Tweemaal in de ether Het Orchestre National de France geeft de komende zondagmiddag, vanaf 14:02 uur, op Radio 4 een uitvoering van de Zesde Symfonie van
Gustav Mahler. Dat betreft een opname van 13 december 2007, gemaakt in
het Théâtre des Champs Elysées te Parijs. Dirigent voor die gelegenheid
was Daniele Gatti. Op
woensdag 1 oktober klinkt dezelfde symfonie, met beelden, op de
muziekzender Mezzo, vanaf 's ochtens 11:50 uur. Daarbij gaat het om een
opname van 2007 tijdens het Festival in het Zwitserse Luzern. Het naar
die gebeurtenis genoemde gelegenheidsorkest dat in 2o03 door Claudio
Abbado nieuw leven isingeblazen Hij leidt ook de uitvoering van Mahlers
Zesde. Helemaal vlekkeloos was die uitvoering overigens niet.
Katalysator Hoewel
Gustav Mahler (1860-1911) zonder enige twijfel de belangrijkste
voorloper van de moderne muziek is geweest, lopen de meningen ook heden
ten dage, een eeuw na diens overlijden, nog altijd sterk uiteen.
Aanhangers bestempelen hem tot een buitengewoon genie, zijn
tegenstanders vinden hem weinig meer dan een componerende charlatan en
kwalificeren zijn muziek als rommel.
Tussen die uitersten ligt een historisch waardeoordeel, en hoe men het
ook wendt of keert, Gustav Mahler heeft een uitzonderlijke bijdrage
geleverd aan de muzikale omwenteling die rond 1900 heeft
plaatsgehad. Hij heeft gefungeerd als katalysator: via hem liep de lijn
van de harmonische verfijning uit de negentiende eeuw tot in de nieuwe
klankwereld, die Arnold Schönberg (1874-1951) met zijn Wiener Kreis
heeft geopend. Schönberg had dan ook een hoge dunk van Mahler, en op
grond daarvan zal hij zijn Harmonielehre wel aan zijn
voorganger en tijdgenoot hebben opgedragen. "Ik geloof er zeer vast en
onwankelbaar in dat Gustav Mahler één van de grootste mensen en
kunstenaars was," vatte Schönberg zijn ideeën over deze componist en
dirigent eens samen. Persoonlijke vereenzaming In
de privésfeer was Mahler nadrukkelijk op zichzelf gericht. Hij had een
ijzersterke wil en het opvallende was dat hij deze steeds wist door te
zetten. Hij kende maar één (gecombineerd) doel in zijn leven: het
bereiken van zijn idealen en het vervullen van de taak, die hij
zichzelf had gesteld. Hij gunde zichzelf nimmer rust, en mede daarom
moet zijn geest een soort van perpetuum mobile geweest zijn.
Het was steeds opnieuw het werk dat hem riep, of dat nu het componeren
was of zijn optreden als dirigent van opera's en concerten. Steeds
opnieuw werden Mahler sleutelposities in het Europese en overzeese
muziekleven aangeboden, en dat zorgde er mede voor dat het
vereenzamingsproces in de persoon Mahler zich langzaamaan sneller ging
voltrekken. Als gevolg van zijn instelling ― de houding die hij,
overeenkomstig de structuur van zijn karakter, vrijwel altijd aannam ―
bevond hij zich op een moeizame weg, die hij volstrekt alleen moest
afleggen. De functies die hij bekleedde, legden daar nog eens extra de
nadruk op. Ook de manier waarop hij zich in woord en geschrift heeft
geuit, toont dat duidelijk aan. Hij sprak en schreef op een manier die
een uitzonderlijk sterk egobewustzijn aan de dag legde. Met zijn bij
tijd en wijle aanstootgevende gedrag ― af en toe zelfs grof ― gaf hij
dikwijls de indruk dat hij mensenschuw was. Dat was echter niet aan de
orde als het ging om mensen met wie hij samenwerkte. Hij trakteerde het
orkest meer dan eens op een 'bieravondje' waaraan hij dan zelf kort
deelnam. Niveau handhaven Met
laster en aanverwante, laag bij de grondse uitingen wilde Mahler niets
van doen hebben. Hij was de mening toegedaan dat hij verheven diende te
zijn boven dergelijk inferieur gedrag. Kenmerkend in dat verband zijn
de woorden: "Ik moet bovenaan blijven. Ik kan me door niets laten
irriteren of naar beneden laten halen. Het is al moeilijk genoeg om me
steeds op niveau te handhaven." Opvallend was tevens dat hij de
karaktereigenschap bezat, mensen blindelings te vertrouwen, maar als
hij eenmaal was bedrogen, dan kende zijn wantrouwen ook geen grenzen
meer. En dat past uitstekend in het kader van Mahlers onvermogen tot
het erkennen van grenzen, als mens en als kunstenaar. Bekentenisliteratuur Gustav Mahlers 'Tragische' Symfonie, de Zesde, vormt het middenstuk van een drietal zuiver instrumentale
werken ― samen met de eraan voorafgaande Vijfde en de erop aansluitende
Zevende ― die dezelfde stilistische principes hebben. Alleen zijn
laatste complete symfonie, de Negende, is ook weer geheel
instrumentaal, en dat geldt eveneens voor het Adagio van de onvoltooide Tiende Symfonie. Na de eerste, Der Titan [1],
volgden drie symfonieën met vocale partijen, voordat Mahler opnieuw aan
een 'blok' symfonieën zonder de menselijke stem ging werken. Die
periode duurde van 1901 tot 1905. Formeel is Mahler in zijn Zesde
Symfonie 'teruggekeerd' tot het oude, vierdelige model: Allegro,
Scherzo, Andante, Finale. Toch is juist zijn 'Tragische' nog wel het
verst verwijderd van alles wat tot op dat moment als symfonie gold.
Daar komt nog bij dat dit opus de meest persoonlijke bekentenis vormt
van de mens Gustav Mahler, al gaat één en ander zelfs in dat kader nog
extreem ver. Er is niet alleen sprake van een 'presentatie'-zonder-enig
voorbehoud ― de componist stelt zichzelf in dit werk grandioos aan de
kaak, op een wijze zoals het Noodlot dat dikwijls doet met zijn Held. Pessimisme Het
is op zijn zachtst gezed opvallend dat Mahler een tragische symfonie
schreef tijdens een periode waarin het hem in meer dan één opzicht goed
ging. Toen hij in 1903 aan zijn Zesde begon, bevond hij zich op het
hoogepunt van zijn roem als dirigent. Daarnaast werd het succes
van de componikst ook allengs groter. In de persoonlijike sfeer verliep
ook alles beter dan ooit tevoren, en volgens zijn vrouw Alma voelde
Mahler zich in die periode ook werkelijk gelukkig en zelfverzekerd.
Toch is Mahler in zijn gehele oeuvre nergens zo pessimistisch als in
deze symfonie, al stamt de benaming 'Tragische' ― althans voorzover wij
nu weten ― niet van hemzelf. Het is echter wel een feit dat diverse
auteurs, onder wie Simon Vestdijk (1898-1971) [2] beweren dat die kwalificatie wel degelijk van Mahler zelf afkomstig is. Wanneer we alle tien symfonieën [3] nader beschouwen, blijkt dat alle in grote terts eindigen, met uitzondering van de Zesde. Onbewuste sfeer Zelfs
de Negende Symfonie, die ontstond in een periode waarin Mahler zich
pijnlijk bewust was van een hartkwaal, en die dan ook één en al de
sfeer van afscheid ademt, maar met nog extra nadruk in het slotdeel.
Daarin spelen weemoed en verlangen een doorslaggevende rol. Desondanks
heeft die laatste voltooide symfonie als uiteindelijke toonsoort toch
nog weer majeur. En dat geldt al evenzeer voor Das Lied von der Erde, waarvan het laatste onderdeel zelfs als titel Der Abschied heeft. Er
is wel vaker gespeculeerd over dat einde van de Zesde: zo zou het te
maken hebben met Mahlers extreme gevoeligheid en in het kader daarvan
zou hij onbewust allang hebben opgevangen wat het Noodlot voor hem in
petto had, wat dus ook in een andere sfeer dan onze alledaagse reeds
zijn schaduwen vooruit wierp: de kristallisatie van een andere wereld.
Wat echter ook de oorzaak moge wezen, het tragische element speelt de
hoofdrol: het gevecht tegen het Noodlot, waarvoor de componist gebruik
heeft gemaakt een zeer uitgebreid arsenaal aan instrumenten.
Instrumentatie In
de Zesde Symfonie gaat Gustav Mahler zeer ver met zijn instrumentatie.
Het voor traditionele begrippen toch al sterk bezette orkest, met een
grote strijkersgroep en veelvuldig bezet hout en koper, wordt nog eens
versterkt met een enorme batterij slagwerk, waarin een roede en een
hamer een zeer symbolische betekenis krijgen. Daarmee worden de
opstandige elementen gekarakteriseerd, met als tegenhanger de
'koebellen', die een pastorale sfeer overbrengen. Echter ook die is vol
symboliek, want waar wordt het klankbeeld in het menselijk oor bepaald
door koebellen? In de pastorale eenzaamheid van het hooggebergte! Daar
waar de mens wordt 'gedwongen' tot worsteling met zichzelf. Mahler-exegeet Eggebrecht [4]
schrijft in zijn boek over diens muziek dat de motieven en thema's van
deze componst bij de toehoorder associaties wekken met muziek, die men
reeds van elders kent, die men al in het gehoor heeft, als iets dat 'er
al was'. Als een kenmerk van het universele, het onderhuidse van
Mahlers kunst. Die
uitzonderlijke instrumentatie is overigens dikwijls onderhevig geweest
aan kritiek, tot in het karikaturale toe. Zo verscheen er in een
satirisch tijdschrift in Wenen een tekening, waarop Mahler bij een
batterij slagwerk staat afgebeeld, met een deel van het nooit erder
gebruikte instrumentarium. In zijn hand houdt hij een claxon, aan zijn
voeten ligt een houten knuppel. Mahler grijpt zich bij het hoofd en
'zegt': "Herrgott, daß ich die Hupe vergessen habe! Jetzt kann ich noch
eine Sinfonie schreiben." Thematiek Vanzelfsprekend
is Mahlers muziek niet denkbaar zonder die van zijn grote voorgangers,
met name die van Beethoven, Schumann, Wagner, Liszt en Bruckner.
Thema's uit hun werken zijn dan ook bij herhaling in het oeuvre van
Mahler te vinden, onder meer in deze Tragische Symfonie. En dat is niet
het geval als gevolg van zijn andere functie en hij uit hoofde daarvan
dirigentenmuziek schreef. Dat is echter wel vaker over Mahler beweerd.
De verwijzingen in zijn muziek naar werk(en) van andere componisten,
evenals de afgeleiden en de letterlijke citaten, vervullen hun normale
functie binnen het kader van de Zesde Symfonie. Trivialiteit Eén
van de verwijten, welke veelvuldig jegens Mahlers muziek zijn gemaakt
en tot het herkenbare standaardrepertoire van de tegenstanders zijn
blijven behoren, is de verwijzing naar het triviale, wat weer op hevig
verzet stuit van zijn vereerders. Ongetwijfeld vallen er elementen in
Mahlers muziek aan te wijzen, die een kern van trivialiteit in zich
bergen. Maar ook hier zij gezegd: het is en blijft van groot belang wie
wat, waar en hoe schrijft. De enorme discrepantie die er bestaat tussen
de in noten verpakte 'verdovende middelen' en de eventuele trivialiteit
van de activerende noten uit de koker van een muzikaal genie, valt
nauwelijks in woorden te vatten, maar is voor de oplettende toehoorder
tamelijk snel te onderkennen. Waar er in Mahlers composities al sprake
zou kunnen zijn van trivialiteit, blijft deze onder alle omstandigheden
― in ieder geval in zijn symfonieën ― Edelkitsch. Zo kan men in het Andante van de Zesde Symfonie weliswaar een aanzet tot 'overspanning' bespeuren, maar alles blijft weer net binnen de begrenzingen
van het aanvaardbare, en vanzelfsprekend kan een dirigent daar zijn
invoed ― zowel ten faveure, alsook ten detrimente ― zeer nadrukkelijk
doen gelden. Mahlers verfijnde instrumentatiekunst en de technische
uitwerking van het materiaal zorgen ervoor dat het klinkende resultaat
nergens is gedegenereerd tot een instrumentale smartlap. Integendeel:
Mahler weet zich in deze Zesde Symfonie te manifesteren als een
instrumentale Orpheus. Volgorde der delen Oorspronkelijk had Mahler het Scherzo als tweede deel geconcipieerd, doch later wijzigde hij de volgorde door het Andante vóór het Scherzo te
plaatsen. Na de eerste uitvoering draaide hij die ingreep weer terug.
Op geluidsdragers vinden we heden ten dage nog steeds versies van deze
symfonie waarin de gewijzigde volgorde wordt aangehouden. Er is
muzikaal gezien, ook wel wat voor te zeggen om dat Andante als tweede deel te spelen, omdat dit veel meer aansluit op de geladen coda van het Allegro. Het vierde deel heeft als betiteling uitsluitend Finale, maar
daarmee is volstrekt niet voldoende uitgedrukt, omdat juist dit deel de
kern van het hele opus vormt. Hierin komt het tot de definitieve
confrontatie tussen de Held en zijn Noodlot, al gaat hier de Held tragisch ten onder, hetgeen nog eens symbolisch wordt benadrukt door de hamerslagen. Wijzigingen Soms
werd Mahler volstrekt wanhopig wanneer hij met een orkest een eigen
symfonie repeteerde, maar het kon nog erger worden wanneer hij eenmaal
een uitvoering had geleid. Als gevolg daarvan onderwierp hij elke
nieuwe symfonie dan ook aan een revisie, en hij bleef daarin zo lang
wijzigingen aanbrengen ― ook in de instrumentatie ― totdat hij ervan
overtuigd was dat zijn bedoelingen beter zouden worden begrepen. Enkele
van die revisies waren echter zo ingrijpend dat er uiteindelijk een
geheel nieuwe symfonie ontstond, zoals dat het geval is geweest met de
Eerste en later met de Vijfde. Nergens heeft hij echter zo intens en
tot in het kleinste detail gevarieerd als in zijn Tragische Symfonie. Enkele
van die wijzigingen zijn zeer markant: zo wilde Mahler aanvankelijk dat
de celesta('s) in F zou(den) zijn, maar later liet hij die aanduiding
achterwege. Met nadruk laat de componist weten dat de celesta twee- of
zelfs meervoudig bezet dient te zijn. En met betrekking tot de harpen
bestonden op een gegeven moment ook vragen, omdat Mahler in zijn
opsomming weliswaar twee noemt, maar later in de symfonie om "mehrere"
vraagt, en nog weer verderop zeer gespecificeerd vier aangeeft.
Mahler-expert Hans Ferdinand Redlich (1903-1968) lost dat in de
Eulenburg-versie van de partituur heel handig op door bij de
'Orkestbezetting' weliswaar 2 harpen te noemen, doch daar direct aan
toe te voegen: "doppelt besetzt". Koebellen Opvallend
is tevens dat Mahler in zijn revisie een opmerking maakt met betrekking
tot de koebellen. Wanneer er een theater-uitvoering van de Zesde zou
worden gegeven, wilde hij dat de koebellen 'acher de coulissen' zouden
klinken. 'Revisionist' Erwin Ratz laat deze opmerking van de componist
in zijn in 1963 verschenen, gereviseerde versie van de Zesde echter
zonder enig commentaar achterwege. En zo is er nog veel meer waaraan de
componist heeft zitten veranderen, en dat zo lang heeft doorgezet
totdat hij tevreden was. Ondanks
al die specialistische en zeer gedetailleerde ingrepen is er in de
Zesde Symfonie helemaal geen sprake van een nader gedefinieerd
'programma'. Daartegenover staat echter de intens verweven eenheid van
het thematische materiaal. Meningen "De
enige Zesde, ondanks de 'Pastorale'," zei Alban Berg (1885-1935) over
deze symfonie. Mahler zelf was van oordeel dat zijn 'Tragische'
"raadsels zal opgeven", althans dat schreef hij in een brief aan zijn
vriend Richard Specht (1870-1932) in 1904. Twee jaar later schreef de
componist aan zijn Nederlandse vriend en voorvechter Willem Mengelberg:
"Mijn Zesde schijnt weer een hade noot te zijn, die door de zwakke
tanden van onze kritiek niet gekraakt kan worden." En verderop in
diezelfde brief laat hij weten dat hij zich al verheugt op de
uitvoering in Amsterdam. "Moet ik de koebellen meebrengen?" vraagt hij. Overigens
was niet iedereen even enthousiast over de componist Gustav Mahler. De
redelijk met talent begiftigde Richard Strauss zei eens over het
compositorische genie Mahler: "Helemaal geen componist, alleen maar een
heel groot dirigent." Uitvoeringen De
eerste uitvoerng van deze Zesde Smfonie werd gegeven onder leiding van
de componist op 27 mei 1906, ter gelegenheid va het 42ste
Toonkunstenaarsfestival in Essen. Naast de musici van het stedelijk
orkest aldaar werkte het Utrechts Stedelijk Orkest aan dat concert mee. Alma
Mahler wijst erop dat er geen ander werk is geweest dat de componist zo
heeft aangegrepen toen hij het voor het eerst hoorde. En ook suggereert
zij dat Mahler één en ander moet hebben voorvoeld, omdat hij voor de
finale het begrip Antizipando gebruikt [5]. Minder dan twee jaar nadat de componist zijn werk aan de eerste versie van deze symfonie had afgesloten [6],
klonk de eerste uitvoering. Het opus werd echter niet met groot
enhousiasme ontvangen en het beleefde ook niet zoveel presentaties. Nog
steeds geldt de Zesde als de minst gespeelde van Mahlers symfonieën, al
is de belangstelling hievoor gedurende de laatste decennia steeds meer
gegroeid. In Amerika, waar Mahler tijdens de laatste jaren van zijn
leven veel heeft gedirigeerd, zou het concertpubliek pas in 1947 kennis
kunnen nemen van dit opus. In Engeland zou Anton von Webern omstreeks
1936 een uitvoering leiden, maar hij moest op het laatste moment worden
vervangen door Adrian Boult. Francis Travis In Nederland heeft de Amerikaans-Zwitserse Mahler-specialist Francis Travis ― die in de jaren zestig
en zeventig veelvuldig gastdirecties bij de orkesten in o.a. Groningen
en Utrecht vervulde, diverse Mahler-symfonieën met die ensembles
geleid, maar de Zesde alleen in Utrecht. Graag had Travis, in zijn
opeenvolgende reeks Mahler-symfonieën met het (toenmalige) Noordelijk
Filharmonisch Orkest, eveneens de Zesde gedaan, maar het mocht niet
meer zo zijn. [7] Dat Francis Travis een heel bijzondere band had met de muziek van Mahler en daarover ook uitstekend kon communiceren [8],
is onder meer door de leiding van sommige orkesten niet voldoende
onderkend. Mahler-specialist bij uitstek, dirigent en componist Otto
Klemperer (1885-1973), die zelf veelvuldig werd toegejuicht voor zijn
Mahler-interpretatie, was eens aanwezig tijdens de repetitie, in
Zürich, van de Zesde onder Travis. Klemperer, die toen al in een
rolstoel zat ― hij werd voor de concerten die hij nog leidde, ook
altijd in zijn stoel het podium opgedragen ― verzocht de
orkestinspeciënt om Travis te vragen of hij bij hem wilde komen. In het
daaropvolgende gesprek vertrouwde Klemperer hem toe dat hij zelf nooit
aan Mahlers Zesde was toegekomen, en dat hij dat ook niet meer hoefde
nu hij Travis' versie had gehoord. En lof uit de koker van Klemperer
moet werkelijk iets hebben betekend, zeker als men bedenkt dat hij eens
vanaf een der voorste rijen in het Amsterdamse Concertgebouw een
muziekavond onder leiding van Herrgott von Karajan bijwoonde, en daar
toen luid uiting gaf aan zijn misnoegen: "Ein Drecksdirigent!"
Klemperer had echt verstand van muziek en dirigenten. Otto
Klemperer correspondeerde veel, onder meer met zijn vriend Ernst Bloch
en dat daarin de naam Gustav Mahler meer dan eens aan de orde kwam, zal
niemand verbazen, gezien de voorliefde van de beide briefschrijvers. Ernst Bloch: utopie en realiteit In 1923 schreef de wijsgeer Ernst Bloch (1885-1977) in zijn Zur Philosophie der Musik dat
'onze oren' nog steeds niet over voldoende 'vermogen' zouden beschikken
om de grootheid van Mahler te begrijpen. In een bewerkte editie van dat
boek, verschenen in 1964 [9]
heeft Bloch die kwalificatie laten staan, en datzelfde geldt voor zijn
opmerking naar aanleiding van het feit dat menig "ellendig
'krantenschrijver' het waagt om zelfs maar zonder schaamrood te vragen
of Mahler er wel toe was voorbestemd te componeren." Na de tweede
wereldoorlog heeft dirigent Leonard Bernstein (1918-1990) eens een
essay gepubliceerd onder de titel Seine Zeit ist gekommen, daarmee doelend op Mahlers eigen uitspraak van (thans) ongeveer een eeuw geleden: "Meine Zeit wird kommen." Veel
wijst er al enige decennia op dat dat nu inderdaad het geval is. Na de
oorlog is er veel in beeld van de concertganger met betrekking tot deze
componist gewijzigd. Dat is zeker niet in de laatste plaats te danken
aan de vele, soms fervente, pleitbezorgers die Mahler altijd heeft
gehad. Ook vóór die oorlog en tevens reeds voorafgaand aan de eerste
grote oorlog heeft Mahler in ons land steun gehad, van onder meer van
dirigent Willem Mengelberg (1871-1951), die voor de aanvaarding van
Mahlers composities baanbrekend werk heeft verricht, en dan Bruno Walter (1876-1962), die zelfs nog twee decennia met Gustav Mahler bevriend is geweest. Ernst
Bloch was ook als correspondent zeer actief. Een weerslag daarvan is te
vinden in de tweedelige verzameling brieven, welke tussen 1903 en 1975
werden geschreven [10]. In een brief aan 'Lieber Djoury' [11]
schrijft hij op 5 juni 1915 over de vorderingen van zijn schrifturen:
"Ich schreibe jetzt die Musik, da wird ein ungeheurer Gedanke drin
stecken, den Du noch nicht kennst. (Titel: »J.S. Bach oder die doppelte
Ordnung der Melodik.« Gustav Mahlers Andenken gewidmet)." Met zijn gedachten aangaande de toekomst van zijn eigen muziek onderstreepte Mahler een uitspraak van Ernst Bloch uit diens Geist der Utopie, waarin deze fiosoof beweert: "De utopie van vandaag is de realiteit van morgen." [1] Zie over Mahlers Eerste Symfonie ons artikel Natuurliefde als katharsis... op woensdag 23 augustus 2006 geplaatst op de website All art is quite useless van Rond.1900.nl . [2] Simon Vestdijk: Gustav Mahler ― Over de structuur van zijn symfonisch oeuvre. Verschenen als vierde deel in de tiendelige serie Vestdijks Verzamelde Muziekessays. Meulenhoff, Amsterdam, 1983; ISBN 90-29-1625-6. [3] Voor de duidelijkheid zij erop gewezen dat hiermee worden bedoeld de Eerste tot en met de Negende Symfonie, en daarnaast Das Lied von der Erde, eveneens een symfonie. [4] Hans Heinrich Eggebrecht: Die Musik Gustav Mahlers. Piper Verlag, München; ISBN 3-492-02747-4. [5] Alma Mahler-Werfel: Mein Leben. Fischer Tashenbuch Verlag, Frankfurt am Main; ISBN 3-596-20545-X. Prijs 9,95. Alma Mahler-Werfel: Erinnerungen an Gustav Mahler. Ullstein Taschenbücher. [6]
Gustav Mahler werkte gedurende zijn zomervakanties te Maiernigg in 1903
en 1904 aan zijn Zesde Symfonie. De partituur was op 9 september 1904
gereed. [7]
Pas in 1986 werd in de Noordelijke provincies de Zesde gespeeld door
een gecombineerd ensemble van honderdnegen (109) instrumentalisten uit
de twee orkesten, van Gronngen en Leeuwarden, als opmaat van de in Den
Haag geplande verdere versobering in het wingewest: de vestiging van
één noordelijk orkest voor drie provincies. Franz-Paul Decker leidde de
zes uitvoeringen in de drie provincies: twee in de stad Groningen, twee
in Leeuwarden, één in Drachten en één in Emmen. [8]
Een weerslag van de gesprekken die ik met Francis en Brigitt Travis ―
bij mij thuis en elders, met name in de jaren zestig en zeventig, heb
gevoerd over vooral Gustav Mahler ― zou te ver voeren in deze context,
omdat het voornamelijk over details ging van de oorspronkelijke teksten
en bewerkingen, door Mahler zelf en anderen (Erwin Ratz, Deryck Cooke). [9] Ernst Bloch: Die Philosophie der Musik in: Geist der Utopie. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main. Paperback stw 35; Als gebonden boek met de titel Zur Philosophie der Musik in de reeks Bibliothek Suhrkamp ISBN 3-518-01398-X. [10]
Verschenen bij Suhrkamp met ISBN 3-518-57713-1. De twee gebonden delen
behelzen correspondentie met tal van grootheden uit die periode, o.m.
Klaus Mann, Thomas Mann, Franz Werfel, Walter Benjamin, Hermann Broch,
Theodor Adorno. [11] Djoury is de filosoof Georg Lukács (1885-1971). Afbeeldingen 1. Dirigent Claudio Abbado, mei 2008. 2.
Gustav Mahler. Tekening oostindische inkt met cocktailprikker van
Tonny Groenhuijsen, Buitenpost. Collectie Heinz Wallisch. 3. Portretbuste van Gustav Mahler door Auguste Rodin. 4. Gustav Mahler als dirigent. Serie tekeningen van Otto Böhler. 5. Voorzijde stofomslag van Vestdijks Mahler-boek. 6. Handtekening van Gustav Mahler. 7. Satirische prent in Die Muskete, Humoristische Wochenschrift, van 18 januari 1907. 8. Gustav Mahler, geschilderd door Akseli Galén-Kalela (1907). 9. De componist Alban Berg. 10. Mahler-specialist Francis Travis (geb. 1921), hier na een uitvoering van Mahlers Vijfde met het Noordelijk Filharmonisch Orkest in maart 1975, in de grote zaal van Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. 11. Voorzijde van het omslag van Zur Philosophie der Musik van Ernst Bloch. 12. De filosoof Ernst Bloch in een van zijn karakteristieke poses. 13. Dirigent Franz Paul Decker (geb. 1923).
27-09-2008 om 00:00
geschreven door Heinz Wallisch
|