Jack Kerouac in de herhaling op BBC Two, in de uren van zondag 14 op maandag 15 september
Een uur reizen in de tijd
Onder verwijzing naar ons lop
maandag 10 december 2007 op dit net, willen we u erop attenderen dat de
filmreportage die Russell Brand voor de BBC maakte "in de voetsporen
van de
Amerikaanse schrijver Jack Kerouac" zondag 14 september, laat in de
avonduren tot in de nacht op maandag 15 september, zal worden herhaald.
De titel van de film luidt Russell Brand on the road,
en deze zal worden gepresenteerd tussen 23:45 uur en 00:45 uur. Kerouac
is de literaire held bij uitstek voor deze opvallende en somtijds
nietsontziende Russell Brand, die als u het mij al zou vragen vast
en zeker ook in de tijd van Kerouac zelf, en waarschijnlijk toch ook
wel heel graag met hem on the road had
willen doorbrengen. Een uiterst romantische voorstelling, die
ongetwijfeld ontluisterend zou blijken als men zich, eenmaal door
omstandigheden gedwongen, dan wel uit volgehouden vrije wil, aan zo'n
experiment had willen onderwerp: in de ijzige kou of gloeiende hitte in
een goederenwagon over het uitgestrekte Yankse spoorwegnet en dan de
kans lopen te worden gegrepen door honger, dorst en een (al dan niet
semi-) sadistische spoorwegambtenaar in hart en nieren. Fascinerende
film, vooral in een huiskamer op temperatuur en een minimum aan eten en
drinken, zoals vele bevoorrechten dit thans kunnen bekijken, overdenken
en navertellen. U begrijpt het vast al wel: van harte aanbevolen.
Goethe's Werther in een egentijdse vormgeving als verfilmde theateruitvoering nog tweemaal op Arte
Die Briefe
eines klugen Mannes enthalten immer den Charakter der Leute, an die er
schreibt. Dieses kann in einem Roman in Briefe sehr schön gezeigt
werden. Georg Christoph Lichtenberg. (1742-1799) _________ Recente verfilming van theatervoorstelling Gisteravond heeft de Frans-Duitse cultuurzender Arte het programma besloten met de dit jaar gereedgekomen speelfilm Werther
van Uwe Janson. De rolprent zal op dezelfde zender worden herhaald op
zondag 14 september, tussen 09:15 uur en 11:05 uur, en op de 23ste van
deze maand nogmaals. Het is een aan de huidige tijd aangepaste versie van de roman in brieven Die Leiden des jungen Werther
in 1774 voor het eerst gepubliceerd door de toenmalige uitgever van het
universele cultuurgenie Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Dertien
jaar later is de tweede versie daarvan verschenen. De
hoofdpersoon, Werther, een overgevoelig jongmens dat iets te subjectief
in het leven staat, en daardoor steeds opnieuw problemen ondervindt met
het accepteren van de realiteit en het (v)erkennen van de grenzen
daarvan. Die houding neemt hij eveneens aan in sterk persoonlijke
relaties: hij wordt verliefd op de met zijn vriend Albert verloofde
Lotte, en voelt zich daarbij overmatig gelukkig, maar door ongewilde,
gedwongen confrontatie met de werkelijkheid slaat deze himmelhoch jauchzende stemming om in een van zum Tode betrübt,
helaas ook daar zonder grenzen, alsmede iets minder strak lopende
begrenzingen te onderkennen, waardoor de al net zo buitensporige
droefenis letterlijk tot de dood leidt: zelfdoding om daarmee zijn
eenheid met de natuur te herstellen.
Hysterische persoonlijkheid Met deze Werther heeft de auteur Goethe zichzelf kunnen bevrijden van de in de dagelijkse werkelijkheid opdoemende
conflicten tussen de als nagelen diep ingeslagen affecties aan de ene
kant en sociale normen en waarden daartegenover. Het is ook niet
verbazingwekkend dat tal van componisten deze gevoelsmatig complexe
stof zeer geschikt achtten voor een muziekdrama, dat het dan ook van
kunstig geuite emoties moet hebben: zowel in de vocale bijdragen,
alsook in de instrumentale vanuit de orkestbak. Dat men daabijr soms
door welke oorzaken dan ook overdadig zwaar aangezette melodieën
heeft kunnen waarnemen, ligt eventueel aan de componist, maar
uiteindelijk toch ook en vooral aan degene die qua muzikale leiding de
handen in het spel heeft. In sommige literatuur over Werther wordt over deze hoofdpersoon gesproken als een nerveus karakter. Dat is wellicht binnen de Sturm und Drang-periode
een aanvaardbare kwalificaitie, aan het einde van de maatschappelijke
ontwikkelingen van de laatste twee eeuwen zouden wij eerder geneigd
zijn te spreken van hyperbolische uitingen tot en met vormen van
uiterste hysterie.
Beeldaanpassingen In
de film die uiterlijk in een modern jasje is gestoken en waarin op
basis daarvan rekening is gehouden met de sociale wijzigingen in de
directe omgeving van de protagonisten alsook in hun middelen van
communicatie, alsmede hun onvermogen tot werkelijk communiceren zien
we toeterende en overmatig snel rijdende automobielen in plaats van de
briesende en hoeven stampende paarden. Daar staat tegenover dat de
gevoelsuitingen tussen
de mensen onderling, zij het tussen gelieven of vermeende, dan wel
eertijd hartstochtelijke vrienden, min of meer dezelfde gebleven zijn,
al zou Goethe van sommig woordgebruik misschien moeten wennen. Dat er
veel aan coprolalie wordt gebezigd in de aan de tegenwoordige staat van
een dergelijke woordenwisseling kennelijk geheel onverbrekelijk
verbonden taaluitingen, zou die Johann Wolfgang von Goethe wellicht
minder afschrikken dan menigeen op grond van de voortgeschreden tijd
denkt, vooral als men niet op de hoogte is van het feit dat ook het
universele genie Goethe erotica heeft geschreven waarin paard en
wortel, merrie en pruim hun opwachting maken. __________
Zie ook onze bijdrage oponze zustersite Tempel der Theaterkunsten in verband met een documentaire over Goethe als dramaticus. Die wordt op Arte uitgezonden in aansluiting op de film Werther. ____________ Afbeeldingen 1. Scène uit de verfilming door Uwe Janson van Werther. Stefan Konarske als Werther en Hannah Herzsprung als Lotte. 2. Titelpagina van het eerste deel van de oorspronkelijke editie van Werther, verschenen in 1774 bij de Weygandsche Buchhandlung. 3.
Werther maakt door middel van een pistoolkogel een einde aan zijn
leven. Verbeeld in een anonieme aquarel, waarvan wordt aangenomen dat
deze voor 1780 is vervaardigd, maar geheel zeker is men daarvan niet.
Platgetreden paden bezaaid met overbekende melodieën tijdens BBC's Last Night of the Proms
Massaliteit alom Talloos
veel miljoenen kijkers en luisteraars, verspreid over onze globe,
zullen aanstaande zaterdag 's avonds opnieuw voor het huiskamerscherm
zitten om het jaarlijkse klassieke muziekfestijn bij uitstek The Last Night of the Proms
met nog onaardig wat meer spektakel, en doorgaans erg flauwe, grappen
en dito grollen, dan dat elke Nieuwjaarsdag weer vanuit Wenen het geval
is door, voorzover dat de muziek betreft, een podium met
instrumentale en vocale uitvoerenden en niet te vergeten een dirigent
, die een gevarieerd programma voor de pauze zullen presenteren, en na
de pauze zowaar een première en een door Benjamin Britten (1913-1976)
bewerkt, reeds veel langer bestaand muziekstuk. Daarna
komt de herhaling van elk jaar steeds maar weer hetzelfde van Elgar,
Vaughan Williams, Thomas Arne, en voorafgaande aan de National Anthem
Jerusalem van
Charles Hubert Hastings Parry (1848-1918), die zijn internationale
bekendheid aan precies dit werk te danken heeft. Op veel scholen in het
Verenigd Koninkrijk en in de voormalige vazalstaten is Jerusalem
nog altijd een verplicht nummer 's ochtends vroeg in de aula, alvorens
de lessen mogen beginnen. Het is dus niet voor niets dat zoveel mensen
dit, op zich helemaal niet zo beroerde stuk, Jerusalem intens haten. "Ik wil het nooit meer horen!" is een niet zelden geuite verzuchting.
Pijnlijke onderwaardering Het zal je, als kunstenaar, toch maar tijdens je ondermaanse bestaan reeds overkomen: je naam blijft ten
eeuwigen dage voornamelijk verbonden aan slechts één werk, ook al zijn
er, verspreid voorkomend, mensen en instellingen die iets meer over je
weten en tevens proberen die kennis in woord, geschrift en daad, en,
mutatis mutandis, in gepaste klanken, te blijven verspreiden. Bijna elk
land heeft wel zo'n figuur in de verschillende disciplines van de
cultuur. Kent iemand in Nederland nog de bekwame musicus, componerend
in neoromatische stijl, Peter van Anrooy (1879-1954), van iets anders
dan de Piet Heyn Rhapsodie?
En hoevelen, die niet dagelijks gedichten uit het klassieke repertoire
lezen, kennen Hendrik Marsman (1899-1940) van een ander literair werk
dan het gedicht Denkend aan Holland...? In de Duitse cultuur vergaat het Ludwig van Beethoven (1770-1827) in tal van kringen nauwelijks beter: het pianodeuntje Für Elise
weet menigeen stante pede op te hoesten, en, afhankelijk van de
context, meer nog het, ten onrechte als zodanig gekwalificeerde,
Noodlotsthema dat de Vijfde Symfonie opent. En is het Friedrich von
Schiller (1759-1805) beter vergaan? Bijna ieder, die in zijn middelbare
schooljaren Duits heeft gehad, roept terecht Die Glocke, daarentegen is het aantal mensen te verwaarlozen, dat weet dat hij ook de auteur is van de ode An die Freude, die als koortekst dient in het laatste deel van Beethovens Negende Symfonie. In
het Verenigd Koninkrijk blijft de naam (Charles) Hubert (Hastings)
Parry componist van tal van werken in uiteenlopende disciplines van de
muziekcultuur voor de eeuwigheid, helaas, vrijwel uitsluitend verbonden aan zijn toonzetting van Jerusalem dat de dichter en beeldend kunstenaar William Blake (1757-1827) omstreeks 1803 heeft geschreven.
Groot talent Parry
werd in 1848 in Bornemouth geboren als kind van welgestelde ouders.
Gedurende zijn primaire scholing in Eton kreeg hij reeds muzieklessen
van George Elvey (1816-1893) van de Saint George's Chapel. Eenmaal in
Oxford, ging hij compositie studeren bij Henry Hugo Pierson
(1815-1873). Al die invloeden, in combinatie met het muzikale talent
dat hem gegeven was, zorgden ervoor dat Parry als tweeëntwintigjarige
reeds Bachelor of Music van Oxford werd. Maar nadat hij was
afgestudeerd, ging hij eerst drie jaar werken op het bekende kantoor
van Lloyds (of London) Verzekeringsmaatschappij. Tegelijkertijd kreeg
hij compositieles van Edward Dannreuther [1] (1844-1905),
die Parry met de muziek van Richard Wagner (1813-1883) in contact
bracht, en die hem in kleine kring wel een aardig podium voor zijn
composities in de sfeer van de kamermuziek bood: tijdens eigen
huisconcerten. Dertig jaar oud was Parry toen hij zijn eerste
orkestwerk publiceerde: het Pianoconcert in fis-klein.
Bijbelse invloeden Vervolgens
schreef Parry een hele reeks werken in tal van muzikale disciplines:
kamermuziek, odes, koorwerken, cantates, liederen en libretti. Drie
oratoria heeft hij de (in principe Britse) luisteraars geschonken: Judith (1888), Job (1892) en Koning Saul(ca. 1894).
Naar
aanleiding van dat vele componeren is wel eens beweerd dat die Parry
desnoods de complete Bijbel op muziek zou zetten. Je ontkomt niet aan
de indruk dat dit enigszins denigrerend is bedoeld geweest, zeker als
men daarbij bedenkt dat de componist nog zoveel andere functies
vervulde en steeds, op ieder vrij moment, er weer even voor ging
zitten. Zoals gezegd: een vakman, die als componist door de wol was
gekleurd en alles kon, behalve de muzikale hemel bestormen en waarlijk
nieuwe wegen inslaan. Een ander saillant detail is dat tal van
musciologen en critici van mening waren dat velen zo intens van zijn
muziek hielden omdat de man zo'n beminnelijk wezen was.... Hubert Parry
was niet de eerste kunstenaar die dat is overkomen, en hij zal al
evenmin de laatste geweest zijn.
Nevenfuncties Vanaf
1883 doceerde Parry aan het Royal College of Music, waar hij opklom tot
directeur, een positie die hij vanaf 1894 tot aan zijn overlijden in
1918 heeft bekleed. Daarnaast werd hij in 1900 ook nog professor in
Oxford. Eén van zijn beroemdste studenten was Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), die enorme bewondering koesterde voor de structuur van
Parry's compositietechiek voor koorwerken. Naast zijn functies als directeur en componist heeft Parry ook nog diverse boeken geschreven, waaronder: The Art of Music (1893, 1896) en The Music of the Seventeenth Century (1902, als deel III van de Oxford History of Music), in 1909 weer gevolgd door Johann Sebastian Bach, en in 1911 door Style in Musical Art. Vanaf 1877 was Parry, op uitnodiging van de initiator, George Grove (1820-1900), tevens medewerker van diens befaamde Dictionary of Music. Het
heeft de successieve Engelse majesteiten van anno toen behaagd de
kunstenaar te onderscheiden. In 1898 werd hij door Victoria geridderd,
en vijf jaar later verleende Eduard VII aan Hubert Parry de titel
baronet.
Tweeslachtige bejegening Erg
opvallend is de zeer tweeslachtige bejegening van de componist Parry,
niet alleen door musicologen en critici, maar al evenzeer door
muziekhistorici en aanverwante kenners. De beroemde,
maar evenzo beruchte, muziekscribent George Bernard Shaw (1856-1950)
was in zijn afwijzing van Parry's muziek zeer duidelijk, en dat zorgde
wel eens voor wat onbegrip. Maar, geplaatst binnen de context van Shaws
voorkeuren ― minder muzikaal talent en genie dan Richard Wagner vond in
zijn ogen per definitie geen genade ―, kregen ook Johannes Brahms en
Antonín Dvořak dezelfde 'behandeling', wat de afwijzing van zijn
landsman vanzelfsprekend wel weer wat relativeert.
Literatuur Tal
van boeken die de Engelse muziek van, ruim genomen, de laatste eeuw
behandelen, noemen Parry slechts terloops of laten slechts één of
enkele titel(s) uit zijn rijke oeuvre de revue passeren. Werken die
specifiek gericht zijn op de Engelse muziek van de twintigste eeuw
noemen steevast Edward Elgar (1857-1934), Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), Frederick Delius
(1863-1943) en diverse andere directe tijdgenoten van Parry, maar al
deze laten onze protagonist van hun vaderlandse muziekwereld en zijn
oeuvre links liggen. De Nederlandse musicus Marius Flothuis (1914-2001)
doet in zijn boek Hedendaagse Engelse componisten, ongeveer een halve eeuw geleden verschenen, evenmin een poging om Parry in zijn overwegingen te betrekken.
Uitgebreide informatie Hoewel
Charles Hubert Hastings Parry in een overzichtswerk van de twintigste
eeuwse muziek in Scandinavië, Engeland en Nederland ― geschreven door
de componist Humphrey Searle (1915-1982) en Robert Layton (geb. 1930) ―
eveneens slechts in één alinea voorkomt, wordt daarin wel vermeld dat
zijn muziek, ondanks het feit dat deze zeer weinig meer wordt gespeeld,
echter een zodanig niveau heeft dat het alles overstijgt wat eerder in
de negentiende eeuw werd geschreven. Een andere autoriteit op het
gebied van de Engelse muziek, Henry Raynor, wijst erop dat slechts twee
werken van Parry de tand des tijds hebben doorstaan: het eerder
genoemde (en jaarlijks voor een ontelbaar aantal televisiekijkers en
radioluisteraars in de Albert Hall te Londen gespeelde Jerusalem) en de psalmbewerking I was glad,
gecomponeerd in 1902 ter gelegenheid van de kroning van Edward VII.
Deze psalmversie kreeg, inmiddels een kleine vier decennia geleden, een
aardig wat ruimere bekendheid buiten het Verenigd Koninkrijk door het
Kings College Choir van Cambridge, dat het eveneens op de uiterst
succesvolle grammofoonplaat The Psalms of David vertolkt.
Oxford-standaardwerk In
schril contrast daarmee is de relatief uitgebreide aandacht die Ernest
Walker (1870-1949) besteedt aan Hubert Parry en diens muziek. Hij doet
dat in zijn standaardwerk A History of Music in England uit
1907 (Oxford University Press). Die datum ― Parry leefde toen nog ― zou
op zich een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat er
zo'n dertig van zijn werken in het boek aan de orde komen. Maar ook in
de herdrukken is het belang van deze componist in historisch
perspectief gelijk gebleven, hetgeen in het kader van de opzet van zo'n
boek weliswaar principieel geen verwondering wekt, maar in de praktijk
niet altijd een wet van Meden en Perzen is gebleken. Walker geeft
een beknopt overzicht van Parry's leven en hij besteedt bijna vier
pagina's aan diens werk. Verder komen de componist en afzonderlijke van
zijn stukken in de loop van de geschiedenis weer aan bod waar dat
noodzakelijk dan wel nuttig is.
Renaissance Die
opvatting wordt onderbouwd door de analytische muziekscribent Eric Blom
(1888-1959), die de rehabilitatie van de kwaliteit in de muziek, met
het niveau van Purcell, en daarmee het begin van de renaissance,
toespitst op de jaren 1880-1900. Het is Hubert Parry geweest die, met
zijn koorwerk op scènes uit Prometheus Unbound van Percy Bysshe
Shelley (1792-1822), tijdens het Gloucester Three Choirs Festival van
1880, hiertoe de aanzet heeft gegeven. Weliswaar is het geen
spectaculair-revolutionaire compositie, maar de nieuwe richting was
hiermee onomkeerbaar aangegeven.
De Nationale Hymne van Parry werd gecomponeerd in 1916 en zes jaar daarna georkestreerd door Edward Elgar:
JERUSALEM: And did those feet in ancient time Walk up on England's mountains green? And was the Holy Lamb of God On England's pleasant pastures seen?
And did the countenance divine Shine forth upon our clouded hills? And was Jerusalem builded here Among those dark satanic mills?
Bring me my bow of burning gold! Bring me my arrows of desire! Bring me my spear! O clouds unfold! Bring me my chariot of fire!
I will not cease from mental fight, Nor shall my sword sleep in my hand, Till we have built Jerusalem In England's green and pleasant land.
Ritueel gebruik William Blake's Jerusalem is opgenomen in het hoofdstuk National Hymns (nr. 640; zie de afb.) van The Church Hymnary (with
music) van de Oxford University Press, ten gebruike tijdens de
eredienst in tal van (meestal presbyteriaanse) kerken in het Verenigd
Koninkrijk. Parry is in dat boek eveneens vertegenwoordigd met zijn
toonzetting van The Lord Jesus Christ op tekst van Charles Wesley (1707-1788) en The Christian Life vande thans bijna vergetendichter John Geenleaf Whittier (1807-1892). __________
[1] Edward Dannreuther heeft de tekst van Über das Dirigieren van Richard Wagner dat in 1869 gelijktijdig in de Neue Zeitschrift für Musik en in de New York Musik-Zeitung was verschenen , vertaald als On Conducting. ____________ Afbeeldingen 1. Benjamin Britten.Tekening uit 1987 van Eildert Beeftink. 2. De veelvuldig onderschatte componist Charles Hubert Hastings Parry. 3. De Engelse dichter William Blake, in 1807 geschilderd door Thomas Phillips (1770-1845). 4. Saul wordt gezalfd. (I Samuel X, 1). Afbeelding uit de Printbybel A.D. 1696. 5. Muziekscribent George Grove, initiator van GROVE Dictionary of Music and Musicians. 6. Muziekcriticus en een der grootste dramaschrijvers van de eerste helft der twintigste eeuw, George Berard Shaw. 7. De componist Frederick Delius. 8. Tekst op de voorzijde van het stofomslag van de editie 1970 van Walkers boek uit 1907. 9. Portret van de dichter Percy Bysshe Shelley. 10. Pagina uit de Church Hymnary met de muziek en de tekst van Jerusalem.
Humor volgens één der vele Leekedichtjes van onze taalgenoot Petrus Augustus de Génestet
Geliefd vanwege zijn toegankelijkheid De
goden moeten simpelweg de Nederlandse theoloog en dichter Petrus
Augustis de Génestet (1829-1861) wel bijzonder hebben bemind, want hij
is nog geen tweeëndertig jaar oud geworden. Zelfs het volgens niet de
geringsten onder ons werd zelfs het universele muziekgenie Mozart
tenminste nog vijfendertig jaar, maar diens Spaanse tegenhanger Juan
Chrisostomo de Arriaga. Of onze dichtergrootheid De Génestet, uit de
eerste helft van de negentiende eeuw, ook tot die grote hoogten in
kwaliteit mag worden gerekend, zou enigszins in twijfel mogen worden
getrokken, maar zijn toenmalige populariteit op basis van de ruime
toegankelijkheid van zijn gedichten die enerzijds een gevoelige snaar
konden raken en aan de andere kant werden gedragen door het fenomeen
humor is daaraan niet onderhevig. Zijn Leekedichtjes
114 in getal zijn in 1861, zijn sterfjaar, voor het eerst
verschenen. Opvallend is dat in de geïllustreerde bibliografie van de
Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage deze verzameling consequent
en tevens zichtbaar op diverse titelpagina's als Leekedichtjens, dus met een extra N, wordt gespeld. Meer daarover op onze zustersite Tempel der Letteren van heden. In die Leekedichtjes staat een korte bijdrage, nummer 111 met een titel die op specifiek deze site past:
CXI
H U M O R
Een rijke taal vol geest en ingehouden tranen, Vol zin ook zéér geschikt tot leren en vermanen, Mits maar de vrienden haar verstaan. Want velen klinkt ze als Grieksch; voor anderen weer profaan.
__________
Op de Nederlandse cultuursite Tempel der Wijze Woorden kunt u in een bijdrage, eveneens van heden, nog een tiental voorbeelden vinden van Leekedichtje(n)s van deze dominee-dichter. ____________ Afbeeldingen 1. P.A. de Génestet. 2. Voorplat van De Dichtwerken van P.A. de Génestet, in eenuitgave van 1886, Elsevier, Rotterdam (zevende druk). Zie ook de bijdrage op Tempel der Letteren voor een andere band van dezelfde druk uit 1886. Bijzonderheid hieraan is dat we hier nu een goed voorbeeld hebben van een halflinnen
band. Het voorplat zelf is er één van in de tijd passend gemarmerd
papier met een waaiermotief, c.q. pauwenveren-ornamenen. Ten onrechte nemen inmiddels hele
volksstammen, inclusief boekhandelaren, aan dat alleen een rug in het
materiaal dat wordt benoemd, vldoende is om van halflinnen, halfleer,
etc. te spreken, doch dan gaat het om kwartleer,
etc.. Pas als de twee direct zichtbare hoekjes van het voor of
achterplat eveneens zijn aangepast, mag men spreken van halflinnen of
ander materiaal.
Jozef Cantré's bijzondere Jaakske met zijn fluitje
Onverwacht Aan
het eind van de vorige eeuw kwam ik door een puur toeval in het bezit
van het boekje waarvan u hierboven het voorplat met enige waterschade
ziet afgebeeld. Hoe die er sedert het tijdstip van verschijnen, in
het jaar 1932, op terecht gekomen is, weet ik echter niet; ik kreeg het
pas een jaar of dertien geleden in handen gedrukt en mocht het meteen
houden. Degene die me dat toen offreerde, meldde daarbij nog: "Jij
houdt wel van mooie kleurenplaatjes." En mooi zijn ze, die
verschillende door de maker van de afbeeldingen met de hand ingekleurde
afdrukken van de houtjes die hij voordien zelf had gesneden: Jozef
Cantré (1890-1957). Als u goed kijkt, zult u kunnen zien dat op het
voorplat een accent grave op
de laatste letter van diens naam staat, maar dat op de titelpagina van
het boek die u hieronder afgebeeld kunt zien zijn naam wel juist
is gespeld.
Cantré snijdt hout De
houtjes voor de kleurenillustraties zijn gesneden in de jaren 1926 en
1930. De oplage van het boekje bedraagt in totaal tweehonderd
exemplaren, die alle zijn genummerd, en gedrukt op Hollandsch Van
Gelder Zonen. Dat zeer geringe aantal verspreid over Vlaanderen en
Nederland heeft het boekje tot een bijzonderheid gemaakt. Zoals de
titelpagina reeds vermeldt, is het verhaal binnenin geheel in
overeenstemming met het oude Vlaamse volksboek. Daarin staat dat
Jacobus, de zoon van Hans van Tichelen en zijn lieve huisvrouw, net als
alle anderen met die voornaam, Jaakske of soms ook wel Jak of Jakes
werd genoemd. Nog maar zes jaren oud, werd dit manneke halfwees, en
vanaf dat moment beginnen zijn eigenlijke avonturen, die in
prachtig-archaïsche bewoordingen worden verteld. De daarbij behorende
drukletters zijn van een intense duidelijkheid, die de wens doen
opkomen dat menig boek heden ten dage eveneens zo zoude worden
afgeleverd. Maar zodra er sprake is van een bibliofiele editie met een
zo geringe oplage, is ook de prijs dienovereenkomstig, en nieuwe boeken
zijn per definitie niet (meer) echt gunstig qua prijs.
Kleine oplaag En
als er al een kunstenaar te vinden zou zijn, die zelf eerst houtjes
snijdt om die later met de hand in te kleuren alvorens deze in het
drukproces hun plaatsje kunnen krijgen, dan kan het helemaal niet
anders dan een zeer prijzig gebeuren worden, alleen al vanwege de
tijdverslindende elementen in dat proces. Waarmee overigens niet gezegd
wil zijn dat zo'n boek dan te veel zou kosten, maar wel dat het voor
vele geïnteresseerden niet meer tot de categorie der vervulbare wensen
behoort. Voor de volledigheid moet daaraan wel worden toegevoegd dat
zo'n genummerd exemplaar uit een oplage van tweehonderd ook niet te
grabbel zal worden gegooid voor een klein stapeltje euro's. In de
loop van het verhaal komen die Jaakske en zijn stiefmoeder in aanraking
met 't Geestelijk Hof, doordat een kluizenaar had beweerd dat hij
verwondingen had opgelopen door het fluitspel van Jaakske. De Officiaal
van het Hof wil daarvan echter dan wel eens persoonlijk kennisnemen, en
die situatie leverde bij Jozef Cantré de hierboven zichtbare
illustratie op.
Uiterst kwalijke stiefmoeder Zo'n
volksverhaal zit net als ons huidige, ware dagelijks leven vol
valkuilen en liederlijke lieden, die vervuld zijn door het
onbedaarlijke verlangen om macht uit te oefenen door kwaad te doen, en
zo kwaad bloed te zetten. Niet alleen door het verspreiden van leugens,
laster, lagen en listen zoals tal van regeringsleiders dat heden ten
dage jegens hun volk doen in een grotere mate dan een boze stiefmoeder
ten opzichte van een fluitspelend stiefkind , doch eveneens door het
afleggen van een valse getuigenis. In Jaakske's geval leidde zulk een
misdrijf van de stiefmoeder ertoe dat die jongen gevangen gezet werd,
al had dit met de van een waarlijk onfris karakter doordrenkte
stiefmoeder die, indien onderzocht, wellicht genetisch gelieerd had
blijken te zijn aan die van Assepoester moeten gebeuren. Nauwelijks
komt die jongen opnieuw vrij en keert die naïeveling terug naar huis,
of dat stiefmederlijke secreet dat te veelvuldig blazend met haar
achterkwartier ook anderen in haar eigen onfrisheid laat delen
verbrandde Jaakske's fluitje "te pulver". Dat heeft Cantré
hierboven zichtbaar zeer treffend uitgebeeld: de stiefmoeder heeft
een tronie die ook bij een mensenetende reus, vampier of andere
massamoordenaar niet zou misstaan.
Monnikenwerk et
totale aantal illustraties in kleuren binnenin dit uiterst fraai
vormgegeven, maar met in het geheel veertig blazijden inclusief het
voorwerk niet omvangrijke boek beloopt zevenentwintig, inclusief de
initialen aan het begin van ieder nieuw hoofdstuk, waarmee de aloude
traditie van het monnikenwerk, zij het in een ietwat moderner jasje, in
ere is gehouden. Kort en goed, het verhaal wordt niet alleen verteld
in een dusdanig bloemrijke taal dat menigeen van de jongere generaties
het als een archaïsch geheel zal ondergaan, met uitzondering wellicht
van enige Vlamingen, die op diverse punten iets meer gevoel voor
dergelijke tradities hebben en deze ook nog wat meer schijnen te
onderhouden.
Colofon In het Colofon dat in het boek over Jaakske, tegenover de titelpagina staat, hetgeen
betekent bladzijde 4, aangezien het schutblad, in dit geval niet van
een andere papiersoort, wordt gevolgd door een blad met op pagina 3 een
zogeheten Franse titel. In de teksten hierboven reeds zo één en ander
aan informatie daaruit aan u te hebben gepresenteerd, rest mij nog te
melden dat het boekje is gedrukt door J.-E Buschmann te Antwerpen, en
dat het met de hand aangebrachte nummer (41) onder het Colofon en boven
het vignet van Jozef Cantré staat.
CIA gebruikt aloude nazi-methoden van folteren en tal van aanverwante misdadigheden
Beestachtige moffenmethoden als leidraad In de documentaire reeks Die Story
een volstrekt onzinnige titel voor een Duitstalige serie televisieprogramma's
presenteert de Westdeutsche Rundfunk (WDR) maandag 8 september, in de
avond, tussen 22:00 uur en 22:45 uur, een documentaire over de geheime
foltermethoden, die allang niet meer zo geheim zijn, en die in opdracht
van de hoogste politieke verantwoordelijken worden toegepast. Dat die
Bush junior loog toen hij in de camera bezwoer dat zulke methoden niet
werden gebruikt in en/of door het vrije Amerika, kon ieder aan zijn
lichaamstaal zien. Vervolgens is hij wel de uiteindelijk
verantwoordelijke en dient hij in te staan voor al die gebeurtenissen in Aboe
Ghraib, de voormalige gevangenis van Sadadm Hoessein die door
diezelfde uiterst verachtenswaardige president als "de folterkelders van Saddam" werden
omschreven, maar intussen was verworden tot een nieuw folterinstituut in
wederrechtelijk bezet gebied door dat Yankentuig, en dat hij eveneens verantwoordelijk is voor nog
veel meer aan beestachtigheden zoals zijn eigen
concentratiekamp op Cuba , valt evenmin te ontkennen en is ook in
ruime mate aan de wereld bekend. Dat hij slechts wordt gestraft met het
predikaat "slechtste president in de geschiedenis van de Verenigde
Staten" zou wellicht een heel even pijnlijk bijverschijnsel voor hem
kunnen zijn, maar zijn geldelijke beloningen en baantjes zal ook dit
geïncarneerde dieptepunt in de geschiedenis van de Nieuwe Wereld wel
van dubieuze vriendjes toegeschoven krijgen. Helaas is daar niet een
pak speciaal gebakken beschuit met cyaankali bij. Hoewel
films over folteren en gefolterden tot het meest onappetijtelijke
behoren wat het huiskamerscherm te bieden heeft, is het voor elk
vrijheidslievend mens noodzakelijk kennis te nemen van de methoden van
een zichzelf als democratie afficherende natie, die deze via een
speciaal Handboek simpelweg hebben overgenomen van de
nationaal-socialistische, sadisten en anderzins geestelijk gestoorden
uit het Derde Rijk. Kort
en goed, tel uit de winst van meer dan zes decennia na de ingebeelde
ondergang van de mentaliteit der Gestapo en aanverwante dood en verderf
zaaiende instituten uit het Derde Rijk. __________ Foto:
George Bush, één van de gruwelijkste (oorlogs)misdadigers uit de
geschiedenis van de mensheid, en een vleesgeworden dieptepunt binnen de
maatstaven der menselijkheid.