Zestigste Frankfurter Buchmesse sluit vandaag haar poorten
Alweer voorbij Om
half zes hedenmiddag sluit de 60ste Internationale Buchmesse, die
sedert woensdag in Frankfurt am Main wordt gehouden, haar deuren. Dan
zal blijken dat er toch nog meer weer bezoekers zijn geweest dan
verleden jaar. Een enkeling zal dat verbazen, aangezien men aan de
jeugd merkt dat de belangstelling voor het fenomeen boek in de
klassieke vorm steeds meer afneemt, ook al moet daaraan direct worden
toegevoegd dat de omzet aan boeken verleden jaar in Duitsland en ook in
ons land juist enige percenten is toegenomen. Het gros van de jeugd
leest op het computerscherm, en voor diegenen die zo zijn opgegroeid
zal het niet direct als een gemis voelen dat ze niet het materiaal dat
de tekst bevat papier, band, omslag, kortom het hele wezen van een
boek kunnen betasten en daarmee nog beter leren kennen. Dat geldt ook
en vooral voor de talrijke verschillende uiterlijkheden van het boek. Literaire
grootheid en successchrijver Günter Grass vierde tijdens deze
boekententoonstelling zijn 81ste verjaardag. Hij maakte van de
gelegenheid gebruik om flink uit te halen naar literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki [1] en diens bezwaren, enkele dagen eerder jegens de beeldschermfestiviteiten rondom de Deutsche Fernsehpreis.
Grass verweet de jarenlange topcriticus van het Duitstalige literaire
circuit dat juist hij degene is geweest die de literatuur heeft
gerivialiseerd in zijn jarenlang op de beeldbuis verschijnende
uitzendingen van Das literarische Quartett.
Hoewel dat verwijt wel degelijk enig hout snijdt, moet het wel direct
worden gerelativeerd, aangezien deze bezwaren door Grass pas voluit
werden geventileerd nadat Marcel Reich-Ranicki overigens volkomen ten onrechte uitzinnig van leer was getrokken jegens Grass' roman Ein weites Feld
in 1993. Dat heeft toen zelfs tot in omringend landen van de Duitse
Bondsrepubliek tot felle protesten geleid. Onze eigen Harry Mulisch
heeft toen eveneens zijn zeer duidelijk geformuleerde afwijzing èn
afkee van Reich-Ranicki's opstelling kenbaar gemaakt. Zo'n
vierhonderdduizend verschillende nieuwe boeken zijn er dit jaar op de
Buchmesse tentoongesteld. Het spreekt vanzelf dat heel veel daarvan
vakliteratuur zal zijn, die ook vrijwel uitsluitend zal worden bekeken,
en later eventueel gekocht, door de direct betrokkenen. Zwaartepunt was
voor de organisatie dit jaar het gastland Turkije. De premier van dat
land en de minister van buitenlandse zaken van de Bondsrepubliek
Frank-Walter Steinmeier hebben bij de opening, jongstleden woensdag,
acte de présence gegeven. Laatstgenoemde stak niet onder stoelen of
banken dat aldaar nog heel wat aan democratisering in Turkije zal
moeten plaatsgrijpen alvorens het land volwaardig lid van de Europese
Unie zal kunnen worden. Aan de vele misstanden in zijn eigen land en de
vernietging van democratische waarden en rechten door zijn collega
Schäuble ging deze Steinmeier voorbij, en daarmee begeeft hij zich in
de sfeer van de totale ongeloofwaardigheid. Hoogtepunt in gunstige zin van de Buchmesse is meestentijds de uitreiking van de Friedenspreis des Deutschen Buchhandels,
die zondag 19 oktober, 's ochtends in de Frankfurter Paulskirche zal
worden uitgereikt aan de schilder Anselm Kiefer geboren in 1945 te
Donaueschingen. De plechtige gebeurtenis zal vanaf 11:00 uur via het
eerste Duitse televisienet ARD/Das Erste rechtstreeks worden
uitgezonden. Dat een beeldend kunstenaar voor deze prijs in aanmerking
kon komen, kon niet alleen op veler instemming rekenen, maar ook op
totaal onbegrip en afwijzing: hij was immers geen schrijver. Alsof
alleen schrijvers boeken maken. Deze schilder heeft er overigens meer
dan honderd gerealiseerd. Hoewel hij eigenlijk schrijver had willen
worden, koos hij toch voor de beeldende kunsten en die keuze heeft hem
onder de streep meer bekendheid in het buiteland opgeleverd dan in de
Duitse Bondsrepubliek. Wel heeft men kennis kunnen nemen van het feit
dat zoveel van zijn werk is georiënteerd op niet alleen zijn
identificatie met zijn vaderland, maar tevens op zijn strijd tegen het
collectieve verdringen van het verleden in datzelfde Duitsland.
Anselm Kiefer: Dem unbekannten Maler
In
zijn rede annex dankwoord waarmede de plechtigheid werd besloten, wees
de bekroonde nogmaals op zijn intense verbondenheid met de natuur en
met de literatuur. Dat twee naoorlogse Duitse dichters Paul Celan
(1920-1970) en Ingeborg Bachmann (1926-1973) veelvuldig bij hem op de
voorgrond zijn getreden, mag niet tot de conclusie leiden dat de
klassieken der Duitse literatuur bij hem tekort komen. Zo vindt Anselm
Kiefer even zeer aansluiting bij Goethe en Hölderlin, bij Novalis en
tal van anderen. Wat hij uit hun oeuvre absorbeert, vindt zijn weerslag
ook al is dat niet altijd even opzichtig en/of doorzichtig in zijn
kunstprojecten, die bij tijd en wijle voor veel opschudding hebben
gezorgd door hun confronterende werking. Een uitgestrekte arm werd niet
zelden geïnterpreteerd als Kiefers aansluiting bij de boosaardigheid
van de nazi-beesten, maar dat hij daarmee de toeschouwers nog weer eens
aan het denken wilde zetten, kwam bij zo menigeen helaas niet op. Wellicht
mede gelet op het feit dat de onderscheiding nu voor het eerst aan een
niet-literator, wijsgeer of maatschappelijk uitzonderlijk
functionerende publicist is gegaan maar aan een beeldend kunstenaar,
heeft Kiefer nogmaals herinnerd aan de grote schande van de
boekverbrandingen van april 1933. Wat dat laatste betreft zou hij
nog wel eens veel Aufklärungsarbeit en Anregungen zur Erinnerung moeten
realiseren, aangezien in zijn vaderland de Hitler-Nachfolgestaat steeds
meer gestalte krijgt door de onverminderde pogingen van de Architect
van dat Vierde Rijk, Wolfgang Schäuble, dit zo snel mogelijk
werkelijkheid te laten worden. Kritische stemmen zullen door de dan als
nooit tevoren met macht en alle middelen
uitgeruste Nieuwe Gestapo worden bestreden. En reeds Heinrich Heine
wist, dat waar eens boeken branden, ook mensen zullen branden. [1]: http://blog.seniorennet.be/cultuurspectrum/archief.php?ID=137413
Turkse volkssprookjes bieden een zeer boeiende wereld: vol adellijke mensen en bijzondere dieren
Sprookjeswereld De
sprookjessfeer vormt een wereld op zich, waarin zoveel absurds
voorkomt, evenals wenselijks en ongelooflijks, doch die tegelijkertijd
zo fascinerend is, niet in de laatste plaats omdat we daarin of we
ons dat nu bewust zijn of niet een spiegel voorgehouden krijgen, die
ons laat zien hoe mensen werkelijk zijn, ook als diverse dieren de
protagonisten in de verhalen zijn. Daarbij mag men nimmer uit het oog
verliezen dat het juist mensen zijn (geweest) die deze verhalen hebben
verteld, verzameld en verspreid. Dat geldt zowel voor de verzamelingen
van sprookjes in de westerse wereld, welke vooral zijn verbonden aan
grote namen Andersen, de gebroeders Grimm, Ludwig Bechstein en Johann
Karl August Musäus alsook voor de sprookjes die de oosterse wereld
als toneel hebben. Weliswaar zijn de beroemdste uit de contreien de
verhalen uit Duizend-en-een-nacht,
maar daarnaast ook losse geschiedenissen en samengevoegde, bij elkaar
horende verhalen, welke zich alle in die wereld afspelen, doch
inhoudelijk zijn ook die sprookjes in eerste instantie leerstukken over
het leven van mensen met hun talrijke tics en dwaasheden, alsmede hun
eventuele verhevenheid. Dat daarin prinsen en prinsessen een speciale
rol spelen, is niet zo uitzonderlijk als het lijkt, aangezien ook deze
niet anders dan als rolmodel dienen, en dat geldt mutatis mutandis
voor daarin optredende sprekende dieren, die immers al in de fabels van
de antieke wereld voorkomen.
Nu juist deze week in Frankfurt am Main tijdens de alweer zestigste Internationale Buchmesse opnieuw
een enorme hoeveelheid nieuwe uitgaven worden voorgesteld het zijn
er, om enigszins precies te zijn, deze keer 400.000 , zou de ware
liefhebbers van het fenomeen boek en in het kader van deze bijdrage
van sprookjes er niet van afhouden, zich te oriënteren. Dat laatste
woord past hier ook met nadruk op het gastland van dit jaar: Turkije.
Daar bestaat al geruime tijd een groep auteurs die allen groot
voorstander zijn van het opgaan van hun vaderland in de Europese Unie. Tenzij
en helaas lijkt het daar steeds meer op de door en door verdorven
minister van Binnenlandse Zaken van de Bondsrepubliek Duitsland erin
slaagt zijn wil door te drijven en het Vierde Rijk met een Supergestapo
werkelijkheid te laten worden, hetgeen dan geen sprookje maar bittere
werkelijkheid zal zijn. Want dan is het beter dat niemand meer boeken
koopt met sprookjes, aangezien die eerst in het nieuwe Mofrika en
snel daarna in de gehele EU als subversieve lectuur zullen worden
aangemerkt. Want al die massa's leeghoofden van de geheime politie zien
in alles wat hun in handen valt een mogelijke terroristische aanslag op
de dan volkomen terecht doodverklaarde democratie, die er in geheel
Europa, maar vooral in de voormalige Hitler-staat en toekomstige SS
(Schäuble-Staat) reeds nu uitermate slecht voor staat. Maar is er
eigenlijk iemand van de verantwoordelijken die het merkt en er iets
tégen wil ondernemen? Zolang
het echter nog mogelijk is zonder direct te worden opgepakt, moesten
ook buiten het Duitse taalgebied de liefhebbers van dit literaire
genre zichzelf maar trakteren op de deze maand verschenen verzameling Türkische Volksmärchen,
ook en vooral omdat daarin opnieuw de meest ongelooflijke verhalen zijn
opgenomen over onder meer prins(esse)en, peri's en andere wezens uit de
grote tovercirkel, evenals avonturen van mensen uit het eenvoudige
volk, en niet in de laatste plaats ook enige dierenverhalen.
De
redactrices die het boek hebben samengesteld één ervan uit Turkije,
de andere uit Italië zijn beiden in Duitsland gepromoveerd in de Turkologie:
ook geen sprookje, maar realiteit wat een mens toch niet al kan leren
als deze zich de kortst denkbare biografische opsommingen ter harte
neemt. In ieder geval is het de dames gelukt een verzameling te
realiseren, die je je met veel genoegen in handen van alle denkbare
sprookjesliefhebbers vooropgesteld dat deze Duits kunnen lezen kunt
voorstellen. __________ Türkische Volksmärchen Ausgewählt
und nacherzählt von Sevgi Ağcagül und Elisabetta Ragagnin. Met
illustraties van Elisabetta Ragagnin. 288 pagina's, paperback, Originalausgabe. Deutscher Taschenbuch Verlag, München, oktober 2008. ISBN 978-3-423-13699-0 (dtv 13699); Prijs (in de BRD) 9,90. __________ Die Afbeelding auf de omslag van de dtv-Ausgabe toont het Portrait of Sultan Mehmet II (Türkische Schule)/Bridgeman Giraudon. De andere illustraties zijn afkomstig uit het boek en werden getekend door Elisabetta Ragagnin.
Herfst en Oktober in het dichterlijke werk van Theodor Storm
Herbstnachmittag
Halbschläfrig sitz ich im Lehnstuhl; Vor der Tür auf dem Treppenstein Schwatzen die Mädchen und schauen In den hellen Sonnenschein.
Die Braunen, das sind meine Schwestern, Die Blond' ist die Liebste mein. Sie nähen und stricken und sticken, Als sollte schon Hochzeit sein.
Von fern das Kichern und Plaudern Und um mich her die Ruh, In den Lüften ein Schwirren und Summen Mir fallen die Augen zu.
Und als ich wieder erwache, Ist alles still und tot, Und durch die Fensterscheiben Schimmert das Abendbrot.
Die Mädchen sitzen wieder Am Tisch im stummen Verein; Und legen zur Seite die Nadeln Vor dem blendenden Abendschein. Theodor Storm (1817-1888) Uit: Gedichte. In: Sämtliche Werke
* * * * * * * * * *
Oktoberlied
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Und geht es draußen noch so toll, Unchristlich oder christlich, Ist doch die Welt, die schöne Welt, So gänzlich unverwüstlich!
Und wimmert auch einmal das Herz, Stoß an, und laß es klingen! Wir wissen's doch, ein rechtes Herz Ist gar nicht umzubringen.
Der Nebel steigt, es fällt das Laub; Schenk ein den Wein, den holden! Wir wollen uns den grauen Tag Vergolden, ja vergolden.
Wohl ist es Herbst; doch warte nur, Doch warte nur ein Weilchen! Der Frühling kommt, der Himmel lacht, Es steht die Welt im Veilchen.
Die blauen Tage brechen an; Und ehe sie verfließen, Wir wollen sie, mein wackrer Freund, Genießen, ja genießen! ____________ Afbeelding: Theodor Storm in 1886.
Naar dezen herfst had ik ontroerd gewacht Als naar een nacht van zwoel-doorgeurde droomen: Naar 't koele licht en naar de gouden boomen In grauwen nevel langs de smalle gracht.
De dagen waren vreemd van veege pracht, Een felle gloed scheen alles te doorstroomen: De bloemen baarden huivrend-zoete aromen En wreede kleuren, bont en brandend-zacht.
En als ik trad onder het droeve woeden Van stilte en weelde en lust den dood gewijd Voelde ik een beven door mijn leven spoeden,
Maar ook, diep in mijn ziel, die bang-verblijd Den rijkdom dronk, het matelooze bloeden Van schrijnende angst en heete onzekerheid. Johan Gustaaf Danser (1893-1920) Uit: Verzameld Werk De Beuk, Amsterdam 1957
Duitse literatuurpaus Marcel Reich-Ranicki weigert de Deutsche Fernsehpreis
Schandaal De
beslist niet altijd even redelijk optredende Marcel Reich-Ranicki één
van de meest vooraanstande literatuurcritici in het hele Duitse
taalgebied en veelal gezien als de literatuurpaus
bij uitstek in het kader van de literatuur in het algemeen en de
Duitstalige in het bijzonder heeft dit weekeinde voor veel ophef
gezorgd door de Deutsche Fernsehpreis te weigeren wegens gebrek aan niveau in het bewuste medium. Je
kunt in diverse kaders best één en ander tegen Reich-Ranicki in
stelling brengen, je kunt van harte met hem van mening verschillen over
bepaalde boeken, zoals Günther Grass' roman Ein weites Feld,
waartegen Reich-Ranicki een privé-oorlog heeft gevoerd, puur op basis
van vooringenomenheid en totale insensitiviteit bij het lezen van dat
boek. Maar deze faux pas
kan men niet als maatstaf nemen voor zijn algehele functioneren, en het
gaat evenmin aan om hem te verwijten dat hij voor een schandaal zorgt
als hij op basis van zijn, weliswaar veelal extravert emotioneel
geuite, oprechte bezwaren iets ten rechte aan de kaak stelt. De man
heeft in deze context het gelijk volkomen aan zijn zijde. Presentator
van de avond waarop al die Fernsehpreise zouden worden uitgereikt
Thomas Gottschalk waarmee onmiddellijk het bezwaar van de al te grote
oppervlakkigheid jegens het medium televisie in de Duitstalige gebieden
niet beter kon worden onderstreept heeft hem daarop voorgesteld een
discussie te organiseren tussen de directe hoofdverantwoordelijken voor
het verzamelmedium televisie in die contreien enerzijds en aan de
andere kant Marcel Reich-Ranicki. "Ich akzeptiere das. Mal sehen was daraus wird," luidde de reactie van de inmddels 88-jarige.[1] Dat
hoeft geen zinloze aangelegenheid worden, zeker niet als men voor een
rechtstreekse uitzending zorgt, waarin niet (meer) kan worden geknipt.
Wel moet die Gottschalk als 'moderator' daar verre van blijven,
aangezien de totale zinloosheid anders van tevoren vaststaat.
[1] Zo luidde een mededeling binnen de melding van de Tagesschau van het eerste Duitse televisienet ARD/Das Erste. Het dagblad Frankfurter Rundschau daarentegen meldt dat het aanbod een uitzeding van een uur inhield, die Reich-Ranicki naar eigen inzicht gestalte zou mogen geven.
Herfstwee in de beleving van de Vlaamse dichter René de Clercq
Een dwarse dichter De
Vlaamse dichter René de Clercq heeft welzeker een veelbewogen leven
geleid, niet in de laatste plaats als gevolg van de politieke en
maatschappelijke keuzes die hij op tal van fronten heeft gemaakt. Ooit
heeft hij gepleit voor opheffing van de Belgische staat een wens die
we aan het begin van onze huidige, eenentwintigste eeuw ook niet zelden
uit datzelfde land hebben horen klinken, een goede eeuw nadat De Clercq
dat een optie leek, maar De Clercq kwam het op een beroepsverbod te
staan, door de koning persoonlijk ondertekend René de Clercq werd in 1877 geboren te Deerlijk hetgeen in dit geval een exogeen Nomen est omen verdient en hij is in 1932 te Maartensdijk overleden.
HERFSTWEE.
In reke. langs de beke, en lijk bijeengevlucht, ]vol schamelheid en schaamte, geraamte bijgeraamte, de boomen in de schemerlucht. hoog riujzen ze in hun rildheid, die reuzen, bronzig bruin, en steken vol gestildheid, lijk stommen, kruinbij kruin. Hun breede voeten duiken ze in het boordevolle bed der beweeggaande wateren, die met een lagen zang hun hooge smert verzoeten. Grauw omendomme ligt de wee die 's zomers groenegroeiend deinde, en zong gelijk een zachte zee, geluidloos in een weedom zonder einde. Geen kalfjes rond een luie koe die hippewippend huppelen. Geen koeien kerft een wilgeroe tot wisschen en tot knuppelen. Alleenig ligt het gras nu, moe en tenden tot besterves toe, vol dikke, matte druppelen. En lijze, onhoorbaar haast, doch zichtbaar aan den drijf der avonddoomen blaast een doodenadem nog een loverke uit de boomen, rolt het, glazig-nat en nersch, alover 't streuvelende gers, tot in de biezen die de beek omzoomen; en laat het dan, gevallen, van het laagste lisch, heel langzaam boven 't water stroomen.
Uit: Land, opgenomen in de verzamelbundel Gedichten
Op de titelpagina van het fraai vormgegeven boek ziet u dat mijn exemplaar er een is uit de tweede, Vermeerderde druk
en dat de boekversieringen zijn gerealiseerd door J.B. Heukelom
(1875-1965). De eerste druk van het dus verminderde boek was
uitgekomen in1896. De uitgave bij Van Looy uit 1911 is verschenen in de Roo' Rozen Serie.
Opvallend is de prijs die het in die dagen moet hebben gekost: een
geïllustreerd en gebonden boek van 260 bladzijden met opdikkend
papier. De bewuste bundel neemt drie nummers van de reeks in beslag;
dat betekent dat het boek ingenaaid voor 50 cents per nummer één
gulden vijftig dus verkijgbaar was. Indien men een gekartoneerde
versie wenste, kostte dat 30 cents per nummer extra, in de gebonden
editie 50 cents per deel extra. Het luxe geheel heeft bijna een eeuw
geleden slechts drie gulden gekost. Wat een glorieuze boekentijd was dat.
Pol de Mont, dichter in Vlaanderen, over een avond in Oktober
Een ware, klassieke bard De Vlaamse meester-dichter Pol de Mont (1857-1931) was degene, die ervoor heeft gezorgd dat Hélène Swarth
een Tachtiger werd en niet in het Frans bleef schrijven en publiceren.
Hij had de ware dichteres in haar herkend. De titel van zijn bundel Zomervlammen,
op 1 september 1922 weliswaar gedrukt te Antwerpen, maar in Leiden
uitgegeven door A.W. Sijthoff 's Uitgeversmaatschappij, is in zoverre
vanuit de lezer gedacht misleidend, aangezien deze in principe niet
verwacht dat ook daarin eveneens herfstgedichten te vinden zullen zijn.
Doch aangezien nergens wordt gepretendeerd dat er alleen zomerse
toestanden in dat boek te vinden zullen zijn, is het een goede zaak om
eerst eens de inhoudsopgave te bekijken, dan zal men zien dat ook de
maanden april en mei erin voorkomen, en ook die zijn, van oudsher
althans niet doorspekt met zomervlammen althans, tot dusver niet,
want je weet immers niet exact wat er door die klimatologische
veranderingen op onze planeet over achttien of over tachtig jaar zal
zijn gebeurd. Zomervlammen
telt 200 bladzijden met in totaal 122 gedichten. Het exemplaar dat ik,
nu vijf jaar geleden, heb gekregen, is één van de honderd genummerde
exemplaren: 97 staat erin met een numeroteur. Deze spciale exemplaren
werden gedrukt op oud-Engels papier en door de dichter 'getekend'.
OKTOBERAVOND
Een uitspansel van lood... Heel hoog, inktzwarte traag heendrijvende wolken; lager, bij de oneffen horizon, die van het Zuiden onmerkbaar glooiend naar het Noorden loopt, pikdonkre strepen op groenachtige grond, en lager nog, de kimme rakend schier, een dunne, rode, helverlichte strook... Daaronder strekt, beeld van verlatenheid en arme, zich een onfzienbare vlakte: steenachtig land, waarop slechts hier en daar wat pover onkruid wegteert, wijl, heel ver, een enkle boom, verwrongen door de storm,
wat schaduw spreidt. Krijtachtig loopt, gelijk een lange slang, een smalle wegel dwars door 't eenzaam veld, en pikzwart, slechts van binnen geelrood verlicht, verrijst uit twintig schouwen een dikke smoor uitpaffend, de fabriek, zwoegend uit hese longen in de stilte van vallende avond door het eenzaam veld, zuchtend, als wilde de onbezielde stof te zamen vatten in één enkle zucht al 't menslik lijden, dat die muren bergen...
Uit: Natuur (1890-1922) als onderdeel van de bundel Zomervlammen (1922)
In het Amerikaanse weekblad TIME Magazine van 6 oktober staat het wereldwijde milieu centraal
Milieu-helden in middelpunt De
editie van het Amerikaanse weekblad TIME van 6 october die echter al
bij de Europese abonnees zal zijn binnengekomen, en die bij de diverse
soorten tijdschriftenhandelaren dan ook al we verkrijgbaar zal zijn
heeft het wereldwijde milieu, maar vooral de mensen en de organisaties
die zich daarvoor inzetten, als centraal thema, dat met veel
schakeringen groen op de voorpagina wordt aangekondigd. Opvallend is
wel dat de gebruikelijke rode rand van het magazine hier niet
overheerst, maar juist het vele groen op een witte ondergrond de
aandacht vraagt. Heroes of the environment kopt het blad nu en het kondigt rechtsonder aan dat het Special Report
in dit extra dikke, 112 pagina's binnenwerk omvattende, nummer de
jaarlijkse focus op die mensen heeft gericht die in dit kader de wereld
veranderen.
Ieder
die het milieu een warm hart toedraagt en even de tijd neemt de diverse
artikelen door te nemen, zal geraakt worden door de inzet van zoveel
verschillende mensen particulier of als onderdeel van een organisatie
voor zoveel verscheiden aspecten van dit onderdeel van onze cultuur
en beschaving. Desondanks gaat het desastreuze kappen van het tropisch
regenwoud dag in, dag uit verder en zijn de vooruitzichten
dienaangaande niet bepaald hoopgevend, terwijl het Principe Hoop nu
juist zo'n voortreffelijke impuls aan al de daaraan noodzakelijkerwijs
gekoppelde handelingen kan geven. Aanbevolen!
Puccini's Madama Butterfly van De Nationale Reisopera zaterdag 27 september op de Nederlandse klassieke zender Radio 4 en daarna nog live in vijf Nederlandse theaters
Neerlands Nationale Reisopera op tournee Nu
de vakantieperioden van de cultuurinstituten in de lage landen er weer
opzitten en het kunstbedrijf in het algemeen weer op volle toeren
werkt, zijn ook de muziektheateractiviteiten weer ruimschoots te zien
en te horen. Niet alleen de De Nederlandse Opera toont de
voorstellingen van Richard Strauss' Die Frau ohne Schatten, in het Amsterdamse Muziektheater, Neerlands Nationale Reisopera
is sedert twee weken ook weer zichtbaar en hoorbaar actief. Het seizoen
werd zaterdag 13 september geopend in schouwburg Orpheus te Apeldoorn,
met Madama Butterfly van Giacomo Puccini. Opera Zuid komt over enige tijd ook met de eerste productie. Normaal
gesproken worden de opnamen die tijdens de première worden gemaak, pas
via de radio uitgezonden omstreeks het einde van de tournee langs de
grotere steden in ons land. Madama Butterfly daarentegen
kan men op zaterdag 27 september, 's avonds vanaf 19:02 uur via de
Nederlandse klassieke zender Radio 4, in de reeks Opera live
van de NPS, beluisteren. Na deze datum wordt dit muziekdrama in de
versie van De Nationale Reisopera nog in vijf theaters van ons land
voorgesteld. Zie daartoe deSpeeldata op de website van het gezelschap. Het
Gelders Orkest en het koor van de Nationale Reisopera staan onder
leiding van Alexander Polianichko. Voor de overige medewerkenden
solisten, regisseur en anderen die hebben bijgedragen aan de
totstandkoming van deze productie zij eveneens verwezen naar het
hoofdstuk Bezettingop de website van het instituut. __________
Afbeelding: Scènefoto uit Madama Butterfly in de voorstelling door de Nationale Reisopera. (Foto: Hermann und Clärchen Baus.)
Gustav Mahlers Zesde Symfonie, getiteld Tragische ' Bekentenisliteratuur op notenpapier
Tweemaal in de ether Het Orchestre National de France geeft de komende zondagmiddag, vanaf 14:02 uur, op Radio 4 een uitvoering van de Zesde Symfonie van
Gustav Mahler. Dat betreft een opname van 13 december 2007, gemaakt in
het Théâtre des Champs Elysées te Parijs. Dirigent voor die gelegenheid
was Daniele Gatti. Op
woensdag 1 oktober klinkt dezelfde symfonie, met beelden, op de
muziekzender Mezzo, vanaf 's ochtens 11:50 uur. Daarbij gaat het om een
opname van 2007 tijdens het Festival in het Zwitserse Luzern. Het naar
die gebeurtenis genoemde gelegenheidsorkest dat in 2o03 door Claudio
Abbado nieuw leven isingeblazen Hij leidt ook de uitvoering van Mahlers
Zesde. Helemaal vlekkeloos was die uitvoering overigens niet.
Katalysator Hoewel
Gustav Mahler (1860-1911) zonder enige twijfel de belangrijkste
voorloper van de moderne muziek is geweest, lopen de meningen ook heden
ten dage, een eeuw na diens overlijden, nog altijd sterk uiteen.
Aanhangers bestempelen hem tot een buitengewoon genie, zijn
tegenstanders vinden hem weinig meer dan een componerende charlatan en
kwalificeren zijn muziek als rommel.
Tussen die uitersten ligt een historisch waardeoordeel, en hoe men het
ook wendt of keert, Gustav Mahler heeft een uitzonderlijke bijdrage
geleverd aan de muzikale omwenteling die rond 1900 heeft
plaatsgehad. Hij heeft gefungeerd als katalysator: via hem liep de lijn
van de harmonische verfijning uit de negentiende eeuw tot in de nieuwe
klankwereld, die Arnold Schönberg (1874-1951) met zijn Wiener Kreis
heeft geopend. Schönberg had dan ook een hoge dunk van Mahler, en op
grond daarvan zal hij zijn Harmonielehre wel aan zijn
voorganger en tijdgenoot hebben opgedragen. "Ik geloof er zeer vast en
onwankelbaar in dat Gustav Mahler één van de grootste mensen en
kunstenaars was," vatte Schönberg zijn ideeën over deze componist en
dirigent eens samen.
Persoonlijke vereenzaming In
de privésfeer was Mahler nadrukkelijk op zichzelf gericht. Hij had een
ijzersterke wil en het opvallende was dat hij deze steeds wist door te
zetten. Hij kende maar één (gecombineerd) doel in zijn leven: het
bereiken van zijn idealen en het vervullen van de taak, die hij
zichzelf had gesteld. Hij gunde zichzelf nimmer rust, en mede daarom
moet zijn geest een soort van perpetuum mobile geweest zijn.
Het was steeds opnieuw het werk dat hem riep, of dat nu het componeren
was of zijn optreden als dirigent van opera's en concerten. Steeds
opnieuw werden Mahler sleutelposities in het Europese en overzeese
muziekleven aangeboden, en dat zorgde er mede voor dat het
vereenzamingsproces in de persoon Mahler zich langzaamaan sneller ging
voltrekken. Als gevolg van zijn instelling ― de houding die hij,
overeenkomstig de structuur van zijn karakter, vrijwel altijd aannam ―
bevond hij zich op een moeizame weg, die hij volstrekt alleen moest
afleggen. De functies die hij bekleedde, legden daar nog eens extra de
nadruk op. Ook de manier waarop hij zich in woord en geschrift heeft
geuit, toont dat duidelijk aan. Hij sprak en schreef op een manier die
een uitzonderlijk sterk egobewustzijn aan de dag legde. Met zijn bij
tijd en wijle aanstootgevende gedrag ― af en toe zelfs grof ― gaf hij
dikwijls de indruk dat hij mensenschuw was. Dat was echter niet aan de
orde als het ging om mensen met wie hij samenwerkte. Hij trakteerde het
orkest meer dan eens op een 'bieravondje' waaraan hij dan zelf kort
deelnam.
Niveau handhaven Met
laster en aanverwante, laag bij de grondse uitingen wilde Mahler niets
van doen hebben. Hij was de mening toegedaan dat hij verheven diende te
zijn boven dergelijk inferieur gedrag. Kenmerkend in dat verband zijn
de woorden: "Ik moet bovenaan blijven. Ik kan me door niets laten
irriteren of naar beneden laten halen. Het is al moeilijk genoeg om me
steeds op niveau te handhaven." Opvallend was tevens dat hij de
karaktereigenschap bezat, mensen blindelings te vertrouwen, maar als
hij eenmaal was bedrogen, dan kende zijn wantrouwen ook geen grenzen
meer. En dat past uitstekend in het kader van Mahlers onvermogen tot
het erkennen van grenzen, als mens en als kunstenaar.
Bekentenisliteratuur Gustav Mahlers 'Tragische' Symfonie, de Zesde, vormt het middenstuk van een drietal zuiver instrumentale
werken ― samen met de eraan voorafgaande Vijfde en de erop aansluitende
Zevende ― die dezelfde stilistische principes hebben. Alleen zijn
laatste complete symfonie, de Negende, is ook weer geheel
instrumentaal, en dat geldt eveneens voor het Adagio van de onvoltooide Tiende Symfonie. Na de eerste, Der Titan [1],
volgden drie symfonieën met vocale partijen, voordat Mahler opnieuw aan
een 'blok' symfonieën zonder de menselijke stem ging werken. Die
periode duurde van 1901 tot 1905. Formeel is Mahler in zijn Zesde
Symfonie 'teruggekeerd' tot het oude, vierdelige model: Allegro,
Scherzo, Andante, Finale. Toch is juist zijn 'Tragische' nog wel het
verst verwijderd van alles wat tot op dat moment als symfonie gold.
Daar komt nog bij dat dit opus de meest persoonlijke bekentenis vormt
van de mens Gustav Mahler, al gaat één en ander zelfs in dat kader nog
extreem ver. Er is niet alleen sprake van een 'presentatie'-zonder-enig
voorbehoud ― de componist stelt zichzelf in dit werk grandioos aan de
kaak, op een wijze zoals het Noodlot dat dikwijls doet met zijn Held.
Pessimisme Het
is op zijn zachtst gezed opvallend dat Mahler een tragische symfonie
schreef tijdens een periode waarin het hem in meer dan één opzicht goed
ging. Toen hij in 1903 aan zijn Zesde begon, bevond hij zich op het
hoogepunt van zijn roem als dirigent. Daarnaast werd het succes
van de componikst ook allengs groter. In de persoonlijike sfeer verliep
ook alles beter dan ooit tevoren, en volgens zijn vrouw Alma voelde
Mahler zich in die periode ook werkelijk gelukkig en zelfverzekerd.
Toch is Mahler in zijn gehele oeuvre nergens zo pessimistisch als in
deze symfonie, al stamt de benaming 'Tragische' ― althans voorzover wij
nu weten ― niet van hemzelf. Het is echter wel een feit dat diverse
auteurs, onder wie Simon Vestdijk (1898-1971) [2] beweren dat die kwalificatie wel degelijk van Mahler zelf afkomstig is. Wanneer we alle tien symfonieën [3] nader beschouwen, blijkt dat alle in grote terts eindigen, met uitzondering van de Zesde.
Onbewuste sfeer Zelfs
de Negende Symfonie, die ontstond in een periode waarin Mahler zich
pijnlijk bewust was van een hartkwaal, en die dan ook één en al de
sfeer van afscheid ademt, maar met nog extra nadruk in het slotdeel.
Daarin spelen weemoed en verlangen een doorslaggevende rol. Desondanks
heeft die laatste voltooide symfonie als uiteindelijke toonsoort toch
nog weer majeur. En dat geldt al evenzeer voor Das Lied von der Erde, waarvan het laatste onderdeel zelfs als titel Der Abschied heeft. Er
is wel vaker gespeculeerd over dat einde van de Zesde: zo zou het te
maken hebben met Mahlers extreme gevoeligheid en in het kader daarvan
zou hij onbewust allang hebben opgevangen wat het Noodlot voor hem in
petto had, wat dus ook in een andere sfeer dan onze alledaagse reeds
zijn schaduwen vooruit wierp: de kristallisatie van een andere wereld.
Wat echter ook de oorzaak moge wezen, het tragische element speelt de
hoofdrol: het gevecht tegen het Noodlot, waarvoor de componist gebruik
heeft gemaakt een zeer uitgebreid arsenaal aan instrumenten.
Instrumentatie In
de Zesde Symfonie gaat Gustav Mahler zeer ver met zijn instrumentatie.
Het voor traditionele begrippen toch al sterk bezette orkest, met een
grote strijkersgroep en veelvuldig bezet hout en koper, wordt nog eens
versterkt met een enorme batterij slagwerk, waarin een roede en een
hamer een zeer symbolische betekenis krijgen. Daarmee worden de
opstandige elementen gekarakteriseerd, met als tegenhanger de
'koebellen', die een pastorale sfeer overbrengen. Echter ook die is vol
symboliek, want waar wordt het klankbeeld in het menselijk oor bepaald
door koebellen? In de pastorale eenzaamheid van het hooggebergte! Daar
waar de mens wordt 'gedwongen' tot worsteling met zichzelf. Mahler-exegeet Eggebrecht [4]
schrijft in zijn boek over diens muziek dat de motieven en thema's van
deze componst bij de toehoorder associaties wekken met muziek, die men
reeds van elders kent, die men al in het gehoor heeft, als iets dat 'er
al was'. Als een kenmerk van het universele, het onderhuidse van
Mahlers kunst. Die
uitzonderlijke instrumentatie is overigens dikwijls onderhevig geweest
aan kritiek, tot in het karikaturale toe. Zo verscheen er in een
satirisch tijdschrift in Wenen een tekening, waarop Mahler bij een
batterij slagwerk staat afgebeeld, met een deel van het nooit erder
gebruikte instrumentarium. In zijn hand houdt hij een claxon, aan zijn
voeten ligt een houten knuppel. Mahler grijpt zich bij het hoofd en
'zegt': "Herrgott, daß ich die Hupe vergessen habe! Jetzt kann ich noch
eine Sinfonie schreiben."
Thematiek Vanzelfsprekend
is Mahlers muziek niet denkbaar zonder die van zijn grote voorgangers,
met name die van Beethoven, Schumann, Wagner, Liszt en Bruckner.
Thema's uit hun werken zijn dan ook bij herhaling in het oeuvre van
Mahler te vinden, onder meer in deze Tragische Symfonie. En dat is niet
het geval als gevolg van zijn andere functie en hij uit hoofde daarvan
dirigentenmuziek schreef. Dat is echter wel vaker over Mahler beweerd.
De verwijzingen in zijn muziek naar werk(en) van andere componisten,
evenals de afgeleiden en de letterlijke citaten, vervullen hun normale
functie binnen het kader van de Zesde Symfonie.
Trivialiteit Eén
van de verwijten, welke veelvuldig jegens Mahlers muziek zijn gemaakt
en tot het herkenbare standaardrepertoire van de tegenstanders zijn
blijven behoren, is de verwijzing naar het triviale, wat weer op hevig
verzet stuit van zijn vereerders. Ongetwijfeld vallen er elementen in
Mahlers muziek aan te wijzen, die een kern van trivialiteit in zich
bergen. Maar ook hier zij gezegd: het is en blijft van groot belang wie
wat, waar en hoe schrijft. De enorme discrepantie die er bestaat tussen
de in noten verpakte 'verdovende middelen' en de eventuele trivialiteit
van de activerende noten uit de koker van een muzikaal genie, valt
nauwelijks in woorden te vatten, maar is voor de oplettende toehoorder
tamelijk snel te onderkennen. Waar er in Mahlers composities al sprake
zou kunnen zijn van trivialiteit, blijft deze onder alle omstandigheden
― in ieder geval in zijn symfonieën ― Edelkitsch. Zo kan men in het Andante van de Zesde Symfonie weliswaar een aanzet tot 'overspanning' bespeuren, maar alles blijft weer net binnen de begrenzingen
van het aanvaardbare, en vanzelfsprekend kan een dirigent daar zijn
invoed ― zowel ten faveure, alsook ten detrimente ― zeer nadrukkelijk
doen gelden. Mahlers verfijnde instrumentatiekunst en de technische
uitwerking van het materiaal zorgen ervoor dat het klinkende resultaat
nergens is gedegenereerd tot een instrumentale smartlap. Integendeel:
Mahler weet zich in deze Zesde Symfonie te manifesteren als een
instrumentale Orpheus.
Volgorde der delen Oorspronkelijk had Mahler het Scherzo als tweede deel geconcipieerd, doch later wijzigde hij de volgorde door het Andante vóór het Scherzo te
plaatsen. Na de eerste uitvoering draaide hij die ingreep weer terug.
Op geluidsdragers vinden we heden ten dage nog steeds versies van deze
symfonie waarin de gewijzigde volgorde wordt aangehouden. Er is
muzikaal gezien, ook wel wat voor te zeggen om dat Andante als tweede deel te spelen, omdat dit veel meer aansluit op de geladen coda van het Allegro. Het vierde deel heeft als betiteling uitsluitend Finale, maar
daarmee is volstrekt niet voldoende uitgedrukt, omdat juist dit deel de
kern van het hele opus vormt. Hierin komt het tot de definitieve
confrontatie tussen de Held en zijn Noodlot, al gaat hier de Held tragisch ten onder, hetgeen nog eens symbolisch wordt benadrukt door de hamerslagen.
Wijzigingen Soms
werd Mahler volstrekt wanhopig wanneer hij met een orkest een eigen
symfonie repeteerde, maar het kon nog erger worden wanneer hij eenmaal
een uitvoering had geleid. Als gevolg daarvan onderwierp hij elke
nieuwe symfonie dan ook aan een revisie, en hij bleef daarin zo lang
wijzigingen aanbrengen ― ook in de instrumentatie ― totdat hij ervan
overtuigd was dat zijn bedoelingen beter zouden worden begrepen. Enkele
van die revisies waren echter zo ingrijpend dat er uiteindelijk een
geheel nieuwe symfonie ontstond, zoals dat het geval is geweest met de
Eerste en later met de Vijfde. Nergens heeft hij echter zo intens en
tot in het kleinste detail gevarieerd als in zijn Tragische Symfonie. Enkele
van die wijzigingen zijn zeer markant: zo wilde Mahler aanvankelijk dat
de celesta('s) in F zou(den) zijn, maar later liet hij die aanduiding
achterwege. Met nadruk laat de componist weten dat de celesta twee- of
zelfs meervoudig bezet dient te zijn. En met betrekking tot de harpen
bestonden op een gegeven moment ook vragen, omdat Mahler in zijn
opsomming weliswaar twee noemt, maar later in de symfonie om "mehrere"
vraagt, en nog weer verderop zeer gespecificeerd vier aangeeft.
Mahler-expert Hans Ferdinand Redlich (1903-1968) lost dat in de
Eulenburg-versie van de partituur heel handig op door bij de
'Orkestbezetting' weliswaar 2 harpen te noemen, doch daar direct aan
toe te voegen: "doppelt besetzt".
Koebellen Opvallend
is tevens dat Mahler in zijn revisie een opmerking maakt met betrekking
tot de koebellen. Wanneer er een theater-uitvoering van de Zesde zou
worden gegeven, wilde hij dat de koebellen 'acher de coulissen' zouden
klinken. 'Revisionist' Erwin Ratz laat deze opmerking van de componist
in zijn in 1963 verschenen, gereviseerde versie van de Zesde echter
zonder enig commentaar achterwege. En zo is er nog veel meer waaraan de
componist heeft zitten veranderen, en dat zo lang heeft doorgezet
totdat hij tevreden was. Ondanks
al die specialistische en zeer gedetailleerde ingrepen is er in de
Zesde Symfonie helemaal geen sprake van een nader gedefinieerd
'programma'. Daartegenover staat echter de intens verweven eenheid van
het thematische materiaal.
Meningen "De
enige Zesde, ondanks de 'Pastorale'," zei Alban Berg (1885-1935) over
deze symfonie. Mahler zelf was van oordeel dat zijn 'Tragische'
"raadsels zal opgeven", althans dat schreef hij in een brief aan zijn
vriend Richard Specht (1870-1932) in 1904. Twee jaar later schreef de
componist aan zijn Nederlandse vriend en voorvechter Willem Mengelberg:
"Mijn Zesde schijnt weer een hade noot te zijn, die door de zwakke
tanden van onze kritiek niet gekraakt kan worden." En verderop in
diezelfde brief laat hij weten dat hij zich al verheugt op de
uitvoering in Amsterdam. "Moet ik de koebellen meebrengen?" vraagt hij. Overigens
was niet iedereen even enthousiast over de componist Gustav Mahler. De
redelijk met talent begiftigde Richard Strauss zei eens over het
compositorische genie Mahler: "Helemaal geen componist, alleen maar een
heel groot dirigent."
Uitvoeringen De
eerste uitvoerng van deze Zesde Smfonie werd gegeven onder leiding van
de componist op 27 mei 1906, ter gelegenheid va het 42ste
Toonkunstenaarsfestival in Essen. Naast de musici van het stedelijk
orkest aldaar werkte het Utrechts Stedelijk Orkest aan dat concert mee. Alma
Mahler wijst erop dat er geen ander werk is geweest dat de componist zo
heeft aangegrepen toen hij het voor het eerst hoorde. En ook suggereert
zij dat Mahler één en ander moet hebben voorvoeld, omdat hij voor de
finale het begrip Antizipando gebruikt[5]. Minder dan twee jaar nadat de componist zijn werk aan de eerste versie van deze symfonie had afgesloten [6],
klonk de eerste uitvoering. Het opus werd echter niet met groot
enhousiasme ontvangen en het beleefde ook niet zoveel presentaties. Nog
steeds geldt de Zesde als de minst gespeelde van Mahlers symfonieën, al
is de belangstelling hievoor gedurende de laatste decennia steeds meer
gegroeid. In Amerika, waar Mahler tijdens de laatste jaren van zijn
leven veel heeft gedirigeerd, zou het concertpubliek pas in 1947 kennis
kunnen nemen van dit opus. In Engeland zou Anton von Webern omstreeks
1936 een uitvoering leiden, maar hij moest op het laatste moment worden
vervangen door Adrian Boult.
Francis Travis In Nederland heeft de Amerikaans-Zwitserse Mahler-specialist Francis Travis ― die in de jaren zestig
en zeventig veelvuldig gastdirecties bij de orkesten in o.a. Groningen
en Utrecht vervulde, diverse Mahler-symfonieën met die ensembles
geleid, maar de Zesde alleen in Utrecht. Graag had Travis, in zijn
opeenvolgende reeks Mahler-symfonieën met het (toenmalige) Noordelijk
Filharmonisch Orkest, eveneens de Zesde gedaan, maar het mocht niet
meer zo zijn. [7] Dat Francis Travis een heel bijzondere band had met de muziek van Mahler en daarover ook uitstekend kon communiceren [8],
is onder meer door de leiding van sommige orkesten niet voldoende
onderkend. Mahler-specialist bij uitstek, dirigent en componist Otto
Klemperer (1885-1973), die zelf veelvuldig werd toegejuicht voor zijn
Mahler-interpretatie, was eens aanwezig tijdens de repetitie, in
Zürich, van de Zesde onder Travis. Klemperer, die toen al in een
rolstoel zat ― hij werd voor de concerten die hij nog leidde, ook
altijd in zijn stoel het podium opgedragen ― verzocht de
orkestinspeciënt om Travis te vragen of hij bij hem wilde komen. In het
daaropvolgende gesprek vertrouwde Klemperer hem toe dat hij zelf nooit
aan Mahlers Zesde was toegekomen, en dat hij dat ook niet meer hoefde
nu hij Travis' versie had gehoord. En lof uit de koker van Klemperer
moet werkelijk iets hebben betekend, zeker als men bedenkt dat hij eens
vanaf een der voorste rijen in het Amsterdamse Concertgebouw een
muziekavond onder leiding van Herrgott von Karajan bijwoonde, en daar
toen luid uiting gaf aan zijn misnoegen: "Ein Drecksdirigent!"
Klemperer had echt verstand van muziek en dirigenten. Otto
Klemperer correspondeerde veel, onder meer met zijn vriend Ernst Bloch
en dat daarin de naam Gustav Mahler meer dan eens aan de orde kwam, zal
niemand verbazen, gezien de voorliefde van de beide briefschrijvers.
Ernst Bloch: utopie en realiteit In 1923 schreef de wijsgeer Ernst Bloch (1885-1977) in zijn Zur Philosophie der Musik dat
'onze oren' nog steeds niet over voldoende 'vermogen' zouden beschikken
om de grootheid van Mahler te begrijpen. In een bewerkte editie van dat
boek, verschenen in 1964 [9]
heeft Bloch die kwalificatie laten staan, en datzelfde geldt voor zijn
opmerking naar aanleiding van het feit dat menig "ellendig
'krantenschrijver' het waagt om zelfs maar zonder schaamrood te vragen
of Mahler er wel toe was voorbestemd te componeren." Na de tweede
wereldoorlog heeft dirigent Leonard Bernstein (1918-1990) eens een
essay gepubliceerd onder de titel Seine Zeit ist gekommen, daarmee doelend op Mahlers eigen uitspraak van (thans) ongeveer een eeuw geleden: "Meine Zeit wird kommen." Veel
wijst er al enige decennia op dat dat nu inderdaad het geval is. Na de
oorlog is er veel in beeld van de concertganger met betrekking tot deze
componist gewijzigd. Dat is zeker niet in de laatste plaats te danken
aan de vele, soms fervente, pleitbezorgers die Mahler altijd heeft
gehad. Ook vóór die oorlog en tevens reeds voorafgaand aan de eerste
grote oorlog heeft Mahler in ons land steun gehad, van onder meer van
dirigent Willem Mengelberg (1871-1951), die voor de aanvaarding van
Mahlers composities baanbrekend werk heeft verricht, en dan Bruno Walter (1876-1962), die zelfs nog twee decennia met Gustav Mahler bevriend is geweest. Ernst
Bloch was ook als correspondent zeer actief. Een weerslag daarvan is te
vinden in de tweedelige verzameling brieven, welke tussen 1903 en 1975
werden geschreven [10]. In een brief aan 'Lieber Djoury' [11]
schrijft hij op 5 juni 1915 over de vorderingen van zijn schrifturen:
"Ich schreibe jetzt die Musik, da wird ein ungeheurer Gedanke drin
stecken, den Du noch nicht kennst. (Titel: »J.S. Bach oder die doppelte
Ordnung der Melodik.« Gustav Mahlers Andenken gewidmet)." Met zijn gedachten aangaande de toekomst van zijn eigen muziek onderstreepte Mahler een uitspraak van Ernst Bloch uit diens Geist der Utopie, waarin deze fiosoof beweert: "De utopie van vandaag is de realiteit van morgen."
[1] Zie over Mahlers Eerste Symfonie ons artikel Natuurliefde als katharsis... op woensdag 23 augustus 2006 geplaatst op de website All art is quite useless van Rond.1900.nl . [2] Simon Vestdijk: Gustav Mahler ― Over de structuur van zijn symfonisch oeuvre. Verschenen als vierde deel in de tiendelige serie Vestdijks Verzamelde Muziekessays. Meulenhoff, Amsterdam, 1983; ISBN 90-29-1625-6. [3] Voor de duidelijkheid zij erop gewezen dat hiermee worden bedoeld de Eerste tot en met de Negende Symfonie, en daarnaast Das Lied von der Erde, eveneens een symfonie. [4] Hans Heinrich Eggebrecht: Die Musik Gustav Mahlers. Piper Verlag, München; ISBN 3-492-02747-4. [5] Alma Mahler-Werfel: Mein Leben. Fischer Tashenbuch Verlag, Frankfurt am Main; ISBN 3-596-20545-X. Prijs 9,95. Alma Mahler-Werfel: Erinnerungen an Gustav Mahler. Ullstein Taschenbücher. [6]
Gustav Mahler werkte gedurende zijn zomervakanties te Maiernigg in 1903
en 1904 aan zijn Zesde Symfonie. De partituur was op 9 september 1904
gereed. [7]
Pas in 1986 werd in de Noordelijke provincies de Zesde gespeeld door
een gecombineerd ensemble van honderdnegen (109) instrumentalisten uit
de twee orkesten, van Gronngen en Leeuwarden, als opmaat van de in Den
Haag geplande verdere versobering in het wingewest: de vestiging van
één noordelijk orkest voor drie provincies. Franz-Paul Decker leidde de
zes uitvoeringen in de drie provincies: twee in de stad Groningen, twee
in Leeuwarden, één in Drachten en één in Emmen. [8]
Een weerslag van de gesprekken die ik met Francis en Brigitt Travis ―
bij mij thuis en elders, met name in de jaren zestig en zeventig, heb
gevoerd over vooral Gustav Mahler ― zou te ver voeren in deze context,
omdat het voornamelijk over details ging van de oorspronkelijke teksten
en bewerkingen, door Mahler zelf en anderen (Erwin Ratz, Deryck Cooke). [9] Ernst Bloch: Die Philosophie der Musik in: Geist der Utopie. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main. Paperback stw 35; Als gebonden boek met de titel Zur Philosophie der Musik in de reeks Bibliothek Suhrkamp ISBN 3-518-01398-X. [10]
Verschenen bij Suhrkamp met ISBN 3-518-57713-1. De twee gebonden delen
behelzen correspondentie met tal van grootheden uit die periode, o.m.
Klaus Mann, Thomas Mann, Franz Werfel, Walter Benjamin, Hermann Broch,
Theodor Adorno. [11] Djoury is de filosoof Georg Lukács (1885-1971).
Afbeeldingen 1. Dirigent Claudio Abbado, mei 2008. 2.
Gustav Mahler. Tekening oostindische inkt met cocktailprikker van
Tonny Groenhuijsen, Buitenpost. Collectie Heinz Wallisch. 3. Portretbuste van Gustav Mahler door Auguste Rodin. 4. Gustav Mahler als dirigent. Serie tekeningen van Otto Böhler. 5. Voorzijde stofomslag van Vestdijks Mahler-boek. 6. Handtekening van Gustav Mahler. 7. Satirische prent in Die Muskete, Humoristische Wochenschrift, van 18 januari 1907. 8. Gustav Mahler, geschilderd door Akseli Galén-Kalela (1907). 9. De componist Alban Berg. 10. Mahler-specialist Francis Travis (geb. 1921), hier na een uitvoering van Mahlers Vijfde met het Noordelijk Filharmonisch Orkest in maart 1975, in de grote zaal van Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. 11. Voorzijde van het omslag van Zur Philosophie der Musik van Ernst Bloch. 12. De filosoof Ernst Bloch in een van zijn karakteristieke poses. 13. Dirigent Franz Paul Decker (geb. 1923).
De levende dom van Sint Stephan in Wenen ' Documentaire op Arte, vrijdag 26 september
Flora en Fauna Op
vrijdag 26 september presenteert de Duits-Franse cultuurzender
Arte-televisie een documentaire over de Sint Stephanskathedraal te
Wenen. Wat weinigen zullen verwachten, is dat daar heel wat flora en
fauna te vinden blijkt. Dat verrassende element is onderwerp van de
film, die in 1997 als Oostenrijks celluloid-product is gerealiseerd
door Georg Riha. In
1997 bestond de Sankt Stephansdom 850 jaar en dat vormde toen voor de
filmer Georg Riha aanleiding om eens wat nader onderzoek te doen binnen
de kathedraal. Zijn expeditie is niet zonder resultaat gebleven en
menigeen zal een ongelovig gezicht opzetten als hij hoort dat de goede
man niet alleen exotische vlinders en roofdieren heeft aangetroffen,
maar zelfs een boom. Georg
Riha's filmteam heeft de zuidelijke, 136 meter hoge, toren van de dom
van binnen aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en uit de 'gevonden
voorwerpen' mag zonder meer worden geconcludeerd dat deze kathedraal
het meest verbazingwekkende stukje natuurgebied van geheel Oostenrijk
is. Zo'n bijzondere documentaire die vrijdagavond tussen 20:15 uur en 21:00 uur, op het formaat 16:9, slechts eenmalig
door Arte wordt uitgezonden kan men alleen maar heel nadrukkelijk
aanbevelen in de belangstelling van een ieder, die ook maar in de
geringste mate geïnteresserd is in natuurfenomenen. ___________ Afbeelding: De Stephansdom in Wenen. Originele tekening op zijde, 16 x 22 cm, door H. Welser. Collectie Heinz Wallisch.
De boekjesreeks Zilveren Verpoozingen uit het begin van de vorige eeuw
Kleurrijke reeks De reeks kleine, gebonden boekjes Zilveren Verpoozingen, die we in een bijdrage elders over een bundeltje met verhaaltjes van het schrijverspaar
Scharten-Antink al even noemden, blijkt nu bijna een eeuw geleden al
aardig te zijn ingekleurd qua thematiek. Op de laatste bedrukte
bladzijde van het opgemelde boekje met zes vertellingen staat een lijst
met twintig andere titels, die in dezelfde reeks zijn verschenen. De
daarin voorkomende auteurs beperken zich niet tot ons eigen taalgebied:
onder de internationaal befaamde namen treffen we die van Hans Holbein
aan, die met zijn Doodendans met bijschriften van Theun de Vries is vertegenwoordigd, en de Noorse dramaschrijver Henrik Ibsen, wiens Peer Gynt in
de serie is opgenomen. Romancière Ina Boudier Bakker (1875-1966) en de
ijveraar voor een zuiver taalgebruik Charivarius (1870-1946) [1]
zijn Nederlandse schrijvers, die toen volop in de belangstelling
stonden, maar nu onder de jeugd niet bepaald grote faam genieten, zijn
in die lijst beiden eveneens met elk één titel vertegenwoordigd. De
Vlaamse auteur Felix Timmermans (1886-1947) nam in die eerste reeks een
vooraanstaande plaats in met maar liefst vijf titels, althans op dat
moment; het kunnen er later nog meer geworden zijn. Overigens
kwamen daarin ook enkele, in ieder geval voor ons, onbekende namen
voor, maar dat komt wellicht doordat ze buiten het ruime gebied van de
schone letteren vallen, hetgeen sommige van de bij die mensen behorende
titels zouden doen vermoeden. Ene C.A. van der Gen is met twee
uitgaafjes aanwezig: Zomerbloemen,
en ook dat kan nog van alles zijn: roman, verhalen, gedichten, maar,
veel waarschijnlijker, een bundel over de natuur; en die gedachte wordt
kracht bijgezet door de tweede titel van deze auteur: Langs wegen en dijken.
Eveneens met twee titels komt mevrouw J.M. IJssel de Schepper-Bekker
voor; titels, die weliswaar beide tot de verbeelding spreken, maar ook
al in meer dan één rubriek zouden kunnen vallen: Het laatste stadium
gezien de tijd waarin dat boekje in de reeks is verschenen, is het
niet realistisch te denken aan eventuele voorbereidingen voor
stervenshulp en Wat niet mag. Wat
zeker niet mag, is zonder nadere kennis, en eventueel in te winnen
informatie, denigrerend te doen over sommige titels, die wellicht enige
prikkelingen in de lachspieren zouden kunnen veroorzaken.
Duits cabaretfestival houdt u bijna vier uur bezig
Vooraanstaande narren Voor
de liefhebbers van pittig cabaret belooft de nacht van vrijdag 19 op
zaterdag 20 september een klein festijn te worden. Het tweede Duitse
televisienet ZDF zendt tussen 00:10 uur en 03:55 uur een lange special uit met daarin hoogtepunten van het recentelijk gehouden Cabaret- en Comedyfestival 3satfestival 2008. Slechts éénmaal wordt de uitzending onderbroken door een aflevering van Heute
met daarin actualiteiten van de afgelopen dag, gepresenteerd door de
redactie van dat dagelijkse nieuwsprogramma van deze zender. Dat zal
een minuut of vijf à tien duren, tenzij er recentelijk iets heel
bijzonders is gebeurd: dan wil het programma nog wel eens het dubbele
aantal minuten in beslag nemen.
Optreden zullen onder meer Urban Priol, die eigen gasten ontvangt. Deze
veelal professorale Beierse cabaretier met zijn onverwisselbare
uiterlijk alleen al diens aparte haardracht prikkelt niet zelden tot
lachsalvo's, maar dat kapsel wordt heel snel vergeten als men wordt
geconfronteerd met zijn meer dan sappige kritiek op de dagelijkse,
vooral Duitse, politiek, op bedrijfsleven, sport, spel en alle daarbij
behorende burgermensen is vooral bekend door het maandelijkse
ZDF-programma Neues aus der Anstalt,
waarin hij een psychiater in een inrichting speelt die nog wel eens de
rollen omdraait en zich uit tegenover patiënten, die echte flink met
medicatie worden rustig gehouden, respectievelijk: zulks wordt
getracht. Maar de scheidslijn tussen de zielenknijper en diens
clièntele is zeer dikwijls tijdens de gesprekken al meer en meer aan
het vervagen, waardoor uiteindelijk de rollen totaal lijken omgekeerd.
Lijken, want die Onkel Doktor keert altijd op zijn schreden terug,
beledigd dat hij zich heeft laten meeslepen. Dat programma zit
altijd vol vaart en briljante vondsten, en ook heel vergaande kritiek
jegens de regerenden en tevens ten opzichte van degenen die dat
binnenkort zouden willen doen, is soms zo duidelijk negatief en tot in
het fundament afbrekend jegens de behandelde personen dat zelfs een
Oooh of Aaah uit de monden van een zaal vol aanhangers klinkt.
Een Symphonie der Tausend van Anna Meredith vormt geen alternatief voor de enige waarachtige
Massale uitvoering Jongstleden zaterdagavond werd in het kader van de massaliteit, die de Last Night of the Proms traditioneel met zich meebrengt, tijdens het gedeelte na de pauze, de wereldpremière gepresenteerd van de opdrachtcompositie Froms, die speciaal voor deze avond werd geschreven door de dertigjarige Schotse Anna Meredith. Daartoe
zat niet alleen het hele podium in de Londense Albert Hall vol met
instrumentalisten en twee BBC-koren, ook in Hyde Park en in andere
steden van dat land Glasgow, Dublin en elders waren ensembles
gereed om hun bijdrage te leveren, op het juiste teken van hun
respectieve centurio's, die allen onder hoofdverantwoordelijke leiding
stonden van Roger Norrington, ondersteund door een enorme staf aan
technisch personeel alsook de daarvoor benodigde snufjes, zoals
satellieten en nog weer recentere, nieuwerwetse parafernalia. Zou
het nog erg veel tijd vergen voordat de eerste interstellaire, dan wel
interplanetaire, Uitspanselomroep-Prom een feit kan worden? Zolang zich
mensen in de ruimte bevinden, die zijn voorzien van een enorme batterij
aan technische uitrustingen en communicatiematerieel, is het technisch
vast al wel uitvoerbaar. Mocht er tegen die tijd ook nog een groen
wezentje bereid zijn de gewenste medewerking te verlenen, dan speelt
zo'n Prom heel mooi in op de wensen en tevens eisen van de toekomst:
mooi groen en zeer verantwoord. Dat is nog eens iets anders dan een
gesimuleerde Big Bang onder het alom toeziende oog van de Biggest Brotherhood. Enfin,
het resultaat was acht minuten spectaculaire geluiden, geheel in
overeenstemming met het concept, en de componiste leek tevreden met het
resultaat, zoals ze van tevoren tegen presentatrice Suzy Klein had
gezegd dat ze er vol spanning naar uitzag. Hoeveel competente
componisten is het overigens gegeven zo'n omvangrijk stuk te
concipiëren en vervolgens mee te helpen aan de realisatie ervan. . . . En
laten we even heel nuchter zijn: zelfs als je van tevoren beseft dat
het nieuwe werk zeker geen repertoirestuk zal worden en gezien de
hoge eisen die aan iedereen alles en eromheen worden gesteld ook niet
kan worden: veel extra naamsbekendheid is gegarandeerd, en ook de
gedachte dat een kleine miljard mensen jouw werk dan zullen beluistren,
is niet bepaald zonder prikkelende bijgedachte.
Geheel
in overeenstemming met wat we konden, en tevens mochten, verwachten,
was het qua omvang en presentatie massale werk bepaald geen
verrassing. Heel letterlijk genomen kan het wel als een Symphonie der Tausend worden
gekwalificeerd, aangezien ook Gustav Mahler maar achthonderd
uitvoerenden voor zijn werk met die naam beschikbaar had en er
sym-fonie sun: samen; fonia: klank
werd geproduceerd, maar naar de geldende maatstaven was het zeker geen
symfonie en heeft de maakster ook niet geïndiceerd dat ze die indruk
wilde wekken. Gustav
Mahlers oeuvre, en met name die Achtste Symfonie, werd op geen enkele
wijze bedreigd door het nieuwe stuk dat wel groot maar zeker niet
groots is. Maar ook dat wilde Anna Meredith ons geenszins doen geloven,
en mede daarom is een felicitatie zeker op haar plaats.
Jack Kerouac in de herhaling op BBC Two, in de uren van zondag 14 op maandag 15 september
Een uur reizen in de tijd
Onder verwijzing naar ons lop
maandag 10 december 2007 op dit net, willen we u erop attenderen dat de
filmreportage die Russell Brand voor de BBC maakte "in de voetsporen
van de
Amerikaanse schrijver Jack Kerouac" zondag 14 september, laat in de
avonduren tot in de nacht op maandag 15 september, zal worden herhaald.
De titel van de film luidt Russell Brand on the road,
en deze zal worden gepresenteerd tussen 23:45 uur en 00:45 uur. Kerouac
is de literaire held bij uitstek voor deze opvallende en somtijds
nietsontziende Russell Brand, die als u het mij al zou vragen vast
en zeker ook in de tijd van Kerouac zelf, en waarschijnlijk toch ook
wel heel graag met hem on the road had
willen doorbrengen. Een uiterst romantische voorstelling, die
ongetwijfeld ontluisterend zou blijken als men zich, eenmaal door
omstandigheden gedwongen, dan wel uit volgehouden vrije wil, aan zo'n
experiment had willen onderwerp: in de ijzige kou of gloeiende hitte in
een goederenwagon over het uitgestrekte Yankse spoorwegnet en dan de
kans lopen te worden gegrepen door honger, dorst en een (al dan niet
semi-) sadistische spoorwegambtenaar in hart en nieren. Fascinerende
film, vooral in een huiskamer op temperatuur en een minimum aan eten en
drinken, zoals vele bevoorrechten dit thans kunnen bekijken, overdenken
en navertellen. U begrijpt het vast al wel: van harte aanbevolen.
Goethe's Werther in een egentijdse vormgeving als verfilmde theateruitvoering nog tweemaal op Arte
Die Briefe
eines klugen Mannes enthalten immer den Charakter der Leute, an die er
schreibt. Dieses kann in einem Roman in Briefe sehr schön gezeigt
werden. Georg Christoph Lichtenberg. (1742-1799) _________ Recente verfilming van theatervoorstelling Gisteravond heeft de Frans-Duitse cultuurzender Arte het programma besloten met de dit jaar gereedgekomen speelfilm Werther
van Uwe Janson. De rolprent zal op dezelfde zender worden herhaald op
zondag 14 september, tussen 09:15 uur en 11:05 uur, en op de 23ste van
deze maand nogmaals. Het is een aan de huidige tijd aangepaste versie van de roman in brieven Die Leiden des jungen Werther
in 1774 voor het eerst gepubliceerd door de toenmalige uitgever van het
universele cultuurgenie Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Dertien
jaar later is de tweede versie daarvan verschenen. De
hoofdpersoon, Werther, een overgevoelig jongmens dat iets te subjectief
in het leven staat, en daardoor steeds opnieuw problemen ondervindt met
het accepteren van de realiteit en het (v)erkennen van de grenzen
daarvan. Die houding neemt hij eveneens aan in sterk persoonlijke
relaties: hij wordt verliefd op de met zijn vriend Albert verloofde
Lotte, en voelt zich daarbij overmatig gelukkig, maar door ongewilde,
gedwongen confrontatie met de werkelijkheid slaat deze himmelhoch jauchzende stemming om in een van zum Tode betrübt,
helaas ook daar zonder grenzen, alsmede iets minder strak lopende
begrenzingen te onderkennen, waardoor de al net zo buitensporige
droefenis letterlijk tot de dood leidt: zelfdoding om daarmee zijn
eenheid met de natuur te herstellen.
Hysterische persoonlijkheid Met deze Werther heeft de auteur Goethe zichzelf kunnen bevrijden van de in de dagelijkse werkelijkheid opdoemende
conflicten tussen de als nagelen diep ingeslagen affecties aan de ene
kant en sociale normen en waarden daartegenover. Het is ook niet
verbazingwekkend dat tal van componisten deze gevoelsmatig complexe
stof zeer geschikt achtten voor een muziekdrama, dat het dan ook van
kunstig geuite emoties moet hebben: zowel in de vocale bijdragen,
alsook in de instrumentale vanuit de orkestbak. Dat men daabijr soms
door welke oorzaken dan ook overdadig zwaar aangezette melodieën
heeft kunnen waarnemen, ligt eventueel aan de componist, maar
uiteindelijk toch ook en vooral aan degene die qua muzikale leiding de
handen in het spel heeft. In sommige literatuur over Werther wordt over deze hoofdpersoon gesproken als een nerveus karakter. Dat is wellicht binnen de Sturm und Drang-periode
een aanvaardbare kwalificaitie, aan het einde van de maatschappelijke
ontwikkelingen van de laatste twee eeuwen zouden wij eerder geneigd
zijn te spreken van hyperbolische uitingen tot en met vormen van
uiterste hysterie.
Beeldaanpassingen In
de film die uiterlijk in een modern jasje is gestoken en waarin op
basis daarvan rekening is gehouden met de sociale wijzigingen in de
directe omgeving van de protagonisten alsook in hun middelen van
communicatie, alsmede hun onvermogen tot werkelijk communiceren zien
we toeterende en overmatig snel rijdende automobielen in plaats van de
briesende en hoeven stampende paarden. Daar staat tegenover dat de
gevoelsuitingen tussen
de mensen onderling, zij het tussen gelieven of vermeende, dan wel
eertijd hartstochtelijke vrienden, min of meer dezelfde gebleven zijn,
al zou Goethe van sommig woordgebruik misschien moeten wennen. Dat er
veel aan coprolalie wordt gebezigd in de aan de tegenwoordige staat van
een dergelijke woordenwisseling kennelijk geheel onverbrekelijk
verbonden taaluitingen, zou die Johann Wolfgang von Goethe wellicht
minder afschrikken dan menigeen op grond van de voortgeschreden tijd
denkt, vooral als men niet op de hoogte is van het feit dat ook het
universele genie Goethe erotica heeft geschreven waarin paard en
wortel, merrie en pruim hun opwachting maken. __________
Zie ook onze bijdrage oponze zustersite Tempel der Theaterkunsten in verband met een documentaire over Goethe als dramaticus. Die wordt op Arte uitgezonden in aansluiting op de film Werther. ____________ Afbeeldingen 1. Scène uit de verfilming door Uwe Janson van Werther. Stefan Konarske als Werther en Hannah Herzsprung als Lotte. 2. Titelpagina van het eerste deel van de oorspronkelijke editie van Werther, verschenen in 1774 bij de Weygandsche Buchhandlung. 3.
Werther maakt door middel van een pistoolkogel een einde aan zijn
leven. Verbeeld in een anonieme aquarel, waarvan wordt aangenomen dat
deze voor 1780 is vervaardigd, maar geheel zeker is men daarvan niet.
Platgetreden paden bezaaid met overbekende melodieën tijdens BBC's Last Night of the Proms
Massaliteit alom Talloos
veel miljoenen kijkers en luisteraars, verspreid over onze globe,
zullen aanstaande zaterdag 's avonds opnieuw voor het huiskamerscherm
zitten om het jaarlijkse klassieke muziekfestijn bij uitstek The Last Night of the Proms
met nog onaardig wat meer spektakel, en doorgaans erg flauwe, grappen
en dito grollen, dan dat elke Nieuwjaarsdag weer vanuit Wenen het geval
is door, voorzover dat de muziek betreft, een podium met
instrumentale en vocale uitvoerenden en niet te vergeten een dirigent
, die een gevarieerd programma voor de pauze zullen presenteren, en na
de pauze zowaar een première en een door Benjamin Britten (1913-1976)
bewerkt, reeds veel langer bestaand muziekstuk. Daarna
komt de herhaling van elk jaar steeds maar weer hetzelfde van Elgar,
Vaughan Williams, Thomas Arne, en voorafgaande aan de National Anthem
Jerusalem van
Charles Hubert Hastings Parry (1848-1918), die zijn internationale
bekendheid aan precies dit werk te danken heeft. Op veel scholen in het
Verenigd Koninkrijk en in de voormalige vazalstaten is Jerusalem
nog altijd een verplicht nummer 's ochtends vroeg in de aula, alvorens
de lessen mogen beginnen. Het is dus niet voor niets dat zoveel mensen
dit, op zich helemaal niet zo beroerde stuk, Jerusalem intens haten. "Ik wil het nooit meer horen!" is een niet zelden geuite verzuchting.
Pijnlijke onderwaardering Het zal je, als kunstenaar, toch maar tijdens je ondermaanse bestaan reeds overkomen: je naam blijft ten
eeuwigen dage voornamelijk verbonden aan slechts één werk, ook al zijn
er, verspreid voorkomend, mensen en instellingen die iets meer over je
weten en tevens proberen die kennis in woord, geschrift en daad, en,
mutatis mutandis, in gepaste klanken, te blijven verspreiden. Bijna elk
land heeft wel zo'n figuur in de verschillende disciplines van de
cultuur. Kent iemand in Nederland nog de bekwame musicus, componerend
in neoromatische stijl, Peter van Anrooy (1879-1954), van iets anders
dan de Piet Heyn Rhapsodie?
En hoevelen, die niet dagelijks gedichten uit het klassieke repertoire
lezen, kennen Hendrik Marsman (1899-1940) van een ander literair werk
dan het gedicht Denkend aan Holland...? In de Duitse cultuur vergaat het Ludwig van Beethoven (1770-1827) in tal van kringen nauwelijks beter: het pianodeuntje Für Elise
weet menigeen stante pede op te hoesten, en, afhankelijk van de
context, meer nog het, ten onrechte als zodanig gekwalificeerde,
Noodlotsthema dat de Vijfde Symfonie opent. En is het Friedrich von
Schiller (1759-1805) beter vergaan? Bijna ieder, die in zijn middelbare
schooljaren Duits heeft gehad, roept terecht Die Glocke, daarentegen is het aantal mensen te verwaarlozen, dat weet dat hij ook de auteur is van de ode An die Freude, die als koortekst dient in het laatste deel van Beethovens Negende Symfonie. In
het Verenigd Koninkrijk blijft de naam (Charles) Hubert (Hastings)
Parry componist van tal van werken in uiteenlopende disciplines van de
muziekcultuur voor de eeuwigheid, helaas, vrijwel uitsluitend verbonden aan zijn toonzetting van Jerusalem dat de dichter en beeldend kunstenaar William Blake (1757-1827) omstreeks 1803 heeft geschreven.
Groot talent Parry
werd in 1848 in Bornemouth geboren als kind van welgestelde ouders.
Gedurende zijn primaire scholing in Eton kreeg hij reeds muzieklessen
van George Elvey (1816-1893) van de Saint George's Chapel. Eenmaal in
Oxford, ging hij compositie studeren bij Henry Hugo Pierson
(1815-1873). Al die invloeden, in combinatie met het muzikale talent
dat hem gegeven was, zorgden ervoor dat Parry als tweeëntwintigjarige
reeds Bachelor of Music van Oxford werd. Maar nadat hij was
afgestudeerd, ging hij eerst drie jaar werken op het bekende kantoor
van Lloyds (of London) Verzekeringsmaatschappij. Tegelijkertijd kreeg
hij compositieles van Edward Dannreuther [1] (1844-1905),
die Parry met de muziek van Richard Wagner (1813-1883) in contact
bracht, en die hem in kleine kring wel een aardig podium voor zijn
composities in de sfeer van de kamermuziek bood: tijdens eigen
huisconcerten. Dertig jaar oud was Parry toen hij zijn eerste
orkestwerk publiceerde: het Pianoconcert in fis-klein.
Bijbelse invloeden Vervolgens
schreef Parry een hele reeks werken in tal van muzikale disciplines:
kamermuziek, odes, koorwerken, cantates, liederen en libretti. Drie
oratoria heeft hij de (in principe Britse) luisteraars geschonken: Judith (1888), Job (1892) en Koning Saul(ca. 1894).
Naar
aanleiding van dat vele componeren is wel eens beweerd dat die Parry
desnoods de complete Bijbel op muziek zou zetten. Je ontkomt niet aan
de indruk dat dit enigszins denigrerend is bedoeld geweest, zeker als
men daarbij bedenkt dat de componist nog zoveel andere functies
vervulde en steeds, op ieder vrij moment, er weer even voor ging
zitten. Zoals gezegd: een vakman, die als componist door de wol was
gekleurd en alles kon, behalve de muzikale hemel bestormen en waarlijk
nieuwe wegen inslaan. Een ander saillant detail is dat tal van
musciologen en critici van mening waren dat velen zo intens van zijn
muziek hielden omdat de man zo'n beminnelijk wezen was.... Hubert Parry
was niet de eerste kunstenaar die dat is overkomen, en hij zal al
evenmin de laatste geweest zijn.
Nevenfuncties Vanaf
1883 doceerde Parry aan het Royal College of Music, waar hij opklom tot
directeur, een positie die hij vanaf 1894 tot aan zijn overlijden in
1918 heeft bekleed. Daarnaast werd hij in 1900 ook nog professor in
Oxford. Eén van zijn beroemdste studenten was Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), die enorme bewondering koesterde voor de structuur van
Parry's compositietechiek voor koorwerken. Naast zijn functies als directeur en componist heeft Parry ook nog diverse boeken geschreven, waaronder: The Art of Music (1893, 1896) en The Music of the Seventeenth Century (1902, als deel III van de Oxford History of Music), in 1909 weer gevolgd door Johann Sebastian Bach, en in 1911 door Style in Musical Art. Vanaf 1877 was Parry, op uitnodiging van de initiator, George Grove (1820-1900), tevens medewerker van diens befaamde Dictionary of Music. Het
heeft de successieve Engelse majesteiten van anno toen behaagd de
kunstenaar te onderscheiden. In 1898 werd hij door Victoria geridderd,
en vijf jaar later verleende Eduard VII aan Hubert Parry de titel
baronet.
Tweeslachtige bejegening Erg
opvallend is de zeer tweeslachtige bejegening van de componist Parry,
niet alleen door musicologen en critici, maar al evenzeer door
muziekhistorici en aanverwante kenners. De beroemde,
maar evenzo beruchte, muziekscribent George Bernard Shaw (1856-1950)
was in zijn afwijzing van Parry's muziek zeer duidelijk, en dat zorgde
wel eens voor wat onbegrip. Maar, geplaatst binnen de context van Shaws
voorkeuren ― minder muzikaal talent en genie dan Richard Wagner vond in
zijn ogen per definitie geen genade ―, kregen ook Johannes Brahms en
Antonín Dvořak dezelfde 'behandeling', wat de afwijzing van zijn
landsman vanzelfsprekend wel weer wat relativeert.
Literatuur Tal
van boeken die de Engelse muziek van, ruim genomen, de laatste eeuw
behandelen, noemen Parry slechts terloops of laten slechts één of
enkele titel(s) uit zijn rijke oeuvre de revue passeren. Werken die
specifiek gericht zijn op de Engelse muziek van de twintigste eeuw
noemen steevast Edward Elgar (1857-1934), Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), Frederick Delius
(1863-1943) en diverse andere directe tijdgenoten van Parry, maar al
deze laten onze protagonist van hun vaderlandse muziekwereld en zijn
oeuvre links liggen. De Nederlandse musicus Marius Flothuis (1914-2001)
doet in zijn boek Hedendaagse Engelse componisten, ongeveer een halve eeuw geleden verschenen, evenmin een poging om Parry in zijn overwegingen te betrekken.
Uitgebreide informatie Hoewel
Charles Hubert Hastings Parry in een overzichtswerk van de twintigste
eeuwse muziek in Scandinavië, Engeland en Nederland ― geschreven door
de componist Humphrey Searle (1915-1982) en Robert Layton (geb. 1930) ―
eveneens slechts in één alinea voorkomt, wordt daarin wel vermeld dat
zijn muziek, ondanks het feit dat deze zeer weinig meer wordt gespeeld,
echter een zodanig niveau heeft dat het alles overstijgt wat eerder in
de negentiende eeuw werd geschreven. Een andere autoriteit op het
gebied van de Engelse muziek, Henry Raynor, wijst erop dat slechts twee
werken van Parry de tand des tijds hebben doorstaan: het eerder
genoemde (en jaarlijks voor een ontelbaar aantal televisiekijkers en
radioluisteraars in de Albert Hall te Londen gespeelde Jerusalem) en de psalmbewerking I was glad,
gecomponeerd in 1902 ter gelegenheid van de kroning van Edward VII.
Deze psalmversie kreeg, inmiddels een kleine vier decennia geleden, een
aardig wat ruimere bekendheid buiten het Verenigd Koninkrijk door het
Kings College Choir van Cambridge, dat het eveneens op de uiterst
succesvolle grammofoonplaat The Psalms of David vertolkt.
Oxford-standaardwerk In
schril contrast daarmee is de relatief uitgebreide aandacht die Ernest
Walker (1870-1949) besteedt aan Hubert Parry en diens muziek. Hij doet
dat in zijn standaardwerk A History of Music in England uit
1907 (Oxford University Press). Die datum ― Parry leefde toen nog ― zou
op zich een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat er
zo'n dertig van zijn werken in het boek aan de orde komen. Maar ook in
de herdrukken is het belang van deze componist in historisch
perspectief gelijk gebleven, hetgeen in het kader van de opzet van zo'n
boek weliswaar principieel geen verwondering wekt, maar in de praktijk
niet altijd een wet van Meden en Perzen is gebleken. Walker geeft
een beknopt overzicht van Parry's leven en hij besteedt bijna vier
pagina's aan diens werk. Verder komen de componist en afzonderlijke van
zijn stukken in de loop van de geschiedenis weer aan bod waar dat
noodzakelijk dan wel nuttig is.
Renaissance Die
opvatting wordt onderbouwd door de analytische muziekscribent Eric Blom
(1888-1959), die de rehabilitatie van de kwaliteit in de muziek, met
het niveau van Purcell, en daarmee het begin van de renaissance,
toespitst op de jaren 1880-1900. Het is Hubert Parry geweest die, met
zijn koorwerk op scènes uit Prometheus Unbound van Percy Bysshe
Shelley (1792-1822), tijdens het Gloucester Three Choirs Festival van
1880, hiertoe de aanzet heeft gegeven. Weliswaar is het geen
spectaculair-revolutionaire compositie, maar de nieuwe richting was
hiermee onomkeerbaar aangegeven.
De Nationale Hymne van Parry werd gecomponeerd in 1916 en zes jaar daarna georkestreerd door Edward Elgar:
JERUSALEM: And did those feet in ancient time Walk up on England's mountains green? And was the Holy Lamb of God On England's pleasant pastures seen?
And did the countenance divine Shine forth upon our clouded hills? And was Jerusalem builded here Among those dark satanic mills?
Bring me my bow of burning gold! Bring me my arrows of desire! Bring me my spear! O clouds unfold! Bring me my chariot of fire!
I will not cease from mental fight, Nor shall my sword sleep in my hand, Till we have built Jerusalem In England's green and pleasant land.
Ritueel gebruik William Blake's Jerusalem is opgenomen in het hoofdstuk National Hymns (nr. 640; zie de afb.) van The Church Hymnary (with
music) van de Oxford University Press, ten gebruike tijdens de
eredienst in tal van (meestal presbyteriaanse) kerken in het Verenigd
Koninkrijk. Parry is in dat boek eveneens vertegenwoordigd met zijn
toonzetting van The Lord Jesus Christ op tekst van Charles Wesley (1707-1788) en The Christian Life vande thans bijna vergetendichter John Geenleaf Whittier (1807-1892). __________
[1] Edward Dannreuther heeft de tekst van Über das Dirigieren van Richard Wagner dat in 1869 gelijktijdig in de Neue Zeitschrift für Musik en in de New York Musik-Zeitung was verschenen , vertaald als On Conducting. ____________ Afbeeldingen 1. Benjamin Britten.Tekening uit 1987 van Eildert Beeftink. 2. De veelvuldig onderschatte componist Charles Hubert Hastings Parry. 3. De Engelse dichter William Blake, in 1807 geschilderd door Thomas Phillips (1770-1845). 4. Saul wordt gezalfd. (I Samuel X, 1). Afbeelding uit de Printbybel A.D. 1696. 5. Muziekscribent George Grove, initiator van GROVE Dictionary of Music and Musicians. 6. Muziekcriticus en een der grootste dramaschrijvers van de eerste helft der twintigste eeuw, George Berard Shaw. 7. De componist Frederick Delius. 8. Tekst op de voorzijde van het stofomslag van de editie 1970 van Walkers boek uit 1907. 9. Portret van de dichter Percy Bysshe Shelley. 10. Pagina uit de Church Hymnary met de muziek en de tekst van Jerusalem.
Humor volgens één der vele Leekedichtjes van onze taalgenoot Petrus Augustus de Génestet
Geliefd vanwege zijn toegankelijkheid De
goden moeten simpelweg de Nederlandse theoloog en dichter Petrus
Augustis de Génestet (1829-1861) wel bijzonder hebben bemind, want hij
is nog geen tweeëndertig jaar oud geworden. Zelfs het volgens niet de
geringsten onder ons werd zelfs het universele muziekgenie Mozart
tenminste nog vijfendertig jaar, maar diens Spaanse tegenhanger Juan
Chrisostomo de Arriaga. Of onze dichtergrootheid De Génestet, uit de
eerste helft van de negentiende eeuw, ook tot die grote hoogten in
kwaliteit mag worden gerekend, zou enigszins in twijfel mogen worden
getrokken, maar zijn toenmalige populariteit op basis van de ruime
toegankelijkheid van zijn gedichten die enerzijds een gevoelige snaar
konden raken en aan de andere kant werden gedragen door het fenomeen
humor is daaraan niet onderhevig. Zijn Leekedichtjes
114 in getal zijn in 1861, zijn sterfjaar, voor het eerst
verschenen. Opvallend is dat in de geïllustreerde bibliografie van de
Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage deze verzameling consequent
en tevens zichtbaar op diverse titelpagina's als Leekedichtjens, dus met een extra N, wordt gespeld. Meer daarover op onze zustersite Tempel der Letteren van heden. In die Leekedichtjes staat een korte bijdrage, nummer 111 met een titel die op specifiek deze site past:
CXI
H U M O R
Een rijke taal vol geest en ingehouden tranen, Vol zin ook zéér geschikt tot leren en vermanen, Mits maar de vrienden haar verstaan. Want velen klinkt ze als Grieksch; voor anderen weer profaan.
__________
Op de Nederlandse cultuursite Tempel der Wijze Woorden kunt u in een bijdrage, eveneens van heden, nog een tiental voorbeelden vinden van Leekedichtje(n)s van deze dominee-dichter. ____________ Afbeeldingen 1. P.A. de Génestet. 2. Voorplat van De Dichtwerken van P.A. de Génestet, in eenuitgave van 1886, Elsevier, Rotterdam (zevende druk). Zie ook de bijdrage op Tempel der Letteren voor een andere band van dezelfde druk uit 1886. Bijzonderheid hieraan is dat we hier nu een goed voorbeeld hebben van een halflinnen
band. Het voorplat zelf is er één van in de tijd passend gemarmerd
papier met een waaiermotief, c.q. pauwenveren-ornamenen. Ten onrechte nemen inmiddels hele
volksstammen, inclusief boekhandelaren, aan dat alleen een rug in het
materiaal dat wordt benoemd, vldoende is om van halflinnen, halfleer,
etc. te spreken, doch dan gaat het om kwartleer,
etc.. Pas als de twee direct zichtbare hoekjes van het voor of
achterplat eveneens zijn aangepast, mag men spreken van halflinnen of
ander materiaal.
Jozef Cantré's bijzondere Jaakske met zijn fluitje
Onverwacht Aan
het eind van de vorige eeuw kwam ik door een puur toeval in het bezit
van het boekje waarvan u hierboven het voorplat met enige waterschade
ziet afgebeeld. Hoe die er sedert het tijdstip van verschijnen, in
het jaar 1932, op terecht gekomen is, weet ik echter niet; ik kreeg het
pas een jaar of dertien geleden in handen gedrukt en mocht het meteen
houden. Degene die me dat toen offreerde, meldde daarbij nog: "Jij
houdt wel van mooie kleurenplaatjes." En mooi zijn ze, die
verschillende door de maker van de afbeeldingen met de hand ingekleurde
afdrukken van de houtjes die hij voordien zelf had gesneden: Jozef
Cantré (1890-1957). Als u goed kijkt, zult u kunnen zien dat op het
voorplat een accent grave op
de laatste letter van diens naam staat, maar dat op de titelpagina van
het boek die u hieronder afgebeeld kunt zien zijn naam wel juist
is gespeld.
Cantré snijdt hout De
houtjes voor de kleurenillustraties zijn gesneden in de jaren 1926 en
1930. De oplage van het boekje bedraagt in totaal tweehonderd
exemplaren, die alle zijn genummerd, en gedrukt op Hollandsch Van
Gelder Zonen. Dat zeer geringe aantal verspreid over Vlaanderen en
Nederland heeft het boekje tot een bijzonderheid gemaakt. Zoals de
titelpagina reeds vermeldt, is het verhaal binnenin geheel in
overeenstemming met het oude Vlaamse volksboek. Daarin staat dat
Jacobus, de zoon van Hans van Tichelen en zijn lieve huisvrouw, net als
alle anderen met die voornaam, Jaakske of soms ook wel Jak of Jakes
werd genoemd. Nog maar zes jaren oud, werd dit manneke halfwees, en
vanaf dat moment beginnen zijn eigenlijke avonturen, die in
prachtig-archaïsche bewoordingen worden verteld. De daarbij behorende
drukletters zijn van een intense duidelijkheid, die de wens doen
opkomen dat menig boek heden ten dage eveneens zo zoude worden
afgeleverd. Maar zodra er sprake is van een bibliofiele editie met een
zo geringe oplage, is ook de prijs dienovereenkomstig, en nieuwe boeken
zijn per definitie niet (meer) echt gunstig qua prijs.
Kleine oplaag En
als er al een kunstenaar te vinden zou zijn, die zelf eerst houtjes
snijdt om die later met de hand in te kleuren alvorens deze in het
drukproces hun plaatsje kunnen krijgen, dan kan het helemaal niet
anders dan een zeer prijzig gebeuren worden, alleen al vanwege de
tijdverslindende elementen in dat proces. Waarmee overigens niet gezegd
wil zijn dat zo'n boek dan te veel zou kosten, maar wel dat het voor
vele geïnteresseerden niet meer tot de categorie der vervulbare wensen
behoort. Voor de volledigheid moet daaraan wel worden toegevoegd dat
zo'n genummerd exemplaar uit een oplage van tweehonderd ook niet te
grabbel zal worden gegooid voor een klein stapeltje euro's. In de
loop van het verhaal komen die Jaakske en zijn stiefmoeder in aanraking
met 't Geestelijk Hof, doordat een kluizenaar had beweerd dat hij
verwondingen had opgelopen door het fluitspel van Jaakske. De Officiaal
van het Hof wil daarvan echter dan wel eens persoonlijk kennisnemen, en
die situatie leverde bij Jozef Cantré de hierboven zichtbare
illustratie op.
Uiterst kwalijke stiefmoeder Zo'n
volksverhaal zit net als ons huidige, ware dagelijks leven vol
valkuilen en liederlijke lieden, die vervuld zijn door het
onbedaarlijke verlangen om macht uit te oefenen door kwaad te doen, en
zo kwaad bloed te zetten. Niet alleen door het verspreiden van leugens,
laster, lagen en listen zoals tal van regeringsleiders dat heden ten
dage jegens hun volk doen in een grotere mate dan een boze stiefmoeder
ten opzichte van een fluitspelend stiefkind , doch eveneens door het
afleggen van een valse getuigenis. In Jaakske's geval leidde zulk een
misdrijf van de stiefmoeder ertoe dat die jongen gevangen gezet werd,
al had dit met de van een waarlijk onfris karakter doordrenkte
stiefmoeder die, indien onderzocht, wellicht genetisch gelieerd had
blijken te zijn aan die van Assepoester moeten gebeuren. Nauwelijks
komt die jongen opnieuw vrij en keert die naïeveling terug naar huis,
of dat stiefmederlijke secreet dat te veelvuldig blazend met haar
achterkwartier ook anderen in haar eigen onfrisheid laat delen
verbrandde Jaakske's fluitje "te pulver". Dat heeft Cantré
hierboven zichtbaar zeer treffend uitgebeeld: de stiefmoeder heeft
een tronie die ook bij een mensenetende reus, vampier of andere
massamoordenaar niet zou misstaan.
Monnikenwerk et
totale aantal illustraties in kleuren binnenin dit uiterst fraai
vormgegeven, maar met in het geheel veertig blazijden inclusief het
voorwerk niet omvangrijke boek beloopt zevenentwintig, inclusief de
initialen aan het begin van ieder nieuw hoofdstuk, waarmee de aloude
traditie van het monnikenwerk, zij het in een ietwat moderner jasje, in
ere is gehouden. Kort en goed, het verhaal wordt niet alleen verteld
in een dusdanig bloemrijke taal dat menigeen van de jongere generaties
het als een archaïsch geheel zal ondergaan, met uitzondering wellicht
van enige Vlamingen, die op diverse punten iets meer gevoel voor
dergelijke tradities hebben en deze ook nog wat meer schijnen te
onderhouden.
Colofon In het Colofon dat in het boek over Jaakske, tegenover de titelpagina staat, hetgeen
betekent bladzijde 4, aangezien het schutblad, in dit geval niet van
een andere papiersoort, wordt gevolgd door een blad met op pagina 3 een
zogeheten Franse titel. In de teksten hierboven reeds zo één en ander
aan informatie daaruit aan u te hebben gepresenteerd, rest mij nog te
melden dat het boekje is gedrukt door J.-E Buschmann te Antwerpen, en
dat het met de hand aangebrachte nummer (41) onder het Colofon en boven
het vignet van Jozef Cantré staat.
CIA gebruikt aloude nazi-methoden van folteren en tal van aanverwante misdadigheden
Beestachtige moffenmethoden als leidraad In de documentaire reeks Die Story
een volstrekt onzinnige titel voor een Duitstalige serie televisieprogramma's
presenteert de Westdeutsche Rundfunk (WDR) maandag 8 september, in de
avond, tussen 22:00 uur en 22:45 uur, een documentaire over de geheime
foltermethoden, die allang niet meer zo geheim zijn, en die in opdracht
van de hoogste politieke verantwoordelijken worden toegepast. Dat die
Bush junior loog toen hij in de camera bezwoer dat zulke methoden niet
werden gebruikt in en/of door het vrije Amerika, kon ieder aan zijn
lichaamstaal zien. Vervolgens is hij wel de uiteindelijk
verantwoordelijke en dient hij in te staan voor al die gebeurtenissen in Aboe
Ghraib, de voormalige gevangenis van Sadadm Hoessein die door
diezelfde uiterst verachtenswaardige president als "de folterkelders van Saddam" werden
omschreven, maar intussen was verworden tot een nieuw folterinstituut in
wederrechtelijk bezet gebied door dat Yankentuig, en dat hij eveneens verantwoordelijk is voor nog
veel meer aan beestachtigheden zoals zijn eigen
concentratiekamp op Cuba , valt evenmin te ontkennen en is ook in
ruime mate aan de wereld bekend. Dat hij slechts wordt gestraft met het
predikaat "slechtste president in de geschiedenis van de Verenigde
Staten" zou wellicht een heel even pijnlijk bijverschijnsel voor hem
kunnen zijn, maar zijn geldelijke beloningen en baantjes zal ook dit
geïncarneerde dieptepunt in de geschiedenis van de Nieuwe Wereld wel
van dubieuze vriendjes toegeschoven krijgen. Helaas is daar niet een
pak speciaal gebakken beschuit met cyaankali bij. Hoewel
films over folteren en gefolterden tot het meest onappetijtelijke
behoren wat het huiskamerscherm te bieden heeft, is het voor elk
vrijheidslievend mens noodzakelijk kennis te nemen van de methoden van
een zichzelf als democratie afficherende natie, die deze via een
speciaal Handboek simpelweg hebben overgenomen van de
nationaal-socialistische, sadisten en anderzins geestelijk gestoorden
uit het Derde Rijk. Kort
en goed, tel uit de winst van meer dan zes decennia na de ingebeelde
ondergang van de mentaliteit der Gestapo en aanverwante dood en verderf
zaaiende instituten uit het Derde Rijk. __________ Foto:
George Bush, één van de gruwelijkste (oorlogs)misdadigers uit de
geschiedenis van de mensheid, en een vleesgeworden dieptepunt binnen de
maatstaven der menselijkheid.