IJSKRISTALLEN
Blankberijmd, vol ijskristallen, praalt en prijkt de lange laan, waarop bleke stralen vallen van de volle blanke maan.
Op wát takken neer mag vallen, bleek en blank, één straal der maan, kaatsen honderd ijskristallen vlammenpijlen door de laan.
Plots, als van de daken, vallen winden, brallend, in de laan, dat, alom, al de ijskristallen wieglen, waggelen in de maan...
En mij dunkt, die ijskristallen, waglend, wiegelend in de maan 'k hoor ze klingelend, klangelend vallen, 'k zie ze vonkelend, flonkerend vallen, in de lange, langelaan..., tjinkelend vallen, tjankelend vallen, honderdtallen, duizendtallen vallen, vallen, vallen, vallen in de lange, lange laan. __________ Pol de Mont (1857-1931) Uit: Natuur 1890-1922 opgenomen in Zomervlammen Verzen (1922)
|