Tranentrekkers overheersen het televisiescherm in de tweede decemberhelft
Beeldbuiskitsch en dito redelijks In
de tweede helft van de maand december halen de meeste nationale en niet
te vergeten de buitenlandse televisiestations als vanouds tal van
tranentrekkers uit de mottenballen om toch vooral de kijkers een
overmaat aan, doorgaans dubieuze, emotie voor te schotelen. Soms
bestaat het beeldmateriaal uit films, die zijn vervaardigd op bekende,
en soms ook wel kwalitatief hoogwaardige klassieken, zoals Oliver Twist en A Christmas Carol beide gebaseerd op verhalen van Charles Dickens (1812-1870). Maar vanzelfsprekend is ook Little Lord Fauntleroy
van de partij, naar de roman van de, van oorsprong Amerikaanse, Frances
Hodgson-Burnett (1849-1924), die in haar dagen grote bekendheid genoot
als toneelschrijfster en auteur van kinderboeken, zoals The Secret Garden. Het verhaal over de kleine lord werd voor het eerst in afleveringen gepubliceerd in het tijdschrift St. Nicholas Magazine in 1885. En
de kerstperiode zou de beeldbuiskersttijd niet zijn als er niet
eveneens één of meer van de talrijke Dumas-verfilmingen, zoals De drie musketiers,
voor het kijkersnetvlies zou worden opgegraven, en hetzelfde geldt voor
sprookjesfilms, gebaseerd op de klassieken van Andersen, de gebroeders
Grimm en Ludwig Bechstein. Aangezien die vaak op één van de Duitse
netten worden vertoond, verdient het aanbeveling eerst maar eens te
kijken van welke origine deze films zijn, aangezien er heel dikwijls
sprake is van nasynchronisatie, en dat zorgt snel voor een al te
overladen maag. Maar ook moderne sprookjes worden u voorgeschoteld in
de vorm van bewegende beelden met en over mensen, die lange tijd soms
wel een halve eeuw een winkel of restaurant hebben geëxploiteerd en
dan net vóór de kerstdagen te horen krijgen dat ze hun zaak snel zullen
moeten verlaten. Net voor het einde van de film is er dan toch weer
iets waardoor men, hoe dan ook, de toekomst weer met moed, beleid en
trouw tegemoet kan zien. Af en toe zit daar wel iets komisch
ingebakken, maar heel dikwijls is er alleen sprake van de meest
vreselijke gruwelkitsch, die zelfs niet bijdraagt tot enige
ontspanning, maar in het gunstigst geval kromtrekkende tenen en
wapperende oorlelletjes als gevolg van zoveel ergernis. Om
verder maar niet te veel te zeggen over de films, die als thema de door
onverwachte gebeurtenissen onderbroken of definitief bedorven, dan wel
eventueel een humoristische wending nemende kerstplannen. Dat kan
overigens ook aardige producten opleveren, en dus geldt ook daar: lees
even goed waar de film over gaat en blijf kritisch afstandelijk. Positieve uitzondering per definitie op all eventuele tijdrovende onzin-films vormt Andersens sprookje Het meisje met de zwavelstokjes,
in de versie uit 1928 van de Franse filmer Jean Renoir (inderdaad, zoon
van de wereldvermaarde schilder). Zie daartoe ons artikel op de site
Tempel der Filmkunst, eveneens van zondag 16 december 2007. ____________ Afbeeldingen 1. De Engelse meesterverteller Charles Dickens. 2. De Amerikaanse schrijfster Frances Hodgson-Burnett. 3. De Deense sprookjesschrijver Hans Christian Andersen (1805-1875).