mijn blik op de wereld vanaf 60 Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin. Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating. Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
15-02-2016
Herwonnen vrijheid. Recensie Julian Baggini
Julian Baggini, Herwonnen vrijheid. De mogelijkheid van een vrije wil, Amsterdam: Nieuw Amsterdam, 2015, 270 blz., € 22, 99 (pb), € 16,99 (eb).
Over de vrije wil is al heel veel geschreven, vroeger en nu. Sommigen ontkennen staalhard dat de mens over een vrije wil beschikt, anderen eisen die op als het geboorterecht van de mens zelf, de voorwaarde van elk mens-zijn. Men zou kunnen zeggen dat het een dovemansgesprek is omdat men het niet eens is over de betekenis van de gebruikte woorden, maar dat is een onderschatting van het probleem. Er zijn wel degelijk fundamentele tegenstellingen tussen de beide opvattingen. Het komt er dus op aan enerzijds de misverstanden op te helderen aan beide zijden van de scheidingslijn die voor- en tegenstanders in het zand getrokken hebben, zodat we het tenminste eens kunnen zijn waarover we spreken, en anderzijds uit te maken waar de reële verschillen dan nog liggen. De vraag naar de vrije wil is immers niet zomaar een willekeurig theoretisch probleem waarover filosofen het niet eens raken. Integendeel: het is uiteindelijk de vraag naar de menselijke verantwoordelijkheid, een essentiële vraag in de rechtspraak en in het maatschappelijk debat over de organisatie van onze maatschappij. Daarnaast is de vrije wil ook een van de onderwerpen die gelovigen en ongelovigen scheidt, en niet zonder reden.
Het is de grote verdienste van dit boek dat het al deze aspecten op een rustige, evenwichtige en gestructureerde manier onderzoekt en bespreekt. Daarbij komen zowel de meest geavanceerde resultaten van de moderne wetenschap aan bod als de hardnekkige religieuze overtuigingen. De wetenschap, en dan vooral de hedendaagse neurowetenschap, vormt voor veel voorstanders van de vrije wil de grootste vijand. Nochtans doet die wetenschap niets anders dan onbevangen wetenschappelijk onderzoek, dus zonder enige bedoeling om het bestaan van God en de vrije wil te ontkennen of te ontkrachten. Maar men kan niet anders dan vaststellen dat de primitieve opvatting als zou elke mens op elk ogenblik absoluut vrij zijn om een beslissing te nemen in de ene of de andere zin, totaal onhoudbaar is gebleken. Hoe verder men doordringt in de werking van onze hersenen als een onderdeel van gans ons lichaam, hoe meer men tot de vaststelling komt dat ontelbare factoren een rol spelen bij het tot stand komen van wat wij uiteindelijk een beslissing noemen. Dat kunnen fysiologische factoren zijn, zoals hersentrauma’s of drugs, maar ook psychologische factoren zoals depressie &c., die zelf ook weer allerlei oorzaken kunnen hebben. Het blijkt dus niet zo te zijn dat wij beschikken over een capaciteit of een orgaan, de vrije wil genaamd, die op elk ogenblik van ons leven als een hoogste instantie ongehinderd en zonder enige beïnvloeding beslissingen neemt met volledige kennis van zaken. Dergelijke momenten zijn uiterst zeldzaam, zo al niet onmogelijk in een mensenleven.
Anderzijds is het evenmin zo dat alles gedetermineerd is door de oorzaken die eraan vooraf gaan en dat het menselijk gemoed, of het verstand, of de intelligentie, of hoe men de mentale vermogens ook wil noemen op geen enkele manier enige inbreng heeft bij het tot stand komen van wat men onze beslissingen noemt. Hoewel heel veel zich afspeelt in ons gemoed zonder dat wij ons daarvan bewust zijn en ‘beslissingen’ al blijken genomen te zijn nog voor wij ons daarvan bewust zijn, valt het toch onmogelijk te ontkennen dat wij voortdurend keuzes maken, grote en kleine. Dat betekent niet dat wij dan telkens een muntstuk opgooien en onze beslissing laten afhangen van kop of munt (zoals een absolute versie van de vrije wil ten minste als een mogelijkheid veronderstelt), maar wel dat wij op grond van wie en wat we zijn een keuze maken uit de talrijke mogelijkheden die zich in de meeste situaties voordoen, een keuze die ons op dat ogenblik verantwoord lijkt. Er is dan geen sprake van een absolute wilsvrijheid, aangezien wij wel degelijk beïnvloed zijn door de omstandigheden, door onze geschiedenis en zelfs door onze genen, maar evenmin van een absoluut determinisme, aangezien wij nog steeds een keuze kunnen maken uit verscheidene mogelijkheden. Het is enkel wanneer wij, bijvoorbeeld door een hersentrauma, niet meer in staat zijn tot dergelijke keuzes, dat men kan zeggen dat de wil niet meer vrij is en dat men ook niet meer kan verantwoordelijk gesteld worden voor zijn daden.
Sommige neurowetenschappers en sommige filosofen die daarbij aanleunen, gaan heel ver in het blootleggen van de factoren die onze beslissingen en ons gedrag beïnvloeden. Dat kan leiden tot de indruk dat wij niet meer zijn dan robots of automaten, zij het dan zeer gesofisticeerde. Dat verleidt sommigen ertoe om de menselijke autonomie en dus ook de toerekeningsvatbaarheid bijna volledig te ontkennen. Dat is echter een al te lichtvaardig oordeel. Het is niet omdat onze voortbeweging vrijwel helemaal onbewust gebeurt, dat wil zeggen autonoom aangestuurd wordt door onze hersenen, zonder dat wij daarvoor bewuste beslissingen moeten nemen, dat wij niet verantwoordelijk zijn voor waarheen wij ons bewegen en waar wij ons bevinden. Het is niet omdat wij geen controle hebben over onze lever, onze gal, onze hormonen &c. dat wij geen enkele controle hebben over ons lichaam als een geheel. Het is niet omdat wij te dronken zijn om te weten wat we doen dat we niet verantwoordelijk zijn voor de toestand waarin we ons lichaam gebracht hebben en dus voor wat we in die toestand doen. Vroeger was dronkenschap een verschonende omstandigheid bij verkeersongevallen. Nu is het een verzwarende omstandigheid, of zou het dat moeten zijn.
Een ander aspect van deze discussie is de rol die onze genen spelen in wie en wat we zijn en wat we doen. Ook daar zijn alle stellingen bemand, van een uiterst fatalistisch determinisme tot een radicale ontkenning van enige rol van ons genetisch materiaal en een absolute prioriteit van de vrije wil. De auteur gaat dieper in op onderzoek bij eeneiige tweelingen, die dus genetisch identiek zijn, maar die bijvoorbeeld van bij de geboorte gescheiden zijn en elk in een zeer verschillende omgeving opgegroeid zijn. Dan blijkt dat die personen enerzijds heel wat gelijkenissen vertonen, wat dus onweerlegbaar wijst op een bepaalde rol van onze genetische samenstelling en onze erfelijkheid, maar dat deze tweelingen nooit identiek zijn en aanzienlijke verschillen vertonen op talrijke gebieden, wat erop wijst dat de erfelijkheid niet zonder meer bepalend is voor het resultaat. Ook de omgeving speelt een (even) belangrijke rol. En naast die beide factoren, die geen van beide determinerend zijn, blijft er steeds de mogelijkheid voor elke persoon om afwegingen te maken alvorens een beslissing te nemen. Deze afwegingen zullen wel degelijk gekleurd zijn door onze volledige voorgeschiedenis en door de concrete omstandigheden, maar worden er niet volledig door bepaald.
In het derde deel, ‘Herwonnen vrijheid’, gaat de auteur dan op zoek naar welke vrijheid een persoon heeft. Het is de vraag naar het ik, de kern van het individu. Dat blijkt iets heel anders te zijn dan wat de voorstanders van de beide extremen, namelijk absoluut determinisme en absolute vrijheid van wil verdedigen. Het is een zeer complex en genuanceerd geheel van factoren, waarbij nu eens het ene en dan weer het andere zal doorwegen, maar dat toch in zekere mate bepaalde min of meer vaste karakteristieken zal vertonen, zodat men wel degelijk kan spreken van een uniek individu, dat ook als dusdanig kan beschouwd en behandeld worden. Enerzijds betekent dit dat men respect moet hebben voor wat dat individu is en men het niet zomaar mag veroordelen wanneer het afwijkt van de norm. Maar anderzijds betekent het eveneens dat een individu als persoon verantwoordelijk is voor wat het geworden is en daarover ook rekenschap moet afleggen, tenzij onweerlegbaar kan aangetoond worden dat men juist niet zelf verantwoordelijk is voor wie en wat men is, maar dat er oorzaken zijn waarvoor men niet zelf verantwoordelijk is en waarover men geen enkele controle heeft. In extreme gevallen, zoals bij hersentrauma’s is dat vrij gemakkelijk en overtuigend aan te tonen; in andere gevallen is dat veel minder duidelijk: in welke mate is een ‘moeilijke jeugd’ verantwoordelijk voor later misdadig gedrag? Dat is een problematiek die de auteur aansnijdt in het vierde deel dat de titel draagt van ‘Verminderde vrijheid’.
Vrijheid is dus geen absoluut, maar een relatief begrip. Er zijn talrijke elementen die daarin meespelen en die rol kan op bepaalde momenten van de geschiedenis en in verschillende maatschappelijke en geografische omstandigheden heel anders beoordeeld worden. Een bijzonder treffend hoofdstuk (7) is gewijd aan de netelige en schrijnende kwestie van de verslaving. De laatste twee hoofdstukken (8 en 9) brengen de discussies tot een evenwichtige conclusie. De misverstanden worden met een merkwaardige precisie geanalyseerd en opgelijst en zo ontkracht. De genuanceerde standpunten worden helder verwoord en tegenover de nu welhaast hilarische extreme standpunten geplaatst. We zien duidelijk waarover de discussie over de vrije wil niet gaat, en waarover die wel gaat. Er is een vrije wil, maar die is niet wat men er gemeenlijk over zegt en denkt.
Zoals in eerder werk is Baggini ook voor dit boek te rade gegaan bij autoriteiten met gezag, maar heeft hij zijn betoog verlevendigd met gesprekken, interviews, briefwisseling en discussies met personen die daadwerkelijk met de problematiek van de vrije wil te maken hebben in hun persoonlijk leven. Dat maakt dit boek zoveel aantrekkelijker dan de soms werkelijk onleesbare filosofische of theologische traktaten die over dit onderwerp geschreven zijn. Het is een uitstekend en degelijk werk dat elke lezer met zachte maar vaste hand tot de juiste en geruststellende conclusies leidt, ver van de onredelijkheid van de extreme standpunten die men meestal voorgeschoteld krijgt. Ten zeerste aanbevolen.
Categorie:levensbeschouwing Tags:maatschappij
28-01-2016
Gedichtendag 2016
Ik weet niet
of ik nog het lef zal hebben
om mijn stem te verheffen
en de nood te klagen
van hen die lijden
onder het geweld
van hun medemens
ik ben murw geslagen
door hun woordeloze aanklacht
hun blik vol onbegrip
hun onuitgesproken vraag
hun troosteloze teleurstelling
hun uitzichtloos berusten
ik heb niets
om hun tranen te drogen
hun hand te vullen
hun rug te rechten
of een glimlach te ontlokken
aan hun moede ogen
ik heb niets
om hun belagers te weerhouden
tot redelijkheid te brengen
of met harde hand te straffen
mij rest alleen
de onrust
van mijn vermeende vrede
en de onmacht
van mijn nutteloze overvloed.
Karel D’huyvetters
gedichtendag 2016
Categorie:poëzie Tags:maatschappij
20-01-2016
virtueel
Vandaag de dag is zowat alles virtueel, zelfs de werkelijkheid: niet wat wij om ons heen waarnemen is onze leefwereld, maar de virtuele realiteit die ons aangereikt of opgedrongen wordt door de media. Wij nemen dan wel aan dat die beelden de werkelijkheid voorstellen zoals ze is, maar in feite hebben we daar geen zicht op: de informatie is gemanipuleerd, vervormd; dat gebeurt vaak bewust, maar eveneens onbewust. De berichtgeving gebeurt altijd via tussenpersonen en die hebben onvermijdelijk een invloed op de boodschap, zelfs als zij objectiviteit nastreven.
De oorsprong van ons woord ‘virtueel’ met de betekenis die het nu heeft, is vrij complex. Niet dat het moeilijk zou zijn de etymologische wortels ervan te achterhalen, die springen immers in het oog. In het Latijn hebben we vis (kracht, sterkte, macht, vermogen) en vir (man) en virtus (kracht, daadkracht, krachtdadigheid, dapperheid, manmoedigheid, [morele] voortreffelijkheid, uitmuntendheid). Maar hoe komen we van die duidelijke betekenis van die stam tot de toch wel bijzondere actuele betekenis van virtueel, namelijk iets dat er niet echt is, maar slechts potentieel (in plaats van actueel), of schijnbaar (in plaats van reëel), of via de media (in plaats van concreet of daadwerkelijk) aanwezig? In de late Middeleeuwen maakten filosofen en theologen al een onderscheid tussen de actuele en de virtuele (virtualis) kracht van iets; de actuele kracht is dan de kracht die iets ontplooit, terwijl de virtuele kracht de volledige kracht is waarover iets van nature beschikt, dus ook de niet-aangewende en de onvermoede krachten die iets heeft. Een mens kan vrij snel lopen, en de ene al sneller dan de andere. Wij hebben echter maar zelden de behoefte om zo snel te lopen als we kunnen, we verplaatsen ons meestal vrij langzaam, of toch trager dan we kunnen. Mits lang en ingespannen te oefenen, kunnen we onze maximumsnelheid nog serieus opdrijven. Die hoogste snelheid waartoe wij in staat zouden zijn onder de beste omstandigheden is dan onze virtuele maximale snelheid, terwijl onze actuele hoogste snelheid heel wat lager zal liggen. Men kan van ongeveer alles zeggen dat er actuele kenmerken zijn die we nu waarnemen, maar tevens virtuele eigenschappen die nog niet gerealiseerd zijn en misschien ook nooit zullen gerealiseerd worden. Wie weet waartoe individuen in staat zijn? Voor die betekenis deden die filosofen een beroep op het woord virtualis en dat is volkomen terecht: het gaat immers over de virtus, de mogelijkheden, de vermogens, de kracht die iets of iemand in zich heeft, ook al is die niet gerealiseerd. We zien onmiddellijk dat die betekenis van virtueel voor ‘ongerealiseerde mogelijkheden’ heel handzaam is als een synoniem voor ‘potentieel’ en zelfs ‘voorwaardelijk’: men kan immers van heel wat zaken de virtuele mogelijkheden aanwijzen of vermoeden, en die zijn daarin dan virtueel aanwezig. Een tweede betekenis volgt dan als vanzelfsprekend, namelijk virtueel in de zin van dat wat (nog) niet echt bestaat, dat slechts vermoed wordt, of geëxtrapoleerd, dat dus louter denkbeeldig is. Onze hedendaagse technologie heeft het mogelijk gemaakt denkbeeldige werkelijkheid op een verbluffende manier uiterst realistisch voor te stellen, denken we maar aan de spectaculair ‘echt’ lijkende games en films. Ook dat noemen we virtuele werkelijkheid. We gaan daarin steeds verder, door ons lichaam via allerlei hulpmiddelen te integreren in die virtuele werkelijkheid, alsof wij zelf deel uitmaken van die vreemde werelden. De Matrix, zeg maar. Een andere mogelijkheid is de technologische voorstelling van de werkelijkheid zoals ze is. Dat doen wij voortdurend op alle mogelijke manieren: we lezen de temperatuur af op een apparaat en stellen de werkelijkheid grafisch voor, we drukken ze beeldend uit, of in cijfers, of met woorden. De media doen dat eveneens, zij stellen de wereld om ons heen aanwezig alsof we erbij zijn, zodat we vergeten dat het om een virtuele voorstelling gaat, geen reële aanwezigheid. Daarin schuilt een reëel gevaar. Wij kunnen ons verliezen in de virtuele werkelijkheid en geen oog meer hebben voor de wereld zoals wij die zelf kunnen ervaren of zoals we die kunnen kennen door erover na te denken en verschillende en tegenstrijdige virtuele werkelijkheden die de media aanreiken met elkaar te vergelijken. Zo zien we hoe we van een van de oudste woorden, namelijk dat voor (mannelijke) kracht, zoals het Latijnse virtus via de arcane middeleeuwse filosofie komen tot een modern woord, virtueel, dat een van de meest vergevorderde en complexe mogelijkheden van onze technologische beschaving aanduidt. Het is merkwaardig dat de betekenis daarbij verschoven is van datgene wat onze werkelijke daadkracht en onze hoogste vermogen uitmaakt en onze hoogste morele voortreffelijkheid, naar de irreële, ontastbare, onbestaande, maar zo verbluffende en verleidelijke virtuele werkelijkheid van onze hoogtechnologische maatschappij.
Categorie:etymologie Tags:samenleving
29-12-2015
Elfenbankjes
Voor kerst kreeg ik (van mezelf eigenlijk) een smartphone cadeau. Die heeft een goede camera en dat heb ik vandaag uitgeprobeerd tijdens de wandeling met Tobeke, onze Beagle. In een holle weg zijn er elfenbankjes gegroeid op oude afgezaagde boomstronken. Het lage zonlicht speelde er mooi op. Eens kijken wat de foto geeft.
De foto aanklikken om te vergroten.
Categorie:natuur
22-12-2015
Averij - gehavend - average
Averij
Je hebt van die woorden die je ooit zijn aangewaaid en die tot je vaste woordenschat zijn gaan behoren, althans passief: je weet wat ze betekenen en je begrijpt ze in hun context, maar je gebruikt ze zelf niet vaak, omdat daartoe weinig gelegenheid is. Averij is zo’n woord. Ik moet het voor het eerst tegengekomen zijn in een of ander verhaal over de scheepvaart, want het betekent ‘zeeschade’, de schade opgelopen aan een schip of aan de cargo (of carga), de scheepslading of -vracht.
Maar waar komt ‘averij’ vandaan? Blijkbaar van het Arabisch, en dat is niet verwonderlijk, gezien de belangrijke rol die de Arabisch sprekende volkeren gespeeld hebben in de scheepsvaart in en vanuit de Middellandse Zee. Awariyh of awariya is een afleiding van awar, beschadiging, vlek, gebrek en de werkwoordvorm ara, een oog uitsteken, stukmaken.
De zeevaart was en is een hachelijke onderneming, maar dat was zeker het geval in de vroegste tijden, toen de schepen maar nauwelijks bestand waren tegen de vele gevaren op zee. Talloze vaartuigen zijn met man en muis en met de hele lading vergaan. Er is wellicht geen enkel schip dat ooit helemaal ongehavend een reis heeft overleefd: er was altijd wel ergens schade, aan het schip zelf of aan de lading. Scheepvaart was een economische onderneming: men vervoerde goederen om ze te verkopen of omdat ze al verkocht waren en aan de koper moesten afgeleverd worden. Dat vervoer hield een belangrijk risico in: het verlies van de goederen, maar ook van het vaartuig en van de bemanning. Dat risico was mede bepalend voor de prijs voor het transport, maar het was niet vanzelfsprekend om dat op lange termijn te berekenen en dan als een factor toe te voegen aan elke overeenkomst. Als een reis voorspoedig verliep, was het moeilijk om toch een extra kost aan te rekenen voor het gevaar of voor de onkosten die men had op andere reizen.
Om het risico te verminderen, zocht men naar middelen om het te spreiden. Een schip bouwen is een complexe en dure onderneming, die zelden door één persoon kon bekostigd worden. Een lading vergt eveneens grote investeringen, en de gage van de bemanning vertegenwoordigt een belangrijke uitgave. Vandaar dat scheepvaart bijna steeds een gezamenlijke onderneming was en blijft. Er zijn investeerders die er hun geld in steken en die een deel van de winst opstrijken nadat alle kosten en onkosten verrekend zijn. En zo wordt ook de schade aan het schip en aan de lading aangerekend aan de investeerders, volgens een afgesproken verdeelsleutel, bijvoorbeeld naargelang de inleg, of gewoon gelijk verdeeld over alle betrokkenen. Een andere manier is het verzekeren van de goederen en het schip voor een bepaald bedrag, waarvoor men dan een premie betaalt aan een verzekeringsmaatschappij of aan een aantal individuen. Als er geen averij is, innen die de verzekeringspremie; anders betalen ze de gewaarborgde verzekerde som.
Averij was dus een belangrijk begrip in de scheepvaart en de internationale handel, en het woord heeft zijn weg gevonden in alle zeevarende en handeldrijvende mogendheden: de Italiaanse stadsstaten (avaria), het Spaanse rijk en Portugal, de Nederlanden, Frankrijk (avarie), Engeland (average), Duistland (havarie) en Scandinavië (haveri, havari).
In het Nederlands is er de variant ‘haverij’, wellicht onder invloed van ‘haven’ en ‘havenen’. Dat laatste woord heeft een heel eigen oorsprong en geschiedenis. Aanvankelijk (in het Middelnederlands) betekende het met zorg behandelen, voorzien van; het was afgeleid van de gemeenschappelijke wortel ‘hab’ die we terugvinden in ‘hebben’ en ‘have’ (dat laatste woord zowel in het Nederlands als het Engels). Later verdween de positieve betekenis en bleef enkel het neutrale ‘behandelen’ over. Dat kon dan ook ‘slecht behandelen’ worden en precies die betekenis is dan veralgemeend, tot we vandaag nog enkel ‘gehavend’ overhouden: beschadigd. En dat is wat averij is: beschadiging aan schip of lading. Haverij en gehavend hebben dus een totaal andere etymologie, ondanks hun identieke betekenis. Het kan soms vreemd gaan in de taal.
Het Engelse woord average heeft naast ‘averij’ een tweede, algemeen gangbare betekenis gekregen. Vanuit het principe van de gelijkmatige verdeling van de kosten van de averij over de personen of instellingen die zich daarvoor borg gesteld hadden, of over de investeerders, ontstond het begrip ‘gemiddeld(e)’. Een average is een gemiddelde. The average person is de man in de straat, Jan met de pet.
Wij zijn allen min of meer gehavend, we hebben allemaal wel wat averij opgelopen. Sommige wat meer, andere minder, maar gemiddeld is de average vrij hoog.
Categorie:etymologie Tags:etymologie
05-12-2015
Tentoonstelling Lut De Rudder
Tentoonstelling Lut De Rudder
Gesigneerd, Baal 4-5 en 12-13 december 2015, 13-18 uur
Brieven van toen aan later
Voor het internet zijn intrede deed, was brieven schrijven een van de mogelijkheden om met anderen in contact te komen. Vaak werd dit briefschijven tot kunst verheven: in een sierlijk handschrift werd de inhoudelijk hoogstaande en diepgaande boodschap op papier gezet.
Bij het ontvangen van een brief hoort een heel ritueel: kijken naar de afstempeling, het handschrift van het adres, raden of herkennen wie de afzender is, even ruiken als het om een intieme relatie gaat, heel precieus de brief open maken zodat alleen de briefomslag beschadigd wordt, de brief uiteen vouwen en hem dan lezen… en soms herlezen, na korte of langere tijd een antwoord schrijven, waarna de brief wellicht een plekje krijgt in het brievenarchief van de ontvanger, al dan niet met een gekleurd lint eromheen.
Die tijd is voorbij. Via internet gaat de communicatie razendsnel… en stilaan verhuist de kunst van het briefschrijven op papier naar de vergetelheid.
Lut De Rudder houdt van brieven schrijven en ontvangen, vroeger met de hand, daarna met de typemachine, nu via internet. In deze tentoonstelling wil ze de tanende wereld van de brief grafisch benaderen. Een brief heeft een uiterlijke vorm en die kan erg verschillen, zowel in lengte: van een kort kattebelletje tot een lange levensbrief, als in de kwaliteit van het papier: heerlijk fijn papier dat kan ritselen onder je handen, of handgeschept luxemateriaal, of gewoon gerecycleerd papier dat ecologisch verantwoord is en dat dienst doet zonder verdere pretenties, als in het gebruikte lettertype: letters zijn visuele tekens die door een groep mensen herkend worden in allerlei vormen, als in de schikking van de woorden op het blad.
Deze tentoonstelling toont werken die zonder zich te bekommeren om de inhoud van de geschreven boodschap op zoek gaan naar de vorm van een brief, letters, woorden. Van chaos naar discipline, van soberheid naar overvloed. Het is een liefdevolle ode aan de brief, een hartverwarmende herinnering aan vroeger om te bewaren voor later.
De tentoonstelling vindt plaats in kunstkring ‘Gesigneerd’, Baalsebaan 287 te 3128 Baal-Tremelo, op zaterdag en zondag 5/12 en 6/12, 12/12 en 13/12/2015 van 13uur tot 18 uur.
Categorie:poëzie Tags:kunst
04-12-2015
Tentoonstelling Lut De Rudder, vernissage
Tentoonstelling Lut De Rudder
Kunstkring Gesigneerd – Baal
Vernissage 4 december 2015
Om deze korte inleiding te beginnen, wil ik jullie allemaal van harte welkom heten namens Lut en mezelf. Om een beroemde hobbit te citeren: de helft van jullie ken ik niet half zo goed als ik zou willen, en ik hou van minder dan de helft van jullie maar half zoveel als jullie verdienen. We zijn blij dat ge gekomen zijt om samen te kijken naar de werken die Lut hier tentoonstelt. Meteen wil ik ook kunstkring Gesigneerd danken voor de vriendelijke gastvrijheid en de bereidwillige logistieke en morele steun.
Ik wil jullie niet te lang ophouden, zodat er volop tijd en gelegenheid is om rond te kijken en van gedachten te wisselen met vrienden en kennissen. Maar het past nu eenmaal dat iemand een woordje placeert en vandaag is die eer mij te beurt gevallen.
Nulla dies sine linea. Er zijn zeker enkele aanwezigen die zich al afvroegen wanneer de Latijnse spreuk zou komen. Nulla dies sine linea: nooit een dag zonder een lijn. Zolang ik Lut ken, en dat is nu toch al bijna twintig jaar, kan ik me inderdaad geen dag herinneren dat ze geen lijn geschreven of getekend heeft, en de laatste dertien jaar waren dat vooral getekende lijnen. Sinds de eerste dagen van haar pensioen heeft ze zich volop aan de kunst gewijd: les volgen aan de academie, thuis schilderen en tekenen en drukken en snijden, tentoonstellen en tentoonstellingen bezoeken. Ze heeft een vaste stek in huis en daar kan je haar elk uur van de dag aantreffen, van de vroege morgen tot zelfs laat op de avond, onophoudelijk geconcentreerd bezig. Ik ben een bevoorrechte getuige geweest bij het tot stand komen van al haar werk en dat is ook het geval geweest voor wat jullie hier vandaag aan de muren zien prijken. En toch is het voor mij nog een verrassing, nu alles wat gedurende vele maanden gegroeid is hier vandaag samengebracht is in deze uitnodigende ruimte. Lut heeft zich al die tijd gedreven voorbereid op deze dag, op dit ogenblik. Nu is het aan jullie om ernaar te kijken en je af te vragen hoe ze het gekund heeft.
Nulla dies sine linea. Die spreuk wordt door Plinius maior toegeschreven aan Apelles, de meest beroemde tekenaar van de Griekse oudheid, die leefde ten tijde van Alexander de Grote. Op zekere dag ging die op bezoek bij een collega kunstenaar, maar vond hem niet thuis. In zijn atelier stond echter een blanco werk klaar op de ezel en Apelles nam een penseel en trok in één trek een zuivere lijn over het paneel, en vertrok. Toen zijn collega en rivaal thuiskwam, riep hij uit dat alleen Apelles dat gedaan kon hebben. Om zich niet te laten kennen, nam hij ook het penseel ter hand en trok vlak naast die lijn een even nauwkeurige parallelle lijn. En dan komt het: toen Apelles weer op bezoek kwam, bewonderde hij de vaardigheid van zijn collega, maar trok dan tussen die twee minutieus getrokken lijnen een derde parallelle lijn, zonder ook maar één keer de andere te raken, en zonder enige ruimte te laten voor nog een lijn. Het is natuurlijk niet meer dan een leuk verhaal en Lut waant zich zeker geen Apelles, maar ik heb vaak aan dat verhaal moeten denken als ik haar bezig zag met haar eenvoudig ballonpenneke in haar simpele pennenstok en haar potteke encre de Chine, in opperste concentratie en tegelijk volmaakt ontspannen… op een hartsgrondige krachtterm na als het al eens mis ging.
Zo brengen wij onze dagen door, in de rust en stilte van ons huis aan de Hogeweg in Werchter, elk op zijn vaste stek en terwijl Lut met vaste hand haar dagelijkse lijnen trekt, schrijf ik de mijne. Twee schrijverkes, zoals Guido Gezelle ze krinkelewinkelend levendig beschreef. Aan tafel praten we over wat ons zoal bezighoudt. Dan verneem ik soms het verhaal achter een werk, de betekenis achter de strakke of vloeiende lijnen die zelfs ik niet meteen zie. Dan begrijp ik weer dat Lut niet zomaar lijnen aan het trekken is, geboeid door het medium dat ze gebruikt en waarvan ze de grenzen verkent en ook al eens verlegt. Nee, Lut is diep verzonken in de gedachten die uur na uur in haar opkomen, ongenood, ongevraagd, onverwacht, als welkome bekende gasten of als boosaardige kwelgeesten, en die daar gedurig met elkaar botsen en tot talloze angstige associaties en kolkende conflicten leiden, die dan in Luts eigen abstracte idioom een uitdagende uitdrukking vinden in het werk waarmee ze bezig is en dat voor haar bol staat van innerlijke betekenis, waar wij echter meestal het raden naar hebben.
Soms zijn er meer herkenbare figuren, zoals in de drie werken daar achter jullie, die over zeer concrete maar mythisch geworden bomen gaan: de boom in het zuiden van de Verenigde Staten waaraan voor de ogen van de talrijke blanke uitgelaten toeschouwers de zwarte lijken bengelen van twee gelynchte slaven, een episode die Billie Holiday zo schrijnend bezongen heeft in de hartverscheurende ballade Strange Fruit; de eeuwenoude olijfboom van een Palestijnse familie, die brutaal omgehakt werd om plaats te maken voor een joodse nederzetting of verborgen werd achter een muur van haat; de boom met een geel lint eromheen, een oude traditie in de Verenigde Staten: tie a yellow ribbon round the ole oak tree, die een nieuwe betekenis kreeg als een machteloze aanklacht tegen de wrange waanzin van de Vietnam-oorlog. Dan weet je dat Lut haar eigen zinderende zorgen en haar verstild verdriet woordeloos verwoord heeft door dat van anderen geduldig gestalte te geven in de aandachtige, bedachtzame lijnen die ze keer op keer trekt, dag na dag, jaar na jaar.
Nulla dies sine linea. Nooit een dag zonder een lijn. Nooit een dag zonder een lenige lijn die een trage traan vredig verhult. Als je naar de ranke lijnen kijkt, denk dan aan de ingetogen stilte waarin ze geboren werden uit de huiverende handen van een rijke vrouw, een ontroerde moeder, Lut, met wie ik de zalige herfst van ons leven deel.