Wijze woorden betreffende De Dood, door G.J.PJ. Bolland
Het
leven heeft zijne mogelijkheid, bestendigheid en onhoudbaarheid, en tot
de eenheid waaraan het zich te buiten gaat, komt het in den dood.
De
dood bestaat niet. Hij geldt niettemin als de eenheid, waarin de
veelheid des levens bestendig verdwijnt, en al wat levend staat en
gaat, heeft reeds als zoodanig den dood in het lijf.
De dood is besliste verevening van de tegenstellingen der verenkelde zieligheid of zielige verenkeling.
De
dood is de heer des levens, en de vrees voor dien heer het begin der
wijsbegeerte; wat den dood niet heeft gevreesd komt niet tot wijsheid,
en wat over die vrees niet heenkom, even weinig.
De
nacht van den dood is de dageraad van den geest: de opheffing van
voorondersteld natuurlijk leven is in den geest eene werkelijkheid.
De zelfvergeestelijking der natuur is eene levendige zelfversterving.
Het
natuurlijke leven en de natuurlijke dood zijn in den geest
voorondersteld en samengekomen tot werkelijke en werkdadige eenheid;
daarom is de dood der natuurlijkheid een opleven des geestes. In levenden lijve is de geest van den dood onafscheidelijk; ieder onzer heeft dan ook de dood in het lijf.
De wijze sterft niet meer. Hij is in levenden lijve der wereld afgestorven.
Het leven bestendigt zich door den dood, en de geest heeft eeuwig leven door den dood.
Aan zijne zieligheid moet het natuurlijke leven den natuurlijken dood in; de geest is onsterfelijk.
Aan
den dood gaat de mensch zijn leven te buiten in den geest, en àls de
geest; de geest vooronderstelt natuurlijk leven, om er boven uit te
zijn. __________
Gerardus Johannes Petrus Josephus Bolland (1854-1922), in leven hoogleraar te Leiden, liet De Boeken der Spreuken uit de leerzaal van zuivere rede voor het eerst in 1913 uitgeven; de tweede druk is verschenen in 1919; uit die editie stammen de hierboven verzamelde spreuken.