Foto
Categorieën
  • etymologie (77)
  • ex libris (75)
  • God of geen god? (172)
  • historisch (27)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (243)
  • literatuur (41)
  • muziek (75)
  • natuur (7)
  • poëzie (93)
  • samenleving (231)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (12)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • de blog van Lut
  • Uitgeverij Coriarius
    Archief per maand
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 09-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 06-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    03-02-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Verbeter je brein - Reinhoud de Jong



    Een boekje met als titel Verbeter je brein heeft daardoor alleen al een zekere aantrekkingskracht. Wie wil er nu niet over een goed brein beschikken? Slim zijn, of verstandig, of intelligent is nog altijd een eigenschap of kwaliteit die men bewondert bij anderen en die men zelf ook wel wil. Wij beseffen pas onze eigen beperkingen op dat punt, wanneer we anderen daarin zien uitblinken.

    De ondertitel verraadt al enigszins de specifieke benadering: Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest. Het verlangen naar een beter verstand is dus enerzijds zinvol, dat wil zeggen dat het niet alleen terecht of normaal is, maar ook dat er wel degelijk iets kan aan gedaan worden. Dat er ook onzin aan te pas komt, lijkt erop te wijzen dat die verbetering van het verstand wel eens minder evident zou kunnen zijn dan men denkt.

    Dat is precies wat blijkt uit dit boekje. Vertrekkend van de vaststelling dat het menselijk brein aanzienlijke verschillen vertoont van persoon tot persoon, zowel fysiologisch als in zijn werking, gaat de auteur na of we daar ook iets kunnen doen.

    Een eerste manier om de prestaties van het brein dat je nu eenmaal hebt te verbeteren is ‘zonder moeite’, dat wil zeggen door het innemen van chemische stoffen die de werking van de hersenen blijken te stimuleren. Er blijkt een heel arsenaal te bestaan, meestal onder de vorm van pillen, maar ook als poeders, sprays en inspuitingen. Aan de hand van klinische testen heeft men de verschillende inwerkingen maar vooral ook de resultaten ervan op de werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen bij het uitoefenen van allerlei taken in kaart gebracht. Er valt met andere woorden niet aan te twijfelen dat chemische stoffen de werking van onze hersenen beïnvloeden. Niet dat we dat nog niet wisten: de meesten onder ons drinken koffie of thee en alcohol en dat zijn veruit de meest gebruikte middelen.

    Een andere manier is het uitoefenen van elektromagnetische stimulering van bepaalde hersencentra. Ook dat heeft bewezen resultaten op de werking van de hersenen en op de prestaties van de proefpersonen. Het stimuleren kan extern gebeuren, door de schedelwand heen, maar ook door het inplanten van elektroden of zelfs chips.

    Een totaal andere manier is het gebruik van de hersenen ‘verbeteren’ door ze te gebruiken op een specifieke manier, door gerichte oefeningen, de zogenaamde breintrainingen. Maar ook lichaamsbeweging heeft een effect: in sommige gevallen kan het heen en weer bewegen van je ogen al een aanwijsbaar effect hebben op je intellectuele prestaties, net zoals hardlopen, regelmatig bewegen, sociaal contact enzovoort.

    Er valt dus niet aan te twijfelen: de werking van onze hersenen is beïnvloedbaar in positieve zin, zeker op korte termijn, en meer dan waarschijnlijk op langere termijn.

    Waarom zijn we dan niet met zijn allen bezig om ons brein te verbeteren?

    Omdat er ook ‘onzin’ is, zoals de ondertitel aangeeft. Sommige gunstige effecten verdwijnen vrijwel meteen als de stimulans verdwijnt. Je moet dus de pillen blijven slikken en heel wat middelen zijn bovendien verslavend. Alle producten hebben ongewenste nevenverschijnselen die het gebruik problematisch maken en waarvan zeker de gevolgen op langere termijn niet gekend zijn. De gunstige invloed is niet alleen van zeer voorbijgaande aard, maar is ook niet voorspelbaar of gegarandeerd: bij sommige personen helpt het, bij andere niet. Heel wat producten verbeteren je brein niet, maar stellen je in staat om er langer en beter gebruik van te maken, bijvoorbeeld door je zesendertig uur aan een stuk klaar wakker te houden. Dat kan in bepaalde gevallen een voordeel zijn, maar geen mens kan het op die manier lang uithouden. Het is ook niet mogelijk om van elk brein een normaal, laat staan een superbrein te maken, noch om van een superbrein een nog beter brein te maken: er zijn grenzen aan de verbeteringen die haalbaar zijn voor elk individu en voor de soort als zodanig.

    Bovendien gaat het in veel gevallen om verbeteringen op één zeer specifiek domein, zonder merkbare verbeteringen op alle andere. Wie zich intensief oefent in het bespelen van de blokfluit, zal niet meteen beter worden in het oplossen van sudoku puzzels. We verbeteren dus niet meteen ons hele brein.

    Er stellen zich ook ethische vragen: is het verantwoord om je brein kunstmatig te verbeteren? In een kapitalistische maatschappij zullen het de rijkeren zijn die toegang hebben tot die middelen en daardoor wordt de kloof tussen arm en rijk nog groter. Er gaat ook een druk uit van de maatschappij of het gezag om dergelijke middelen te gebruiken, bijvoorbeeld bij de medische hulpverleners of in het leger. Mag men mensen dwingen om die stimulerende middelen te gebruiken? Zelfde probleem met kinderen: moet men kinderen die op school minder presteren volstoppen met pillen en allerlei trainingen doen volgen? Hebben we het recht om te zijn zoals we zijn?

    De auteur bespreekt al deze aspecten op een rustige, relativerende manier. Hij wijst op de feiten, maar ook op de implicaties. Zijn conclusies zijn dan ook zeer gematigd: het is niet evident om ook maar iets aan je brein te doen, tenzij de werking ervan werkelijk problematisch is. Al de wetenschap die hij aanbrengt, wordt getemperd door ons gezond verstand.

    De auteur haalt zijn wijsheid uitsluitend uit rapporten over psychologische en klinische testen, die hij vaag omschrijft, zonder bibliografische gegevens. Dat is in een boekje als dit misschien niet echt nodig. Maar het is bekend dat dat soort proeven zeer onzekere resultaten oplevert. Proeven in laboratoria zijn in het beste geval zeer nauwkeurig, maar testen slechts bepaalde verschijnselen, terwijl andere volledig buiten beschouwing gelaten worden. Men moet dus zeer voorzichtig zijn met de resultaten en dat is onze auteur gelukkig ook, maar het blijft wel zo dat alles wat hij neerschrijft uitsluitend gebaseerd is op dergelijke testrapporten. Hij is een docent en wetenschapsjournalist, maar het is vooral dat laatste wat hier aan bod komt. Hij bespreekt het werk van andere wetenschappers en is daarbij noodzakelijkerwijze erg selectief. Dat wil zeggen dat er voor de meeste proefresultaten waarschijnlijk andere zijn, die het resultaat tegenspreken of althans sterk relativeren.

    Het is vooral om die reden dat ik dit overigens zeer vlot geschreven boekje niet meteen zou aanraden aan de echt geïnteresseerde lezer. Wanneer je de laatste bladzijde hebt omgeslagen, ben je niet meteen veel wijzer geworden. Je weet nu dat je niet alles moet geloven wat men je over de verbetering van je brein wil wijsmaken, maar ik ga ervan uit dat dit bij de meesten onder ons al enigszins het geval was. Naar mijn mening zijn er betere behandelingen van deze problematiek. Ik denk daarbij vooral aan Antonio Damasio, die in 2013 een eredoctoraat krijgt in Leuven. Dat is een wetenschapper en een arts, die in zijn laboratorium en in zijn kliniek een jarenlange praktijk heeft doorgemaakt met concrete patiënten, niet met eerstejaarsstudenten die als Chinese vrijwilligers gebruikt worden door assistenten in opleiding aan een of andere universiteit. Damasio is ten minste even goed leesbaar als dit boekje, maar hij gaat veel verder en graaft veel dieper, ook op filosofisch vlak, dan wat ons hier aangeboden wordt.

    Kortom, dit is een goed geschreven boekje over de beïnvloeding van ons brein en de verbetering van onze prestaties bij bepaalde toepassingen, maar het is iets te oppervlakkig om ons veel nieuws bij te brengen.

    Reinhoud de Jongh, Verbeter je brein. Zin en onzin van het streven naar een scherpere geest, Atlas Contact, Amsterdam/Antwerpen, 2012, 140 blz., paperback.


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    31-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Gedichtendag 2013

    Eens per jaar is dichten normaal

    de laatste donderdag van januari

    is niets nog saai, dor of banaal

    geen plaats voor proza of penarie

    iedereen mag dichten en rijmen

    schrijvend zowel als oraal

    agressief, smekend of om te lijmen

    het doet er niet toe, finaal

    al dicht je over je zieke kanarie.

     

    Voor mij is het elke dag gedichtendag

    is alles pure poëzie

    ik schrijf in proza wat niet in gedichten mag

    uit diepe melancholie

    van vaste versvoeten hou ik niet

    het metrisch stelsel ligt me niet

    als het aan de antieke dichters lag

    was mijn dichten pure heresie

    ik maal er niet om, ik geniet.

     

    Dichten is in weinig woorden vatten

    wat je opvalt en ontroert

    misschien zijn dat rennende Brugse ratten

    of onheil dat om de hoek loert

    oude herinneringen die niet weggaan

    vriendschappen die niet meer bestaan

    liefde die ongemerkt is teloorgegaan

    een pad dat naar onvermoede verten voert

    de wind in de zeilen van fiere fregatten.

     

    Dichten is blijven stilstaan

    bij wat er echt toe doet

    bewust afstand nemen van de waan

    dat alles alleen maar moet

    en met een opgeluchte lach

    ontdekken dat het ook anders mag

    elke dag heeft genoeg aan een traan

    een overvol gemoed dat zwijgen doet

    of de ontluikende warmte van een glimlach.

     

    Dichten is de afstand verkleinen

    die ons scheidt van al de anderen

    hinderpalen doen verdwijnen

    met woorden die alles veranderen.

     

    Gedichtendag 2013

     


    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    30-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De hulpelozen van de macht - Jean-Pierre Rondas




    Net voor de ‘Belgische’ verkiezingen van oktober 2012 verscheen De hulpelozen van de macht. Het federale graf van de Vlaamse regeringspartijen, 151 blz., Pelckmans. De auteur is Jean-Pierre Rondas, die sinds de jaren ’80 op het ‘derde’ programma van de Vlaamse radio een eponiem programma had, waarin hij het gesprek aanging met talloze auteurs en eminente persoonlijkheden, die meestal in hun eigen taal aan het woord kwamen. De laatste jaren ontpopte Rondas zich ook in dat programma tot een van de meest beslagen critici van de Belgische constructie. Hij is stichtend lid van de Gravensteengroep, een burgerinitiatief dat vanuit progressieve ideologische posities pleit voor Vlaamse soevereiniteit. Hij publiceerde Rondas’ Wereldbeeldenboek (2006) en Land op de Tweesprong. Manifesten ter ontgrendeling van Vlaanderen (2012).

    Naar eigen zeggen zijn de essays in dit boek ontstaan als gesproken woord, uitgebracht ter gelegenheid van bijvoorbeeld 11 juli-toespraken. Andere teksten verschenen als opiniestukken in De Morgen en De Standaard en op de websites van Knack en de VRT. Ze zijn geboren uit de actualiteit, maar zijn beladen met rijke inzichten in de geschiedenis. Dat is wat ik zo vaak bewonderde in de afleveringen van ‘Rondas’ die hij tot verbazing van velen, en misschien ook wel een beetje tot zijn eigen verwondering, blijkbaar ongehinderd kon wijden aan het Belgisch debacle. Keer op keer haalde hij er historici, economen, politologen en sociologen bij die in nuchtere taal en met onweerlegbare cijfers en wetteksten de waarheid aan het licht brachten over de ergerlijke geschiedenis van Vlaanderen binnen het Belgisch bestel.

    Het is geen fraaie geschiedenis, dat is het minste wat je ervan kan zeggen. Rondas is ervan onder de indruk. Het maakt hem niet vrolijk, zoals een Christophe Deborsu, maar verontwaardigd en pisnijdig. Niet zozeer op de voor de hand liggende ‘tegenstanders’ van Vlaanderen, bijvoorbeeld de Walen, de Franstalige Brusselaars, het koningshuis, de bourgeoisie, het establishment &c., nee: het zijn vooral de Vlamingen die het moeten ontgelden. In de eerste plaats zijn dat de traditionele Vlaamse politieke partijen en hun leiders, die zich steeds weer vastklampen aan de (nationale) macht en daardoor een gemakkelijke prooi zijn voor de handige politieke drijverijen en het blufpoker van de Franstalige partijen. De liberale, socialistische en de christen-democratische partijen laten zich keer op keer verleiden tot onvergeeflijke toegevingen en historische vergissingen. Ze offeren Vlaanderen op voor hun op korte termijn lucratieve deelname aan het federale bewind.

    De verkiezingen van oktober 2012 hebben Rondas gelijk gegeven. Hoewel het niet om federale verkiezingen ging, boekte de N-VA overal spectaculaire winst. Een zeer aanzienlijk gedeelte van de Vlaamse kiezers, die nochtans niet bekend staan als extremisten of politieke avonturiers, wendde zich af van de traditionele, Belgicistische partijen, die elk een historisch en dramatisch dieptepunt bereikten in hun stemmenaantal. Rondas heeft dat beter ingezien en voorspeld dan vele andere commentatoren of politici. Hij kent dan ook zijn dossiers veel beter dan elk van hen. Steeds weer haalt hij een beslissende gebeurtenis, een spectaculaire wending, een concrete passage uit een wet of een akkoord, een gevleugelde uitspraak of harde cijfers naar voren, die zijn betoog kracht bijzetten en de twijfelaar overtuigen of de tegenstander onderuit halen. Hij vertolkt wat velen van zijn generatie (°1946) denken en aanvoelen; hij beseft als geen ander dat het Vlaams gevoel voor ons geen romantische idealisme is, maar een niet-aflatende ergernis over concrete toestanden, over misdadige economische achteruitstelling veel meer nog dan over bewuste vernedering en hooghartig misprijzen. Hij legt feilloos en genadeloos de strategieën bloot waarmee de Franssprekenden het Belgisch systeem naar hun hand hebben gezet en blijven zetten, steeds ten nadele van Vlaanderen.

    De tijd is voorbij dat België vanzelfsprekend was. De afbrokkeling is ingezet door het ontstaan van de gemeenschappen en de gewesten, die autonome zeggingsmacht verwierven over steeds meer domeinen. Na elk kasteelakkoord, na elke staatshervorming, na elke regeringsvorming blijft er minder over van België. Ook het meest zichtbare heilige huisje, het koninklijk paleis in Laken, ligt nu zwaar onder vuur, samen met de riante paleizen en villa’s van de andere leden van de koninklijke familie. Dat is voor een deel te wijten aan de bedenkelijke levensstijl en het desastreus gebrek aan intellectuele capaciteiten dat die familie kenmerkt. Maar zelfs in de irreële veronderstelling dat wij zouden gezegend zijn met een bekwaam koningshuis dat bovendien ook nog vlot Nederlands zou spreken, zou blijken dat de tijd van de koningshuizen voorbij is. ’89 tue la noblesse, zong Brel en zo is het inderdaad. Na de Franse Revolutie zijn de koningshuizen alleen nog kunstmatig in leven gehouden en in de daarop volgende eeuw hebben ze gretig elke kans aangegrepen om zich grondig politiek te vergissen. Vandaag zijn alleen nog onwetenden voorstander van een monarchie.

    Het is de niet geringe verdienste van uiterst bekwame en integere figuren als Jean-Pierre Rondas dat de Vlaamse zaak bespreekbaar geworden is, niet als een academische historische kwestie, maar als een staatszaak, als een kwestie van levensbelang voor Vlaanderen. Binnen de Belgische context is Vlaanderen steeds achteruitgesteld en dat is vandaag nog steeds aantoonbaar zo. Vlaanderen krijgt minder dan waarop het recht heeft, omdat de Franssprekenden meer krijgen dan waarop ze recht hebben. Rondas toont overtuigend aan hoe dat vroeger gebeurd is, hoe dat vastgelegd is met wetten en grendels en speciale meerderheden, en hoe dat vandaag nog steeds mogelijk is door de laksheid en de lafheid van de traditionele Vlaamse partijen.

    Deze essays lezen zo vlot als ze geschreven zijn. Ze neigen inderdaad vaak naar het politiek pamflet, althans door hun taal en stijl. Door hun gedegen inhoud en de kracht van hun argumenten overstijgen zij niet alleen de actualiteit waaruit ze zijn ontstaan, maar ook alle partijpolitieke belangen die zouden kunnen meespelen. Rondas schaart zich niet achter een of andere partij, hij werpt zich niet op als een tegenstander van Wallonië, Brussel of zelfs de Franstaligen, maar als een gedreven verdediger van de historische rechten van Vlaanderen.


     




    Deze essays zijn zeer verzorgd uitgegeven. Wij moeten de auteur dankbaar zijn dat zijn gesproken woord op deze manier beklijvend is gemaakt. Dit boek zal goede diensten bewijzen als een gewetensonderzoek voor we nogmaals ter stembus trekken. Zonder bitterheid of pessimisme trekt het lessen uit het verre en het meer recente verleden en biedt daarmee een leidraad voor de toekomst. Wij weten nu niet alleen hoe het zeker niet moet, hoe het absoluut niet meer mag. Rondas wijst ons ook de weg naar een betere toekomst en opent perspectieven die wij zonder hem wellicht niet zo snel en niet zo helder zouden ontwaard hebben.

    Een absolute aanrader voor elke rechtgeaarde Vlaming!


    Categorie:samenleving
    Tags:politiek
    28-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.binaire klok
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Vroeger, voor de computer zijn intrede deed in de huiskamer, zat ik uren te bladeren in onze encyclopedieën: de Britannica en ook de Encyclopedie van de wereldliteratuur. Het ene woord bracht het andere mee, zoals in discussies, en voor je het wist was je beland bij een totaal onderwerp dan datgene waarvoor je een volume ter hand genomen had.

    Augustinus deed dat met de Bijbel, en vele christenen volgden zijn voorbeeld: tolle, lege, zo sprak God tot hem, sla de Bijbel open op een willekeurige plaats en lees wat je daar vindt, het zal een antwoord geven op je vragen!

    Vandaag zijn er meer profane boekjes met allerlei antwoorden, je hebt zelfs een ja-versie en een neen-versie. Managers hebben op hun bureau soms een toestelletje staan met één drukknop, dat een willekeurig positief of negatief antwoord geeft; het neemt beslissingen voor hen.

    Het toeval brengt ons soms bij interessante onderwerpen, ook met de computer. Je zoekt iets op en een van de miljoenen antwoorden springt je in het oog. Dat was voor mij zo onlangs, toen ik bij een Google zoekopdracht een advertentie zag voor een leuke binaire klok. Vaste lezers van mijn blog (goeiedag, blij dat je er weer bent!) kennen mijn belangstelling voor al wat met klokken, kalenders en tijd te maken heeft, dus ik wou meteen weten wat dit was, natuurlijk.

    Wat is binair? We hebben allemaal al wel eens gehoord van binaire code: dat is wat een computer gebruikt om te tellen. Maar hoe gaat dat in zijn werk? Wij, mensen maken gebruik van cijfers en getallen om te tellen en van uit de lagere school weten we nog dat we werken in het decimaal stelsel. Decimaal komt van het Latijn voor tien, decem en wijst erop dat wij tien verschillende tekens gebruiken bij het tellen: 1 2 3 4 5 6 7 8 9 0. Daarmee kunnen we alle getallen vormen, door een ingenieus systeem, waarbij de plaats van elk cijfer in een getal aangeeft welke ordegrootte het heeft: 11 is één tiental en één eenheid, 111 één honderdtal, één tiental en één eenheid en zo verder.

    Het lijkt vanzelfsprekend, maar ooit hebben mensen dit ontdekt, wellicht de Chinezen en de Indiërs, misschien de volkeren in Mesopotamië, vier duizend jaar geleden al; de Grieken en de Romeinen waren er niet echt mee vertrouwd, de Egyptenaren dan weer wel. Het is een van de belangrijkste ontdekkingen van onze hele beschaving, dat tiendelig stelsel, mét de nul en met de positie van de cijfers die de getallen vormt.

    De eerste en simpelste ‘computers’, letterlijk rekenaars of tellers, cijferaars, een functie die vroeger door mensen werd waargenomen, met de zelfde benaming, in het Engels: computer, waren mechanische apparaten, rekenmachines zonder elektronica, een soort raderwerken of klokken dus. Die toestellen konden niet met het decimaal stelsel werken: tien verschillende tekens, dat was te ingewikkeld. Men moest dus een veel simpeler systeem vinden. Het meest eenvoudige is natuurlijk één teken, namelijk het streepje, zoals je ook telt op je vingers.

    Een stap verder is twee tekens; wat die zijn heeft niet veel belang, als ze maar verschillend zijn van elkaar; het is dus een kwestie van ja-neen, zwart-wit, of 1-0. Twee tekens dus en twee is in vrijwel alle talen ‘di’ of een afleiding daarvan, bijvoorbeeld ‘bi’, denk aan Lat. bis. Binair betekent dus ‘met twee’, tweeïg, tweeërlei.

    Hoe ‘schrijf’ je getallen in een binair systeem? Laat ons de meest gebruikelijke nemen. Elk cijfer geven we weer met de twee symbolen, 1 en 0, waarbij we van laag naar hoog gaan. Laten we eens proberen:

    1 = 01 en 2 = 10 en 3 = 11

    maar dan zitten we vast, meer mogelijkheden zijn er niet met slechts twee symbolen, dus voegen we aan de laagste reële waarde van het eerste paar (01) een nieuw ‘paar’ aan toe, waarin we weer vertrekken van de laagst mogelijke waarde (00) en dan telkens één stap verder gaan:

    4 = 01 00 5 = 01 01 6 = 01 10 7 = 01 11

    Dan zitten we weer vast in het tweede paar, dus verhogen we het eerste paar en combineren het met de laagste waarde in het tweede paar:

    8 = 10 00 9 = 10 01.

    Natuurlijk is 0 binair 00.

    Kan je volgen? Het is eigenlijk heel simpel, je moet er alleen aan denken dat we niets anders mogen gebruiken dan 1 en 0 en dat we in paren dus binair werken. Een hulpmiddeltje is dit: als je de binaire voorstelling leest als een decimaal getal, moet het net hogere getal ook decimaal het net grotere getal zijn dat je met 0 en 1 kan schrijven: 01, 10, 11, 100, 101, 110, 111, 1000, 1001.

    Dit systeem noemt men BCD, voor binary-coded decimal, binaire code voor decimalen. Om helemaal correct te zijn, moeten we al onze ‘cijfers’ in twee paren schrijven, vertrekkend van 0000, dan 0001 en zo verder.

    Zo, nu weten we wat binaire code is. En nu naar onze klok.

    Het principe is dit: we maken een raster, een stramien, waarin we met lichtjes de binaire code weergeven voor de decimale, digitale cijfers van een klok, in uren, minuten en seconden: 12 53 36, het is twaalf uur, 53 minuten en 36 seconden.

    Elk van die cijfers afzonderlijk geven we nu binair weer, dus in twee posities, niet met 1 en 0, maar met lichtje aan (=1), lichtje uit (=0).

    Eens proberen? Eerst met 1 en 0.

    1 = 01
    2 = 10

    of met de lichtjes:

    1 = uit aan
    2 = aan uit

    Als we nu een rooster maken voor de zes decimalen van de digitale klok (uu mm ss), dan merken we dat we voor de eerste decimaal van de uren maar twee posities nodig hebben, want dat kan alleen maar 1 of 2 zijn, er 12 uren in een dag, als we de uren na 12 terug tellen als 1, 2, 3; als we een 24-urenklok nemen, klopt het ook: 13, 14, 15…24. We hebben in de eerste kolom enkel 1 en 2 nodig.

    De tweede ‘digit’ gaat van 0 tot 9 (zoals 19 uur, 20 uur), dus hebben we twee paren nodig, vier posities.

    Voor de derde digit is het een beetje vreemd, want met de minuten zitten we in een zestigdelig stelsel, er zijn 60 minuten in een uur. De hoogste waarde van de eerste digit van de minuten is dus 6 en daarvoor heb je, denk aan ons beginschema, slechts drie posities nodig, en geen vier want de eerste zijn telkens 0.

    De vierde digit is weer een ‘volledige’, dus van 0 tot 9, dus twee paren, vier posities.

    Voor de seconden is het het zelfde als voor de minuten: van 0 tot 60, dus drie voor de eerste digit, vier voor de tweede.

    Dat ziet er dan zo uit:

    u  u  m  m  s   s

        O      O       O

        O  O  O  O  O

    O  O  O  O  O  O

    O  O  O  O  O  O

    Dat is het lege rooster, nu moeten we het nog invullen. We gebruiken O voor licht uit, en ¨ voor aan. Eerst de uren, bijvoorbeeld 12 uur? Dat is 1 en 2, dus binair 01 en 10, of uit-aan en aan-uit, we schrijven van boven naar onder en van links naar rechts:

    ¨
    ¨   O

    Zie je het? In de eerste kolom zie je 01, dus één, in de tweede 00 10, dus twee, naast elkaar 12. Nu een volledige uuraanduiding voor 12:53:36

    u  u  m  m  s   s

        O      O        O

        O  ¨  O   O   ¨

    ¨  O  ¨   ¨   ¨

    ¨  O  ¨  ¨   ¨   O

    De uren zijn dezelfde als in het voorbeeld daarnet; dan de minuten: eerst (0)1 01, dat is 5, dan 00 11 dat is 3, naast elkaar 53; en dan de seconden: (0)0 11 is weer drie, 01 10 is 6. Simpel, maar dan moet je wel de binaire voorstellingen van buiten kennen of telkens opnieuw narekenen en dat is nu eenmaal iets dat we niet gewoon zijn.

    Maar… er is een achterpoortje! Een simpel trucje helpt je om die binaire schrijfwijze heen, zodat je de klok gemakkelijk kan lezen en zo de indruk geven dat je vlot binair kan lezen… Kijk eens naar deze voorstelling van onze klok:

          u  u  m  m  s   s

    8        O      O        O

    4        O  ¨  O   O   ¨

    2   
    ¨  O  ¨   ¨   ¨

    1      ¨  O  ¨  ¨   ¨   O


    We hebben in de eerste kolom de reeks 1 2 4 8 toegevoegd en dat laat ons toe snel te converteren naar decimaal, en wel zo: je telt in elke kolom gewoon de ‘lichtjes’ op met de waarden die aan het begin van de rij staan; als het lichtje brandt tel je op, als het uit is niet, natuurlijk.

    Dus: in de eerste kolom van de uren heb je een lichtje op de rij van 1, dus 1; in de tweede kolom een lichtje in de rij van de 2, dus 2; in de minutenkolom eerst 1 en 4 dus 5, dan 1 en 2 dus 3; bij de seconden 1 en 2 dus 3, dan 2 en 4 dus 6, naast elkaar 12:53:36.

    En dat is het!

    Bekijk nog eens de twee voorstellingen. In de eerste had je een vrijwel onleesbaar geheel van lichtjes in zes kolommen en vier rijen. In de tweede voorstelling met de help-rij, kan je meteen (of toch bijna meteen, metwee dus, of binair…) het uur digitaal aflezen. Ja, toch?

    Er zijn mooie binaire klokken, ik bedoel toestellen, kastjes met lichtjes dus (foto), te koop voor ongeveer € 40, zoek maar eens met Google. Je kan ook een binaire klok op je scherm toveren, ook dat vind je met Google, maar Google zelf heeft er ook een, die je in de Google desktop kan plaatsen. Ga naar gadgets toevoegen, zet de taal op Engels en zoek ‘binary clock’, druk op toevoegen en je bent de trotse bezitter van een gratis binaire klok, ze staat meteen ook juist want ze past zich aan aan de klok van je PC.


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    27-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Aforisme

    Wat onze hoop en onze verlangens opwekt, is het bewustzijn van mogelijkheden. Hoe meer we ervan verwachten, en hoe meer voor de hand liggend de vervulling lijkt, hoe groter ons verlangen, maar ook onze frustratie wanneer de vervulling verhinderd wordt en uitblijft. Hoop doet leven, wanhoop doodt.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    22-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Sneeuw
    Klik op de afbeelding om de link te volgen

    Zie hoe zuiver zacht

    de witte vacht

    onverwacht

    het uitzicht versmacht

    geruisloos zonder misbaar

    vallen gestaag en ontelbaar

    laag op laag onweerstaanbaar

    de vale vlokken vederlicht verdicht

    traagzaam in tegenlicht

    en dekken alles toe

    alles toe.


    Op karig korte tijd

    ziet alles er anders uit

    wat daarnet nog was ontdaan

    is snel verborgen in zijn bestaan

    alsof het nooit is geweest

    en nooit meer geneest

    van het verhullend kleed

    en het verzwegen leed.


    We zien de dingen niet meer

    zoals ze zijn of waren veeleer

    zien we slechts de schijn

    niet hoe ze daaronder zijn

    alsof ik in de moede ogen staar

    van een blinde

    heel even maar

    of die van mijn beminde

    die trage tranen verblinden.


    Maar niet alles is ons ontzegd

    de witte pracht onecht

    onthecht zijn wij maar even

    dan herneemt weer het leven

    zien we door de schijn weer echt

    wat onterecht was stilgelegd.

    Verblind zijn we immer

    we staren ons blind

    zeker zijn we nooit of nimmer

    ziende zijn we blind.


    Zie hoe zacht en zuiver

    de wereld versluierd

    rust in al zijn stille pracht

    en huivert in de sterrennacht.


    Wacht op het licht

    dat achter de wolken ligt

    dat stralend openbaart

    wat geen schijn ooit evenaart

    wat de blinde verholen zag

    wat wachtend verborgen lag

    om krachtig te zegepralen

    in machtige madrigalen

    en kolkende koralen

    op occitaanse oksalen.


    Zie hoe de wereld onverhuld

    zich als een gewillige geliefde

    voor onze onbevangen blik onthult

    en wat zo tergend griefde

    van welig warme liefde vervult.




    Categorie:poëzie
    Tags:poëzie
    19-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.standvogel

    Ik denk dat ik een standvogel ben.

    In de winterse tuin zie ik de zangvogeltjes druk doende: mezen, het roodborstje, het winterkoninkje, merels, maar ook bosduiven, Turkse tortels, eksters ook en Vlaamse gaaien.




    Vooral bij de kleine zangvogels valt het me nu op dat het geen krachtige langeafstandsvliegers zijn. Ze doen korte, zenuwachtige trajecten en halen acrobatische toeren uit binnen een zeer beperkte ruimte.

    Met het warme weer van een week geleden, zag ik herhaaldelijk grote vluchten eenden in de lucht, blijkbaar vervroegd weggelokt uit hun winterresidentie in het zuiden. Dat zal nu wel tegenvallen, als ze in het barre noorden arriveren nu de winter daar pas begint. Maar het viel me op dat die trekvogels op een heel andere manier vliegen: statig, efficiënt, moeiteloos, ze kunnen het zo duizenden kilometers uithouden. Ze komen overal: in Afrika en aan de Noordkaap en ze begeven zich naar die plekken waar ze zich het best voelen, nadat ze zich tijdelijk verwijderd hebben uit veranderlijke omstandigheden die hen niet liggen.





    De meesjes zijn het hele jaar hier. Ik heb de indruk dat hun hele korte leven zich afspeelt onder mijn ogen, hier in onze tuin. Ze kunnen vliegen, misschien zelfs ver, als ze dat zouden willen, maar ze dartelen hier maar rond zonder grote geografische ambities. Ze zoeken en vinden hun voedsel en hun partners binnen een zeer beperkt territorium, ze leven en sterven op een gebied dat misschien niet groter is dan onze tuin.

    Je hebt ook mensen die er voortdurend opuit trekken. Zelfs in het weekeind zitten ze niet stil, maar begeven zich frenetiek naar allerlei evenementen of naar een tweede verblijf. Elke vakantie betekent een obligate vlucht naar warmere of koudere streken, vaak aan de andere kant van de wereld. Ze verzamelen mileage zoals anderen (vroeger) Artispunten. Velen dromen van een permanent verblijf in het zuiden.

    Anderen zijn honkvast, niet uit hun kot te krijgen.

    Als ik terugdenk, dan stel ik vast dat mijn ‘territorium’ altijd heel erg beperkt was. Op enkele uitzonderingen na heb ik mijn hele leven doorgebracht op enkele vierkante kilometers. De afstand van thuis naar het werk was beperkt en binnen die grenzen speelde ook de rest van mijn leven zich af. Nu ik gepensioneerd ben, is dat nog veel meer het geval. Vaak kom ik de hele week zelfs het huis niet uit, zoals nu, met de weinig uitnodigende temperaturen en de sneeuw en het ijs op straat.

    Je maakt gebruik van wat er in de omgeving is, en wat er niet is, dat doe je zonder. Je leert leven met het plaatselijke aanbod, zoals de meesjes. Je gaat niet op zoek naar warmere streken om te paren en te broeden, en je ontvlucht de koude niet door seizoenmigratie zoals de eenden. In andere omstandigheden zou je anders leven, maar je zoekt geen andere oorden op, je stelt je tevreden met waar je bent, je past je aan en maakt er het beste van.

    Men vliegt met de vleugels die men heeft. Sommigen hebben de behoefte om hun vleugels ruimer te spreiden en de verre horizonten van onze aarde te verkennen. Ik niet. Ik beweeg mij in die andere, grenzeloze ruimte die in ons ligt.


    Categorie:natuur
    Tags:levensbeschouwing
    13-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spelen

    Spelen. Toen ik klein was, was dat mijn eerste zorg. Al het andere was een hinderpaal en uitstel in afwachting van de verrukking van het spel, dat zich meestal situeerde in de wereld van mijn rijke verbeelding, maar dan wel voluit ‘gespeeld’ zoals in het theater, met dialogen met gefingeerde gesprekspartners. Ik speelde bijna altijd alleen. Als er anderen bij betrokken waren, ging het onvermijdelijk fout.

    Volwassen worden betekent afscheid nemen van het spel. Er bleef nog wat sport over, tafeltennis, echt tennis, zwemmen, maar dat is niet echt spelen, zeker niet als er een competitieaspect bij komt kijken. Toen de kinderen wat groter werden, speelden we al eens kaart, kleurenwies, maar dat liep meestal uit op onaangename debatten, en dat was dan dat.

    Ik kan me nog nauwelijks de tijd herinneren dat ik nog eens echt gespeeld heb, en er ook van genoten heb. Lut merkte dat enkele dagen geleden op, toen ik me nog maar eens aan het afvragen was hoe ik het best mijn avonden zou vullen. Zij speelt graag: kruiswoordraadsels en dat soort dingen, puzzels, tangrams, zelfs haar artistiek werk heeft soms veel van een spel.

    Bij mij is het allemaal zo ernstig… Een bezigheid moet voor mij het liefst zinvol zijn en verantwoord, verrijkend, uitdagend en zo mogelijk ook nog belangrijk. Niet dat ik daar geen plezier aan beleef, integendeel! Ik kan intens genieten en ontroerd zijn tot tranen toe, van geluk of verdriet, al naargelang. Ik kan dus niet zeggen dat ik het spelen mis, helemaal niet. Zelfs het lezen van een roman of een detectiveverhaal, wat je als een soort spel zou kunnen beschouwen, trekt me niet meer aan. De verbeelding van anderen kan me niet meer boeien. Vroeger wel: rond mijn vijfentwintigste heb ik honderden SF-stories gelezen. En als student was ik letterlijk In de ban van de Ring (Tolkien). Toen ik op pensioen ging, ben ik detectiveverhalen beginnen lezen, P.D. James, Ed McBain, ik heb er alles van in huis, net zoals van John Le Carré. Maar het zegt me niet veel meer.

    Ik heb me verdiept in meer wetenschappelijke literatuur: de evolutieleer, sociobiologie en evolutionaire psychologie, neurowetenschappen, filosofie, theologie, de Verlichting, Spinoza. Dat is nu mijn dagelijkse bezigheid, van de vroege morgen tot ik ga slapen. Ik lees, schrijf, vertaal, correspondeer, zoek van alles op... Het vult mijn dagen, met korte onderbrekingen voor licht huishoudelijk werk. Zelfs mijn middagdutje komt er meestal niet meer van. Soms werk ik zeer intens, uren aan een stuk door, tot mijn ogen beginnen te protesteren en ik overal steken en krampen krijg. Dan moet ik wel stoppen, even toch…

    Ik weet het, het is een eenzijdig leven. Maar is dat niet voor ongeveer iedereen zo? Ik heb mijn draai gevonden, ik ben tevreden met wat ik doe. Ik voel me goed in mijn huis, samen met Lut. We genieten van wat we doen en van het vredig samenzijn. Ik kan me geen mooiere ouwe dag voorstellen.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    10-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.het Belgisch koningshuis

    Onze septische put is vol. Na lang uitstellen heb ik een firma in de buurt opgebeld en nu is het zover: morgen komen ze de put ledigen.

    Dat is nu het grote verschil met ons koningshuis, zie.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-01-2013
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.keuzes maken

    De economie is veel te ingewikkeld geworden dan dat jij en ik ze nog zouden kunnen begrijpen. Maar laten we toch eens proberen om enkele basisprincipes te onderzoeken.

    Wanneer wij in de supermarkten en shopping centers rondlopen, worden we overstelpt door de veelheid en verscheidenheid van het aanbod. Voor elk product, ook voor de basisvoorzieningen, hebben we een zeer ruime keuze, met verschillende prijzen en kwaliteiten. Dan vragen we ons wel eens af: moet dat nou? Heeft dat zin?

    Maar wat willen we dan? In feite dit: dat er één soort is, van een behoorlijke kwaliteit, in een handige verpakking, voor een redelijke prijs. Dat zou ons de moeite van het vergelijken besparen. Het zou ook veel gemakkelijker zijn voor de producent en de verkopers. Iedereen tevreden dus. Waarom dan niet? Waarom al die verschillende prijzen, formaten, verpakkingen, soorten en kwaliteiten?

    Laten we eens veronderstellen dat we van alles één model zouden hebben. Boter, melk, mineraalwater, aardappelen, pasta, kip, confituur, noem maar op. Maar dan moet er een instantie zijn die dat allemaal regelt, de staat bijvoorbeeld. Die gaat dan bepalen aan welke vereisten elk product moet voldoen en zal ook de prijs bepalen en zorgen dat er voldoende voorraad is, en geen overschotten. Prima! Een hele vereenvoudiging. Geen reclame meer, geen bonnetjes, geen promoties; blindelings aankopen zonder aarzelen of vergelijken… Waarom niet?

    Omdat er in een dergelijk systeem van alles kan verkeerd gaan. De staat heeft dan alles in handen, bepaalt alles, van hoog tot laag, van het begin tot het einde. Iedereen werkt dan in dienst van de staat. Ook daar gaat het er heel rationeel aan toe: iedereen krijgt hetzelfde werk en hetzelfde loon, met aanpassingen aan de elementaire behoeften: een gezin met kinderen krijgt meer loon naargelang het aantal kinderen en een ruimere woning. Maar een arts krijgt geen hoger loon dan een vuilnisman. Waarom ook? Iedereen werkt toch om te werken, niet om geld te verdienen, dat krijgt men zo, genoeg om alles te kopen wat men nodig heeft en de rest is gratis. Iedereen gelijk.

    Wij hebben gezien dat men dergelijke experimenten heeft uitgeprobeerd, op grote en kleinere schaal. Denk aan het communisme, in Rusland, Cuba, Vietnam, Cambodja, Noord-Korea, Albanië, Oost-Duitsland…

    Waarom is het telkens mislukt, niet een klein beetje, maar faliekant en dramatisch?

    Blijkbaar voelt een mens zich niet goed in een dergelijk systeem. Let wel, er zijn heel positieve aspecten aan. Als alles in principe voor iedereen toegankelijk is, zoals onderwijs, ziekenzorg, kunst en cultuur, maar ook huisvesting, voedsel, drank, kledij… dan is dat in principe fantastisch, natuurlijk. In principe. Want alles hangt af van de beschikbaarheid van ‘alles’, en van de kwaliteit van ‘alles’. En daar loopt het goed fout.

    De staat, dat is een log mechanisme, waar eenvoudige mensen zoals jij en ik belangrijke beslissingen moeten nemen met enorme gevolgen, aangezien het telkens gaat om basisvoorzieningen voor de hele bevolking. Als er iets mis gaat in het complexe proces, dan is er niets om op terug te vallen. Als die ene fabriek die toiletpapier maakt op een dag afbrandt, dan is er geen toiletpapier, bij manier van spreken. Als de fabriek die velgen maakt voor fietsen niet goed afgesproken heeft met de fabriek die de banden maakt, dan zitten we met een probleem. Als de oogst mislukt, en oogsten mislukken al eens, dan is er hongersnood. Enzovoort.

    Gevolg: er is voortdurend van alles te kort en teveel, en de onderdelen passen niet op elkaar.

    Er is ook een probleem met de kwaliteit. Een basisproduct is precies dat, en niets meer. Ergens beslist iemand over de kwaliteit van het toiletpapier, en dat is dat: iedereen heeft dat toiletpapier. Niet het best mogelijke, maar een goed gemiddelde. Maar de fabriek die het moet maken is ook maar van een gemiddelde kwaliteit. En de mensen die er werken ook. Er is geen enkele reden waarom ze harder zouden werken, of zorgvuldiger. Ze hoeven niet na te denken over het productieproces, over de verbetering van het product: alles is voor hen beslist van hogerhand. Gaat het verkeerd? Het is niet hun schuld, maar die van de overheid, en die moet het dan maar oplossen. Bij gelegenheid. Maar die overheid bestaat ook uit een goed gemiddelde, en ook zij hebben geen enkele reden om harder of beter te werken. Er is ook niets aan verdiend, voor niemand: je wordt niet beter betaald als je harder of beter werkt: iedereen gelijk, weet je wel?



     





    We hebben het zien gebeuren: wat in principe een arbeidersparadijs moest worden, werd een hel. Al wat kon verkeerd gaan, deed dat ook, en hoe. De mensen die moesten beslissen waren onbekwaam in het beste geval, en sadistische megalomane én onbekwame dictators in het slechtste geval, wat dan ook nog het vaakst voorkwam, en niet toevallig natuurlijk. Wanneer niet de beste mensen aan bod komen, zijn het uiteindelijk de slechtste, de minst scrupuleuze, de meest machtsgeile, de meest onbeschaamde en onbeschofte.

    Er is ook een ander systeem, dat spontaan ontstaan is en elke dag nog spontaan ontstaat. Er is blijkbaar behoefte aan toiletpapier. Tussen haakjes: dat is een recente behoefte, zelfs bij ons; ik herinner me levendig dat wij het als kinderen zonder deden en ons moesten behelpen met het papier van kranten en tijdschriften. In grote delen van de wereld is dat nog zo. Maar goed, hier bij ons is er dus nood aan toiletpapier; als het er plots niet meer zou zijn, dan was dat een echte crisis. En dus zijn er mensen die daarop inspelen. Ze maken toiletpapier en verkopen dat. Het beste toiletpapier zal ook het meest succes hebben, als het ten minste betaalbaar is. En wat is het beste toiletpapier? De meningen zijn verdeeld… En dus zal men verschillende soorten maken, voor elk wat wils. Ook een ‘goed gemiddelde’, met een goede prijs-kwaliteitverhouding. Voor hetzelfde geld kan men roze, blauw en groen papier maken, dus waarom niet? En in een aantrekkelijke verpakking, en in verschillende hoeveelheden enzovoort, bekijk het aanbod eens. Als er teveel geproduceerd wordt, zal de producent met overschotten zitten, en dus de productie afbouwen, tot men weer verkoopt. Als er tekorten zijn, zal een andere producent inspringen. En beginnende producenten zullen proberen om de markt te veroveren met een nieuw concept, of een goedkoper product, dat even goed is of nog beter, dank zij een beter productieproces, een modernere fabriek, betere knowhow, beter opgeleid personeel, of beter betaald personeel, dat dan harder en beter gaat werken…

    Je ziet het zo gebeuren: men zoekt naar de beste manier om het beste product te maken en het ook te verkopen. En de klant is koning: hij of zij koopt je product, of net niet. De klant is veeleisend, want hij en zij kan kiezen. Dat is de markteconomie, en die is niet aangestuurd door bureaucraten van de staat, maar door de economie zelf: vraag en aanbod. Dat is de motor voor een spectaculaire verbetering van de levensomstandigheden in e laatste tienduizend jaar. Iedereen zoekt zijn eigen voordeel, maakt zijn eigen compromissen, gaat zich te buiten aan dwaze uitgaven, of stelt zich tevreden met ‘een goed gemiddelde’, of doet helemaal niet mee aan sommige gekten.

    Neem nou kattenvoer. Toen ik jong was, was er geen kattenvoer, en toch waren er katten, en ik heb niet de indruk dat er nu meer katten zijn dan toen. Maar in de supermarkt zijn er nu hele afdelingen met niets dan kattenvoer, in een ongelooflijk aanbod van soorten en kwaliteiten, en van alle prijzen. Wij hebben geen kat, maar toch (of precies daarom) ergeren wij ons aan dat enorme aanbod. Is dat terecht?


     





    Het hangt ervan af. Vanuit een economisch standpunt is er niets mis met kattenvoer, noch met het enorme aanbod. Op een dag is er een gewiekste kerel of dame geweest die dat gat in de markt gezien heeft en die het eerste kattenvoer heeft aangeboden. En dan was er een andere die beter voer, of goedkoper aanbood. En een die hetzelfde voer goedkoper kon produceren. Enzovoort. En dan de reclame nog, en voor je het weet, staat er meer kattenvoer in de winkel dan babyvoedsel.

    Een schande? Niet vanuit economisch standpunt. Daar is alles wat verkoopt ook goed. Moreel gezien dan? Niemand is verplicht kattenvoer te kopen. Als wij het kopen, dan is dat omdat wij dat willen, omdat we denken dat wij er goed aan doen, voor onszelf en voor onze katten.

    Waarom zijn zoveel mensen dan toch geschandaliseerd door al dat kattenvoer?

    In onze economie produceren we wel meer overbodige zaken. Neem nu vuurwerk. Dat is er altijd al geweest, ik herinner me fantastisch vuurwerk op de laatste dag van de jaarlijkse kermis, dan kwam de hele stad kijken, met veel oooh en aaah’s, vooral bij de apotheose, den bloemekee, zoals wij zeiden, een volksetymologie voor het Franse ‘bouquet’. In een speelgoedwinkeltje kon je ook voetzoekers kopen, maar die hadden maar weinig succes, het was meer een kwajongensstreek, en er waren meer aantrekkelijke zaken om je geringe zakgeld aan te verdoen, zoals snoep…

    Met Nieuwjaar was het een pandemonium van vuurwerk, van in de vroege avond tot lang na middernacht, iedereen leek eraan mee te doen. Geef toe: het is nergens voor nodig, het is pure geldverspilling. En toch doen we het. We gaan ook op reis, we drinken cava, champagne en prosecco en wijn en bier, we eten kaviaar en kreeft… We zijn wel heel ver van de gedwongen soberheid van het communisme. We leven in luxe, weelde en overdaad.

    Het is precies daar dat het schoentje wringt. Niemand wil het communisme, dank je wel, zelfs de socialisten willen dat niet (al is het wel de grond van hun ideologie, dus toch maar uitkijken…). Maar er zijn wel meer en meer mensen die vinden dat het een beetje de spuigaten uitloopt met het ongebreideld aanbod. Maar ligt het probleem bij het aanbod? Als iemand een product aanbiedt dat niemand wil, dan zal dat niet lang duren. Dus moeten we ervan uitgaan dat als iets succesvol is, het ook aan een behoefte, een nood of een verlangen beantwoordt.

    Het grootste deel van mijn leven heb ik zonder GSM of mobieltje doorgebracht en ook nu nog gebruik ik het toestel dat ik heb zo goed als nooit, de rekeningen die ik krijg, zijn meestal 0 euro, en nooit boven de 1 euro per maand. Maar de markt voor die toestellen en voor het gebruik ervan is wel spectaculair. Miljarden mensen bellen elkaar dag en nacht en sturen elkaar voortdurend boodschappen. Het toestel heeft dus een behoefte gecreëerd, zo lijkt het wel.

    Ik weet het niet. Mij lijkt het veeleer zo te zijn dat het toestel aan een verlangen beantwoordt, namelijk om te allen tijde met elkaar te kunnen communiceren, onder alle omstandigheden, iets waartoe we niet in staat zijn zonder technische hulpmiddelen. Het is dus een verbazingwekkende uitbreiding van mogelijkheden die we vanzelf hebben. Aanvankelijk was dat zo duur dat enkel professionele gebruikers zich daar voordeel konden mee doen. Door de massaproductie en, inderdaad, de vrije markteconomie zijn de toestellen en de diensten echter zo goedkoop geworden, dat niemand nog aarzelt om zich er eentje aan te schaffen. Het is zo’n geringe investering dat men er niet meer bij stilstaat. Het is een evident attribuut van de mens geworden. Zoals de auto, de fiets, de tv, de computer, wapens, eetgerei, kleren, brillen, tand- en andere prothesen, wc, centrale verwarming, microgolfoven, koelkast en diepvries enzovoort enzovoort enzovoort.

    En zo biedt onze wereld alles aan wat men maar kan bedenken. Dat is het resultaat van de vrije markteconomie, of van het kapitalisme, het systeem waarbij iedereen probeert om het zo goed mogelijk te hebben, op welke manier dan ook en met welke middelen dan ook. De prijs van een product wordt niet bepaald vanuit morele overwegingen, maar vanuit economische. Niet de overheid bepaalt het aanbod of de prijs, maar de economie, met andere woorden, wijzelf. Wij maken zelf onze wereld, door de keuzes die wij maken. Dat we daarbij beïnvloed zijn door het aanbod en door onze omgeving, dat is nogal wiedes. Maar uiteindelijk bepalen wij zelf wat wij met dat aanbod doen: het aanvaarden en er de prijs voor betalen, of niet.

    Als we dus verontwaardigd zijn over de excessen van onze maatschappij, dan doen we er goed aan het alternatief te overwegen. Willen we het ook zonder dat enorme aanbod doen? Met voor alles ‘een goed gemiddelde’? Met schaarste en hongersnood, slechte kwaliteit, corruptie en sociaal misbruik, bureaucratische onbekwaamheid, staatsinmenging in ons privéleven, lethargie en cliëntelisme? Zeg niet dat ik overdrijf: we hebben het gezien en we zien het vandaag nog steeds om ons heen.

    Als ik moet kiezen, en het is een keuze waaraan niemand ontsnapt, dan word ik verscheurd. Mijn moreel aanvoelen dwingt me om te dromen van een Utopia waar iedereen gelijk is en vrede neemt met sobere voorzieningen die ons in staat stellen om te overleven in vrede en in een innige vereniging met elkaar en met de natuur. Maar de geschiedenis leert ons dat utopia letterlijk moet genomen worden: oe-topia, nergens in het Grieks. Het arbeidersparadijs bestaat niet.

    En dus blijft er enkel dat ander alternatief over: de vrijemarkteconomie en het kapitalisme, met de excessen. Ik weet het: de staat grijpt toch in, vooral om de excessen te vermijden. Maar de fundamentele keuze moet toch gemaakt worden: vrijheid of staatsdirigisme, daarover gaat het uiteindelijk. En nee, er is geen derde weg, geen gulden middenweg.





     

    Wij kunnen misschien dromen van een pastorale idylle in het hart van Afrika, maar daar is geen idylle, enkel The Heart of Darkness. Laten we ons geen illusies maken: de hele wereld droomt ervan te leven zoals wij. Als men de mensen vrij laat kiezen, dan kiezen wij voor onze moderne consumptiemaatschappij, met alles erop en eraan.

    Als we dus nog eens de neiging voelen om te kankeren over alles wat zo verfoeilijk, immoreel en onrechtvaardig, kortom zo onmenselijk is in onze wereld, laten we dan bedenken dat de mens is zoals hij en zij is, en niet zoals wij vinden dat ie moet zijn. Als we vrijheid willen, moeten we de excessen erbij nemen, ze horen er net zo bij als de kerkers en de goelags bij het communisme en de concentratiekampen bij het nationaal-socialisme.

    Als ik moet kiezen, zei ik, dan is mijn keuze gauw gemaakt. En als bij de volgende verkiezingen een of andere bevlogen moralist komt zeggen dat de maatschappij dringend helemaal hervormd moet worden en dat hij een model klaar heeft, dan weet ik meteen ook op wie ik niet moet stemmen.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    30-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De avonden

    Gisteren had ik de hele dag voor het computerscherm doorgebracht, zoals het mij wel vaker vergaat. Je leest, je schrijft, je kijkt iets na, zoekt iets op, schrijft nog meer, er komen e-berichten binnen (ik zoek naar een goede vertaling van e-mail), je beantwoordt die, je haakt in op een discussie op Facebook, je luistert continu naar de internetradio en naar je eigen cd’s en voor je het weet is het tijd om het avondeten klaar te maken.

    Lut kijkt graag naar het nieuws. Sinds ik de VRT heb afgezworen, kijken we naar het VTM-nieuws en het valt ons op dat de zo vaakgeroemde objectiviteit en degelijkheid van de VRT een mythe is: op geen enkel ogenblik moet de verslaggeving en presentatie op VTM onderdoen voor de VRT.

    Indien ik alleen zou zijn (een lot dat ik mezelf noch iemand anders geenszins toewens), zou ik wellicht niet naar het nieuws kijken. Ik kan het missen, en dat is al een voldoende reden. Bovendien erger ik me voortdurend aan wat we aangeboden krijgen. Moorden, diefstallen en overvallen, branden, ongevallen, bedrijfssluitingen, burgeroorlog en militaire interventies, economische crisis, werkloosheid en armoede, ziekten en epidemieën, droogte en overstromingen en nog veel meer onheil en zwartgalligheid. De enige afwisseling bieden beelden van ongehoorde luxe en ontspanning, inclusief de sport. Nee, laat maar, voor mij hoeft het al lang niet meer, ik weet onderhand hoe het er in de wereld aan toe gaat.

    Na het nieuws duikt Lut in haar geliefkoosde avondlijke bezigheid: een boekje met puzzels, doorlopers, kruiswoordraadsels, cryptogrammen en dies meer. Af en toe stelt ze me op de proef met een vraag, meestal over de antieke mythologie, over een Latijns woord of iets uit de muziek. Soms weet ik het meteen, maar steeds vaker moet ik vaststellen dat ik het ooit geweten heb, dat ik het zou moeten weten, het ligt zelfs op de punt van mijn tong, maar het komt niet. Ik weet wat ik zoek, soms overduidelijk, bijvoorbeeld de naam van een persoon, een auteur, ik zie hem voor me, ik kan de titels opnoemen van de boeken die hij of zij geschreven heeft… Maar de naam? Noppes. Gelukkig is er Google en met enkele hints staat het weer duidelijk voor me: Simon Schama! Hoe kon ik het vergeten! Maar als ik huisgenoten of kennissen om hulp vraag: je weet wel, dinges, die dat boek geschreven heeft over de Franse Revolutie en de Gouden Eeuw in Nederland, die in de New Yorker schrijft, en cultuurprogramma’s maakt en presenteert op de BBC…, dan weten ze het ook niet, ze hebben zelfs nog nooit van Simon Schama gehoord. Zij kennen hem niet, ik wel, maar ik kan niet op zijn naam komen. Het resultaat is hetzelfde.

    Wanneer Lut zich verliest in de meanders van haar cryptogrammen, begint voor mij wat de laatste tijd het meest frustrerende, irriterende en ongelukkige deel van de dag is. Nog meer schrijven en nog meer lezen, en nog meer op het computerscherm staren? Naaah, toch maar niet als eerste keuze; de laptop blijft in de tuinkamer.

    En dan begint het zappen. Sinds enige tijd heeft Telenet zijn programmagids in een nieuw kleedje gestoken. Het grote verschil lijkt me hierin te bestaan dat ik de lettertjes van de tekst niet meer kan lezen. Met mijn trifocale brillenglazen moet ik proberen om het smalle strookje voor de tussenafstand te passen, maar zelfs daarmee lukt het me niet; het is meer gissen dan lezen en als ik het echt wil weten, moet ik een onderwerp selecteren en de details lezen, maar die zijn in even kleine letters gezet…

    Meestal zijn al mijn inspanningen om iets interessants te vinden echter vruchteloos. Reeksen bekijken we niet, de meeste films hebben we al herhaaldelijk gezien, de documentaires zijn ook vaak herhalingen van BBC of National Geographic. En dus eindigt mijn verkenning van het aanbod gewoonlijk met een diepe zucht en schakel ik over naar de muziekzender Mezzo, die echter ook veel, heel veel herhalingen brengt, of naar een radiostation met klassieke muziek zonder commentaar. Heb dan al zo’n ruim aanbod, waarvoor je tenslotte een hoop geld betaalt, en dan luister je nog gewoon naar de radio. We hebben zelfs een schotelantenne met decoder, dus nog eens honderden zenders meer, en nog altijd niets dat me kan boeien.

    Ik heb ook een aardige verzameling dvd’s, vooral muziek: opera’s en andere grote werken, ook wat kamermuziek, maar ook enkele films, klassiekers vooral, en enkele tv-series van de BBC, zoals Brideshead Revisited en enkele verfilmingen van Le Carré. Maar dat is allemaal vrij zwaar spul, en na een dag intellectuele arbeid (zo mag ik mijn bezigheid wel noemen, vind ik) ben ik op zoek naar ontspanning. Tevergeefs. Ik ben te veeleisend, natuurlijk: ik verwacht van mijn ontspanning dat ze van hetzelfde niveau is als mijn inspanning. Dom van mij, blijkbaar.

    En dus neem ik toch maar weer een boek vast, met klassieke muziek op de achtergrond. Maar ik merk dat mijn ogen vermoeid zijn en ook mijn brein: vanaf negen uur gaat het er niet meer zo vlot in, aan het einde van een paragraaf of een bladzijde merk ik dat ik niet meer weet wat ik nu precies net gelezen heb, en moet ik opnieuw beginnen, maar vaak met hetzelfde resultaat.

    Mijn avonden zijn dus een probleem, en dat is jammer. Het is gezellig in huis, we hebben alles wat we kunnen verlangen, en toch vind ik mijn draai niet. Ik heb het probleem al herhaaldelijk met Lut besproken en ook enkele vrienden om raad gevraagd, maar blijkbaar is het geen algemeen probleem, eerder iets dat het gevolg is van mijn eigen situatie, belangstelling en dagindeling. Zeker, bijna iedereen in mijn omgeving klaagt over het tv-aanbod, en iedereen vindt ook dat ik al veel te veel achter het computerscherm zit of met mijn neus in de boeken. Maar wat dan wel?

    Ik zou graag biljarten, maar dan het ‘echte’ biljarten, geen pool of snooker of tabbiljart, maar carambole, met alleen maar twee witte en één rode bal. In de wijde omgeving is er echter geen enkel café waar je nog zoiets vindt, enkel in Leuven, maar dat is dan ingenomen een club, en ik kan helemaal niet biljarten, dus daar kan ik ook niet terecht.

    Fitness trekt me ook niet aan. Ik zou het wel kunnen gebruiken, want mijn conditie is verre van optimaal, maar ik kan het niet opbrengen om fysieke inspanningen te leveren enkel en alleen voor de inspanning en het resultaat daarvan voor mijn gezondheid. Ergens heen fietsen, naar de apotheker of de bank of een winkel, dat wel, maar zomaar gaan fietsen? Ik heb het nog nooit gedaan, denk ik en ik ben het ook niet van plan. Te voet naar de apotheker en zo? Geen probleem. Maar zomaar gaan wandelen, dat is al wat anders. Nochtans zou het goed zijn voor mijn suikergehalte, mijn pancreas is aan het insluimeren, ik zit aan de grens van ouderdomsdiabetes, en veel minder suikers innemen dan ik nu doe lijkt wel onmogelijk.

    Laten we er maar van uitgaan dat ik ’s avonds thuisblijf. Maar waarom me ergeren aan het feit dat er niets is op tv? Dan ga ik ervan uit dat er iets zou moeten zijn dat ik goed vind en waarvan ik achteraf geen spijt heb dat ik er heb zitten naar kijken. Maar waarom zou dat zo zijn? Het is niet omdat er tv’s zijn dat er ook ononderbroken goede programma’s zijn. Cicero zei het al, en Spinoza herhaalde het: het goede is zeldzaam; het goede is blijkbaar veeleer de uitzondering dan de regel.

    Dus toch maar het programmaoverzicht bekijken en tussen het waardeloze zoeken naar de naald in de hooiberg: een programma dat me helemaal bevredigt. Lukt dat niet, dan toch maar iets lezen, misschien iets dat niet zo zwaar op de hand is, maar mijn evaring is dat ik dat dan na enkele bladzijden weer wegleg: waarom mijn tijd verdoen aan ijdel getater? Goede muziek beluisteren, op Mezzo of de radio, of mijn dvd’s en cd’s. En toch maar de laptop bij de hand nemen, al begint het stilaan op een verslaving te lijken.

    Gisterenavond heb ik nog eens, in arren moede, naar een thriller gekeken: Shooter. Ik heb hem zeker al drie keer gezien, en toch ben ik blijven kijken, terwijl ik wat men te zien krijgt ten stelligste afkeur: cynisch brutaal geweld door de overheid en door de held, moord en brand en genocide, corruptie, complottheorieën, noem maar op, al de bekende ingrediënten. Zo is de wereld niet, en als hij zo is, dan wil ik het niet eens weten. Ik keur dergelijke films ten zeerste af, en toch heb ik zitten kijken, met het gevolg dat ik natuurlijk niet kon inslapen met al die te onrecht opgewekte adrenaline in mijn lijf… Nog iets dat ik dus wil afzweren. En nog een beperking van de mogelijkheden, want er is elke avond ten minste één thriller op tv.

    Film, theater, restaurantbezoek, live muziek, quizavonden, kooklessen, taekwondo of bloemschikken… het spreekt me niet aan.

    Ik heb enkele jaren geleden geprobeerd om een maandelijkse gespreksgroep op te starten rond levensbeschouwing en atheïsme, maar dat is vrij snel op niets uitgelopen. Ik heb aansluiting gezocht bij de georganiseerde vrijzinnigheid, maar ook dat bleek een fiasco.

    Lieve lezer, ik weet niet of je jezelf herkent in mijn verhaal, maar ik vermoed dat er wel raakpunten zijn. Het is een luxeprobleem: we hebben het te goed, we weten niet wat doen met onze vrije tijd. En het aanbod dat er is, wijzen we af, elk om zijn of haar eigen redenen. Ik zie niet onmiddellijk één afdoende oplossing om al mijn avonden zinvol te vullen, het zal nog wel even zoeken zijn. Maar de eerste stap is gezet: ik ben me bewust dat er een probleem is. Socrates heeft ons geleerd dat dat het begin van de wijsheid is.


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    17-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.In den beginne...

    Laten we vanaf het begin beginnen.

    Het heelal, dat is letterlijk alles wat er is, is volgens onze beste wetenschappelijke inzichten meer dan 13 miljard jaar geleden ontstaan. Het was een bijzonder explosieve gebeurtenis, waarbij onvoorstelbaar veel energie en massa vrijkwam. Nu, zoveel later, heeft het heelal een aantal vormen aangenomen die naar onze menselijke maatstaven nogal stabiel zijn. Anderzijds zijn er ook nog altijd spectaculaire gebeurtenissen van enorme omvang, die wij af en toe te zien krijgen lang nadat ze ver van ons weg plaatsvonden. En er zijn ook zeer fundamentele verschijnselen die we nog niet kunnen verklaren en die nochtans bepalend zijn voor de werking van het universum.

    Er is in de hele geschiedenis van het heelal niets dat ons ertoe aanzet om te denken dat er iets anders aan het werk zou zijn dan alleen het heelal zelf, dat functioneert volgens onwrikbare wetmatigheden die wij mensen stilaan ontdekken. Er is dus geen verborgen kracht of persoon of ‘godheid’ die alles heeft doen ontstaan en die de loop van de geschiedenis leidt. Er is geen enkele bedoeling in het universum. Er zijn alleen de neutrale natuurwetten.

    Meteen is ook duidelijk dat uit het universum niet af te leiden valt of iets goed of slecht is: alles gebeurt nu eenmaal zonder enige bedoeling, volgens onveranderlijke natuurwetten. Er is geen God die ons op een of andere manier openbaart wat zijn Wil is en wat hij van ons verwacht.

    Dat heeft verstrekkende gevolgen voor de mens. Aangezien op geen enkele manier uit het universum af te leiden is wat goed en slecht is, moeten we dat zelf doen, zonder ons op enig gezagsargument te steunen.

    Alles wat bestaat, beschikt over mogelijkheden. Die kunnen zeer beperkt en bijzonder weinig indrukwekkend zijn. Wat wij dode materie noemen lijkt daarvan een goed voorbeeld, maar is het zeker niet: als wij zien welke spectaculaire vormen die dode materie kan aannemen, dan maakt ons dat erg nederig. Wat vermag een mens of zelfs de mensheid tegenover de natuurkrachten? Maar goed: een mens heeft (in principe) meer mogelijkheden dan een dier, een plant of een kei, dat is wat ik bedoel.

    Aangezien er geen absolute morele normen af te leiden zijn uit het universum, kan elk wezen op zich alles doen waartoe het in staat is, zonder dat we daarover een absoluut oordeel kunnen vellen. Om te oordelen heb je normen nodig, en het universum biedt ons die niet. Elk wezen mag dus alles doen wat het kan, zonder enige beperking. We kunnen dit ook zo formuleren: elk wezen heeft het recht om alles te doen wat het kan. Of nog: elk wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft.

    Dat is een fundamenteel gegeven, waaraan niet te tornen valt. Op welke gronden zouden we dat immers doen? Wel, bij nader toezien zijn er daarover toch enkele belangrijke bedenkingen te maken. Als iemand helemaal alleen op een eiland zou leven, dan is er praktisch gesproken inderdaad geen enkele beperking die hij of zij zich dient op te leggen. Of beter nog: als er slechts één levend wezen was in het hele universum, dan was dat wezen vanzelfsprekend absoluut vrij. De enige waarde die er dan nog kan zijn, is het leven zelf. Maar dat is, zoals we weten, een absurde situatie; één levend wezen is onmogelijk, dat levend wezen komt ergens vandaan en dat ene wezen kan zich alleen ook niet voortplanten, dus het leven is dan ook geen waarde van enige betekenis.

    Binnen het universum is er (ten minste) onze aarde, en daarop is leven, veel leven, in vele soorten. De mens is daarin een uiterst belangrijke factor. We zijn met veel en we hebben een enorme invloed op onze omgeving. Dat heeft zo zijn gevolgen. Als we allemaal leven alsof we alleen op de wereld zijn, dan wordt het een bloedbad en een ecologische ruïne.

    De mens is ontstaan uit vroegere diersoorten, niet als een individu, maar als groep. Het is door in groep samen te leven in een omgeving met nog veel meer levende wezens van alle rang en soort, en in strijd met de elementen, dat de mens ontwikkeld is tot wat hij nu is (en wie weet wat de toekomst nog brengt). Dat samenleven met elkaar in een omgeving verloopt het best wanneer wij bepaalde regels in acht nemen, die er zowel op korte als op lange termijn voor zorgen dat het goed gaat met die levende wezens en met dat milieu. Met andere woorden: voor levende wezens is het leven belangrijk, het is een ‘waarde’. Anders gezegd: elk levend wezen zal zich inspannen om in leven te blijven, zo lang mogelijk en zo goed mogelijk. Meer nog: wij vinden leven zo belangrijk, dat wij het leven zelf ook in stand willen houden. Wij weten dat wij sterfelijk zijn, maar ook dat wij ons kunnen voortplanten. Wij proberen dus de vlam brandend te houden, omdat we beseffen dat anders de lange evolutie waarvan wij het resultaat zijn, plots zou afgebroken te worden. Wij willen andere mensen de kans geven om te leven, zoals wij ook die kans gekregen hebben van onze ouders en een schier eindeloze rei van voorouders.

    Het ontdekken van de beste manier om samen te leven op deze aarde is geen eenvoudige opgave. Als we terugkijken in onze geschiedenis, ook de meest recente en zelfs hoe het er vandaag aan toe gaat, dan stellen we vast dat we enerzijds in staat zijn tot fantastische prestaties, maar dat we anderzijds ook vreselijk tekortschieten. Dat heeft onder meer te maken met het ontbreken van absolute normen, die voor iedereen duidelijk zijn en die iedereen ook met overtuiging naleeft. Niemand heeft een oplossing voor alles, wellicht is er niet eens een oplossing voor alles. Dat zou eigenlijk zelfs heel verwonderlijk zijn. Het leven is altijd al een precaire zaak geweest. Hoe complexer de levensvormen, hoe ingewikkelder het samenleven. Hoe minder kansen de omgeving biedt, hoe onwaarschijnlijker de overlevingskansen. Leven is overleven, of een strijd om in leven te blijven. Die strijd is de motor van de evolutie en van de diversiteit van het leven, samen met de wetten van de genetica.

    Laten we nog even terugkomen op die uitdagende stelling: elk wezen heeft zoveel rechten als het macht heeft. Dat is niet zozeer een aanspraak die we maken als een uitspraak, een vaststelling. Je kan het ook omkeren: men heeft enkel recht op datgene wat men vermag. Een kei kan zich niet uit zichzelf voortbewegen en heeft dus ook niet het ‘recht’ om dat te doen; het is zinloos om dat recht aan die kei toe te kennen. Het is dus even zinloos om aan mensen rechten toe te kennen die ze toch onmogelijk kunnen waarmaken. En laten we ook dat omkeren: men kan een (levend) wezen het recht niet ontzeggen om iets te doen waartoe het in staat is; dat is trouwens in veel gevallen totaal onmogelijk. Een voorbeeld: een mens is in staat om te denken. Welnu, dat is een recht dat men niet kan ontnemen, een mens kan altijd denken, zelfs als men het hem of haar verdomd moeilijk maakt. Maar het is ook zo dat wie over meer macht beschikt, meer rechten heeft. De leeuw is machtiger dan het lam. Hij kan een lam opeten, een lam kan zich daar niet eens tegen verzetten. De leeuw heeft dus het recht om het lam op te eten, hij begaat geen misdaad wanneer hij dat doet.

    Wanneer het om mensen onderling gaat, liggen de zaken anders. Aangezien alle mensen in principe gelijk zijn en dus evenveel macht hebben, hebben ze ook allen dezelfde rechten. Dat is wat is vastgelegd in de Universele verklaring van de rechten van de mens. Maar in een samenleving maken mensen ook allerlei afspraken met elkaar. Ze staan een deel van hun macht af aan anderen om praktische redenen. Denk aan het parlement en de regering: die ‘mensen’ hebben niet meer macht of recht dan jij en ik, maar als verkozen vertegenwoordigers van het volk voeren zij uit wat wij willen; wij hebben een deel van onze individuele beslissingsmacht vrijwillig afgestaan aan een instelling, die beslissingen neemt voor iedereen. Die regelingen hebben we in wetten vastgelegd, in rechtsregels, die dus bijzondere rechten en een bijzondere macht toekennen aan sommige personen, maar onder strikte voorwaarden. Die regels zijn bindend voor iedereen, ook als we het er niet mee eens zijn: we moeten onze belastingen betalen, ook als we vragen hebben over de besteding van onze zuur verdiende centen.

    Sommige rechten zijn onvervreemdbaar, ofwel omdat ze werkelijk niet kunnen afgenomen worden (zoals het recht om te denken, zich te voeden, beschutting te zoeken, zich voort te planten, te werken), ofwel omdat wij bij wet hebben vastgelegd dat het zo is, bijvoorbeeld de vrije meningsuiting, het recht op onderwijs, het recht om een godsdienst te belijden &c.

    We moeten die gelijkstelling van macht en recht dus goed begrijpen. Het gaat helemaal niet om een simplistische regel die het recht van de sterkste huldigt. Het is niet dat soort macht waarover het hier gaat, maar over de macht waarover een wezen nu eenmaal beschikt omdat het dat soort wezen is. Zeker, ook de onvervreemdbare rechten zijn op ongelijke manier gerealiseerd in de miljarden verschillende mensen. Men is fysiek sterker dan iemand anders, of intellectueel, artistiek, emotioneel enzovoort, en dat speelt ongetwijfeld een rol. Maar er is altijd een rem op de macht van de sterkere: er zijn rechten die zelfs de machtigste niet kan ontnemen aan de allerzwakste, en dat zijn de meest fundamentele rechten. In een beschaafde samenleving zal men dus regels vastleggen die de macht van de sterke afwegen tegen het recht van de zwakke.

    Iedereen heeft zo zijn of haar eigen opvatting over de beste manier om te overleven. Natuurlijk zijn er een aantal regels, die in de loop der millennia een min of meer vaste vorm gekregen hebben, precies omdat ze in de praktijk succesvol waren. ‘Gij zult (elkaar) niet doden’ is evident een goede basisregel als het om het behoud van het leven gaat. Maar we moeten toegeven dat we zelfs die evidente regel niet zo heel goed onderhouden. Het aantal mensen dat geen natuurlijke dood sterft is altijd verbijsterend groot geweest en is dat nog steeds, ondanks al onze beschaving.

    Sommige mensen hebben gemeend dat ze de ultieme regel, of het ultieme reglement voor de samenleving ontdekt hadden, of dat het hen was ingefluisterd of spectaculair geopenbaard door een hoger wezen. Ze hebben dan geprobeerd om hun opvattingen ingang te doen vinden, op alle mogelijke manieren, vreedzaam maar helaas al te vaak ook te vuur en te zwaard. Deze manier van samenleven is kenmerkend voor onze geschiedenis tot op vandaag.

    Er zijn altijd al mensen geweest die er een andere mening op na hielden, die beter overeenkomt met ons vertrekpunt: er zijn geen absolute wetten af te leiden uit het universum, we moeten alles met elkaar afspreken, we moeten zelf bepalen wat we waardevol genoeg vinden om het in stand te houden; we zijn als soort ontstaan in groep, niet als individu. We moeten ons dus hoeden voor profeten die beweren dat zij het licht gezien hebben of een boodschap van hogerhand gekregen hebben, voor machthebbers die autonoom bepalen wat andere mensen mogen doen en moeten laten.

    Hoe kunnen we dan weten wat goed is en wat niet? Ook dat is een complexe zaak. Als mens beschikken we over een fenomenaal verstand, dat ons gebracht heeft waar we zijn, met zijn goede en kwade kanten. Op dat verstand zijn we aangewezen. We hoeven ook niet alles zelf te bedenken: we kunnen te rade gaan bij de mensen die ons zijn voorgegaan en leren uit hun ervaring, zoals die opgeslagen is in wat wij onze beschaving noemen. We kunnen ook onze levende medemensen raadplegen: er zijn er altijd die meer (of eer) weten dan andere. We kunnen experimenteren en leren uit onze fouten.

    Overleven zal echter altijd een strijd blijven. Wij zijn een levensvorm die zich hier op aarde ontwikkeld heeft in een voortdurende wisselwerking met de omgeving, waarbij het vaak de uitdagingen waren die tot nieuwe mogelijkheden leidden. Wij moeten nog steeds werken gedurende een groot deel van ons leven, ongeveer veertig tot vijftig jaar. Tel daar nog onze opleiding bij, ongeveer twintig jaar eer we onze plaats in de maatschappij kunnen innemen. Er blijft maar een relatief of absoluut korte periode over aan het einde, maar precies dan is de overlevingsstrijd van ons lichaam, inclusief ons verstand, het meest precair. Vandaar dat wij elkaar aansporen om de dag te plukken, carpe diem en te genieten van het leven terwijl we dat nog kunnen.

    Een van de weinige mensen die hebben ingezien wat het universum was en wat de plaats daarin van de mens, is Spinoza. Hij leefde in Nederland, van 1632 tot 1677. Hij leidde een sober leven en schreef enkele boeken, waarvan er slechts één tijdens zijn leven uitgegeven werd onder zijn naam, een ander verscheen anoniem. Na zijn dood publiceerden zijn vrienden zijn Nagelate Schriften, met daarin ook zijn belangrijkste werk, de Ethica. Sindsdien is hij voor velen een bron van diepe inspiratie geweest, maar voor de gevestigde machten steeds een doorn in het oog (zoals de Bijbel het zo huiveringwekkend zegt in Num. 33,55). De jongste jaren is de belangstelling voor zijn werk en voor zijn manier van denken toegenomen, zowel bij wetenschappers als bij gewone mensen zoals jij en ik. Anders dan religieuze leiders, goeroes, dictators, demagogen, politici of commercieel ingestelde betweters zegt hij ons niet hoe het moet, maar hoe het is, en hoe het niet is. De rest moeten we zelf ontdekken, met ons machtig verstand, samen met elkaar, bewust van onze geschiedenis en vooruitkijkend naar de toekomst.






    Maar Spinoza is zich als geen ander bewust van onze beperkingen. Wij zijn zo menselijk… Hij reikt ons enkele handige hulpmiddelen aan, die ons kunnen helpen wanneer we tekortschieten. De meeste mensen zijn hebzuchtig; welnu, maak daarvan gebruik, leid het in banen, en het kan helpen om de economie te doen draaien, ten bate van de gemeenschap. Mensen laten zich wel eens omkopen; welnu, zorg ervoor dat de verantwoordelijken met zoveel zijn, dat niemand ze allemaal kan omkopen. Enzovoort.

    Spinoza had ook een droom: dat de mensen uiteindelijk allemaal heel bewust liefdevol zouden samenleven met elkaar, zonder enige dwang van buitenaf, uit overtuiging, en niets zouden doen dat de harmonie zou verstoren.

    Het is merkwaardig dat iemand die een dergelijk ideaal voor ogen had, zo verguisd en miskend is, vooral door het christendom, tot op vandaag. Sinds ik zijn werk heb leren kennen, is Spinoza ook voor mij een bron van inspiratie. Door me in zijn werk te verdiepen, ben ik tot andere en betere inzichten gekomen over de meest fundamentele kwesties die ons bezighouden. Om bij te dragen tot de verspreiding van zijn ideeën spreek ik hier vaak over hem. Wie op een meer diepgaande manier met zijn werk wil kennismaken, kan onder meer terecht op de website van Spinoza in Vlaanderen, die ik met dat doel onderhoud.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:maatschappij
    11-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Zwart Vlaanderen volgens Lode Wils en Eric Defoort

    Ik lees geen kranten of weekbladen, maar via facebook werd mijn aandacht getrokken op een interview in De Standaard met em. prof. Lode Wils en een reactie daarop van em. prof. Eric Defoort. Wie dat wil nalezen, kan dat gemakkelijk zelf googelen. Hoewel het antwoord van professor Defoort precies weergeeft wat ook mijn spontane reactie was bij het interview met professor Wils (bij wie ook ik destijds college liep), wil ik toch even wat dieper ingaan op mijn eigen Vlaams nationalisme.


     

    Let om te beginnen op het ontbreken van het koppelteken. Daarmee distantieer ik mij al enigszins van het Vlaams-Nationalisme dat tijdens, tussen en na de twee Wereldoorlogen zo sterk verbonden is geweest met de collaboratie met de Duitse bezetter. In het licht van de historische genocide door het Duitse Nationaal-Socialisme heeft die collaboratie en dat Vlaams-Nationalisme een onverholen negatieve morele connotatie meegekregen, en dat is ook wat Lode Wils uitvoerig en niet zonder enig innuendo naar voren schuift in het interview, en wat de journalist van dienst zo gretig oppikt.

    Professor Wils bezondigt zich daarmee aan wat in het Frans ‘faire l’amalgame’ heet, een amalgaam maken, of: er een soepje van maken. Kijk eens, als vandaag ongeveer veertig procent van de Vlamingen voor de N-VA zegt te stemmen, dan is het onmogelijk dat die allemaal of zelfs grotendeels afstammen van collaborateurs. Ikzelf ben daar een sprekend voorbeeld van: geboren na de oorlog; Moeder was van 1905, Vader van 1909 en ze hebben dus de beide Wereldoorlogen meegemaakt, de eerste als kind, de tweede als jonggehuwden (1935). Hun ouders waren geen collaborateurs en zij zelf ook niet; de twee jongere broers Vader zijn op het laatst (verplicht?) in Duitsland gaan werken en zijn nadien nooit meer gezond geweest en zijn dan ook vrij vroeg gestorven. Er is niets in mijn achtergrond dat ook maar enigszins naar collaboratie zweemt en ook ikzelf heb nooit iets anders gevoeld dan afschuw voor het Duitse imperialisme en voor het infame Nazisme. Duitsland was de vijand, punt. En toch ben ik sinds mijn prille jeugd Vlaamsgezind en een hartsgrondige tegenstander van de nefaste Belgische constructie.

    Volgens Lode Wils heb ik dat van mijn katholieke achtergrond. Maar precies tegen die achtergrond heb ik mij altijd uit alle kracht verzet, mijn hele leven lang en zeer publiek uitgesproken sinds ik op pensioen ben. Wils denkt als een wetenschapper. Hij heeft het over ‘de’ katholieken, ‘de’ socialisten, ‘de’ liberalen enzovoort en daarmee bedoelt hij onvermijdelijk de groepen die in het parlement hun politieke vertegenwoordigers hadden. Maar wat betekent dat concreet?

    Nog niet zolang geleden had N-VA één vertegenwoordiger in het parlement. Als we professor Wils volgen, waren er toen dus zo goed als geen mensen in Vlaanderen die het gedachtegoed van die partij toegedaan waren. Enkele jaren later vertegenwoordigt die partij bijna de helft van de Vlaamse bevolking in hetzelfde parlement. Er klopt duidelijk iets niet. Vlak na de laatste (hopelijk!) oorlog was Vlaanderen in overgrote meerderheid katholiek en dat bleek ook in het parlement; vijftig jaar later is het katholicisme in Vlaanderen uitgestorven. Veranderen de mensen dan zo gemakkelijk van gedacht?

    Natuurlijk niet. Een persoon is geen katholiek, socialist of liberaal. Dat zijn etiketten die men op mensen kleeft die tijdens een bepaalde verkiezing voor een bepaalde politieke partij stemmen. Ik heb in mijn leven op zowat alle partijen gestemd, behalve op het Vlaams Blok/Belang. Het is al te simpel om mensen zo in te delen en zo te beoordelen, maar als wetenschapper kan je natuurlijk niet anders, dat is het enige houvast dat je hebt, want in de ziel van de mens kan je niet kijken. Wie was er collaborateur, destijds? Alleen wie veroordeeld is of vermoord? En is iedereen terecht veroordeeld, en is er iemand terecht vermoord? Waren alle Vlamingen collaborateurs, zoals de Franstalige Belgische pers zo graag wil laten geloven? Waren alle katholieken Vlaamsgezind, of zelfs een meerderheid? Waren er geen Vlaamsgezinde socialisten of liberalen? Was er dan geen liberaal katholicisme? Geen Kristenen voor het Socialisme?

    Ach, de opvattingen van een mens zijn zoveel complexer dan het beeld dat Lode Wils ervan schetst in dit interview. Zeker, zijn opvattingen zullen wel wat meer genuanceerd zijn dan hier blijkt, maar het siert hem niet dat hij zich op zijn oude dag laat verleiden tot dergelijke interviews die door hun kort bestek noodzakelijk ongenuanceerd zijn, ik zei bijna: zwart/wit.

    Wij zijn ook niet door ons verleden gedetermineerd. Mijn oudste broer is zijn leven lang katholiek gebleven, heeft zich laten berechten op zijn sterfbed; ik ben overtuigd atheïst en strijdbaar antiklerikaal. En zo is het in het algemeen. Mensen denken heus zelf wel na. Bij N-VA zitten nu mensen die vroeger voor een andere partij stemden, dat kan niet evident niet anders. Als het Vlaams nationalisme zwartgekleurd is, waren ze dan al zwart toen ze nog blauw, groen/oranje of rood stemden? Het heeft niet de minste zin meer om zoals Lode Wils te denken en te spreken in termen van partijpolitieke en ideologische tegenstellingen van een halve of een hele eeuw geleden.

    Mijn Vlaams nationalisme heeft niets met Duitsland te maken, niet met het Keizerrijk, niet met het Dritte Reich, niet met de Bundesrepublik, niet met het recentelijk verenigde Duitsland. Zoals Eric Defoort zegt: het heeft alles te maken met België. Het koninkrijk België is een anomalie, een cynische historische constructie van de grootmachten na Napoleon, dat is straks tweehonderd jaar geleden! België is nefast voor Vlaanderen, het is nefast voor België. Het had al lang moeten verdwenen zijn en het wordt nog enkel in stand gehouden door wie er ten onrechte van profiteert.


     



    Daarom is het perfect verstaanbaar dat N-VA niet in de federale regering zit en er niet wil in zitten, in tegenstelling tot alle andere partijen. De enige federale regering waaraan de N-VA kan deelnemen, is er een die zichzelf en meteen België opheft, en zo Vlaanderen teruggeeft wat het nooit had mogen verliezen: zijn grondgebied, zijn taal, zijn instellingen, zijn eer, zijn trots, zijn ziel.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    10-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Barbaren!

    Bij enkele recente straatinterviews met Franstalige federale ministers en met de Waalse premier van de federale Belgische regering bleek nog eens overduidelijk dat zij onze taal niet machtig zijn. Zij slagen er niet in om op eenvoudige vragen te antwoorden in een begrijpelijk Nederlands. Meer nog: zij verstaan de vragen meestal niet eens, en om dat te verbergen, geven ze een ontwijkend of niet ter zake doend antwoord.

    Men kan zich daaraan ergeren op principiële gronden: federale ministers en zeker de premier van België zouden de taal van de meerderheid van de bevolking moeten spreken. Dat is evident, maar er is meer aan de hand. Door zich in stuntelig of zelfs schabouwelijk Nederlands uit te drukken, geven deze eminenties de indruk dat zij idioten zijn, terwijl ik voorlopig nog altijd bereid ben aan te nemen dat zij dat niet zijn. Ik verklaar mij nader.

    Een kind dat zich onbeholpen uitdrukt, beschouwt men als onmondig, als nog niet helemaal compos mentis, of zoals ze in Leuven zeggen: ‘nog nie toetoe’ (nog niet tot daar). Zich verstaanbaar kunnen maken is de eerste vereiste om ernstig genomen te worden. Wij gebruiken die norm ook voor vreemdelingen. De Grieken noemden al wie geen Grieks sprak ‘barbaroi’, een onomatopee die perfect nabootst wat de Grieken hoorden als vreemdelingen tot hen spraken: gewauwel. En dus werd hun benaming voor vreemdelingen die een onverstaanbare taal spreken ook een internationaal waardeoordeel: barbaren, ongeletterde, onbeschaafde personen die nauwelijks van de dieren te onderscheiden zijn. De Vlaamse en Franstalig Belgische kolonisten die naar ‘de’ Kongo trokken, namen dezelfde houding aan tegenover de ‘zwartjes’: goed genoeg om als slaven te werk te stellen, te verkrachten, te mishandelen, maar nauwelijks mensen. Vandaag nemen wij nog steeds die houding aan tegenover vreemdelingen, ook al spreken die vaak (noodgedwongen) veel meer talen dan wij.

    Vlamingen nemen tegenover personen die uitsluitend Frans spreken nog altijd die misprijzende houding aan. Een tiental jaren geleden, in 2001,  leidde dat tot een vreselijk treinongeval in Pécrot, op de spoorlijn Leuven-Ottignies. Er was een trein uit Ottignies op het verkeerde spoor geraakt en die denderde als in een slechte film onontkoombaar af op de nietsvermoedende tegenligger uit Leuven. Een Waalse spoorwegbeambte telefoneerde in volle paniek naar zijn collega in Leuven, maar in het Frans, natuurlijk. De Vlaamse collega reageerde geïrriteerd: wazegdegaanaa? kverstoanekikaanie, zenne, zegtanekie in tVloms menneke… Waarop de Waalse collega als uitzinnig bleef roepen: arrêtez ce train, arrêtez ce train! Maar toen was het al te laat: acht doden, twaalf gewonden.


     







    Elke treinbediende in Leuven, elke Vlaming kent voldoende Frans om ‘arrêtez ce train’ te verstaan. Maar men wil het niet verstaan, blijkbaar zelfs niet in dit vreselijk noodgeval. En dus legde de Vlaamse collega gewoon de telefoon dicht. Hij zal geacht hebben: onnozel ventje, dat m’ Vloms sprekt!

    Door te proberen om ‘Vloms’ te spreken en dus hun goede wil te laten zien, bereiken de Franstalige politici, bedrijfsleiders, vakbondsmensen, journalisten en inderdaad ook de Koninklijke familie precies het tegenovergestelde effect. Ze komen door hun manifeste onkunde immers niet over als mensen die een inspanning doen om onze taal te spreken, maar als volslagen idioten. Wie zich niet in onze taal kan uitdrukken, is nog altijd een barbaar waarvoor we niet het minste respect hebben.

    Let wel, dat gaat enkel op voor mensen van wie we terecht mogen verwachten en zelfs eisen dat ze Nederlands spreken. De dalai lama mag hier om het even welke taal gebruiken, en ook Obama, zelfs Sarkozy of Hollande. Maar Di Rupo niet: die moet Nederlands spreken, als premier van België. Doet hij dat niet (en hij doet het nog steeds niet) dan komt hij over als een kluns, een idioot, een karikatuur van zichzelf. Dat is de reden waarom ik hem gewoonlijk een clown noem. Telkens hij in het Nederlands in het nieuws verschijnt, word ik verscheurd tussen woedende ergernis en hilariteit: het zou amusant en komisch zijn, als het niet zo tragisch was.

    Mijn ietwat verrassende raad aan de Franstalige eminenties is: sa vrienden staakt uw wild geraas en spreek in het vervolg nog uitsluitend Frans. Je zal dan ten minste een behoorlijk antwoord kunnen geven op vragen en zeggen wat je te zeggen hebt. Men zal je dan voor vol aanzien, ook als men je kwalijk blijft nemen dat je geen Nederlands spreekt. Dat laatste is een (belangrijke!) politieke kwestie, het eerste is een elementair menselijke. Beter overkomen als een Nederlands onkundige vreemdeling (wat ze in feite zijn) dan als een idioot die er niet in slaagt om zich verstaanbaar te maken.


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    06-12-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Spijt

    Er zijn wel meer dingen in mijn leven waarover ik achteraf spijt heb, zeker nu ik wat ouder geworden ben. Maar er is een aspect van mijn kleinburgerlijke achtergrond dat me wel erg dwars zit. In de omgeving waarin ik ben opgegroeid, was men zeer uitgesproken in zijn oordeel; wij hadden gelijk, al de anderen ongelijk; wij waren de goeden, al de anderen de slechten enzovoort. Dat vond zijn oorzaak in een ongetwijfeld goedbedoelde manier om ons duidelijk te maken wat goed en slecht was, een belangrijk element in de opvoeding van kinderen, maar alles hangt natuurlijk af van wat me goed noemt en wat niet. Het is zo kenmerkend voor een kleinsteeds of dorpsmilieu dat men niet veel verder kijkt dan zijn neus lang is. Alles wat anders is, is dan slecht.

    Zo waren socialisten en liberalen slecht, want wij waren tsjeven, katholieken dus; waarschijnlijk waren ook wij de slechten in een liberaal of socialistisch gezin, al ben ik daar niet helemaal zeker van: katholieken waren nog een stuk zelfzekerder en onverdraagzaam dan de anderen. Protestanten waren ook letterlijk uit den boze en over ongelovigen werd niet eens gepraat; vrijmetselaars waren des duivels. Arbeiders, daar keek men op neer, als men er geen schrik voor had. Wie vreemd ging of scheidde, plaatste zich meteen aan de verkeerde kant. Homo’s werden doodgezwegen, maar er was geen twijfel over dat wat ze deden afschuwelijk was.

    Het was zelfs voldoende dat men een ander dialect sprak. In Eeklo, mijn geboortestad, liep er een spoorlijn aan de rand van het stadscentrum; wat aan de andere kant van die spoorlijn lag, noemden we onveranderlijk Over d’IJzers; wie daar woonde, sprak lichtjes anders dan in het stadscentrum. Het accent neigde bijna onmerkbaar naar wat nog verder lag, de boerenbuiten. En dus keek men neer op wie zelfs maar een zweem van dat boerse verried in zijn of haar taal.

    Ik nam als kind aanvankelijk al die ‘morele’ oordelen gewoon over. Ik hoorde niet anders bij mijn ouders; mijn moeder was daarin zeer uitgesproken, maar mijn drie ongetrouwde tantes, die nochtans (net…) over d’ijzers woonden, dreven het wel heel ver.

    Toen iemand mij later in Leuven de eerste keer een homo aanwees in ons gezelschap, wou ik die zelfs niet aankijken, laat staan aanspreken. Ik was erg vooringenomen en ik ben dat lang gebleven, en dat spijt me. Ik heb op die manier kansen gemist om mensen te ontmoeten die anders waren, en dat is jammer. Ik heb helaas ook mensen gekwetst en liefdeloos behandeld, en dat is erger dan alleen maar jammer.

    Vandaag leven we in een meer tolerante maatschappij. Wij zien meer mensen die anders zijn dan wij en wij stellen vast dat zij het niet slechter doen dan wij, soms zelfs zeer in tegendeel. Dat geeft te denken. Er zijn de media die de verscheidenheid illustreren zonder daaraan meteen een moreel oordeel te verbinden. Geleidelijk aan verruimt dat de geesten.

    Allerlei dingen ‘kunnen’ nu die vroeger not done waren. Sinds ik de VRT, de Vlaamse ‘staatsomroep’ radicaal vaarwel gezegd heb, bekijk ik samen met Lut het avondnieuws op VTM. Dat zou vroeger ondenkbaar geweest zijn. Ik stel echter vast dat het nieuws daar helemaal niet moet onderdoen voor het ‘officiële’ nieuws, integendeel. En zo zijn er waarschijnlijk talloze zaken die ik onnadenkend heb uitgesloten, en die een volwaardig alternatief zijn, indien geen aanmerkelijke verbetering.

    Natuurlijk zijn er nog altijd grenzen, en er zijn ook nog altijd onverdraagzame mensen. Maar al bij al vind ik dat men in mijn omgeving althans niet meer zo eenzijdig is als toen ik nog een kind was. Dat stemt me hoopvol, ook als ik de onverdraagzaamheid en de haat die er nog altijd is in de wereld dagelijks voorgeschoteld krijg in de nieuwsberichten.

    Ik heb een evolutie doorgemaakt in mijn denken, in mijn oordeel over de anderen. Wij hebben allemaal een dergelijke evolutie doorgemaakt, elk op zijn manier en de wereld is daardoor een beetje meer leefbaar geworden. Wat er in mijn leven gebeurd is, daar kan ik niets meer aan veranderen. We dragen ons verleden met ons mee, als goede herinneringen en als pijnlijke, die ons tot in onze meest benauwende nachtmerries achtervolgen.

    Mocht er iemand zijn die dit leest en die aan mij terecht een slechte herinnering heeft overgehouden, dan wil ik me, voor wat het waard is, daarvoor gemeend verontschuldigen. Als je me ooit nog mocht ontmoeten, dan reik ik je mijn hand en ik hoop dat je meer openheid zal betonen dan ik toen, en me zal vergeven.

    Karel


    Categorie:samenleving
    Tags:levensbeschouwing
    26-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.God is niets omdat hij alles is (C. Verhoeven)

    Een aandachtige lezer stuurde me naar aanleiding van mijn verhaal over de (…) paradox dit citaat van Johannes Scotus Eriugena:"Deus propter excellentiam non immerito nihil vocatur." God is niets omdat hij alles is, vertaalt C. Verhoeven, steeds volgens onze lezer.

    De paradox zien we heel duidelijk in de ‘vertaling’ van Kees Verhoeven. Hoe kan God tegelijk niets en alles zijn? En zelfs ‘niets’ precies omdat hij ‘alles’ is? Een eerste, voorlopige en meer letterlijke vertaling van het origineel zou kunnen zijn: het is niet onterecht om God vanwege zijn uitmuntendheid niets te noemen. Of: God is zo excellent dat hij niets is. De redenering zou dan kunnen zijn: God is zo verheven dat hij met geen ander wezen kan vergeleken worden. Dat geldt inzonderheid voor de mens, het voor de hand liggende vergelijkingspunt. De God van het traditioneel christendom is een persoonlijke God. Dat houdt onvermijdelijk een antropomorfisme in: God is een soort mens, maar dan een supermens. Wij zijn sterfelijk, met alles wat daarbij hoort; God is dat niet, met alles wat daar dan weer bij hoort. God heeft de mens geschapen naar zijn beeld en gelijkenis wordt dan: de mens heeft God geschapen naar zijn beeld en gelijkenis. God is wat de mens is, maar dan in overtreffende trap. God is een superlatieve mens.

    Wanneer je elk van de kenmerken van de mens in superlatieven toepast op God, ontken je daarmee meteen die kenmerken. De mens is een tijdelijk verschijnsel, bij God is die tijd in beide richtingen oneindig; je kan dus evengoed zeggen dat hij niet tijdelijk is. De mens kan het goede doen, maar slaagt daar niet altijd in; God kan enkel het goede doen, hij is niet in staat om het kwade te doen. De mens is beperkt in zijn praktische mogelijkheden, God niet. En zo kan je doorgaan. Door iets uit te breiden tot zijn oneindige dimensie, reduceer je het tot niets. Tijdelijk – tijdloos; eindig – oneindig; beperkt – onbeperkt enzovoort. Uiteindelijk is God helemaal niet zoals de mens, hij is alles wat de mens niet kan zijn, omdat hij geen enkele beperking kent. Hij munt in alles zo uit, dat hij niets meer is dat een mens wel is. Hij is de totaal andere, hij heeft met de mens geen enkel kenmerk gemeen, omdat hij elk aspect zo volmaakt belichaamt dat hij niet meer menselijk is; over zo iemand kan je eigenlijk niets meer zeggen, hij is onvoorstelbaar.

    Dat is precies wat Scotus Eriugena lijkt te zeggen in dit citaat: God is zo excellent dat je ook gewoon kan zeggen dat hij niets is. Verhoeven zegt het lapidair: God is zo volmaakt dat hij alles is, maar precies daardoor is hij ook niets. Het klinkt bij hem als een Zen koan, een raadselachtige, paradoxale uitspraak die de Zenmeester aan de leerling geeft om hem of haar een gedachtesprong te doen maken: hoe klinkt het klappen van één hand?

    Godsdiensten houden van paradoxen. Ze proberen daarmee het onnoemelijke te laten aanvoelen, inzichten te provoceren die men met gewone, logische verklaringen niet kan teweegbrengen. Godsdiensten zitten vol mysteries en mystiek. Op zijn best is dat zoals (goede) poëzie en filosofie en daar zijn heerlijke voorbeelden van, zowel in het Oosten als in het Westen en ook in het Zuiden. Maar op zijn dunst is het vage prietpraat, gewild duister gewauwel, automatisch gegenereerde antithesen die geen draagvlak hebben, goedkope woordenkramerij die nergens op slaat, een middel dat geen doel heeft en dus ook geen resultaat.

    Laten we dat eens proberen.

    Zwart is wit. Warm is koud. Het begin is het einde. Leven is sterven. Vandaag is morgen. Water is droog. Langzaam is snel. Duur is goedkoop.

    Je ziet het systeem: zet gewoon twee tegengestelde woorden of antoniemen naast elkaar en zie wat dat geeft. Meestal niets, maar soms kan je er wat mee doen. Leven is sterven, dat heeft wel wat: leven is langzaam doodgaan, inderdaad. Duur is goedkoop: ik kocht ooit een vrij dure vulpen, een Montblanc Meisterstück 149. Ik heb die nog altijd; het is dus soms beter om wat meer geld uit te geven voor één goed stuk dan een hele boel rommel te kopen. Langzaam is snel: festina lente…

    Zo zie je maar, gewoon met een paar willekeurige paren kom je ook al tot echte paradoxen, schijnbare tegenstellingen die een diepere kern van waarheid blootleggen. Maar meestal hebben we niet zoveel geluk en zijn het geen schijnbare tegenstellingen, dus geen paradoxen, maar gewoon tegenstellingen; niet elke tegenstelling heeft een diepere grond.

    Laten we terugkeren naar ons citaat. De mens heeft blijkbaar behoefte aan God, anders hadden we hem niet zo vaak en overal uitgevonden. Het ligt ook voor de hand om God als een persoon voor te stellen, iemand zoals wij, die ingrijpt op zijn omgeving. Zo proberen we de gebeurtenissen te verklaren: ‘het regent’ is in het klassiek Grieks huei Zeus, God watert. Maar precies daar zit de fout: er zit geen machinist in het raderwerk en er is ook geen oppermachtige meester-ontwerper die het raderwerk getekend en gemaakt heeft. Elke poging om de natuur te verklaren vanuit een extern principe, zoals een transcendente scheppende en almachtige God, is gedoemd om te mislukken, en wel om een heel simpele reden: wie heeft die God dan gemaakt?

    Er zijn altijd mensen geweest die doorhadden dat het veel simpeler was dan dat: de natuur is geen aangestuurd systeem maar een zelfsturend systeem. Alles gebeurt volgens natuurwetten, die wij met enige moeite kunnen doorgronden, of toch enigszins. Er kan in principe van alles gebeuren, binnen zekere grenzen, maar niet alles gebeurt ook in de praktijk. Er is geen persoonlijke God die ervoor moet zorgen dat alles gebeurt en die daar de hand in heeft.

    Voor mensen die gewoon zijn om te denken in die termen laat dat een enorme leegte achter. Die kan men dan opvullen door God te vervangen door de zelfsturende Natuur. Het aantrekkelijke daaraan is dat het zo’n simpel begrip is, maar wel een met enorme gevolgen. Het is echt een Ockham’s Razor.

    John Scot Eriugena ziet men als een vertegenwoordiger van de negatieve theologie, de via negativa om God te leren kennen, namelijk door ons te concentreren op alles wat hij niet is. Men noemt dat ook de apofatische theologie. Onze theoloog zou gezegd hebben: We do not know what God is. God Himself does not know what He is because He is not anything. Literally God is not, because He transcends being. Dat komt goed overeen met ons eerder citaat, helaas is het niet echt van onze auteur, maar van een befaamd sciencefictionschrijver, Phillip K. Dick, in een kortverhaal, getiteld Faith of our Fathers, oorspronkelijk verschenen in de roemruchte bundel Dangerous Visions, ed. Harlan Ellis, 1967. Dick geeft zijn bron niet aan, en dat hoeft ook niet in SF. Ik vermoed echter dat het teruggaat op het citaat van Eriugena dat mijn lezer me bezorgde.

    Maar ook dat blijkt niet helemaal onverdacht te zijn: het verschijnt in een minuscule voetnoot in het meesterwerk van William Jammes, The Varieties of Religious Experience (1902), p. 417, waar hij het citaat toeschrijft aan Eriugena, maar via een citaat in een eerder boek van Andrew Seth, Two Lectures on Theism (1897), p. 55, waar het aan Eriugena toegeschreven wordt zonder precieze verwijzing. Het duikt ook op in het ooit zo bekende boek van Johan Huizinga uit 1919, die daar duidelijk James ‘citeert’.

    Na lang zoeken vond ik op internet toch een citaat van Eriugena zelf en dat loopt als volgt:

    Lib. III 19. Dum vero (divina bonitas) incomprehensibilis intelligitur,

    per excellentiam nihilum non immerito vocitatur. . . . Prima siquidem ipsius progressio in primordiales causas in quibus fit, veluti informis quaedam materia Scriptura dicitur ; materia quidem, quia initium est essentiae rerum; informis vero quia informitati divinae sapientiae proxima est. (Het tweede deel van het citaat laten we hier buiten beschouwing.)

     

    Er zijn enkele verschillen. Vocitatur betekent: wordt gewoonlijk genoemd; dat verschilt nauwelijks van vocatur: wordt genoemd. Nihilum is iets anders dan nihil; het verschijnt meestal in vaste uitdrukkingen, maar het betekent net zoals nihil ‘niets’. Propter en per kunnen ook dezelfde betekenis hebben; hier is het een uitdrukking: per excellentiam, bij uitstek. Belangrijker dat niet Deus (God) het onderwerp is, maar divina bonitas: de goddelijke goedheid. De voorafgaande bijzin is weggelaten.

    Proberen we dat nu te vertalen, dan wordt dat: aangezien de goddelijke goedheid als onvatbaar gezien wordt, is het niet zonder reden dat men haar bij uitstek voor niets houdt.

    Zoals alle andere eigenschappen van God is voor Eriugena ook zijn goedheid niet te vatten, ze gaat ons verstand te boven, we kunnen er niets zinvols over zeggen. Ze is dan zo goed als niets.

    Dat wijkt nogal af van de ‘vertaling’ van Verhoeven: ‘God is niets omdat hij alles is’. Dat komt natuurlijk door het verschil in de Latijnse tekst, maar het is ook een kwestie van interpretatie. Voor Verhoeven is het de volmaaktheid van God (excellentiam) die de bovenhand haalt: hij is alles. Als Eriugena vervolgens zegt dat die niets is, dan heb je je paradox. Ik vertaal per excellentiam zoals het Franse par excellence, bij uitstek en ik leg de nadruk op het ongrijpbare (incomprehensibilis), een woord dat men ook voor gladde worstelaars gebruikt, maar dat ook ‘onbegrijpelijk’ of ‘onkenbaar’ kan betekenen. Zo blijkt uit de volledige tekst van het citaat de via negativa van Eriugena. Al onze auteurs hebben het essentiële incomprehensibilis nonchalant weggelaten in hun slaafse navolging van Andrew Seth, in plaats van zijn citaat na te trekken. Foei…

    Verhoeven zit veeleer op het spoor van Spinoza. Ook in Spinoza’s filosofie is er geen sprake meer van een persoonlijke God, die vervangen wordt door de Natuur, die alles is. Als de Natuur alles is, is er geen God die daarbuiten bestaat. Er is dus geen aparte God, of: er is geen God, of nog: God is niets. Maar Spinoza zegt voortdurend dat God alles is, namelijk de Natuur. Hij herdefinieert God en vereenzelvigt hem met de Natuur, of al wat is. Spinoza ontkende ten stelligste dat hij een atheïst was (zie Brief 43); zijn gelovige tegenstanders hadden het unaniem anders begrepen: door God en de Natuur als identiek voor te stellen, schaft Spinoza in feite God af (zie Brief 42).

    Laten we het hierbij laten. We hebben nog maar eens gezien dat het belangrijk is om altijd je bronnen na te trekken, anders bouw je op los zand.

    In een nagekomen bericht meldt mijn even vriendelijke als aandachtige lezer me in dat verband dat het citaat van Verhoeven hier te vinden is:

    Rondom de leegte, Ambo, Utrecht, 1° druk 1965, pag. 186 (Nr 276 van de autobibliografie) of

    Rondom de leegte, Damon-Best, 1998, werken "5", pag. 140 (Nr 3512 van de autobibliografie).

     

     


    Categorie:God of geen god?
    Tags:godsdienst, atheïsme
    24-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.de niet zo schijnbare paradox

    Op een dag gaat een vader met zijn zoon boodschappen doen met de wagen. Op een kruispunt worden ze aangereden door een andere wagen, die het rode licht genegeerd had. De vader overlijdt ter plaatse. De zoon is zwaargewond en wordt naar het dichtstbijzijnde ziekenhuis gebracht. Op de spoedafdeling komt de dokter van dienst toegesneld en zegt dan in tranen: ‘Ik kan dit niet doen. Dit is mijn zoon!’

    Dat klopt niet, denk je dan. De vader was toch overleden? Je zoekt naar een oplossing voor de tegenspraak die in dit verhaal besloten ligt. Misschien kom je er zelf op, maar de meeste mensen niet meteen. Het gaat namelijk om een vrouwelijke dokter, de moeder van de jongeman. Evident!

    En toch staan we aanvankelijk perplex: hoe kan dat nou? Omdat we bij ‘dokter’ nog altijd meteen aan een man denken. Het verhaaltje hierboven gaat al een hele tijd mee en vroeger was het aantal vrouwelijke spoedartsen nog veel kleiner dan nu. Onze spontane conclusie dat het verhaaltje niet klopt, is dus niet uit de lucht gegrepen. Wij hebben goede redenen om ervan uit te gaan dat de dokter een man is: de allermeeste dokters waren vroeger mannen en ook vandaag zijn de meeste spoedartsen dat nog. Het aantal vrouwelijke huisartsen is de laatste jaren spectaculair gestegen, maar zelfs daar zijn ze nog altijd in de minderheid.

    Het is onze manier van denken: we veralgemenen om het ons gemakkelijk te maken. En dat brengt op: in de meeste gevallen heb je namelijk gelijk, enkel in uitzonderlijke gevallen niet. Een veralgemening klopt niet altijd, maar het loont om niet te veel aandacht te besteden aan de uitzonderingen, omdat je dan sneller conclusies kan trekken. In het verhaal hierboven loop je vast, precies omdat je geen rekening hebt gehouden met een uitzonderlijk geval: de dokter is een vrouw.

    Een verhaal of een uitspraak die zo’n verrassende tegenspraak bevat, noemen we een paradox, van het Grieks para, naast en doxa, mening. Het is dus iets dat tegen de gevestigde mening of verwachting ingaat. Je verwacht dat de dokter een man is, maar het is onverwachts een vrouw. Iets dat op het eerste gezicht niet lijkt te kloppen, maar bij nader toezien wel, dat noemen we paradoxaal.

    Om bij dokters te blijven: er zijn nog nooit zoveel dokters, verplegenden, ziekenhuizen, medicijnen, medische apparatuur enzovoort geweest als nu, maar ook nog nooit zoveel zieken. Amerika is het rijkste land ter wereld, maar één op vijf mensen leeft er in armoede. Als je vrede wil, maak je dan klaar voor de oorlog. Je PC afzetten doe je door op de knop ‘starten’ te drukken. De laatsten zullen de eersten zijn. Ik lieg altijd. Als er een spoorwegstaking is, of aangekondigde wegen werken, is het vaak minder druk op de wegen (omdat men de drukte anticipeert en zo vermijdt).

    We weten nu wat een paradox is, maar wat is een schijnbare paradox? Ik las een artikel van een professor psychologie met precies die titel; het gaat over de schijnbare tegenstelling tussen senioren en ict; dit is de conclusie van het artikel: ‘Er is namelijk sprake van een schijnbare paradox: ict zou geen onbereikbaar doel, maar een vanzelfsprekend middel moeten zijn bij het ondersteunen en verbeteren van de cognitieve vermogens van ouderen.’ Schijnbare paradox, tot tweemaal toe, en op cruciale plaatsen: de titel en de conclusie. De gangbare mening is dat senioren niet zo goed zijn met de moderne media; dat blijkt maar zeer gedeeltelijk te kloppen (crede Roberto experto, of: ik kan ervan meespreken). Bovendien is bezig zijn met computers en zo ook goed om je mentale functies op peil te houden. De tegenstelling tussen senioren en ict is dus niet echt, maar vermeend; ze is er niet, of: het is een schijnbare tegenstelling, dus een paradox.

    Waarom dan spreken van een schijnbare paradox? Dat is dan een schijnbare schijnbare tegenstelling, of een paradox die er geen is. Maar een paradox die geen paradox is, dat is niets, of alles. Een schijnbare paradox bestaat dus niet. Het gaat hier blijkbaar om een pleonasme (van het Grieks pleon, teveel): we gebruiken meer woorden dan nodig, we zeggen twee keer hetzelfde: een paradox is al ‘schijnbaar’, dus een schijnbare paradox is dubbel-op.

    Je kan de kwestie van senioren en ict ook zo stellen: er is een positieve verhouding tussen senioren en ict die je niet zou verwachten: ze zijn vaak erg goed met de computer, heel wat senioren zijn ermee bezig en het is ook goed voor hen. Er is dus een paradoxale, onverwachte band tussen twee op het eerste gezicht tegengestelde elementen. Ook in dat geval is het gewoon een paradox, geen schijnbare.

    Je vindt de uitdrukking ook in het Engels: a seeming paradox en in het Frans: un faux paradoxe en zelfs in het Duits: das scheinbare Paradoxon. Maar als je gaat kijken wat men daarmee bedoelt, stel je altijd vast dat het gewoon om simpele paradoxen gaat, geen speciale. Men weet blijkbaar niet goed wat een paradox is, het is ook zo’n geleerd woord. En dus verduidelijkt men dat op zich nietszeggend of onbegrijpelijk leenwoord met een verhelderende toevoeging die echter al in het woord besloten ligt, zonder dat men het (goed) weet.

    Onze conclusie is dus dat een schijnbare paradox… paradoxaal is. Je verwacht dat het een speciaal soort paradox is, niet zomaar een gewone verrassende afwijking van de gangbare mening of verwachting, maar dat is het toch niet, het is gewoon een paradox, meer niet. Een schijnbare paradox is dus een gewone paradox. Het is een pleonasme, zoals: iets opnieuw herhalen, of een verbetering ten goede, of een ronde cirkel, gehandhaafd blijven, een mogelijke kans’, Hiv-virus (V staat al voor virus), BIC-code (C = code), ISBN-nummer (N = nummer), de Faerøer -eilanden (øer = eilanden).

    Pleonasmen vermijden we maar beter, ze zijn overbodig en verwarrend, zelfs een beetje dom: ze laten zien dat je niet goed weet wat je zegt, of dat je onzorgvuldig bent.

    Er zijn dus geen schijnbare paradoxen.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    12-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.forum

    Het is een tijdje geleden, maar vandaag gaan we nog eens op etymologische verkenning. Mijn lieve lezers weten onderhand dat dit meestal niet zonder aanleiding gebeurt. Wellicht wordt die allengs duidelijk. Voorlopig houden we ons bij ons woord: forum.

    Zoals veel van onze Nederlandse woorden hebben we ook dit gewoon aan het Latijn ontleend: forum. Men is niet zeker van de oorsprong van het Latijnse woord. Misschien heeft het te maken met ferre, dragen, voeren, leiden; in alle geval heeft het te maken met het onderscheid tussen binnen en buiten, en forum slaat dan op wat buiten is, buiten het huis. Foras is letterlijk ‘buiten, de deur uit’; fora was dan de deur, verwant met het Griekse thura. Een boek uitgeven is scripta foras dare: wat geschreven is naar buiten brengen. Heel speciaal is foras spectare, letterlijk ‘naar buiten kijken’, maar dan gezegd van een dode, die met de voeten naar de deur afgelegd werd, een gebruik dat vrij algemeen is, vandaar de Engelse uitdrukking to leave the house feet first.

    Terug naar ons forum. Een oude betekenis in het Latijn sloeg op de plek vóór een graftombe, waar men even kan vertoeven of een bloem of memento neerleggen. Ook dat was ‘buiten’, de tombe zelf was dan ‘binnen’.

    Maar de meest gebruikelijke betekenis is degene die wij ook vandaag nog kennen, namelijk dat wat niet privé is, niet het eigen huis of dat van een ander, maar de publieke ruimte. In een dorp of stad is dat vooral de open ruimte in het centrum, die voor allerlei publieke gelegenheden gebruikt wordt: het plein, de gemeenteplaats, het marktplein. Het is een afgebakende ruimte, begrensd door huizen of bomen of grachten, maar altijd een open ruimte, in tegenstelling met de overdekte woningen.

    Het is dus een uitgelezen plek om andere mensen te ontmoeten. Je kan er wandelen, flaneren of een gemoedelijk gesprek aanknopen met vrienden en kennissen of er toevallig anderen ontmoeten. Je kan er ook zaken doen, in het openbaar veeleer dan achter gesloten deuren; dat geeft een open karakter aan de handel die daar bedreven wordt en dat is een bijkomende garantie voor het eerlijk verloop ervan. Vandaar dat men er ook disputen kan behandelen en discussies beslechten, onder elkaar of voor een scheidsrechter, een arbiter. Zo is waarschijnlijk de rechtspraak ontstaan. Wij spreken nu nog over forensisch onderzoek en forensische geneeskunde en daar heeft het woord de betekenis ‘gerechtelijk’.

    Wat op het forum behandeld wordt, heeft een publiek karakter; vandaar dat het ook slaat op alles wat officieel is, staatszaak, en dus ook de politiek.

    De verkoop van goederen op de markt is een van de oudste bezigheden van de mens. Wat je teveel hebt, bied je op de markt aan; aanvankelijk ruilde men, maar omdat een koe nu eenmaal meer waard is dan een appel, moest men wel een hulpmiddel ontwikkelen om het ruilen te vergemakkelijken, en dat is geld. Op de markt wordt er gekocht en verkocht (ons woord komt van mercatus). In de Romeinse steden zoals later ook bij ons waren dat algauw gespecialiseerde markten: forum boarium (de ossenmarkt), forum suarium (de varkensmarkt), forum olitorium (de groentemarkt), forum piscatorium of kort piscatorium (de vismarkt). Er was ook een markt voor bereide producten, waar koks hun waren en hun diensten aanboden: forum coquinum; ons ‘kok’ en ‘koken’ hebben we van het Latijnse coquere, koken.

    Het forum blijkt te beantwoorden aan een menselijke behoefte. Het is daar dat onze beschaving is ontstaan. Op een open forum gedraagt men zich anders dan in de beslotenheid van het eigen huis. Men moet er rekening houden met anderen, hun eigenheid respecteren zodat men zelf ook gerespecteerd wordt. Men voelt zich gedwongen om eerlijk te zijn, opdat men zelf niet bedrogen worde en ook omdat er getuigen aanwezig zijn. Men doet zijn beste kleren aan om naar de markt te gaan, men wil er goed voorkomen, een goede indruk maken. Het forum is de wieg van al wat goed is in de mensheid.

    Toen het internet zijn intrede deed, was het in de eerste plaats een communicatiemiddel tussen individuen. Maar vrijwel onmiddellijk werd het verruimd tot een waar forum, een open plein, een marktplaats ook. Je kan boodschappen sturen naar een hele reeks mensen met hetzelfde gemak waarmee je een mail stuurt naar één persoon. Je kan een winkeltje openen waar men je waren kan komen bezichtigen en kopen. Er zijn markten die faciliteiten aanbieden voor het zakendoen. Het internet is een forum in alle betekenissen van het woord.

    Toch heeft het woord ‘forum’ op het internet ook een specifieke betekenis gekregen. Op verschillende locaties biedt men bezoekers de gelegenheid om een opinie te formuleren, waarop anderen dan weer kunnen reageren. Het is een razend populaire bezigheid geworden. Het aantal dergelijke forums of fora is niet meer te tellen en je vindt er over alle mogelijke onderwerpen.

    Een merkwaardig aspect daarvan is de anonimiteit die men op vele forums garandeert. Men kiest een schuilnaam en dat is dat: niemand die weet wie of wat je bent. Dat heeft zo zijn voordelen en zijn nadelen. Anonimiteit betekent volledige vrijheid van meningsuiting, want niemand weet wie je bent; het garandeert absolute straffeloosheid. De wetten die opgesteld zijn om het (geschreven en gesproken) woordverkeer tussen mensen te regelen, lijkt niet van toepassing op wat men debiteert op internetforums. Dat brengt mee dat men daar geneigd is om zich al eens te laten gaan. Soms gaat dat heel ver, eer de webmaster of moderator optreedt. Blijkbaar beantwoordt ook dat aan een menselijke behoefte, als we mogen afgaan op het aantal forums en de frequentie waarmee ze bezocht worden.

    Maar ook op forums waarop men met open vizier in het strijdperk treedt, dus onder eigen naam, gaat het er vaak erg hard aan toe. Men gebruikt woorden die men nooit in een persoonlijk gesprek of in het openbaar zou bezigen. De hartstochten laaien veel hoger op dan in andere contacten met de medemens. Wellicht zit het virtuele karakter van de ‘ontmoeting’ daar voor iets tussen. Op het ogenblik dat men iets op een forum schrijft, hoeft men zich niet in te houden voor de andere, want die is er niet. Wij kunnen ongeremd lucht geven aan al onze gevoelens en al onze mening ongekuist de wereld insturen. Dat roept dan weer identieke reacties op bij de andere forenzen (letterlijk iemand die buitenshuis werkt, een pendelaar, maar ik gebruik het hier een beetje speels voor een forumbezoeker). We drukken ons op die forums vaak uit op een manier die nergens anders aanvaard wordt, niet in een gesprek, niet in brieven, niet in mails, niet in de krant, niet op radio of tv, niet in boeken, nergens. Het is een heel eigen genre.

    Lieve lezers, ook de forums waar ik al eens kom en dat zijn er uiteindelijk niet veel meer dan één, hebben niet veel meer te maken met de wieg van onze beschaving. Het zijn piscatoria, waar mensen (bijna uitsluitend van het mannelijk geslacht), van wie ik aanneem dat ze zich in beschaafd gezelschap behoorlijk gedragen, elkaar als viswijven te lijf gaan. Ik zal er niet veel woorden aan vuilmaken en meteen mijn conclusies formuleren. Ik geef toe dat er wellicht uitzonderingen zijn, maar mijn ervaring is dat internetforums een bron van ergernis zijn en het best vermeden worden. Wij verschijnen er niet op ons best. Wat daar gebeurt, is geen echt menselijk of humaan contact, maar solipsistische zelfbevlekking, met andere woorden publieke masturbatie. En dat is een bezigheid die ik graag aan anderen overlaat, en die ik ook niet wens te bezichtigen, er zijn grenzen.

    Sapienti sat. Een goed verstaander heeft maar een half woord nodig. En wie het schoentje past, trekke het aan.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    02-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Bevrijd van de dwang van de media

    Ik krijg enkele reacties op mijn afkeer van de staatsomroep. Ik wens hier uitdrukkelijk te verduidelijken dat het niet gaat om een totaal afwenden van de wereld en van de media, natuurlijk, maar om een bewuste keuze die ik maak op ernstige en objectieve gronden. Daarmee herleiden we een instelling als de VRT tot haar ware proporties: een NV tussen de andere in het ruime medialandschap. Zo ontzeggen we althans voor onszelf die instelling haar gezag en haar invloed over onszelf, we bevrijden ons van haar en ontnemen haar de exclusieve en geprivilegieerde plaats die ze had ingenomen, zoals we dat bijvoorbeeld ook gedaan hebben van de katholieke kerk. Als je er even bij stilstaat, dan was het even verwonderlijk om zoveel aandacht te besteden aan de VRT als wij deden met de kerk. Wij kunnen best zonder de ene en zonder de andere instelling.

    Door de kerk af te wijzen, hebben wij haar ook ontmanteld, ze is nu quasi onbestaande. Wanneer genoeg mensen zich van de VRT afwenden en de kijk- en luisterdichtheid daardoor afneemt, moet dat hetzelfde gevolg hebben. Wij beslissen over onze wereld, niet omgekeerd. Indien de VRT niet deugt, en dat lijkt mij een feit, dan kan die niet als dusdanig overleven. Als die instelling wel overleeft, omdat er voldoende mensen het een goede instelling vinden, dan heb ik mij vergist, of vergissen de anderen zich. Als ik me vergis, dan moet ik daarvan de gevolgen dragen: geen publieke omroep voor mij. Als de anderen zich vergissen, dan geloof ik dat dit geen blijvende toestand kan zijn: one cannot fool all of the people all of the time.

    Wie had ooit gedacht, vijftig jaar geleden, dat de kerk in Vlaanderen zou herleid zijn tot een stelletje suffende ouderlingen en enkele jongeren met (tijdelijke) waanideeën, geleid door enkele wanhopige conservatieve naïevelingen of cynische profiteurs? Het kan een tijdje duren voor de dingen duidelijk worden, maar dat is de enige vorm van verandering waarbij geen doden vallen. Met de media is hetzelfde aan het gebeuren. Er is nu concurrentie, je hoeft niet verstoken te blijven van nieuws &c. omdat je niet meer de VRT volgt. Wijzelf kijken nu naar het VTM-nieuws om zeven uur en dat valt best mee. Ik heb steeds geweigerd om naar VTM te kijken omdat ik dat associeerde met commercie, minderwaardige kwaliteit, amateurisme, frivoliteit en, vooral, morele inferioriteit en gebrek aan objectiviteit en ernst. Maar nu blijkt dat die gedachte volledig fout was: het is precies de VRT die zondigt op al die gebieden! Ik zat gevangen in een vooroordeel dat het instituut zelf me opdrong. Nu ik het VTM-nieuws bekijk, stel ik vast dat de waarheid anders is.

    We kunnen nu kiezen en vergelijken en zelf beslissen en dat is wat we te allen tijde moeten doen. Als VTM mij niet bevalt, dan zoek ik verder tot mijn verlangens ingewilligd zijn. Dat kan later misschien ook weer de VRT zijn, als de huidige malaise verdwenen is.

    Misschien vergis ik me wel degelijk en is de wereld aan het evolueren in een richting die niet de mijne is. Dat is mogelijk. Ik heb nog maar een beperkte tijd te leven met behoud van mijn oordeelsvermogen, hooguit een tiental jaren, misschien. De wereld heeft nog een langere toekomst. Ik zal zolang ik dat kan kritisch blijven en zo een heel klein beetje mijn stempel drukken op die toekomst. We zien wel. Voorlopig ben ik blij dat ik van onder de vleugels van de staatsomroep weg ben. Ik voel me niet meer verplicht om alles te weten wat ze daar vertellen, noch om het met alles eens te zijn. Ik zal kritisch blijven, maar mijzelf niet meer martelen door te blijven kijken en luisteren. Het kan ook zonder!

    Ik voel dat niet aan als een vermindering van mijn levenskwaliteit, maar als een verbetering: ik heb nu meer tijd en aandacht voor andere zaken, die veel belangrijker zijn dat wat de VRT meent te moeten brengen. Bijvoorbeeld de klassieke of ernstige muziek; op de VRT is dat bijna uitsluitend de top 100. Op de Nederlandse Concertzender heb ik op enkele dagen al meer onbekend werk en onbekende uitvoeringen gehoord dan op een jaar VRT. Dat ik niet meer hoef te luisteren naar de commentaren tussendoor en naar de interviews, mensenlief, wat een verademing! Eindelijk af van het getater van de presentatoren, de woordenkramerij van de studiogasten, de zelfingenomenheid van de makers van ‘ernstige’ programma’s, de beoordeling van alles en iedereen door zelfaangestelde experts, de futiliteit van wat als belangrijk wordt voorgesteld.

    Lieve mensen, doe eens de proef op de som: zet je radio en tv een dag af, of stem af op een andere zender. Dan merk je pas hoe verslaafd je bent, hoe je alles gewillig ondergaat. Dat is geen leven. Het kan echt ook anders. Probeer het eens?

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    01-11-2012
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Het opgeheven vingertje

    Ik ben nog aan het afkicken van mijn levenslange verslaving aan de Vlaamse staatsomroep, maar wat ik nu al niet meer mis, is het opgeheven vingertje van de VRT.



     




    Een leven lang institutioneel leven heeft me verslaafd gemaakt aan morele regels. Dat begon al heel vroeg, met ouders die de leefregels van het katholieke instituut dat Vlaanderen was na de Tweede Wereldoorlog klakkeloos overnamen in het huisgezin als een onaantastbare vanzelfsprekendheid. Elke afwijking van de norm werd met diepe morele verontwaardiging afgewezen en bestraft. De dag dat je naar school ging, de eerste kleuterklas, werd het nog erger. Daar was de warme lichamelijke liefde van het gezin, die de gestrengheid enigszins temperde op gezegende momenten, totaal afwezig en vervangen door een soms wel erg onpersoonlijke autoriteit. In plaats van vrouwen die in hun eigen gezin allicht liefdevolle moeders en echtgenotes waren, kregen we nu vooral verplicht celibataire feeksen en trutten, al dan niet als nonnetjes verkleed, die zichzelf emotioneel volledig wegcijferden voor het instituut: de school, het gezag, de kerk, de staat, de moraal.

    Het is niet meer veranderd. In de lagere school werd het alleen maar erger en in de middelbare school, waar je toch verwacht dat het er humanior aan toe zou gaan, waren de niet-autoritaire leraren zeldzaam en stonden ze in de pikorde duidelijk achter de feldwebels die het gezag op zich genomen hadden: de directeur, de superior, de prefect, de subregenten, de studiemeesters… Zij stonden in voor onze ‘opvoeding’ tot deugdelijke katholieken, niet voor onze wetenschappelijke vorming. Zelfs aan de (katholieke) universiteit was dat nog zo: het gezag was er in handen van priesters en het woog als lood op het universitaire leven, zelfs in 1968. Toen ben ik zelf tot het instituut toegetreden, in mijn geval die zelfde Katholieke Universiteit Leuven, uitgerekend de Faculteit der Godgeleerdheid, waar het aantal lekenprofessoren omzeggens nihil was. Mijn hele ‘actieve’ leven heb ik aan die universiteit doorgebracht als slachtoffer en op mijn beurt als dader van het (morele) gezag.



     




    Videant consules ne quid res publica detrimenti capiat.

    Het was de opdracht die de senaat gaf aan de (tijdelijke) consuls om voor de staat te zorgen in tijden van grote onrust of bedreiging, oorlog of rampen. Daarmee droeg de senaat tijdelijk de macht over aan de leiders, die dan autonoom en zonder veel overlegstructuren konden instaan voor het welzijn van Rome. Dit senatus consultum ultimum, het ultieme senaatsbesluit, was echter steeds tijdelijk, voor de duur van de gelegenheid waarvoor het was ingesteld. Daarna golden al de democratische wetten en rechten zoals tevoren en waren de twee consuls weer tijdelijke ambtenaren, benoemd voor slechts twee jaar.

    De gezagsdragers van de katholieke kerk van heel het Vlaamse katholieke publieke leven waren echter niet democratisch verkozen voor een ambtstermijn, maar quasi ad vitam, voor het leven. Zij belichaamden het instituut, ze werden het instituut zelve, en die vereenzelviging beschouwden ze als een eer en een heilige plicht; wie dat niet deed, was niet voldoende toegewijd en onwaardig om het gezag op zich te nemen. Men moest afstand doen van de eigen ambities en zich onderwerpen aan de doelstellingen van het instituut.

    Wat ik niet besefte, ook niet toen ik de rangen van het instituut vervoegde, wat dat er geen instituut is. Er zijn alleen maar mensen die doen alsof het er is, aan beide kanten van de barrière. De machtsdragers verdedigen hun eigen gezag en zoeken hun eigen ambities te realiseren via het instituut. De onderdanen gebruiken het instituut voor hun eigen doelstellingen en proberen zich zoveel als mogelijk te onttrekken aan de verplichtingen die het instituut hen oplegt. Men stelt zich geen vragen over de ontelbare instituten die er zijn, men aanvaardt hun bestaan en hun gezag en dat van diegenen die met de uitvoering en de toepassing van dat gezag belast zijn.

    Dat geldt in de hoogste mate voor het staatsgezag en al de vormen die dat aanneemt. Een daarvan is de staatsomroep, aanvankelijk en tot in 1960 het NIR, het Nationaal Instituut voor Radio-omroep, daarna de BRT, Belgische Radio en Televisie tot 1991. Toen kwam de splitsing in een BRTN en een RTBF. Op 1 januari 1998 heette dat de VRT, geen parastatale meer maar een NV van publiek recht. De staatsomroep was dus aanvankelijk een echte staatsinstelling, die ook gebruikt werd voor ambtelijke belangrijke mededelingen, zoals de koers van de aandelen, de waterstanden van de rivieren, boodschappen van en naar zeelieden, de zondagsmis… Het nieuws en de informatie die je er kreeg, droeg het kenmerk van de staat, het was officieel. Dat merkte je ook aan de stijl: er was geen plaats voor frivoliteit, radio was een ernstige zaak. Het was met andere woorden een instituut en de mensen die er werkten waren staatsambtenaren, bekleed met gezag, in afdalende orde van de directeur-generaal naar de koffiemadam en de poetsvrouw die de toiletten proper hield.

    Wie aan een instituut werkt, ontleent daaraan zijn of haar statuut en gezag. Dat uit zich in uniformen en aangepaste kledij, in wedden en lonen en pensioenen, in titels en hiërarchieën, in structuren, gebruiken en geplogenheden, in vlaggen en wimpels, logo’s en iconen, eretekens en reverenties, in allerlei uiterlijke tekenen en stilzwijgende overeenkomsten. Men is niet meer zomaar zichzelf, men is zijn functie. Een onbenul met een uniform aan of met een titel wordt dan plots een gezagsdrager die men moet respecteren of zelfs vrezen.


     





    Men vergeet daarbij dat wij allemaal gewoon maar mensen zijn en dat een aap met een bril op nog geen geleerde is, noch een hond met een hoed op een eerste minister. Wij zijn allemaal verschillend, zelfs zeer verschillend, maar we blijven volwaardige mensen. Niemand is intrinsiek meer dan iemand anders. Niemand heeft dan ook het recht om zich boven iemand anders te stellen, niet als persoon, maar ook niet onder het mom van het gezag dat men ontleent aan zijn functie. Een politieagent, om slechts één voorbeeld te noemen, is in de eerste plaats een mens die zich kan vergissen en die misbruik kan maken van de beperkte macht die de wet hem of haar verleent. Wij moeten de functie respecteren volgens de wettelijke voorschriften, maar niet de mens; die moeten we enkel respecteren als medemens.

    De verleiding is enorm, natuurlijk, voor elke gezagsdrager, op elk niveau, om zich te laten gelden. Wij maken het dagelijks mee, als dader of als slachtoffer. Het kan de bediende aan het loket zijn, of de kassierster in de supermarkt, de kaartjesknipper op de trein, de belastingsambtenaar, de directeur op school, het diensthoofd op het werk, de bisschop, de minister, de vakbondsafgevaardigde, de partijleider…

    Ik keer terug naar mijn bedenkingen over de staatsomroep. Ook nu de VRT een NV is, blijft het een staatsomroep, die vrijwel volledig betaald wordt met belastingsgeld. Het personeel heeft nog een bijzonder statuut. Maar zelfs zonder die juridische onderbouw voelt de VRT aan als een staatsinstelling. Men gedraagt zich daar nog steeds als dusdanig en men kijkt met misprijzen neer op de commerciële zenders, die het zonder staatssubsidies moeten doen. Men voelt zich superieur, niet alleen kwalitatief maar vooral ook moreel. Het is vanuit dat morele superioriteitsgevoel dat men de boodschap brengt. In het journaal blijkt dat uit de morele verontwaardiging die men ten toon spreidt bij de nieuwsitems: moord en verkrachting, oorlog, fraude, verkeersslachtoffers, noem maar op. Het volstaat niet dat men het nieuws brengt, er moet altijd een opgeheven vingertje bij zijn, een moreel oordeel en vaker nog een morele veroordeling. Als men het over het ‘Griekse drama’ heeft, gebeurt dat in dramatische termen: Griekenland staat aan de rand van de afgrond en dat is hun eigen schuld, ze hebben vals gespeeld, ze hebben boven hun stand geleefd en moeten nu maar het gelag betalen. Enzovoort, uitentreuren. Je kan de obligate morele verontwaardiging aflezen van het gezicht van de presentatoren.

    Een gevolg van die ingesteldheid is dat men bij voorkeur slecht nieuws brengt. Dat geeft immers volop de gelegenheid om de gemoederen te bespelen met die morele bekkentrekkerij. Als er eens iets goeds te melden valt, is de teleurstelling en de wrevel duidelijk merkbaar bij de nieuwslezer van dienst. Aan het goede nieuws, dat er toch ten minste zo vaak moet zijn als het slechte, besteedt men nauwelijks enige aandacht en dan nog en passant. Elke verkeersdode moet vermeld, het liefst nog met bloederige beelden, maar niet elk pasgeboren kind.

    Een ander gevolg is dat men bij de openbare omroep een hoge concentratie vaststelt van linkse intellectuelen, of wat daarvoor doorgaat, van wereldverbeteraars allerhande en moraalridders. Van mensen kortom die zich met de staatsomroep vereenzelvigen en bekleed met dat onverdiend gezag de wereld belerend en verwijtend tegemoet treden. Alsof zij doordat ze tot de VRT behoren plots iets anders worden dan wie of wat ze waren, alsof hun noblesse óns oblige. Wat geeft hen het lef, denk ik dan, om hun opinie zomaar de huiskamers in te jagen? Wie zijn zij wel, dat zij het allemaal zo goed begrijpen en het ook nog goed kunnen uitleggen? Waarom zouden zij het beter weten, dag na dag, dan jij en, ja, waarom niet, ook ik? Zijn zij dan expert op al de gebieden die zij in één uitzending bestrijken? Komen al hun voorspellingen dan uit? Zijn al hun interpretaties wel gerechtvaardigd? Vergissen zij zich nooit schromelijk? En verontschuldigen zij zich ooit voor hun flaters, hun onnauwkeurige verslagen of hun misplaatste opmerkingen waar niemand om gevraagd heeft, voor wat ze niet vermeld hebben, bewust of uit onwetendheid? Waarom zouden zij beter zijn dan iemand anders? Toch niet gewoon omdat zij bij de VRT werken? Er zijn ongetwijfeld verstandige, eerlijke en hardwerkende mensen bij de VRT. Maar waarom zouden we moeten aannemen dat zij daar in grotere getale aanwezig zijn? Vraag aan honderd willekeurige mensen waar zij zichzelf situeren in hun eigen groep, bijvoorbeeld hun beroep of hun hobby. Meer dan 80% zegt tot de top tien te behoren, wat natuurlijk statistisch onmogelijk is. De zelfoverschatting bij staatsambtenaren is zo mogelijk nog schrijnender.

    Ik weet waarover ik spreek. Ik heb tijdens mijn loopbaan vaak te kampen gehad met idioten die met gezagsargumenten hun gelijk moesten halen. Maar ik heb me zelf ook aan dergelijke praktijken schuldig gemaakt, onbewust maar, helaas, ook bewust, willens en wetens. Ik ben vaak verwaand geweest en zelfs aanstellerig, vol misprijzen voor wie mijn mening niet deelde. Dat lag voor een deel aan mijn karakter, maar voor een deel ook aan mijn functie. Power corrupts… Gezag doet mensen dat gezag misbruiken. Machtswellust is een van de diepste gronden van alle kwaad dat mensen elkaar aandoen.

    Nu ik geen enkel gezag meer bekleed, geen enkele officiële functie meer bekleed en nog enkel in eigen naam spreek, voel ik een nederigheid die me goed van pas zou gekomen zijn in mijn ‘actieve’ leven. Maar ik voel me tevens bevrijd van de last van de macht en de verantwoordelijkheid die ooit op mijn schouders rustten. Ik kijk nu anders naar de wereld en ik merk dat gezag, macht en het misbruik daarvan de oorzaak zijn van alle ellende. Het is een moeilijke weg terug, maar ik ben ervan overtuigd dat het de enige uitweg is.

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2
  • Recensie: Epicurus
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 1
  • De waanzin van het kwaad
  • Het einde
  • God, of Christus?
  • Een onsterfelijke ziel?
  • Geloof en godsdienst in een seculiere samenleving
  • Godsdienst en wapengeweld
  • Aloud atheïsme
  • de grond van de zaak: de neutraliteit van de staat?
  • Paul Claes, Het pelsken van Rubens
  • De persoon en de functie.
  • Chaos en orde
  • Godsdienst of cultuur?
  • Recensie: Hans Plets, Verdwaald in de werkelijkheid.
  • vrijheid van mening genuanceerd?
  • Het placebo-effect
  • De Maagdenburgse halve bollen
  • Godsdienst en secularisme
  • Overweging bij de moord op een Franse leraar: antiklerikalisme
  • Het Gele gevaar
  • Studentendoop, of moord.
  • orendul
  • orendul
  • Vergif uitademen
  • Si dolce e'l tormento
  • Pasen?
  • Melomaan, nogmaals
  • Socialisme, toen en nu
  • Le prisonnier de la tour
  • Nachtwandeling
  • 'Rassengelijkheid' en intelligentie
  • verantwoordelijkheid
  • al te vroeg gestorven
  • Melomaan
  • digitale revolutie: weerstations
  • Lof: Tantum ergo
  • Gnossiennes? Een etymologische bijdrage van gastauteur Paul Claes
  • God is groter. Het testament van Spinoza.
  • Dichtbundel Mia Loots: wie ik ben
  • Peter Venmans, Discretie (recensie)
  • Het geloof van de kolenbrander
  • Openbaring
  • pas verschenen
  • Luts verjaardag 2018
  • Beestenboek
  • Adam en Eva in het aards paradijs
  • Waarom? Daarom!
  • appartementisering


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!