Terugkijken op jeugdjaren Vroeg
in de nacht van dinsdag 19 op woensdag 20 mei exact genomen tussen
00:40 uur en 01:00 uur zendt de Westdeutsche Rundfunk (WDR) een
opname uit van de Dansen uit Galánta gecomponeerd in 1933 door
Zoltán Kodály (1882-1967). Het WDR Sinfonieorchster wordt voor die
gelegenheid gedirigeerd door Jukka-Pekka Saraste. De meeste reizigers tussen Wenen en Boedapest kennen het kleine marktstadje
Galánta, dat tegenwoordig in het zuidelijk deel van Slowakije ligt. De
latere componist Zoltán Kodály heeft daar zeven jaar van zijn jeugd
doorgebracht, in een tijd dat er nog een zigeunerkapel bestond, hetgeen
later helaas niet meer het geval was. Dat zigeunerensemble maakte de
eerste orkestgeluiden waarmee de jonge Zoltán werd geconfronteerd. De
ouders van deze spelende zigeuners hadden zich een eeuw eerder al met
dezelfde soort van muziek beziggehouden, en omstreeks 1800 waren er in
Wenen reeds enkele banden met Hongaarse Dansen gepubliceerd. Eén van
die delen omvatte onder meer muziek die afkomstig was van de zigeuners
uit Galánta, welke de oude Hongaarse folkloristische muziektraditie
hadden bewaard. Om dat in stand te houden, heeft Kodály zijn
belangrijkste themas voor de Dansen uit Galánta uit die oude muziekbanden overgenomen.
* * * * *
Instrumentatie: 2 fluiten, 2 hobos, 2 klarinetten (in A), 2 fagotten,
4 hoorns (in F), 2 trompetten (in C), pauken, kleine trom, triangel,
klokken en strijkers
.
Kodály
heeft zijn Dansen in 1933 voltooid, en nog in hetzelfde jaar zijn deze
voor het eerst in Boedapest in het openbaar uitgevoerd. Eigenlijk zijn
het verschillende stukken, maar ze vormen desondanks een eenheid,
aangezien de componist meerdere keren hetzelfde materiaal heeft
gebruikt. De
Dansen uit Galánta worden geopend met een markant thema voor de
solocello. Houtblazers en strijkers laten daarop een snelle passage
horen, waarop de hoorns het thema herhalen. Dan wordt dit uitgewerkt en
mondt het uit in een cadens voor klarinet. Een grillig wijsje (andante maestoso)
wordt eveneens door de klarinet gespeeld, maar begeleid door strijkers.
Dit wijsje wordt in de loop van de compositie nog diverse keren
herhaald. Dan klinkt zeer levendig een contrasterede melodie, eerst in
de fluiten, daarna in de klarinetten en violen, waarop het grillige
wijsje
opneuw ―― in de houtblazers en strijkers klinkt: de hoorns en de pauken
zorgen voor de begeleiding. Hierop leiden hobos en fluiten (allegro) een geheel nieuwe passage in, en. daarna vormt een opgewekte sequens de overgang naar een tweede andante maestoso.
Een gesyncopeerd thema zoekt zijn weg door het orkest, langzaam maar
zeker aanzwellend tot een rauw fortissimo. De klarinet zet een soort
van tegenmelodie in, die wordt opgepakt door de fluit. Na te zijn
uitgewerkt maakt deze plaats voor een sprankelend thema (allegro vivace)
in de fluiten en eerste violen. Het wordt uitgebreid met verwijzingen
naar andere motieven, speciaal naar het syncopenthema, waarna het
geheel gestadig klankvoller en opgewondener wordt. Plotseling breekt
dat alles af en heerst er een korte Generalpause. Opnieuw
klinkt de grillige melodie: eerst pianissimo, dan in de houten
blaasinstrumenten met strijkersbegeleiding. Een cadens in de klarinet
leidt naar een llegro molto vivace dat het geheel besluit. maar nu wel in een totaal andere vorm. ____________ Afbeeldingen 1. Historisch kasteel in Galánta. 2. De Hongaarse componist Zoltán Kodály.
|