Zestigste Frankfurter Buchmesse sluit vandaag haar poorten
Alweer voorbij Om
half zes hedenmiddag sluit de 60ste Internationale Buchmesse, die
sedert woensdag in Frankfurt am Main wordt gehouden, haar deuren. Dan
zal blijken dat er toch nog meer weer bezoekers zijn geweest dan
verleden jaar. Een enkeling zal dat verbazen, aangezien men aan de
jeugd merkt dat de belangstelling voor het fenomeen boek in de
klassieke vorm steeds meer afneemt, ook al moet daaraan direct worden
toegevoegd dat de omzet aan boeken verleden jaar in Duitsland en ook in
ons land juist enige percenten is toegenomen. Het gros van de jeugd
leest op het computerscherm, en voor diegenen die zo zijn opgegroeid
zal het niet direct als een gemis voelen dat ze niet het materiaal dat
de tekst bevat papier, band, omslag, kortom het hele wezen van een
boek kunnen betasten en daarmee nog beter leren kennen. Dat geldt ook
en vooral voor de talrijke verschillende uiterlijkheden van het boek. Literaire
grootheid en successchrijver Günter Grass vierde tijdens deze
boekententoonstelling zijn 81ste verjaardag. Hij maakte van de
gelegenheid gebruik om flink uit te halen naar literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki [1] en diens bezwaren, enkele dagen eerder jegens de beeldschermfestiviteiten rondom de Deutsche Fernsehpreis.
Grass verweet de jarenlange topcriticus van het Duitstalige literaire
circuit dat juist hij degene is geweest die de literatuur heeft
gerivialiseerd in zijn jarenlang op de beeldbuis verschijnende
uitzendingen van Das literarische Quartett.
Hoewel dat verwijt wel degelijk enig hout snijdt, moet het wel direct
worden gerelativeerd, aangezien deze bezwaren door Grass pas voluit
werden geventileerd nadat Marcel Reich-Ranicki overigens volkomen ten onrechte uitzinnig van leer was getrokken jegens Grass' roman Ein weites Feld
in 1993. Dat heeft toen zelfs tot in omringend landen van de Duitse
Bondsrepubliek tot felle protesten geleid. Onze eigen Harry Mulisch
heeft toen eveneens zijn zeer duidelijk geformuleerde afwijzing èn
afkee van Reich-Ranicki's opstelling kenbaar gemaakt. Zo'n
vierhonderdduizend verschillende nieuwe boeken zijn er dit jaar op de
Buchmesse tentoongesteld. Het spreekt vanzelf dat heel veel daarvan
vakliteratuur zal zijn, die ook vrijwel uitsluitend zal worden bekeken,
en later eventueel gekocht, door de direct betrokkenen. Zwaartepunt was
voor de organisatie dit jaar het gastland Turkije. De premier van dat
land en de minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek
Frank-Walter Steinmeier hebben bij de opening, jongstleden woensdag,
acte de présence gegeven. Laatstgenoemde stak niet onder stoelen of
banken dat aldaar nog heel wat aan democratisering in Turkije zal
moeten plaatsgrijpen alvorens het land volwaardig lid van de Europese
Unie zal kunnen worden. Aan de vele misstanden in zijn eigen land en de
vernietging van democratische waarden en rechten door zijn collega
Schäuble ging deze Steinmeier voorbij, en daarmee begeeft hij zich in
de sfeer van de totale ongeloofwaardigheid. Hoogtepunt in gunstige zin van de Buchmesse is meestentijds de uitreiking van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels,
die zondag 19 oktober, 's ochtends in de Frankfurter Paulskirche zal
worden uitgereikt aan de schilder Anselm Kiefer geboren in 1945 te
Donaueschingen. De plechtige gebeurtenis zal vanaf 11:00 uur via het
eerste Duitse televisienet ARD/Das Erste rechtstreeks worden
uitgezonden. Dat een beeldend kunstenaar voor deze prijs in aanmerking
kon komen, kon niet alleen op veler instemming rekenen, maar ook op
totaal onbegrip en afwijzing: hij was immers geen schrijver. Alsof
alleen schrijvers boeken maken. Deze schilder heeft er overigens meer
dan honderd gerealiseerd. Hoewel hij eigenlijk schrijver had willen
worden, koos hij toch voor de beeldende kunsten en die keuze heeft hem
onder de streep meer bekendheid in het buiteland opgeleverd dan in de
Duitse Bondsrepubliek. Wel heeft men kennis kunnen nemen van het feit
dat zoveel van zijn werk is georiënteerd op niet alleen zijn
identificatie met zijn vaderland, maar tevens op zijn strijd tegen het
collectieve verdringen van het verleden in datzelfde Duitsland.
Anselm Kiefer: Dem unbekannten Maler
In
zijn rede annex dankwoord waarmede de plechtigheid werd besloten, wees
de bekroonde nogmaals op zijn intense verbondenheid met de natuur en
met de literatuur. Dat twee naoorlogse Duitse dichters Paul Celan
(1920-1970) en Ingeborg Bachmann (1926-1973) veelvuldig bij hem op de
voorgrond zijn getreden, mag niet tot de conclusie leiden dat de
klassieken der Duitse literatuur bij hem tekort komen. Zo vindt Anselm
Kiefer even zeer aansluiting bij Goethe en Hölderlin, bij Novalis en
tal van anderen. Wat hij uit hun oeuvre absorbeert, vindt zijn weerslag
ook al is dat niet altijd even opzichtig en/of doorzichtig in zijn
kunstprojecten, die bij tijd en wijle voor veel opschudding hebben
gezorgd door hun confronterende werking. Een uitgestrekte arm werd niet
zelden geïnterpreteerd als Kiefers aansluiting bij de boosaardigheid
van de nazi-beesten, maar dat hij daarmee de toeschouwers nog weer eens
aan het denken wilde zetten, kwam bij zo menigeen helaas niet op. Wellicht
mede gelet op het feit dat de onderscheiding nu voor het eerst aan een
niet-literator, wijsgeer of maatschappelijk uitzonderlijk
functionerende publicist is gegaan maar aan een beeldend kunstenaar,
heeft Kiefer nogmaals herinnerd aan de grote schande van de
boekverbrandingen van april 1933. Wat dat laatste betreft zou hij
nog wel eens veel Aufklärungsarbeit en Anregungen zur Erinnerung moeten
realiseren, aangezien in zijn vaderland de Hitler-Nachfolgestaat steeds
meer gestalte krijgt door de onverminderde pogingen van de Architect
van dat Vierde Rijk, Wolfgang Schäuble, dit zo snel mogelijk
werkelijkheid te laten worden. Kritische stemmen zullen door de dan als
nooit tevoren met macht en alle middelen
uitgeruste Nieuwe Gestapo worden bestreden. En reeds Heinrich Heine
wist, dat waar eens boeken branden, ook mensen zullen branden. [1]: http://blog.seniorennet.be/cultuurspectrum/archief.php?ID=137413
Turkse volkssprookjes bieden een zeer boeiende wereld: vol adellijke mensen en bijzondere dieren
Sprookjeswereld De
sprookjessfeer vormt een wereld op zich, waarin zoveel absurds
voorkomt, evenals wenselijks en ongelooflijks, doch die tegelijkertijd
zo fascinerend is, niet in de laatste plaats omdat we daarin of we
ons dat nu bewust zijn of niet een spiegel voorgehouden krijgen, die
ons laat zien hoe mensen werkelijk zijn, ook als diverse dieren de
protagonisten in de verhalen zijn. Daarbij mag men nimmer uit het oog
verliezen dat het juist mensen zijn (geweest) die deze verhalen hebben
verteld, verzameld en verspreid. Dat geldt zowel voor de verzamelingen
van sprookjes in de westerse wereld, welke vooral zijn verbonden aan
grote namen Andersen, de gebroeders Grimm, Ludwig Bechstein en Johann
Karl August Musäus alsook voor de sprookjes die de oosterse wereld
als toneel hebben. Weliswaar zijn de beroemdste uit de contreien de
verhalen uit Duizend-en-een-nacht,
maar daarnaast ook losse geschiedenissen en samengevoegde, bij elkaar
horende verhalen, welke zich alle in die wereld afspelen, doch
inhoudelijk zijn ook die sprookjes in eerste instantie leerstukken over
het leven van mensen met hun talrijke tics en dwaasheden, alsmede hun
eventuele verhevenheid. Dat daarin prinsen en prinsessen een speciale
rol spelen, is niet zo uitzonderlijk als het lijkt, aangezien ook deze
niet anders dan als rolmodel dienen, en dat geldt mutatis mutandis
voor daarin optredende sprekende dieren, die immers al in de fabels van
de antieke wereld voorkomen.
Nu juist deze week in Frankfurt am Main tijdens de alweer zestigste Internationale Buchmesse opnieuw
een enorme hoeveelheid nieuwe uitgaven worden voorgesteld het zijn
er, om enigszins precies te zijn, deze keer 400.000 , zou de ware
liefhebbers van het fenomeen boek en in het kader van deze bijdrage
van sprookjes er niet van afhouden, zich te oriënteren. Dat laatste
woord past hier ook met nadruk op het gastland van dit jaar: Turkije.
Daar bestaat al geruime tijd een groep auteurs die allen groot
voorstander zijn van het opgaan van hun vaderland in de Europese Unie. Tenzij
en helaas lijkt het daar steeds meer op de door en door verdorven
minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland erin
slaagt zijn wil door te drijven en het Vierde Rijk met een Supergestapo
werkelijkheid te laten worden, hetgeen dan geen sprookje maar bittere
werkelijkheid zal zijn. Want dan is het beter dat niemand meer boeken
koopt met sprookjes, aangezien die eerst in het nieuwe Mofrika en
snel daarna in de gehele EU als subversieve lectuur zullen worden
aangemerkt. Want al die massa's leeghoofden van de geheime politie zien
in alles wat hun in handen valt een mogelijke terroristische aanslag op
de dan volkomen terecht doodverklaarde democratie, die er in geheel
Europa, maar vooral in de voormalige Hitler-staat en toekomstige SS
(Schäuble-Staat) reeds nu uitermate slecht voor staat. Maar is er
eigenlijk iemand van de verantwoordelijken die het merkt en er iets
tégen wil ondernemen? Zolang
het echter nog mogelijk is zonder direct te worden opgepakt, moesten
ook buiten het Duitse taalgebied de liefhebbers van dit literaire
genre zichzelf maar trakteren op de deze maand verschenen verzameling Türkische Volksmärchen,
ook en vooral omdat daarin opnieuw de meest ongelooflijke verhalen zijn
opgenomen over onder meer prins(esse)en, peri's en andere wezens uit de
grote tovercirkel, evenals avonturen van mensen uit het eenvoudige
volk, en niet in de laatste plaats ook enige dierenverhalen.
De
redactrices die het boek hebben samengesteld één ervan uit Turkije,
de andere uit Italië zijn beiden in Duitsland gepromoveerd in de Turkologie:
ook geen sprookje, maar realiteit wat een mens toch niet al kan leren
als deze zich de kortst denkbare biografische opsommingen ter harte
neemt. In ieder geval is het de dames gelukt een verzameling te
realiseren, die je je met veel genoegen in handen van alle denkbare
sprookjesliefhebbers vooropgesteld dat deze Duits kunnen lezen kunt
voorstellen. __________ Türkische Volksmärchen Ausgewählt
und nacherzählt von Sevgi Ağcagül und Elisabetta Ragagnin. Met
illustraties van Elisabetta Ragagnin. 288 pagina's, paperback, Originalausgabe. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, oktober 2008. ISBN 978-3-423-13699-0 (dtv 13699); Prijs (in de BRD) 9,90. __________ Die Afbeelding auf de omslag van de dtv-Ausgabe toont het Portrait of Sultan Mehmet II (Türkische Schule)/Bridgeman Giraudon. De andere illustraties zijn afkomstig uit het boek en werden getekend door Elisabetta Ragagnin.
Herfst en Oktober in het dichterlijke werk van Theodor Storm
Herbstnachmittag
Halbschläfrig sitz ich im Lehnstuhl; Vor der Tür auf dem Treppenstein Schwatzen die Mädchen und schauen In den hellen Sonnenschein.
Die Braunen, das sind meine Schwestern, Die Blond' ist die Liebste mein. Sie nähen und stricken und sticken, Als sollte schon Hochzeit sein.
Von fern das Kichern und Plaudern Und um mich her die Ruh, In den Lüften ein Schwirren und Summen Mir fallen die Augen zu.
Und als ich wieder erwache, Ist alles still und tot, Und durch die Fensterscheiben Schimmert das Abendbrot.
Die Mädchen sitzen wieder Am Tisch im stummen Verein; Und legen zur Seite die Nadeln Vor dem blendenden Abendschein. Theodor Storm (1817-1888) Uit: Gedichte. In: Sämtliche Werke
* * * * * * * * * *
Oktoberlied
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Und geht es draußen noch so toll, Unchristlich oder christlich, Ist doch die Welt, die schöne Welt, So gänzlich unverwüstlich!
Und wimmert auch einmal das Herz, Stoß an, und laß es klingen! Wir wissen's doch, ein rechtes Herz Ist gar nicht umzubringen.
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Wohl ist es Herbst; doch warte nur, Doch warte nur ein Weilchen! Der Frühling kommt, der Himmel lacht, Es steht die Welt im Veilchen.
Die blauen Tage brechen an; Und ehe sie verfließen, Wir wollen sie, mein wackrer Freund, Genießen, ja genießen! ____________ Afbeelding: Theodor Storm in 1886.
Naar dezen herfst had ik ontroerd gewacht Als naar een nacht van zwoel-doorgeurde droomen: Naar 't koele licht en naar de gouden boomen In grauwen nevel langs de smalle gracht.
De dagen waren vreemd van veege pracht, Een felle gloed scheen alles te doorstroomen: De bloemen baarden huivrend-zoete aromen En wreede kleuren, bont en brandend-zacht.
En als ik trad onder het droeve woeden Van stilte en weelde en lust den dood gewijd Voelde ik een beven door mijn leven spoeden,
Maar ook, diep in mijn ziel, die bang-verblijd Den rijkdom dronk, het matelooze bloeden Van schrijnende angst en heete onzekerheid. Johan Gustaaf Danser (1893-1920) Uit: Verzameld Werk De Beuk, Amsterdam 1957