Foto
Categorieën
  • etymologie (80)
  • ex libris (83)
  • God of geen god? (186)
  • historisch (29)
  • kunst (6)
  • levensbeschouwing (249)
  • literatuur (41)
  • muziek (76)
  • natuur (8)
  • poëzie (95)
  • samenleving (239)
  • spreekwoorden (12)
  • tijd (13)
  • wetenschap (55)
  • stuur me een e-mail

    Druk op de knop om mij te e-mailen. Als het niet lukt, gebruik dan mijn adres in de hoofding van mijn blog.

    Zoeken in blog

    Blog als favoriet !
    interessante sites
  • Spinoza in Vlaanderen
  • Vrijdenkers
  • Uitgeverij Coriarius
  • Het betere boek
    Archief per maand
  • 08-2025
  • 07-2025
  • 06-2025
  • 05-2025
  • 04-2025
  • 03-2025
  • 02-2025
  • 01-2025
  • 12-2024
  • 11-2024
  • 10-2024
  • 09-2024
  • 08-2024
  • 07-2024
  • 06-2024
  • 05-2024
  • 04-2024
  • 03-2024
  • 02-2024
  • 01-2024
  • 12-2023
  • 11-2023
  • 10-2023
  • 09-2023
  • 08-2023
  • 07-2023
  • 06-2023
  • 05-2023
  • 04-2023
  • 03-2023
  • 02-2023
  • 01-2023
  • 12-2022
  • 11-2022
  • 10-2022
  • 09-2022
  • 08-2022
  • 07-2022
  • 06-2022
  • 05-2022
  • 04-2022
  • 03-2022
  • 01-2022
  • 12-2021
  • 11-2021
  • 06-2021
  • 05-2021
  • 04-2021
  • 03-2021
  • 12-2020
  • 10-2020
  • 08-2020
  • 07-2020
  • 05-2020
  • 04-2020
  • 03-2020
  • 02-2020
  • 01-2020
  • 10-2019
  • 07-2019
  • 06-2019
  • 05-2019
  • 03-2019
  • 10-2018
  • 08-2018
  • 04-2018
  • 01-2018
  • 11-2017
  • 10-2017
  • 09-2017
  • 07-2017
  • 04-2017
  • 03-2017
  • 02-2017
  • 01-2017
  • 12-2016
  • 11-2016
  • 10-2016
  • 06-2016
  • 05-2016
  • 03-2016
  • 02-2016
  • 01-2016
  • 12-2015
  • 11-2015
  • 10-2015
  • 09-2015
  • 08-2015
  • 07-2015
  • 06-2015
  • 05-2015
  • 04-2015
  • 03-2015
  • 02-2015
  • 01-2015
  • 12-2014
  • 11-2014
  • 10-2014
  • 09-2014
  • 08-2014
  • 07-2014
  • 06-2014
  • 05-2014
  • 04-2014
  • 03-2014
  • 02-2014
  • 01-2014
  • 12-2013
  • 11-2013
  • 10-2013
  • 09-2013
  • 08-2013
  • 07-2013
  • 06-2013
  • 05-2013
  • 04-2013
  • 03-2013
  • 02-2013
  • 01-2013
  • 12-2012
  • 11-2012
  • 10-2012
  • 09-2012
  • 08-2012
  • 07-2012
  • 06-2012
  • 05-2012
  • 04-2012
  • 03-2012
  • 02-2012
  • 01-2012
  • 12-2011
  • 11-2011
  • 10-2011
  • 09-2011
  • 08-2011
  • 07-2011
  • 06-2011
  • 05-2011
  • 04-2011
  • 03-2011
  • 02-2011
  • 01-2011
  • 12-2010
  • 11-2010
  • 10-2010
  • 09-2010
  • 08-2010
  • 07-2010
  • 06-2010
  • 05-2010
  • 04-2010
  • 03-2010
  • 02-2010
  • 01-2010
  • 12-2009
  • 11-2009
  • 10-2009
  • 09-2009
  • 08-2009
  • 07-2009
  • 06-2009
  • 05-2009
  • 04-2009
  • 03-2009
  • 02-2009
  • 01-2009
  • 12-2008
  • 11-2008
  • 10-2008
  • 09-2008
  • 08-2008
  • 07-2008
  • 06-2008
  • 05-2008
  • 04-2008
  • 03-2008
  • 02-2008
  • 01-2008
  • 12-2007
  • 11-2007
  • 10-2007
  • 09-2007
  • 08-2007
  • 07-2007
  • 06-2007
  • 05-2007
  • 04-2007
  • 03-2007
  • 02-2007
  • 01-2007
  • 12-2006
  • 11-2006
  • 10-2006
  • 09-2006
  • 08-2006
  • 07-2006
  • 06-2006
  • 05-2006
  • 04-2006
  • 03-2006
  • 02-2006
  • 01-2006
    Kroniek
    mijn blik op de wereld vanaf 60
    Welkom op mijn blog, mijn eigen website en dank voor je bezoek. Ik hoop dat je iets vindt naar je zin.
    Vrij vaak zijn er nieuwe berichten, dus kom nog eens terug?
    Misschien kan je mijn blog-adres doorgeven aan geïnteresseerde vrienden en kennissen, waarvoor dank.
    Hieronder vind je de tien meest recente bijdragen. De jongste 200 kan je aanklikken in de lijst aan de rechterkant; in het overzicht per maand, hier links, vind je ze allemaal, al meer dan 1400! De lijst van de categorieën bevat enkel de meest recente teksten; klik twee maal op het pijltje naar links onderaan voor nog meer teksten in dezelfde categorie.
    Als je een tekst wil gebruiken, hou dan rekening met de bepalingen van de auteurswet van 1994 en vraag me om toelating.
    Bedenkingen? Stuur me een mailtje: karel.d.huyvetters@telenet.be
    23-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Darwin op vinkenslag

    Mijn Nederlandse penvriend Jacques volgt mijn Kroniek op de voet en laat zich door mijn teksten wel eens verleiden om een en ander nog eens na te lezen in boeken en tijdschriften of op internet. Zo bezorgde hij me onlangs een citaat over de fameuze vinken van Darwin. Hij voegde aan zijn mail een motto toe: Op het vinkentouw zitten. In Vlaanderen zeggen we ook: op vinkenslag zitten.

    Van Dale kent er weer niets van: hij ziet het vinkentouw en de vinkenslag enkel letterlijk, een net om vinken te vangen. Maar wij gebruiken die uitdrukking nog uitsluitend overdrachtelijk, in de zin van: met gespannen aandacht iets in het oog houden, klaar om gretig toe te slaan. Vinken vangen is immers al jaren verboden bij wet. Arme Van Dale.

    Dit is het citaat dat Jacques las: Zoals reeds gezegd, kunnen we aan de snavels de ontstaansgeschiedenis van de darwinvinken begrijpen. De snavelgrootte bij deze nauw verwante soorten geeft een zeer nauwkeurige indruk van de grootte en hardheid van de zaden waarmee zij zich voeden.




    En hij contrasteert dat ogenschijnlijk met dit citaat uit mijn Kroniek: Darwin meende dat die verschillen veeleer toevallige mutaties zijn, willekeurige herschikkingen van erfelijk materiaal, dingen die kunnen gebeuren en het dan af en toe ook doen: een vink wordt geboren met een wat langere snavel, zomaar, toevallig, omdat er ergens in het genetisch materiaal een mogelijkheid verscholen lag voor een dergelijke afwijking. Dat is het basisgegeven en deze inzichten zijn sindsdien onder meer door de wetten van Mendel en ook recentelijk door de moleculaire genetica bevestigd en verder uitgewerkt.

    Het blijft voor iedereen, ook voor mij, een uitdaging om de in de grond uiterst simpele theorie van Darwin altijd en overal juist te interpreteren en toe te passen.

    Het eerste onderscheid dat we moeten maken is dat tussen kenmerken die genetisch worden overgedragen (Darwin) en andere, die niet genetisch maar ‘cultureel’ worden overgeleverd, die dus worden aangeleerd door de ouderen aan de jongeren (meestal), maar, in het algemeen, kenmerken die tijdens het leven worden gecommuniceerd, niet via de voortplanting (Lamarck).

    Neem nu de vinken in kwestie. Darwin stelde vast dat op de Galapagos (nadruk op là) vinken waren met opvallend verschillende snavelvormen, die telkens specifiek geschikt bleken te zijn voor de vruchten en de zaden die op dat bepaald eiland voorkwamen. Er was dus, zoals in het eerste citaat terecht gesteld wordt, een overduidelijke band tussen de zaden en de vorm van de snavel van de vinken. Maar hoe is dat gekomen, wat is het mechanisme dat daarachter zit? Dat is de vraag die Darwin zich stelde en die hij vele jaren later ook als eerste bevredigend beantwoordde.

    Het is onzin om te denken dat een vink tijdens zijn/haar leven zou evolueren qua snavel. Maar zelfs als die snavel door het voortdurend zoeken en eten van bepaalde zaden zo zou afslijten dat die meer geschikt is om bij bepaalde zaden te komen of ze te kraken, dan nog is het volkomen onterecht om te denken dat die afgesleten snavelvorm op miraculeuze wijze zou overgaan in het nageslacht. Dat was de uitdaging die Darwin onderkende: als wij een bepaalde afwijking zien (de snavel), die duidelijk verband houdt met de omgeving (de zaden), hoe kan die nuttige afwijking van generatie of generatie overgedragen worden? Hoe kan een evolutionair voordeel vastgelegd en behouden worden voor het nageslacht? Waar wordt die informatie opgeslagen zodat ze veilig kan bewaard worden?

    De veranderingen die zich niet eenmalig maar structureel voordoen, dat zag Darwin onvermijdelijk in, gebeuren noodzakelijkerwijze steeds bij het voortplantingsproces. Maar hoe komt het dan dat er aanpassingen zijn die precies aan die omgeving aangepast zijn? Het was Darwins genie dat hij inzag dat die aanpassing helemaal niet veroorzaakt werd door de omgeving, maar dat ze volkomen toevallig was, een onvolkomenheid of een variante in het genetisch materiaal, zoals we er zoveel zien bij mens en dier. Door toevallige mutaties heeft die ene vink als allereerste een ietwat andere snavel, zoals jouw neus (gelukkig) niet dezelfde qua vorm is als de mijne. Met die lichtjes afwijkende snavel kan die ene vink misschien net wat beter bij een soort zaden die voorhanden zijn op een bepaald eiland. Ze heeft daardoor dan een (louter toevallig) evolutionair voordeel: ze heeft meer kansen op overleven en om zich voort te planten.

    Als (en alleen als) die genetische afwijking ook nog erfelijk is (wat zeker niet altijd het geval is, mijn kinderen hebben (gelukkig) niet allebei mijn neus), dan zullen ook alle volgende jonge vinkjes die geschikte snavel hebben. Dan kan het succesverhaal zich doorzetten, met een explosieve stijging van het aantal vinken met die snavel tot gevolg. Na verkoop van tijd zullen die vinken, met die ondertussen vaste genetische kenmerken, dus meer overvloedig aanwezig zijn op dat specifieke eiland met die specifieke zaden. Dat is wat Darwin zo scherpzinnig opmerkte en probeerde te verklaren.

    Je kan dus, zoals in het artikel, zeggen dat je de snavelvorm kan afleiden van de zaden die aanwezig waren op dat eiland. Je kan zelfs zeggen dat die zaden verantwoordelijk zijn voor de snavelvorm, maar enkel in overdrachtelijke zin, niet letterlijk. Het zijn immers niet de zaden die de snavelvorm op enige directe wijze hebben bepaald of veroorzaakt, maar wel de toevallige genetisch mutatie bij de voortplanting, iets waarop die zaden geen enkele invloed hebben. Maar die mutatie was wel (toevallig) geschikt voor die specifieke zaadsoort en niet voor een andere. Het is, zoals steeds, een aanpassing aan de omgeving, maar niet een bewuste of doelgerichte, maar steeds een toevallige en genetische. Dat is, me dunkt de essentie van het Darwinisme, en dat verliezen we soms uit het oog.

    Wat de zaadjes betreft, kunnen we twee kanten uit. Ofwel heeft de plant er voordeel bij dat haar zaad wordt opgepikt door de vogels, om zo ruimer verspreid te worden (op voorwaarde dat het zaad onverteerd door het spijsverteringsstelsel geraakt); ofwel net niet, wanneer het zaadje verteerd wordt in de maag van de vogel. Waarom zou een vogel overigens zaadjes eten die hij niet kan verteren? Enkel als er een extra voordeel is, bijvoorbeeld de vorm, de geur, de smaak, of het vruchtvlees. Er zijn insecten die liever seks hebben met bloemen die eruit zien als prachtige vrouwelijke voortplantingsorganen dan met hun natuurlijke en meer efficiënte sekspartners.

    In het ene geval zal de plant die door toevallige mutaties haar zaden beter verbergt een nadeel hebben: haar zaden worden minder verspreid. Een plant die haar zaden beter aanbiedt, heeft dan een evolutionair voordeel. In het andere geval, waarbij de zaden verteerd worden, is het net andersom. Zo zie je hoe de toepassing van Darwins wetten heel verscheiden kan zijn en hoe ze kunnen spelen in het voordeel of het nadeel van de betrokkenen, in dit geval de vink en het zaadje. Maar we mogen nooit uit het oog verliezen dat het om de wetten van de genetica gaat, die via de voortplanting werken, zoals de naam zelf zegt, en nooit om aangeleerde zaken. We moeten dus enerzijds zoals Darwin goed kijken wat er in de praktijk gebeurt, tijdens het leven, maar voor de verklaring ervan moeten we bijna altijd terecht bij de genetica.

    Dat is de reden waarom het principe zelf van het Darwinisme zo laat in onze beschavingsgeschiedenis duidelijk geworden is en waarom het nog steeds op verzet stuit. De mens wist heel weinig over de voortplanting, zeker die van zichzelf. De evidente oorzaak daarvan is het christendom, dat voortplanting, seks en erotiek om voor mij onbegrijpelijke redenen steeds met een torenhoog en loodzwaar taboe belast heeft, in tegenstelling met bijvoorbeeld het Hindoeïsme en andere Oosterse ‘godsdiensten’, waar men er normaal mee omgaat en erotiek zelfs (terecht) verheerlijkt wordt. Bij ons blijft seks nog steeds ‘vuile manieren’, we doen het allemaal, maar we praten er niet over, het gebeurt in den duik, verdoken, met de ogen toe, tussen de lakens. Erotiek is iets voor stiekem gekochte blaadjes en voor bedenkelijke tv-kanalen voor volwassenen, waarvoor je extra moet betalen. Deftige mensen lezen of beklijken geen porno. Of vergis ik mij?




    Hoe dan ook, de wetenschap was om maatschappelijke en religieuze redenen niet vrij om openlijk over de voortplanting te spreken of zelfs na te denken en dus werd dat domein van de biologie volkomen verwaarloosd, met het gevolg dat men blind was voor de genetische veranderingen en mutaties als oorzaak van evolutie en diversiteit. Darwin en zijn collega’s zagen wel dat er mutaties waren, bij mens en dier, maar zij begrepen de motor niet van die evolutie. Mendel ontdekte bepaalde mechanismen en die wetten hadden Darwin kunnen helpen, maar die twee ideeën kwamen tijdens hun leven niet tot onderlinge bevruchting, helaas, dat gebeurde pas in de twintigste eeuw.

    Het was Darwins genie dat hij die motor bij inductie afleidde uit de feiten: als de dingen waren zoals ze waren, dan kon alleen de struggle for life en de survival of the fittest daarvan de oorzaak en de reden zijn, het moest wel zo zijn, het kon niet anders. Dat was inderdaad een inductieve redenering, waarbij men de regel afleidt uit de feiten, in tegenstelling met deductieve redeneringen, waarbij men de feiten probeert te vatten onder een (hopelijk logische) redenering, zoals Lamarck, die zag hoe giraffen de vruchten van de hoogste bomen aten en daaruit afleidde dat hun nek altijd maar langer werd door steeds naar die hoogste vruchten te reiken.

    Er is dus wel degelijk een verband tussen de snavel van de vink en de zaden die ze eten. Maar de ‘invloed’ van het zaadje op de vorm van de snavel verloopt uitsluitend via de voortplanting en de toevallige mutaties die zich daarbij voordoen. Het is dus (meestal) een zeer langzaam proces, omdat alle nodige elementen toevallig moeten aanwezig zijn, wat maar zelden gebeurt. Er zijn dus talloze generaties nodig alvorens een bepaald nuttig effect zich manifesteert. Maar zoals het bij het toeval nu eenmaal gaat, kan het ook zeer snel gaan, zoals je ook, heel toevallig, driemaal na elkaar twee zessen kan gooien met de dobbelstenen, of El Gordo winnen door slechts één keer in je leven een loterijticket te kopen. Dan kunnen we de indruk krijgen dat er een doelgerichte evolutie is, dat de vinken zelf hun snavel aanpassen aan de zaadjes waarop ze verzot zijn, of dat er een bovenaards wezen is dat alles in goede banen leidt, dat van de evolutie gebruik maakt om een (goed) doel te bereiken, dat je het groot lot gewonnen hebt omdat jouw God het zo gewild heeft. MAAR DAT IS NIET ZO!

    De hele wereld van de wetenschap is het daarover nu wel eens: genetische mutaties die toevallig een betere aanpassing aan het milieu meebrengen, zijn de oorzaak van het leven in zijn onvoorstelbare diversiteit. Wanneer we dat inzien, verandert onze blik op de wereld ten gronde. Allerlei mythologische en fantaisistische verzinsels zoals godsdienstige ideologieën en pseudowetenschappelijke theorieën als intelligent design kunnen op die manier definitief weerlegd worden.

    Met dank aan Jacques die me door zijn pientere vragen steeds uitdaagt en uitnodigt om logisch te denken en helder te schrijven. Ik hoop dat ik hier in beide een beetje gelukt ben.

     


    Categorie:wetenschap
    Tags:wetenschap
    22-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Idolen en hun voetstuk

    Als kind keek ik altijd op naar de grote mensen en hun wereld. Vooral de wereld van de cultuur imponeerde me danig. Dat was vooral de godsdienst enerzijds en de literatuur anderzijds. Dat leken me de hoogtepunten van het mens-zijn: de priester en de schrijver. Ik heb nooit goed geweten naar welk van de twee mijn voorkeur uitging, maar het werd me al heel vroeg duidelijk gemaakt dat het priesterschap niet voor mij was. Dat ging zo.




    Als kleine knaap, een peuter nog, werd ik geconfronteerd met een jonge priester-leraar van het college in Eeklo die me bij ons thuis op de schoot nam en van een ogenblik van afwezigheid van de rest van de familie profiteerde om zijn handen in de open ’val’ van mijn gestreept pyjamaatje te steken en even met mijn verbaasd en nietsvermoedend fluitje te spelen. Dat was genoeg om me te doen aarzelen.

    Ik was een vroegrijp kereltje en erg pienter. Dat bracht me heel snel in conflict met al wat gezag was, vooral op school. En wie in die tijd gezag zei, zei ook godsdienst, kerk en priesters. Ik kreeg het dus voortdurend aan de stok met priester-leraars, -subregenten, -prefecten, -directeurs en –superiors. Als ik ooit gedroomd had van een toekomst als priester, dan was het al van in de eerste jaren van de lagere school duidelijk dat dit niet zou lukken: al die priesters haatten me gewoon, ze lustten me rauw, ze konden me niet uitstaan. Ik was opstandig, ik wist het altijd beter, ik wou altijd weten waarom, ik kon me niet neerleggen bij halve antwoorden en ik vond dat gezag goed was, zolang het gesteund was op intelligentie en redelijkheid. Het was niet omdat ik nog een kind was dat ze mij moesten behandelen als quantité négligeable. Ik wilde meetellen, ik eiste dat men rekening hield met mij.

    Ik werd dus voortdurend gepest en gestraft door al wat gezag was, ik behoorde tot wat men nu the usual suspects noemt: ik had het altijd gedaan. Ik had een slechte naam en stilaan begon ik dat zelf ook te geloven, vooral toen ik mijn ontluikende seksualiteit begon te ontdekken. Volgens het priesterlijk gezag was daar niets goeds aan, in tegendeel, het was allemaal slecht en doodzonde, ik zou branden in de hel, maar niet alvorens hier op aarde blind, melaats of nog erger te worden en een vroegtijdige, afschuwelijke en pijnlijke dood te sterven. Ziedaar een dilemma, lieve lezers, voor een kind: omdat ik het niet kon laten van te masturberen, was ik slecht en verdoemd; en nochtans wou ik goed zijn en zelfs priester worden…

    Het is niet goed met mij gegaan, daar in het college in Eeklo. Mijn studieresultaten gingen zienderogen achteruit, tot ik in het derde jaar van de humaniora de laatste van de klas was, tot mijn eigen verbazing en amusement. Toen ik aan mijn Vader zaliger in de vakantie zei dat ik niet terug wou naar het College, zei hij dat ze me ook niet terugwilden. En zo kwam er een einde aan die lijdensweg. Ik trok naar Antwerpen, naar de Normaalschool en de rest is geschiedenis.

    Het alternatief model, naast het priesterschap dat me niet vergund werd, was de literatuur. Ik las alles dat me onder de handen kwam, bijvoorbeeld De Idioot van Dostojevski toen ik dertien was of zo. Ik schreef mooie opstellen, was goed in talen (en niet in wetenschap of wiskunde). Schrijver worden, dat heb ik altijd gewild. Maar ik besefte dat het een onbereikbaar ideaal was. Zelf een boek schrijven en het gepubliceerd zien, dat leek me totaal uitgesloten. Auteurs waren zowat halfgoden, een superieur ras, waartoe ik nooit zou behoren. Hun namen klonken als muziek in mijn oren. En niet alleen zij waren onbereikbaar, ook hun boeken waren dat. In onze parochiale bibliotheek vond je alleen wat de katholieke boekenliga goedgekeurd had, met haar bekende morele beoordeling in cijfertjes. Hoe ik ooit aan dat boek van Dostojevski ben geraakt, ik weet het nog altijd niet. En dus droomde ik van al die grote namen en hun boeken, zonder er ooit mee in contact te komen.

    Later, toen ik getrouwd was, vader en echtgenoot, koesterde ik nog steeds die droom. Ik begon weer te lezen, zelfs wat te schrijven. En ik kocht boeken, vooral tweedehands, tientallen, honderden boeken, meer dan ik kon gelezen krijgen. Ik kocht ze omdat de namen van die auteurs beroemd waren en de titels van hun werken bekend. Ik zocht in naslagwerken op wie de belangrijkste auteurs waren in de wereldliteratuur en wat hun voornaamste werken en ik legde een steekkaartensysteem aan waarop ik dat noteerde. Tijdens vakanties met het gezin in Engeland en Frankrijk dook ik met mijn steekkaarten de tweedehandse boekhandels in en verzamelde zo al wat naam had in de wereldliteratuur, meestal goedkope pockets en oudere gebonden uitgaven.





    Maar ik las bijna niets van wat ik verzamelde. Als ik een of ander meesterwerk ter hand nam, bleek dat veel taaier en saaier dan me lief was. En dus verdween het weer op de boekenplank. Dat weerhield me er evenwel niet van om nog voortdurend boeken bij te kopen. En zo is mijn collectie ontstaan.

    Toen ik na dertig jaar huwelijk eindelijk besloot om mezelf een nieuwe kans te geven op een ander leven, liet ik alles achter, ook mijn boeken. Slechts heel langzaam kon ik een deel ervan bemachtigen. Mijn echtgenote wou immers het familiebezit ongeschonden bewaren, niet zozeer voor zichzelf, neem ik aan, maar voor de kinderen. Uiteindelijk heb ik een groot gedeelte van de boeken die ik verzameld had toch in mijn bezit gekregen. Andere werken heb ik zelf aangekocht en vervolgens ook nog honderden nieuwe en oude boeken rond oude en nieuwe interesses.

    Een jaar of zo geleden ontdekte ik LibraryThing, een programma om je boeken online te catalogiseren. Veel van mijn boeken heb ik daarop ingevoerd en je kan het resultaat zien hier in mijn Kroniek, in de linker kolom, onderaan. Daar verschijnen allerlei boeken uit mijn verzameling. Als je op LibraryThing klikt, ga je naar mijn collectie.

    De laatste dagen heb ik nog wat Franse boeken toegevoegd, een honderdtal. Soms was het me droef te moede: ik had bijna geen enkel van die boeken open gedaan, laat staan ze gelezen. Al die klinkende namen: Sartre, de Beauvoir, Camus, de Montherlant, Céline, Daudet, Gautier, Sand, Quéneau, Wittig, Duras, Chateaubriant, Alain-Fournier, Apollinaire, Aragon, Arsan, Artaud, Verlaine, Rimbaud, Lautréamont, Balzac, Vian, Bataille, Bazin, Benoit, Bernanos, Butor, Restif de la Bretonne, Claudel, Malraux, Daninos, Anatole France, Gide enzovoort tot Zola: slechts hier en daar één boek ervan gelezen.

    En: zal ik er nu nog toe komen? De literaire goden van toen zijn van hun voetstuk gevallen, voor mij en voor de rest van de wereld. Hun roem was vooral gebaseerd op loftuitingen die men in literaire kringen en in het onderwijs voortdurend herhaalde, niet op de lectuur van hun werken. Ik leerde nieuwe auteurs kennen, vooral door The New Yorker, die ik wel las en lees, met veel genoegen en zelfs genot. Er is zoveel dat ik nog hoop te lezen, dat ik waarschijnlijk deze oude, nu vergeelde en broze Franse pockets uit de jaren 1960 voor het laatst heb vastgenomen om ze in te voeren in een computersysteem waar zij noch ik toen konden van dromen.

    Een schrijver ben ik dan toch geworden, lieve lezers, maar dan niet zoals de idolen uit mijn jeugd. Ik heb geleerd dat je niet schrijft om gelezen en beroemd te worden, maar voor jezelf. Dat anderen willen lezen wat je voor jezelf hebt geschreven, dat is best leuk, maar het is een nevenaffect, als het al geen collateral damage is… Boeken zal ik niet schrijven, ik heb met overtuiging voor de nieuwe media gekozen en ik voel me er uitstekend bij, dankuwel.

    Dus bij leven en welzijn: tot de volgende keer.


    Categorie:literatuur
    Tags:literatuur
    21-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.De zonnewende, het feest van het Licht

    Vandaag is het 21 december 2011 en vannacht om 5.30 uur is het de winterzonnewende. Van dan af beginnen de dagen weer te lengen. De reden daarvoor is dat de aarde om de zon draait, terwijl ze zelf om haar (denkbeeldige) as draait, een as die schuin staat tegenover de baan die ze om de zon beschrijft. Dat klinkt ingewikkeld. Het helpt als je het uitbeeldt, bijvoorbeeld met een globe, een wereldbol, en die om een lamp laat draaien. Dan zie je dat tijdens de omloop rond de zon nu eens de Noordpool dichter bij de zon komt en dan langzaam aan de Zuidpool. Vannacht staat de Noordpool het verst van de zon, de zon staat het laagst en het kortst aan de hemel en daarom is het nu bij ons winter.

    Veel mensen denken dat winter en zomer te maken hebben met de afstand van de aarde tegenover de zon; de baan van de aarde is geen cirkel maar een ellips. Maar dat kan natuurlijk niet de reden zijn, want bij een ellips is de afstand tot het middelpunt twee keer per jaar maximaal en twee keer minimaal; we zouden dan twee winters hebben en twee zomers. In feite is de ellipsvorm van de baan van de aarde om de zon heel beperkt. De grootste afstand tussen aarde en zon (begin juli, een bewijs dat die afstand er niet toe doet voor de temperatuur) is ongeveer 152 miljoen kilometer, de kortste, rond drie januari (dus ook een bewijs voor hetzelfde) is ongeveer 147 miljoen kilometer. Meteen zie je dat de zon niet in het centrum van de ellips staat, maar in één van de twee brandpunten.




    Hoe dan ook, de winterzonnewende is een belangrijk moment van het jaar. Dat weten wij mensen al heel lang, want wij kijken al sinds mensenheugenis naar boven en we noteren zorgvuldig al wat we zien, lang voor we ook de redenen verstonden waarom dat zo is. Voor de primitieve mens, die nog zeer intens met de natuur verbonden was en die nauwelijks weet had van kalenders en natuurlijk niet kon beschikken over klokken of uurwerken, was het niet alleen interessant maar ook nuttig om te weten wanneer het dieptepunt van de winter voorbij was, wanneer de dagen weer begonnen te lengen. Traditioneel was dat het begin van een nieuw jaar en dus een zinvol moment om het jaar mee te beginnen en uitbundig te vieren, vooral met licht en vuur.




    Onze jaartelling houdt enigszins rekening met dit astronomisch verschijnsel, maar niet helemaal, wij hebben om historische redenen beslist om het nieuw jaar ongeveer een week later te laten beginnen. En het christendom heeft een van zijn hoogdagen op 25 december geplaatst, wanneer het Licht der Wereld geboren wordt.

    Hier zien we het verschil tussen natuur en cultuur. Vertrekkend van een fysisch fenomeen, namelijk de baan van de hellende aarde om de zon en het lengen van de dagen in het noordelijk halfrond, heeft de mensheid allerlei festiviteiten ingebouwd, kerstmis en Nieuwjaar, met al de tradities die we zo goed kennen. Maar ondertussen zijn we rats vergeten wat we vieren, wat de eigenlijke aanleiding is. Kerstmis is een eigen leven gaan leiden, de geboorte van Jezus van Nazareth, een fictieve, mythologische figuur die binnen een Joodse sekte gegroeid is uit verhalen rond een of andere predikant. Gedurende tweeduizend jaar, maar vooral tijdens de laatste honderd jaar, hebben zich daarop tradities geënt, zoals de kerstboom, het stalleke (dat nu alweer goeddeels verdwenen is), liederen, poëzie, gebruiken zoals het geven van geschenken. Ook voor oudejaarsavond en nieuwjaarsdag is dat zo, denk maar aan de nieuwjaarsbrieven die grootouders zo kunnen ontroeren.

    Traditie is het in stand houden van die gebruiken, ook al weten we niet meer waarom of wanneer ze ontstaan zijn.

    Zo begon het nieuwe jaar lang geleden op 1 maart, daaraan herinneren ons de namen van de ‘laatste’ maanden: september, oktober, november, december, respectievelijk de zevende, achtste, negende en tiende maand, maar nu de negende, tiende, elfde en twaalfde, ondanks hun naam.

    Soon I’ll be the only one to remember

    That the tenth month is not December

    But November.

    Kerstmis werd niet eens gevierd gedurende de eerste duizend jaar van het christendom. Onze jaartelling, die begint met het geboortejaar van Jezus van Nazareth, begon pas vanaf rond 650 in het jaar 1 en dan nog enkel in Rome en sporadisch hier en daar. Het zijn allemaal afspraken, conventies. Ze hebben niets te maken met enige werkelijkheid, behalve zichzelf. Op kerstmis vieren we niet iets, maar kerstmis. Op 1 januari begint er in de fysische wereld helemaal niets nieuws, dat is op of rond 21 december.

    Ikzelf vind dat allemaal een beetje jammer. Over enkele jaren weet geen mens nog wat kerstmis was, wie dat kindje is in de kribbe. Jezus is zo goed als verdwenen uit onze cultuur, samen met al de verzonnen heiligen en martelaars. Over honderd, of duizend jaar is het christendom iets als de mythologie van de Egyptenaren, de Grieken en de Romeinen. Het vieren van kerstmis zal in de komende generaties stilaan helemaal zinloos worden en dus verdwijnen, tenzij wij eraan denken om het een nieuwe of, waarom niet, zijn oorspronkelijke invulling terug te geven, namelijk het feest van het terugkerende licht, de winterzonnewende.

    Dit is een vraag die ik me dikwijls stel. Ik behoor officieel tot de ouden van dagen, tot de generatie die eigenlijk voorbij is. Moet ik de toekomst overlaten aan mijn kinderen en kleinkinderen, hen het initiatief laten om hun leven in te richten zoals zij dat wensen en aanvoelen en me dus afzijdig houden, of mag ik daarover ook mijn zeg hebben, hen begeleiden, raad geven of inspireren? Ik ben niet verantwoordelijk voor de tradities die ik geërfd heb van mijn ouders, maar ik ben er wel verantwoordelijk voor dat ik ze heb doorgegeven. Daarin zie ik een voldoende reden om mijn kinderen erop te wijzen dat ze vrij zijn, dat ze de tradities maar moeten in stand houden als hen dat zelf ook zinvol lijkt, dat ze bepaalde gebruiken gerust kunnen afschaffen, andere in ere herstellen en dat er gerust nieuwe kunnen invoeren. Daarmee doen ze maar wat de mensheid altijd al gedaan heeft: bewaren en vernieuwen, al naar gelang de inzichten evolueren.

    Dat is waaraan het christendom dreigt ten onder te gaan, voor zover dat al niet gebeurd is: men heeft mythen en tradities willen in stand houden, maar zonder enige band met de werkelijkheid. Aan Kerstmis en Pasen beantwoordt niets, geen enkel historisch feit, geen enkele fysische realiteit, alleen een mythe. Zoiets kan men onmogelijk in stand houden, mythen zijn gedoemd om te verdwijnen. Een al te traditioneel christendom, dat de band met de menselijke realiteit en de fysische wereld verliest, behoudt wat oppervlakkig, zinloos en waardeloos is en verliest zo fataal wat waardevol is. De vermeende behoeders van het christendom zijn in feite zijn cynische doodgravers.




    Morgen ga ik dus met enig enthousiasme het Feest van het Licht vieren, op mijn eentje, meer dan waarschijnlijk. Ik ga de hele dag de lampjes laten branden aan de (plastieken) kerstboom en ook die aan het raam die ik elk jaar ophang tussen het Sinterklaasfeest en Driekoningen. En ik ga enkele kaarsen aansteken in het huis, misschien zelfs een aan de voordeur. Ik nodig al mijn lieve lezers uit om misschien ook eens te denken aan de zonnewende en om dat op of andere manier ook voor zichzelf en hun omgeving vorm te geven. Het is een minieme geste, maar tradities moeten ergens beginnen. En dit is een zinvolle, vandaar.



    Vrolijk Lichtfeest! Prettige Zonnewende!


    Karel


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:levensbeschouwing
    18-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.e-readers, e-books, e-lezers en e-boeken

    Sinds enige tijd is er een belangrijke evolutie aan gang in de wereld van het lezen. Ik meen zelfs dat we stilaan van een echte revolutie mogen spreken, die best te vergelijken is met dat ander belangrijk moment in de intellectuele geschiedenis van de mensheid: de uitvinding en verbreiding van de boekdrukkunst. Waarover heb ik het?

    Over elektronisch lezen of in het Engels e-reading.

    Het moest er wel van komen. Sinds vele jaren zijn velen onder ons gewend geraakt aan het lezen van allerlei documenten op ons computerscherm, zowel op het werk als thuis. We staan er niet meer bij stil. Wij lezen of schrijven omzeggens geen brieven meer, alles gaat via e-mail of sms of twitter of facebook, noem maar op. Ook onze facturen krijgen we op die manier aangeboden en betalen doen we via thuisbankieren. Alle aanbieders van nieuws en informatie, radio en tv, de kranten en tijdschriften, zijn aanwezig op internet. En wat ben jij op dit ogenblik aan het doen? En ik op het ogenblik dat ik dit schrijf?

    Eén domein ontbrak aanvankelijk: het boek. Daarin is nu, na een vrij lange en aarzelende aanloop, een doorbraak gekomen die onze leefomgeving grondig aan het veranderen is.

    Het was al enige tijd zo dat je bepaalde boeken op internet kon vinden, vele oudere publicaties zelfs helemaal gratis. Maar boeken lezen op je computerscherm vonden veel mensen niet prettig. Het formaat waarin boeken aangeboden werden was ook niet specifiek gericht op die manier van lezen en de kwaliteit van de schermen liet ook wel eens te wensen over, zeker bij langdurig gebruik. Het was vooral Amazon, de wereldleider in boekenverkoop (naast ongeveer alles) via internet, die het gat in de markt zag en die een eigen systeem ontwikkelde, waarbij enerzijds boeken werden aangeboden in een elektronische versie die specifiek gericht was op lezen op scherm en anderzijds ook specifieke e-readers ontwierp, kleine handige toestelletjes waarop je die boeken kon lezen. Kindle was geboren.

    Aanvankelijk waren die nog vrij duur, ongeveer $500, maar vandaag kan je al een Kindle kopen voor minder dan €100. Het zijn merkwaardige gadgets, 16x11x0,8 cm, met een scherm dat ongeveer zo groot is als een pagina van een pocket, vaal wit van kleur en scherpe, duidelijke zwarte letters. Men spreekt van e-inkt, elektronische inkt, omdat het niet gaat om een scherm dat licht uitstraalt zoals een computerscherm, maar om een wit oppervlak waarop de zwarte letters verschijnen. Als je in het donker wil lezen, heb je dus verlichting nodig, wat bij je PC of laptop niet het geval is. Precies omdat er geen licht uitgestraald wordt, is het lezen van e-inkt veel minder vermoeiend dan letters op een PC-scherm.

    Er zijn tal van aantrekkelijke kanten aan zo’n e-reader of e-lezer.

    Om te beginnen is er het formaat. Het toestel weegt bijna niets, is flinterdun en ligt gemakkelijk in de hand. Er zijn geen draden aan, de batterij gaat geruime tijd mee en laadt op via de usb-ingang van je PC. Er is een geheugen van ongeveer twee Gb, genoeg om meer dan duizend (!) boeken op te slaan. Je kan het geheugen uitbreiden met een SD-geheugenkaart, zodat je het onwaarschijnlijke aantal van bijna twintigduizend boeken kan meenemen waar je ook gaat.

    Dit is nu wat ik bedoel met een revolutie: ons huis staat van boven tot onder vol met boeken, maar wij komen waarschijnlijk niet eens aan tienduizend.

    E-boeken koop je via internet. Die zijn (meestal) een flink stuk minder duur dan de papieren exemplaren. Boeken waarop geen auteursrechten meer rusten zijn gratis of voor slechts enkele euro’s verkrijgbaar. Zo zijn er al tienduizenden oude en nieuwe publicaties beschikbaar bij verscheidene aanbieders zoals Amazon zelf, maar ook bol.com doet mee en stilaan springen alle uitgevers op de kar.

    Boeken aankopen is ook simpel: je kan het aanbod raadplegen op je e-lezer, even klikken en binnen de dertig seconden staat de hele tekst op je apparaatje! De technologie is die van je GSM, je mobieltje.

    Lezen op een e-reader is best aangenaam, het scherm went snel. Je ontdekt ook allerlei hulpmiddelen. Ik erger me elke dag aan de veel te kleine letters van allerlei publicaties, sommige boeken kan ik gewoon niet lezen en dat is frustrerend, omdat ik weet dat dit niet zal beteren, mijn ogen gaan er nu eenmaal op achteruit, binnenkort kan ik alleen nog de boeken in grote letter lezen, maar het weinige dat in dat formaat beschikbaar is, interesseert me langs geen kanten. Met de e-lezer is dat opgelost: je bepaalt zelf de lettergrootte, zelfs het lettertype, de lengte van de regel, het contrast, de helderheid, bij sommige modellen zelfs de achtergrondkleur.

    En niet alleen dat: het ding onthoudt welk boek je aan het lezen was en opent op de bladzijde waar je gebleven was! Je kan ook aantekeningen maken, met een stift, zoals je met een potlood (nooit met iets anders!) zou doen in je (eigen) boek. Als je een woord niet kent, in het Nederlands of in tien andere talen, dan dubbelklik je op dat woord en je ziet de uitleg van het woordenboek verschijnen. Als dat niet voldoende is, kan je zomaar overschakelen naar internet (als je een draadloze verbinding in huis hebt) en zoeken met Google of op Wikipedia. Dit is volledig kosteloos, er is geen abonnement nodig, er zijn geen verborgen kosten. Je kan ook markeringen aanbrengen om belangrijke of interessante passages gemakkelijk terug te vinden, je kan teksten ook markeren zoals je dat met een stift zou (willen maar niet durven) doen. De bladzijde omslaan doe je met een druk op de knop of met een veeg van je vinger zoals op een IPhone. Je kan ook je eigen teksten opslaan, zoals je boekenlijst bijvoorbeeld, zodat je geen boeken meer koopt die je al hebt.

    Kindle is ook beschikbaar als een programma voor PC en Mac, maar ook voor iPhone en IPad. Ik heb Kindle op mijn PC en heb er een aantal gratis of bijna gratis boeken gedownload. Gisteren heb ik op die manier een boek van Voltaire gelezen, zijn Lettre sur la tolérance, à l’occasion de la mort de Jean Calas (1763 sqq.) Eerst het boek gratis ‘aankopen’ bij Amazon.fr, het staat ogenblikkelijk op je PC. Dan de instellingen: bladspiegel, lettertype en corpsgrootte, achtergrondkleur, woordenboek enzovoort, even mijn laptop installeren op mijn leestafeltje en we zijn vertrokken van uit mijn luie zetel. Ik heb een draadloos klavier en muis bij de hand. Op de achtergrond draait Internettuner.nl en via een kabeltje is mijn laptop verbonden met de stereoset; als de muziek op een van de zestien klassieke radiokanalen me niet bevalt stop ik een cd in mijn laptop en zo begeleidt Mendelssohns kwartetmuziek me aangenaam. De hemel op aarde, toch?

    Ik heb lang geaarzeld voor een Kindle en op een dag, enkele weken geleden was ik zover dat ik er een wou bestellen, prijs €99. Tot mijn verbazing bleek dat van uit België niet mogelijk te zijn bij een van de Europese Amazon-winkels op internet. Frankrijk, Spanje, Italië, Duistland, Groot-Brittannië, Oostenrijk, Zwitserland, zelfs Canada, Japan en China, maar niet België en Nederland. Wij kunnen enkel terecht in de V.S. Daar kost de goedkoopste Kindle amper $79, dat is omgerekend €60, maar! Voor het buitenland is de basisprijs voor hetzelfde toestel $109; daar komt BTW en verzendingskosten bij, samen omgerekend ongeveer €135. Kijk, lieve lezer, dat neem ik niet, op zo’n momenten ben ik een erg principieel mens. Als ik in Frankrijk en Duitsland, enkele tientallen kilometers hiervandaan, een toestel kan kopen voor €99, dan ga ik dat niet kopen in Amerika voor bijna €40 extra.

    En dus ben ik op zoek gegaan naar een alternatief. Onmiddellijk bleken die overvloedig voorhanden te zijn, in alle vormen, kleuren en prijzen. Je hebt al een e-reader met kleurenscherm (geen e-inkt) voor amper €50 bij Blokker!




    Enig vergelijkend onderzoek bracht me bij de gloednieuwe Sony PRS t1, richtprijs €144, die nog enkele voordelen had boven de Kindle. Maar die bleek plots bij onder meer bol.com niet leverbaar wegens de overstromingen in Thailand, waar ie gemaakt wordt en de prijs was dientengevolge ook gestegen tot ongeveer €180, ook bij Sony zelf. Even zoeken op internet en ja hoor: bij Fnac.be was hij er nog, in wit, zwart of rood; prijs €155. Leden krijgen een korting, maar niet op e-readers. Maar Fnac heeft ook maandelijkse ledendagen en dan krijg je als lid 10% op alles. Dus heb ik mijn e-reader gekocht op de ledendag. Thuisgekomen, uitgepakt, geïnstalleerd en klaar is kees. Ik ben binnengetreden in de brave new world van het e-boek.

    Lieve lezer, dit is waarlijk een revolutie. Niet alleen voor de lezer, maar ook voor de andere spelers in de boekenwereld. De schrijver moet nu al zijn boek elektronisch aanleveren aan de uitgever, manuscripten willen ze daar met geen tang meer aanraken. Maar nu kan je als auteur een stapje verder gaan. Je kan je werk immers als e-boek rechtstreeks aanbieden bij een boekverkoper zoals Amazon, bol.com, Waterstone’s, Barnes & Noble enzovoort. Het hoeft dus niet meer zo nodig gedrukt te worden, maar als iemand daar behoefte zou aan hebben, zijn er drukker-uitgevers die dat op bestelling doen, voor een prijs die niet noodzakelijk veel hoger ligt dan bij grote oplagen.

    Ik zie dus een toekomst waarin de nadruk die eeuwenlang heeft gelegen bij de letterzetters, de drukkers en de boekbinders in dienst van de uitgevers, helemaal verschuift naar de auteur en zijn publiek, met als tussenpersoon ten hoogste een elektronische boekhandel die voor de reclame en de verkoop instaat. Dat is een revolutie op tal van punten, waarvan het fysische aspect wel het meest opvallende is: geen papieren boeken meer, of slechts uitzonderlijk en op bestelling. Dus geen papierverslindende uitgeverijen meer die miljoenen goedkope pockets de wereld insturen die binnen de kortste keren tot pulp vermalen worden of bij de wegenbouw gebruikt worden, geen bibliotheken meer, privé of openbaar met kasten vol snel verouderende en desintegrerende boeken. In de plaats daarvan een wereld vol e-boeken, oud en nieuw, gratis of voor een zeer beperkte som ter beschikking van iedereen vanuit zijn of haar luie zetel, op reis, op vakantie, waar je ook bent.

    Denk eens aan een bestseller zoals De da Vinci-code van Dan Brown. In plaats van een berg van miljoenen papieren pockets, één elektronische tekst die kan vermenigvuldigd worden naar believen en verspreid via GSM-masten en opgeslagen op een simpel apparaatje, waar die nauwelijks enige plaats inneemt. Dat moet kunnen voor een fractie van wat het nu kost en dat moet zich dan ook vertalen in de prijs die de consument ervoor betaalt.

    Neem nu het boek van Voltaire dat ik net las. Als ik dat zou willen lezen in gedrukte vorm, dan moet ik naar een gespecialiseerde bibliotheek, waarschijnlijk een universiteitsbibliotheek, waar ik het in het beste geval kan ontlenen voor een maand en dan nog moet terugbrengen ook, natuurlijk. Als ik het echt wil, dan gaat me dat veel geld, tijd en moeite kosten om het te vinden en aan te kopen, waarna het een plaatsje zal moeten zien te krijgen op mijn overvolle boekenrekken. Vergelijk dat met de nieuwe mogelijkheden: gratis en onmiddellijk voor altijd van mij, op elk moment, om het even waar, zonder dat het plaats inneemt, zonder dat er bomen moeten sneuvelen, voor eeuwig fris en onvergankelijk en leesbaar in steeds grotere letters naarmate ik ouder word en nadien zonder enige moeite desgewenst overdraagbaar naar de volgende generaties, die daar ook geen zolderruimte moeten voor vrijmaken. Hoe meer ik erover nadenk, hoe meer ik ervoor gewonnen ben.

    Ik weet het wel, lezers zijn nostalgische wezens, of dat is toch wat ik hoor. Ze willen een boek kunnen vastnemen, het ruiken, het opbergen, het koesteren, het bezitten vooral. Ze willen het echt lezen, elke bladzijde omslaan, genieten van elke fraai gedrukte letter op het al dan niet handgeschept papier…

    Hoewel ik ook zo ben, ben ik toch volledig gewonnen voor de nieuwe wereld. Ik ben nu al weken het jongste boek Jonathan Israel aan het lezen. Het is mooi uitgegeven, stevig gebonden. Maar het weegt 1,1 kilogram, het papier is hinderlijk blauwig wit, de veel te kleine letters, de veel te lange regels en de veel te volle bladzijden en het gewicht laten me niet toe om er langer dan een uur na elkaar in te lezen en zo krijg ik de duizend bladzijden maar niet verwerkt… Geef mij maar een elektronisch exemplaar! Meer nog: indien ik al mijn boeken elektronisch zou hebben, op mijn PC, mijn laptop en/of mijn e-reader, dan zou ik zeker negen op de tien boeken in mijn bezit met plezier van de rekken halen. Het is mij immers niet te doen om een boek te bezitten, maar om het te lezen. Bij een boek gaat het mij om de inhoud.

    Maar wat met al die afgedankte boeken?

    Lieve e-lezer (want dat ben je nu toch), ik kan het niet over mijn hart krijgen om zelfs het meest dwaze boek te liquideren of het naar de kringloopwinkel te brengen, en de tweedehandse boekhandels nemen de meeste boeken zelfs niet meer gratis aan, er zijn er gewoon al te veel. Ik koop nog elke week ‘echte’ boeken, nieuwe en tweedehands. Ik kan het niet laten. Het is een gewoonte, een hobby. Het is iets dat ik doe.




    Mijn elektronische bibliotheek is dus geen vervanging voor mijn ‘echte’, het is veeleer een fantastische aanvulling ervan, een die ik enthousiast onthaal. Toen Columbus voet aan wal zette in de Nieuwe Wereld moet hij zich zo gevoeld hebben. Hij hoefde toch ook Europa niet te verloochenen of achter zich te laten nu hij deze nieuwe horizonten had ontdekt, met al hun wondere mogelijkheden die hij toen, vijfhonderd jaar gelden, nauwelijks kon vermoeden?

    Let’s boldly go where no man has gone before…

     


    Categorie:ex libris
    Tags:maatschappij
    17-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Water en bloed zweten, of Blood, sweat and tears

    Bij het lezen van een passage bij Voltaire (waarover later meer) viel mijn oog op een bekende uitdrukking.

    Si le Christ sembla craindre la mort, si l’angoisse qu’il ressentit fût si extrême qu’il en eut une sueur mêlée de sang, ce qui est le symptôme le plus violant et le plus rare, c’est qu’il daigna s’abaisser à toute la faiblesse du corps humain, qu’il avait revêtu. Son corps tremblait et son âme était inébranlable ; il nous apprenait que la vraie force, la vraie grandeur consistent à supporter des maux sous lesquels notre nature succombe. Il ya un extrême courage à courir à la mort en la redoutant.

    Ik vertaal vrij voor u:

    Als Christus de dood bleek te vrezen, als de angst die hij doorstond zo extreem was dat hij ervan uitbrak in zweet, gemengd met bloed, een verschijnsel dat ongemeen hevig is en uitzonderlijk, dan is dat omdat hij zich verwaardigde zich te verlagen tot al de zwakheden van het menselijk lichaam dat hij bekleedde. Zijn lichaam sidderde maar zijn ziel was onvermurwbaar. Hij leerde ons dat de ware kracht, de ware grandeur gelegen is in het ondergaan van de kwalen waaraan onze natuur onderworpen is. Er is extreme moed van doen om de dood tegemoet te treden terwijl men die vreest.

    Je hebt ongetwijfeld de uitdrukking herkend: water en bloed zweten. Wellicht kennen de Bijbelvaste lezers onder jullie ook de perikoop waarnaar Voltaire hier verwijst: de nacht in de hof van Olijven of Gethsemane. Het viel mij op toen ik (evident…) de tekst ging nalezen, dat slechts één van de vier Evangelisten de uitdrukking vermeldt, namelijk Lukas (22, 39-45). Ik citeer uit de Willibrordvertaling: Zijn zweet werd tot dikke druppels bloed, die op de grond neervielen. Dit is een merkwaardige, om niet te zeggen totaal ongegronde vertaling, een die de nadruk legt op het wonderbaarlijke zonder dat daarvoor enige reden of aanleiding is. Merk overigens ook hier het verschil met Voltaire en met onze uitdrukking, water én bloed zweten. In deze vertaling is er sprake van een transsubstantiatie zoals bij de eucharistie of de bruiloft van Kana: water wordt bloed. We horen een echo daarvan aan het einde van het passieverhaal, maar dan enkel bij Johannes (19, 34), wanneer een van de soldaten bij het kruis met zijn speer Jezus’ zijde doorboort en er water en bloed uitvloeit, naar verluidt (?) een teken dat de dood is ingetreden.




    Wanneer we de Nieuwe Bijbelvertaling erop naslaan, dan lezen we dit, ik geef je de hele korte perikoop:

    39 Hij vertrok en ging volgens zijn gewoonte naar de Olijfberg. De leerlingen volgden hem. 40 Toen hij daar was aangekomen, zei hij tegen hen: ‘Bid dat jullie niet in beproeving komen.’ 41 En hij liep bij hen weg, tot ongeveer een steenworp ver, en knielde daarna neer om te bidden. Hij bad: 42 ‘Vader, als u het wilt, neem dan deze beker van mij weg. Maar laat niet wat ik wil, maar wat u wilt gebeuren.’ 43 Uit de hemel verscheen hem een engel om hem kracht te geven. 44 Hij werd overvallen door doodsangst, maar bleef bidden; zijn zweet viel in grote druppels als bloed op de grond. 45 Toen hij na zijn gebed opstond en terugliep naar de leerlingen, zag hij dat ze van verdriet in slaap waren gevallen, 46 en hij zei tegen hen: ‘Waarom slapen jullie? Sta op en bid dat jullie niet in beproeving komen.’

    In verscheidene andere Nederlandse vertalingen, inclusief de Statenbijbel, merken we nog meer nuances, doch allemaal in dezelfde zin: de meeste stellen dat zijn zweet werd als grote druppels bloed, die op de grond vielen. Hij zweette dus geen water en bloed, maar zijn angstzweet was zo overvloedig dat het van hem afdroop in dikke druppels, zoals bloed. Dat vinden we ook weer in de Vulgaat: Et factus est sudor eius, sicut guttae sanguinis decurrentis in terram. Letterlijk: En zijn zweet brak uit, als druppels bloed dat afloopt op de aarde. Decurrentis hoort bij sanguinis, niet bij guttae of bij sudor. Zoals het bloed op de grond neervalt in dikke druppels, zo viel zijn zweet.

    De Griekse tekst zegt: kai egeneto ho hidroos autou hoosi thromboi haimatos katabainontes epi tên gen. Hier horen thromboi en katabainontes bij elkaar: druppels (van bloed) die naar beneden vallen: het zweet brak hem zo uit als bloeddruppels die op de grond neervallen.

    Waarom zo in detail deze Bijbeltekst analyseren?

    Vooreerst om zijn etymologisch belang: als we ons ooit afgevraagd hebben waar de uitdrukking ‘water en bloed zweten’ vandaan komt, niet alleen in Het Nederlands maar ook in het Frans, dan weten we het nu: Lukas 22, 44.

    Vervolgens omdat het een tekst is die enkel bij Lukas voorkomt en niet bij de andere Evangelisten. Dat wijst erop dat het niet gaat om een bekend en erkend mirakel of een bijzonder verschijnsel, maar om een eenvoudige stijlfiguur van één bepaalde Evangelist.

    Maar vooral om nog maar eens aan te tonen dat wij de Bijbel niet goed lezen. Er staat helemaal niet dat hij ‘water en bloed’ zweette. Voltaire heeft het dus helemaal mis wanneer hij dit verschijnsel als beschrijft als le symptôme le plus violant et le plus rare. Niemand heeft ooit water en bloed gezweet, dat is fysiek onmogelijk. Wij transpireren water, geen bloed. En er staat ook niet in het Evangelie dat Jezus miraculeus water en bloed zweette in zijn doodsangst. Het is niet meer dan een stijlfiguur, een vergelijking: het zweet liep van hem af als bloed uit een verse wonde, in dikke druppels.

    Van Dale, lieve lezers, beweert dat onze uitdrukking gewestelijk is en dat de standaardversie luidt: etter en bloed zweten, met een verwijzing naar Lukas 22,44. Nou, dan hebben de redacteuren van de Dikke Vandaal toch hun Bijbel niet opengeslagen, want van etter is op die plaats helemaal geen sprake. Ikzelf heb nog nooit die versie gehoord. Vervolgens meent Van Dale dat bloed zweten of (zelfs) bloedzweten ook een uitdrukking is, die teruggaat op een fysisch verschijnsel waarbij het zweet lichtjes verkleurt door de aanwezigheid van bloed. Nou… Dit lijkt me veeleer een twijfelachtige, overbodige en misplaatste poging om een ingeburgerde maar onterechte Bijbellezing enige grond van waarheid te geven. Het lijkt me meer waarschijnlijk dat zoals we verderop zullen zien, zweet en bloed, die een totaal verschillende oorsprong hebben, zich wel degelijk vermengen bij hevige inspanningen of strijd.

    Ongetwijfeld heb je immers bij het lezen van deze bedenkingen ook gedacht aan die andere uitdrukking die wij nog voortdurend gebruiken: Blood, sweat and tears. Het zal je, mij kennende, niet verwonderen wanneer bij nader toezien blijkt dat ook die uitdrukking niet helemaal is wat ze lijkt.

    Vooreerst schrijft men die tekst toe aan Winston Churchill en hij heeft dergelijke woorden inderdaad ook gebruikt op 13 mei 1940 in zijn eerste toespraak tot het Lagerhuis als premier. Maar het zijn niet de precieze woorden die hij uitsprak. Dit is het correcte citaat: I would say to the House as I said to those who have joined this government: I have nothing to offer but blood, toil, tears and sweat. We have before us an ordeal of the most grievous kind. We have before us many, many long months of struggle and of suffering.




    Noch waren dit zijn eigen woorden... Het was de Italiaanse revolutionair Giuseppe Garibaldi die in 1849 zijn troepen in dier voege toesprak toen zij verslagen waren door een Frans leger dat aan de Paus zijn wereldlijke macht teruggaf. Het is echter weinig waarschijnlijk dat Churchill daar de mosterd haalde. Theodore Roosevelt, de latere Amerikaanse president en een befaamd militair historicus, ontleende deze woorden aan Garibaldi toen hij in 1897 zijn eerste toespraak hield als ‘Assistant Secretary of the Navy’. Churchill kende ongetwijfeld die tekst, hij was zelf ook eerst benoemd als First Lord of the Admiralty voor hij Chamberlain opvolgde als Prime Minister. Hij citeerde dus (zonder bronvermelding) zijn Amerikaanse voorganger, die hetzelfde had gedaan met Garibaldi’s woorden.

    Zo zie je maar hoe onze taal gelardeerd is met uitdrukkingen uit lang vervlogen dagen, maar ook hoe weinig nauwkeurig wij zijn wanneer wij Bijbelse en andere gevleugelde woorden tot de onze maken, hoe zorgeloos we in onze taal omspringen met de natuurverschijnselen, en hoe zelfs de coryfeeën van de literatuur zich flagrant laten misleiden door platte volksetymologieën en manifest verkeerde tekstlezingen.


    Categorie:etymologie
    Tags:etymologie
    15-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Pico della Mirandola eenmaal, andermaal

    Wie zoals ik op zoek gaat naar de vroegste sporen van het verzet tegen alle religie, botst onvermijdelijk op welluidende namen, die evenwel op zichzelf geen boodschap meer brengen, omdat hun stem verstomd is in de mistige verten van ver vervlogen tijden.




    Giovanni Pico della Mirandola was de jongste zoon uit een adellijk geslacht uit de provincie Modena in de Po-vlakte, het noorden van Italië. Hij werd geboren in 1463 en stierf in Firenze in 1494, waarschijnlijk vergiftigd. Tijdens zijn korte leven verwierf hij een grote bekendheid als humanistisch renaissancegeleerde, een prototype van de uomo universale zoals zijn tijdgenoot Leonardo da Vinci. Zijn faam is tot op heden gebleven, maar het is voor mij zeer de vraag of die ook gegrond is. Zijn meest bekende en geciteerde werk is zijn Rede over de menselijke waardigheid. Toen ik laatst in de Leuvense gemeentelijke bibliotheek Tweebronnen op een Nederlandse vertaling ervan stootte, ontleende ik die prompt. Enkele andere interesses weerhielden me om het meteen te lezen, maar nu is het er dan toch van gekomen.

    Het gaat om een erg korte tekst, amper achtenveertig kleine bladzijden, grote letter, ruime interlinie, de oorspronkelijke tekst besloeg dertien kwarto bladzijden. De titel, Rede over de menselijke waardigheid, is er later aan toegevoegd. De redevoering is nooit gehouden en de tekst is later sterk herwerkt en aangevuld, slechts gedeeltelijk door Pico zelf.

    Voor de moderne lezer is het lezen ervan een bevreemdende ervaring. Je verwacht je, in het licht van de titel en de faam van het werk, aan een gepassioneerd pleidooi voor de menselijke waardigheid. Enkel de eerste bladzijden kunnen daarvoor doorgaan, maar zelfs daarin moeten wij ons een weg banen door het literair kreupelhout dat onze weg naar een goed begrip danig belemmert. In de rest van de tekst is er zelfs geen spoor meer van een pad, zo heeft de erudiete beeldspraak de rechtlijnige gedachtegang overwoekerd. Enkel specialisten en uitzonderlijk gemotiveerde lezers zullen dit werkje helemaal uitlezen. Zo zie je maar dat een (valse) aantrekkelijke titel en aloude faam veeleer een nadeel kunnen zijn dan een voordeel; hoe hoger gespannen de verwachtingen, hoe deerlijker de teleurstelling wanneer die niet ingelost worden.

    Wij hebben, vrees ik, maar weinig objectieve redenen om Pico met dezelfde eretitels te bekleden als Leonardo da Vinci, Nicholas van Cusa, Leone Battista Alberti, Galileo Galilei of Michelangelo. Het komt mij voor dat zijn al dan niet terechte faam grotendeels berust op dit ene werkje, waarin hij ons overdondert met citaten en verwijzingen en waarin hij beweert zowat alle toen bekende talen grondig te kennen, naast het Latijn ook het Grieks dat toen maar nauwelijks bekend was in het Westen, maar ook Chaldeeuws (of Aramees?), Perzisch, Hebreeuws en Arabisch naast andere levende en dode Oosterse talen en zelfs de Egyptische hiërogliefen die pas ettelijke eeuwen later zouden ontcijferd worden. Niet alleen was hij zeer vertrouwd met die talen, hij had ook zowat alles gelezen dat in die talen geschreven was, en dat alles al op de uiterst jeugdige leeftijd van tweeëntwintig jaar. Zelfs indien hij uiterst begaafd was, wat wel het geval lijkt geweest te zijn, is het in de praktijk uiterst onwaarschijnlijk dat hij over de eruditie beschikte die hij zichzelf toeschrijft, al was het maar omdat de drukkunst toentertijd pas ontdekt was en manuscripten erg zeldzaam, en de kennis van vreemde talen zelfs bij de grootste geleerden zeer summier of totaal afwezig. Bovendien stond de jonge Pico bekend als een zeer wereldse jongeling, met een reputatie als minnaar en hoveling die voor zijn literaire en filosofische renommee niet moest onderdoen. Ik neem dus aan dat er sprake is van enige overdrijving in wat hij over zichzelf zegt in zijn zogenaamde Rede, dat hij zich schuldig maakt aan niet geringe zelfoverschatting en bluf.

    Indien we dat zouden vergoelijken als een onschuldig kenmerk van de literaire stijl van het ogenblik, wat zeker geen bewezen stelling is, dan nog moeten we ons de vraag stellen naar de werkelijke betekenis van Pico della Mirandola voor de ontwikkeling van de Westerse ideeën. Is hij inderdaad een voorloper geweest van wat Jonathan Israel de radicale Verlichting noemt? Waren zijn opvattingen in zijn tijd niet alleen uitzonderlijk maar ook nog waardevol en seminaal?

    Wanneer ik probeer om zijn grondgedachte te vatten, kom ik tot een conclusie die zowel positief als negatief is. Enerzijds heeft hij ongetwijfeld ingezien dat de historische veelheid van godsdiensten en filosofieën evident een gezamenlijke grond van waarheid hebben, dat ze op andere manieren allemaal hetzelfde zeggen. Dat behoedt hem ervoor om van het christendom, de overheersende godsdienst van zijn tijd en omgeving, een exclusief en universeel dogmatisch systeem te maken, met uitsluiting van al het andere. Door zijn nochtans ongetwijfeld oppervlakkige kennismaking met andere godsdiensten en filosofieën is hij tot de overtuiging gekomen dat niet de uiterlijke vorm en de toevallige verwoordingen belangrijk zijn, maar de achterliggende realiteit. Niet de godsdienst of de filosofie zijn belangrijk, maar God en de Waarheid, en die zijn identiek.

    In die zin is hij dus wel degelijk een voorloper en staat hij met recht en reden in de grote traditie van de Verlichting, die hem steeds heeft geclaimd als een van de hunnen. Anderzijds blijft hij heilig overtuigd van het bestaan van een godheid of van een bovenmenselijke werkelijkheid, die het geheel van de Natuur bestiert. Hij is dus op zijn minst een theïst zoals Voltaire en Newton en zoveel anderen die de sterke gematigde vleugel van de Verlichting vormen. Hij heeft, in tegenstelling met Spinoza, die trouwens tweehonderd jaar later leefde, niet de logische stap gezet naar een vereenzelviging van de Natuur met God. Hij houdt vast aan een universum dat op zichzelf zinvol is, omdat er een God is die er zin aan geeft. Toegegeven, de mens speelt in zijn opvatting een belangrijke rol, niet in het minst omdat hij beschikt over een vrije wil die hem toelaat te kiezen voor het goede of het kwade, voor de hemel of de hel. Maar er is steeds een bovennatuurlijke dimensie, een God die garant staat voor het goede en voor de bestraffing van het kwade. In die zin blijft Pico della Mirandola schatplichtig aan de intrinsiek religieuze, neoplatoonse traditie van zijn tijd (en lang daarna).

    Pico della Mirandola, Rede over de menselijke waardigheid, vertaald en van aantekeningen voorzien door Michiel op de Coul, ingeleid en van een nawoord voorzien door Jan Papy, Historische Uitgeverij-Groningen, 2008, 164 blz., gebonden. ISBN 978 90 6554 4520, nieuw € 24,95. Er is ook een degelijke bibliografie en een uitstekend register van namen met (noodzakelijke) uitvoerige toelichtingen.




    Al in 1998 schreef Paul Claes zijn historische Pico-roman: De Phoenix, De Bezige Bij-A’dam, 168 blz., paperback, nieuw € 14,75. Het is een typische mengeling van historische gegevens, ingekleed in een geromantiseerd verhaal, zoals Umberto Eco’s kanjer De naam van de Roos, er is zelfs een detectiveverhaaltje ingebouwd. Het verbaast me niet dat Paul Claes bij Pico is terechtgekomen, in tegendeel. Hij moet gefascineerd geweest zijn door de vele gelijkenissen tussen de opzoekingen van Pico en zijn eigen onverdroten speurtocht in de wereld van het geschrevene. Zoals steeds is dit ook een stijloefening voor Paul Claes en naar mijn aanvoelen een geslaagde. Je blijft geboeid lezen omwille van het historisch verhaal, maar ondertussen krijg je een filosofische bagage mee die je zelfs aan de universiteit vruchteloos zou zoeken. Om nog te zwijgen van de talloze terloopse weetjes, zoals de etymologie van ‘bril’: de eerste glazen waren gemaakt van beril, een mineraal (beryllium-aluminiumsilicaat); de heldere soorten zijn edelstenen: aquamarijn, goudberil en smaragd.

    Twee niet voor de hand liggend boeken, maar voor de liefhebbers echte aanraders. Het boek van Paul Claes vind je zeker in je plaatselijke bibliotheek of tweedehands voor een erg schappelijke vier euro.

     


    Categorie:levensbeschouwing
    Tags:filosofie
    07-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.Indignado: el pueblo unido jamas sera vencido

    Je hoort het dezer dagen een beetje overal: het geld is in onze maatschappij niet eerlijk verdeeld, de tegenstellingen zijn te groot. Of het nu gaat om de bonussen van topbankiers en traders, het salaris van managers van grote bedrijven, de inkomsten van topsporters, fotomodellen, kunstenaars of zelfs auteurs, wij ergeren ons aan de exorbitante bedragen waarover sommige mensen kunnen beschikken. Dat is vooral zo in tijden van besparingen. Zolang we het zelf goed hebben, kan het ons niet zoveel schelen dat een ander het nog beter heeft. Maar als men ons komt zeggen dat we moeten inleveren, dan vinden we dat men maar beter eerst de superrijken kan aanpakken, of toch zeker wie rijker is dan wij.

    Het is een normale reactie. Wie schatrijk is, merkt niet eens dat de prijs van het brood of de brandstof naar omhoog gaat. Het algemeen aanvoelen is dus ongeveer dit: wij hebben allen recht op welstand, maar niet op rijkdom.

    Dat is op zich geen slechte redenering. Als iedereen het redelijk goed heeft, als niemand iets tekort komt, als onze basisbehoeften ruim gedekt zijn, dan is iedereen toch gelukkig? Wat is het nut van superrijk te zijn? Wat ben je met vele miljoenen op je bankrekening?

    Het is ook een kortzichtige redenering. Een eerste kwestie is: hoe zorg je ervoor dat iedereen het goed heeft? Mensen zijn verschillend, ze hebben verschillende talenten en mogelijkheden. De ene zal dus meer verdienen dan de andere, zelfs veel meer. Een topvoetballer verdient ongeveer vierhonderd keer zoveel als de gemiddelde voetbalfan, om het eens extreem te stellen. Als we dat willen nivelleren, dan moeten we de topsporter zo zwaar belasten dat hij of zij bijvoorbeeld maar twee keer zoveel verdient als de gemiddelde burger. Maar dan stelt zich de tweede vraag: zou de topsporter zich dezelfde inspanningen willen getroosten voor een dergelijk loon?

    Ik herinner me een familielid, vijftig jaar geleden, die onderhoudsproducten verkocht voor auto’s. Een gedeelte van zijn salaris werd berekend op zijn omzet. Dus probeerde hij zoveel mogelijk te verkopen. Op een dag kiende hij het aanrekensysteem uit dat zijn werkgever gebruikte om zijn premies te berekenen. Hij ontdekte al gauw dat zijn verdiensten omhoog gingen tot op een bepaald punt, maar dan plots niet meer, er was een aftopping ingebouwd. Toen hij dat doorhad, hield hij elke maand op met verkopen op het moment dat hij de grens bereikt had waarop zijn extra inspanningen geen bijkomende inkomsten meer opbrachten.

    Er zijn verscheidene manieren om werk te verlonen. Je kan iedereen een basisinkomen geven, wat men ook doet, zelfs als men niets doet. Dat is het systeem van het communisme, maar in zekere mate ook dat van onze welvaartstaat, vooral in de rijkste landen van West-Europa. Iedereen heeft recht op een basisinkomen, of dat nu een minimumsalaris is, een werkeloosheidsuitkering, een bijdrage van de ziekteverzekering, een pensioen of een toelage van het OCMW of een andere dienst die het bestaansminimum garandeert. Dat is echter maar mogelijk als men aan alle werknemers een belasting oplegt die het uitbetalen van al die toelagen dekt. Het is een vorm van herverdeling, van solidariteit.

    Het probleem daarbij is dat als je geld kan krijgen zonder te werken, dat een zekere aantrekkingskracht heeft op een groeiend aantal mensen. Het zet hen vanzelfsprekend niet aan om te werken. Maar voor elke mens die niet werkt en toch geld krijgt, moet er iemand anders zijn die wel werkt en van wie je een stuk van zijn of haar zuur verdiende centen afneemt.

    Wij zijn het allemaal eens met solidariteit, maar met mate. Wij willen mensen helpen die het echt nodig hebben, maar we houden niet van profiteurs. De evolutie heeft in ons een bijna onfeilbaar instinct ingebouwd waarmee we profiteurs ontdekken en ontmaskeren. Sociale fraude is een zeer efficiënte manier om te overleven: je laat de anderen voor jou werken, je profiteert zonder te investeren en je houdt al wat je zelf verdient voor jezelf. Solidariteit kan echter alleen maar werken, indien er weinig of geen bedriegers zijn. En dus maken we onze solidariteit afhankelijk van allerlei strenge regels en beperken we het systeem al gauw tot het naakte bestaansminimum en zelfs dat beperken we in de tijd.

    We stellen vast dat wij helemaal niet geïnteresseerd zijn in een totale herverdeling van de rijkdom. Wij willen dat onze inspanningen renderen. Als dat niet het geval is, dan zijn we niet meer bereid om ons in te spannen.

    Een mooi voorbeeld van de herverdeling vinden we in de belastingen. Hoe meer je verdient, hoe zwaarder je belast wordt. Een basisinkomen wordt nauwelijks belast, terwijl tweeverdieners ongeveer de helft van hun inkomsten zien verdwijnen in allerlei vormen van belasting. Waarom doen ze het dan, vraag ik me soms af, waarom heb ik het zelf heel mijn leven gedaan?

    Vooreerst hebben we geen goed inzicht in ons globaal inkomen en de belastingen daarop. Ik ken niemand die een uitgekiend jaarlijks budget heeft, met alle inkomsten en uitgaven en met mogelijkheden om simulaties te doen: wat gebeurt er als ik meer of minder verdien? Bovendien is het niet altijd mogelijk om in te grijpen. Stel dat ik zou vaststellen dat ik door een beperkte loonsverhoging plots in een hogere belastingsschaal terechtkom. Zal ik die loonsverhoging dan weigeren? Zo werkt het natuurlijk niet.

    Vervolgens is het ook zo dat we zelfs met hogere belastingen en solidariteitsbijdragen toch nog altijd iets overhouden van onze extra inspanningen. Het is het klassieke antwoord als iemand zegt dat ie veel belastingen betaalt: ik zou graag zoveel belastingen betalen, want dat zou betekenen dat ik veel geld verdien! De staat is er inderdaad op bedacht om mensen niet al te zeer te ontmoedigen om meer te verdienen. Je wordt nooit honderd procent belast, dat zou contraproductief zijn, denk aan de beruchte Laffercurve ten tijde van Reagan: op een bepaald ogenblik brengen hogere belastingen steeds minder op.

    Je hebt dus enerzijds een aanvoelen dat iedereen het recht heeft op een correct maar beperkt bestaansminimum, maar anderzijds een even sterke overtuiging dat men recht heeft op de vruchten van zijn arbeid. Het is een dubbel systeem van solidariteit en eigenbelang, dat zo typisch is voor de mens. Eerst komt het eigenbelang, dat is de basis van alles. Maar omdat wij ontdekken dat het leven in gemeenschap voordelig is voor elk lid van die gemeenschap, zijn we bereid om een deel van ons eigenbelang op te offeren voor die gemeenschap. Dat is precies wat solidariteit is: verkapt eigenbelang. Onze solidariteit heeft niets te maken met nobele gevoelens, medelijden of naastenliefde, dat zijn maar de emoties die de evolutie en de cultuur ons heeft aangeleerd om het systeem van de solidariteit veilig te stellen. Uiteindelijk gaat het erom dat de mensen tot meer in staat zijn wanneer zij samenwerken. Zelfs de sterksten hebben er voordeel bij om in gemeenschap te leven. Ook de allerrijksten zijn voor ongeveer alles aangewezen op de anderen. Wij hebben er dus allen belang bij dat het goed gaat in de maatschappij. Dat betekent dat wij ook allen een deel van onze rijkdom afstaan aan de gemeenschap.

    Zoals ik al zei, zijn we zeer beducht voor bedriegers, mensen die wel genieten van de voordelen van de maatschappij maar er zelf zo weinig mogelijk toe bijdragen. Dat is vooral zo indien we zouden vaststellen dat ze dat zeer bewust doen, uit berekening en niet omdat ze door omstandigheden of beperkingen niet in staat zouden zijn om hun deel van de lasten te dragen. De verhalen zijn klassiek van de echtgenote van de dokter die met haar Mercedes naar het stempellokaal rijdt, de immigrant die leeft van zijn uitvoerig kindergeld en een ziekte-uitkering wegens een slechte rug, het slachtoffer van een ongeval dat levenslang werkonbekwaamheid veinst en door verzekering en sociale voorzieningen royaal onderhouden wordt. Dergelijke voorbeelden, reëel of verzonnen, maken ons echt boos en terecht, hoewel we zelf, wanneer de kans zich voordoet om een graantje mee te pikken, niet aarzelen om van allerlei systemen gebruik te maken, ook als het in de grond van de zaak niet echt nodig of verantwoord is.

    Maar het is niet alleen tegenover regelrechte profiteurs en bedriegers dat wij op onze achterste poten gaan staan. Wanneer wij merken dat het systeem ervoor zorgt of toelaat dat sommigen zich buitenmate verrijken, meer dan hun talenten of inspanningen verantwoorden, dan stellen wij daar even terecht vragen bij. Het is niet dat wij elke ongelijkheid afwijzen, in tegendeel, wij streven allen naar een vorm van ongelijkheid, omdat dit de basis zelf is van ons systeem, waarbij inspanningen een persoonlijk voordeel opleveren. Maar blijkbaar mag die ongelijkheid niet te ver gaan. Wij kunnen best verdragen dat iemand met een chique wagen rijdt, als we de kans krijgen, doen we dat zelf ook. We hebben evenmin bezwaren tegen een mooi huis met tuin, of een jaarlijkse vakantie. Dat zijn dingen waarnaar we allen streven. We willen goed leven, we leven tenslotte maar eens. En dus kijken we naar onze gegoede medeburgers niet zozeer met afgunst, maar zien we in hen zelfs een inspiratiebron: als we maar hard genoeg werken en sparen of zelfs enige risico’s nemen, dan kunnen we ons dat ook veroorloven. Het is al bij al een gezond principe, het zet ons aan om naarstig te zijn. Een persoon of een gemeenschap die vlijtig is, draagt daarvan steeds de vruchten.

    Rijkdom wordt maar een probleem wanneer we aanvoelen dat sommige rijken ook bedriegers zijn, net zoals de sociale profiteurs. Met een normale wedde of zelfs met twee, word je niet echt rijk in onze maatschappij. De legendarische hardwerkende Vlaming, Nederlander of Duitser weet dat hij of zij nooit schatrijk zal zijn. En toch zijn er mensen die zeer rijk zijn, stinkend rijk zeggen we dan. Hoe doen die dat?

    Tja, als ik dat wist…

    Soms organiseren we het zelf. Er bestaan sinds mensenheugenis loterijsystemen, waarbij je met een minimale inleg een fortuin kan verdienen. Het succes van loterijen neemt nog steeds toe, ze beantwoorden blijkbaar aan een reële menselijke behoefte. Dat wil zeggen dat heel wat mensen er stiekem van dromen om schatrijk te worden zonder er iets voor te doen en zich daar helemaal niet voor schamen. De reden daarvoor is dat het geen kwestie van bedrog is, maar van het toeval. De kansen dat je met je ene euro een miljard euro wint is infinitesimaal klein en iedereen heeft evenveel kans, dus is er niets aan de hand, vinden we en doen we met zijn allen mee aan dat gokspel, want dat is het toch.

    Maar eens er een winnaar is, dan begint de miserie. Geen enkele winnaar van het groot lot wil dat zijn of haar naam bekend gemaakt wordt. Maar wat dan? Als je plots je werk opzegt, een kasteel koopt, met een Rolls Royce en chauffeur rondrijdt, dan gaat men in je omgeving vragen stellen. Het duurt niet lang voor men vermoedt wat er gebeurd is en dan zit het spel op de wagen. Je hebt je fortuin eerlijk verworven, maar toch nemen al je medemensen, ook zij die aan dezelfde loterij deelgenomen hebben, het kwalijk dat je gewonnen hebt, dat je nu tot de stinkend rijken behoort.

    Ook in het geval van zeer succesvolle ondernemers en topambtenaren met fabelachtige wedden is er een spontane reactie. Wij gunnen onze medemens wel enig succes en financieel gewin, maar als het verschil te groot wordt, dan aanvaarden wij dat niet meer zo gemakkelijk. Waarom zou je als zelfstandige ondernemer zoveel meer mogen verdienen dan als arbeider of bediende? Wat is het verschil? Het gaat hier wel zeer duidelijk om een gradueel verschil. Een loodgieter, dakwerker, restauranthouder of wat dan ook mag gerust welvarend zijn, zelfs meer dan mensen die een vaste wedde hebben en dus minder risico’s nemen, maar het mag niet overdreven zijn, vinden we. Met andere woorden: als iemand zelfs door zijn eigen inzet en talent buitensporig rijk wordt in onze maatschappij, dan vinden wij dat ook een vorm van bedrog, net zoals sociale fraude. Wanneer de winsten excessief worden, dan spreken wij al gauw van fiscale fraude, ook wanneer een ondernemer of een CEO of PDG geen enkele wet overtreden heeft.

    Ook hier organiseert de maatschappij zelf de rijkdom, precies door enorme winsten en spectaculaire salarissen en bonussen toe te laten. Wij leven in een vrijemarkteconomie, in een kapitalistisch systeem. Het eigen initiatief wordt aangemoedigd, onproductief gedrag wordt bestraft. Intelligentie en ijver loont, beperkingen zijn precies dat: een blinde of gehoorgestoorde werknemer heeft het veel moeilijker om werk te vinden dan iemand zonder die handicap. De wet van vraag en aanbod heerst. Een succesvol manager die voor zijn bedrijf grote winsten opbrengt, zal dus door andere bedrijven gezocht worden en verleid met een hoger salaris. Bedrijven die niet bereid zijn om hun bedrijfsleiders zwaar te vergoeden, zullen het moeten doen met mindere goden en zullen dus minder succesvol zijn, zo gaat de redenering. En zo komen we in een opwaartse spiraal terecht waarvan het einde nog niet in zicht is.

    Maar dat was vijftig jaar geleden ook waar en toch was de kloof of de spanning tussen de hoogste wedden en de laagste in een bedrijf nooit zo hoog als nu. Een bedrijfsleider kan nu tot tweehonderd keer zoveel verdienen als een van zijn bedienden. Stel dat je € 2.000 per maand verdient, netto, dan steekt je baas elke maand € 400.000 op zak, kunt ge u dat voorstellen? En dan spreken we nog niet over de miljoenenbonussen en al de andere voordelen. Dit gebeurt niet alleen in privé ondernemingen, waar de vrije markt ongehinderd speelt, maar ook in staatsbedrijven, die eigendom zijn van de gemeenschap. Het is dus inderdaad de gemeenschap die de buitensporige winsten en salarissen niet alleen toelaat maar ze ook zelf toepast.

    Mijn overtuiging is, dat precies daar het ethisch probleem ligt dat wij zo goed aanvoelen. Wij zijn natuurlijke voorstanders van een samenleving waarin arbeid loont, maar niet van een onbeperkte vrijheid van het individu om zich grenzeloos te verrijken. Wanneer wij vaststellen dat er een te grote ongelijkheid ontstaat tussen de burgers, zelfs als ze de regels van het spel (grotendeels) volgen, dan verwachten wij dat de maatschappij ingrijpt.

    Een goed voorbeeld daarvan is de monopoliepositie in ons land van Electrabel, het bedrijf dat alle stroom produceert die België zelf voortbrengt, hoofdzakelijk in de kerncentrales. Die centrales zijn allemaal grotendeels afgeschreven, dus het bedrijf maakt nu zuivere winst, ook al omdat ze niet meer investeren in nieuwe kerncentrales, omdat die als onveilig en vervuilend beschouwd worden. De maatschappij voelt bij monde van de burger en de politiek het voordeel dat Electrabel daarbij doet aan als woekerwinst en legt het bedrijf een extra belasting op van honderden miljoenen euro, waartegen het bedrijf zich met alle macht verzet. Maar dat is een uitzondering. Meestal doet de politiek het omgekeerde, namelijk bedrijven belastingsvrijstelling verlenen, in de hoop hen hier te krijgen of te houden. Het perverse effect daarvan is dat de ondernemers zich nog meer verrijken, op kosten van de kleine man en vrouw, die zelf steeds meer belastingen moeten betalen.





    Het lijkt een dilemma. Als we het vrij initiatief fnuiken door te hoge belastingen, dan ontmoedigen we ongetwijfeld fataal het naarstig werken. Als we het winstbejag vrije loop laten, dan neemt even onvermijdelijk de onaanvaardbare schrijnende ongelijkheid toe tussen arm, welstellend, rijk en opulent.

    Vanuit een ethisch oogpunt, dus los van elke economische realiteit, ware het wenselijk dat elkeen zich spontaan zou inspannen om het zelf goed te hebben binnen een gemeenschap waartoe men zelf ook ruim bijdraagt, zo dat iedereen kan participeren aan de lusten en de lasten, maar zonder dat de individuele verschillen, of die tussen bepaalde bevolkingsgroepen, al te groot worden. De geschiedenis leert ons dat dit een ijdele hoop is, een utopie. De ongelijkheid is altijd zeer groot geweest en is nu globaal gezien niet geringer dan vroeger, wat men ook doet. Zowel het communisme als het kapitalisme leiden tot flagrante excessen, zowel economisch als op het vlak van de persoonlijke vrijheid en de algemene menselijke waardigheid. Het maakt niet uit of je een proletariër bent onder de tsaar, Stalin, Louis XVI of George W. Bush, een slaaf in het Ottomaanse Rijk, het Britse Imperium, Belgisch Kongo honderd jaar geleden of Abu Dhabi vandaag.





    Als we het aan de menselijke vrijheid overlaten, lukt het niet om de heilsstaat te realiseren, hoogstens tijdelijk een relatieve welvaartsstaat op enkele plaatsen ter wereld en zelfs dan en daar nog enkel voor een beperkte bevolkingsgroep, op de rug van een andere.

    Als we willen dat het anders is, en het is nog zeer de vraag of we dat echt allemaal willen, dan zal de staat regulerend moeten optreden. Dat is wat we nu meemaken.

    De burgers zijn het niet meer eens met de manier waarop de samenleving georganiseerd is. De ongelijkheid is te groot, ze zorgt voor sociale onrust. Het kapitalistische systeem maakt onschuldige slachtoffers, de democratie is geen garantie voor goed bestuur. De meerderheid laat zich horen via een mondige verontwaardigde minderheid, of ze nu echt indignados heten of niet. De sociale onrechtvaardigheid, het onverantwoord omgaan met staatsgelden en de onduldbare risico’s die banken en bedrijven nemen, worden overal aangeklaagd. Men wil af van de uitspattingen van het kapitalisme, maar tegelijkertijd is men bevreesd voor die van het communisme en het fascisme, die nog vers in het collectief geheugen liggen.

    Het zal een moeilijke evenwichtsoefening worden tussen het laisser faire en het staatsdirigisme. In elk geval biedt enkel een echte volksdemocratie de garantie dat de macht binnen de gemeenschap niet geaccapareerd wordt door enkelingen. Telkens wij vaststellen dat een individu of een groep zich buiten alle proporties verrijkt of politieke macht naar zich toetrekt, weten wij met zekerheid dat de maatschappij en haar burgers in gevaar zijn. Dan is het tijd om op te treden, binnen de grenzen van het democratisch overleg. Wanneer echter ook dat in het gedrang komt, zal geen enkele dictatuur bestand blijken tegen een volksopstand. El pueblo unido jamás será vencido.

     

     


    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    04-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.absolute macht

    Het lijkt alsof de macht in deze wereld zich concentreert in slechts enkele mensen. Dat blijkt het duidelijkst in dictaturen. In Nazi-Duitsland was Hitler, de Führer de belichaming van de macht, zoals Stalin in de USSR en Mussolini in Italië. In vroegere tijden waren het keizers en koningen die almachtig waren. Op het hoogtepunt van het absolutisme verklaarde Louis XIV, de Zonnekoning: l’état, c’est moi. Hij regeerde officieel vanaf zijn vierde levensjaar tot zijn dood, tweeënzeventig jaar, drie maanden en achttien dagen later.




    Maar niet alleen de groten der aarde trekken alle macht naar zich toe. Dictators zijn er overal. Op het kleinste schip is de kapitein almachtig, schipper naast God. Een onderwijzer is meester in zijn klas. Een diensthoofd beslist autonoom. Het gezinshoofd was vroeger baas in eigen huis en op veel plaatsen in de wereld is dat nog zo.

    Toch is er iets vreemds met die situatie. Machthebbers zijn namelijk gewone mensen, zoals jij en ik. Zelfs wanneer men ooit aan koningen quasi goddelijke vermogens toeschreef, wist iedereen dat zij sterfelijk waren en behept met alle kenmerken van het mens-zijn. Machthebbers zijn, op de keper beschouwd, machteloos. Zij kunnen niet meer dan iemand anders, ze kunnen geen zieken genezen, doden opwekken, lood in goud veranderen, de oogst doen lukken; ze zijn niet onfeilbaar, noch onkwetsbaar, onoverwinnelijk of onsterfelijk. Ontelbaar zijn de koningen, hertogen en graven en later de hooggeplaatste politici die bij een moordaanslag om het leven kwamen. De gebroeders Kennedy waren daarvan het spectaculaire voorbeeld bij uitstek in de twintigste eeuw. Een kogel is voldoende om zelfs de machtigste mens ter wereld te vellen.

    De concrete macht waarover zij wel degelijk beschikken, hebben ze niet uit zichzelf. Herman Van Rompuy was een totaal onbetekenende politicus, tot hij op een dag eerste minister werd van België, en even later, om dezelfde redenen, president van Europa. Hij werd voor die functie gekozen niet omdat hij een machtig man was, maar precies omdat hij dat niet was. Wie was Barack Obama voor hij president van Amerika werd?

    De macht behoort niet bij de persoon, maar bij de functie. De machthebber bekleedt een functie, soms zeer tijdelijk, zoals Johannes Paulus I, die paus was gedurende welgeteld drieëndertig dagen. Wanneer een Franse koning stierf, verscheen een bode op het balkon die uitriep: le roi est mort, vive le roi!

    De functies die zij bekleden, hebben ze niet zelf gemaakt. Ze bestonden al voor hen en zullen ook na hen nog bestaan. Zelfs als zij een functie als het ware uitgevonden hebben, zoals Hitler, dan nog hebben zij dat maar kunnen doen omdat men hen dat heeft laten doen. Het is de maatschappij die de functies creëert en in stand houdt. De machthebbers beschikken niet over eigen middelen die hen in staat zouden stellen om een functie op te eisen of er zich aan vast te klampen, wanneer een meerderheid of zelfs een enkeling zich daartegen verzet. Berlusconi moest uiteindelijk aftreden, omdat zijn Europese collega’s vonden dat ze lang genoeg een beschamende clown naast zich geduld hadden. Indira Gandhi (niet de dochter van de Mahatma, maar van Pandit Nehru, de eerste premier van India) werd door haar eigen lijfwacht vermoord. De maatschappij en zelfs een enkeling kan op elk ogenblik een einde maken aan de macht van een individu.

    Het heeft dus niet veel zin om ons boos te maken over de machtigen der aarde en hen verantwoordelijk te houden voor al wat verkeerd gaat op de wereld. Keizer Karel, Philips II, Henry VIII, Louis XIV, Catharina de Grote van Rusland, Frederik van Pruisen, Maria Theresia en Jozef II, allen berucht om hun absolute macht, waren ‘slechts’ mensen. Als zij aan de macht gekomen zijn en aan de macht gebleven, is dat omdat een gans machtsapparaat hen aan de macht geholpen heeft en aan de macht gehouden. Wij zien slechts wie helemaal aan de top staat, maar daaronder bevindt zich een piramide van kleinere, veel minder zichtbare machthebbers die het systeem in stand houden. Het Nazisme is niet Hitler, het is gans het onzalige systeem dat gedurende een korte periode de hele wereld in vuur en vlam heeft gezet en meer dan zestig miljoen mensenlevens heeft geëist, 2,5 % van de wereldbevolking.

    Wanneer wij ons ergeren aan wat een of andere leider zegt of doet, dan moeten wij steeds beseffen dat wij niet machteloos hoeven toe te zien. Wij kunnen onze stem verheffen om ons ongenoegen of onze afkeuring te laten blijken. Wij kunnen protesteren. En wanneer het om onze eigen leiders gaat, kunnen wij ons democratisch recht laten gelden om hen de macht te ontnemen wanneer wij in het stemhokje staan. Met andere woorden: wij kunnen ons niet wegsteken achter de brede rug van onze leiders en zeggen dat het allemaal hun schuld is. Hitler heeft vermoedelijk niemand ooit zelf vermoord, dat hebben anderen gedaan. De schuld berust zowel bij de ene als bij de anderen. Er waren in Nazi-Duitsland genoeg tegenstanders van het regime om zelfs de machtigste en de meest beveiligde (en meest paranoïde) dictator van de twintigste eeuw uit te schakelen. Dat de enkele aanslagen op zijn leven mislukt zijn, zegt meer over zijn tegenstanders dan over hem.

    Wat is mijn pointe, zal je me vragen. Misschien dit: er bestaat geen absolute macht, alleen gedeelde macht. Wie deelt in de macht, deelt ook de verantwoordelijkheid. Laten we dus goed uitkijken wanneer we ons inschrijven in een verhaal, wanneer we onze steun verlenen aan een machtsapparaat, hoe aarzelend, onwillig of woordeloos ook. Als de twintigste eeuw ons iets geleerd heeft, dan ten minste dit: niemand zal ooit nog kunnen beweren: Wir haben es nicht gewusst.



    Categorie:samenleving
    Tags:maatschappij
    02-12-2011
    Klik hier om een link te hebben waarmee u dit artikel later terug kunt lezen.December 1626

    Het is nu december en de advocaat maakt een einde aan zijn oogst en zijn klant ziet het laatste van zijn geld. Wie op straat loopt zal het vuil op zijn schoenen zien, tenzij hij helemaal gelaarsd gaat. Nu moeten kapoenen en hoenders, net zoals kalkoenen, ganzen en eenden, samen met runderen en schapen, allemaal sterven als een memoriaal en een zoenoffer voor het Feest van de Heiland, het grote en enige Zoenoffer. Want op twaalf dagen zal een mensenmenigte niet kunnen gevoed worden met een peulschil. De ezelin die een heel jaar lang getorst heeft, moet nu eventjes rusten. De os en de koe en het paard en de merrie krijgen nu hun verdiend kerstvoer. Pruimen en kruiden, suiker en honing passen nu uitstekend bij vlaaien en grogs. Een toast drink ik voor vrienden en kennissen, en voor jou, hoe gaat het met jou, van harte welkom, laten we ons goed amuseren, dank je wel!

    Nu zijn de kleermakers en de wielmakers druk in de weer tegen de feestdagen en een werkman ziet niet op een inspanning voor zijn baas, al drinkt hij zijn kriekenlikeur de twaalf dagen lang. Nu of nooit moet de muziek de juiste toon treffen, want de jeugd moet dansen en zingen om het warm te krijgen, terwijl de ouden van dagen bij het vuur zitten; zo is de wet van de Natuur en de Rede ziet het niet anders. De vette os moet sterven, de magere mag nog een tijdje leven tot het meer de moeite is om hem te slachten. De boodschapper begaat nu menige misstap en de stalknecht loopt gedurig achter de hielen van de paarden. En de praatzieke herbergier die zijn glazen niet telt, ligt dronken in zijn kelder. De boerenmeid brengt maar de helft van haar waren van de markt mee en moet nog eens op pad, als ze een paar kerstkaarten vergeet op kerstavond.

    De strijd tussen hulst en klimop woedt in alle hevigheid, om uit te maken wie in huis de broek draagt. De prijs van vlees gaat gestadig omhoog en de feestdos van de ijdeltuiten maakt de kleermakers rijk en zo ijdel als ze zelf zijn. Teerlingen en speelkaarten brengen wat op voor de butler en als de kok niet gek is likt hij zijn zoete vingers. Nu hebben stijfsters en wasvrouwen de handen vol met werk en met pruiken. Tekeningen zijn nu erg gegeerd. Ongewone dingen zijn nu snel verkocht, rare verhalen vlot verteld, vreemde toestanden graag bezocht, zeldzame zaken graag gekocht, en al wat er overschiet.

    Ik besluit: ik houd december voor een kostelijke aanleiding tot overdaad, de oorzaak van onnodige verspilling, het beoefenen van dwaasheid en het vagevuur van de Rede.

    (vertaling: Karel D'huyvetters 2011) 



    It is now December, and hee that walkes the streets, shall find durt on his shooes, Except hee goe all in bootes: Now doth the Lawyer make an end of his harvest, and the Client of his purse: Now Capons and Hennes, beside Turkies, Geese and Duckes, besides Beefe and Mutton, must all die for the great feast, for in twelve dayes a multitude of people will not bee fed with a little: Now plummes and spice, Sugar and Honey, square it among pies and broth, and Gossip I drinke to you, and you are welcome, and I thanke you, and how doe you, and I pray you bee merrie: Now are the Taylors and the Tiremakers full of worke against the Holidayes, and Musicke now must bee in tune, or else never: the youth must dance and sing, and the aged sit by the fire. It is the Law of Nature, and no Contradiction in reason: The Asse that hath borne all the yeare, must now take a little rest, and the leane Oxe must feed till he bee fat: the Footman now shall have many a foule step, and the Ostler shall have worke enough about the heeles of the Horses, while the Tapster, if hee take not heed, will lie drunke in the Seller: The prices of meat will rise apace, and the apparell of the proud will make the Taylor rich: Dice and Cardes, will benefit the Butler: And if the Cooke doe not lacke wit, hee will sweetly licke his fingers: Starchers and Launderers will have their hands full of worke, and Periwigs and painting will not bee a little set by, strange stuffes will bee well sold, strange tales well told, strange sights much sought, strange things much bought, And what else as fals out. To conclude, I hold it the costly Purveyour of Excesse, and the after breeder of necessitie, the practice of Folly, and the Purgatorie of Reason.

    Farewell.

    Nicholas Breton, London, 1626


    Categorie:tijd
    Tags:tijd


    Foto

    Foto

    Foto

    Inhoud blog
  • wereldverbeteraars
  • Galilei
  • 900 jaar Abdij van Vlierbeek
  • Bewapeningswedloop
  • Frans spreken gelijk een koe Latijn
  • De oorsprong van de godsgedachte en de godsdienst.
  • Theocratie en democratie
  • Israël: zij en wij
  • God de Vader
  • Vreemde vogels
  • Vrijdenkers: recente bijdragen
  • Tweeling, tweelingen
  • de gruwel en de verantwoordelijkheid
  • De behendige Van Bendegem
  • De Verlichting en haar belagers
  • Corsica
  • Breendonk, de gruwel, de feiten
  • Levend verleden
  • Spectaculair
  • Verrijzenis
  • Goede Vrijdag 2025
  • Palmzondag
  • Gij zult niet doden
  • Vrijdenkers
  • Koekoek!
  • Vrede
  • Christelijke moraal, atheïstische ethiek
  • Al te vroeg gestorven
  • La perfection n'est pas de ce monde.
  • Openbaring
  • Elke mens is uniek
  • Me dunkt...
  • Hybride
  • Sint-Catharina. Brief aan een christen vriend.
  • Het geboortejaar van Jezus Christus
  • Etsi Deus non daretur: zelfs als er geen God zou zijn.
  • Godsvrucht
  • Eerlijkheid
  • Verlossing: I know that my Redeemer liveth.
  • Gezag
  • Als de vos de passie preekt...
  • De hondse filosofen
  • Anselmus van Canterbury
  • Op mijn eentje
  • Inquisitie in de Middeleeuwen
  • Heksen
  • Gerede twijfel
  • Kristien Hemmerechts' late bekering en mystieke ervaringen
  • De Blijde Boodschap, andermaal
  • Verwondering
  • Wees volmaakt zoals uw hemelse vader
  • Paul Claes Odyssee 2.0
  • Griekse tragedies: Sofokles
  • Thomas a Kempis, de Navolging van Christus
  • De Griekse bronnen van de Verlichting
  • Islam en christendom
  • Darwin, creationisme, intelligent design
  • Satan
  • Humanisme
  • Godsdienstvrijheid
  • Ethiek en humanisme
  • De vos en de egel
  • Perfide
  • Godsdienst na de dood van God?
  • Sceptisch
  • incest
  • Catechismus
  • Filosofen te koop
  • Democratie
  • De uitzondering en de regel
  • Etiketten
  • Extreemrechts
  • Waarheid en verzinsel
  • Over geloof en psychologie (recensie)
  • De misdadige geschiedenis van de Kerk
  • Judith Butler, Wie is er bang voor Gender? (recensie)
  • Erwten en kikkers
  • David Hume
  • Denken en geloven in de oudheid (recensie)
  • Kinderspel?
  • Over grenzen, Mark Elchardus
  • Robot
  • Vooruitgangsgeloof
  • Het kan me niet schelen!
  • Aurelius Augustinus, Belijdenissen
  • Buizingen, een parochie miskend
  • Main morte
  • Celsus?
  • Een betere zaak waardig.
  • 'De waarheid zal u bevrijden.'
  • Feminisme
  • Tijdverspilling
  • Anarchist
  • Sjostakovitsj
  • Om de liefde Gods
  • Het boek
  • Naastenliefde
  • Parabels
  • Alzheimer
  • Verkiezingskoorts
  • Cynthia
  • Sindh
  • Cicero, Wet en rechtvaardigheid (recensie)
  • Israël, Oekraïne
  • Godsdienst en religie
  • Abraham en de vreemdeling
  • Winterzonnewende 2023
  • Anaximander
  • Links? Rechts?
  • Willen jullie meer of minder Wilders?
  • Het Gemenebest
  • Jeremy Lent, Het betekenisveld, Stichting Ekologie, Utrecht/Amsterdam, 2023 (recensie, op eigen risico...)
  • Richard Wagner
  • Secularisme
  • Naastenliefde
  • Godsdienst en zijn vijanden
  • Geloof, ongeloof en troost?
  • Iedereen gelijk voor de wet?
  • Ezelsoren (recensie)
  • Hersenspinsels?
  • Tegendraads, of draadloos?
  • Pico della Mirandola
  • Vrouwen en kinderen eerst!
  • Godsdienst als ideologie
  • Jean Paul Van Bendegem, Geraas en geruis (recensie)
  • Materie
  • God, of de natuur
  • euthanasie, palliatieve zorg en patiëntenrechten (recensie)
  • Godsdienst of democratie
  • Genade
  • Dulle Griet, Paul Claes
  • Vagevuur
  • Spinoza- gedicht, Stefan Zweig
  • Stefan Zweig, Castellio tegen Calvijn (recensie)
  • Hemel en hel
  • Federico Garcia Lorca, Prent van la Petenera
  • als in een duistere spiegel
  • Dromen zijn bedrog
  • Tijd (recensie)
  • Vrijheid van mening en academische vrijheid
  • Augustinus, Vier preken (recensie)
  • Oorzaak en gevolg
  • Rainer Maria Rilke, Het getijdenboek. Das Stunden-Buch (recensie)
  • Een zoektocht naar menselijkheid (recensie)
  • De Heilige Geest
  • G. Apollinaire, Le suicidé
  • Klassieke meesters: componisten van Haendel tot Sibelius (recensie)
  • Abelard en Heloïse (recensie)
  • Kaïn en Abel
  • Symptomen en symbolen
  • Voor een geweldloos humanisme
  • Bij een afscheid
  • Recreatie
  • Levenswijsheid
  • Welbevinden
  • De geschiedenis van het atheïsme in België (recensie)
  • Peter Venmans, Gastvrijheid (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 15
  • Secretaris
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 14
  • De boeken die we (niet) lezen, 2 WIlliam Trevor en Adriaan Koerbagh
  • Abortus
  • Verantwoordelijkheid (1)
  • Verantwoordelijkheid, deel 2
  • Mijn broeders hoeder?
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 13
  • Eerst zien, en dan geloven!
  • Homoseksualiteit
  • Sonja Lavaert & Pierre François Moreau (red.), Spinoza et la politique de la multitude (recensie)
  • Atheïsme: vijf bezwaren en een vraag, W. Schröder (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 12
  • Zoo: Een dierenalfabet.
  • De rede
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 11
  • Sinterklaas, Spinoza, en de waarheid
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 10
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 9
  • De boeken die we (niet) lezen. Over Karl May en Jean Meslier.
  • Waar men gaat langs Vlaamse wegen...
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 8
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 2), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Vrije Wil? Geef mij maar Vrijheid (deel 1), Patrick De Reyck
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 7
  • Fascinerend leven (recensie)
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 6
  • Recensie: Atheismus, Winfried Schröder.
  • Gastrubriek: Sophia De Wolf
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 5
  • Gastrubriek: Tijd als emergente eigenschap van het klassiek-fysische universum, Patrick De Reyck
  • Recensie: Wat loopt daar? Midas Dekkers
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 4
  • William Trevor, Een namiddag
  • recensie: Een kleine geschiedenis van de (grote) neus
  • Pascals gok
  • recensie: Rudi Laermans, Gedeelde angsten
  • 'Geef mij een kind tot het zeven is, en ik zal je de volwassene laten zien.'
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 3
  • Bias
  • Gastrubriek: Leesportefeuille, Hugo D'hertefelt, 2


    Blog tegen de regels? Meld het ons!
    Gratis blog op http://blog.seniorennet.be - SeniorenNet Blogs, eenvoudig, gratis en snel jouw eigen blog!