Gustav Mahlers Zesde Symfonie, getiteld Tragische ' Bekentenisliteratuur op notenpapier
Tweemaal in de ether Het Orchestre National de France geeft de komende zondagmiddag, vanaf 14:02 uur, op Radio 4 een uitvoering van de Zesde Symfonie van
Gustav Mahler. Dat betreft een opname van 13 december 2007, gemaakt in
het Théâtre des Champs Elysées te Parijs. Dirigent voor die gelegenheid
was Daniele Gatti. Op
woensdag 1 oktober klinkt dezelfde symfonie, met beelden, op de
muziekzender Mezzo, vanaf 's ochtens 11:50 uur. Daarbij gaat het om een
opname van 2007 tijdens het Festival in het Zwitserse Luzern. Het naar
die gebeurtenis genoemde gelegenheidsorkest dat in 2o03 door Claudio
Abbado nieuw leven isingeblazen Hij leidt ook de uitvoering van Mahlers
Zesde. Helemaal vlekkeloos was die uitvoering overigens niet.
Katalysator Hoewel
Gustav Mahler (1860-1911) zonder enige twijfel de belangrijkste
voorloper van de moderne muziek is geweest, lopen de meningen ook heden
ten dage, een eeuw na diens overlijden, nog altijd sterk uiteen.
Aanhangers bestempelen hem tot een buitengewoon genie, zijn
tegenstanders vinden hem weinig meer dan een componerende charlatan en
kwalificeren zijn muziek als rommel.
Tussen die uitersten ligt een historisch waardeoordeel, en hoe men het
ook wendt of keert, Gustav Mahler heeft een uitzonderlijke bijdrage
geleverd aan de muzikale omwenteling die rond 1900 heeft
plaatsgehad. Hij heeft gefungeerd als katalysator: via hem liep de lijn
van de harmonische verfijning uit de negentiende eeuw tot in de nieuwe
klankwereld, die Arnold Schönberg (1874-1951) met zijn Wiener Kreis
heeft geopend. Schönberg had dan ook een hoge dunk van Mahler, en op
grond daarvan zal hij zijn Harmonielehre wel aan zijn
voorganger en tijdgenoot hebben opgedragen. "Ik geloof er zeer vast en
onwankelbaar in dat Gustav Mahler één van de grootste mensen en
kunstenaars was," vatte Schönberg zijn ideeën over deze componist en
dirigent eens samen.
Persoonlijke vereenzaming In
de privésfeer was Mahler nadrukkelijk op zichzelf gericht. Hij had een
ijzersterke wil en het opvallende was dat hij deze steeds wist door te
zetten. Hij kende maar één (gecombineerd) doel in zijn leven: het
bereiken van zijn idealen en het vervullen van de taak, die hij
zichzelf had gesteld. Hij gunde zichzelf nimmer rust, en mede daarom
moet zijn geest een soort van perpetuum mobile geweest zijn.
Het was steeds opnieuw het werk dat hem riep, of dat nu het componeren
was of zijn optreden als dirigent van opera's en concerten. Steeds
opnieuw werden Mahler sleutelposities in het Europese en overzeese
muziekleven aangeboden, en dat zorgde er mede voor dat het
vereenzamingsproces in de persoon Mahler zich langzaamaan sneller ging
voltrekken. Als gevolg van zijn instelling ― de houding die hij,
overeenkomstig de structuur van zijn karakter, vrijwel altijd aannam ―
bevond hij zich op een moeizame weg, die hij volstrekt alleen moest
afleggen. De functies die hij bekleedde, legden daar nog eens extra de
nadruk op. Ook de manier waarop hij zich in woord en geschrift heeft
geuit, toont dat duidelijk aan. Hij sprak en schreef op een manier die
een uitzonderlijk sterk egobewustzijn aan de dag legde. Met zijn bij
tijd en wijle aanstootgevende gedrag ― af en toe zelfs grof ― gaf hij
dikwijls de indruk dat hij mensenschuw was. Dat was echter niet aan de
orde als het ging om mensen met wie hij samenwerkte. Hij trakteerde het
orkest meer dan eens op een 'bieravondje' waaraan hij dan zelf kort
deelnam.
Niveau handhaven Met
laster en aanverwante, laag bij de grondse uitingen wilde Mahler niets
van doen hebben. Hij was de mening toegedaan dat hij verheven diende te
zijn boven dergelijk inferieur gedrag. Kenmerkend in dat verband zijn
de woorden: "Ik moet bovenaan blijven. Ik kan me door niets laten
irriteren of naar beneden laten halen. Het is al moeilijk genoeg om me
steeds op niveau te handhaven." Opvallend was tevens dat hij de
karaktereigenschap bezat, mensen blindelings te vertrouwen, maar als
hij eenmaal was bedrogen, dan kende zijn wantrouwen ook geen grenzen
meer. En dat past uitstekend in het kader van Mahlers onvermogen tot
het erkennen van grenzen, als mens en als kunstenaar.
Bekentenisliteratuur Gustav Mahlers 'Tragische' Symfonie, de Zesde, vormt het middenstuk van een drietal zuiver instrumentale
werken ― samen met de eraan voorafgaande Vijfde en de erop aansluitende
Zevende ― die dezelfde stilistische principes hebben. Alleen zijn
laatste complete symfonie, de Negende, is ook weer geheel
instrumentaal, en dat geldt eveneens voor het Adagio van de onvoltooide Tiende Symfonie. Na de eerste, Der Titan [1],
volgden drie symfonieën met vocale partijen, voordat Mahler opnieuw aan
een 'blok' symfonieën zonder de menselijke stem ging werken. Die
periode duurde van 1901 tot 1905. Formeel is Mahler in zijn Zesde
Symfonie 'teruggekeerd' tot het oude, vierdelige model: Allegro,
Scherzo, Andante, Finale. Toch is juist zijn 'Tragische' nog wel het
verst verwijderd van alles wat tot op dat moment als symfonie gold.
Daar komt nog bij dat dit opus de meest persoonlijke bekentenis vormt
van de mens Gustav Mahler, al gaat één en ander zelfs in dat kader nog
extreem ver. Er is niet alleen sprake van een 'presentatie'-zonder-enig
voorbehoud ― de componist stelt zichzelf in dit werk grandioos aan de
kaak, op een wijze zoals het Noodlot dat dikwijls doet met zijn Held.
Pessimisme Het
is op zijn zachtst gezed opvallend dat Mahler een tragische symfonie
schreef tijdens een periode waarin het hem in meer dan één opzicht goed
ging. Toen hij in 1903 aan zijn Zesde begon, bevond hij zich op het
hoogepunt van zijn roem als dirigent. Daarnaast werd het succes
van de componikst ook allengs groter. In de persoonlijike sfeer verliep
ook alles beter dan ooit tevoren, en volgens zijn vrouw Alma voelde
Mahler zich in die periode ook werkelijk gelukkig en zelfverzekerd.
Toch is Mahler in zijn gehele oeuvre nergens zo pessimistisch als in
deze symfonie, al stamt de benaming 'Tragische' ― althans voorzover wij
nu weten ― niet van hemzelf. Het is echter wel een feit dat diverse
auteurs, onder wie Simon Vestdijk (1898-1971) [2] beweren dat die kwalificatie wel degelijk van Mahler zelf afkomstig is. Wanneer we alle tien symfonieën [3] nader beschouwen, blijkt dat alle in grote terts eindigen, met uitzondering van de Zesde.
Onbewuste sfeer Zelfs
de Negende Symfonie, die ontstond in een periode waarin Mahler zich
pijnlijk bewust was van een hartkwaal, en die dan ook één en al de
sfeer van afscheid ademt, maar met nog extra nadruk in het slotdeel.
Daarin spelen weemoed en verlangen een doorslaggevende rol. Desondanks
heeft die laatste voltooide symfonie als uiteindelijke toonsoort toch
nog weer majeur. En dat geldt al evenzeer voor Das Lied von der Erde, waarvan het laatste onderdeel zelfs als titel Der Abschied heeft. Er
is wel vaker gespeculeerd over dat einde van de Zesde: zo zou het te
maken hebben met Mahlers extreme gevoeligheid en in het kader daarvan
zou hij onbewust allang hebben opgevangen wat het Noodlot voor hem in
petto had, wat dus ook in een andere sfeer dan onze alledaagse reeds
zijn schaduwen vooruit wierp: de kristallisatie van een andere wereld.
Wat echter ook de oorzaak moge wezen, het tragische element speelt de
hoofdrol: het gevecht tegen het Noodlot, waarvoor de componist gebruik
heeft gemaakt een zeer uitgebreid arsenaal aan instrumenten.
Instrumentatie In
de Zesde Symfonie gaat Gustav Mahler zeer ver met zijn instrumentatie.
Het voor traditionele begrippen toch al sterk bezette orkest, met een
grote strijkersgroep en veelvuldig bezet hout en koper, wordt nog eens
versterkt met een enorme batterij slagwerk, waarin een roede en een
hamer een zeer symbolische betekenis krijgen. Daarmee worden de
opstandige elementen gekarakteriseerd, met als tegenhanger de
'koebellen', die een pastorale sfeer overbrengen. Echter ook die is vol
symboliek, want waar wordt het klankbeeld in het menselijk oor bepaald
door koebellen? In de pastorale eenzaamheid van het hooggebergte! Daar
waar de mens wordt 'gedwongen' tot worsteling met zichzelf. Mahler-exegeet Eggebrecht [4]
schrijft in zijn boek over diens muziek dat de motieven en thema's van
deze componst bij de toehoorder associaties wekken met muziek, die men
reeds van elders kent, die men al in het gehoor heeft, als iets dat 'er
al was'. Als een kenmerk van het universele, het onderhuidse van
Mahlers kunst. Die
uitzonderlijke instrumentatie is overigens dikwijls onderhevig geweest
aan kritiek, tot in het karikaturale toe. Zo verscheen er in een
satirisch tijdschrift in Wenen een tekening, waarop Mahler bij een
batterij slagwerk staat afgebeeld, met een deel van het nooit erder
gebruikte instrumentarium. In zijn hand houdt hij een claxon, aan zijn
voeten ligt een houten knuppel. Mahler grijpt zich bij het hoofd en
'zegt': "Herrgott, daß ich die Hupe vergessen habe! Jetzt kann ich noch
eine Sinfonie schreiben."
Thematiek Vanzelfsprekend
is Mahlers muziek niet denkbaar zonder die van zijn grote voorgangers,
met name die van Beethoven, Schumann, Wagner, Liszt en Bruckner.
Thema's uit hun werken zijn dan ook bij herhaling in het oeuvre van
Mahler te vinden, onder meer in deze Tragische Symfonie. En dat is niet
het geval als gevolg van zijn andere functie en hij uit hoofde daarvan
dirigentenmuziek schreef. Dat is echter wel vaker over Mahler beweerd.
De verwijzingen in zijn muziek naar werk(en) van andere componisten,
evenals de afgeleiden en de letterlijke citaten, vervullen hun normale
functie binnen het kader van de Zesde Symfonie.
Trivialiteit Eén
van de verwijten, welke veelvuldig jegens Mahlers muziek zijn gemaakt
en tot het herkenbare standaardrepertoire van de tegenstanders zijn
blijven behoren, is de verwijzing naar het triviale, wat weer op hevig
verzet stuit van zijn vereerders. Ongetwijfeld vallen er elementen in
Mahlers muziek aan te wijzen, die een kern van trivialiteit in zich
bergen. Maar ook hier zij gezegd: het is en blijft van groot belang wie
wat, waar en hoe schrijft. De enorme discrepantie die er bestaat tussen
de in noten verpakte 'verdovende middelen' en de eventuele trivialiteit
van de activerende noten uit de koker van een muzikaal genie, valt
nauwelijks in woorden te vatten, maar is voor de oplettende toehoorder
tamelijk snel te onderkennen. Waar er in Mahlers composities al sprake
zou kunnen zijn van trivialiteit, blijft deze onder alle omstandigheden
― in ieder geval in zijn symfonieën ― Edelkitsch. Zo kan men in het Andante van de Zesde Symfonie weliswaar een aanzet tot 'overspanning' bespeuren, maar alles blijft weer net binnen de begrenzingen
van het aanvaardbare, en vanzelfsprekend kan een dirigent daar zijn
invoed ― zowel ten faveure, alsook ten detrimente ― zeer nadrukkelijk
doen gelden. Mahlers verfijnde instrumentatiekunst en de technische
uitwerking van het materiaal zorgen ervoor dat het klinkende resultaat
nergens is gedegenereerd tot een instrumentale smartlap. Integendeel:
Mahler weet zich in deze Zesde Symfonie te manifesteren als een
instrumentale Orpheus.
Volgorde der delen Oorspronkelijk had Mahler het Scherzo als tweede deel geconcipieerd, doch later wijzigde hij de volgorde door het Andante vóór het Scherzo te
plaatsen. Na de eerste uitvoering draaide hij die ingreep weer terug.
Op geluidsdragers vinden we heden ten dage nog steeds versies van deze
symfonie waarin de gewijzigde volgorde wordt aangehouden. Er is
muzikaal gezien, ook wel wat voor te zeggen om dat Andante als tweede deel te spelen, omdat dit veel meer aansluit op de geladen coda van het Allegro. Het vierde deel heeft als betiteling uitsluitend Finale, maar
daarmee is volstrekt niet voldoende uitgedrukt, omdat juist dit deel de
kern van het hele opus vormt. Hierin komt het tot de definitieve
confrontatie tussen de Held en zijn Noodlot, al gaat hier de Held tragisch ten onder, hetgeen nog eens symbolisch wordt benadrukt door de hamerslagen.
Wijzigingen Soms
werd Mahler volstrekt wanhopig wanneer hij met een orkest een eigen
symfonie repeteerde, maar het kon nog erger worden wanneer hij eenmaal
een uitvoering had geleid. Als gevolg daarvan onderwierp hij elke
nieuwe symfonie dan ook aan een revisie, en hij bleef daarin zo lang
wijzigingen aanbrengen ― ook in de instrumentatie ― totdat hij ervan
overtuigd was dat zijn bedoelingen beter zouden worden begrepen. Enkele
van die revisies waren echter zo ingrijpend dat er uiteindelijk een
geheel nieuwe symfonie ontstond, zoals dat het geval is geweest met de
Eerste en later met de Vijfde. Nergens heeft hij echter zo intens en
tot in het kleinste detail gevarieerd als in zijn Tragische Symfonie. Enkele
van die wijzigingen zijn zeer markant: zo wilde Mahler aanvankelijk dat
de celesta('s) in F zou(den) zijn, maar later liet hij die aanduiding
achterwege. Met nadruk laat de componist weten dat de celesta twee- of
zelfs meervoudig bezet dient te zijn. En met betrekking tot de harpen
bestonden op een gegeven moment ook vragen, omdat Mahler in zijn
opsomming weliswaar twee noemt, maar later in de symfonie om "mehrere"
vraagt, en nog weer verderop zeer gespecificeerd vier aangeeft.
Mahler-expert Hans Ferdinand Redlich (1903-1968) lost dat in de
Eulenburg-versie van de partituur heel handig op door bij de
'Orkestbezetting' weliswaar 2 harpen te noemen, doch daar direct aan
toe te voegen: "doppelt besetzt".
Koebellen Opvallend
is tevens dat Mahler in zijn revisie een opmerking maakt met betrekking
tot de koebellen. Wanneer er een theater-uitvoering van de Zesde zou
worden gegeven, wilde hij dat de koebellen 'acher de coulissen' zouden
klinken. 'Revisionist' Erwin Ratz laat deze opmerking van de componist
in zijn in 1963 verschenen, gereviseerde versie van de Zesde echter
zonder enig commentaar achterwege. En zo is er nog veel meer waaraan de
componist heeft zitten veranderen, en dat zo lang heeft doorgezet
totdat hij tevreden was. Ondanks
al die specialistische en zeer gedetailleerde ingrepen is er in de
Zesde Symfonie helemaal geen sprake van een nader gedefinieerd
'programma'. Daartegenover staat echter de intens verweven eenheid van
het thematische materiaal.
Meningen "De
enige Zesde, ondanks de 'Pastorale'," zei Alban Berg (1885-1935) over
deze symfonie. Mahler zelf was van oordeel dat zijn 'Tragische'
"raadsels zal opgeven", althans dat schreef hij in een brief aan zijn
vriend Richard Specht (1870-1932) in 1904. Twee jaar later schreef de
componist aan zijn Nederlandse vriend en voorvechter Willem Mengelberg:
"Mijn Zesde schijnt weer een hade noot te zijn, die door de zwakke
tanden van onze kritiek niet gekraakt kan worden." En verderop in
diezelfde brief laat hij weten dat hij zich al verheugt op de
uitvoering in Amsterdam. "Moet ik de koebellen meebrengen?" vraagt hij. Overigens
was niet iedereen even enthousiast over de componist Gustav Mahler. De
redelijk met talent begiftigde Richard Strauss zei eens over het
compositorische genie Mahler: "Helemaal geen componist, alleen maar een
heel groot dirigent."
Uitvoeringen De
eerste uitvoerng van deze Zesde Smfonie werd gegeven onder leiding van
de componist op 27 mei 1906, ter gelegenheid va het 42ste
Toonkunstenaarsfestival in Essen. Naast de musici van het stedelijk
orkest aldaar werkte het Utrechts Stedelijk Orkest aan dat concert mee. Alma
Mahler wijst erop dat er geen ander werk is geweest dat de componist zo
heeft aangegrepen toen hij het voor het eerst hoorde. En ook suggereert
zij dat Mahler één en ander moet hebben voorvoeld, omdat hij voor de
finale het begrip Antizipando gebruikt[5]. Minder dan twee jaar nadat de componist zijn werk aan de eerste versie van deze symfonie had afgesloten [6],
klonk de eerste uitvoering. Het opus werd echter niet met groot
enhousiasme ontvangen en het beleefde ook niet zoveel presentaties. Nog
steeds geldt de Zesde als de minst gespeelde van Mahlers symfonieën, al
is de belangstelling hievoor gedurende de laatste decennia steeds meer
gegroeid. In Amerika, waar Mahler tijdens de laatste jaren van zijn
leven veel heeft gedirigeerd, zou het concertpubliek pas in 1947 kennis
kunnen nemen van dit opus. In Engeland zou Anton von Webern omstreeks
1936 een uitvoering leiden, maar hij moest op het laatste moment worden
vervangen door Adrian Boult.
Francis Travis In Nederland heeft de Amerikaans-Zwitserse Mahler-specialist Francis Travis ― die in de jaren zestig
en zeventig veelvuldig gastdirecties bij de orkesten in o.a. Groningen
en Utrecht vervulde, diverse Mahler-symfonieën met die ensembles
geleid, maar de Zesde alleen in Utrecht. Graag had Travis, in zijn
opeenvolgende reeks Mahler-symfonieën met het (toenmalige) Noordelijk
Filharmonisch Orkest, eveneens de Zesde gedaan, maar het mocht niet
meer zo zijn. [7] Dat Francis Travis een heel bijzondere band had met de muziek van Mahler en daarover ook uitstekend kon communiceren [8],
is onder meer door de leiding van sommige orkesten niet voldoende
onderkend. Mahler-specialist bij uitstek, dirigent en componist Otto
Klemperer (1885-1973), die zelf veelvuldig werd toegejuicht voor zijn
Mahler-interpretatie, was eens aanwezig tijdens de repetitie, in
Zürich, van de Zesde onder Travis. Klemperer, die toen al in een
rolstoel zat ― hij werd voor de concerten die hij nog leidde, ook
altijd in zijn stoel het podium opgedragen ― verzocht de
orkestinspeciënt om Travis te vragen of hij bij hem wilde komen. In het
daaropvolgende gesprek vertrouwde Klemperer hem toe dat hij zelf nooit
aan Mahlers Zesde was toegekomen, en dat hij dat ook niet meer hoefde
nu hij Travis' versie had gehoord. En lof uit de koker van Klemperer
moet werkelijk iets hebben betekend, zeker als men bedenkt dat hij eens
vanaf een der voorste rijen in het Amsterdamse Concertgebouw een
muziekavond onder leiding van Herrgott von Karajan bijwoonde, en daar
toen luid uiting gaf aan zijn misnoegen: "Ein Drecksdirigent!"
Klemperer had echt verstand van muziek en dirigenten. Otto
Klemperer correspondeerde veel, onder meer met zijn vriend Ernst Bloch
en dat daarin de naam Gustav Mahler meer dan eens aan de orde kwam, zal
niemand verbazen, gezien de voorliefde van de beide briefschrijvers.
Ernst Bloch: utopie en realiteit In 1923 schreef de wijsgeer Ernst Bloch (1885-1977) in zijn Zur Philosophie der Musik dat
'onze oren' nog steeds niet over voldoende 'vermogen' zouden beschikken
om de grootheid van Mahler te begrijpen. In een bewerkte editie van dat
boek, verschenen in 1964 [9]
heeft Bloch die kwalificatie laten staan, en datzelfde geldt voor zijn
opmerking naar aanleiding van het feit dat menig "ellendig
'krantenschrijver' het waagt om zelfs maar zonder schaamrood te vragen
of Mahler er wel toe was voorbestemd te componeren." Na de tweede
wereldoorlog heeft dirigent Leonard Bernstein (1918-1990) eens een
essay gepubliceerd onder de titel Seine Zeit ist gekommen, daarmee doelend op Mahlers eigen uitspraak van (thans) ongeveer een eeuw geleden: "Meine Zeit wird kommen." Veel
wijst er al enige decennia op dat dat nu inderdaad het geval is. Na de
oorlog is er veel in beeld van de concertganger met betrekking tot deze
componist gewijzigd. Dat is zeker niet in de laatste plaats te danken
aan de vele, soms fervente, pleitbezorgers die Mahler altijd heeft
gehad. Ook vóór die oorlog en tevens reeds voorafgaand aan de eerste
grote oorlog heeft Mahler in ons land steun gehad, van onder meer van
dirigent Willem Mengelberg (1871-1951), die voor de aanvaarding van
Mahlers composities baanbrekend werk heeft verricht, en dan Bruno Walter (1876-1962), die zelfs nog twee decennia met Gustav Mahler bevriend is geweest. Ernst
Bloch was ook als correspondent zeer actief. Een weerslag daarvan is te
vinden in de tweedelige verzameling brieven, welke tussen 1903 en 1975
werden geschreven [10]. In een brief aan 'Lieber Djoury' [11]
schrijft hij op 5 juni 1915 over de vorderingen van zijn schrifturen:
"Ich schreibe jetzt die Musik, da wird ein ungeheurer Gedanke drin
stecken, den Du noch nicht kennst. (Titel: »J.S. Bach oder die doppelte
Ordnung der Melodik.« Gustav Mahlers Andenken gewidmet)." Met zijn gedachten aangaande de toekomst van zijn eigen muziek onderstreepte Mahler een uitspraak van Ernst Bloch uit diens Geist der Utopie, waarin deze fiosoof beweert: "De utopie van vandaag is de realiteit van morgen."
[1] Zie over Mahlers Eerste Symfonie ons artikel Natuurliefde als katharsis... op woensdag 23 augustus 2006 geplaatst op de website All art is quite useless van Rond.1900.nl . [2] Simon Vestdijk: Gustav Mahler ― Over de structuur van zijn symfonisch oeuvre. Verschenen als vierde deel in de tiendelige serie Vestdijks Verzamelde Muziekessays. Meulenhoff, Amsterdam, 1983; ISBN 90-29-1625-6. [3] Voor de duidelijkheid zij erop gewezen dat hiermee worden bedoeld de Eerste tot en met de Negende Symfonie, en daarnaast Das Lied von der Erde, eveneens een symfonie. [4] Hans Heinrich Eggebrecht: Die Musik Gustav Mahlers. Piper Verlag, München; ISBN 3-492-02747-4. [5] Alma Mahler-Werfel: Mein Leben. Fischer Tashenbuch Verlag, Frankfurt am Main; ISBN 3-596-20545-X. Prijs 9,95. Alma Mahler-Werfel: Erinnerungen an Gustav Mahler. Ullstein Taschenbücher. [6]
Gustav Mahler werkte gedurende zijn zomervakanties te Maiernigg in 1903
en 1904 aan zijn Zesde Symfonie. De partituur was op 9 september 1904
gereed. [7]
Pas in 1986 werd in de Noordelijke provincies de Zesde gespeeld door
een gecombineerd ensemble van honderdnegen (109) instrumentalisten uit
de twee orkesten, van Gronngen en Leeuwarden, als opmaat van de in Den
Haag geplande verdere versobering in het wingewest: de vestiging van
één noordelijk orkest voor drie provincies. Franz-Paul Decker leidde de
zes uitvoeringen in de drie provincies: twee in de stad Groningen, twee
in Leeuwarden, één in Drachten en één in Emmen. [8]
Een weerslag van de gesprekken die ik met Francis en Brigitt Travis ―
bij mij thuis en elders, met name in de jaren zestig en zeventig, heb
gevoerd over vooral Gustav Mahler ― zou te ver voeren in deze context,
omdat het voornamelijk over details ging van de oorspronkelijke teksten
en bewerkingen, door Mahler zelf en anderen (Erwin Ratz, Deryck Cooke). [9] Ernst Bloch: Die Philosophie der Musik in: Geist der Utopie. Suhrkamp Verlag, Frankfurt am Main. Paperback stw 35; Als gebonden boek met de titel Zur Philosophie der Musik in de reeks Bibliothek Suhrkamp ISBN 3-518-01398-X. [10]
Verschenen bij Suhrkamp met ISBN 3-518-57713-1. De twee gebonden delen
behelzen correspondentie met tal van grootheden uit die periode, o.m.
Klaus Mann, Thomas Mann, Franz Werfel, Walter Benjamin, Hermann Broch,
Theodor Adorno. [11] Djoury is de filosoof Georg Lukács (1885-1971).
Afbeeldingen 1. Dirigent Claudio Abbado, mei 2008. 2.
Gustav Mahler. Tekening oostindische inkt met cocktailprikker van
Tonny Groenhuijsen, Buitenpost. Collectie Heinz Wallisch. 3. Portretbuste van Gustav Mahler door Auguste Rodin. 4. Gustav Mahler als dirigent. Serie tekeningen van Otto Böhler. 5. Voorzijde stofomslag van Vestdijks Mahler-boek. 6. Handtekening van Gustav Mahler. 7. Satirische prent in Die Muskete, Humoristische Wochenschrift, van 18 januari 1907. 8. Gustav Mahler, geschilderd door Akseli Galén-Kalela (1907). 9. De componist Alban Berg. 10. Mahler-specialist Francis Travis (geb. 1921), hier na een uitvoering van Mahlers Vijfde met het Noordelijk Filharmonisch Orkest in maart 1975, in de grote zaal van Cultuurcentrum De Oosterpoort in Groningen. 11. Voorzijde van het omslag van Zur Philosophie der Musik van Ernst Bloch. 12. De filosoof Ernst Bloch in een van zijn karakteristieke poses. 13. Dirigent Franz Paul Decker (geb. 1923).
De levende dom van Sint Stephan in Wenen ' Documentaire op Arte, vrijdag 26 september
Flora en Fauna Op
vrijdag 26 september presenteert de Duits-Franse cultuurzender
Arte-televisie een documentaire over de Sint Stephanskathedraal te
Wenen. Wat weinigen zullen verwachten, is dat daar heel wat flora en
fauna te vinden blijkt. Dat verrassende element is onderwerp van de
film, die in 1997 als Oostenrijks celluloid-product is gerealiseerd
door Georg Riha. In
1997 bestond de Sankt Stephansdom 850 jaar en dat vormde toen voor de
filmer Georg Riha aanleiding om eens wat nader onderzoek te doen binnen
de kathedraal. Zijn expeditie is niet zonder resultaat gebleven en
menigeen zal een ongelovig gezicht opzetten als hij hoort dat de goede
man niet alleen exotische vlinders en roofdieren heeft aangetroffen,
maar zelfs een boom. Georg
Riha's filmteam heeft de zuidelijke, 136 meter hoge, toren van de dom
van binnen aan een nauwkeurig onderzoek onderworpen en uit de 'gevonden
voorwerpen' mag zonder meer worden geconcludeerd dat deze kathedraal
het meest verbazingwekkende stukje natuurgebied van geheel Oostenrijk
is. Zo'n bijzondere documentaire die vrijdagavond tussen 20:15 uur en 21:00 uur, op het formaat 16:9, slechts eenmalig
door Arte wordt uitgezonden kan men alleen maar heel nadrukkelijk
aanbevelen in de belangstelling van een ieder, die ook maar in de
geringste mate geïnteresserd is in natuurfenomenen. ___________ Afbeelding: De Stephansdom in Wenen. Originele tekening op zijde, 16 x 22 cm, door H. Welser. Collectie Heinz Wallisch.
De boekjesreeks Zilveren Verpoozingen uit het begin van de vorige eeuw
Kleurrijke reeks De reeks kleine, gebonden boekjes Zilveren Verpoozingen, die we in een bijdrage elders over een bundeltje met verhaaltjes van het schrijverspaar
Scharten-Antink al even noemden, blijkt nu bijna een eeuw geleden al
aardig te zijn ingekleurd qua thematiek. Op de laatste bedrukte
bladzijde van het opgemelde boekje met zes vertellingen staat een lijst
met twintig andere titels, die in dezelfde reeks zijn verschenen. De
daarin voorkomende auteurs beperken zich niet tot ons eigen taalgebied:
onder de internationaal befaamde namen treffen we die van Hans Holbein
aan, die met zijn Doodendans met bijschriften van Theun de Vries is vertegenwoordigd, en de Noorse dramaschrijver Henrik Ibsen, wiens Peer Gynt in
de serie is opgenomen. Romancière Ina Boudier Bakker (1875-1966) en de
ijveraar voor een zuiver taalgebruik Charivarius (1870-1946) [1]
zijn Nederlandse schrijvers, die toen volop in de belangstelling
stonden, maar nu onder de jeugd niet bepaald grote faam genieten, zijn
in die lijst beiden eveneens met elk één titel vertegenwoordigd. De
Vlaamse auteur Felix Timmermans (1886-1947) nam in die eerste reeks een
vooraanstaande plaats in met maar liefst vijf titels, althans op dat
moment; het kunnen er later nog meer geworden zijn. Overigens
kwamen daarin ook enkele, in ieder geval voor ons, onbekende namen
voor, maar dat komt wellicht doordat ze buiten het ruime gebied van de
schone letteren vallen, hetgeen sommige van de bij die mensen behorende
titels zouden doen vermoeden. Ene C.A. van der Gen is met twee
uitgaafjes aanwezig: Zomerbloemen,
en ook dat kan nog van alles zijn: roman, verhalen, gedichten, maar,
veel waarschijnlijker, een bundel over de natuur; en die gedachte wordt
kracht bijgezet door de tweede titel van deze auteur: Langs wegen en dijken.
Eveneens met twee titels komt mevrouw J.M. IJssel de Schepper-Bekker
voor; titels, die weliswaar beide tot de verbeelding spreken, maar ook
al in meer dan één rubriek zouden kunnen vallen: Het laatste stadium
gezien de tijd waarin dat boekje in de reeks is verschenen, is het
niet realistisch te denken aan eventuele voorbereidingen voor
stervenshulp en Wat niet mag. Wat
zeker niet mag, is zonder nadere kennis, en eventueel in te winnen
informatie, denigrerend te doen over sommige titels, die wellicht enige
prikkelingen in de lachspieren zouden kunnen veroorzaken.
Duits cabaretfestival houdt u bijna vier uur bezig
Vooraanstaande narren Voor
de liefhebbers van pittig cabaret belooft de nacht van vrijdag 19 op
zaterdag 20 september een klein festijn te worden. Het tweede Duitse
televisienet ZDF zendt tussen 00:10 uur en 03:55 uur een lange special uit met daarin hoogtepunten van het recentelijk gehouden Cabaret- en Comedyfestival 3satfestival 2008. Slechts éénmaal wordt de uitzending onderbroken door een aflevering van Heute
met daarin actualiteiten van de afgelopen dag, gepresenteerd door de
redactie van dat dagelijkse nieuwsprogramma van deze zender. Dat zal
een minuut of vijf à tien duren, tenzij er recentelijk iets heel
bijzonders is gebeurd: dan wil het programma nog wel eens het dubbele
aantal minuten in beslag nemen.
Optreden zullen onder meer Urban Priol, die eigen gasten ontvangt. Deze
veelal professorale Beierse cabaretier met zijn onverwisselbare
uiterlijk alleen al diens aparte haardracht prikkelt niet zelden tot
lachsalvo's, maar dat kapsel wordt heel snel vergeten als men wordt
geconfronteerd met zijn meer dan sappige kritiek op de dagelijkse,
vooral Duitse, politiek, op bedrijfsleven, sport, spel en alle daarbij
behorende burgermensen is vooral bekend door het maandelijkse
ZDF-programma Neues aus der Anstalt,
waarin hij een psychiater in een inrichting speelt die nog wel eens de
rollen omdraait en zich uit tegenover patiënten, die echte flink met
medicatie worden rustig gehouden, respectievelijk: zulks wordt
getracht. Maar de scheidslijn tussen de zielenknijper en diens
clièntele is zeer dikwijls tijdens de gesprekken al meer en meer aan
het vervagen, waardoor uiteindelijk de rollen totaal lijken omgekeerd.
Lijken, want die Onkel Doktor keert altijd op zijn schreden terug,
beledigd dat hij zich heeft laten meeslepen. Dat programma zit
altijd vol vaart en briljante vondsten, en ook heel vergaande kritiek
jegens de regerenden en tevens ten opzichte van degenen die dat
binnenkort zouden willen doen, is soms zo duidelijk negatief en tot in
het fundament afbrekend jegens de behandelde personen dat zelfs een
Oooh of Aaah uit de monden van een zaal vol aanhangers klinkt.
Een Symphonie der Tausend van Anna Meredith vormt geen alternatief voor de enige waarachtige
Massale uitvoering Jongstleden zaterdagavond werd in het kader van de massaliteit, die de Last Night of the Proms traditioneel met zich meebrengt, tijdens het gedeelte na de pauze, de wereldpremière gepresenteerd van de opdrachtcompositie Froms, die speciaal voor deze avond werd geschreven door de dertigjarige Schotse Anna Meredith. Daartoe
zat niet alleen het hele podium in de Londense Albert Hall vol met
instrumentalisten en twee BBC-koren, ook in Hyde Park en in andere
steden van dat land Glasgow, Dublin en elders waren ensembles
gereed om hun bijdrage te leveren, op het juiste teken van hun
respectieve centurio's, die allen onder hoofdverantwoordelijke leiding
stonden van Roger Norrington, ondersteund door een enorme staf aan
technisch personeel alsook de daarvoor benodigde snufjes, zoals
satellieten en nog weer recentere, nieuwerwetse parafernalia. Zou
het nog erg veel tijd vergen voordat de eerste interstellaire, dan wel
interplanetaire, Uitspanselomroep-Prom een feit kan worden? Zolang zich
mensen in de ruimte bevinden, die zijn voorzien van een enorme batterij
aan technische uitrustingen en communicatiematerieel, is het technisch
vast al wel uitvoerbaar. Mocht er tegen die tijd ook nog een groen
wezentje bereid zijn de gewenste medewerking te verlenen, dan speelt
zo'n Prom heel mooi in op de wensen en tevens eisen van de toekomst:
mooi groen en zeer verantwoord. Dat is nog eens iets anders dan een
gesimuleerde Big Bang onder het alom toeziende oog van de Biggest Brotherhood. Enfin,
het resultaat was acht minuten spectaculaire geluiden, geheel in
overeenstemming met het concept, en de componiste leek tevreden met het
resultaat, zoals ze van tevoren tegen presentatrice Suzy Klein had
gezegd dat ze er vol spanning naar uitzag. Hoeveel competente
componisten is het overigens gegeven zo'n omvangrijk stuk te
concipiëren en vervolgens mee te helpen aan de realisatie ervan. . . . En
laten we even heel nuchter zijn: zelfs als je van tevoren beseft dat
het nieuwe werk zeker geen repertoirestuk zal worden en gezien de
hoge eisen die aan iedereen alles en eromheen worden gesteld ook niet
kan worden: veel extra naamsbekendheid is gegarandeerd, en ook de
gedachte dat een kleine miljard mensen jouw werk dan zullen beluistren,
is niet bepaald zonder prikkelende bijgedachte.
Geheel
in overeenstemming met wat we konden, en tevens mochten, verwachten,
was het qua omvang en presentatie massale werk bepaald geen
verrassing. Heel letterlijk genomen kan het wel als een Symphonie der Tausend worden
gekwalificeerd, aangezien ook Gustav Mahler maar achthonderd
uitvoerenden voor zijn werk met die naam beschikbaar had en er
sym-fonie sun: samen; fonia: klank
werd geproduceerd, maar naar de geldende maatstaven was het zeker geen
symfonie en heeft de maakster ook niet geïndiceerd dat ze die indruk
wilde wekken. Gustav
Mahlers oeuvre, en met name die Achtste Symfonie, werd op geen enkele
wijze bedreigd door het nieuwe stuk dat wel groot maar zeker niet
groots is. Maar ook dat wilde Anna Meredith ons geenszins doen geloven,
en mede daarom is een felicitatie zeker op haar plaats.
Jack Kerouac in de herhaling op BBC Two, in de uren van zondag 14 op maandag 15 september
Een uur reizen in de tijd
Onder verwijzing naar ons lop
maandag 10 december 2007 op dit net, willen we u erop attenderen dat de
filmreportage die Russell Brand voor de BBC maakte "in de voetsporen
van de
Amerikaanse schrijver Jack Kerouac" zondag 14 september, laat in de
avonduren tot in de nacht op maandag 15 september, zal worden herhaald.
De titel van de film luidt Russell Brand on the road,
en deze zal worden gepresenteerd tussen 23:45 uur en 00:45 uur. Kerouac
is de literaire held bij uitstek voor deze opvallende en somtijds
nietsontziende Russell Brand, die als u het mij al zou vragen vast
en zeker ook in de tijd van Kerouac zelf, en waarschijnlijk toch ook
wel heel graag met hem on the road had
willen doorbrengen. Een uiterst romantische voorstelling, die
ongetwijfeld ontluisterend zou blijken als men zich, eenmaal door
omstandigheden gedwongen, dan wel uit volgehouden vrije wil, aan zo'n
experiment had willen onderwerp: in de ijzige kou of gloeiende hitte in
een goederenwagon over het uitgestrekte Yankse spoorwegnet en dan de
kans lopen te worden gegrepen door honger, dorst en een (al dan niet
semi-) sadistische spoorwegambtenaar in hart en nieren. Fascinerende
film, vooral in een huiskamer op temperatuur en een minimum aan eten en
drinken, zoals vele bevoorrechten dit thans kunnen bekijken, overdenken
en navertellen. U begrijpt het vast al wel: van harte aanbevolen.
Goethe's Werther in een egentijdse vormgeving als verfilmde theateruitvoering nog tweemaal op Arte
Die Briefe
eines klugen Mannes enthalten immer den Charakter der Leute, an die er
schreibt. Dieses kann in einem Roman in Briefe sehr schön gezeigt
werden. Georg Christoph Lichtenberg. (1742-1799) _________ Recente verfilming van theatervoorstelling Gisteravond heeft de Frans-Duitse cultuurzender Arte het programma besloten met de dit jaar gereedgekomen speelfilm Werther
van Uwe Janson. De rolprent zal op dezelfde zender worden herhaald op
zondag 14 september, tussen 09:15 uur en 11:05 uur, en op de 23ste van
deze maand nogmaals. Het is een aan de huidige tijd aangepaste versie van de roman in brieven Die Leiden des jungen Werther
in 1774 voor het eerst gepubliceerd door de toenmalige uitgever van het
universele cultuurgenie Johann Wolfgang von Goethe (1749-1832). Dertien
jaar later is de tweede versie daarvan verschenen. De
hoofdpersoon, Werther, een overgevoelig jongmens dat iets te subjectief
in het leven staat, en daardoor steeds opnieuw problemen ondervindt met
het accepteren van de realiteit en het (v)erkennen van de grenzen
daarvan. Die houding neemt hij eveneens aan in sterk persoonlijke
relaties: hij wordt verliefd op de met zijn vriend Albert verloofde
Lotte, en voelt zich daarbij overmatig gelukkig, maar door ongewilde,
gedwongen confrontatie met de werkelijkheid slaat deze himmelhoch jauchzende stemming om in een van zum Tode betrübt,
helaas ook daar zonder grenzen, alsmede iets minder strak lopende
begrenzingen te onderkennen, waardoor de al net zo buitensporige
droefenis letterlijk tot de dood leidt: zelfdoding om daarmee zijn
eenheid met de natuur te herstellen.
Hysterische persoonlijkheid Met deze Werther heeft de auteur Goethe zichzelf kunnen bevrijden van de in de dagelijkse werkelijkheid opdoemende
conflicten tussen de als nagelen diep ingeslagen affecties aan de ene
kant en sociale normen en waarden daartegenover. Het is ook niet
verbazingwekkend dat tal van componisten deze gevoelsmatig complexe
stof zeer geschikt achtten voor een muziekdrama, dat het dan ook van
kunstig geuite emoties moet hebben: zowel in de vocale bijdragen,
alsook in de instrumentale vanuit de orkestbak. Dat men daabijr soms
door welke oorzaken dan ook overdadig zwaar aangezette melodieën
heeft kunnen waarnemen, ligt eventueel aan de componist, maar
uiteindelijk toch ook en vooral aan degene die qua muzikale leiding de
handen in het spel heeft. In sommige literatuur over Werther wordt over deze hoofdpersoon gesproken als een nerveus karakter. Dat is wellicht binnen de Sturm und Drang-periode
een aanvaardbare kwalificaitie, aan het einde van de maatschappelijke
ontwikkelingen van de laatste twee eeuwen zouden wij eerder geneigd
zijn te spreken van hyperbolische uitingen tot en met vormen van
uiterste hysterie.
Beeldaanpassingen In
de film die uiterlijk in een modern jasje is gestoken en waarin op
basis daarvan rekening is gehouden met de sociale wijzigingen in de
directe omgeving van de protagonisten alsook in hun middelen van
communicatie, alsmede hun onvermogen tot werkelijk communiceren zien
we toeterende en overmatig snel rijdende automobielen in plaats van de
briesende en hoeven stampende paarden. Daar staat tegenover dat de
gevoelsuitingen tussen
de mensen onderling, zij het tussen gelieven of vermeende, dan wel
eertijd hartstochtelijke vrienden, min of meer dezelfde gebleven zijn,
al zou Goethe van sommig woordgebruik misschien moeten wennen. Dat er
veel aan coprolalie wordt gebezigd in de aan de tegenwoordige staat van
een dergelijke woordenwisseling kennelijk geheel onverbrekelijk
verbonden taaluitingen, zou die Johann Wolfgang von Goethe wellicht
minder afschrikken dan menigeen op grond van de voortgeschreden tijd
denkt, vooral als men niet op de hoogte is van het feit dat ook het
universele genie Goethe erotica heeft geschreven waarin paard en
wortel, merrie en pruim hun opwachting maken. __________
Zie ook onze bijdrage oponze zustersite Tempel der Theaterkunsten in verband met een documentaire over Goethe als dramaticus. Die wordt op Arte uitgezonden in aansluiting op de film Werther. ____________ Afbeeldingen 1. Scène uit de verfilming door Uwe Janson van Werther. Stefan Konarske als Werther en Hannah Herzsprung als Lotte. 2. Titelpagina van het eerste deel van de oorspronkelijke editie van Werther, verschenen in 1774 bij de Weygandsche Buchhandlung. 3.
Werther maakt door middel van een pistoolkogel een einde aan zijn
leven. Verbeeld in een anonieme aquarel, waarvan wordt aangenomen dat
deze voor 1780 is vervaardigd, maar geheel zeker is men daarvan niet.
Platgetreden paden bezaaid met overbekende melodieën tijdens BBC's Last Night of the Proms
Massaliteit alom Talloos
veel miljoenen kijkers en luisteraars, verspreid over onze globe,
zullen aanstaande zaterdag 's avonds opnieuw voor het huiskamerscherm
zitten om het jaarlijkse klassieke muziekfestijn bij uitstek The Last Night of the Proms
met nog onaardig wat meer spektakel, en doorgaans erg flauwe, grappen
en dito grollen, dan dat elke Nieuwjaarsdag weer vanuit Wenen het geval
is door, voorzover dat de muziek betreft, een podium met
instrumentale en vocale uitvoerenden en niet te vergeten een dirigent
, die een gevarieerd programma voor de pauze zullen presenteren, en na
de pauze zowaar een première en een door Benjamin Britten (1913-1976)
bewerkt, reeds veel langer bestaand muziekstuk. Daarna
komt de herhaling van elk jaar steeds maar weer hetzelfde van Elgar,
Vaughan Williams, Thomas Arne, en voorafgaande aan de National Anthem
Jerusalem van
Charles Hubert Hastings Parry (1848-1918), die zijn internationale
bekendheid aan precies dit werk te danken heeft. Op veel scholen in het
Verenigd Koninkrijk en in de voormalige vazalstaten is Jerusalem
nog altijd een verplicht nummer 's ochtends vroeg in de aula, alvorens
de lessen mogen beginnen. Het is dus niet voor niets dat zoveel mensen
dit, op zich helemaal niet zo beroerde stuk, Jerusalem intens haten. "Ik wil het nooit meer horen!" is een niet zelden geuite verzuchting.
Pijnlijke onderwaardering Het zal je, als kunstenaar, toch maar tijdens je ondermaanse bestaan reeds overkomen: je naam blijft ten
eeuwigen dage voornamelijk verbonden aan slechts één werk, ook al zijn
er, verspreid voorkomend, mensen en instellingen die iets meer over je
weten en tevens proberen die kennis in woord, geschrift en daad, en,
mutatis mutandis, in gepaste klanken, te blijven verspreiden. Bijna elk
land heeft wel zo'n figuur in de verschillende disciplines van de
cultuur. Kent iemand in Nederland nog de bekwame musicus, componerend
in neoromatische stijl, Peter van Anrooy (1879-1954), van iets anders
dan de Piet Heyn Rhapsodie?
En hoevelen, die niet dagelijks gedichten uit het klassieke repertoire
lezen, kennen Hendrik Marsman (1899-1940) van een ander literair werk
dan het gedicht Denkend aan Holland...? In de Duitse cultuur vergaat het Ludwig van Beethoven (1770-1827) in tal van kringen nauwelijks beter: het pianodeuntje Für Elise
weet menigeen stante pede op te hoesten, en, afhankelijk van de
context, meer nog het, ten onrechte als zodanig gekwalificeerde,
Noodlotsthema dat de Vijfde Symfonie opent. En is het Friedrich von
Schiller (1759-1805) beter vergaan? Bijna ieder, die in zijn middelbare
schooljaren Duits heeft gehad, roept terecht Die Glocke, daarentegen is het aantal mensen te verwaarlozen, dat weet dat hij ook de auteur is van de ode An die Freude, die als koortekst dient in het laatste deel van Beethovens Negende Symfonie. In
het Verenigd Koninkrijk blijft de naam (Charles) Hubert (Hastings)
Parry componist van tal van werken in uiteenlopende disciplines van de
muziekcultuur voor de eeuwigheid, helaas, vrijwel uitsluitend verbonden aan zijn toonzetting van Jerusalem dat de dichter en beeldend kunstenaar William Blake (1757-1827) omstreeks 1803 heeft geschreven.
Groot talent Parry
werd in 1848 in Bornemouth geboren als kind van welgestelde ouders.
Gedurende zijn primaire scholing in Eton kreeg hij reeds muzieklessen
van George Elvey (1816-1893) van de Saint George's Chapel. Eenmaal in
Oxford, ging hij compositie studeren bij Henry Hugo Pierson
(1815-1873). Al die invloeden, in combinatie met het muzikale talent
dat hem gegeven was, zorgden ervoor dat Parry als tweeëntwintigjarige
reeds Bachelor of Music van Oxford werd. Maar nadat hij was
afgestudeerd, ging hij eerst drie jaar werken op het bekende kantoor
van Lloyds (of London) Verzekeringsmaatschappij. Tegelijkertijd kreeg
hij compositieles van Edward Dannreuther [1] (1844-1905),
die Parry met de muziek van Richard Wagner (1813-1883) in contact
bracht, en die hem in kleine kring wel een aardig podium voor zijn
composities in de sfeer van de kamermuziek bood: tijdens eigen
huisconcerten. Dertig jaar oud was Parry toen hij zijn eerste
orkestwerk publiceerde: het Pianoconcert in fis-klein.
Bijbelse invloeden Vervolgens
schreef Parry een hele reeks werken in tal van muzikale disciplines:
kamermuziek, odes, koorwerken, cantates, liederen en libretti. Drie
oratoria heeft hij de (in principe Britse) luisteraars geschonken: Judith (1888), Job (1892) en Koning Saul(ca. 1894).
Naar
aanleiding van dat vele componeren is wel eens beweerd dat die Parry
desnoods de complete Bijbel op muziek zou zetten. Je ontkomt niet aan
de indruk dat dit enigszins denigrerend is bedoeld geweest, zeker als
men daarbij bedenkt dat de componist nog zoveel andere functies
vervulde en steeds, op ieder vrij moment, er weer even voor ging
zitten. Zoals gezegd: een vakman, die als componist door de wol was
gekleurd en alles kon, behalve de muzikale hemel bestormen en waarlijk
nieuwe wegen inslaan. Een ander saillant detail is dat tal van
musciologen en critici van mening waren dat velen zo intens van zijn
muziek hielden omdat de man zo'n beminnelijk wezen was.... Hubert Parry
was niet de eerste kunstenaar die dat is overkomen, en hij zal al
evenmin de laatste geweest zijn.
Nevenfuncties Vanaf
1883 doceerde Parry aan het Royal College of Music, waar hij opklom tot
directeur, een positie die hij vanaf 1894 tot aan zijn overlijden in
1918 heeft bekleed. Daarnaast werd hij in 1900 ook nog professor in
Oxford. Eén van zijn beroemdste studenten was Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), die enorme bewondering koesterde voor de structuur van
Parry's compositietechiek voor koorwerken. Naast zijn functies als directeur en componist heeft Parry ook nog diverse boeken geschreven, waaronder: The Art of Music (1893, 1896) en The Music of the Seventeenth Century (1902, als deel III van de Oxford History of Music), in 1909 weer gevolgd door Johann Sebastian Bach, en in 1911 door Style in Musical Art. Vanaf 1877 was Parry, op uitnodiging van de initiator, George Grove (1820-1900), tevens medewerker van diens befaamde Dictionary of Music. Het
heeft de successieve Engelse majesteiten van anno toen behaagd de
kunstenaar te onderscheiden. In 1898 werd hij door Victoria geridderd,
en vijf jaar later verleende Eduard VII aan Hubert Parry de titel
baronet.
Tweeslachtige bejegening Erg
opvallend is de zeer tweeslachtige bejegening van de componist Parry,
niet alleen door musicologen en critici, maar al evenzeer door
muziekhistorici en aanverwante kenners. De beroemde,
maar evenzo beruchte, muziekscribent George Bernard Shaw (1856-1950)
was in zijn afwijzing van Parry's muziek zeer duidelijk, en dat zorgde
wel eens voor wat onbegrip. Maar, geplaatst binnen de context van Shaws
voorkeuren ― minder muzikaal talent en genie dan Richard Wagner vond in
zijn ogen per definitie geen genade ―, kregen ook Johannes Brahms en
Antonín Dvořak dezelfde 'behandeling', wat de afwijzing van zijn
landsman vanzelfsprekend wel weer wat relativeert.
Literatuur Tal
van boeken die de Engelse muziek van, ruim genomen, de laatste eeuw
behandelen, noemen Parry slechts terloops of laten slechts één of
enkele titel(s) uit zijn rijke oeuvre de revue passeren. Werken die
specifiek gericht zijn op de Engelse muziek van de twintigste eeuw
noemen steevast Edward Elgar (1857-1934), Ralph Vaughan Williams
(1872-1958), Frederick Delius
(1863-1943) en diverse andere directe tijdgenoten van Parry, maar al
deze laten onze protagonist van hun vaderlandse muziekwereld en zijn
oeuvre links liggen. De Nederlandse musicus Marius Flothuis (1914-2001)
doet in zijn boek Hedendaagse Engelse componisten, ongeveer een halve eeuw geleden verschenen, evenmin een poging om Parry in zijn overwegingen te betrekken.
Uitgebreide informatie Hoewel
Charles Hubert Hastings Parry in een overzichtswerk van de twintigste
eeuwse muziek in Scandinavië, Engeland en Nederland ― geschreven door
de componist Humphrey Searle (1915-1982) en Robert Layton (geb. 1930) ―
eveneens slechts in één alinea voorkomt, wordt daarin wel vermeld dat
zijn muziek, ondanks het feit dat deze zeer weinig meer wordt gespeeld,
echter een zodanig niveau heeft dat het alles overstijgt wat eerder in
de negentiende eeuw werd geschreven. Een andere autoriteit op het
gebied van de Engelse muziek, Henry Raynor, wijst erop dat slechts twee
werken van Parry de tand des tijds hebben doorstaan: het eerder
genoemde (en jaarlijks voor een ontelbaar aantal televisiekijkers en
radioluisteraars in de Albert Hall te Londen gespeelde Jerusalem) en de psalmbewerking I was glad,
gecomponeerd in 1902 ter gelegenheid van de kroning van Edward VII.
Deze psalmversie kreeg, inmiddels een kleine vier decennia geleden, een
aardig wat ruimere bekendheid buiten het Verenigd Koninkrijk door het
Kings College Choir van Cambridge, dat het eveneens op de uiterst
succesvolle grammofoonplaat The Psalms of David vertolkt.
Oxford-standaardwerk In
schril contrast daarmee is de relatief uitgebreide aandacht die Ernest
Walker (1870-1949) besteedt aan Hubert Parry en diens muziek. Hij doet
dat in zijn standaardwerk A History of Music in England uit
1907 (Oxford University Press). Die datum ― Parry leefde toen nog ― zou
op zich een gedeeltelijke verklaring kunnen zijn voor het feit dat er
zo'n dertig van zijn werken in het boek aan de orde komen. Maar ook in
de herdrukken is het belang van deze componist in historisch
perspectief gelijk gebleven, hetgeen in het kader van de opzet van zo'n
boek weliswaar principieel geen verwondering wekt, maar in de praktijk
niet altijd een wet van Meden en Perzen is gebleken. Walker geeft
een beknopt overzicht van Parry's leven en hij besteedt bijna vier
pagina's aan diens werk. Verder komen de componist en afzonderlijke van
zijn stukken in de loop van de geschiedenis weer aan bod waar dat
noodzakelijk dan wel nuttig is.
Renaissance Die
opvatting wordt onderbouwd door de analytische muziekscribent Eric Blom
(1888-1959), die de rehabilitatie van de kwaliteit in de muziek, met
het niveau van Purcell, en daarmee het begin van de renaissance,
toespitst op de jaren 1880-1900. Het is Hubert Parry geweest die, met
zijn koorwerk op scènes uit Prometheus Unbound van Percy Bysshe
Shelley (1792-1822), tijdens het Gloucester Three Choirs Festival van
1880, hiertoe de aanzet heeft gegeven. Weliswaar is het geen
spectaculair-revolutionaire compositie, maar de nieuwe richting was
hiermee onomkeerbaar aangegeven.
De Nationale Hymne van Parry werd gecomponeerd in 1916 en zes jaar daarna georkestreerd door Edward Elgar:
JERUSALEM: And did those feet in ancient time Walk up on England's mountains green? And was the Holy Lamb of God On England's pleasant pastures seen?
And did the countenance divine Shine forth upon our clouded hills? And was Jerusalem builded here Among those dark satanic mills?
Bring me my bow of burning gold! Bring me my arrows of desire! Bring me my spear! O clouds unfold! Bring me my chariot of fire!
I will not cease from mental fight, Nor shall my sword sleep in my hand, Till we have built Jerusalem In England's green and pleasant land.
Ritueel gebruik William Blake's Jerusalem is opgenomen in het hoofdstuk National Hymns (nr. 640; zie de afb.) van The Church Hymnary (with
music) van de Oxford University Press, ten gebruike tijdens de
eredienst in tal van (meestal presbyteriaanse) kerken in het Verenigd
Koninkrijk. Parry is in dat boek eveneens vertegenwoordigd met zijn
toonzetting van The Lord Jesus Christ op tekst van Charles Wesley (1707-1788) en The Christian Life vande thans bijna vergetendichter John Geenleaf Whittier (1807-1892). __________
[1] Edward Dannreuther heeft de tekst van Über das Dirigieren van Richard Wagner dat in 1869 gelijktijdig in de Neue Zeitschrift für Musik en in de New York Musik-Zeitung was verschenen , vertaald als On Conducting. ____________ Afbeeldingen 1. Benjamin Britten.Tekening uit 1987 van Eildert Beeftink. 2. De veelvuldig onderschatte componist Charles Hubert Hastings Parry. 3. De Engelse dichter William Blake, in 1807 geschilderd door Thomas Phillips (1770-1845). 4. Saul wordt gezalfd. (I Samuel X, 1). Afbeelding uit de Printbybel A.D. 1696. 5. Muziekscribent George Grove, initiator van GROVE Dictionary of Music and Musicians. 6. Muziekcriticus en een der grootste dramaschrijvers van de eerste helft der twintigste eeuw, George Berard Shaw. 7. De componist Frederick Delius. 8. Tekst op de voorzijde van het stofomslag van de editie 1970 van Walkers boek uit 1907. 9. Portret van de dichter Percy Bysshe Shelley. 10. Pagina uit de Church Hymnary met de muziek en de tekst van Jerusalem.
Humor volgens één der vele Leekedichtjes van onze taalgenoot Petrus Augustus de Génestet
Geliefd vanwege zijn toegankelijkheid De
goden moeten simpelweg de Nederlandse theoloog en dichter Petrus
Augustis de Génestet (1829-1861) wel bijzonder hebben bemind, want hij
is nog geen tweeëndertig jaar oud geworden. Zelfs het volgens niet de
geringsten onder ons werd zelfs het universele muziekgenie Mozart
tenminste nog vijfendertig jaar, maar diens Spaanse tegenhanger Juan
Chrisostomo de Arriaga. Of onze dichtergrootheid De Génestet, uit de
eerste helft van de negentiende eeuw, ook tot die grote hoogten in
kwaliteit mag worden gerekend, zou enigszins in twijfel mogen worden
getrokken, maar zijn toenmalige populariteit op basis van de ruime
toegankelijkheid van zijn gedichten die enerzijds een gevoelige snaar
konden raken en aan de andere kant werden gedragen door het fenomeen
humor is daaraan niet onderhevig. Zijn Leekedichtjes
114 in getal zijn in 1861, zijn sterfjaar, voor het eerst
verschenen. Opvallend is dat in de geïllustreerde bibliografie van de
Koninklijke Bibliotheek te 's-Gravenhage deze verzameling consequent
en tevens zichtbaar op diverse titelpagina's als Leekedichtjens, dus met een extra N, wordt gespeld. Meer daarover op onze zustersite Tempel der Letteren van heden. In die Leekedichtjes staat een korte bijdrage, nummer 111 met een titel die op specifiek deze site past:
CXI
H U M O R
Een rijke taal vol geest en ingehouden tranen, Vol zin ook zéér geschikt tot leren en vermanen, Mits maar de vrienden haar verstaan. Want velen klinkt ze als Grieksch; voor anderen weer profaan.
__________
Op de Nederlandse cultuursite Tempel der Wijze Woorden kunt u in een bijdrage, eveneens van heden, nog een tiental voorbeelden vinden van Leekedichtje(n)s van deze dominee-dichter. ____________ Afbeeldingen 1. P.A. de Génestet. 2. Voorplat van De Dichtwerken van P.A. de Génestet, in eenuitgave van 1886, Elsevier, Rotterdam (zevende druk). Zie ook de bijdrage op Tempel der Letteren voor een andere band van dezelfde druk uit 1886. Bijzonderheid hieraan is dat we hier nu een goed voorbeeld hebben van een halflinnen
band. Het voorplat zelf is er één van in de tijd passend gemarmerd
papier met een waaiermotief, c.q. pauwenveren-ornamenen. Ten onrechte nemen inmiddels hele
volksstammen, inclusief boekhandelaren, aan dat alleen een rug in het
materiaal dat wordt benoemd, vldoende is om van halflinnen, halfleer,
etc. te spreken, doch dan gaat het om kwartleer,
etc.. Pas als de twee direct zichtbare hoekjes van het voor of
achterplat eveneens zijn aangepast, mag men spreken van halflinnen of
ander materiaal.
Jozef Cantré's bijzondere Jaakske met zijn fluitje
Onverwacht Aan
het eind van de vorige eeuw kwam ik door een puur toeval in het bezit
van het boekje waarvan u hierboven het voorplat met enige waterschade
ziet afgebeeld. Hoe die er sedert het tijdstip van verschijnen, in
het jaar 1932, op terecht gekomen is, weet ik echter niet; ik kreeg het
pas een jaar of dertien geleden in handen gedrukt en mocht het meteen
houden. Degene die me dat toen offreerde, meldde daarbij nog: "Jij
houdt wel van mooie kleurenplaatjes." En mooi zijn ze, die
verschillende door de maker van de afbeeldingen met de hand ingekleurde
afdrukken van de houtjes die hij voordien zelf had gesneden: Jozef
Cantré (1890-1957). Als u goed kijkt, zult u kunnen zien dat op het
voorplat een accent grave op
de laatste letter van diens naam staat, maar dat op de titelpagina van
het boek die u hieronder afgebeeld kunt zien zijn naam wel juist
is gespeld.
Cantré snijdt hout De
houtjes voor de kleurenillustraties zijn gesneden in de jaren 1926 en
1930. De oplage van het boekje bedraagt in totaal tweehonderd
exemplaren, die alle zijn genummerd, en gedrukt op Hollandsch Van
Gelder Zonen. Dat zeer geringe aantal verspreid over Vlaanderen en
Nederland heeft het boekje tot een bijzonderheid gemaakt. Zoals de
titelpagina reeds vermeldt, is het verhaal binnenin geheel in
overeenstemming met het oude Vlaamse volksboek. Daarin staat dat
Jacobus, de zoon van Hans van Tichelen en zijn lieve huisvrouw, net als
alle anderen met die voornaam, Jaakske of soms ook wel Jak of Jakes
werd genoemd. Nog maar zes jaren oud, werd dit manneke halfwees, en
vanaf dat moment beginnen zijn eigenlijke avonturen, die in
prachtig-archaïsche bewoordingen worden verteld. De daarbij behorende
drukletters zijn van een intense duidelijkheid, die de wens doen
opkomen dat menig boek heden ten dage eveneens zo zoude worden
afgeleverd. Maar zodra er sprake is van een bibliofiele editie met een
zo geringe oplage, is ook de prijs dienovereenkomstig, en nieuwe boeken
zijn per definitie niet (meer) echt gunstig qua prijs.
Kleine oplaag En
als er al een kunstenaar te vinden zou zijn, die zelf eerst houtjes
snijdt om die later met de hand in te kleuren alvorens deze in het
drukproces hun plaatsje kunnen krijgen, dan kan het helemaal niet
anders dan een zeer prijzig gebeuren worden, alleen al vanwege de
tijdverslindende elementen in dat proces. Waarmee overigens niet gezegd
wil zijn dat zo'n boek dan te veel zou kosten, maar wel dat het voor
vele geïnteresseerden niet meer tot de categorie der vervulbare wensen
behoort. Voor de volledigheid moet daaraan wel worden toegevoegd dat
zo'n genummerd exemplaar uit een oplage van tweehonderd ook niet te
grabbel zal worden gegooid voor een klein stapeltje euro's. In de
loop van het verhaal komen die Jaakske en zijn stiefmoeder in aanraking
met 't Geestelijk Hof, doordat een kluizenaar had beweerd dat hij
verwondingen had opgelopen door het fluitspel van Jaakske. De Officiaal
van het Hof wil daarvan echter dan wel eens persoonlijk kennisnemen, en
die situatie leverde bij Jozef Cantré de hierboven zichtbare
illustratie op.
Uiterst kwalijke stiefmoeder Zo'n
volksverhaal zit net als ons huidige, ware dagelijks leven vol
valkuilen en liederlijke lieden, die vervuld zijn door het
onbedaarlijke verlangen om macht uit te oefenen door kwaad te doen, en
zo kwaad bloed te zetten. Niet alleen door het verspreiden van leugens,
laster, lagen en listen zoals tal van regeringsleiders dat heden ten
dage jegens hun volk doen in een grotere mate dan een boze stiefmoeder
ten opzichte van een fluitspelend stiefkind , doch eveneens door het
afleggen van een valse getuigenis. In Jaakske's geval leidde zulk een
misdrijf van de stiefmoeder ertoe dat die jongen gevangen gezet werd,
al had dit met de van een waarlijk onfris karakter doordrenkte
stiefmoeder die, indien onderzocht, wellicht genetisch gelieerd had
blijken te zijn aan die van Assepoester moeten gebeuren. Nauwelijks
komt die jongen opnieuw vrij en keert die naïeveling terug naar huis,
of dat stiefmederlijke secreet dat te veelvuldig blazend met haar
achterkwartier ook anderen in haar eigen onfrisheid laat delen
verbrandde Jaakske's fluitje "te pulver". Dat heeft Cantré
hierboven zichtbaar zeer treffend uitgebeeld: de stiefmoeder heeft
een tronie die ook bij een mensenetende reus, vampier of andere
massamoordenaar niet zou misstaan.
Monnikenwerk et
totale aantal illustraties in kleuren binnenin dit uiterst fraai
vormgegeven, maar met in het geheel veertig blazijden inclusief het
voorwerk niet omvangrijke boek beloopt zevenentwintig, inclusief de
initialen aan het begin van ieder nieuw hoofdstuk, waarmee de aloude
traditie van het monnikenwerk, zij het in een ietwat moderner jasje, in
ere is gehouden. Kort en goed, het verhaal wordt niet alleen verteld
in een dusdanig bloemrijke taal dat menigeen van de jongere generaties
het als een archaïsch geheel zal ondergaan, met uitzondering wellicht
van enige Vlamingen, die op diverse punten iets meer gevoel voor
dergelijke tradities hebben en deze ook nog wat meer schijnen te
onderhouden.
Colofon In het Colofon dat in het boek over Jaakske, tegenover de titelpagina staat, hetgeen
betekent bladzijde 4, aangezien het schutblad, in dit geval niet van
een andere papiersoort, wordt gevolgd door een blad met op pagina 3 een
zogeheten Franse titel. In de teksten hierboven reeds zo één en ander
aan informatie daaruit aan u te hebben gepresenteerd, rest mij nog te
melden dat het boekje is gedrukt door J.-E Buschmann te Antwerpen, en
dat het met de hand aangebrachte nummer (41) onder het Colofon en boven
het vignet van Jozef Cantré staat.
CIA gebruikt aloude nazi-methoden van folteren en tal van aanverwante misdadigheden
Beestachtige moffenmethoden als leidraad In de documentaire reeks Die Story
een volstrekt onzinnige titel voor een Duitstalige serie televisieprogramma's
presenteert de Westdeutsche Rundfunk (WDR) maandag 8 september, in de
avond, tussen 22:00 uur en 22:45 uur, een documentaire over de geheime
foltermethoden, die allang niet meer zo geheim zijn, en die in opdracht
van de hoogste politieke verantwoordelijken worden toegepast. Dat die
Bush junior loog toen hij in de camera bezwoer dat zulke methoden niet
werden gebruikt in en/of door het vrije Amerika, kon ieder aan zijn
lichaamstaal zien. Vervolgens is hij wel de uiteindelijk
verantwoordelijke en dient hij in te staan voor al die gebeurtenissen in Aboe
Ghraib, de voormalige gevangenis van Sadadm Hoessein die door
diezelfde uiterst verachtenswaardige president als "de folterkelders van Saddam" werden
omschreven, maar intussen was verworden tot een nieuw folterinstituut in
wederrechtelijk bezet gebied door dat Yankentuig, en dat hij eveneens verantwoordelijk is voor nog
veel meer aan beestachtigheden zoals zijn eigen
concentratiekamp op Cuba , valt evenmin te ontkennen en is ook in
ruime mate aan de wereld bekend. Dat hij slechts wordt gestraft met het
predikaat "slechtste president in de geschiedenis van de Verenigde
Staten" zou wellicht een heel even pijnlijk bijverschijnsel voor hem
kunnen zijn, maar zijn geldelijke beloningen en baantjes zal ook dit
geïncarneerde dieptepunt in de geschiedenis van de Nieuwe Wereld wel
van dubieuze vriendjes toegeschoven krijgen. Helaas is daar niet een
pak speciaal gebakken beschuit met cyaankali bij. Hoewel
films over folteren en gefolterden tot het meest onappetijtelijke
behoren wat het huiskamerscherm te bieden heeft, is het voor elk
vrijheidslievend mens noodzakelijk kennis te nemen van de methoden van
een zichzelf als democratie afficherende natie, die deze via een
speciaal Handboek simpelweg hebben overgenomen van de
nationaal-socialistische, sadisten en anderzins geestelijk gestoorden
uit het Derde Rijk. Kort
en goed, tel uit de winst van meer dan zes decennia na de ingebeelde
ondergang van de mentaliteit der Gestapo en aanverwante dood en verderf
zaaiende instituten uit het Derde Rijk. __________ Foto:
George Bush, één van de gruwelijkste (oorlogs)misdadigers uit de
geschiedenis van de mensheid, en een vleesgeworden dieptepunt binnen de
maatstaven der menselijkheid.
Associatieve kanttekeningen bij de nog lopende reeks BBC Proms 2008, die zijn laatste week is ingegaan
Nog zes dagen na vandaag worden er in de Albert Hall in de Engelse
hoofdstad concerten gegeven in de reeks BBC Proms 2008, maar dan is het
voorbij, en zal men af en toe een concert op BBC Radio 3 in de
herhaling kunnen horen of zelfs op de televisie meestal is dat BBC
Four television opnieuw kunnen zien. Doch voordat het geijkte, sterk
nationalistisch getinte gedeelte na de pauze van de Last Night of the Proms
op zaterdag 13 september weer eens over talloos veel miljoenen kijkers
en luisteraars, verspreid over de globe zal worden uitgestort, en door
een uitzinnig, voornamelijk kritiekloos publiek zal worden bejubeld
waarmee opnieuw zal worden bewezen dat applaus in vrijwel geen enkel
geval nog als graadmeter kan dienen , zullen de zes dagen daaraan voorafgaand nog diverse composities op het podium van de Royal Albert Hall worden uitgevoerd.. Daarbij
komt dat er niet zelden tijdens de Proms tussen de delen van een
symfonie of soloconcert wordt geapplaudisseerd. Een oud zeer, dat
meestal wordt afgedaan als uiterst provinciaal, daarmee doelend op de
onbekendheid met de gebruiken in een concertzaal. Diverse solisten en
dirigenten klagen daar dan ook al wel een eeuw over. Soms leidt dat
ertoe dat men tijdens een praatje vooraf nog eens het verzoek tot het
publiek richt om niet tussen de delen te applaudisseren, veelal met een
averechts effect. Ooit
heb ik daar een kritische kanttekening bij geplaatst in een
orkesttijdschrift, doch daarvan raakte de toch al niet zo bekwame
publiciteitsmedewerkers nogal geïrriteerd. "Liever te veel applaus dan
dat de mensen door zo'n kritiek wegblijven," vond het leeghoofd. Doch
gelukkig zijn er nog altijd mensen die zich willen inzetten voor een zo
aangenaam mogelijk verloop van een concert, niet alleen voor de
toehoorders, doch evenzeer voor de executanten. Prommer Jon Jacob heeft zo zijn gedachten daarover.
Beethovens Vijfde Dat kritiekloze bleek hedenavond ook weer toen het BBC Symphony Orchestra onder leiding van zijn principal guest conductor
David Robertson een weliswaar redelijke, maar alles behalve
vlekkeloze en in het geheel niet moverende uitvoering heeft
gerealiseerd van Beethovens Vijfde Symfonie met een strijkerskwintet op
basis van acht contrabassen. Dat alleen al is in schrijnende
tegenstelling met de nadrukkelijk heel wat schaarsere
strijkersbezetting welke door de componist was voorgeschreven. Nu is
die Albert Hall, met plaats voor vijf- tot meer dan zesduizend
bezoekers, een andere ruimte dan de zalen waarin Beethovens werken in
première werden gegeven, maar een klein barokorkest valt daar ook
uitstekend te volgen, dankzij de voortreffelijke akoestiek.
Het
leek zelfs op tal van momenten dat Robertson een imitatie wilde geven
van de gebaren en uitschieters van Bernard Haitink ook al zo'n
onbegrijpelijkerwijs hoog geschatte dirigent, voor wie men mij nog met
geen stok de deur uit krijgt.
David Robertson Dat
die David Robertson het ooit tot zo'n internationaal aanzienlijke
positie zou kunnen schoppen, had ik na enige concerten, nu alweer twee
decennia geleden in het Noorden van Nederland zowel direct
gecontracteerde en tevens als invaller , zelfs niet kunnen dromen. Wat
er ook werd gespeeld, het leek allemaal op. . . . . ja op wat? In ieder
geval veel te weinig op datgene wat in het programma stond
aangekondigd. Nog nooit had ik Mahlers
Vijfde Symfonie zo beroerd gehoord: dat was een heel slechte
karikatuur. Wat de man verder heeft getracht te dirigeren bij het toen
nog Noordelijk Filharmonisch Orkest, is me volstrekt niet bijgebleven,
ondanks dat op mijn harde hersenschijf alle overige bezochte concerten
tijdens de laatste halve eeuw met plaatsen in binnen- en buitenland,
vervangingen van dirigent of solist(en), programma-onderdelen en de
wijzigingen daarin, de kwaliteit, alsmede nog zoveel andere details
zijn opgeslagen. Kortom, een erg pijnlijke saaiheid werd toen steeds
opnieuw als een tulen gordijn over de toehoorders uitgespreid.
Gebrek aan interactie Voor
de volledigheid moet daar nog aan worden toegevoegd dat een mislukt
concert of een reeks minder geslaagde optredens niet alleen afhankelijk
is van de kwaliteiten van een dirigent, maar tevens van een ensemble en
vooral van het ontbreken van de overslaande vonk in de interactie.
Immers, zet een slechte dirigent voor een toporkest en je kunt in het
gunstigste geval nog horen dat er een voortreffelijk ensemble zit te
spelen, en omgekeerd: zet een uitnemende dirigent voor een middelmatig
of goed, maar door welk conglomeraat van omstandigheden dan ook
ingeslapen of anderzins versuft orkest, en je hoort opeens kwaliteiten
die meestal slechts incidenteel de kop opstaken. Nu
maakte die David Robertson indertijd ook niet de geringste indruk enige
belangstelling te hebben voor de mensen achter de lessenaars en dat
gold vice versa. Een toenmalig directielid van het ensemble in kwestie
heeft me in die dagen eens toevertrouwd dat geen van de orkestleden
ooit na afloop in de kamer van deze gastdirigent was gesignaleerd ook
niet als er meer dan 100 musici concerteerden, zoals dat gebeurde
tijdens de samenwerkingsconcerten met het Frysk Orkest dat toen nog in
Leeuwarden was gevestigd. Bij
één gelegenheid wekte deze toen nog relatief jonge maestro de lachlust
van het publiek door voor de eerste maat met een gekromde wijsvinger de
orkestinspeciënt bij zich te halen die nog net de deur naar het
podium niet had gesloten om de lessenaar iets te komen bijstellen.
Zoiets kan een dirigent natuurlijk ook niet zelf.
Sabelende vrouwen Het
wordt echter wel steeds moeilijker dirigenten hun sabelende stok te
verwijten, vooral nu er allengs meer vrouwelijke collega's op het
schavotje plaatsnemen, en kennelijk geloven dat ze, met een soms
dodelijk neurotiserende, al te metrische, slagtechniek de inderdaad
volstrekt onterechte, jawel: zeer schandalige achterstand op hun
mannelijke maatstaf spelende collega's, respectievelijk voorgangers,
moeten inhalen. Dat
begon met de bekroning, in 1966 van de Zwitserse Sylvia Caduff, die in op
New York het Mitropoulos Dirigentenconcours de eerste prijs won.
Onderdeel van die eerste prijs vormde een openbaar optreden met The New
York Philharmonic, doch dat kon volgens de statuten van dat, al te
pijnlijk mannelijke, clubje helemaal niet en derhalve moesten in
allerijl deze statuten worden herzien om die belofte alsnog te kunnen
realiseren. Zo onnadenkend was men geweest, dan wel: zozeer waren de
heren der schepping ervan uitgegaan dat wel weer één der hunnen het
pleit zou winnen. [1]
Tegenvaller Mij
verheugde die uitkomst, maar toen ik de dame in kwestie die als
eerste vrouw in Europa in Solingen een vaste aanstelling kreeg
(1977-1986) en zelfs eenmaal in de lijst van gastdirigenten van
het Limburgs Symfonie Orkest voorkwam eenmaal had zien dirigeren,
geloofde ik het ook al snel wel weer. En nu we dan toch bij dat thema
zijn: heeft iemand van ulieden wel eens de totale verwildering gezien
welke zich meester maakt van lijf en alle leden van Simone Young,
dirigente van de Hamburgische Staatsoper? De geringste maatwisseling
leidt tot wapperende haren voor haar gezicht, doch daarvoor bestaat
niet de geringste aanleiding. Alles aan maatslaan kan met mate(n) en
zelfs me de nodige schwung zonder dat er direct sprake moet zijn van
een atletiekwedstrijd met het eigen lichaam. Verleden week werd ons in
de pauze van de toen zaterdagse Prom, in een korte filmimpressie, een
nieuwe vrouwelijke ster aan het firmament der orkestleiders getoond:
ook zij liet daarin zien hoe goed ze kon sabelen; aandacht voor nuances
en details had ze wat minder.
Last Night op 13 september De
BBC Proms staan er internationaal voor bekend dat de prijzen zo
moderaat zijn dat ook tal van minder draagkrachtigen daar terecht
kunnen, meestentijds voor ongeveer 10 pond of nog minder en dat is een
fractie van datgene wat moet worden opgehoest voor concerten bij ons. Maar
tijdens de Last Night lopen de bedragen voor de betere plaatsen aardig
op. Omgerekend is dat een kleine duizend euro (£ 645), die dan moet
worden betaald voor de beste Stalles-plaatsen. Zoals
gebruikelijk is die laatste avond vooral een circusvertoning met veel
interrupties en rotgeintjes vanuit het te joilige publiek dat zich,
vooral op de vloer voor het podium, clownesk tot verregaand imbeciel
gedraagt met toetertjes en andere vreselijke geluiden veroorzakende
voorwerpen: volstrekt nodeloze en nutteloze, en meestentijds uiterst
humorloze tussenwerpsels. Het
programma bestaat traditoneel uit twee afdelingen met enkele kortere
stukken voor de pauze. Deze zullen rechtstreeks worden uitgezonden op
BBC 2 TV. Komende zaterdag zullen er twee stukken klinken van
Beethoven, met daar tussenin één van Wagner, Puccini en Verdi. Vocale
solist is de bas-bariton Bryn Terfel; de pianopartij in Beethovens
Koorfantasie zal worden uitgevoerd door Hélène Grimaud. De BBC Singers
en het BBC Chorus doen de rest, ondersteund door het BBC Symphony
Orchestra onder leiding van Roger Norrington. Het
gedeelte na de pauze dat integraal door BBC One Television zal worden
uitgezonden wordt door hetzelfde ensemble verzorgd en naast de
gebruikelijke stukken van Ralph Vaughan Williams, Edward Elgar, Thomas
Arne en Charles Hubert Hastings Parry, wordt er ook een gloednieuwe
compositie van Anna Meredith een opdrachtwerk voor deze gelegenheid
gegeven. Daarmee
wordt aangetoond dat er geen totale, vrouwen afwerende houding bij de
organisatoren van de Proms bestaat, al had men nu eindelijk eens kunnen
proberen een ietwat ruimer gedeelte van de meer dan zestig concerten in
handen van enkele niet al te sabelende dames te geven. __________
[1] Dat
het er inmiddels, verspreid over dit ondermaanse geheel anders uitziet
qua aantal damesmeisjes als orkestleider, bewijst de lijst Women Conductors, samengesteld door de Kapralova-Society. ____________ Afbeeldingen 1. Achtergrond boven het podium in de Londense Albert Hall met de Proms-logo's. 2. Prom-publiek in de Albert Hall. 3. Jon Jacob, prommer met ideeën over applaus tussen de delen van een compositie. 4. Deel van de buitenzijde van de Royal Albert Hall. 5. Gustav Mahler. Karikatuur getekend door de tenor Enrico Caruso (1873-1921), New York 1908. 6. De Australische Simone Young, dirigente van de Hamburgische Staatsoper. 7. Ludwig van Beethoven in 1820, geschilderd door Joseph Karl Stieler (1781-1858).
Verliefd op Adolf Hitler ' Documentaire over Eva Braun, maandagavond op Canvas-tv
Eva Hitler, geboren Braun Op maandag 8 september, 's avonds tussen 22:05 uur en 22:55 uur, zendt het tweede Nederlandstalie Belgische televisienet Canvas een Engelse documentaire In love with Adolf Hitler, die
Isabelle Clarke en Daniel Costelle hebben gemaakt over de maîtresse en
op het allerlaatste moment toen zelfs de leider van het Mofrikaanse
rijk inzag dat alles van, voor en om hen heen, definitief verloren was
ook nog de echtgenote van één der krankzinnigste, wezenloze
zoogdieren uit de geschiedenis der mensheid: Eva Anna Paula Braun
(1912-1945), die gedurende haar verbintenis met die monsterlijke,
doldwaze Dolfje, steeds de tweede vioolhad moeten spelen. Aan de hand
van recentelijk vrijgekomen fotomateriaal van Eva Braun persoonlijk en
van Professor Doctor Heinrich Hoffmann (1885-1957), Reichsberichtersatter der NSDAP onder meer auteur van het fotoboek op klein atlasformaat Hitler wie ihn keiner kennt,
dat in 1938 het aantal van vierhonderdduizend exemplaren reeds had
overschreden. Hij was intiem bevriend geraakt met Hitler en had tal van
foto's gemaakt en deze zodanig weten te verkopen dat zowel de Führer
als hijzelf van elk gepubliceerd exemplaar, zelfs die op postzegels,
royalties kreeg, hetgeen hem tot een zeer vermogend man heeft gemaakt. De documentaire die op Canvas
te zien zal zijn, portretteert de vrouw die weliswaar altijd in de
schaduw van de voorganger der Duitse waanzinspolitiek stond, maar die
hem, althans volgens insiders, heeft gekend als geen ander. Zie ook onze bijdrage van maandag 16 juli 2007, Divadom en demonie Liefde en Waanzin ter grotere glorie van het beestachtige nazi-wezen, als één der eerste artikele op de moedersite Cultuurtempel, over de vrouwen van de nazi-bonzen. ____________ Afbeeldingen 1. Eva Anna Paula Braun samen met Hitler op de Berghof. 2. Voorzijde van het stofomslag van één van Hoffmanns fotoboeken met zijn vriendje Dolf in de hoofdrol.
Vriendschap Op
zaterdag 6 september, 's namiddags tussen 15:20 uur en 17:00 uur wordt
door ARTE-televisie voor de, vooralsnog, laatste keer de Franse
speelfilm Un jour d'été
vertoond, gerealiseerd in 2006 door Franck Guérin, die samen met Agnès
Feuvre het draaiboek heeft geschreven. De protagonist van deze ruim
negentig minuten durende, veelzijdige, suggestief-spannende film is
Sébastien, een jongeman,
die zich nog bevindt tussen zijn puberteit en volwassenheid, met als
gevolg dat hij nog veel van de wereld, en in eerste instantie nog meer
over zichzelf, moet ontdekken. Overdag werkt Sébastien in de garage van
zijn vader en is daar een tamelijk gesloten wezen dat alleen nog
opbloeit in gezelschap van zijn boezemvriend Mickaël. Hun
jongemannen-vriendschap is dan ook doortrokken van de gebruikelijke
homoërotische sfeer. Tezamen maken zij het kleine stadje op hun
ondeugende manier onveilig, waarbij Mickaël een echte rouwdouwer is,
die hondsbrutale opmerkingen tegen jonge vrouwen maakt. Hun beider
passie is echter voetballen, en dat doen ze dan ook allebei in de
plaatselijke club. Dat wordt redelijk in het begin van het verhaal in
duidelijke scènes gepostuleerd.
Tragedie Als
Sébastien tijdens een voetbalwedstrijd zijn aandacht niet bij het spel
heeft, een overtreding begaat en daarvoor een rode kaart krijgt
uitgereikt, verlaat hij het veld. In zijn afwezigheid voltrekt zich op
het veld een tragedie: Mickaël wordt geraakt door een omvallend doel,
raakt daarbij zwaar gewond en overlijdt korte tijd later aan de
gevolgen. Dat is niet alleen voor Mickaëls familie een ongekende schok,
maar het stuurt tevens Sébastiens leven volkomen in de war. Daarna
gaan de verschillende verhaallijnen pas goed dooreenlopen. Die van
Sébastien en van de zwaar onder vuur liggende burgemeester
(Jean-François Stévenin) die als (mede) verantwoordelijk wordt gezien
voor het slechte onderhoud aan de sportvoorzieningen , de rol van de
moeder van Mickaël, die vindt dat ouders hun kinderen niet behoren te
overleven, en het hieraan gekoppelde emotionele proces aanvankelijk
niet aan kan.
Alledaagse gevolgen Het
ligt voor de hand dat er ook spanningen komen tussen Sébastien en zijn
vader doordat de jongen zich, als gevolg van de ingrijpende
gebeurtenissen, minder goed op zijn werk kan concentreren en bij tijd
en wijle letterlijk dan wel figuurlijk op de vlucht slaat. Ook daarin
komt het proces van volwassen worden onder zware druk te staan, als
gevolg van de sterke verbondenheid noem het maar gerust liefde voor
Mickaël, die zich niet meer langs een min of meer natuurlijke weg kan
ontwikkelen. De
spanningen als gevolg van het gebeurde op dat voetbalveld laten in zo'n
relatief kleine gemeenschap eveneens diepe sporen na, waardoor worden
de elementen schuld en verantwoordelijkheid sterker worden ondergaan,
en vanzelfsprekend in de verhaallijnen gaan domineren.
Sterk spel alom De rol van Sébastien wordt grandioos, want geloofwaardig tot
in het kleinste detail, gespeeld door Baptiste Bertin. De rol van de
moeder van Mickaël gespeeld door Catherine Mouchet en die van de
burgemeester zijn eveneens zeer sterk bezet. Over al die personages en hun vertolkers kunt u hier
meer lezen. Helaas worden de gegevens niet ondersteund door
fotomateriaal: er was zelfs geen filmposter voor de tekst op de
Internet Movie Database ( iMDb) beschikbaar. Gelukkig is dat wel het
geval op de website
van de film zelf. Maar wie de moeite neemt de film te gaan zien, zal
daarvoor worden beloond. Franck Guérin (geboren in 1972) heeft met Un jour d'éte
oorspronkelijk voor Arte France een rolprent van grote klasse
gerealiseerd: zinnelijk en zinnenprikkelend in menig opzicht, waarin
ruimte is voor het activeren van de toeschouwer, en alleen daardoor
steekt de film heel ver uit boven zo menig simpelweg onderhoudend
verhaal in beelden.Die worden in sterke mate ondersteund door de muziek van Sébastien Schuller.
Baptiste Bertin De hoofdrolspeler van Un jour d'été, Baptiste
Bertin, heeft helemaal geen opleiding als acteur genoten. Hij werd op
een dag gesignaleerd toen hij zijn lyceum te Nantes verliet, en enkele
dagen later kmocht hij in Parijs auditie doen. En zo verscheen hij
uiteindelijk op het witte doek. Hij was zelf achttien jaar toen de film
werd opgenomen. Baptiste Bertin werd in 1987 geboren te Meudon;
tegenwoordig leeft hij in Angers. ____________ Afbeeldingen: 1. Baptiste Bertin als achttienjarige, tijdens de opnamen van Un jour d'été. 2. Jean-François Stévenin als burgemeester van het stadje. 3. Catherine Mouchet vertolt de rol van de moeder van de omgekomen Mickaël in Franck Guérins rolprent Un jour d'été. 4. Baptiste Bertin in een buitenopname van de film.
Aangezien deze maand september in Nederland acht voorstellingen worden gegeven van een nieuwe enscenering van deopera Die Frau ohne Schatten,
in 1919 gecomponeerd door Richard Strauss (1864-1949), op basis van een
oorspronkelijk sprookjesverhaal uit hetzelfde jaar van Hugo von
Hofmannsthal (1874-1926), leek het ons wel een goede gedachte ook een
uittreksel uit 1915 van een gelijknamig gedicht van dezelfde auteur
onder de aandacht te brengen, en daarmee meteen een selectie uit diens
gedichten waarin dit fragment is opgenomen, in uw belangstelling aan te
bevelen.
DIE FRAU OHNE SCHATTEN (Auszug 1915)
Die Ungeborenen
Hört, wir gebieten euch: Ringet und traget, daß unser Lebenstag herrlich uns taget! Wasihr an Prüfungen standhaft durchleidet, uns ists zu strahlenden Kronen geschmeidet! . . .
Vater, dir drohet nichts, siehe, es schwindet schon, Mutter, das Ängstliche, das euch beirrte.
Wäre denn je ein Fest, wären nicht insgeheim wir die Geladenen, wir auch die Wirte! __________ Hugo von Hofmannsthal: Die scheue Schönheit kleiner Dinge Gedichte. Auswahl und herausgegeben von Dorothea Tetzel von Rosador. 160
pagina's, kleine paperback; Deutscher Taschenbuch Verlag, München,
2004. ISBN 978-3-423-13256-6. Prijs 7,50 (in de Bondsrepubliek en bij
Boekhandel Die Weisse Rose in Amsterdam).
Nieuwe versie van Richard Strauss' Die Frau ohne Schatten met de bejubelde Doris Soffel in de rol van Amme
Acht voorstellingen Op
maandag 1 september geeft de Nederlandse Opera in het Amsterdamse
Muziektheater de première van een nieuwe enscenering van de opera Die Frau ohne Schatten uit
1919 van Richard Strauss (1864-1949). De rol van de Amme de voedster zal worden vertolkt door Doris Soffel, die zich
reeds heeft weten te onderscheiden van zovele andere vocale
interpreten, en met name in het niet bepaald gemakkelijke repertoire
van Richard Wagner en Richard Strauss, waarvoor zij intense ovaties
heeft geoogst. Na de première worden er nog zeven voorstellingen in
Amsterdam gegeven: op vrijdag 5, dinsdag 9, vrijdag 12, dinsdag 16,
zaterdag 20, dinsdag 23 en zondag 28 september. Meer over de vocale en instrumentale, alsmede alle andere sleutelfiguren binnen deze productie, is te vinden op de website [1] van De Nederlandse Opera.
Het verhaal Het libretto stamt van Hugo von Hofmannsthal (1874-1929).
Nog in hetzelfde tijdsbestek verwerkte de auteur de verzonnen handeling
in een verhaal dat ook nog in 1919 in Berlijn is verschenen, en sedert
twee jaar in een heruitgave van die eerste editie opnieuw verkrijgbaar
is. Andere bronnen beweren echter dat eerst het boek is geschreven en
de auteur vervolgens het libretto voor de opera heeft gerealiseerd.
Deze Erzählung geldt als een
van de kostbaarste juweeltjes van de Weense neoromantiek. Het gaat
daarbij om een sprookje dat nadrukkelijk is voorzien van heel veel
symboliek die op tal van manieren kan worden geduid. De basisgedachte
is dat de menselijke liefde pas vruchtbaar kan zijn als de twee bij
elkaar horende partners door middel van beproevingen, waarachtig lijden en zelfinzicht
de weg tot elkander hebben gevonden. In deze geschiedenis heeft de
keizer eens jacht gemaakt op de dochter van de geestenleider Keikobad;
zij had toen de gestalte van een gazelle, die hij tot keizerin heeft
gemaakt. Na een jaar samenleven heeft de keizerin nog steeds geen
schaduw weten te verwerven: het teken van moederschap. Op het moment
van die vaststelling resten haar nog drie dagen voordat de termijn die
haar vader heeft gesteld, is afgelopen en zij naar het geestenrijk moet
terugkeren. De keizer zal dan tot steen verstarren. Helaas
wordt de keizerin begeleid door haar diabolische voedster, en samen
dalen zij af naar de mensenwereld, waar ze de vrouw van ene Barack
ertoe overhalen haar schaduw af te staan. De keizerin beseft echter dat
ze hierdoor bij Barack in het krijt zal staan en daarom aarzelt ze die
schaduw aan te nemen. Vervolgens worden die beide echtgenoten in een
onderaardse kerker van elkaar gescheiden. Voor de tempel van de geesten
scheidt de keizerin van haar voedster om haar laatste beproeving te
ondergaan. Door af te zien van het water des levens en de schaduw van
de vreemde vrouw, kan zij zichzelf verlossen, evenals de reeds
versteende keizer. Door deze vorm van zelfoverwinning wordt haar de
genade deelachtig en krijgt zij een eigen schaduw. Het uiteengerukte
echtpaar wordt opnieuw vereend, doordat ook die twee mensen, evenals
het keizerpaar, erin is geslaagd de weg tot elkander opnieuw te vinden. Pas
in de jaren zeventig van de twintigste eeuw heeft deze opera van
Richard Strauss internationaal meer aanzien gekregen doordat dirigent
Karl Böhm (1894-1981) zich er nadrukkelijk voor heeft ingezet en
vasthoudend is gebleven, ondanks de enorme eisen die het werk aan alle
betrokkenen stelt.
Drie bedrijven Strauss schreef op basis van die Hofmannsthal-tekst een opera in drie bedrijven, die op 10
oktober 1919 in Wenen in première is gegaan onder leiding van Franz
Schalk (1863-1931). Strauss was in de jaren 1919-1924 directeur van de Wiener Oper, een functie die hij met Franz Schalk deelde. De in die dagen internationaal in hoog aanzien
staande sopraan Maria Jeritza zong bij die gelegenheid de titelrol. Pas
dertien jaar later werd er een voorstelling in Salzburg geven en het
zou tot 1940 duren voordat de Milanese Scala zich over het werk
ontfermde. In 1966 volgde New York, een jaar later Londen en in 1972
triomfeerde Die Frau ohne Schatten in Parijs. Dit
prachtige en terecht pretentieuze stuk muziektheater bergt tal van
stijlen en verschillende muzikale uitingsvormen in zich: elementen van
het oratorium die passen bij het hier en daar ietwat
bijbels-ideologische sfeer , maar daarnaast ook de in het fenomeen
opera zo passende lyriek, die erin slaagt de inhoud enigszins boven het
afstandelijk-epische van de handeling uit te tillen. __________ [1]: http://www.dno.nl/index.php?m=performances&sm=season&s=237&c=teamAndCast
Hugo von Hofmannsthal: Die Frau ohne Schatten Erzählung. Berlin 1919. Neuausgabe 2006, herausgegeben von Joseph Kiermeier-Debre in de reeks Bibliothek der Erstausgaben
(dtv 2667). Deutscher Taschenbuch Verlag, München. ISBN
978-3-423-02667-7. Prijs 8, (alleen in de Bondsrepubliek Duitsland
en in Amsterdam bij Boekhandel Die Weisse Rose.) ____________ Afbeeldingen 1. Zangeres Doris Soffel. Foto van Boris Streubel. 2. Librettist Hugo von Hofmannsthal. 3. Componist Richard Strauss. Tekening van Jarko Aikens, Groningen 1984. (Archief Heinz Wallisch.) 4. Dirigent Franz Schalk. 5. Voorzijde van de heruitgave 2006 van de oorspronkelijke tekst van de Hofmannsthals Erzählung Die Frau ohne Schatten.
49 ste BBC Prom 2008 Op zaterdag 23 augustus kunt u alweer of nog steeds; het is maar hoe u het beziet een BBC Promconcert beluisteren: het
gaat om het negenenveertigste van dit seizoen, dat ook weer wordt
gegeven in de Albert Hall te Londen. Deze keer valt het concert niet
alleen vanaf 19:30 uur (onze tijd) te beluisteren op BBC Radio 3, maar vanaf 20:30 uur! eveneens via BBC 2-televisie. Via
de radio zullen vier werken klinken, op de televisie drie, gevolgd door
een terugblik op het optreden, verleden jaar tijdens de Proms, van het
Simón Bolivar Youth Orchestra of Venezuela gedirigeerd door Gustavo
Dudamel, dat na een fraai concert voor de toegiften een weerzinwekkend
staaltje nationalisme ten beste gaf doordat alle musici een jack
aantrokken met de vlag van hun land. Alleen: in de Albert Hall vinden
ze dat natuurlijk allang prachtig, want ze blijven toch nog veelal Britannia rules the waves-luisteraars. Helaas.
Banaliteiten in overvloed Immers, we hebben het wel meegemaakt tijdens een Last Night of the Proms
in september, nog niet zo heel lang, maar zekeral wel weer een
decennium, geleden dat een soliste die de partij in C.H.H. Parry's Jerusalem
zong, na de laatste maat haar japon openknoopte en de Union Jack
tevoorschijn toverde. Walgelijk! Stuitend, gruwelijk en zo meer. Maar
ja, je krijgt, mede onder druk van dolgedraaide politici in ons eigen
land ook steeds meer van dergelijke smakeloosheden: de toekomstige
koning in een oranje broek te Beijing: niet alleen maar smakeloos
alsof dat niet erg genoeg is , het is allemaal ook nog eens
fantasieloos. Je zou je kunnen afvragen, welk van die beide aspecten
het ergst is. En, nu we het toch over smakeloosheid hebben: na het grandioze Amériques
van Edgard Varèse worden de luisteraars nog getracteerd op twee grote,
in banaliteit nauwelijks te overtreffen composities, die toch echt maar
beter ten eeuwigen dage op een onvindbare plek hadden kunnen worden
opgeborgen: Sergej Rachmaninovs Vierde Pianoconcert,
nog weer erger dan de drie daaraan voorafgaande, en vervolgens de
pijnlijk overbodige, van syncopen aan elkaar hangende, ellendige en
meer dan stomvervelende Derde Symfonie (1944-46) van Aaron Copland (1900-1990) [1]. De radioluisteraar krijgt daarna nog van dezelfde componist de Fanfare for the Common Man (1942), ook al zo'n ongelooflijk flutstuk dat zijn sporen in het laatste deel van die Derde Symfonie heeft nagelaten. Dat alles zal worden gespeeld door het Britse National Youth Orchestra onder Antonio Pappano, een toprigent die je eigenlijk in het geheel niet in verband wilt brengen met zulke grenzeloze banaliteiten.
Zeer grote bezetting In de jaren 1920-21 heeft Edgard Varèse in New York zijn Amériques gecomponeerd,
waarvan de definitieve, gereviseerde, versie in 1929 te Parijs werd
gerealiseerd. De eerste uitvoering werd twee avonden achtereen gegeven
te Philadelphia, op 9 en 10 april 1926, en in New York nog eens op de
13de van diezelfde maand. Alle drie presentaties stonden onder leiding
van Leopold Stokowski (1882-1977). De boven reeds aangehaalde,
definitieve versie werd op 30 mei 1929 in Parijs gespeeld; dirigent was
bij die gelegenheid Gaston Poulet (1892-1974), die vooral roem als uitzonderlijk violist had geoogst. Na die uitvoering is het werk tot 1965 niet meer gespeeld. Die
allereerste versie vereiste 142 uitvoerenden, de aangepaste kan het
echter met ongeveer 125 doen. De orkestbezetting kan veelzijdig worden
genoemd: een vijfvoudig bezette houtblazersgroep, waaronder, naast de
gebruikelijke piccolo's en gewone fluiten, ook een altfluit is voorzien, in de hobogroep vinden we, benevens drie normale en een Engelse hoorn ook nog een heckelfoon [2].
De klarinetten daarentegen vertonen geen opvallende afwijkingen: één
Es-klarinet, 3 Bes-klarinetten en een Basklarinet (ook in Bes), en bij
de fagotten is evenmin iets spectaculairs voorzien: 3 gewone en twee
contrafagotten. Er
zijn in totaal 21 koperblazers benodigd: 8 hoorns, 6 trompetten; en 5
trombones, waarvan 3 tenoren, 1 bas en 1 contrabas; alsmede 2 tuba's: 1
bas en 1 contrabas. Verder
heeft de componist 2 harpen voorgeschreven, en zes pauken waarvoor twee
spelers zijn vereist, en daarnaast nog zestien andere slaginstrumenten,
die door 8 uitvoerenden kunnen worden bediend: xylofoon, glockenspiel,
celesta, roffeltrommel, ratel, tamboerijn, zweep, gong, triangel, grote
trom, hangend bekken, castagnetten, klokken, bekkens, trommel en sirene. Een
strijkkwintet, ruim bezet, zoals dat in een groot orkest gebruikelijk
is veelal minimaal 60 instrumenten op basis van acht contrabassen,
hetgeen betekent 16 eerste en 14 tweede violen, 12 alten, 10 celli en 8
bassen , maar in dit geval zullen het er zo'n vijf meer zijn,
aangezien er circa 125 instrumentalisten vereist zijn, en het totaal
van de hierboven genoemde niet-strijkers komt op 60. De
compositie bestaat uit 535 maten, en heeft een duur van 22 à 23 minuten
Antonio Pappano doet er nog een minuut langer over ; de
oorspronkelijke versie van acht jaar eerder duurde goed anderhalf keer
zo lang: 35 minuten. Het
was de eerste compositie die Varèse na zijn overtocht naar Amerika
voltooide, en de titel moest volgens de maker worden beschouwd als een
symbool voor het nieuwe, voor ontdekkingen op aarde, in de ruimte, en
niet in de laatste plaats in het persoonlijke leven van de mens. __________
[1] Als
je die Derde Copland-symfonie thuis beluistert, is dat een hele
beproeving, tenzij je tegelijkertijd iets anders gaat doen. Als je het
treft een live-uitvoering bij te wonen, is er echter sprake van een
ernstige beproeving. Dat overkwam mij met een vriendin toen we het openingsconcert
van het Holland Festival 1976 in de Haagse Houtrusthallen bezochten
waar Leonard Bernstein (1918-1990) die zich langdurig en heel
nadrukkelijk voor de muziek van Copland heeft ingezet met zijn (toen
al net niet meer eigen) New York Philharmonic optrad, met Gershwin en
dat dodelijk vermoeiende, platvloers-eclectische
Copland-nummer. En ik steeds maar denken aan Alice Nahon: "Ik heb zo'n
honger naar muziek", zittend aldaar op een houten klapstoel. Eenmaal
weer buiten riep de vriendin, rillend, "Brrrr", maar niet doordat het
toen was gaan regenen en de temperatuur nogal was gedaald. [2] Een heckelfoon
is een baritonhobo, vervaardigd van esdoornhout, met een lengte van
1.40 meter, die in 1904 werd geconstrueerd door Wilhelm Heckel
(1856-1909). Het kleppensysteem lijkt op dat van de hobo, de
vingerzetting is identiek. Het instrument werd voor het eerst gebruikt
in de opera Salome (1903-05) van Richard Strauss (1864-1949), en daarna nog weer in diens opera Elektra (1906-08) en in (1911-15). Paul Hindemith (1895-1963) schreef in 1928 een Trio voor altviool, heckelfoon en piano. Aangezien
het instrument, dat heden ten dage bijna niet meer wordt gebouwd en
mede daardoor min of meer in onbruik is geraakt, worden die oude
heckelfoonpartijen meestal gespeeld door een sopraansaxofoon. De
helderheid van toon van de heckelfoon maakt het instrument uitermate
geschikt voor speciaal het hoge register.
Afbeeldingen 1. The Royal Albert Hall in Londen. 2. Dirigent Antonio Pappano. 3. De Franse violist en dirigent Gaston Poulet. 4. De massieve klankblok-kop van Edgard Varèse. 5. De Amerikaanse componist Aaron Copland. 6. De heckelfoon.
Edgard Varèse, de componist en diens oeuvre ' nog altijd pionier voor de muziek van morgen (1)
Tweemaal Varèse tijdens Londense Prom van 19 augustus Dinsdag
19 augustus, tussen 20:00 uur en 23:00 uur (onze tijd), geeft het BBC
Scottish Orchestra onder leiding van Ilan Volkov in de Royal Albert
Hall te Londen het vijfenveertigste concert in het kader van BBC Proms
2008. Op het programma staan zes werken, die we echter ondanks al de
onderlinge verschillen alle als eigentijds kunnen kwalificeren. De
twee laatste composities zijn beide aan de wereld toevertrouwd door de
Fransman Edgard Varèse (1882-1965): Poème électronique(1958) en Déserts (1950-54). Bepaald omvangrijk is het Varèse's oeuvre niet. Een goed dozijn vormt het wezen van al hetgeen hij heeft gepubliceerd.
Georganiseerd geluid Een
niet zelden gehoord 'verwijt' jegens de muziek van Edgard Varèse is dat
het daarbij om 'massieve klankblokken' gaat, om 'cerebrale uitingen'.
Dat mag in sommige gevallen zelfs juist zijn, doch dat blijft slechts
een bescheiden deel van de werkelijkheid aangaande datgene wat de
componist voor ogen stond en aanvankelijk in zijn hoofd en vervolgens
in levend(ig)e klanken gestalte kreeg. Zijn muziek is meer dan eens bestempeld als georganiseerd geluid,
van een 'kaliber' dat voor de toehoorder af en toe zeer veeleisend kan
zijn. Voor iemand die daarentegen intensief met muziek bezig is en
derhalve niet alleen maar uit is op ontspanning door muziek mag dat
echter geen criterium zijn, omdat goede muziek nu eenmaal onder alle
omstandigheden participatie van de luisteraar vereist.
Schandalen Edgard
Varèse werd op 22 december 1882 geboren te Parijs. Hij studeerde bij
onder anderen Vincent d'Indy (1851-1931) en Albert Roussel (1869-1937).
In 1916 verliet hij Frankrijk, tienjaarlater
zou hij zich definitief in de Verenigde Staten vestigen. Enkele van
zijn composities hebben schandalen veroorzaakt, en niet alleen bij de
eerste uitvoering. Tegelijkertijd toonden ze echter aan dat Varèse een
profetische pionier was. In
een tijdsbestek van vier decennia voornamelijk tussen 1920 en 1960
schreef hij veertien stukken, die zijn oeuvre nadrukkelijk kenmerken.
Wat hij voordien had geschreven, had hij zelf vernietigd of was bij een
brand verloren gegaan. Zo'n
vijfendertig jaar geleden zijn uit dat oeuvre tien werken verschenen op
geluidsdragers, uitgevoerd door het Columbia Symphony Orchestra onder
leiding van Robert Craft. Binnen zeer korte tijd waren deze echter al
niet meer verkijgbaar, en dat was niet het gevolg van grote
belangstelling van de zijde der muziekliefhebbers, doch juist van het
tegendeel. [1]
Het was in die dagen enerzijds begrijpelijk dat een firma de magazijnen
ruimt, maar het belang van een componist, wiens werken men weredkundig
maakt, dient daar zorgvuldig tegenover te worden gesteld.
Poème électronique Het
Poème Électronique werd in 1958 door Varèse voltooid. Het betrof een
opdrachtcompositie voor het Philips-paviljoen van de Brusselse Expo in
dat jaar. Samen met de Griekse architect en componist Yannis Xenakis [2]
zorgde Varèse ervoor dat dit gedicht dat de mogelijkheden belichaamt
welke de elektriciteit ons biedt tot klinken kwam via geluidsbanden
met wat de componist toen zelf als "organized sound" betitelde.
Daarvoor maakte hij gebruik van 425 luidsprekers, met als resultaat een
klankmassa, die is samengesteld uit piano-akkoorden, geluiden die door
machines worden gemaakt, koren en 'verminkte' klanken van klokken. Eén
en ander werd aangevuld met tal van akoestische effecten, hetgeen
leidde tot een 'ruimtelijke compositie', waarbi het lijkt of er
'geluidlichamen' door het vertrek zweven. Tijdens
die Brusselse presentatie, nu een halve eeuw geleden, zal het
ongetwijfeld nog veel meer indruk hebben gemaakt dan via de groeven van
een (nu ouderwetse) grammofoonplaat, die men in de eigen ruimte kan
laten klinken. Voor sommigen zal het zeker een voordeel zijn geweest
dat men thuis zelf de geluidssterkte kan regelen, hetgeen bij een
'live-uitvoering' nu eenmaal niet mogelijk is. Dat organiseren van effecten
was overigens niet nieuw of uniek binnen de ontwikkeling van de
westerse muziek. De Amerikaan Charles Ives (1874-1954) was Varèse
daarin voorgegaan, en na hem zijn er nog velen geweest die deze
mogelijkheden met meer of minder succes hebben toegepast.
Déserts De instrumentale gedeelten van Déserts
ontstonden tussen medio 1950 en eind 1952. De interolaties op
magneetband werden gerealiseerd van begin 1953 tot eind 1954, waarna
nog versies volgden in augustus 1960, april 1961 en een definitieve in
augustus 1961. De première daarvan werd in aanwezigheid van de
componist gegeven op 2 december 1954 te Parijs, onder leiding van
Hermann Scherchen (1891-1966). Naast 2 fluiten, 2 klarinetten, 2
hoorns, 3 trompetten, 3 trombones en 2 tuba's is er een omvangrijke batterij slagwerk vereist van 47 instrumenten. Voor
de componist zijn 'déserts' niet alleen woestijnen in de zin van
eindeloze vlakten zand, water of bergen, maar evenzeer onherbergzame
gebieden in de menselijke geest. Zelf had Varèse naar alle
waarschijnlijkheid enige tijd in een creatieve woestenij doorgebracht,
want 15 jaar lang had hij gezwegen. Doch met Déserts presenteerde hij weer een meesterwerk, alleen van nog grotere diepgang dan tot op dat moment. Déserts vormt een aanklacht tegen barbarij en gruweldaden [3],
en tegelijkertijd wil het een hartekreet om communicatie zijn. De drie
gedeelten die de instrumentale onderdelen aaneen moeten verbinden,
bestaan uit geluiden, die zijn opgenomen in metaalgieterijen, zagerijen
en fabrieken te Philadelphia. Déserts mag worden gezien als Varèse's hoofdwerk. __________ [1]
Hetzelfde gebeurde niet al te lang daarna met een lp waarop drie
Varèse-composities, door Pierre Boulez opgenomen voor dezelfde
maatschappij (toen CBS), maar toch bleef CBS nieuwe platen met stukken
van Edgard Varèse uitbrengen. Opnieuw onder leiding van Boulez
verscheen er in 1984 een zevental stukken van, nadat kort tevoren een
heruitgave van zes werken die in 1960 onder Robert Craft was
uitgebracht, op hetzelfde label.
[2]
De in Roemenië geboren Griekse componist Yannis Xenakis (1922-2001),
die zich tot Fransman had laten naturaliseren, was voor het vak
architectuur onder meer student van de wereldvermaarde Le Corbusier
(1887-1965).
[3]
Gezien de ontwikkelingen van de afgelopen tien dagen met betrekking tot
de krijgshandelingen tussen de Davidsstaat Georgië en de goliath
Rusland, had deze compositie nauwelijks op een beter tijdstip één dag
na de officiële terugtrekking van de Russische troepen geprogrammeerd
kunnen worden. ____________ Afbeeldingen 1. Edgard Varèse in 1910. 2. Dirigent Robert Craft, geboren in 1923. 3. Componist/architect Yannis Xenakis (1922-2001). 4. Atomium, het pronkstuk van de Brusselse Wereldtentoonstelling van 1958. 5. Dirigent Hermann Scherchen (1891-1966).
Over de voor- en nadelen van tal van vooroordelen ' het nieuwste boek van essayist Theodore Dalrymple in uitstekende Nederlandse vertaling beschikbaar
Mancher hält sich für vorurteilslos, dieweil er nur unfähig ist, zu urteilen. (Fritz Brupbacher; 1874-1945).
Het fenomeen preoccupatie Leve het vooroordeel! luidt de titel van de Nederlandse vertaling van
Theodore Dalrymple's nieuwste boek dat vanaf heden hopelijk tevens in
de Belgische boekhandels ligt en naar we weten eveneens in die van
hun directe noorderburen ligt. De titel is nogal provocerend,
aangezien binnen onze cultuur iemand, behept met vooroordelen, als een
buitenbeentje, als niet salonfähig, geldt. Zo iemand wordt veelal naar
de marge verwezen, of, als het heel erg met haar of hem gesteld is,
zelfs het liefst helemaal buiten de gemeenschap gesteld, omdat zij of
hij zorgt voor een prikkelend onbehagen binnen onze cultuur. Maar
daarbij wordt gemakshalve vergeten dat wij allen van jong tot oud,
van hoog tot laag, van rooms tot rood en van links tot en met rechts
van vroeg tot laat generaliserend discrimineren, discriminerend
generaliseren, en ons daarbij voortdurend laten leiden door bijna
altijd gevoelsmatig ingekleurde vooroordelen, die we echter zelf niet
als zodanig herkennen, omdat ze zich in een andere bewustzijnslaag
bevinden. En ook dat is alweer zo'n vooroordeel dat we maar liever niet
ingewreven krijgen.
Sigmund Freuds diagnose In 1915 schreef de inmiddels wereldwijd bekende Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939) in een essay (Zeitgemäßes) über Krieg und Tod over affectieve preoccupatie [1],
en in grote lijnen komt het erop neer dat je met duizend rationele
bewijsstukken van het tegendeel kunt komen aanzetten, de gevoelsmatig
bevooroordeelde zal het altijd beter weten. Dat is een uiterst
bedenkelijke vorm van vooroordeel, en waartoe een dergelijke instelling
in uiterste consequentie kan leiden, is in de loop der geschiedenis
duidelijk geworden, niet in de laatste plaats gedurende de twintigste
eeuw, die een zeer zwaar stempel op de tot dusver zwartste pagina's in
de Annalen der Geschiedenis heeft gedrukt. Weliswaar heeft die
verwrongen geesteloosheid van Adolf Hitler het antisemitisme niet
uitgevonden, maar mede en vooral door zijn toedoen is dit tot de toppen
van extremistische krankzinnigheid opgejaagd. Dat geldt, mutatis
mutandis, voor alle niet-Georgiërs in de optiek van die ene
Hitler-tegenpool en -handlanger, diens oudere 'tweelingbroer' binnen de
(on)menselijke destructiviteit van annodazumal, welke zich voornamelijk heeft gemanifesteerd in een uitzinnig
niet-seksueel sadisme: Josif Dzjoegasjvili, die in een vlaag van
onbedaarlijke idiotie welke eigenlijk zijn voortdurende
geestesgesteldheid heeft weergegeven, maar waarbinnen zich toch nog
weer pieken hebben voorgedaan tegen zijn rechterhand Andrej Zjdanov
riep dat deze ervoor moest zorgen dat "de volgende dag" de
niet-Georgiërs uit het Centraal Comité zouden worden verwijderd. Die
lijst met gepatenteerde, levensgevaarlijke dwazen die de wereld van
pool tot pool in vuur en vlam kunnen zetten en dat voor een al te groot
deel reeds hebben gedaan kan ad libitum worden aangevuld met figuren
die anno nu de eigen, persoonlijke en ambtsbegrenzingen niet (willen)
kennen en zich te buiten gaan aan handelingen, die eveneens zonder
uitzondering hun oorsprong vinden in diezelfde preoccupatie: Bush,
Poetin, Mugabe, alsmede leiders van grootmachten en mini-staatjes.
Familie en vrienden Ook
wanneer we ons beperken tot de veel kleinere schaal waarop de
dagelijkse drama's die alle worden ingegeven door een positief of
negatief vooroordeel zich afspelen, moeten we constateren dat deze
een minimale afspiegeling (kunnen) vormen van al datgene wat zich op
het wereldtoneel voordoet, heel dikwijls toch met maximale gevolgen
binnen dat eigen kader. Wat derhalve voor iedereen een bittere noodzaak
is, ligt opgesloten in een leerproces dat inzicht verschaft in de eigen
handelingen die ook worden aangestuurd door dieper liggende meningen,
fictie en feiten. Al zulke discriminatoire gedragingen die ervoor
(kunnen en veelal tevens zullen) zorgen dat gezinnen, families en
vriendenkringen voorgoed uiteengeslagen worden moeten binnen het
dagelijkse blikveld worden geplaatst, alvorens ze een uitwerking ten
faveure kunnen realiseren. Daarin ligt dan ook het onmetelijk
belangrijke onderscheid met de gevolgen van maatregelen die de
bovenomschreven vertegenwoordigers van het Eeuwige Kwaad indertijd te
Berlijn en Moskou hebben aangericht en welke niet meer kunnen worden
teruggedraaid. Sedertdien zijn en worden er nieuwe en steeds weer
vreselijkere misdaden tegen de menselijkheid, die zijn gebaseerd op een
conglomeraat van pijnlijke vooroordelen, bekokstoofd in tal van centra
in de wereld, waar de onmetelijke boosaardigheid steeds opnieuw
zegeviert; in het kort gezegd: in Het Witte Kremlin nummer 10. Voor
individuen ligt zoiets gelukkig anders, althans de mogelijkheden
daartoe zijn gegeven. Zelfs mensen met heel pijnlijke vooroordelen zijn, in
principe, wel in staat om hun verstand in te schakelen en, ook nog
zonder gezichtsverlies als gevolg, over hun schaduwen te springen, als
ze dat werkelijk willen. Het
allernieuwste boek van Theodore Dalrymple niet te omvangrijk en ook
niet al te intellectueel geschreven kan daarbij een goede leidraad
vormen. Tot leringe ende vermaek. Een geschenk voor vaders en zonen,
voor docenten en studenten, voor schrijvers en lezers.
De auteur en zijn boek Theodore Dalrymple is het pseudoniem van Anthony A.M. Daniels, die in 1949 werd geboren. Hij is gepensioneerd als arts en eveneens als forensisch psychiater, die lange tijd patiënten in gevangenissen heeft
behandeld. In beide functies zal hij zonder enige twijfel in aanraking
zijn gekomen met een enorm scala aan destructieve vooroordelen, hetgeen
zijn nadere beschouwing van het fenomeen beslist in de hand zal hebben
gewerkt. Dat hij echter onder de streep toch pleit voor de
instandhouding van bepaalde vooroordelen,
moet derhalve stoelen op nauwkeurige afwegingen. In negenentwintig
hoofdstukken behandelt Dalrymple stap voor stap de talrijke aspecten
van het fenomeen preoccupatie, en niet in de laatste plaats de
uitingsvormen van het vooroordeel jegens het vooroordeel. Zo toont
de schrijver aan dat de geschiedenis ons dat kan leren wat we erin
willen vinden, en we hoeven maar in het maatschappelijke gebeuren van
alledag te kijken om vast te stellen dat voorstanders van een bepaalde
positie precies datgene erin kunnen vinden wat ze willen. Dat zien we
aan destructieve politici als Wilders en Verdonk steeds opnieuw. Zoiets
noopt derhalve in alle gevallen tot relativeren, eventueel te
realiseren door nadrukkelijk observeren, deduceren en combineren,
waarbij zelfstandig, en niet te zwaar met vooroordelen belast, nadenken
zeer veel steun kan geven. Dan kan ook zonder al te veel moeite
worden geconcludeerd dat de opvoeding van kinderen onmogelijk langs de
gewenste lijnen kan verlopen zonder dat men zich daarbij toch laat
ondersteunen door vooroordelen, want hoe men het ook wendt of keert:
ook de positie men mag niet worden geleid door een vooroordeel
is vanzelfsprekend een gepreoccupeerde instelling. Hoe men die ten
detrimente dan wel ten faveure van de doelstellingen aanwendt, is een
ander chapiter. Het gaat er maar om welke vooroordelen iemand kiest
om zelf en zijn gezin, vrienden en kennissen, haar leerlingen of
patiënten verder te helpen. Dat in alle gevallen zorgvuldig zal moeten
worden gewikt en gewogen, zou geen betoog nodig moeten hebben. Wie
zich na het lezen van de veelzijdige behandeling door Dalrymple van het
Verschijnsel Vooroordeel en zijn talrijke gezichten niet nog eens
beraadt op de eigen meningen aan de hand van aangereikte feiten en
mogelijkheden, zou wel eens sterk, jawel, veel te sterk, vastgeroest
kunnen zitten in een conglomeraat van onwrikbare vooroordelen. Zo stelt
hij de vraag of (een eenmaal aangenomen) gewoonte verkeerd is omdat het
(een) gewoonte is, en daarmee reikt hij meteen een zeer geschikt
discussiethema aan voor bijvoorbeeld gezinsleden van verschillende
generaties, met evenzo verschillende achtergronden en ervaringen,
eventueel uit te breiden naar anders samengestelde groeperingen. En zo,
veronderstelt Dalrymple, kan het enorm verkeerd zijn een bepaalde
stelling, al dan niet uitgewerkt in een omvangrijk essay of zelfs dikke
turf, niet tot het einde te lezen als men erover wil discussiëren dan
wel een mening verkondigen. "Ongebreideld egoïsme" is volgens onze, medisch en maatschappelijk veelzijdig geschoolde, essayist het resultaat. De titel van hoofdstuk 19 luidt: Is onderscheid maken altijd slecht?
Daarmee relativeert de auteur in de praktijk heel duidelijk, en het is
aan de lezer zoiets te onderkennen en ermee in de slag te gaan. Immers
de vraag kan met één woord extra het woord geen op de tweede plaats niet alleen eenzelfde effect sorteren, maar tevens een wereld van onderscheid aanbrengen. Zo
behelst dit boek dat nog tal van aspecten biedt die eveneens
aanleiding geven tot doordenken, discussiëren en overwegen enkele van
de belangrijkste aspecten, die goede, betere of zelfs de best denkbare
boeken bieden: het prikkelen van de zinnen dat wil zeggen: het
animeren in een veelzijdiger betekenis dan bepaalde meisjes in zekere
situaties trachten te doen, hetgeen nu juist weinig op het principiële
animo en veel meer op het animale is gericht , want juist het
activeren van de eigen mogelijkheden bij de lezer is in het onderhavige
boek ruimschoots aanwezig, en daarmee kan de gepensioneerde arts en
psychiater met een middel, dat nimmer erger kan zijn dan de kwalen, die
het misschien of waarschijnlijk niet kan genezen, maar in ieder geval
kan uittillen boven de alledaagse platvloersheid die wordt gecreëerd
door onwrikbaar vastgeroeste preoccupatie. Hiermee kunnen zonen van
vaders leren en andersom, hier kunnen methoden ook als die ietwat
simplistischer zijn dan in de optiek van Cartesius worden getoetst op
hun werkzaamheid. Dalrymple's
essay leest heel vlot en ook dat draagt bij tot een positieve, kort en
krachtige conclusie: Bijzonder waardevol ook en vooral in onze tijd
vol met al te veel verschillende vooroordelen, die elkaar danig in de
wielen (kunnen) rijden. Dat vertaler Jabik Veenbaas daartoe het zijne
heeft bijgedragen, mag hier niet onvermeld blijven. Hij is één van de
helaas niet meer zo velen, die weten wanneer ze een komma moeten
plaatsen die bijdraagt tot de leesbaarheid van een tekst. Dat alleen al
is een aspect dat bij zo menig scribent zodanig in onbruik is geraakt
dat je welhaast geneigd bent om aan te nemen dat zij allen slachtoffer
zijn geworden van eventuele vooroordelen. __________ [1] Opgenomen in de bundel met Freud-opstellen Das Unbehagen in der Kultur. ____________ Theodore Dalrymple: Leve het vooroordeel! De noodzaak van vooropgezette ideeën. Nederlandse vertaling, door Jabik Veenbaas, van In Praise of Prejudice. The Necessity of Preconceived Ideas. 144 pag., paperback; Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam 2008. ISBN 978-90-468-0413-1. ____________ Afbeeldingen 1. Vooroordelen-essayist Theodore Dalrymple. 2. De Weense, oudere collega van Dalrymple: Sigmund Freud, zenuwarts te Wenen anno toen. 3. De onbedaarlijke krankzinnige Josif Dzoegasjvili, beter bekend als J. Stalin: afsplitsing van het Gespuisbeest uit de Afgrond en tevens broertje-dood van de Führer. 4. Ivan Sergejevitsj Toergenjev, auteur van o.a. Vaders en zonen, geschilderd door Ilja Rjèpin (1844-1930). 5. René Descartes, oftewel Cartesius (1596-1650). Portret uit 1648, geschilderd door Frans Hals (1583-1666). 6. Voorplat van de Nederlandse vertaling van Leve het vooroordeel!, vanaf vandaag in de boekhandel verkrijgbaar.
Namaak als actueel wereld-misdaadfenomeen ' twee zondagavonden in Panorama op Canvas
Veelzeggende details De actualiteitenrubriek Panorama van het tweede Nederlandstalige, Belgische televisienet (Ketnet/Canvas),
toont zondag 17 augustus, tussen 20:10 uur en 20:55 uur, het eerste
deel van een uitgebreide reportage van William van Laeken die als de
grijze eminentie van de Vlaamse televisie wordt beschouwd over
namaakmerken en alle parafernalia die daarmee te maken hebben. Van
Laeken koppelt aan het bestaan en de aankoop door tal van gretige
mensen, vooral in het buitenland, van zogeheten topmerken, de vraag of
men er wel zeker van is dat men ook werkelijk een product heeft gekocht
van de maker wiens/wier naam de tas, de schoenen of het T-shirt, siert.
Juist nu duiken steeds meer kritische vragen op met betrekking tot de
materialen die tal van mensen uit overwegingen van kwaliteitsbesef of
status, dan wel een combinatie van die beide elementen aanschaffen.
Eén land van herkomst treedt daarbij steeds meer op de voorgrond: de
Volksrepubliek China dat verantwoordelijk is voor het verspreiden van
zo'n tachtig procent van alle nepproducten. En daarvoor is een
logistiek in het leven geroepen, die gezien de aard van het fenomeen,
een open deur biedt aan lieden, overal ter wereld, met niet al te beste
bedoelingen en geen andere doelstelling dan Geld, zo veel als maa
enigszins mogelijk is. De bestudering van diverse details van die nep
zou de koper in spe al argwanend moeten maken. Zou een firma als Hugo
Boss de tweede S in de eigen naam vergeten? En zo zijn er nog tal van
andere fabrikantennamen, die spelfouten vertonen.
Enquête Verleden
jaar is er in België onder duizend consumenten een enquête gehouden,
die verbijsterende cijfers opleverde: meer dan 50% van alle Belgen
tussen 15 jaar en de klassieke pensioengerechtigde leeftijd had wel
eens zo'n namaakproduct aangeschaft. Daarbij bleek tevens dat juist
mannen, stadbewoners en Vlamingen de meeste keren door de knieën waren
gegaan: maar liefst zestig procent. Daar staat tegenover dat de Walen
voor 'slechts' 44% het schip in waren gegaan. Andere opvallende
uitkomst is dat de aanschaf in tegenstelling tot wat men in eerste
instantie zou verwachten nauwelijks via het internet werd
gerealiseerd, maar tijdens vakanties in het buitenland. In de meeste
gevallen ging het om kleding, maar ook parfums en cosmetica, beeld- en
geluidsdragers, juweliersproducten, handtassen en portemonnees. In
de VPRO-Gids, die een artikel aan de reportage besteedt, vraagt de
scribent zich in de laatste alinea af of deze tweedelige documentaire
waarvan volgende zondag de andere helft zal worden uitgezonden echt
van William van Laeken is of dat we weer eens met een nepuitzending
een specialisme èn specialiteit van de min-of-meer-Nederlandstalige
zuiderburen worden opgezadeld. Mocht
dat laatste het geval zijn, dan hebben we te maken met een Grap over
een zeer Ernstige Zaak, en dat zouden Flaminganten toch nimmer doen . .
. . .?