Massaliteit alom Talloos
veel miljoenen kijkers en luisteraars, verspreid over onze globe,
zullen aanstaande zaterdag 's avonds opnieuw voor het huiskamerscherm
zitten om het jaarlijkse klassieke muziekfestijn bij uitstek The Last Night of the Proms
met nog onaardig wat meer spektakel, en doorgaans erg flauwe, grappen
en dito grollen, dan dat elke Nieuwjaarsdag weer vanuit Wenen het geval
is door, voorzover dat de muziek betreft, een podium met
instrumentale en vocale uitvoerenden en niet te vergeten een dirigent
, die een gevarieerd programma voor de pauze zullen presenteren, en na
de pauze zowaar een première en een door Benjamin Britten (1913-1976)
bewerkt, reeds veel langer bestaand muziekstuk. Daarna
komt de herhaling van elk jaar steeds maar weer hetzelfde van Elgar,
Vaughan Williams, Thomas Arne, en voorafgaande aan de National Anthem
Jerusalem van
Charles Hubert Hastings Parry (1848-1918), die zijn internationale
bekendheid aan precies dit werk te danken heeft. Op veel scholen in het
Verenigd Koninkrijk en in de voormalige vazalstaten is Jerusalem
nog altijd een verplicht nummer 's ochtends vroeg in de aula, alvorens
de lessen mogen beginnen. Het is dus niet voor niets dat zoveel mensen
dit, op zich helemaal niet zo beroerde stuk, Jerusalem intens haten. "Ik wil het nooit meer horen!" is een niet zelden geuite verzuchting.
Pijnlijke onderwaardering Het zal je, als kunstenaar, toch maar tijdens je ondermaanse bestaan reeds overkomen: je naam blijft ten
eeuwigen dage voornamelijk verbonden aan slechts één werk, ook al zijn
er, verspreid voorkomend, mensen en instellingen die iets meer over je
weten en tevens proberen die kennis in woord, geschrift en daad, en,
mutatis mutandis, in gepaste klanken, te blijven verspreiden. Bijna elk
land heeft wel zo'n figuur in de verschillende disciplines van de
cultuur. Kent iemand in Nederland nog de bekwame musicus, componerend
in neoromatische stijl, Peter van Anrooy (1879-1954), van iets anders
dan de Piet Heyn Rhapsodie?
En hoevelen, die niet dagelijks gedichten uit het klassieke repertoire
lezen, kennen Hendrik Marsman (1899-1940) van een ander literair werk
dan het gedicht Denkend aan Holland...? In de Duitse cultuur vergaat het Ludwig van Beethoven (1770-1827) in tal van kringen nauwelijks beter: het pianodeuntje Für Elise
weet menigeen stante pede op te hoesten, en, afhankelijk van de
context, meer nog het, ten onrechte als zodanig gekwalificeerde,
Noodlotsthema dat de Vijfde Symfonie opent. En is het Friedrich von
Schiller (1759-1805) beter vergaan? Bijna ieder, die in zijn middelbare
schooljaren Duits heeft gehad, roept terecht Die Glocke, daarentegen is het aantal mensen te verwaarlozen, dat weet dat hij ook de auteur is van de ode An die Freude, die als koortekst dient in het laatste deel van Beethovens Negende Symfonie. In
het Verenigd Koninkrijk blijft de naam (Charles) Hubert (Hastings)
Parry componist van tal van werken in uiteenlopende disciplines van de
muziekcultuur voor de eeuwigheid, helaas, vrijwel uitsluitend verbonden aan zijn toonzetting van Jerusalem dat de dichter en beeldend kunstenaar William Blake (1757-1827) omstreeks 1803 heeft geschreven.
Groot talent Parry
werd in 1848 in Bornemouth geboren als kind van welgestelde ouders.
Gedurende zijn primaire scholing in Eton kreeg hij reeds muzieklessen
van George Elvey (1816-1893) van de Saint George's Chapel. Eenmaal in
Oxford, ging hij compositie studeren bij Henry Hugo Pierson
(1815-1873). Al die invloeden, in combinatie met het muzikale talent
dat hem gegeven was, zorgden ervoor dat Parry als tweeëntwintigjarige
reeds Bachelor of Music van Oxford werd. Maar nadat hij was
afgestudeerd, ging hij eerst drie jaar werken op het bekende kantoor
van Lloyds (of London) Verzekeringsmaatschappij. Tegelijkertijd kreeg
hij compositieles van Edward Dannreuther [1] (1844-1905),
die Parry met de muziek van Richard Wagner (1813-1883) in contact
bracht, en die hem in kleine kring wel een aardig podium voor zijn
composities in de sfeer van de kamermuziek bood: tijdens eigen
huisconcerten. Dertig jaar oud was Parry toen hij zijn eerste
orkestwerk publiceerde: het Pianoconcert in fis-klein. Bijbelse invloeden Vervolgens
schreef Parry een hele reeks werken in tal van muzikale disciplines:
kamermuziek, odes, koorwerken, cantates, liederen en libretti. Drie
oratoria heeft hij de (in principe Britse) luisteraars geschonken: Judith (1888), Job (1892) en Koning Saul (ca. 1894).
Naar
aanleiding van dat vele componeren is wel eens beweerd dat die Parry
desnoods de complete Bijbel op muziek zou zetten. Je ontkomt niet aan
de indruk dat dit enigszins denigrerend is bedoeld geweest, zeker als
men daarbij bedenkt dat de componist nog zoveel andere functies
vervulde en steeds, op ieder vrij moment, er weer even voor ging
zitten. Zoals gezegd: een vakman, die als componist door de wol was
gekleurd en alles kon, behalve de muzikale hemel bestormen en waarlijk
nieuwe wegen inslaan. Een ander saillant detail is dat tal van
musciologen en critici van mening waren dat velen zo intens van zijn
muziek hielden omdat de man zo'n beminnelijk wezen was.... Hubert Parry
was niet de eerste kunstenaar die dat is overkomen, en hij zal al
evenmin de laatste geweest zijn. Nevenfuncties Vanaf
1883 doceerde Parry aan het Royal College of Music, waar hij opklom tot
directeur, een positie die hij vanaf 1894 tot aan zijn overlijden in
1918 heeft bekleed. Daarnaast werd hij in 1900 ook nog professor in
Oxford. Eén van zijn beroemdste studenten was Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), die enorme bewondering koesterde voor de structuur van
Parry's compositietechiek voor koorwerken. Naast zijn functies als directeur en componist heeft Parry ook nog diverse boeken geschreven, waaronder: The Art of Music (1893, 1896) en The Music of the Seventeenth Century (1902, als deel III van de Oxford History of Music), in 1909 weer gevolgd door Johann Sebastian Bach, en in 1911 door Style in Musical Art. Vanaf 1877 was Parry, op uitnodiging van de initiator, George Grove (1820-1900), tevens medewerker van diens befaamde Dictionary of Music. Het
heeft de successieve Engelse majesteiten van anno toen behaagd de
kunstenaar te onderscheiden. In 1898 werd hij door Victoria geridderd,
en vijf jaar later verleende Eduard VII aan Hubert Parry de titel
baronet. Tweeslachtige bejegening Erg
opvallend is de zeer tweeslachtige bejegening van de componist Parry,
niet alleen door musicologen en critici, maar al evenzeer door
muziekhistorici en aanverwante kenners. De beroemde,
maar evenzo beruchte, muziekscribent George Bernard Shaw (1856-1950)
was in zijn afwijzing van Parry's muziek zeer duidelijk, en dat zorgde
wel eens voor wat onbegrip. Maar, geplaatst binnen de context van Shaws
voorkeuren ― minder muzikaal talent en genie dan Richard Wagner vond in
zijn ogen per definitie geen genade ―, kregen ook Johannes Brahms en
Antonín Dvořak dezelfde 'behandeling', wat de afwijzing van zijn
landsman vanzelfsprekend wel weer wat relativeert. Literatuur Tal
van boeken die de Engelse muziek van, ruim genomen, de laatste eeuw
behandelen, noemen Parry slechts terloops of laten slechts één of
enkele titel(s) uit zijn rijke oeuvre de revue passeren. Werken die
specifiek gericht zijn op de Engelse muziek van de twintigste eeuw
noemen steevast Edward Elgar (1857-1934), Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), Frederick Delius
(1863-1943) en diverse andere directe tijdgenoten van Parry, maar al
deze laten onze protagonist van hun vaderlandse muziekwereld en zijn
oeuvre links liggen. De Nederlandse musicus Marius Flothuis (1914-2001)
doet in zijn boek Hedendaagse Engelse componisten, ongeveer een halve eeuw geleden verschenen, evenmin een poging om Parry in zijn overwegingen te betrekken. Uitgebreide informatie Hoewel
Charles Hubert Hastings Parry in een overzichtswerk van de twintigste
eeuwse muziek in Scandinavië, Engeland en Nederland ― geschreven door
de componist Humphrey Searle (1915-1982) en Robert Layton (geb. 1930) ―
eveneens slechts in één alinea voorkomt, wordt daarin wel vermeld dat
zijn muziek, ondanks het feit dat deze zeer weinig meer wordt gespeeld,
echter een zodanig niveau heeft dat het alles overstijgt wat eerder in
de negentiende eeuw werd geschreven. Een andere autoriteit op het
gebied van de Engelse muziek, Henry Raynor, wijst erop dat slechts twee
werken van Parry de tand des tijds hebben doorstaan: het eerder
genoemde (en jaarlijks voor een ontelbaar aantal televisiekijkers en
radioluisteraars in de Albert Hall te Londen gespeelde Jerusalem) en de psalmbewerking I was glad,
gecomponeerd in 1902 ter gelegenheid van de kroning van Edward VII.
Deze psalmversie kreeg, inmiddels een kleine vier decennia geleden, een
aardig wat ruimere bekendheid buiten het Verenigd Koninkrijk door het
Kings College Choir van Cambridge, dat het eveneens op de uiterst
succesvolle grammofoonplaat The Psalms of David vertolkt. Oxford-standaardwerk In
schril contrast daarmee is de relatief uitgebreide aandacht die Ernest
Walker (1870-1949) besteedt aan Hubert Parry en diens muziek. Hij doet
dat in zijn standaardwerk A History of Music in England uit
1907 (Oxford University Press). Die datum ― Parry leefde toen nog ― zou
op zich een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat er
zo'n dertig van zijn werken in het boek aan de orde komen. Maar ook in
de herdrukken is het belang van deze componist in historisch
perspectief gelijk gebleven, hetgeen in het kader van de opzet van zo'n
boek weliswaar principieel geen verwondering wekt, maar in de praktijk
niet altijd een wet van Meden en Perzen is gebleken. Walker geeft
een beknopt overzicht van Parry's leven en hij besteedt bijna vier
pagina's aan diens werk. Verder komen de componist en afzonderlijke van
zijn stukken in de loop van de geschiedenis weer aan bod waar dat
noodzakelijk dan wel nuttig is. Renaissance Die
opvatting wordt onderbouwd door de analytische muziekscribent Eric Blom
(1888-1959), die de rehabilitatie van de kwaliteit in de muziek, met
het niveau van Purcell, en daarmee het begin van de renaissance,
toespitst op de jaren 1880-1900. Het is Hubert Parry geweest die, met
zijn koorwerk op scènes uit Prometheus Unbound van Percy Bysshe
Shelley (1792-1822), tijdens het Gloucester Three Choirs Festival van
1880, hiertoe de aanzet heeft gegeven. Weliswaar is het geen
spectaculair-revolutionaire compositie, maar de nieuwe richting was
hiermee onomkeerbaar aangegeven. De Nationale Hymne van Parry werd gecomponeerd in 1916 en zes jaar daarna georkestreerd door Edward Elgar: JERUSALEM: And did those feet in ancient time Walk up on England's mountains green? And was the Holy Lamb of God On England's pleasant pastures seen? And did the countenance divine Shine forth upon our clouded hills? And was Jerusalem builded here Among those dark satanic mills? Bring me my bow of burning gold! Bring me my arrows of desire! Bring me my spear! O clouds unfold! Bring me my chariot of fire! I will not cease from mental fight, Nor shall my sword sleep in my hand, Till we have built Jerusalem In England's green and pleasant land. Ritueel gebruik William Blake's Jerusalem is opgenomen in het hoofdstuk National Hymns (nr. 640; zie de afb.) van The Church Hymnary (with
music) van de Oxford University Press, ten gebruike tijdens de
eredienst in tal van (meestal presbyteriaanse) kerken in het Verenigd
Koninkrijk. Parry is in dat boek eveneens vertegenwoordigd met zijn
toonzetting van The Lord Jesus Christ op tekst van Charles Wesley (1707-1788) en The Christian Life van de thans bijna vergeten dichter John Geenleaf Whittier (1807-1892). __________
[1] Edward Dannreuther heeft de tekst van Über das Dirigieren van Richard Wagner dat in 1869 gelijktijdig in de Neue Zeitschrift für Musik en in de New York Musik-Zeitung was verschenen , vertaald als On Conducting. ____________ Afbeeldingen 1. Benjamin Britten.Tekening uit 1987 van Eildert Beeftink. 2. De veelvuldig onderschatte componist Charles Hubert Hastings Parry. 3. De Engelse dichter William Blake, in 1807 geschilderd door Thomas Phillips (1770-1845). 4. Saul wordt gezalfd. (I Samuel X, 1). Afbeelding uit de Printbybel A.D. 1696. 5. Muziekscribent George Grove, initiator van GROVE Dictionary of Music and Musicians. 6. Muziekcriticus en een der grootste dramaschrijvers van de eerste helft der twintigste eeuw, George Berard Shaw. 7. De componist Frederick Delius. 8. Tekst op de voorzijde van het stofomslag van de editie 1970 van Walkers boek uit 1907. 9. Portret van de dichter Percy Bysshe Shelley. 10. Pagina uit de Church Hymnary met de muziek en de tekst van Jerusalem.
|