Niemand wil
het communisme, dank je wel, zelfs de socialisten willen dat niet (al is het
wel de grond van hun ideologie, dus toch maar uitkijken ). Maar er zijn wel
meer en meer mensen die vinden dat het een beetje de spuigaten uitloopt met het
ongebreideld aanbod. Maar ligt het probleem bij het aanbod? Als iemand een
product aanbiedt dat niemand wil, dan zal dat niet lang duren. Dus moeten we
ervan uitgaan dat als iets succesvol is, het ook aan een behoefte, een nood of
een verlangen beantwoordt.
Het grootste deel van mijn leven heb ik zonder GSM of
mobieltje doorgebracht en ook nu nog gebruik ik het toestel dat ik heb zo goed
als nooit, de rekeningen die ik krijg, zijn meestal 0 euro, en nooit boven de 1
euro per maand. Maar de markt voor die toestellen en voor het gebruik ervan is
wel spectaculair. Miljarden mensen bellen elkaar dag en nacht en sturen elkaar voortdurend
boodschappen. Het toestel heeft dus een behoefte gecreëerd, zo lijkt het wel.
Ik weet het niet. Mij lijkt het veeleer zo te zijn dat het
toestel aan een verlangen beantwoordt, namelijk om te allen tijde met elkaar te
kunnen communiceren, onder alle omstandigheden, iets waartoe we niet in staat
zijn zonder technische hulpmiddelen. Het is dus een verbazingwekkende uitbreiding
van mogelijkheden die we vanzelf hebben. Aanvankelijk was dat zo duur dat enkel
professionele gebruikers zich daar voordeel konden mee doen. Door de
massaproductie en, inderdaad, de vrije markteconomie zijn de toestellen en de
diensten echter zo goedkoop geworden, dat niemand nog aarzelt om zich er eentje
aan te schaffen. Het is zon geringe investering dat men er niet meer bij
stilstaat. Het is een evident attribuut van de mens geworden. Zoals de auto, de
fiets, de tv, de computer, wapens, eetgerei, kleren, brillen, tand- en andere prothesen,
wc, centrale verwarming, microgolfoven, koelkast en diepvries enzovoort
enzovoort enzovoort.
En zo biedt onze wereld alles aan wat men maar kan bedenken.
Dat is het resultaat van de vrije markteconomie, of van het kapitalisme, het
systeem waarbij iedereen probeert om het zo goed mogelijk te hebben, op welke
manier dan ook en met welke middelen dan ook. De prijs van een product wordt
niet bepaald vanuit morele overwegingen, maar vanuit economische. Niet de
overheid bepaalt het aanbod of de prijs, maar de economie, met andere woorden,
wijzelf. Wij maken zelf onze wereld, door de keuzes die wij maken. Dat we daarbij
beïnvloed zijn door het aanbod en door onze omgeving, dat is nogal wiedes. Maar
uiteindelijk bepalen wij zelf wat wij met dat aanbod doen: het aanvaarden en er
de prijs voor betalen, of niet.
Als we dus verontwaardigd zijn over de excessen van onze maatschappij,
dan doen we er goed aan het alternatief te overwegen. Willen we het ook zonder
dat enorme aanbod doen? Met voor alles een goed gemiddelde? Met schaarste en
hongersnood, slechte kwaliteit, corruptie en sociaal misbruik, bureaucratische
onbekwaamheid, staatsinmenging in ons privéleven, lethargie en cliëntelisme? Zeg
niet dat ik overdrijf: we hebben het gezien en we zien het vandaag nog steeds
om ons heen.
Als ik moet kiezen, en het is een keuze waaraan niemand
ontsnapt, dan word ik verscheurd. Mijn moreel aanvoelen dwingt me om te dromen
van een Utopia waar iedereen gelijk is en vrede neemt met sobere voorzieningen
die ons in staat stellen om te overleven in vrede en in een innige vereniging
met elkaar en met de natuur. Maar de geschiedenis leert ons dat utopia letterlijk moet genomen worden:
oe-topia, nergens in het Grieks. Het arbeidersparadijs bestaat niet.
En dus blijft er enkel dat ander alternatief over: de
vrijemarkteconomie en het kapitalisme, met de excessen. Ik weet het: de staat
grijpt toch in, vooral om de excessen te vermijden. Maar de fundamentele keuze
moet toch gemaakt worden: vrijheid of staatsdirigisme, daarover gaat het
uiteindelijk. En nee, er is geen derde weg, geen gulden middenweg.
Wij kunnen misschien dromen van een pastorale idylle in het
hart van Afrika, maar daar is geen idylle, enkel The Heart of Darkness. Laten we ons geen illusies maken: de hele
wereld droomt ervan te leven zoals wij. Als men de mensen vrij laat kiezen, dan
kiezen wij voor onze moderne consumptiemaatschappij, met alles erop en eraan.
Als we dus nog eens de neiging voelen om te kankeren over
alles wat zo verfoeilijk, immoreel en onrechtvaardig, kortom zo onmenselijk is in
onze wereld, laten we dan bedenken dat de mens is zoals hij en zij is, en niet
zoals wij vinden dat ie moet zijn. Als we vrijheid willen, moeten we de
excessen erbij nemen, ze horen er net zo bij als de kerkers en de goelags bij
het communisme en de concentratiekampen bij het nationaal-socialisme.
Als ik moet kiezen, zei ik, dan is mijn keuze gauw gemaakt.
En als bij de volgende verkiezingen een of andere bevlogen moralist komt zeggen
dat de maatschappij dringend helemaal hervormd moet worden en dat hij een model
klaar heeft, dan weet ik meteen ook op wie ik niet moet stemmen.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
30-12-2012
De avonden
Gisteren had ik de hele dag voor het computerscherm
doorgebracht, zoals het mij wel vaker vergaat. Je leest, je schrijft, je kijkt
iets na, zoekt iets op, schrijft nog meer, er komen e-berichten binnen (ik zoek
naar een goede vertaling van e-mail), je beantwoordt die, je haakt in op een
discussie op Facebook, je luistert continu naar de internetradio en naar je
eigen cds en voor je het weet is het tijd om het avondeten klaar te maken.
Lut kijkt graag naar het nieuws. Sinds ik de VRT heb
afgezworen, kijken we naar het VTM-nieuws en het valt ons op dat de zo
vaakgeroemde objectiviteit en degelijkheid van de VRT een mythe is: op geen
enkel ogenblik moet de verslaggeving en presentatie op VTM onderdoen voor de
VRT.
Indien ik alleen zou zijn (een lot dat ik mezelf noch iemand
anders geenszins toewens), zou ik wellicht niet naar het nieuws kijken. Ik kan
het missen, en dat is al een voldoende reden. Bovendien erger ik me voortdurend
aan wat we aangeboden krijgen. Moorden, diefstallen en overvallen, branden,
ongevallen, bedrijfssluitingen, burgeroorlog en militaire interventies,
economische crisis, werkloosheid en armoede, ziekten en epidemieën, droogte en
overstromingen en nog veel meer onheil en zwartgalligheid. De enige afwisseling
bieden beelden van ongehoorde luxe en ontspanning, inclusief de sport. Nee,
laat maar, voor mij hoeft het al lang niet meer, ik weet onderhand hoe het er
in de wereld aan toe gaat.
Na het nieuws duikt Lut in haar geliefkoosde avondlijke
bezigheid: een boekje met puzzels, doorlopers, kruiswoordraadsels,
cryptogrammen en dies meer. Af en toe stelt ze me op de proef met een vraag,
meestal over de antieke mythologie, over een Latijns woord of iets uit de muziek.
Soms weet ik het meteen, maar steeds vaker moet ik vaststellen dat ik het ooit
geweten heb, dat ik het zou moeten weten, het ligt zelfs op de punt van mijn
tong, maar het komt niet. Ik weet wat ik zoek, soms overduidelijk, bijvoorbeeld
de naam van een persoon, een auteur, ik zie hem voor me, ik kan de titels opnoemen
van de boeken die hij of zij geschreven heeft Maar de naam? Noppes. Gelukkig
is er Google en met enkele hints staat het weer duidelijk voor me: Simon
Schama! Hoe kon ik het vergeten! Maar als ik huisgenoten of kennissen om hulp
vraag: je weet wel, dinges, die dat boek geschreven heeft over de Franse
Revolutie en de Gouden Eeuw in Nederland, die in de New Yorker schrijft, en
cultuurprogrammas maakt en presenteert op de BBC , dan weten ze het ook niet,
ze hebben zelfs nog nooit van Simon Schama gehoord. Zij kennen hem niet, ik
wel, maar ik kan niet op zijn naam komen. Het resultaat is hetzelfde.
Wanneer Lut zich verliest in de meanders van haar
cryptogrammen, begint voor mij wat de laatste tijd het meest frustrerende,
irriterende en ongelukkige deel van de dag is. Nog meer schrijven en nog meer lezen,
en nog meer op het computerscherm staren? Naaah, toch maar niet als eerste
keuze; de laptop blijft in de tuinkamer.
En dan begint het zappen. Sinds enige tijd heeft Telenet
zijn programmagids in een nieuw kleedje gestoken. Het grote verschil lijkt me
hierin te bestaan dat ik de lettertjes van de tekst niet meer kan lezen. Met
mijn trifocale brillenglazen moet ik proberen om het smalle strookje voor de
tussenafstand te passen, maar zelfs daarmee lukt het me niet; het is meer
gissen dan lezen en als ik het echt wil weten, moet ik een onderwerp selecteren
en de details lezen, maar die zijn in even kleine letters gezet
Meestal zijn al mijn inspanningen om iets interessants te
vinden echter vruchteloos. Reeksen bekijken we niet, de meeste films hebben we
al herhaaldelijk gezien, de documentaires zijn ook vaak herhalingen van BBC of
National Geographic. En dus eindigt mijn verkenning van het aanbod gewoonlijk met
een diepe zucht en schakel ik over naar de muziekzender Mezzo, die echter ook
veel, heel veel herhalingen brengt, of naar een radiostation met klassieke
muziek zonder commentaar. Heb dan al zon ruim aanbod, waarvoor je tenslotte
een hoop geld betaalt, en dan luister je nog gewoon naar de radio. We hebben
zelfs een schotelantenne met decoder, dus nog eens honderden zenders meer, en
nog altijd niets dat me kan boeien.
Ik heb ook een aardige verzameling dvds, vooral muziek:
operas en andere grote werken, ook wat kamermuziek, maar ook enkele films,
klassiekers vooral, en enkele tv-series van de BBC, zoals BridesheadRevisited en
enkele verfilmingen van Le Carré. Maar dat is allemaal vrij zwaar spul, en na
een dag intellectuele arbeid (zo mag ik mijn bezigheid wel noemen, vind ik) ben
ik op zoek naar ontspanning. Tevergeefs. Ik ben te veeleisend, natuurlijk: ik
verwacht van mijn ontspanning dat ze van hetzelfde niveau is als mijn
inspanning. Dom van mij, blijkbaar.
En dus neem ik toch maar weer een boek vast, met klassieke
muziek op de achtergrond. Maar ik merk dat mijn ogen vermoeid zijn en ook mijn
brein: vanaf negen uur gaat het er niet meer zo vlot in, aan het einde van een
paragraaf of een bladzijde merk ik dat ik niet meer weet wat ik nu precies net gelezen
heb, en moet ik opnieuw beginnen, maar vaak met hetzelfde resultaat.
Mijn avonden zijn dus een probleem, en dat is jammer. Het is
gezellig in huis, we hebben alles wat we kunnen verlangen, en toch vind ik mijn
draai niet. Ik heb het probleem al herhaaldelijk met Lut besproken en ook
enkele vrienden om raad gevraagd, maar blijkbaar is het geen algemeen probleem,
eerder iets dat het gevolg is van mijn eigen situatie, belangstelling en
dagindeling. Zeker, bijna iedereen in mijn omgeving klaagt over het tv-aanbod,
en iedereen vindt ook dat ik al veel te veel achter het computerscherm zit of
met mijn neus in de boeken. Maar wat dan wel?
Ik zou graag biljarten, maar dan het echte biljarten, geen
pool of snooker of tabbiljart, maar carambole, met alleen maar twee witte en
één rode bal. In de wijde omgeving is er echter geen enkel café waar je nog
zoiets vindt, enkel in Leuven, maar dat is dan ingenomen een club, en ik kan
helemaal niet biljarten, dus daar kan ik ook niet terecht.
Fitness trekt me ook niet aan. Ik zou het wel kunnen
gebruiken, want mijn conditie is verre van optimaal, maar ik kan het niet
opbrengen om fysieke inspanningen te leveren enkel en alleen voor de inspanning
en het resultaat daarvan voor mijn gezondheid. Ergens heen fietsen, naar de
apotheker of de bank of een winkel, dat wel, maar zomaar gaan fietsen? Ik heb
het nog nooit gedaan, denk ik en ik ben het ook niet van plan. Te voet naar de
apotheker en zo? Geen probleem. Maar zomaar gaan wandelen, dat is al wat anders.
Nochtans zou het goed zijn voor mijn suikergehalte, mijn pancreas is aan het
insluimeren, ik zit aan de grens van ouderdomsdiabetes, en veel minder suikers
innemen dan ik nu doe lijkt wel onmogelijk.
Laten we er maar van uitgaan dat ik s avonds thuisblijf. Maar
waarom me ergeren aan het feit dat er niets is op tv? Dan ga ik ervan uit dat
er iets zou moeten zijn dat ik goed vind en waarvan ik achteraf geen spijt heb
dat ik er heb zitten naar kijken. Maar waarom zou dat zo zijn? Het is niet
omdat er tvs zijn dat er ook ononderbroken goede programmas zijn. Cicero
zei het al, en Spinoza herhaalde het: het goede is zeldzaam; het goede is
blijkbaar veeleer de uitzondering dan de regel.
Dus toch maar het programmaoverzicht bekijken en tussen het
waardeloze zoeken naar de naald in de hooiberg: een programma dat me helemaal
bevredigt. Lukt dat niet, dan toch maar iets lezen, misschien iets dat niet zo
zwaar op de hand is, maar mijn evaring is dat ik dat dan na enkele bladzijden
weer wegleg: waarom mijn tijd verdoen aan ijdel getater? Goede muziek
beluisteren, op Mezzo of de radio, of mijn dvds en cds. En toch maar de
laptop bij de hand nemen, al begint het stilaan op een verslaving te lijken.
Gisterenavond heb ik nog eens, in arren moede, naar een
thriller gekeken: Shooter. Ik heb hem
zeker al drie keer gezien, en toch ben ik blijven kijken, terwijl ik wat men te
zien krijgt ten stelligste afkeur: cynisch brutaal geweld door de overheid en
door de held, moord en brand en genocide, corruptie, complottheorieën, noem
maar op, al de bekende ingrediënten. Zo is de wereld niet, en als hij zo is,
dan wil ik het niet eens weten. Ik keur dergelijke films ten zeerste af, en
toch heb ik zitten kijken, met het gevolg dat ik natuurlijk niet kon inslapen
met al die te onrecht opgewekte adrenaline in mijn lijf Nog iets dat ik dus
wil afzweren. En nog een beperking van de mogelijkheden, want er is elke avond
ten minste één thriller op tv.
Film, theater, restaurantbezoek, live muziek, quizavonden,
kooklessen, taekwondo of bloemschikken het spreekt me niet aan.
Ik heb enkele jaren geleden geprobeerd om een maandelijkse
gespreksgroep op te starten rond levensbeschouwing en atheïsme, maar dat is
vrij snel op niets uitgelopen. Ik heb aansluiting gezocht bij de georganiseerde
vrijzinnigheid, maar ook dat bleek een fiasco.
Lieve lezer, ik weet niet of je jezelf herkent in mijn
verhaal, maar ik vermoed dat er wel raakpunten zijn. Het is een luxeprobleem:
we hebben het te goed, we weten niet wat doen met onze vrije tijd. En het
aanbod dat er is, wijzen we af, elk om zijn of haar eigen redenen. Ik zie niet
onmiddellijk één afdoende oplossing om al mijn avonden zinvol te vullen, het
zal nog wel even zoeken zijn. Maar de eerste stap is gezet: ik ben me bewust
dat er een probleem is. Socrates heeft ons geleerd dat dat het begin van de
wijsheid is.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
17-12-2012
In den beginne...
Laten we vanaf het begin beginnen.
Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens
onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden
ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar
veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal
vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn.
Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme
omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg
plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen
verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.
Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons
ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen
het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij
mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of
godheid die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis
leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale
natuurwetten.
Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te
leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige
bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een
of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.
Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op
geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is,
moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.
Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen
zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie
noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke
spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg
nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten?
Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een
plant of een kei, dat is wat ik bedoel.
Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn
uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is,
zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb
je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles
doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk
wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft
zoveel rechten als het macht heeft.
Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen
valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn
er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal
alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen
enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er
slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend
absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar
dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk,
dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet
voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.
Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en
daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst
belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze
omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan
wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.
De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een
individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving
met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de
elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de
toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het
best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op
lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat
milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is
een waarde. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te
blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo
belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat
wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus
de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie
waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen
andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben
van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.
Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze
aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook
de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast
dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we
anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het
ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen
ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht
is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel
verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe
complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen
de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is
overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de
evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de
genetica.
Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk
wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak
die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men
heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf
voortbewegen en heeft dus ook niet het recht om dat te doen; het is zinloos
om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen
rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook
dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te
doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk.
Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat
men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of
haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht
beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een
lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus
het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.
Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken
anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht
hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de
Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken
mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af
aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die mensen
hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers
van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele
beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen
neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in
rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan
sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor
iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen
betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende
centen.
Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze
werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te
voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat
wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije
meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden
&c.
We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed
begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van
de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar
over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen
is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd
in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders,
of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld
een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten
die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de
meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels
vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.
Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste
manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop
der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in
de praktijk succesvol waren. Gij zult (elkaar) niet doden is evident een
goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten
toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het
aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest
en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.
Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of
het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd
of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om
hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam
maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is
kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.
Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op
na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute
wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we
moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden;
we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus
hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een
boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen
wat andere mensen mogen doen en moeten laten.
Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is
een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons
gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand
zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te
rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring,
zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze
levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan
andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.
Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een
levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende
wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe
mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel
van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding
bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen
innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het
einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons
verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te
plukken, carpe diem en te genieten
van het leven terwijl we dat nog kunnen.
Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het
universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in
Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele
boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn
naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn
Nagelate Schriften, met daarin ook
zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien
is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de
gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend
zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en
voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone
mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators,
demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe
het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf
ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze
geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.
Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze
beperkingen. Wij zijn zo menselijk Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen
aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn
hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen
om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich
wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn,
dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.
Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk
allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang
van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.
Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor
ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op
vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron
van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere
inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om
bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem.
Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer
terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.