Mancher hält sich für vorurteilslos, dieweil er nur unfähig ist, zu urteilen. (Fritz Brupbacher; 1874-1945).
Het fenomeen preoccupatie Leve het vooroordeel! luidt de titel van de Nederlandse vertaling van
Theodore Dalrymple's nieuwste boek dat vanaf heden hopelijk tevens in
de Belgische boekhandels ligt en naar we weten eveneens in die van
hun directe noorderburen ligt. De titel is nogal provocerend,
aangezien binnen onze cultuur iemand, behept met vooroordelen, als een
buitenbeentje, als niet salonfähig, geldt. Zo iemand wordt veelal naar
de marge verwezen, of, als het heel erg met haar of hem gesteld is,
zelfs het liefst helemaal buiten de gemeenschap gesteld, omdat zij of
hij zorgt voor een prikkelend onbehagen binnen onze cultuur. Maar
daarbij wordt gemakshalve vergeten dat wij allen van jong tot oud,
van hoog tot laag, van rooms tot rood en van links tot en met rechts
van vroeg tot laat generaliserend discrimineren, discriminerend
generaliseren, en ons daarbij voortdurend laten leiden door bijna
altijd gevoelsmatig ingekleurde vooroordelen, die we echter zelf niet
als zodanig herkennen, omdat ze zich in een andere bewustzijnslaag
bevinden. En ook dat is alweer zo'n vooroordeel dat we maar liever niet
ingewreven krijgen.
Sigmund Freuds diagnose In 1915 schreef de inmiddels wereldwijd bekende Weense psychiater Sigmund Freud (1856-1939) in een essay (Zeitgemäßes) über Krieg und Tod over affectieve preoccupatie [1],
en in grote lijnen komt het erop neer dat je met duizend rationele
bewijsstukken van het tegendeel kunt komen aanzetten, de gevoelsmatig
bevooroordeelde zal het altijd beter weten. Dat is een uiterst
bedenkelijke vorm van vooroordeel, en waartoe een dergelijke instelling
in uiterste consequentie kan leiden, is in de loop der geschiedenis
duidelijk geworden, niet in de laatste plaats gedurende de twintigste
eeuw, die een zeer zwaar stempel op de tot dusver zwartste pagina's in
de Annalen der Geschiedenis heeft gedrukt. Weliswaar heeft die
verwrongen geesteloosheid van Adolf Hitler het antisemitisme niet
uitgevonden, maar mede en vooral door zijn toedoen is dit tot de toppen
van extremistische krankzinnigheid opgejaagd. Dat geldt, mutatis
mutandis, voor alle niet-Georgiërs in de optiek van die ene
Hitler-tegenpool en -handlanger, diens oudere 'tweelingbroer' binnen de
(on)menselijke destructiviteit van anno
dazumal, welke zich voornamelijk heeft gemanifesteerd in een uitzinnig
niet-seksueel sadisme: Josif Dzjoegasjvili, die in een vlaag van
onbedaarlijke idiotie welke eigenlijk zijn voortdurende
geestesgesteldheid heeft weergegeven, maar waarbinnen zich toch nog
weer pieken hebben voorgedaan tegen zijn rechterhand Andrej Zjdanov
riep dat deze ervoor moest zorgen dat "de volgende dag" de
niet-Georgiërs uit het Centraal Comité zouden worden verwijderd. Die
lijst met gepatenteerde, levensgevaarlijke dwazen die de wereld van
pool tot pool in vuur en vlam kunnen zetten en dat voor een al te groot
deel reeds hebben gedaan kan ad libitum worden aangevuld met figuren
die anno nu de eigen, persoonlijke en ambtsbegrenzingen niet (willen)
kennen en zich te buiten gaan aan handelingen, die eveneens zonder
uitzondering hun oorsprong vinden in diezelfde preoccupatie: Bush,
Poetin, Mugabe, alsmede leiders van grootmachten en mini-staatjes.
Familie en vrienden Ook
wanneer we ons beperken tot de veel kleinere schaal waarop de
dagelijkse drama's die alle worden ingegeven door een positief of
negatief vooroordeel zich afspelen, moeten we constateren dat deze
een minimale afspiegeling (kunnen) vormen van al datgene wat zich op
het wereldtoneel voordoet, heel dikwijls toch met maximale gevolgen
binnen dat eigen kader. Wat derhalve voor iedereen een bittere noodzaak
is, ligt opgesloten in een leerproces dat inzicht verschaft in de eigen
handelingen die ook worden aangestuurd door dieper liggende meningen,
fictie en feiten. Al zulke discriminatoire gedragingen die ervoor
(kunnen en veelal tevens zullen) zorgen dat gezinnen, families en
vriendenkringen voorgoed uiteengeslagen worden moeten binnen het
dagelijkse blikveld worden geplaatst, alvorens ze een uitwerking ten
faveure kunnen realiseren. Daarin ligt dan ook het onmetelijk
belangrijke onderscheid met de gevolgen van maatregelen die de
bovenomschreven vertegenwoordigers van het Eeuwige Kwaad indertijd te
Berlijn en Moskou hebben aangericht en welke niet meer kunnen worden
teruggedraaid. Sedertdien zijn en worden er nieuwe en steeds weer
vreselijkere misdaden tegen de menselijkheid, die zijn gebaseerd op een
conglomeraat van pijnlijke vooroordelen, bekokstoofd in tal van centra
in de wereld, waar de onmetelijke boosaardigheid steeds opnieuw
zegeviert; in het kort gezegd: in Het Witte Kremlin nummer 10. Voor
individuen ligt zoiets gelukkig anders, althans de mogelijkheden
daartoe zijn gegeven. Zelfs mensen met heel pijnlijke vooroordelen zijn, in
principe, wel in staat om hun verstand in te schakelen en, ook nog
zonder gezichtsverlies als gevolg, over hun schaduwen te springen, als
ze dat werkelijk willen. Het
allernieuwste boek van Theodore Dalrymple niet te omvangrijk en ook
niet al te intellectueel geschreven kan daarbij een goede leidraad
vormen. Tot leringe ende vermaek. Een geschenk voor vaders en zonen,
voor docenten en studenten, voor schrijvers en lezers.
De auteur en zijn boek Theodore Dalrymple is het pseudoniem van Anthony A.M. Daniels, die in 1949 werd geboren. Hij is gepensioneerd als arts en eveneens als forensisch psychiater, die lange tijd patiënten in gevangenissen heeft
behandeld. In beide functies zal hij zonder enige twijfel in aanraking
zijn gekomen met een enorm scala aan destructieve vooroordelen, hetgeen
zijn nadere beschouwing van het fenomeen beslist in de hand zal hebben
gewerkt. Dat hij echter onder de streep toch pleit voor de
instandhouding van bepaalde vooroordelen,
moet derhalve stoelen op nauwkeurige afwegingen. In negenentwintig
hoofdstukken behandelt Dalrymple stap voor stap de talrijke aspecten
van het fenomeen preoccupatie, en niet in de laatste plaats de
uitingsvormen van het vooroordeel jegens het vooroordeel. Zo toont
de schrijver aan dat de geschiedenis ons dat kan leren wat we erin
willen vinden, en we hoeven maar in het maatschappelijke gebeuren van
alledag te kijken om vast te stellen dat voorstanders van een bepaalde
positie precies datgene erin kunnen vinden wat ze willen. Dat zien we
aan destructieve politici als Wilders en Verdonk steeds opnieuw. Zoiets
noopt derhalve in alle gevallen tot relativeren, eventueel te
realiseren door nadrukkelijk observeren, deduceren en combineren,
waarbij zelfstandig, en niet te zwaar met vooroordelen belast, nadenken
zeer veel steun kan geven. Dan kan ook zonder al te veel moeite
worden geconcludeerd dat de opvoeding van kinderen onmogelijk langs de
gewenste lijnen kan verlopen zonder dat men zich daarbij toch laat
ondersteunen door vooroordelen, want hoe men het ook wendt of keert:
ook de positie men mag niet worden geleid door een vooroordeel
is vanzelfsprekend een gepreoccupeerde instelling. Hoe men die ten
detrimente dan wel ten faveure van de doelstellingen aanwendt, is een
ander chapiter. Het gaat er maar om welke vooroordelen iemand kiest
om zelf en zijn gezin, vrienden en kennissen, haar leerlingen of
patiënten verder te helpen. Dat in alle gevallen zorgvuldig zal moeten
worden gewikt en gewogen, zou geen betoog nodig moeten hebben. Wie
zich na het lezen van de veelzijdige behandeling door Dalrymple van het
Verschijnsel Vooroordeel en zijn talrijke gezichten niet nog eens
beraadt op de eigen meningen aan de hand van aangereikte feiten en
mogelijkheden, zou wel eens sterk, jawel, veel te sterk, vastgeroest
kunnen zitten in een conglomeraat van onwrikbare vooroordelen. Zo stelt
hij de vraag of (een eenmaal aangenomen) gewoonte verkeerd is omdat het
(een) gewoonte is, en daarmee reikt hij meteen een zeer geschikt
discussiethema aan voor bijvoorbeeld gezinsleden van verschillende
generaties, met evenzo verschillende achtergronden en ervaringen,
eventueel uit te breiden naar anders samengestelde groeperingen. En zo,
veronderstelt Dalrymple, kan het enorm verkeerd zijn een bepaalde
stelling, al dan niet uitgewerkt in een omvangrijk essay of zelfs dikke
turf, niet tot het einde te lezen als men erover wil discussiëren dan
wel een mening verkondigen. "Ongebreideld egoïsme" is volgens onze, medisch en maatschappelijk veelzijdig geschoolde, essayist het resultaat. De titel van hoofdstuk 19 luidt: Is onderscheid maken altijd slecht?
Daarmee relativeert de auteur in de praktijk heel duidelijk, en het is
aan de lezer zoiets te onderkennen en ermee in de slag te gaan. Immers
de vraag kan met één woord extra het woord geen op de tweede plaats niet alleen eenzelfde effect sorteren, maar tevens een wereld van onderscheid aanbrengen. Zo
behelst dit boek dat nog tal van aspecten biedt die eveneens
aanleiding geven tot doordenken, discussiëren en overwegen enkele van
de belangrijkste aspecten, die goede, betere of zelfs de best denkbare
boeken bieden: het prikkelen van de zinnen dat wil zeggen: het
animeren in een veelzijdiger betekenis dan bepaalde meisjes in zekere
situaties trachten te doen, hetgeen nu juist weinig op het principiële
animo en veel meer op het animale is gericht , want juist het
activeren van de eigen mogelijkheden bij de lezer is in het onderhavige
boek ruimschoots aanwezig, en daarmee kan de gepensioneerde arts en
psychiater met een middel, dat nimmer erger kan zijn dan de kwalen, die
het misschien of waarschijnlijk niet kan genezen, maar in ieder geval
kan uittillen boven de alledaagse platvloersheid die wordt gecreëerd
door onwrikbaar vastgeroeste preoccupatie. Hiermee kunnen zonen van
vaders leren en andersom, hier kunnen methoden ook als die ietwat
simplistischer zijn dan in de optiek van Cartesius worden getoetst op
hun werkzaamheid. Dalrymple's
essay leest heel vlot en ook dat draagt bij tot een positieve, kort en
krachtige conclusie: Bijzonder waardevol ook en vooral in onze tijd
vol met al te veel verschillende vooroordelen, die elkaar danig in de
wielen (kunnen) rijden. Dat vertaler Jabik Veenbaas daartoe het zijne
heeft bijgedragen, mag hier niet onvermeld blijven. Hij is één van de
helaas niet meer zo velen, die weten wanneer ze een komma moeten
plaatsen die bijdraagt tot de leesbaarheid van een tekst. Dat alleen al
is een aspect dat bij zo menig scribent zodanig in onbruik is geraakt
dat je welhaast geneigd bent om aan te nemen dat zij allen slachtoffer
zijn geworden van eventuele vooroordelen. __________ [1] Opgenomen in de bundel met Freud-opstellen Das Unbehagen in der Kultur. ____________ Theodore Dalrymple: Leve het vooroordeel! De noodzaak van vooropgezette ideeën. Nederlandse vertaling, door Jabik Veenbaas, van In Praise of Prejudice. The Necessity of Preconceived Ideas. 144 pag., paperback; Nieuw Amsterdam Uitgevers, Amsterdam 2008. ISBN 978-90-468-0413-1. ____________ Afbeeldingen 1. Vooroordelen-essayist Theodore Dalrymple. 2. De Weense, oudere collega van Dalrymple: Sigmund Freud, zenuwarts te Wenen anno toen. 3. De onbedaarlijke krankzinnige Josif Dzoegasjvili, beter bekend als J. Stalin: afsplitsing van het Gespuisbeest uit de Afgrond en tevens broertje-dood van de Führer. 4. Ivan Sergejevitsj Toergenjev, auteur van o.a. Vaders en zonen, geschilderd door Ilja Rjèpin (1844-1930). 5. René Descartes, oftewel Cartesius (1596-1650). Portret uit 1648, geschilderd door Frans Hals (1583-1666). 6. Voorplat van de Nederlandse vertaling van Leve het vooroordeel!, vanaf vandaag in de boekhandel verkrijgbaar.
|